Spokanisch Archief |
Korif (185.000 inwoners) is de hoofdstad van Plefô en bezit daarom nog wat cultuur naast de industrie. Hier is het Sÿrt-museem (Stadsmuseum) bekend, met werk van de schilder Câlmer (1651-1709). Het befaamdste stuk van hem is hier te vinden en stelt zijn eigen begrafenis voor. Sommigen zeggen dat het niet door hemzelf maar door een van zijn vele leerlingen is geschilderd, wat op zich niet zo’n gekke veronderstelling is, want veel van Câlmers leerlingen zijn begaafdere kunstenaars gebleken dan hijzelf was.
Het oude stadscentrum van Korif is te bereiken via een van de 5 stadspoorten die alle nog overeind staan. De overige verdedigingswerken, zoals de muren en torens, zijn in de loop der eeuwen allemaal gesloopt, maar ondanks dat draagt het centrum nog een vesting-achtig karakter. In de wirwar van straatjes vind je nog rare en armoedige winkeltjes waarbij je je afvraagt hoe de eigenaar het hoofd boven water kan houden. Toeristisch is het hier niet bepaald, dus de kruideniers, slagersbedrijfjes, groentewinkeltjes en viszaakjes moeten het voornamelijk van de autochtonen hebben. In Korif heeft men nog niet ontdekt dat zulke oude pandjes goed zijn te verbouwen tot kroegjes en restaurannetjes waar de vreemdeling graag komt. Nee, in deze industriestad ben je als vreemdeling aangewezen op enkele hamburger-snackbars, het onvermijdelijke Stadshotel met Stadsrestaurant en het Theaterrestaurant naast de Stadsschouwburg. Deze laatste eetgelegenheid geldt als meest gerenommeerd, maar ook daar moet je je niet te veel van voorstellen.
De mijnbouw en oliewinning rondom Korif zorgen voor veel bedrijvigheid, en maken van de stad een belangrijke steenkoolhaven. De steenkool is voornamelijk voor binnenlands gebruik, en wordt vanuit Korif naar Tigof, Lomky en Zuid-Liftka vervoerd (Noord-Liftka heeft zijn eigen kolenwinning en voorziet Teujan en Brÿr van steenkool).
Aan de westkant van de stad mondt de Plafotô in de Atlantische Oceaan uit. Dit is een beschermd moerasgebied dat door de zandbanken voor de kust enigszins beschermd is tegen de machtige oceaangolven. Het gebied is zo goed als ontoegankelijk, maar je kunt er wel een interessante excursie meemaken. Voor een deel gaat dat met een open motorboot, voor het andere deel met een oud Volkswagenbusje dat op vernuftige wijze van vierwiel-aandrijving is voorzien, zodat het zich een weg kan banen over het met mijnsintels bedekte pad. De excursie was, wat mij betreft, geen onverdeeld genoegen. Zowel het busje als de boot is voorzien van een voorwereldse dieselmotor die veel stank en lawaai produceert waardoor de gids niet meer te verstaan is en de zo geroemde frisse zoute zeelucht niet meer te ruiken is. De gids verzekerde me dat er "iets" aan de dieselmotoren gedaan zou worden en dat de stand en de herrie "nog dit millennium" tot het verleden zullen behoren. Dit klinkt veelbelovend, maar de gids zei er niet bij wanneer het in dit millennium zal gebeuren, en een millennium is wèl duizend jaar...
Aan de excursie in het Plafotô-moeras kunnen maximaal 12 mensen deelnemen, want meer passen er niet in het Volkswagenbusje (de boot is iets ruimer). Het wordt aangeraden om regenkleding mee te nemen, en zo nodig ook wat proviand. De excursie duurt twee en een half uur, en kan bij minder goed weer veel van het humeur en gestel vergen. Als het voer- en vaartuig van een betere motor zijn voorzien (of wellicht geheel door iets moderners zin vervangen), zou ik dat graag van u vernemen.
Voor de excursie kunt u zich aanmelden bij de SEQU in Korif; het SEQU-kantoortje vindt u in het centraalstation (Korif-MG). Let op: ook in het havenstation (Korif-Port) is een SEQU-kantoortje, maar hier verschaft men alleen informatie met betrekking tot de veerboten.
© Rolandt Tweehuysen