Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 194 | Hoofdstuk 196 >>
19. Appendices

195. Voltooide deelwoorden als Additief


Volt.deelw.n die als additief optreden hebben vrijwel altijd een gelexicaliseerde betekenis.

Additieven gevormd met het circumfixen ide--or en lā--or zijn niet opgenomen, tenzij er verwantschap bestaat met een werkw. gevormd met ide--e resp. lā--e. Hierbij wordt in het midden gelaten of dit werkw. van het add. is afgeleid, of dat het add. identiek is aan het volt.dw. afgeleid van dit werkw. De lijst hieronder is op werkwoord gealfabetiseerd. Zie ook de uitleg in § 40.67–71.

2alleen categorie II

Additieven van categorie I zijn niet als zodanig gemarkeerd.


Voltooide deelwoorden als Additief
Werkw. Volt.deelw. 
ālkibiraredoordénkenālkibiraror[goed] doordacht
alycredraineren; droogleggennealycrordrassig
āpegeschikt zijn (voor)āpornetjes aangekleed; goedgekleed
ārticulerearticulerennet-ārticulerorongearticuleerd (lett./fig.)
belde[aan]lerenbeldorgeleerd (les); geschoold (persoon)
  nebeldorongeschoold
blōfezakkenblōforasociaal, aan de zelfkant van de
   maatschappij
caribe[be]dekkencariborbedekt (met)
cente[aan]voelenidecentorverstokt
cijazarerelateren aancijazarorgerelateerd (aan)
cijazétebetrekken (bij)cijazétorbetrokken (bij)
clošesluitendiyst-clošoraaneengesloten
csulespugen, spuwenlācsulorzeikerig, zeurderig (vervelend,
   langdradig)
c’rbarevoorzien (van)c’rbarorbegaafd
  lāc’rbaroruitgerust (met); voorzien (van)
destinerebestemmendestinerorbestemd (voor)
distingereonderscheidendistingeroronderscheidend; specifiek
dlaveversprķngen (niet in één lijn
   liggen)
tróda-dlavorsplit level
šobiyreplaatsen, neerzettenšobiyrorgevestigd (al lang bestaand)
dodeuitstervendodor(lett.) uitgestorven
émājereemaillerenlāémājerorgeėmailleerd
fixevastmakenfixorgefixeerd
fiyseschroevenfiysor(pop.) stiekem
flyrrebesmeurenflyrrorbesmeurd (met)
futsiareverwringen, verdraaienfutsiarorverdraaid
gāfeomspittengāffordoorgewinterd
gredraaiengrorandersom
  querdogrorandersom
hentein zijn hand[en] houdenlāhentor(lett.) in de hand[en] houdend
hue(fig.) aan banden leggennehuorbandeloos, vrijgevochten
idedrynjeontwijden, ontheiligenidedrynjor²godvergeten, godsgruwelijk
idegrampeontroesten; roest verwijderenidegramporroestvrij, zonder roest
idehulleuitdoen (kleding); (fig.)
   ontbloten, onthullen
idehullor(lett.) ontbloot
iderāfelosmaken (metaaldraad)iderāforonbeteugeld
idetn’reop nonactief stellenidetn’rornonactief
jabincetoestemmen, toestaannejabincorongeoorloofd
jesmeverdelenjesmorontsteld, ontdaan, van streek
kabie[be]drukkenlākabior(lett.) bedrukt (met inkt)
kāpereafkappen (lett./fig.)kāperorkort aangebonden,
   gauw driftig
kasolebezeten zijn door/vankasolorbezeten (door/van)
kett’neoverlaten (vertrouwen dat
   een ander iets doet)
kett’norsereen, ongestoord
kirelos zijnkirorlosgebroken, uitgebroken,
   ontvlucht (vrnl. dieren)
krabéebeļnvloedenlākrabéorinvloedrijk
lāāsfalteasfalterenlāāsfaltorgeasfalteerd (weg)
lācromeverchromenlācromorverchroomd
ladeladenneladorongeladen (vuurwapen)
lāémājereemaillerenlāémājerorgeėmailleerd
lāfutjuemeubilerenlāfutjuorgemeubileerd
lājōle(lett.) verguldenlājōlor(lett.) verguld
lākorstaevertoornenlākorstaorvertoornd, erg woedend
lālācelakkenlālācorgelakt, met een laklaag
lāl’nteliniėrenlāl’ntorgelinieerd, van lijnen voorzien
lāmunkebehangen (met iets)lāmunkorbehangen (met)
lāseuitbotten (knop)lāsorerudiet
lāselezoutenlāselor(lett.) gezouten
lāšifereverzilverenlāšiferorverzilverd, met een laag zilver
lāšiylekruidenlāšiylorgekruid (voedsel)
lāstanaevertinnenlāstanaorvertind
lāsutekostumerenlāsutorgekostumeerd
lelde[beet]pakkenideleldorontdaan (van)
lenabekapen (schip, vliegtuig)lenaborgebroken, teneergeslagen
loinerichtencupploinorextrovert
  fesduloinorintrovert
lufts’rtezich toeleggen op;
   specialiseren in
lufts’rtorgespecialiseerd
lustezin/lust hebbenidelustorlusteloos
marianegetrouwd zijn (met)marianorgetrouwd, gehuwd
  nās-marianorhertrouwd
mebaregeboren wordenmebarorgeboren
mécareomvatten, geheel omringenlāmécaroromvangrijk
meggeopvoeren, uitvoerenmeggorgeforceerd, gewild, gezocht,
   aanstellerig
  helbi-meggorongekleed (niet volledig of vlgs.
   de eis gekleed)
meldemeldormeldorverleden, vorig; geweest;
   gewezen; wijlen
  bentmeldorvoormalig
  eker-meldorarchaļsch
  ralmeldorhedendaags
merfeliegennemerforvol (smaak v. witte wijn)
mipfrenvueverbasterenmipfrenvuorverbasterd (tot)
mjocheaannemen (naam); voor
   schut zetten
mjochoraangenomen (naam); voor
   schut gezet
moftosewortelenzefa-moftosor(fig.) diepgeworteld
monentareontaarden (in)monentarorontaard (in); verworden (tot)
myzālareverlossen (v.e. baby)myzālarorverlost (van) (fig.)
nézéebezwerennézéor²beėdigd
nioteomheinenlāniotoromheind
nūmpetellen; aantal vaststellenfull-nūmporunaniem
olepletten, vlak/plat makenolorin elkaar gedoken (persoon)
olije[uit]rekkenpaqur-olijorlanggerekt (v. toon, klank)
pjaqurrestijgenpjaqurrorin extase
plie(fig.) ontplooienpliorgegoed, welgesteld
plurteweken, zachtmakenplurtorbeschonken, dronken
plypeopenwippen, omhoogwippenplyporluchtig, onbezorgd
preseonder druk staan (lett./fig.)presoronder druk (lett./fig.)
purfillebetonen, benadrukkennepurfilloronbetoond; niet gebleken
riffemakenpijā-rifforperfect, uitmuntend
sadeverzadigenpāltsadoroververzadigd
  roji-sadorbelezen; veel gelezen
   hebbend (persoon)
scrifteinvullennescriftorblanko, oningevuld
silendeverblekenplōf-silendoruitgebleekt
spureopsporenidespurorspoorloos
s’rteplaatsen, neerzettenblefs’rtorachtergesteld (minder begun-
   stigd); (euf.) arm, in armoede
  jas’rtortussengelegen
tjondekokenlātjondorgeėxalteerd (opgewonden)
tōrteschoppen, trappenlātōrtorafgetrapt (v. schoenen)
traploleveroordelentraplolorveroordeeld (tot)
tyrāheblussentyrāhorgeblust
  netyrāhorongeblust
uberegrijpen, pakkendruff-uberoraangedaan, ontroerd
ufrebedervenufrorbedorven
ušegebruikenušorgebruikt (voor); besteed (aan)
vendegaanvendorjongstleden
vevewevenfesvevor(fig.) doorspekt, gelardeerd (met)
vobarevormenvobarorbeschaafd
  nevobaroronbeschaafd, onopgevoed
wape(arch.) wapen[s] dragenwaporgewapend, bewapend
  newaporongewapend
’chisreversieren, decoreren’chisrorversierd, gedecoreerd (met)
’raševerrichten’rašorbewogen (geschiedenis)
’rfótareaanpassen (aan)’rfótaroraangepast (aan)
’rgareopvullen, volstoppen’rgarorpropvol
zārewonenfer-zārorwormstekig
zillarebeschuttenidezillarorblootgesteld (aan)
zusleéén worden; samenvloeienzuslortot één geworden


TOP
<< Hoofdstuk 194 | Hoofdstuk 196 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands