Spokanisch Archief |
Na Hirdo en Amahagge is Bôrâ met zijn ruim 295.000 (stand 2010) inwoners de grootste stad. Het is de hoofdstad van het district Tjemp en de belangrijkste havenstad. Het is tevens de meest westelijke plaats van het land, gelegen op een winderige uithoek aan de kust van de Atlantische Oceaan. Als we zeggen dat de havenstad Husta "de poort naar Europa is", kunnen we eveneens stellen dat Bôrâ "de poort naar Amerika" is. Bôrâ is een echte industriestad, met het accent op de wapenindustrie en de petrochemische industrie. Bijna alle producten die Spokanië moet invoeren, komen bij Bôrâ het land binnen, en worden dan hier dikwijls verwerkt.
Het verstedelijkte gebied van Bôrâ gaat buiten de gemeentegrens abrupt over in een agrarische landelijkheid, zoals dat overal in Spokanië gebruikelijk is. Alleen de twee plaatsjes Tolee (ten zuiden van Bôrâ) en Holare (ten noordoosten) zijn met lintbebouwing en bedrijventerreinen met de grote stad verbonden. Hier vinden we een tamelijk nondescripte agglomeratie zoals dat ook rondom de grote steden van West-Europa gebruikelijk is.
Tussen Bôrâ en Lammafin vinden we een akkerbouw- een veeteeltgebied dat de Pârtâ-streek wordt genoemd. Deze streek is bekend om twee producten: suikerbieten en kaas. De Pârtâ-kaas doet nog het meest aan Engelse cheddar denken: een ietwat zurige kaassoort gemaakt van karnemelk, maar wat zachter en romiger dan cheddar. De kaas wordt verkocht in kubussen met ribben van 6 cm (de zogenoemde Pârtâ-kramôs, ofwel "Pârtâ-kubussen"), of in plakken (Pârtâ-krûpts, ofwel "Pârtâ-plavuizen"). Er is niet alleen een verschil in vorm, maar ook in smaak: de kaas van de kubussen is ouder en sterker van smaak; de "plavuizen" zijn jonger en smaken zachter.
In tegenstelling tot de zogenoemde K-steden in Plefô (Kurriy, Knolbol en Korif) ziet Bôrâ er netjes en verzorgd, maar saai, uit. De oude stadskern zit tegenwoordig weggestopt achter een modern winkel- en kantoorcentrum, waar de drukte overdag en de uitgestorvenheid na sluitingstijd sterk met elkaar ontrasteren. Alleen in de oude stadskern is 's avonds nog levendigheid, want hier vinden we de cafés en restaurants. Deze worden voornamelijk bezocht door de toeristen en zakenlui. De gewone werkman en kantoorklerk zoekt zijn vertier liever in de snackbar, disco, bioscoop of theater in de wijk waar hij woont. Dat is dan meestal een moderne buitenwijk met flatgebouwen en eenvormige rijen eengezinshuisjes.
Hoewel Bôrâ niet bepaald bekend staat als een echte uitgaansstad (zoals Hirdo, Amahagge of Asjetto), is het oude centrum verrassend knus. Het mag een wonder heten dat de huisjes en winkeltjes uit de 16e en 17e eeuw hier nog overeind staan, en niet het veld hebben hoeven te ruimen voor moderne kantoortorens. Deze vorm van historisch bewustzijn hebben we te danken aan Moffain Sajst, een rijke reder en scheepswerfdirecteur die in de jaren zeventig met lede ogen aanzag hoe het stadsbestuur bezig was om de binnenstad naar de knoppen te helpen. Deze "havenbaron" ontpopte zich als een ware mecenas die de hele historische kern heeft geadopteerd en er veel geld in stopte om dit stukje erfgoed voor het nageslacht te behouden. Projectontwikkelaars en gemeenteambtenaren met stiekeme belangen hierbij waren niet blij met de initiatieven van Moffain Sajst, maar in een echte havenstad als Bôrâ hebben autochtone haven- en scheepvaartmannen als Sajst meer politieke invloed dan de projectontwikkelaars van buiten.
Het middelpunt van het oude centrum is de Criazen-mârket (Handwerkmarkt), een aardig pleintje omzoomd door hemel- en crème-kleurige huizen met grote luifels. Het is een oase van rust in de verder jachtige stad. Hier vinden we enkele populaire bars en restaurants, waarbij men allereerst natuurlijk denkt aan Atlânto, het meest gerenommeerde restaurant van Bôrâ. Van buiten lijkt het gehuisvest te zijn in een bescheiden pand, maar als men binnen komt, schrikt men van de ruimte. Hier zijn vier huizen samengevoegd tot één immens restaurant, dat vooral op vrijdag- en zaterdagavond altijd propvol zit. De specialiteit van dit restaurant zijn de verfijnde gerechten met allerlei gerookte en gedroogde soorten vlees en vis. Ik heb hier in het Nederlands 4 woorden nodig: gerookt, gedroogd, vlees en vis. In het Spokaans kan ik met één woord volstaan: munke-nejô. Nejô slaat op "eetbare dierlijke producten", dus zowel vlees als vis. En munke betekent "hangen". In combinatie met voedsel zegt het iets over de wijze van conserveren. "Hangend conserveren" betekent in de praktijk drogen (aan de lucht) of roken. Ziet u op een menukaart munke-chenc (letterlijk "hangham") dat weet u dat het gaat om gedroogde of gerookte ham. Het hangt vaak van de streek af of het product gedroogd dan wel gerookt is. Munke-chenc wordt meestal begrepen als een soort gedroogde ham, gelijkend op Ardenner ham.
Buiten het oude centrum heeft Bôrâ nog een attractie: de havens. Hier kunt u met een rondvaartboot rondkijken, waarbij met rustig weer ook een eindje de oceaan opgevaren kan worden. De havencomplexen kunnen ook vanaf de wal bewonderd worden; het beste kunt u dan een taxi nemen en de chauffeur vragen om een toeristische rondrit. De plaatselijke SEQU heeft richtlijnen voor taxichauffeurs op papier gezet, wat onder zo'n rondrit verstaan moet worden, en bovendien geeft de SEQU een prijsindicatie. Vraag wel aan de chauffeur of hij de rondrit volgens SEQU-normen uitvoert, dan weet u zeker dat u veel te zien krijgt voor een redelijke prijs. Helaas had ik zelf een minder prettige ervaring. Toen ik naar de SEQU-normen vroeg, zei de chauffeur: "Ik heb mijn eigen normen", en hij reed mij regelrecht de stad uit, naar het vliegveld en vervolgens weer terug. Omdat de rit buiten de stad plaatsvond, was het tarief het dubbele van het lokale tarief. Bovendien is de autoweg naar het vliegveld niet de meest aantrekkelijke route voor een excursie. Ik heb bij de SEQU mijn beklag gedaan, en gelukkig had ik het taxinummer onthouden zodat ik mag hopen dat de chauffeur op zijn donder heeft gehad, al word ik daar zelf niet veel wijzer van. De baliemedewerker bij de SEQU suggereerde dat de chauffeur wel eens zo hufterig geweest kon zijn omdat ik (als buitenlander) Spokaans sprak. Wellicht had ik Engels moeten spreken, dan was ik een "echte" toerist geweest en had de chauffeur zich beter gedragen! Toeristen zijn dus gewaarschuwd.
© Rolandt Tweehuysen