Spokanisch Archief  

De stad Lostô en omgeving

Lostô (41.000 inwoners) is een eigenaardige stad. Alles draait hier om het geloof. De binnenstad is een tamelijk doods geheel, met strenge gebouwen uit de 17e en 18e eeuw waarin de kantoren, kloosters en musea zijn gehuisvest. Het straatbeeld wordt beheerst door geestelijken in een keur aan pijen en habijten, want alle Ergynne-sektes hebben hier wel afgevaardigden. De Reelâ zelf woont in de Lotândrynne-kents, een religieuze commune in de buurt van Jerkô, maar hij rijdt vier keer in de week in een antieke Rolls Royce naar het grote "werkpaleis" dat bekend staat als het Merater-huflif (Herengebouw). Langs de voorgevel van dit enorme gebouw loopt op de tweede etage een galerij, waar de Reelâ regelmatig verschijnt om toespraken te houden of rituelen uit te voeren. Het is een soort openlucht-kerk, waarbij zich altijd een grote menigte op het statige Belfiyc-plein ervoor verzamelt. Het is natuurlijk niet allemaal zo massaal, toeristisch en kermisachtig als het Sint-Pietersplein in Rome met de Paus op zijn balkon, maar je ontkomt er niet aan om een globaal vergelijk te trekken.

De enorme vierkante toren van het Herengebouw doet denken aan een donjon van een kasteel - en dat was het oorspronkelijk ook. Deze is op de Egpeeff-vlakte al van kilometers afstand te zien. De "skyline" van Lostô ziet er vanaf de vlakte imponerend uit, maar zodra je de stad bent genaderd valt het qua omvang allemaal reuze tegen. Het is een provinciestadje met een waterhoofd, en de bewoners heten stug en zwijgzaam te zijn. Wat dit betreft gaat een vergelijking met de Paus in Rome niet op, en moeten we eerder denken aan een calvinistisch plaatsje op een zondag in Nederland.

Rondom Lostô bevindt zich een grote concentratie communes, kloosters en kerken, want veel gelovigen willen zo dicht mogelijk bij het vuur zitten. In vroeger eeuwen vormde dit gebied een hechte religieuze gemeenschap, waarin veel zaken centraal geregeld waren. Zo had niet elk klooster zijn eigen molen om graan te malen of olie te persen, maar werd dit werk uitbesteed aan een molencomplex, beheerd door het Ergynne-bestuur in Lostô. Tegenwoordig is dit complex van 5 windmolens als een soort openluchtmuseum te bezichtigen. Het ligt even buiten Lostô (maar over de grens, in Ales) en heet Môjôl-zeces, ofwel Molendorp.

Een ander voorbeeld van deze centralisatie van bedrijvigheid is te vinden in het dorpje Taris-ponto, 7 km ten noorden van Lostô. Hier bestaat een enorm omheind en in vakken verdeeld terrein waar alle schapen van de Egpeeff-vlakte geschoren kunnen worden. In de rest van het land is het scheren van schapen een aangelegenheid die alleen de schaapherders en boeren aangaat, al worden er dikwijls scheerfeesten georganiseerd, meestal als onderdeel van grotere marktfestijnen. Maar op de Egpeeff-vlakte is het schapenscheren verheven tot ritueel Ergynne-gebeuren, waarbij hoge geestelijken de leiding hebben. De schaapskuddes die op de vlakte grazen zijn meestal eigendom van de communes en kloosters, en als het tijd wordt voor het scheer-ritueel in Taris-ponto, worden de dieren bijeengedreven en naar dit dorp overgebracht. Dat wordt gedaan door monniken die zich dan ontpoppen als behendige cowboys (of beter: sheepboys), ervaren ruiters die met goed getrainde honden de schapen bijeendrijven.

Dit evenement vindt een aantal keren per jaar plaats, maar draagt beslist niet het karakter van een toeristische attractie. Het scheerfestijn wordt beschouwd als een onderdeel van de religieuze Ergynne-beleving en wordt dan ook uitsluitend bijgewoond door geestelijken en andere gelovigen die er direct bij betrokken zijn. Dat neemt niet weg dat het bijeendrijven van de schaapskuddes een "openbare" aangelegenheid is die iedereen gewoon vanaf de wegen en paden door de vlakte kan gadeslaan. De data van deze festijnen worden niet aan de grote klok gehangen, maar zijn wel te achterhalen. Ze worden verstrekt door de SEQU van Môntariy en zijn te lezen op de aanplakborden in de stadjes en dorpen in de omgeving. Let op: het SEQU-kantoor op het station van Lostô geeft géén informatie over typisch religieuze evenementen, waarvan het kerkelijke bestuur vindt dat toeristen erbuiten gehouden moeten worden (zoals het schaapscheren)!

Dwars over de Egpeeff-vlakte loopt de hoofdspoorlijn van Lostô naar Tanbÿr. Tussen Lostô en Môntariy loopt deze ruim 20 km kaarsrecht, en dit is het langste bochtloze stuk spoorlijn in Spokanië. Bij het bijeendrijven van de schapen moet de lijn op onverwachte plekken en tijdstippen overgestoken worden, waarbij het treinverkeer wordt stilgelegd of omgeleid via de zuidelijker gelegen route over Crelco en Imenal.

Als u toevallig in de buurt bent is het een goed idee om het bijeendrijven van de schapen te gaan bekijken. De galopperende paarden waarop de monniken met hun wapperende pijen en flaphoeden behendig met zwepen zwaaiend de schapen opjagen - het is een fascinerend gezicht.

Hoewel toeristen niet echt welkom zijn bij alle religieuze activiteiten in Lostô, wordt het wel op prijs gesteld als "buitenlanders en andere niet-gelovigen" (zoals de SEQU het formuleert - ze gaan er kennelijk van uit dat een buitenlander per definitie geen ergynist is) interesse tonen voor de bouwkunst, geschiedenis en cultuur die in Lostô hoog opgetast liggen. Het Ergynne-museum is erg mooi, informatief en sfeervol - maar ook een beetje propagandistisch als het op het aanprijzen van de Ergynne en het afkeuren van het Christendom aankomt.

De Kerrfewynne-kerk uit 1650 met zijn beroemde altaar en schrijn geldt als een hoogtepunt in de ergynische religieuze kunst, maar er zullen ook veel gelovigen vinden dat het allemaal veel te pompeus en decoratief is in deze kerk; zij prefereren de simpele Ergynne-kerkjes zoals we die bij honderden overal in het landschap vinden.

Het kiezen van een nieuwe Reelâ

Als het hoofd van de Ergynne-kerk, de Reelâ, sterft, komen er zeer ingewikkelde procedures op gang om zijn dood te verkondigen en een opvolger te kiezen. De verkiezingen met alle rituelen en de inwijding van de nieuwe Reelâ duren 26 dagen en het geheel speelt zich voornamelijk in het Herengebouw af. De nieuwe Reelâ wordt gekozen uit de 254 ryltiys (een soort "bisschoppen" die elk een eigen kerkdistrict besturen en die gedurende deze 26 dagen in het Afinâf-klooster in Lostô logeren. De ryltiys dienen elk drie vragen op religieus gebied te formuleren en deze worden door monniken op 3x254=762 geprepareerde lamsvellen gekalligrafeerd, waarna alle ryltiys alle vragen dienen te beantwoorden. De veertien ryltiys die de vragen het beste hebben beantwoord moeten uiteindelijk een veertien minuten durende toespraak houden vanaf de galerij van het Herengebouw.
De overige ryltiys vormen een jury en beslissen wie van de veertien de nieuwe Reelâ mag worden. Deze wordt in de Kerrfewynne-kerk in Lostô ingewijd.
Om er zeker van te zijn dat er bij de dood van de Reelâ zo veel lamsvellen geprepareerd klaarliggen is het de gewoonte dat een Reelâ binnen enkele dagen na zijn aanstelling een datum afkondigt waarop er 762 lammeren geslacht zullen worden. Deze dag is een grote feestdag (Lâmbe-vlemótosecÿr Tof = Dag van de Lammerenslacht), waarop heel Spokanië lamsvlees eet. De huidige Reelâ (Javlân Dirr) is in 1978 gekozen en had de Lammerslachtdag op 24 juni 1982 gesteld. Vanaf die dag liggen er 762 geprepareerde vellen in de kelders van het Herengebouw te wachten totdat Javlân Dirr komt te overlijden (gezien zijn gezondheidstoestand zou dat wel eens in de tijd kunnen zijn dat u dit leest).

© Rolandt Tweehuysen

24 dec 2004