Spokanisch Archief |
Kurriy (200.000 inwoners) is in aantal inwoners de vierde stad van Spokanië (direct na Bôrâ). Het is bekend om de lichtere industrie; hier komen huishoudelijke apparaten, meubels en elektronica vandaan. Verder heeft Kurriy een belangrijke vissershaven.
Beneden bij de vissershaven zijn wat oude straatjes en pleintjes waar je bij droog weer ontspannen kunt slenteren en kunt uitrusten in een authentieke havenkroeg. Het gaat er hier veelal rauw aan toe, maar dan vooral op een gemoedelijke manier. "Als een vissersman schreeuwt houdt-ie zijn mes op zak", luidt de Spokanische variant van ons alom bekende ‘"blaffende honden bijten niet". In de havenkroegen van Kurriy lijkt dat inderdaad op te gaan: veel geschreeuw maar geen agressie. In deze stad gaat het verhaal dat vissers nooit agressief zijn - ook niet met veel drank op - omdat ze zo veel vis eten. "Van vis word je goedmoedig," is hier het motto, en een kritische arts heeft eens durven opperen dat die goedmoedigheid feitelijk een vorm van apathie is, zijnde een gevolg van de grote doses kwik die de vis-eters binnenkrijgen. Uiteraard ontkennen de vissers in alle toonaarden dat ze aan een (milde) kwikvergiftiging lijden. Pas nu lijken ze enige mate van agressie te kunnen tonen!
Ten slotte is het zeer de moeite waard om in het wat hoger gelegen centrum (vlak achter het station) een kijkje te gaan nemen in het Kasser-seert ("Martelaarshuis"). Dit is het geboortehuis van Petrus Rifo Kurriy, een zoon van een smid die in 1523 het Franciscaner Kasser-covent even buiten Kurriy heeft gesticht. Toen Petrus is 1533 door een bende struikrovers werd vermoord, werd hij de Martelaar van Kurriy genoemd, en kwam ook het klooster zo te heten. Omstreeks 1560 kwam Petrus' geboortehuis in het nieuws omdat de toenmalige bewoonster hier uit haar slaap werd gehouden door een doordringend kattengejammer en geheimzinnig gekraak van de vloerbinten. De vrouw meende dat de geest van Petrus hier rondwaarde, en stelde de bisschop van Korif hiervan op de hoogte. Deze geestelijke wenst zich persoonlijk van de nachtelijke gebeurtenissen te vergewissen, en heeft enkele nachten in het huis doorgebracht, tezamen met de vrouw. Toen de bisschop later in een officieel schrijven meedeelde dat hij niets had waargenomen van enig geluid dat zou kunnen wijzen op de aanwezigheid van de geest van Petrus, was de vrouw dermate verbolgen over deze negatieve conclusie dat zij het gerucht de wereld in stuurde dat de bisschop haar verkracht had.
Tegenwoordig meent een scholiere al verkracht te zijn als de leraar haar een bemoedigend schouderklopje tijdens een tentamen heeft gegeven, maar in de 16e eeuw was er pas sprake van "verkrachting" als de vrouw ook zwanger werd (althans zo was het in Spokanië). Nu wilde het ongeluk dat de vrouw niet zwanger geraakte. Zij had de bisschop "dus" valselijk beschuldigd, en zoiets diende zwaar gestraft te worden, te meer daar het een bisschop betrof die in een kwaad daglicht werd gesteld. De arme vrouw werd tot de brandstapel veroordeeld en ze heeft het aan diezelfde bisschop te danken dat de straf werd omgezet in een mildere: ze werd twee dagen in haar ondergoed aan een schandpaal geketend, en de rest van haar leven diende ze als non in een klooster opgesloten te worden. Er wordt beweerd dat ze haar dagen sleet in het Sinto-Orana-klooster bij Knolbol-belt, een Ursulinenklooster, gesticht in 1547. Hier is een speciale cel voor haar ingericht, die ze alleen mocht verlaten om een bezoek aan de kapel te brengen.
Petrus' geboortehuis is in 1855 een museum geworden, en kreeg toen de naam Kasser-seert, genoemd naar het Fransiscaner klooster. Het is daarmee een van de oudste musea van Spokanië, en hier wordt de gehele geschiedenis, zoals hierboven globaal beschreven, tot in finesses uit de doeken gedaan. Het museum huisvest bovendien een uitgebreide collectie blikken speelgoed uit de periode 1900-1950. Deze verzameling is de nalatenschap van een vroegere suppoost, die 22 jaar lang pro deo in het museum heeft gepatrouilleerd. onder voorwaarde dat zijn blikken verzameling na zijn dood in het Kasser-seert zou worden bewaard. Aldus is geschied.
© Rolandt Tweehuysen