Spokanisch Archief |
Mânes Lârden-Šapiy (1935– )
een gedicht uit het literaire tijdschrift Litra (1970)
De dichter heeft dit gedicht gebaseerd op een verhaal uit de Ergemip, met als moraal: goede mensen zullen niet vergeten worden, maar slechte mensen wel, ook al laten ze van alles achter om de herinnering levend te houden. De vermenging van christelijke elementen (zoals de klokkenmolen) en ergynische elementen in dit gedicht is opvallend.
Hier volgt een vrije vertaling waarin gestreeft is om het kernachtige Spokaans in begrijpelijk Nederlands om te zetten. De als eigennaam gebezigde woorden tojo (oudere zus) en sour (jongere zus), worden hier weergegeven met de "eigennamen" Oudezus en Jongezus.
Oudezus zit te spinnen en te weven
Maar de mantel [die zij weeft] is niet bestemd voor mensen die kou lijden
Die mantel is voor haar zelf
Jongezus stookt het vuur op, en gaat water halen
Ze wast de wonden van haar broer [met het verwarmde water]
terwijl haar vingers geheel vuil blijven
Oudezus schilt de wortelen en snijdt het vlees [= bereidt het eten]
Maar het eten is voor haarzelf bestemd, mensen die honger hebben houden een lege maag
Oudezus denkt er niet aan dat anderen lijden
Jongezus maalt het graan, bakt het brood
De meiden op het land zijn dankbaar, zij krijgen wat te eten
Jongezus houdt zelf een knorrende maag
Het is zover, Oudezus trouwt met een visser en gaat met hem in zijn hut wonen
Zij graaft een gat bij de paardenstal [op de boerderij waar ze vóór het huwelijk woonde]
en plant een linde als het vollemaan is
Zij gooit de vang [= rem] van de klokkemolen los
De klokkemolen beiert met de storm die op het vollemaansfeest woedt
Zij slacht een lam [of: ze laat een lam slachten] en vangt het bloed ervan op
Ze schrijft [met dat bloed] haar naam op een blok hout
Ze verlaat het huis voorgoed, maar vanwege de linde, het gebeier en de met bloed geschreven naam
zal de oudste zuster zeker niet vergeten worden [in haar ouderlijk huis]!
Het is zover, Jongezus trouwt met een jager en gaat met hem in zijn boshut wonen
Zij laat geen lindebomen of [het bloed van] geslachte lammeren na
Bij haar zwijgen de klokkemolens als het graf
Zij verlaat het ouderlijk huis voorgoed, maar haar liefde en gulheid worden daar niet vergeten
Iedereen kent nog steeds Jongezus: zij liet een leegte achter en is goedertieren
Niemand kent Oudezus nog: zij liet allerlei signalen achter [om niet vergeten te worden], maar zij is een loeder
Gegloste tekst:
Tojo pitte'f qugier, šefce'f lafronâ Oudste.zuster trapt-het spinnewiel, schuift-de weefspoel Tur ef sluja gémiyelije pai pakers maar de mantel wordt-ontbeerd door koulijders Eup quandro ju'ecce'f zij zelf neemt.in.gebruik-die Sour flecse'f burestek, pâre eft honâ Jongere.zuster stookt-het haardvuur, haalt een emmer.water Lukte Zvôtex qulôsta, tussef belt hakers wast van-Broer wonden, terwijl haar vingers tinde pijâ lo ajir blijven geheel als vuil Tojo quâste ef pjéns, ba'efre ef vyx Oudste.zuster schilt de penen, snijdt het paardevlees Tur ef ubara melde dres, verstôlers melde velp maar het voedsel is haar.eigen, hongerigen zijn leeg Tojo ufege ef ék Oudste.zuster vergeet de narigheid Sour maile ef côrn, krodure ef ryx Jongere.zuster maalt het graan, bakt het brood Nalém enderÿ tarpenn', óps pónze eft kelp op.het.land meiden waarderen, zij krijgen een bord.eten Sour lelperre eft ðiyc Jongere.zuster heeft een deuk Ef fort melde aziy, Tojo feschebae eft kratoer jerp de tijd is rijp, Oudste.zuster trekt.in-bij een van-visser hut Eup riffe'ft delper luft ef kredek zij maakt-een kuil bij de paardenstal Azerše'ft yvôp lóf pakra plant-een linde gedurende vollemaan[sfeest] Eup wuxe'f bjiyc kaf diynden-môjôl zij lost-de vang op beier-molen Ezédông-móns lóf luna-pakra klokkemolen-storm tijdens maans-vollemaansfeest Bzaée'f lâmber sus, vlemótor vangt-het van-lam bloed, geslacht Quanka kaf ef ðus Naam op de houtvoorraad Eup jûmpre sért, tur yvôp, diynden ur kursuus-stabô: zij verlaat huis, maar linde, gebeier en bloed-letter ef tojoredo melde stalate krabô! de oudste.zuster is gedegen onvergetelijk Ef fort melde aziy, Sour feschebae eft ierquf-smyl de tijd is rijp, Jongere-zuster trekt.in-nij een jager-boshut Nÿf yvôps oft vlemótor kamiys geen lindebomen of geslachte jonge.dieren ezédôngs lane ral lo koffon ramiys klokkemolens zwijgen nu als dode rammen Eup jûmpre sért, tur rovret, rôrfer, tinde krabô zij verlaat huis, maar liefde, gulheid, blijven onvergetelijk Jadâk tiffe Sour alt: iedereen kent Jongere.zuster nog-steeds: eup afânolo velpiys ur melde bjalt zij achterliet leegtes en is goedertieren Râste tiffe Tojo velk: niemand kent Oudste.zuster nog: eup afânolo blâtiys tur melde'ft helk zij achterliet tekens maar is-een loeder© vertaling en uitleg: Rolandt Tweehuysen