Spokanisch Archief
Terug naar Spoorwegen | |
Status: Nog uitwerken. |
De verschillende spoorwegmaatschappijen, zoals die tot 1953 hebben bestaan, hebben nooit van treinstellen gebruikgemaakt. Alle treinen werden getrokken door locomotieven. In 1953 leidden een grote fusie en nationalisatie tot de Spooksoliy Arânkas (SA): het nieuwe, nationale staatsbedrijf. Vanaf ca. 1965 is er serieus werk gemaakt van de elektrificatie van de hoofdspoorlijnen. Toen begon ook het idee te leven om niet alleen elektrische locomotieven, maar ook elektrische treinstellen in te gaan zetten.
In tegenstelling tot locomotieven hebben individuele treinstellen nooit een naam gekregen, alleen een volgnummer. Alleen de treinstelseries zijn (naast een typenummer) ook bekend onder een naam. De naam wordt meestal voorafgegaan door de afkorting ELG (elek-lajâfgôs = elektrisch treinstel), bijvoorbeeld "ELG Âver 006" = elektrisch treinstel van het type Âver (Renpaard), nummer 6. In navolging van de afkorting ELG worden ook DLG (diesel-lajâfgôs) en DELG (diesel-elek-lajâfgôs) gebruikt.
De eerste elektrische treinstellen werden in opdracht van de SA tussen 1966 en 1970 in licentie gebouwd bij Zôrtâ in Tsjech, gebaseerd op de Z 6100 van de Franse spoorwegen. Een groot succes was het niet, en de SA bleef een duidelijke voorkeur houden voor getrokken materieel (zie verder hieronder bij ELG Frakann). In 1974 en 1975 heeft de SA een elektrisch treinstel ontwikkeld en laten bouwen bij R&P&A in Hoggebim (zie verder hieronder bij ELG Delfenn).
In 1980 bedacht de SA dat treinstellen op de niet-geëlektrificeerde secundaire lijnen wellicht voordeliger zouden uitpakken dan het getrokken materieel. In 1982 en 1983 werden enkele nieuwe dieselstellen in Duitsland besteld, maar in de jaren erna kwam er veel tweedehandsmaterieel uit Duitsland en Frankrijk, waarvan het meeste anno 2010 nog steeds rijdt.
Pas omstreeks 1995 begon de SA serieus na te denken over de aanschaf van modern elektrisch en diesel(elektrisch) treinstelmaterieel, zowel voor secundaire als voor hoofdlijnen. Financiële problemen hebben er echter voor gezorgd dat omstreeks 2010 nog niet de helft van het geplande materieel daadwerkelijk is aangeschaft. Zie hieronder bij ELG en DLG Desiro en ELG en DLG Âver.
In tegenstelling tot de SA maken wel enkele particuliere spoorwegmaatschappijen voor honderd procent gebruik van treinstellen. Allereerst de Xijernolac, de sneltramlijn (of liever gezegd: lightrail) langs de Zverosta-kust. Dit transportsysteem is in 1979 in gebruik genomen, deels op oude tramlijnen, maar ook deels op SA-spoor. Hier reden aanvankelijk elektrische treinstellen van het type ELG Pleko-bresk, maar vanaf 2006 wordt hier ook modern FLIRT-materiaal ingezet, gebouwd bij Stadler (zie hieronder bij ELG Wenp). Ook de spoorwegmaatschappijen in Spokanië beginnen in te zien dat het ontwikkelen van eigen materieel niet opweegt tegen de aanschaf van bestaande standaardproducten.
Verder rijden er elektrische treinstellen in de regio rond Hoggebim, maar hier gaat het feitelijk om metromaterieel, gevoed via de bovenleiding, dat ook gebruikt wordt voor de (ondergrondse) metrolijnen in Hoggebim. Zie hieronder bij ELG Flecso.
De particuliere maatschappij G&H gebruikt op de lijn langs de oostkust van Noord-Berref, tussen Lift en Xea drie dieseltreinstellen die zijn gekocht van de Franse spoorwegen. Zie hieronder bij DLG Klesjumper.
Verder bezit de toeristische spoorwegmaatschappij OBL op Brÿr twee Duitse railbussen van het type VT 98. Zie hieronder bij DLG Modesta.
ELG en DLG Âver (Elektrisch en Diesel-treinstel Renpaard)
Dit type is het door het Zwitserse Stadler ontwikkelde treinstel GTW, dat overal in Europa op secundaire lijnen rondrijdt. De SA besloot in 2008 om deze treinstellen in te zetten op de secundaire lijnen van Tigof (de geëlektrificeerde lijnen 400 en 402, en de niet-geëlektrificeerde lijnen 403 en 404). Tussen 2008 en 2012 zijn 9 stellen (4 ELG en 5 DLG) afgeleverd, maar wanneer de overige geplande 11 stellen zullen komen, is nog onduidelijk (zie ook artikel in Trenos). Het een en ander hangt van politieke en financiële factoren af. Uiteindelijk wil de SA de DLG Âver ook inzetten op lijn 503 op Lomky. Hier heeft een voor Tigof bestemd exemplaar in 2010 proefgereden, maar de lage perrons langs deze lijn zullen tot standaardhoogte moeten worden verbouwd om een gemakkelijke en veilige instap in het treinstel mogelijk te maken.
De Spokanische versie wordt in licentie gebouwd bij Zôrtâ in Tsjech. In 2008 en 2009 werden de draaistellen geleverd door het Italiaanse AnsaldoBreda (dat ook de draaistellen voor de Italiaanse versie van de GTW levert). Sinds 2010 komen de draaistellen van het Spokanische Brôc & Cory in Mollefin, want AnsaldoBreda levert niet op tijd en drijft de prijs te veel op.
ELG Delfenn (Elektrisch treinstel Dolfijn)
Door de SA in 1973 ontwikkeld en in 1974 en 1975 gebouwd door R&P&A in Hoggebim. Een origineel Spokanisch product, maar de technologie is gebaseerd op Duitse know-how, voornamelijk afkomstig van het bedrijf Orenstein & Koppel (O&K). De Duitse ingenieur Otto Schüller, die hier werkzaam was, is door IES-SEC naar Spokanië gehaald en heeft een cruciale inbreng gehad in de ontwikkeling van dit treinstel. Zijn voormalige werkgever O&K heeft hem ervan beschuldigd dat hij bedrijfsgeheimen aan de Spokaniërs heeft prijsgegeven, maar Schüller hield vol dat het zijn eigen intellectuele eigendom was en hij er dus mee mocht doen wat hij wilde. Toch is de ingenieur nooit meer naar Duitsland teruggekeerd, omdat hij daar een juridische vervolging vreesde.
Er zijn 48 stuks gebouwd, en het concept was technisch gezien zo succesvol dat ook de latere serie ELG Kval (1992: Walvis) in grote lijnen is afgeleid van deze Delfenn.
ELG en DLG Desiro (Elektrisch en Diesel-treinstel Desiro)
Dit type heeft geen eigen naam gekregen maar de oorspronkelijk productnaam van de Duitse producent Siemens behouden. De Desiro-stellen van de SA zijn zowel qua uiterlijk als technisch gebaseerd op het type dat bij de Duitse spoorwegen bekend staat als VT 560. Hoewel de VT 560 uitsluitend als dieselstel wordt geleverd, is er in Spokanië ook een elektrische variant. De treinen worden gemaakt in Praag, maar de elektrische uitrusting wordt in Spokanië bij R&P&A in Hoggebim ingebouwd. Anno 2010 rijden er 27 elektrische en 18 diesel-exemplaren. Of de overige ruim 50 exemplaren ooit nog besteld zullen worden, is onduidelijk. Dit hangt van het beschikbare budget af, en dat is iets waar de Spokanische regering in grote lijnen over gaat (de SA is een staatsbedrijf!).
De elektrische stellen zijn hoofdzakelijk te vinden op de eilanden Brÿr, Tigof en Lomky. De dieselstellen rijden voornamelijk op de niet-geëlektrificeerde SA-lijnen van Berref en Liftka. De precieze inzet is niet te geven aangezien de SA geen strak geplande treinenloop kent (althans, in de praktijk komt daar weinig van terecht).
Tot en met 2004 zijn de Desiro-stellen afgeleverd in de traditionele blauwe kleur (met bleekgele rand langs de ramen). Vanaf 2005 zijn ze in de nieuwe huisstijl afgeleverd: groen met een geel SA-logo. Intussen hebben ook de nummers 101 t/m 107 tijdens een grote onderhoudsbeurt de nieuwe kleuren gekregen.
De elektrische variant is ondergebracht in de serie 100, de dieselvariant in de serie 300.
2002: ELG Desiro 101--107
2004: ELG Desiro 108--110; DLG Desiro 301--304
2005: ELG Desiro 111--116; DLG Desiro 305--307, 309--310
2007: ELG Desiro 117--123; DLG Desiro 311--319
2008: ELG Desiro 124--127
Nummer 308 is in 2009 bij een botsing met een vrachtwagen ernstig beschadigd
en terzijde gesteld.
ELG Flecso (Elektrisch treinstel Vuurwerk)
Dit is het elektrische materieel dat in en rondom Hoggebim gebruikt wordt op het metronet en het regionale net van de CT. De treinen rijden deels ondergronds in het metrosysteem, deels over bestaande spoorlijnen in de regio. Op de metrolijnen is een voeding van 1500 volt gelijkstroom (bovenleiding), maar op de regionale lijnen is het de standaardspanning van 15.000 volt wisselstroom (16 2/3 Hz). Omdat de vonkenregen bij de stroomafnemers bij de hoge wisselspanning zeer opvallend is, staat deze serie bekend onder de naam "Vuurwerk". Officieel had de serie geen naam, maar nu wordt de oorspronkelijke bijnaam ook formeel erkend. De serie Flecso is gebouwd tussen 1978 en 1990, door Fraftiô in Hildi, en technisch in grote lijnen verwant aan de ELG Pleko-bresk.
Treinstel ELG Flecso 022 nadert het station Hoggebim-Cÿrzvôst vanuit het noorden. De stellen zijn wat lager dan het standaardprofiel van de spoorwegen in Spokanië, omdat ze ook als metro door de tunnels met een wat nauwer profiel rijden. (Foto omstreeks 1995) |
ELG Frakann (Elektrisch treinstel Fransman)
De eerste elektrische treinstellen werden in opdracht van de SA in licentie gebouwd bij Zôrtâ in Tsjech, gebaseerd op de Z 6100 van de Franse spoorwegen. Een groot succes was het niet, en de SA bleef een duidelijke voorkeur houden voor getrokken materieel.
De Spokanische versie van de Z 6100 is gebouwd in 1966 (5 stuks), 1968 (7 stuks) en 1970 (6 stuks). Ze waren iets comfortabeler dan de Franse versie, want de Spokanische treinstellen dienden niet alleen voor regionaal vervoer op korte afstand, maar ook voor langere trajecten. Zo was de bankopstelling 2+2 (Frans: 2+3), met armleuningen. In tegenstelling tot de Franse (25 kV) reed de Spokanische versie op 15 kV. De elektrische installatie was van Spokanische makelij en niet erg betrouwbaar. Regelmatig viel de stroom uit of brak er brand uit in de transformatoren. De roestvrijstalen buitenwand bleek minder roestvrij dan gedacht. Tussen 1970 en 1973 zijn alle stellen overgeschilderd om verdere corrosie tegen te gaan.
1966: ELG Frakann 01, 02, 03, 04, 05
1968: ELG Frakann 06, 07, 08, 09, 10, 11, 12
1970: ELG Frakann 13, 14, 15, 16, 17, 19
Merk op dat nummer 18 niet bestaat. Oorspronkelijk zouden er in 1970
7 stuks worden afgeleverd, maar het zijn er uiteindelijk 6 geworden.
Om onduidelijke redenen is het laatste exemplaar nummer 19 geworden.
Anno 2011 zijn alleen de nummers 14, 15 en 17 nog in dienst. De rest staat her en der
weg te rotten of is gesloopt.
DLG Klesjumper (Diesel-treinstel Sprinkhaan)
De particuliere maatschappij G&H gebruikt op de lijn langs de oostkust van Noord-Berref, tussen Lift en Xea drie dieseltreinstellen die zijn gekocht van de Franse spoorwegen. Het gaat om het type X 2400, gebouwd tussen 1951 en 1955, en door de SNCF in 1989 buiten dienst gesteld.
ELG Kval ( Elektrisch treinstel Walvis)
Sinds 1992 de opvolger van de serie ELG Delfenn. Het ontwerp is in grote lijnen afgeleid van de succesvolle Delfenn, en wordt eveneens gebouwd door R&P&A in Hoggebim.
DLG Modesta (Diesel-railbus Modesta)
De toeristische maatschappij OBL gebruikt op de lijn langs de oostkust van Brÿr twee railbussen die zijn gekocht van de Duitse spoorwegen. Het gaat om het type VT 98, gebouwd tussen 1950 en 1958, en door de DB in 1983 buiten dienst gesteld. De railbussen dienen voornamelijk voor toeristisch vervoer. Ze zijn vernoemd naar Modesta, de vrouw van de oprichter van OBL.
ELG Pleko-bresk (Elektrisch treinstel Zandstorm)
Gebouwd in 1979-1986, speciaal voor de Xijernolac. Deze Spokanische serie is ontwikkeld en gebouwd door Fraftiô in Hildi. De stellen van de Xijernolac hebben een Scharfenberg-koppeling, die verder bij de SA niet gebruikt wordt.
Treinstel ELG Pleko-bresk 016 heeft net het station Vega-belt verlaten en rijdt in noordelijke richting naar Hier. Alleen bij de stations is er dubbelspoor. De rest is enkelspoor. Op deze lijn wordt meestal met één driedelig treinstel gereden. In het spitsuur komen ook wel 2 gekoppelde stellen voor. (Foto omstreeks 1985) |
Drie gekoppelde driedelige treinstellen ELG Pleko-bresk op de Vônja-brug over de Leije bij het dorp Zvÿrx. Alleen in het spitsuur komen drie gekoppelde stellen voor. Normaal wordt er met twee gekoppelde stellen gereden. |
ELG Wenp (Elektrisch treinstel Knipoog)
Modern treinstelmaterieel, gebruikt op de Xijernolac. Het gaat om een variant van de FLIRT, gebouwd door het Zwitserse Stadler. Kennelijk associëren Spokaniërs "flirten" met het geven van een knipoog. Hoewel de FLIRT een algemeen gangbaar product is, wijkt de Spokanische variant in zoverre af, dat de treinstellen een apart compartiment bevatten voor het vervoer van (rij)paarden. Sinds er in Spokanië treinen rijden, is het gebruikelijk dat reizigers hun rijpaard kunnen meenemen. Deze gewoonte raakte wat op de achtergrond bij de inzet van modern materieel, maar sinds de komst van de FLIRT lijkt deze oude traditie weer in ere hersteld te worden. De paardencompartimenten zijn ook bedoeld voor het vervoer van fietsen, rolstoelen en grotere bagage. De eerste exemplaren van de Wenp zijn in 2006 afgeleverd. Uiteindelijk wil de directie van Xijernolac de gehele Pleko-bresk-serie door de Wenp vervangen, mits er geld en politieke goedkeuring voor is.
Modern Xijernolac-materieel van de serie ELG Wenp, hier bij het station van Fônk. (Foto 2007) |
© De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DA 00 • SPARC 25 feb 2012