Spokanisch Archief
Overkoepelend bestand Fauna en flora |
De bever geen typisch Spokanisch dier, maar kent wel een bijzondere geschiedenis. Het is onwaarschijnlijk dat de bever in het verleden ooit in Spokanië heeft geleefd, aangezien de Atlantische Oceaan een barrière voor de bever geweest zal zijn om vanuit Europa (of Engeland) naar Spokanië te komen. Toch bestaat er een handschrift uit omstreeks 1580 waarin gewag gemaakt wordt van "grote ratten die met sabelvormige tanden bomen weten te vellen om dammen in de rivier te bouwen". Deze tekst is waarschijnlijk geschreven door een monnik in het St. Petriy-klooster op Tigof, dat vlak bij de rivier de Cheetucjâ ligt. Het klooster heeft het handschrift nog steeds in zijn bezit. Hoewel de monniken beweren dat er in de 16e eeuw inderdaad bevers langs de oevers van de Cheetucjâ hebben geleefd, wordt dat door biologen betwijfeld. Het lijkt er eerder op dat het om gewone ratten gaat en dat de 16-eeuwse monnik de verhalen over de levenswijze van bevers uit Europa heeft vernomen en daar zo geïmponeerd door was dat hij het bestaan van bevers langs de Cheetucjâ heeft gefantaseerd. Het was in die tijd niet ongebruikelijk om fantasiedieren als realiteit te presenteren. Merk ook de verwantschap tussen de Spokaanse woorden myjâ (bever) en ÿrmyjâ (rat) op. Oorspronkelijk betekende myjâ "rat", maar toen er ook bevers mee werden aangeduid, werd voor "rat" de afleiding ÿrmyjâ gangbaar.
|
De bevers zijn in heel Europa aan het begin van de 20e eeuw zo goed als uitgestorven. Ze werden bejaagd vanwege hun bont en omdat ze schadelijk voor de landbouw en de oorzaak van overstromingen zouden zijn. Vanaf circa 1920 kwamen in heel Europa initiatieven op gang om de dieren weer opnieuw uit te zetten, en in 1961 startte ook Fôrestas ur Wumaa (FuWu; vergelijk Staatsbosbeheer) een project om bevers in Spokanië te introduceren. Inderdaad zijn toen langs de oevers van de Cheetucjâ en de Tsjok een twintigtal bevers losgelaten. Ze waren afkomstig uit Noorwegen en Frankrijk (waar ze langs de oevers van de Rhône nooit uitgestorven waren). Na ongeveer 15 jaar bleken de beverpolutaties langs de Cheetucjâ en Tsjok zo goed te gedijen dat de FuWu het nuttig vond om ook elders in Spokanische natuurgebieden bevers uit te zetten. Hiertoe werd contact gezocht met andere natuurorganisaties, zoals Šaðôr-Zillos (ŠZ; vergelijk Natuurmonumenten) en Zille-Areû (ZA TC; beheerder van natuurreservaten), behherders van gebieden met een goede biotoop voor bevers. |
Momenteel (anno 2017) komen de dieren voor langs talrijke oevers van rivieren en beken, in delta's en moerasgebieden (zie kader). Het totale aantal bevers in Spokanië werd in 2015 geschat op circa 5000. De monniken in het St. Petriy-klooster zijn blij met de beverpopulatie langs de Cheetucjâ. Ze beschouwen dit als een bewijs dat de dieren er ook al in de 16e eeuw geweest konden zijn, en spreken dan ook niet van het introduceren van bevers, maar van het her-introduceren. Intussen leidt het succes van de bevers die zelf de weg naar de Klinnÿr-delta hebben gevonden tot steeds meer weerstand bij de boeren en vissers, die menen dat de waterhuishouding van de waterstromen en daardoor de visstand (met name zalm en forel) wordt verstoord.
© De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DA 00 • SPARC 31 mrt 2017
namen van zoogdieren - DICTIO {C}