Spokanisch Archief
Terug naar Spoorwegen |
Zie ook Hoofdbestand Seinsystemen |
Een invoegsein (jaufire-s˙n) wordt geplaatst waar een secundaire spoorlijn (SS) aansluit op een primaire spoorlijn (PS). Vergelijk dit met een zijstraatje dat uitkomt op een drukke voorrangsweg.
Een secundaire spoorlijn is per definitie niet beveiligd met een automatisch bloksysteem, maar hoogstens met door seinwachters bediende seinen. Soms is een seinsysteem geheel afwezig (bijvoorbeeld bij industriespoorlijnen die op een hoofdlijn aansluiten). De maximumsnelheid is hier nooit hoger dan 80 km/u (vaak nog veel minder). Een primaire spoorlijn heeft altijd een automatische blokbeveiliging en de maximumsnelheid is in principe 120, 140 of 160 km/u.
Invoegseinen dienen primair om de machinist erop te wijzen of hij een PS al dan niet mag oprijden; het sein moet dus hoe dan ook "stop" kunnen vertonen. Ze worden in twee categorieën onderverdeeld:
Hieronder worden beide categorieën nader uitgelegd.
Autonome invoegseinen hebben geen enkele relatie met eventuele andere seinen op de SS, en zijn vrijwel altijd van het type Ux (lichtsein) of R13 (beweegbaar sein). Deze invoegseinen hebben evenmin een directe relatie met het bloksysteem van de PS, maar geven slechts aan of de trein de PS op mag rijden, dus feitelijk een blok ervan mag binnenrijden, "vanaf de zijkant". Als een invoegsein op veilig staat (aspect U2, U2f, MF2) betekent dat niet meer dan dat de trein een blok van de PS binnen kan rijden (dat blok is dan uiteraard gesloten voor treinen op de PS).
Invoegsein Ux (lichtsein). Dit is het meest algemene type invoegsein. De groene driehoek kan achterwege blijven aangezien het sein door zijn ronde vorm al als invoegsein herkenbaar is. Het heeft in ieder geval de seinbeelden "stop" (rood licht) en "toestemming om de PS op te rijden" (groen licht). Soms bestaat er nog een derde seinbeeld: knipperend groen ("oprijden met beperkte snelheid"). | |
Invoegsein R13 (beweegbaar sein). Dit is een verouderd type, en feitelijk een variant van het enkelvoudige stopsein waarbij geen groene driehoek, maar een gele rechthoek is aangebracht. De rode schijf of groene rechthoek kunnen afwisselend getoond worden door ze een kwartslag te draaien. Dit sein komt alleen nog voor op enkele particuliere raccordementen en bij museumspoorwegen. Bij de SA staat er in ieder geval nog één zo'n sein op het emplacement van Nes (district Tjemp). Het wordt niet meer gebruikt en is vastgeroest. |
Omdat de machinist het beginsein van dit blok niet is gepasseerd (want hij kwam immers halverwege binnen), zal er een herhaalsein moeten staan zodra hij het blok binnengaat. Dit wordt hieronder uitgelegd.
Als een SS deel uitmaakt van een complex met rangeersporen waar meerdere dwergseinen (type Gx) gebruikt worden, kan soms één van de dwergseinen tevens als invoegsein fungeren. Meestal kent dit alleen de seinbeelden "stop" en "toestemming om de PS op te rijden", maar een enkele keer kan ook het seinbeeld "rangeren toegestaan" (G0f: rood knipper) worden gegeven. In dat geval is een deel van de PS voor rangeerbewegingen gereserveerd die plaats kunnen vinden op de PS én de SS. Feitelijk heeft het dwergsein op dat moment niet de functie van invoegsein, aangezien het op te rijden spoor op dat moment niet als primaire vrije baan is gedefinieerd, maar als rangeerspoor.
Dwergsein Gx, tevens fungerend als invoegsein |
Blok-terminologie: dekken, gesloten, geopend, verboden, toegestaan, vrij en bezet
Een eenvoudige beveiliging van een primaire spoorlijn (PS) A...B en een secundaire spoorlijn van C naar de PS.
Er zijn 3 blokken te zien: blok M10, blok M12 en blok M14. Van blok M12 is het hoofdsein M12 getekend. Van blok M14 zijn het voorsein S14 en het hoofdsein M14 getekend. De SS vanuit C is beveiligd met invoegsein U01.
De namen van de blokken zijn gerelateerd aan het nummer van het hoofdsein dat zo'n blok dekt. Vanuit richting A dekt M12 dus blok M12. In blok M12 staat voorsein S14, en verderop dekt M14 blok M14.
In situatie 1 is blok M12 geopend. Dit wil zeggen dat sein M12 op groen staat en een trein uit A door kan rijden richting B. Ook blok M14 is hier geopend. Omdat blok M12 geopend is, staat U01 op rood. We zeggen nu dat blok M12 voor de trein uit C verboden is.
In situatie 2 is blok M12 gesloten: sein M12 staat op rood en een trein uit A moet hier stoppen. Een trein uit C kan nu "aan de zijkant" het blok binnenrijden (want U01 staat op groen). We zeggen nu dat het blok voor deze trein toegestaan is. Zodra deze trein op de PS rijdt, ziet de machinist sein S14 op groen staan; hij weet dan dat ook M14 op groen staat, ofwel dat blok M14 voor hem geopend is. In situatie 2 geldt dus: voor de trein uit A is blok M12 gesloten; voor de trein uit C is blok M12 toegestaan en blok M14 geopend.
Situatie 3 lijkt op situatie 2, met één verschil: de machinist van de trein uit C ziet dat S14 op geel staat, dus weet hij dat M14 op rood staat, ofwel blok M14 is voor hem gesloten.
Als blok M14 geopend wordt, kan de trein uit C blok M12 verlaten. Zodra deze trein blok M14 is binnengereden, wordt dit blok weer gesloten. Maar blok M12 is nu vrij, dus kan dat geopend worden (M12 gaat op groen), zodat de trein uit A door kan rijden vanuit blok M10 naar blok M12. Nu is blok M12 weer bezet (dus sein M12 gaat weer op rood), maar is blok M10 vrij.
Geďntegreerde invoegseinen zijn altijd óf een hoofdsein (lichtsein type Mx), óf een voorsein (lichtsein type Sx) gecombineerd met invoegsein type Ux. Ze heten "geďntegreerd" omdat de seinbeelden ervan afhankelijk zijn van (ofwel: gekoppeld zijn aan) de seinbeelden van andere seinen. Zo wordt hoofdsein type Mx op de SS voorafgegaan door een voorsein Sx, en een invoegseincombinatie van type Sx + Ux is gekoppeld aan een hoofdsein op de PS.
Merk op dat een voorsein van type Mx nooit op zichzelf als invoegsein kan fungeren, want het kent niet het seinbeeld "stop" (alleen: "bereid u voor om te stoppen": geel licht). Daarom wordt er altijd een "echt" invoegsein (Ux) aan toegevoegd om ook het seinbeeld "stop" te kunnen weergeven. Om conflicterende seinbeelden te voorkómen, is het voorsein gedoofd als het hieraan gekoppelde invoegsein "stop" vertoont; het invoegsein is gedoofd als het bijbehorende voorsein groen of geel (al dan niet knipperend) vertoont.
| Een hoofdsein (type Mx) dat tevens als invoegsein fungeert, is voorzien van een groene driehoek (bord 305a). Deze kan zowel onder als rechts aan het sein worden gemonteerd. |
Een voorsein (type Sx) kan zelf nooit als invoegsein fungeren, omdat het geen stoptonend seinbeeld (rood licht) kent. Wel kan het gecombineerd worden met het invoegsein type Ux. De groene driehoek kan hier achterwege blijven omdat sein Ux altijd als invoegsein begrepen wordt. Als Ux "stop" toont (rood licht) is Sx gedoofd (bij A). Daarentegen is Ux gedoofd als Sx brandt: geel bij B ("bereid u voor op stoptonend sein"), groen bij C ("doorrijden") en geel+groen bij D ("doorrijden met beperkte snelheid"). |
Combinatieseinen (type Cx) kunnen nooit als invoegsein (dus waar een secundaire spoorlijn aansluit op een primaire lijn) fungeren, want zij worden uitsluitend voor automatische blokbeveiliging gebruikt, en elke spoorlijn met dit type beveiliging is per definitie een primaire spoorlijn, nooit een secundaire.
Invoegseinen zijn als zodanig te herkennen aan bord 305a (groene driehoek op zijn punt), dat direct naast of onder het sein is aangebracht. Omdat invoegsein type Ux al door de vorm als zodanig is te herkennen, is bord 305a hier meestal afwezig. |
Herhaalseinen
Als een machinist vanaf een secundair spoor een primair spoor oprijdt, komt hij dikwijls halverwege een blok "vanaf de zijkant" binnen. Hij heeft het beginsein van dit blok dan niet gezien, en weet dus ook niet wat de status van het volgende sein is dat hij aan het begin van het volgende blok zal passeren.
Daarom wordt er een herhaalsein in het blok geplaatst, zodanig dat de machinist dit ziet zodra hij vanaf de SS de PS oprijdt. Dit herhaalsein herhaalt het seinbeeld van het vorige bloksein en geeft dus een indicatie wat het volgende bloksein zal aangeven. Als het herhaalsein aangeeft "bereid u voor om te stoppen", moet de remweg tussen dit sein het het stoptonende sein natuurlijk voldoende zijn. Een trein die vanaf een SS het PS oprijdt, mag daarom meestal maar met beperkte snelheid rijden, omdat anders de remweg (= afstand tussen herhaalsein en volgende bloksein) te kort is. Een beperkte snelheid wordt bij het invoegsein weergegeven met knipperend groen licht (bij hoofdseinen) of geel+groen (bij voorseinen).
Bij een blokbeveiliging met voor- en hoofdseinen (types Sx en Mx) is een herhaalsein altijd een hulpvoorsein (sein van type Sx, voorzien van bord 305). Bij een modernere blokbeveiliging met combinatieseinen (type Cx) is het herhaalsein altijd zo'n combinatiesein, voorzien van bord 305.
Voor machinisten die reeds op de PS rijden (en dus reeds het "echte" sein hebben waargenomen), moet het duidelijk zijn dat het hier om een herhaalsein gaat, en niet om een nieuw seinbeeld. Vandaar dat bord 305 is toegevoegd, en het sein bovendien lager is geplaatst dan gewoonlijk. Een herhaalcombinatiesein dat genaderd wordt door een trein vanaf de SS, zal nimmer het seinbeeld "stop" vertonen (want dan had er immers een voorseinbeeld met de opdracht "afremmen" moeten zijn). Ofwel: een invoegsein kan alleen de opdracht "PS oprijden" vertonen als een eventueel herhaalsein op de PS níét "stop" vertoont.
Bij een herhaalvoorsein (ook wel hulpvoorsein genoemd) is het reguliere bord 303 vervangen door bord 305 (de T betekent tâzjet, het Spokaanse woord voor "herhaling"). Vaak is ook nog een bord 325 toegevoegd, om aan te geven dat het voorsein zich op extra korte afstand van het hoofdsein bevindt, en de remweg dus ook kort is. Voor machinisten die reeds op de PS reden, en ook het "echte" voorsein hebben waargenomen, is het hulpvoorsein niet meer dan een herinnering. Voor machinisten die vanaf een zijspoor kwamen, geeft het hulpvoorsein nieuwe informatie.
Ook een herhaalcombinatiesein is als zodanig gemarkeerd met bord 305. Dit is feitelijk onlogisch, want de vorm en kleur van dit bord (ruitvormig met blauwe rand) duiden in principe op een voorsein (vergelijk ook de borden 303 en 304). Terwijl een combinatiesein weliswaar voorseinbeelden kan geven, maar niet een "voorsein" in strikte (fysieke) zin is. Voor de duidelijkheid is bord 305 dan ook bóven de seinbak gemonteerd, en niet ernaast. |
De borden 303, 304 en 305: blauwe ruiten duiden altijd op een voorsein |
Afwezigheid van invoegseinen
Invoegseinen worden per definitie daar geplaatst waar een secundaire spoorlijn aansluit op een primaire lijn. Als twee op elkaar aansluitende spoorlijnen gelijkwaardig zijn, is het gebruik van invoegseinen onmogelijk. We noemen hier twee specifieke situaties.
Spoorlijnen die met armseinen (types R17 t/m R20) beveiligd worden, zijn feitelijk altijd secundair. Een zijlijn die hierop uitkomt is daarom gelijkwaardig met de "hoofdlijn". Eventueel kan het oprijden vanaf de zijlijn naar de hoofdlijn beveiligd worden met een armsein, maar dit is geen specifiek invoegsein. Evenals alle armseinen, zal ook dit sein door een seinwachter bediend worden.
Als twee primaire lijnen met blokbeveiliging zich tot één primaire lijn samenvoegen, zal getracht worden om de blokken van beide lijnen op elkaar te laten aansluiten. ofwel: als vanaf de ene baan de andere wordt binnengereden, gaat de machinist feitelijk gewoon een nieuw blok binnen. De plaats waar beide spoorlijnen samenkomen, is dus tevens een blokscheiding. Beide spoorlijnen krijgen dus elk een sein om dat blok te dekken.
© De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DA 00 • SPARC 11 okt 2007