Spokanisch Archief |
Ik heb een bijzondere reden de tram naar Slofaro te nemen en juist in Mittus armt ef Fetu uit te stappen. Het is de naam. In het Krappa-gebergte ligt een dorp, Mittus armt ef Krappa, en vroeger waren er wel meer dorpen die Mittus heetten. Letterlijk betekent dat "kamer" (een alledaags Spokaans woord), maar als het in een dorpsnaam voorkomt zegt het iets over de feodale situatie uit het verleden. Toen verwees mittus naar een vertrek of gebouw waar recht werd gesproken (ook het Nederlandse kamer kan nog "bureau" of "kantoor" betekenen, bijvoorbeeld "Kamer van Koophandel"). Een historica van de Universiteit in Zest (op Tigof) had me verteld dat dorpen met de naam Mittus altijd nog een oud rechtsgebouwtje bezitten; dat is de rigtmittus ("rechtkamer", een moderne rechtbank heet rigtsért, letterlijk "rechthuis"). Een rigtmittus had enkele cellen om lokale misdadigers tijdelijk op te sluiten tot de rechter uit de naburige stad recht kwam spreken. Sommige dorpen werden door de rechter maar een keer per maand aangedaan, en tot die tijd zat een verdachte dus vast. Zulke "rechtkamers" waren altijd onbewoond, maar als er iemand in de cel zat kwam er een politieman uit de stad de wacht houden. Die kon dan in een apart kamertje bivakkeren, niet veel comfortabeler dan zo'n cel, maar wel met een deur die open kon.
Hij werd geacht zijn eigen kostje te regelen, en ook de gevangene een redelijke hoeveelheid voedsel en drinken te geven. Er was altijd wel een boerin in het dorp die zowel de politieman als de gevangene van een warme hap voorzag, en boerendochters konden nog veel verder gaan als het op "warmte" aan kwam. Als er geen gevangenen waren, en dus ook geen politieman, stonden de rigtmittusz leeg en werden wel verhuurd aan reizigers die onderdak zochten. Zeggen dat je de nacht in de cel had doorgebracht wierp dus niet per se een smet op iemands blazoen.
Toen een nieuwe wet in 1903 het hele rechtssysteem overhoop gooide en de lokale dorpsrechtspraak werd vervangen door "kantongerechten", waarbij niet de rechter naar de plaats van rechtspraak reisde, maar de verdachte naar het gerechtsgebouw, stonden de gebouwtjes te verkommeren. In bijna alle dorpen waar dit systeem heerste hebben ze een andere bestemming gekregen of werden ze gesloopt. Maar in de dorpen die nog steeds Mittus heten, zijn ze nog intact. Aldus de historica, en daarom sta ik nu in Mittus armt ef Fetu, terwijl ik de tram in de heuvels zie verdwijnen, op weg naar Slofaro.
Bij de tramhalte staat een jongen tegen en boom geleund. Hij heeft zijn ogen dicht en lijkt te slapen. Hoewel — staande slapen? Ik besluit het erop te wagen en het woord tot hem te richten. En inderdaad, zijn ogen gaan open, maar zijn blik is wel degelijk duf. Weet hij waar de rigtmittus in het dorp te vinden is? Hij staart me langdurig aan, zonder enige reactie, zodat ik aan zijn verstandelijke vermogens begin te twijfelen. Net als ik de hoop heb opgegeven en om me heen kijk naar een andere informant, heft hij langzaam zijn arm op en wijst naar een wit gebouwtje naast de kerk. "Dat was hem," zegt hij traag, "maar hij wordt sinds 1903 niet meer gebruikt."
Hij sjokt voor me uit en trekt de deur open. Tot mijn verrassing is het gebouwtje ingericht als museum. Het vertrek waar de rechter zitting placht te houden is in oude luister hersteld, met gordijnen langs de wanden (in Spokanië worden wanden meestal met gordijnen bekleed, en nooit met behang), een opgepoetste gaslamp (nu voorzien van flikkerende elektrische lampjes), een bureau vol paperassen, en erachter een antieke etalagepop die met hoge hoed en toga vermomd is als rechter uit 1900.
"Neem plaats op het beklaagdenbankje en proef de sfeer van een eeuw terug", staat er op een bordje op het bureau. Ik doe dat, drentel vervolgens nog wat rond, niet goed wetend wat ik moet aanvangen zolang de jongen al mijn bewegingen nauwlettend blijft gadeslaan. "Interessant, dit museum", babbel ik, en meteen realiseer ik me dat het in Spokanië not done is om ongevraagd je mening te geven. "Hebt u de cellen al gezien? Wilt u er 's in?" vraagt de knaap. Is dit een goedbedoeld aanbod om mij meer van het museum te laten zien? Of is dit een ironisch dreigement vanwege mijn ongeoorloofde opmerking?
Hij toont me een stenen hok met een brits, een poepdoos en een lampetkan. "Als ik de deur nu dichtdoe, kunt u voelen hoe het vroeger voelde", zegt hij weer traag en nadrukkelijk, en nog voor ik kan reageren, slaat hij de zware houten deur dicht. Een lichte paniek bevangt me. Is die jongen eigenlijk wel goed snik? Zijn slepende dictie, zombieachtige motoriek — zijn deze niet kenmerkend voor een kansarme serial killer die nu de kans van zijn leven heeft? Vreemdeling verdwijnt spoorloos... Maar dan zwaait hij de deur met een grijns weer open. "Zó voelt dat dus!", roept hij. Nu zie ik pas dat er ook aan de binnenkant van de deur een moderne klink is aangebracht.
Ik voel een behoefte om uit te leggen wat me hierheen voert. Ik vertel hem van de historica die beweert dat alle dorpen met Mittus in de naam nog steeds een rigtmittus hebben, en dat ik daarom naar dit dorp ben gekomen. Als ik dit gezegd heb krijg ik een gevoel van onbehagen, zoiets wat Spokaniërs bjurônte noemen, het tegenovergestelde van jôntycc: een gevoel van welbehagen. Zo'n taalhistorische beschouwing zal aan deze jongen wel niet besteed zijn. Maar hij reageert op een onverwachte manier.
Mittus in de naam?", vraagt hij.
"Ik weet alleen Mittus armt ef Fetu en Mittus armt ef Krappa", moet ik bekennen.
"Precies, en dan ook nog Mittus armt ef Cheetucjâ en Mittus luft Ðônhe, maar dat laatste dorp is al jaren een spookdorp. En weet u wel dat de waterval bij Mittus armt ef Krappa Ef Mittusz heet?"
Hé, een waterval die "de Kamers" heet?! Het is duidelijk, en zijn daarop volgende redenering overtuigt me: alle dorpen met Mittus in de naam liggen aan een rivier, en altijd bij een stroomversnelling of waterval. Ook de Fetu, die bij dit dorp het eilandje omhelst, vervolgt kolkend zijn weg via een stroomversnelling. Mittus is in die dorpsnamen dus niets anders dan een variant van het woord mittors, dat "trap" of "treden" betekent. En het is een heel algemeen woord om een waterval ("water-trap") mee aan te duiden.
Zo wordt hier een stukje volksetymologie van een heuse historica teniet gedaan door een slimme verklaring van een dorpsjongen die ik, door vooroordeel, inschatte als geestelijk incabel. Ik schaam me enigszins dat ik zelf, als taalkundige, niet op deze plausibele etymologie ben gekomen. Maar het neemt allemaal niet weg dat Mittus armt ef Fetu ook een rigtmittus heeft, een mooi witgepleisterd gebouwtje met een oude etalagepop op de rechtersstoel.
© Rolandt Tweehuysen en Joost den Haan (uit DOM 63-66)