Spokanisch Archief |
Jysteryll Oftehynne-Gâres (1922– )
een opnieuw verteld volksverhaal uit Berrefoeg zampôr-zeffôsta
(Berrefse Volksverhalen, 1974)
Zij van Liftka hebben hun slechte naam natuurlijk niet alleen te danken aan onze kwaaddenkendheid. Laten we maar ronduit zeggen dat de afschuwelijke behandeling waaraan ze de reus Berref hebben blootgesteld zeker heeft bijgedragen tot ons weinig fraaie beeld van Liftkajanen. De reus Berref was de sterkste reus, maar ook de vreedzaamste, zachtmoedigste, liefste, vermogendste, aangenaamste, kortom de meest prettige figuur waarmee je ooit een glas zou kunnen drinken of een schaap verorberen (en die dan ook altijd jouw rekening voor zijn rekening nam). Hij leefde op Liftka en was waarlijk koning aller reuzen.
Zij van Liftka zagen dat met lede ogen aan. Bewees de reus Berref eens iemand een dienst, dan hadden ze het te kwaad dat die dienst niet aan allen bewezen was. Gaf de reus Berref eens een feestje voor het hele eiland, dan zaten ze te monkelen dat het zo'n rotzooitje was waar Jan en Alleman maar in- en uitliep. Kortom, de reus Berref had beter elders kunnen wonen, hoewel hij er aanvankelijk niet zoveel last van had, want hij was tenslotte de sterkste.
Maar hoe gaat dat? Gemoederen lopen op, muizen worden olifanten, en alle hersenspinsels klonteren samen tot één groot voornemen: om de reus Berref een kopje kleiner te maken.
Op een gegeven moment lieten de bewoners van Liftka een enorm touw vervaardigen, groot genoeg om de reus mee te binden. Daarna wachtten ze het juiste moment af, grepen hem en bonden hem vast. De arme reus lag ingesnoerd, bewoog nauwelijks, maar ademde heftig. De Liftkajanen waren in een juichstemming: ze hadden de reus gevangen, ze dansten en zongen.
Het ademen van de reus werd heftiger, en men begon te vrezen dat het touw zou knappen. Wat zou de reus dan doen? Zou zijn "slijmerige" aard (zoals ze dit noemden) dan misschien niet omslaan in een woede die het hele eiland Liftka zou overspoelen? Er ontstond paniek, en ze besloten de reus in zee te gooien. En omdat hij buiten bewustzijn leek, maakten ze hem los en bonden zijn voeten met het ene eind van het touw, terwijl ze met z'n allen het andere bleven vasthouden - ze wilden het dure touw niet verliezen - en wierpen hem in zee. Dat ging met een geweldige plons gepaard.
Met gebonden voeten verdrinkt een ieder, maar de schouderspieren van de reus Berref waren zo enorm dat hij zich met gemak boven water hield. Hij leek zelfs verfrist, en zwom verder zover het touw reikte - en de mensen voelden Liftka voortgesleept worden door de oceaan. In aller ijl ging men de zee op en begon een van de geweldige armen van de reus af te zagen. Het was een gezaag en gehak en de zee kleurde rood (zoals nu nog in de zomer door de grote hoeveelheden kelp). Het was een spattend, een wanhopig bubbelend en schuimend gebeuren. De reus kreunde, zijn beweging vertraagde, maar hij hield zich, eenarmig, boven water. Liftka leek weer tot stilstand te komen. De bootjes met de Liftkajanen voeren terug.
Eenmaal aan land maakten ze het enorme, mansdikke touw stevig vast, en sindsdien ligt het eiland Berref, als het grootste, aangenaamst oprijzende stuk land in zee, waarop wij wonen en dat ons altijd met mildheid voedt.
© vertaling: Joost den Haan