Spokanisch Archief |
Het stadje Mont (4300 inwoners), even ten noorden van de Grote Haag, ligt aangeleund tegen de buitenste hellingen van het Girdes-gebergte, in het overgangsgebied naar de kust dat niet meer dan 4 à 5 kilometer breed is.
Een zware verdedigingsmuur met kantelen omsluit als een zeshoek de oude binnenstad, en op elke hoek staat een machtige toren. Drie ervan hebben een soort bordes, van waar af men een mooi uitzicht heeft over de zee in het westen en op de berghellingen in het oosten. Als de ondergaande zon laag boven de horizon staat worden de berghellingen dikwijls in een felle gouden gloed gezet, en hoewel dat op veel plaatsen in de de omgeving van Mont te zien is, wordt er beweerd dat je vanaf de verdedigingstorens van Mont het allermooiste gezicht op de gouden hellingen hebt.
Aan de voet van een van de torens is een oude waterput die tegenwoordig beroemd is als echoput. Als je iets in de Pegrevische taal naar beneden schreeuwt, komt de frase goed verstaanbaar weer terug. Maar als je iets in het Spokaans roept, klinkt er slechts een onverstaanbaar gebulder uit de put. Voor de autochtone Pegreviër is het evident: hun taal is superieur aan dat barbaarse Spokaans!
Omdat ik vind dat de lezer van deze reisgids recht heeft op betrouwbare informatie heb ik besloten om de echoput van Mont te gaan bezoeken, om hier enkele kreten te slaken. Dit valt mij moeilijk. Ik herinner me dat ik als kind ooit met een schoolreisje in de Efteling was en daar iets in de echoput moest roepen. Ik sta op zulke ogenblikken met mijn mond vol tanden en laat de daad graag aan andere omstanders over. In Mont was de situatie zo mogelijk nog genanter, want de getuigen van mijn daad waren, zo te horen, alle autochtone Pegreviërs, in wier bijzijn ik enkele Spokaanse kreten moest slaken. Ik riep Stus iste kluft tjâg eft ipjârf? ("Wat vang je met een stokje?"), en ja hoor, het klassieke antwoord was zeker vier keer hoorbaar: jârf - jârf - jârf... ("lintworm...").
Mijn conclusie was: ook de echoput van Mont reageert volgens de wetten van de natuur: de laatste lettergreep wordt braaf herhaald, zelfs in het Spokaans. Maar de Pegrevische omstanders waren een andere mening toegedaan. De put had zijn antwoord op mijn vraag nog niet teruggestuurd of er steeg een gegrom en gegrinnik uit de Pegrevische kelen op. "Zie je wel dat het geen taal is die de put antwoordt?" zei de meest eigenwijze Pegreviër tegen me (in het Spokaans trouwens).
Toen riep de man zelf een Pegrvische volzin in de put, en tot mijn niet geringe verbazing antwoordde de put niet met slechts de laatste lettergreep, maar met een herhaling van de gehele zin! "Zie je wel dat de put alleen Pegrevisch kent?" zei de man toen (in het Spokaans) tegen me. Maar zo gauw laat ik me niet kennen. Ik wilde ook nog wel het Nederlands testen: Hoe heet de burgemeester van Wezel?. In de Efteling krijg je dan Ezel te horen, maar hier in Mont klonk het als eünsj. Toevallig is dit wèl het Pegrevische woord voor "ezel"! Mijn conclusie kan niet anders zijn dan dat we hier met een uitzonderlijk akoustisch systeem te doen hebben, met een grote mate van taalgevoel.
Oost-Spokanië in het algemeen en Brÿr in het bijzonder staan niet bepaald bekend als een gastronomisch of culinair lustoord. Men eerbiedigt hier meestal nog de traditionele tweedeling in (gezellige) cafés waar je kunt drinken en (ongezellige) restaurants waar je kunt eten in het geval je dat thuis niet kunt. Als een café zich aanprijst als "petit restaurant" of "eethuisje" betekent dit in Oost-Spokanië meestal dat de barkeeper bereid is om een tosti te roosteren of een soort worstebroodje in een magnetron op te warmen. In de restaurants biedt de menukaart zonder uitzondering stevige maaltijdsoepen, lamsbouten met bruine of witte bonen, en soms ook zeevis (kabeljauw, wijting, schol) waar de raarste capriolen mee zijn uitgehaald. Maar de graat is altijd verdwenen.
In Mont gaat het echter heel anders. Hier is een café annex restaurant waar al het goede van de Spokanische bossen, weiden, akkers en wateren verwerkt is tot het best mogelijke. Als Michelin eens wat scheutiger zou zijn met het uitdelen van zijn sterren buiten Frankrijk, zou Ef Bavân-kaltân ("De Vestingspoort") in Mont toch zeker twee sterren moeten krijgen!
© Rolandt Tweehuysen