Spokanisch Archief  

Maarschalk Zaker Heenōše en de Kussik-dārg


Ālkreene Zofy (1841–1912)
een verhaal uit Pipper Spooksoliy (Heldhaftig Spokaniė, 1903)

Op het eilandje Zvomina (voor de kust bij Minde) vinden we de kasteelruļne Yftalo waarin ooit de legendarische maarschalk Zaker Heenōše opgesloten heeft gezeten. Hij was een sterke man die eens dwars door de muur van zijn cel sprong. Dit gat is tot op heden te zien, en elke Spokaniėr kent zijn geschiedenis.


Dat maarschalk Zaker Heenōše (1664-1711) een uitzonderlijk grote man was heeft niemand in Spokaniė ooit betwijfeld. Afgaande op zijn skelet dat het pičce de résistance vormt van het museumpje in zijn geboortedorp Flixomo moet hij 2 meter 31 zijn geweest. Maar of hij ook een groot man was is vaak betwist.
Hij was typisch een lefgozer: bot, opschepperig, en zonder enig oog voor de consequenties van zijn gedrag. Afkomstig uit de eenvoudige landadel, had hij lak aan etiquette en at - zoals een contemporain geschrift vermeldt - zijn voedsel "liefst in het openbaar".

Maar zijn dapperheid stond buiten kijf, want bij de Troebelen van Neno (boerenopstand op Tigof, 1708-1709) maakten muitende troepen in het kampement bij Qualā zich van een kanon meester en richtten die op de tent van de slapende monarch, koning Krafta Ber Cōhale. Toen de opstandelingen echter het kanon tot ontbranding brachten, had Zaker Heenōše zich al een weg door de vechtende kluwen heen gebaand en stortte zich zonder aarzelen op de vuurmond. Met kanonskogel en al werd hij vervolgens weggeslingerd en kwam tot stilstand tegen een rotsblok. Een gewoon mens zou dit niet overleefd hebben, maar Zaker Heenōše hield er slechts zes gebroken ribben en een fikse beschadiging van de ruggengraat aan over - waarvan het skelet in het museumpje in zijn geboortedorp nog de stille getuige is (zie de met roze verf gemarkeerde vergroeiing van de wervels).

De bewusteloze held werd onmiddellijk in de aanwezigheid van zijne majesteit gebracht, waar hij al een beetje bijkwam en om drie flessen wijn vroeg die hij in één keer achteroversloeg. Vervolgens werd hij per schip naar het koninklijk paleis in Tosiy vervoerd, en genas daar voorspoedig. Dat was niet in de laatste plaats te danken aan de goede zorgen van de 16-jarige prinses Irameene die de maarschalk dagelijks bezocht, hem voorlas en er verder op toezag dat hij niets te kort kwam. Haar toewijding was dermate dat ze negen maanden later moest bevallen van een zo buitensporig grote baby (de prinses mat zelf maar 1,48 m) dat zowel zij als het kind in het kraambed bleven. Natuurlijk was de koning ontroostbaar, en liet Zaker Heenōše onmiddellijk in hechtenis nemen - hoewel deze in alle toonaarden ontkende er iets mee van doen te hebben. De koning gaf de maarschalk toch nog het voordeel van de twijfel, en hij werd tot nader orde op water en brood opgesloten in een kerker van het afgelegen kasteel Yftalo op het eilandje Zvomina, dat toentertijd als kazerne werd gebruikt. Het toeval wilde dat deze kerker naast een keuken gelegen was.

Nu had Zaker Heenōše de onbetwiste faam een lekkerbek te zijn, of liever: zijn vraatzucht kende geen grenzen. Enkele jaren eerder was er al een incident geweest waarbij een nieuwe kok ten paleize in zijn naļviteit voor een koninklijk diner het volkse gerecht van Kussik-dārg had klaargemaakt. De hofhouding van 200 personen trok hier verontwaardigd zijn neus voor op, maar Zaker Heenōše doorbrak elk protocol en liet zich alle 200 porties serveren die hij met smaak verorberde. Na afloop applaudisseerde de vorst beminnelijk, en vanaf dat moment was Kussik-dārg ook aan het hof een gewaardeerd gerecht.

Deze anekdote was ook de sadistische commandant van Yftalo ter ore gekomen. Het leek hem wel grappig om ook eens Kussik-dārg op het menu te zetten. Dat was geen enkel probleem. Reeds de volgende dag drongen de geuren van de simpele soep door tot de cel van de maarschalk, en dreven hem tot absolute waanzin. Vooral toen de commandant zich buiten de cel posteerde en handenwrijvend "mmmm - Kussik-dārg vanavond" riep, werd het hem helemaal te machtig. Met een schreeuw die tot in de verre omtrek hoorbaar was, sprong hij recht door de muur van zijn cel heen de keuken in, kreeg de commandant te pakken en kookte hem levend in de soepketel. Dit maakte zo'n indruk op de overige manschappen dat zij de officieren ombrachten en zich achter Zaker Heenōše schaarden, die nu zelf in de rol van rebel was beland. Ze hielden drie weken stand op Yftalo, voordat het kasteel door de koninklijke troepen heroverd werd. Voor straf werd Zaker Heenōše ook levend gekookt in diezelfde soepketel, tot zijn vlees van de botten viel. Zijn trawanten werden in mootjes gehakt en als voer voor meeuwen en raven achtergelaten.

© vertaling: Joost den Haan

10 nov 2000