Spokanisch Archief  

De vuurtoren van Râsterhynne


Flore Kitianos-Portâe (1949–  )
verhaal uit het geïllustreerde werk Zjut-âlbos (Rarebouw, 1995)


De vuurtoren op de noordpunt van Râsterhynne heeft tot 1972 dienst gedaan. Door de moderne navigatiemethodes was hij overbodig geworden en werd zijn licht gedoofd. Maar een jaar vóór deze buitendienststelling heeft zich rondom deze toren iets zeer eigenaardigs afgespeeld, en dat ga ik u nu vertellen.
De toren is een ruim 20 meter hoge, ronde, gietijzeren constructie en werd bewoond door de wereldvreemde kunstschilder Hyra Colestiy-Oofo, gespecialiseerd in het aquarelleren van de lichteffecten die zich elke dag op weer andere wijze over het water en de droogvallende platen manifesteren. Tussen de bedrijven door poetste hij de Fresnell-lenzen, verving hij kapotte gloeilampen, schoof bij fel zonlicht de gordijntjes in de glazen koepel dicht en startte elke avond de generator die de lampen van stroom voorzag. Zijn taak als vuurtorenwachter was als die van een koster in een fjegas. Je krijgt een zakcentje van een of andere instantie en je hebt gratis onderdak, veel tijd voor jezelf, maar als je je plicht verzaakt dooft het vuur.

Het leven in de gietijzeren toren was niet comfortabel. Bij mistig weer droop de condens langs de kille gladde wanden, maar dat stelde de kunstschilder juist op prijs, want dan liet hij het vocht op zijn aquarellen druppelen, die hierdoor een heel eigen karakter kregen. Als hij een jeep over het grindpad hoorde naderen, raakte hij enigszins in paniek. Zelden kreeg hij bezoek, maar voor het geval dat er gewichtige gasten zouden komen die wellicht moesten blijven eten had hij permanent een tafel gedekt staan, op de derde verdieping waar de toren al erg taps begint toe te lopen. Het was een ronde tafel met fijn damast, fonkelend kristal, zilveren bestek en het zuiverste porselein. Zes gasten konden hier aanzitten, maar zoveel zijn het er nooit geweest. Eén keer per jaar kwamen er twee heren langs die een belangrijke functie hadden bij het Ministerie van Transport. Ze kwamen controleren hoe de zaken erbij stonden en mochten plaatsnemen aan de ronde tafel. De kunstschilder veegde dan ostentatief het laagje stof van de borden, poetste het bestek op en spoelde de glazen om. Dan werd er bij kaarslicht gedineerd. Het was verrassend hoe hij in het primitieve keukentje een exquis diner kon bereiden.

Dit ritueel keerde elk jaar terug op de tweede vrijdag in juli, en elk jaar was een herhaling van het vorige. Toch was het diner in 1971 anders. Het zou het laatste etentje zijn want de vuurtoren zou het jaar erop worden gedoofd. Maar wat er anders was, bleek pas toen een van de heren zich afvroeg wat dat regelmatige terugkerende gesuis toch was. Het leek wel of de ronddraaiende stralenbundel telkens een ruisend geluid maakte als hij over het gras scheerde. Ons verstand zegt dat lichtstralen geen geluid maken en de heren werden behoorlijk nerveus van het verschijnsel. Na het diner stapten zij snel in hun jeep en keerden terug naar Gret.

De volgende dag kwamen ze terug, met een natuurkundige en een professor die alles wist over paranormale zaken. Het was volop dag, de vuurtoren brandde nog niet, maar de kunstschilder wilde hen wel graag meenemen naar een plek zo'n twee kilometer ervandaan. Hier liep er een bruinige baan door het gras, precies onder de baan die de lichtbundel elke avond beschreef. Ons verstand zegt dat zo'n lichtbundel nooit in staat kan zijn om een spoor in het gras te schrijven, en de vier heren werden er heel zenuwachtig van.

De week erop kwam er een nog grotere delegatie naar de vuurtoren. De vier heren van zaterdag werden nu vergezeld door een bioloog, een chemicus en een geluidsspecialist; de eerste twee wilden de cirkel in het gras onderzoeken, de laatste wilde het gesuis van de stralen opnemen. Bij wijze van uitzondering schakelde de kunstschilder de vuurtoren nu bij daglicht in, maar er was niets te horen. Echter, naarmate de schemering vorderde werd het geluid steeds duidelijker. Toen de delegatie 's avonds laat vertrok zagen ze nog net hoe enkele meeuwen zich te pletter vlogen tegen de rondzwiepende stralenbundel.
De geleerden evalueerden hun ervaringen, er verscheen na vier maanden een geheim, intern rapport, en een week daarna werd de vuurtoren buiten werking gesteld.

De kunstschilder woont er nog steeds. Hij wijst bezoekers graag op de cirkel in het gras waar nooit meer iets wil groeien. Maar behalve hij praat er niemand meer over de lichtbundel die als een zweep te keer ging.

© vertaling: Rolandt Tweehuysen

10 nov 2000