Spokanisch Archief  

De geografica pseudologica van

Idriyl Moëlehhe-Trifchost (1854–1920)


Joost den Haan
Artikel verschenen in het Tijdschrift voor Absurdistische Geografie (mei, 2001) van de Vereniging voor Absurdistische en Alternatieve Geografie (V.AA.G.) te Utrecht.


De wereld van de Spokanistiek mag dan klein zijn, haar onderzoeksgebied bestrijkt het gehele eilandenrijk en alles wat er ook maar in de verte mee te maken heeft en is dus zeer uitgebreid. Toch is men binnen deze wetenschap niet direct voorbereid op een vraag over Spokanië in relatie tot "absurdistische geografie". Absurdistische geografie, wat is dat eigenlijk? Ongerijmde aardrijkskunde? Spokanië is juist heel gerijmd.
Het kostte ons dus enig zoekwerk, maar dan blijken er toch wel meerdere voorbeelden te geven van een curieuze Spokanische kijk op de geografie die misschien als "absurdistisch" te omschrijven valt. In dit artikel behandelen we één markant geval, namelijk de geografica pseudologica van Idriyl Moëlehhe-Trifchost, zoals Spokanische psychiaters, (godsdienst)historici en andere deskundigen het noemen. De niet-gespecialiseerde lezer zal van deze "geografica" waarschijnlijk alleen een nevenverschijnsel kennen, de Teujaanse globe. Beide benamingen wijzen op een link met de aardrijkskunde, en het is dus op zich al vrij absurd dat zowel geografica als globe bijna alle geografie ontkent.

In de zomer van 1882 werd de Teujaanse partes Idriyl Moëlehhe-Trifchost, op de kustweg tussen Kanea en Lor, bevangen door het glitteren van de zee. De verblindende schittering drong zijn hoofd binnen en verlichtte daar alles, zodat hij ineens "met klaarte zag". Voor hem lag aan zijn rechterhand de Lompik-, aan zijn linkerhand de Gubinazee. Tenminste, zo had hij het geleerd en zo had hij het vroeger altijd bekeken wanneer hij hier liep: hier grensden twee afzonderlijke zeeën aan elkaar. Nu echter werd hem duidelijk dat dit niet twee afzonderlijk zeeën waren, maar één onmetelijke oceaan! Want zouden het twee zeeën zijn, dan moest er ergens een referentiepunt wezen, een ander eiland bijvoorbeeld dat dit blauw-en-witte geblikker visueel opdeelde. En dat was er niet! Die streep daar langs de horizon, zo duidelijk met dit heldere weer, was niet een eiland met de naam Liftka (zoals de mensen dachten), maar de spiegelbeeldige reflectie van Teujan in zee! Teujan was het enige land ter wereld, gelegen in de enige zee ter wereld! Het licht spoelde door zijn hoofd en reinigde hem van eeuwenoude misvattingen, eeuwenoud bedrog misschien wel. Toen Moëlehhe de wereld (dus de bewoners van Teujan) kond deed van zijn nieuwe inzicht, meenden sommigen dat de hitte hem parten had gespeeld. Hij had immers ondanks de warme dag zijn hoge rode priesterhoed, de belt-herg, stijf op het hoofd gedrukt gehouden – zoals het hoorde natuurlijk, maar waar een verstandig mens gerust van af kon wijken. Moëlehhe sprong echter nooit luchtig met de tekenen van zijn waardigheid om.

Vanaf die dag werd de toch altijd al tot scherpslijperij geneigde partes steeds strikter in de leer. Dingen zoals in het openbaar voedsel tot zich nemen, verklaarde hij bijvoorbeeld absoluut taboe, terwijl men elders in Spokanië flexibel wist om te gaan met dit oude gebod. Toch had Moëlehhe-Trifchosts fanatisme een vreemde aantrekkingskracht op de eilandbewoners. Zijn urenlange Ergynne-diensten, rijkelijk besprenkeld met offerdierenbloed, werden op het nogal saaie Teujan aanvankelijk om hun amusementswaarde bezocht, maar al spoedig raakte het merendeel van de Teujanen volkomen in de ban van Moëlehhes dogma's. Zo ontstond de Hupster Kâmpaiyx ef Ququl of Grote Waarheidssekte.

Als het bij scherpslijperij gebleven was, hadden we echter nooit van Moëlehhe gehoord. Maar zijn bewering dat Teujan de enige vaste grond op de aardbol was, afgezien van een enkele kale rotspunt, behoefde verdere onderbouwing. Want hoe zat dat bijvoorbeeld met de landkaarten in de diverse scholen op het eiland, met de kranten die regelmatig opgestuurd werden vanuit de hoofdstad, met de enkele Teujaan die na een opleiding te Amahagge weer terugkeerde naar huis? Allemaal getuigen van een wereld buiten de Teujaanse grenzen. Moëlehhe maakte hier korte metten mee door te stellen dat alle andere eilanden, naties en continenten hersenspinsels waren in de hoofden van de Teujanen. Deze hersenspinsels verklaarde hij vervolgens tot een krankzinnigheidsepidemie en het eiland tot noodgebied.
Tegenspraak werd "weerlegd" met een standaardrepertoire van antwoorden. Wanneer iemand bijvoorbeeld zei dat hij met eigen ogen de stad Hirdo op Berref had aanschouwd, verzuchtte Moëlehhe-Trifchost: "Hoe verder een Teujaan de zee opgaat, hoe sterker de wanen." Van elders meegebrachte voorwerpen werden afgedaan als "gematerialiseerde gedachtekronkels", foto's als "slagschaduwen der zielsverweking". Vreemdelingen die op Teujan voet aan wal zetten, dienden te worden genegeerd, want het feit dat ze daar zo tastbaar rondliepen, beduidde de absolute crisis ergens in een ziek Teujaans hoofd. Kon men zo'n crisis doorstaan zonder in de waanverschijningen te gaan geloven dan was herstel misschien mogelijk.

Maar veel vreemdelingen kwamen er niet meer. Moëlehhes greep op het eiland werd allengs sterker, en gedurende twee decennia was het isolement van Teujan praktisch absoluut. De geestelijke volksgezondheid ging er Moëlehhe zo ter harte dat hij met strenge hand leiding gaf aan zogenoemde "sanitaire maatregelen". Geïmporteerde zaken werden in zee gegooid (ook voedsel), het postverkeer werd afgeschaft, portretten van het staatshoofd werden verbrand, de veerdienst met Liftka werd opgeheven, enz. enz. En vreemd genoeg liet de buitenwereld hem gewoon begaan.
Het is onbegrijpelijk dat de Teujanen zich zo grondig en zo lang door de ideeën van Idriyl Moëlehhe-Trifchost lieten meeslepen. Hiervoor wordt soms als reden hun spreekwoordelijke volgzaamheid gegeven, maar mogelijk is ook dat ze, tegen beter weten in, werkelijk hoopten de enige mensen ter wereld te zijn. De eenkennigheid en in zichzelf gekeerdheid van de eilandbewoner zou dit psychologisch kunnen verklaren. Weinigen hielden zich afzijdig van de Hupster Kâmpaiyx ef Ququl-beweging, en slechts enkelen ergerden zich er zo aan dat ze de wijk namen naar een ander Spokanisch eiland (doorgaans Brÿr of Liftka).

Pas na twee decennia begon het volk te morren. Waarschijnlijk was de aanleiding de beruchte brand van Tanbÿr in het jaar 1903, waarbij men in Eratiyft 's nachts de westelijke hemel rood kon zien oplichten. Natuurlijk wist iedereen dat daar Tanbÿr lag, vermoedde men een vreselijke stadsbrand en liep de nieuwsgierigheid hoog op. Om dan Moëlehhes verklaring te moeten aanhoren dat het schijnsel (dat drie nachten lang aanhield) een natuurlijk fenomeen was, een soort noorderlicht, schoot velen in het verkeerde keelgat. Mogelijk was dat het moment waarop de mentale lethargie – het zich jarenlang voegen in het ontkennen van de buitenwereld – knapte. Na 1903 begon de invloed van Moëlehhes leer op het eiland gestaag terug te lopen.

Natuurlijk gaf Idriyl Moëlehhe-Trifchost zich niet zomaar gewonnen. Een meester in de ontkenning, negeerde hij ook ieder teken dat zijn invloed tanende was; ja, hij verdubbelde zelfs het fanatisme waarmee hij zijn leer uitdroeg. Zo kwam hij tot de conclusie dat als de "buiten-Teujaanse hallucinaties" geheel en al ontstonden in Teujaanse hoofden, bepaalde individuen verantwoordelijk moesten zijn voor bepaalde verschijnselen. Daarop loofde hij een beloning uit voor de ontmaskering van degene aan wiens brein de olifant was ontsproten, want dit dier vervulde hem met grote walging. Ook bij het nieuws over het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog moet hij gesist hebben: "Wie heeft dát nou weer bedacht!" Zijn oproep om deze mentale activiteiten met lijfstraffen te bestrijden was voor de meeste Teujanen de druppel die de emmer deed overlopen. Men keerde zich massaal van hem af; slechts een kleine groep bleef hem trouw.

Geleidelijk aan werden dus de verbindingen met de buitenwereld hersteld, kwamen er nieuwe portretten van de koning en ook werd er weer voedsel aangevoerd, zodat het dieet van de Teujanen na vele jaren wat afwisselender werd.
Toch zijn er ook tegenwoordig nog een handjevol Grote-Waarheiders op Teujan. Ze leiden een teruggetrokken leven, maar zijn wel te bezoeken, dus wie er dol op is om genegeerd te worden kan hier terecht.

Buitenlandse Spocania watchers zijn soms van mening dat de Ergynne specifiek tot hersenspinsels neigt. Wat dat betreft moeten we erop wijzen dat in vorige eeuwen Spokanische wetenschappers, mensen dus die zich door de ratio laten leiden, bijna per definitie Ergynisten waren. De Ergynne – met zijn bloedvergieten, zijn dierenoffers – is nou eenmaal gewoon een religie, en dus onberekenbaar en moeilijk invoelbaar voor buitenstaanders.

Wat de bekende Teujaanse globes betreft, die voor velen in Spokanië en daarbuiten een verzamelobject zijn – ook daaraan is de naam van Moëlehhe-Trifchost verbonden. Hij mag dan zeer afwijkende ideeën gehad hebben over hoe de wereldkaart eruitzag, hij geloofde wel dat de aarde rond was – hoewel kleiner, spitser en eivormiger dan onze bevinding is. Moëlehhes globe bestond voor negen tiende uit oceaan, terwijl Teujan als enige eiland een tiende deel besloeg. Om te illustreren hoe het precies zat, begon hij uitgeblazen ganzeneieren te beschilderen tot (uiterst vereenvoudigde) wereldbolletjes. De Teujanen keken hem deze kunst af, zodat die al spoedig een ware volksvlijt werd. Ironisch genoeg zijn handbeschilderde Teujaanse globes tegenwoordig een vrij belangrijk exportproduct van het eiland.

Er wordt wel eens gezegd dat de Grote Waarheidssekte er toch maar voor gezorgd heeft dat we nu op Teujan de Spokanische cultuur in zijn puurste vorm vinden, zonder veel invloeden van buitenaf. Daarbij wordt uit het oog verloren dat Teujan altijd al het meest geïsoleerde eiland van de archipel is geweest, en dat anderen er eigenlijk nooit iets te zoeken hadden.
Maar er is wel degelijk een onomstotelijk Teujaanse bijdrage aan de Spokanische cultuur, namelijk Ef kestkoldrelira hyg (De rebelse pad) van Jystuven Pântiyf (1879–1964). Deze merkwaardige roman (1924) beschrijft het leven op het eiland ten tijde van de sektarische overheersing en de psychologische invloed hiervan op een jongeman. We willen u een passage uit dit typische boek dus niet onthouden.
Lees fragment uit De rebelse pad .

© Joost den Haan

1 mei 2001