Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 31 | Hoofdstuk 41 >>
4. Additieven

40. Categorieën en gebruik van additieven


Opbouw van dit hoofdstuk:

40.1   Algemeen overzicht

In de Spokaanse grammatica zijn bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden moeilijk van elkaar te onderscheiden. Daarom worden zij tezamen tot de woordsoort van de additieven gerekend.
Een additief vormt een bepaling bij een substantief, een predicaat of een ander additief. Een predicaat bestaat uit een hoofdwerkwoord, al dan niet voorafgegaan door een of meer hulpwerkwoorden (Hoofdstuk 81), en/of door een of meer determinanten (Hoofdstuk 132). Soms bestaat een predicaat uit een werkwoordvervangende constructie, bijvoorbeeld idem (§ 132.37). Soms wordt een predicaat gedeverbaliseerd; in dat geval ondergaat ook het additief dat bij dit gedeverbaliseerde predicaat hoort enige veranderingen. Dit wordt behandeld in Hoofdstuk 126. Een additief wordt ook wel complettief genoemd.

40.2

Een additief kent de volgende relaties tot de verschillende woordsoorten en zinsdelen:

  1. Een adnominale relatie, d.w.z. het additief vormt een bepaling bij een substantief, en heeft dus de functie van bijvoeglijk naamwoord. Een adnominaal additief noemen we adn.add. De adnominale relatie is te splitsen in:

    1. Een attributieve relatie, d.w.z. het adn.add. staat als bepaling voor het substantief. Een attributief additief noemen we attr.add. (vanaf § 40.5).
    2. Een subjectieve relatie, d.w.z. het adn.add. vormt een bepaling bij het subject. Een subjectief additief noemen we subj.add. en staat altijd onmiddellijk achter het predicaat (dus niet onmiddellijk achter het subject) (vanaf § 40.8).
    3. Een objectieve relatie, d.w.z. het adn.add. vormt een bepaling bij het object. Een objectief additief noemen we obj.add. en staat onmiddellijk achter het object (vanaf § 40.19).

  2. Een adverbiale relatie, d.w.z. het additief vormt een bepaling bij een predicaat of een ander additief (meestal adn.add.); het heeft dus meestal de functie van bijwoord. Een adverbiaal additief noemen we adv.add. De adverbiale relatie is te splitsen in:

    1. Een predicatieve relatie, d.w.z. het adv.add. vormt een bepaling bij het predicaat. Een predicatief additief noemen we pred.add. en staat onmiddellijk achter het predicaat (dus op dezelfde plaats als het subj.add., zie A.b.) (vanaf § 40.30).
    2. Een adjectivische relatie, d.w.z. het adv.add. vormt een bepaling bij een ander additief (meestal adn.add.). Een adjectivisch additief noemen we adj.add. en staat altijd onmiddellijk voor het andere additief (vanaf § 40.42).

40.3

De 5 relaties van § 40.2 kunnen in het schema van § 40.4 uitgedrukt worden. Dit schema geldt voor een neutrale basiszin, ofwel een actieve zin waarin subject, predicaat en object in deze volgorde voorkomen. Hoe additieven zich in andere zinnen dan neutrale basiszinnen gedragen, wordt behandeld in Hoofdstuk 93. Voorbeelden van neutrale basiszinnen (waarin het object eventueel mag ontbreken):

Moffain trempe ef mimpit.Moffain leest het boek.
Dâne arkette.Dâne huilt.
Kirro kette sener pâsz ón ef ðûann.We geven ons paspoort aan de douane.
Ef kôtagjes locâteše fes eft ðarmiy armt eft bajuftô.Het landhuis ligt in een dal aan een beek.
Ef denme.Het hagelt.
Ef 'jan perke beri rafane ef storâs ón gress.De jongen moet het verhaal aan mij vertellen.
Drys póbaravy sener zypiy ón ef lorerdater kaf ef stovy ber Gret.Drys wil zijn ledikant aan de koopman op de markt in Gret verkopen.

40.4

De groene pijlen zijn te lezen als: A » B   "A vormt een bepaling bij B".

Let op dat de bepalingen bij een substantief voor dit substantief staan, en bepalingen bij een zinsdeel (subject, predicaat, object) achter dit zinsdeel, met dien verstande dat de bepaling bij het subject nog een positie naar rechts verschoven is, zodat deze achter het predicaat staat.
Substantieven (inclusief voornaamwoorden en eigennamen), subjecten, objecten, predicaten en attributieve additieven die door een additief nader bepaald worden, vatten we samen onder de term fundament. Bijvoorbeeld (het fundament is onderstreept; het bijbehorende additief is vet):

groft âmjegus sourzijn oneerlijke zusje
do obezjere hupshij lacht hard
Elsa verfute ef kul lo mesâ.Elsa verft de schuur groen.
ef purfillus liftkar sérthet verschrikkelijk oude huis

Adj.add.n en attr.add.n vormen samen met het fundament één zinsdeel. Daarentegen worden pred.add.n, subj.add.n en obj.add.n beschouwd als aparte zinsdelen.
Vergelijk ook het gebruik van de term "fundament" bij voorzetsels in § 140.3.

40.5   ad § 40.2   A.a. Attributieve additieven

Een attr.add. wordt vóór het bijbehorende substantief geplaatst, bijvoorbeeld:

ef hupster sérthet grote huis
kost cÿrygâ sour mijn nieuwsgierige zusje
ef net-uneratt chaquindatjen de onverstaanbare spreker
tem tval geffysdeze rotte appels
fâr mesâ krurs vier groene wanden
ef cônservateff obléskroszde conservatieve opvattingen

40.5a

Als het add. een bepaling vormt bij het linkerdeel van een scheidbare samenstelling, wordt het met een filâsto verbonden. Vergelijk:

a.ef kleter zâros-spâklânde nieuwe woningbezitter (de bezitter is nieuw)
b.ef kleter-zâros-spâklânde nieuwewoningbezitter (de woning is nieuw)

a.? eft tjondelira knurfel-hek? een kokende waterkraan (de kraan kookt?)
b.eft tjondelira-knurfel-hekeen kokendwaterkraan
(er komt kokend water uit de kraan)

Dit wordt verder behandeld in § 20.43a–43c.

40.6

Eigennamen, geografische namen (behalve wateren), persoonlijke voornaamwoorden (§ 70.49), afkortingen, (al dan niet voluit geschreven) symbolen en nominaal gebruikte werkwoorden kunnen evenals substantieven bepaald worden door een voorafgaand attr.add.
Eigennamen en persoonlijke voornaamwoorden krijgen nooit een lidwoord als zij door een attr.add. bepaald worden (§ 50.8–11). Hetzelfde geldt voor als eigennaam gebruikte afkortingen (§ 50.12). Nominaal gebruikte werkwoorden krijgen juist wel een lidwoord (§ 50.35). Bijvoorbeeld:

zvalira Durÿsverguhet idyllische Durÿsvergu (dorp)
Do zâre ber lurgiy-fortiyniy Gret.Hij woont in het middeleeuwse Gret.
Eup hatre martel Finlandes.Zij haat het koude Finland.
Flifados Mariy mulkaravy nerovret
Drômote.
De aardige Mariy wil op de lastige Drômote
passen.
Flifados eup mulkaravy nerovret do.Zij die aardig is wil op hem die lastig is passen.
Ef pert mirre quiste ón ef heltiy.Veel wandelen is goed voor de gezondheid.
Do nert affionnose ef hups ufire.Hij houdt niet van hard rijden.
Nelatiyca SA zâlbinase-tÿrt ef BŠ-s pertâx
pai gress.1
De attente SA (Spokanische Spoorwegen) stuurt
de door mij verloren bankcheques terug.
eft hupster A ur eft belt 6een grote A en een kleine 6

Voor het gebruik van lidwoorden zie Hoofdstuk 50.


1Zie ook § 30.55.

40.7

Twee of meer attr.add.n die samen een bepaling bij hetzelfde substantief (of substantiefvervangende woordsoort, zie § 40.6) vormen, worden óf door een komma gescheiden, óf met het voegwoord én (en) verbonden, bijvoorbeeld:

ef hupster, cÿrot sért = ef hupster én cÿrot sérthet grote houten huis
fâr mesâ, kerp krurs = fâr mesâ én kerp krursvier groene, gladde wanden
lurgiy-fortiyniy, prÿzamiriy Gret =
= lurgiy-fortiyniy én prÿzamiriy Gret
het middeleeuwse en statige Gret
slenn, pleffy, šym Irtava = slenn, pleffy én šym
Irtava = slenn én pleffy én šym Irtava
de slanke, knappe en blonde Irtava

In de spreektaal wordt de voorkeur aan het gebruik van én gegeven. Alleen bij meer dan twee opvolgende attr.add.n wordt ook in de spreektaal én weggelaten (behalve voor het laatste attr.add.).
In de schrijftaal doet de volledige weglating van én dikwijls archaïsch of poëtisch aan als er drie of meer additieven achter elkaar volgen.1


1In sommige contexten (bijvoorbeeld bij het uitdrukken van een contrast) lijkt er een subtiel betekenisverschil te bestaan tussen het gebruik van een komma en de toevoeging van én. Vergelijk:

a.    Óps eft toronter, ÿciy kelbra lorerde.
b.    Óps eft toronter én ÿciy kelbra lorerde.
Ze hebben een ovale, eikenhouten tafel gekocht.

In a. ligt de nadruk op een ovale tafel die bovendien van eikenhout is; in b. op een tafel met twee gelijkwaardige eigenschappen: ovaal én van eikenhout. Variant a. heeft de voorkeur als de toehoorder weet dat de tafel van eikenhout is en alleen de ovale vorm nieuwe informatie is.
Merk op dat toevoeging van en in het Nederlands tot een andere betekenis kan leiden: Ze hebben een ovale en eikenhouten tafel gekocht kan ook betekenen dat ze twee tafels hebben gekocht: een die ovaal is en een die van eikenhout is. Dit wordt in het Spokaans op de volgende wijze uitgedrukt:

Óps eft toronter kelbra ur eft ÿciy tiyn lorerde.
zij een ovale tafel en een eikenhouten ding hebben.gekocht
Ze hebben een ovale tafel en [ook] een van eikenhout gekocht.

Zie ook § 40.49a–49b.


40.7a

In archaïsch/poëtisch taalgebruik komen we wel constructies tegen waarbij een of meer attr.add.n áchter het substantief worden geplaatst, vergelijk:

a.Óps zâre fes eft hupster én lûx kôtagjes, lef ten svime-wika.
 Ze wonen in een groot en luxueus landhuis, met twee zwembaden.

b.†℗ Óps zâre fes eft kôtagjes, hupster én lûx, lef ten svime-wika.
 Ze wonen in een landhuis, groot en luxueus, met twee zwembaden.

Het onderstreepte deel in zin b. is feitelijk een elliptische relatieve -lira-constructie (§ 124.46) waarbij het werkwoord is weggelaten. Zin b. is dus gebaseerd op c.:

c.Óps zâre fes eft kôtagjes, meldelira hupster én lûx, lef ten svime-wika.
 Ze wonen in een landhuis, dat groot en luxueus is, met twee zwembaden.

40.8   ad § 40.2   A.b. Subjectieve additieven

Een subj.add. staat onmiddellijk achter het predicaat en wordt door dit predicaat verbonden met het subject. Meestal bevat een dergelijk predicaat een koppelwerkwoord. Bijvoorbeeld:

Ef mimpit melde yroppiy.Het boek is spannend.
Kult ÿksanera pónze liftkar.Onze buurvrouw wordt oud.
Gress trije beri pónze ielba.Ik probeer rijk te worden.
Ef storâs ÿrmoie trufô.Het verhaal schijnt waar [te zijn].

Ook andere werkwoorden kunnen het karakter van koppelwerkwoord krijgen:

Ef vildul lelde lutt.De boom groeit krom.
Do tasse koffon.Hij valt dood neer.
Petriy scemre crôg.1Petriy schreeuwt zich hees.
Do larde keša.1
 
Hij eet zich dik.
(hij wordt dik door het vele eten)
Eup sen lukte clenn.2Zij wast zich schoon.
Do sen byte ronter-blotter.2Hij slaat zich bont en blauw.

1Scemre en larde worden hier intransitief gebruikt. Merk op dat de Nederlandse equivalenten wederkerend zijn.


2Lukte en byte zijn hier transitief-wederkerend. Vergelijk:

Eup lukte ef baby lo clenn.Ze wast de baby schoon.
Do byte ef tregg lo ronter-blotter.Hij slaat de hoer bont en blauw.

Nu er objecten aanwezig zijn die niet corefereren met de subjecten is er geen sprake meer van een "soort" koppelwerkwoorden. Zie voor lo § 40.19 en voor wederkerende zinnen § 72.6.


40.9

In meer poëtisch taalgebruik bestaat zelfs de mogelijkheid om een transitief werkwoord een koppelfunctie te geven (terwijl er bovendien een object aanwezig is):

(1)Óps pliyfone ysp ef bjerr.
 Ze drinken zich dronken met het bier.
(ze drinken zo veel bier dat ze dronken worden)

(2)Do moje hômba ef kles.
 Hij maait het gras waarbij hij moe wordt.

In feite heeft er in dergelijke zinnen een samentrekking plaatsgevonden die door velen niet goedgekeurd wordt. Kojen-Pôt (1977) keurt bijvoorbeeld zin (2) om de volgende reden af: (2) is een samentrekking van:

(3)Do moje hômba.
en:
Hij maait zich moe.
(4)Do moje ef kles.Hij maait het gras.

In (3) fungeert moje als een intransitief koppelwerkwoord; in (4) als transitief werkwoord, gevolgd door een object. Er is dus sprake van twee verschillende woordsoorten die tot één woord samengetrokken worden. Helaas negeert Kojen-Pôt het feit dat de door hem afgekeurde constructies in veel sagen en ook in modernere poëzie herhaaldelijk terug te vinden zijn. In niet-literaire taal worden ze echter liever vermeden; (1) en (2) kunnen dan omschreven worden als bijvoorbeeld:

(1′)Óps pónze ysp pai ef bjerr-ÿpliyfonos.
 Ze worden dronken door het bierdrinken.

(2′)Do moje ef kles ur pónze hômba.
 Hij maait het gras en wordt moe.

40.10

Twee of meer subj.add.n die samen een bepaling bij hetzelfde subject vormen, worden óf door een komma van elkaar gescheiden, óf met én (en) verbonden. In de spreektaal wordt de voorkeur aan én gegeven (zie ook § 40.7). Bijvoorbeeld:

Ef mimpit melde yroppiy, belde-âp. = Ef mimpit melde yroppiy én belde-âp.
Het boek is spannend en leerzaam.

Do larde keša, ojaber. = Do larde keša én ojaber.
Hij eet zich dik en misselijk.

40.11

Als er na de subj.add.n nog andere zinsdelen volgen (zoals een object), is alleen een verbinding met én mogelijk:

a.Eup larde keša én ojaber ðÿm helt tiffos.
b.* Eup larde keša, ojaber, ðÿm helt tiffos.
 Zij eet zich dik en misselijk tegen beter weten in.

a.Do moje hômba én pliyf ef kles.
b.* Do moje hômba, pliyf, ef kles.
 Hij maait het gras zodat hij moe en dorstig wordt.

Als er na de subj.add.n een bijzin volgt, wordt sterk de voorkeur gegeven aan een verbinding met én. Het gebruik van een komma in plaats van én is stilistisch gemarkeerd. Vergelijk:

a.Kult ÿksanera pónze liftkar én siytintkinn, er sener merater melde koffon.
b.? Kult ÿksanera pónze liftkar, siytintkinn, er sener merater melde koffon.
 Onze buurvrouw wordt oud en mopperig, sinds haar man dood is.

40.12

In § 40.30 wordt uitgelegd dat een pred.add. direct achter het predicaat wordt geplaatst. Omdat dit dezelfde positie is als die waar een subj.add. staat, kan een zin ambigu worden, bijvoorbeeld:

Lerdu scemre crôg.
a.  Lerdu schreeuwt hees.   (= Lerdu's geschreeuw klinkt hees)
b.  Lerdu schreeuwt zich hees.   (= Lerdu schreeuwt zo hard dat hij hees wordt)

Als crôg beschouwd wordt als een pred.add. zegt het iets over het predicaat (betekenis a.). Maar als crôg beschouwd wordt als een subj.add., zegt het iets over het subject (betekenis b.).

40.13

De ambiguïteit uit de vorige paragraaf kan gedeeltelijk opgeheven worden door toevoeging van de determinant lo als er sprake is van een subj.add. (vergelijk ook de obj.add.n waarbij lo verplicht is, § 40.19). Daar een additief voor de functie van pred.add. niet gemarkeerd kan worden, is de ambiguïteit nooit geheel op te heffen. Vergelijk de volgende voorbeeldzinnen waarin het additief bij a. als ongemarkeerd pred.add. fungeert, en bij b. als eventueel met lo gemarkeerd subj.add.:

a.Elsa pjôle klata rifo ef feminesmiyecÿr hâc.
 Elsa praat op overtuigde wijze over het nut van het feminisme.
(= haar manier van praten klinkt overtuigd maar misschien acteert zij goed en
is ze zelf in het geheel niet van dat nut overtuigd)
b.Elsa pjôle [lo] klata rifo ef feminesmiyecÿr hâc.
 Elsa praat overtuigd over het nut van het feminisme.   (= nu ze erover praat,
raakt Elsa zelf overtuigd van dat nut – als ze niet reeds overtuigd was)

a.Rufen poire helt.
 Rufen leeft gezond.   (= leeft volgens de regels die gezondheid moeten
garanderen, maar het is nog niet gezegd of Rufen ook werkelijk gezond is)
b.Rufen poire [lo] helt.
 Rufen leeft gezond.   (= leeft zodanig dat hij gezond is/blijft)

40.14

Als een subj.add. en een pred.add. gelijktijdig voorkomen, is toevoeging van lo vóór het subj.add. verplicht, terwijl het subj.add. achter het pred.add. komt te staan. Bijvoorbeeld:

Ef vildul lelde vita lo lutt.De boom groeit snel krom.
Petriy scemre lilt lo crôg.1Petriy schreeuwt zich dikwijls hees.
Rufen poira riyfain lo helt.2Rufen heeft altijd gezond geleefd.
(= hij heeft altijd zodanig geleefd dat hij gezond is/blijft)

1Deze zin drukt uit dat Petriy dikwijls schreeuwt, waardoor hij (altijd) hees wordt. Vergelijk:

a.Petriy scemre lo lilt crôg.Petriy schreeuwt zich dikwijls-hees.

In a. vormt lilt een bepaling bij crôg: er wordt nu beweerd dat áls Petriy schreeuwt, het dikwijls voorkomt dat hij daardoor hees wordt. Of hij vaak dan wel zelden schreeuwt, wordt nu in het midden gelaten.


2Vergelijk:

a.Rufen poira riyfain helt.
 Rufen heeft altijd gezond geleefd.   (= zijn wijze van leven is altijd volgens
de regels geweest die gezondheid moeten garanderen, maar het is niet
gezegd dat hij zelf ook gezond was/is)
b.Rufen poira lo riyfain helt.
 (idem)   (= hij heeft zodanig geleefd dat hij altijd gezond was/is)

In a. en b. fungeert riyfain als adj.add. bij helt. De constructie riyfain helt (altijd gezond) is in a. een predicatieve bepaling bij poira, en in b. een subjectieve bepaling bij Rufen.


40.15

Als een pred.add. aan het werkwoord gehecht is (§ 40.31) vervalt de verplichting om lo toe te voegen. Vergelijk:

a.Kirro pitte hups lo hômba."We fietsen hard ons moe."
b.Kirro farte-hups hômba.We rennen ons moe.

Een correcte Nederlandse vertaling van a. zou kunnen zijn: "We fietsen [zo] hard dat we moe worden". In b. is sprake van het samengestelde werkwoord farte-hups met de gelexicaliseerde betekenis 'rennen'.

40.16

De determinant lo kan niet gebruikt worden bij een subj.add. dat d.m.v. de koppelwerkwoorden melde, pónze of tinde aan het subject is verbonden. Vergelijk:

a.Do melde hupster.Hij is groot.
b.* Do melde lo hupster.1

a.Kult ÿksanera pónze liftkar.Onze buurvrouw wordt oud.
b.* Kult ÿksanera pónze lo liftkar.

1Niet te verwarren met:

Do melde lo hupster lo Elsa.Hij is even groot als Elsa.

Hier is lo geen determinant die een subj.add. definieert, maar onderdeel van de vergelijkende constructie lo ... lo (even ... als). Zie § 143.113–114.


40.17

Het verbod om een subj.add. met lo te markeren als het predicaat melde, pónze of tinde is, impliceert dat een combinatie van pred.add. en subj.add. vermeden moet worden (vgl. § 40.14). In dit geval kan het pred.add. geheel vooraan of achteraan de zin geplaatst worden (§ 40.34–35):

Vita kult ÿksanera pónze liftkar.Snel wordt onze buurvrouw oud.
Kult ÿksanera pónze liftkar vita.Onze buurvrouw wordt snel oud.

40.18

In (onverzorgde) spreektaal wordt lo soms wel toegevoegd bij feitelijke koppelwerkwoorden als ÿrmoie (schijnen te zijn; er wordt beweerd dat) of râgtage (blijken te zijn):

? Ef storâs ÿrmoie lo trufô.Het verhaal schijnt waar te zijn.
? Do râgtage lo kinur.Hij blijkt ziek te zijn.

Merk op dat râgtage in de functie van koppelwerkwoord sowieso als "spreektaal" wordt beschouwd. Zie § 81.23.

40.19   ad § 40.2   A.c. Objectieve additieven

Een obj.add. staat altijd onmiddellijk achter het object en de relatie tussen het obj.add. en object wordt door het predicaat vastgelegd, oftewel: het obj.add. drukt een eigenschap uit die door toedoen van het predicaat ontstaat.1 Een obj.add. wordt altijd voorafgegaan door de determinant lo (eigenlijk het voorzetsel met de betekenis 'zoals'):

Do byte ef chat lo ronter-blotter.Hij slaat de kat bont en blauw.
Gress tânpe ef kariy klôp lo frûx.Ik laat het lelijke beeldje kapot vallen.
Petriy rafane ef storâs lo yroppiy.Petriy vertelt het verhaal spannend.   (= hij vertelt
zodanig dat het verhaal spannend wordt)
Gress verfute ef krur lo mesâ.Ik verf de muur groen.
Tu nert tjontât ef tustus lo ber jûntiyn.Je moet de eieren niet te hard koken.

1Als het object het onbeklemtoonde pers.vnw. ef is, kan het obj.add. ervóór staan, en dan zonder lo. Vergelijk:

a.Do trekke ef léeja lo tirdus.Hij trekt het gordijn kapot.
b.Do trekke tirdus ef.Hij trekt het kapot.

Zie verder § 133.81.


40.20

Een obj.add. kan ook gecombineerd worden met werkwoorden die niet verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van de eigenschap, maar die uitdrukken hoe het subject (en/of andere betrokkenen) de eigenschap "onder controle heeft" of "ervaart". Vergelijk:

(1)a.Petriy lelperre eft blotter kul.
  Petriy heeft een blauwe schuur.
 b.Petriy lelperre ef kul lo blotter.1
  Petriy heeft de schuur blauw.

(2)a.Ef harber ðobiyre ef martel šupa kaf ef kelbra.
  De ober zet de koude soep op tafel.
 b.Ef harber ðobiyre ef šupa lo martel kaf ef kelbra.2
  De ober zet de soep koud op tafel.

(3)a.Kirro geldre beri wencate ef blotter kul.
  We mogen de blauwe schuur houden.
 b.Kirro geldre beri wencate ef kul lo blotter.
  We mogen de schuur blauw houden.

In de a-zinnen staat een neutrale mededeling. In (1a) geldt: Petriy heeft een schuur en die schuur is blauw. In (2a) geldt: de ober zet de soep op tafel en die soep is koud. In (3a) geldt: we hebben een blauwe schuur en die hoeven we [van de gemeente] niet af te breken.
Maar in de b-zinnen wordt een extra dimensie van "controle" of "ervaring" uitgedrukt. In (1b) geldt: Petriy heeft een schuur en hij heeft (ooit) beslist dat die blauw moest zijn. In (2b) lijkt een ongewenste situatie te worden uitgedrukt: de ober zet de soep op tafel, maar tegen de verwachting in blijkt deze koud te zijn (we laten hierbij in het midden of de ober bewust zélf de soep koud heeft laten worden). Zin (3b) is te interpreteren als: we hebben een schuur en de gemeente heeft bepaald dat die blauw mag blijven.
In de b-zinnen wordt er dus via het predicaat een relatie gelegd tussen het subject (of een niet nader genoemde betrokkene) en de eigenschap die aan het object wordt toegekend.


1Merk op dat een constructie als (1a) soms niet correct (of vreemd) is, terwijl een constructie als (1b) wel correct is. Vergelijk:

a.® Óps lelperre riyfain tuffes slapelmit-miflifs.
 ® Ze hebben altijd open slaapkamerramen.
b.Óps lelperre riyfain ef slapelmit-miflifs lo tuffes.
 Ze hebben altijd de slaapkamerramen open.

Zin a. suggereert dat de slaapkamerramen de eigenschap "open" hebben (en dus niet dicht kunnen), waarbij "altijd" suggereert dat het niet bij de bewoners opkomt om ook "dichte" slaapkamerramen te hebben. Dit is een nogal onwaarschijnlijk scenario. In b. daarentegen wordt uitgedrukt dat de slaapkamerramen weliswaar gesloten kunnen worden, maar dat de bewoners ervoor kiezen om ze open te houden. Hier speelt dus ook de "ervaring" of "wil" van het subject een rol.


2Om meer expliciet uit te drukken dat de soep al koud is als de ober die op tafel zet, kan er ook voor een bijzin gekozen worden, bijvoorbeeld:

Ef harber ðobiyre ef šupa kaf ef kelbra, fara pana melde pip martel.
De ober zet de soep op tafel als deze al koud is.

40.21

Niet alle Spokaanse werkwoorden lenen zich voor de constructie zoals geïllustreerd in (1)–(3) in de vorige paragraaf. Vergelijk:

(4)a.* Gress nert pónze ef lutt zeff lo krono.
  Ik krijg de [kromme] staaf niet recht.
 b.Gress nert eftarse beri riffe ef lutt zeff lo krono.
  Het lukt me niet om de kromme staaf recht te maken.

Het werkwoord pónze in de betekenis van 'lukken' kan niet op deze manier gebruikt worden (het Nederlandse equivalent krijgen kan dat wel). In plaats hiervan kiest het Spokaans voor een omschrijving zoals in (4b).

40.22

Sommige combinaties van werkw. + obj.add. zijn idiomatisch geworden, oftewel: ze hebben een specifieke betekenis gekregen. Vergelijk:

(1)Eup sleare ef šupa lo martel.Ze dient de soep koud op.
(2)Eup munke ef luktôsta lo kÿpony.Ze hangt de was te drogen.
(3)Eup munke ef kÿpony luktôsta.a. Ze hangt de droge was op.
 b. Ze hangt de was droog op.

Analoog aan zin (1) zou men verwachten dat zin (2) betekent: 'Ze hangt de was droog op'. In dit geval kunnen we aannemen dat deze niet-geïdiomatiseerde betekenis ook met zin (3) (betekenis b.) uitgedrukt kan worden.

40.23

Soms komen we een constructie tegen waarin een volt.dw. fungeert als een obj.add. Vergelijk:

(1)a.Ef pirmink Petriy lelperravy ef kul lo blotter.
  Volgende week wil Petriy de schuur blauw hebben.
 b.? Ef pirmink Petriy lelperravy ef mimpit lo tremp.1
  Volgende week wil Petriy het boek gelezen hebben.
 c.? Tu perke beri wencate ef ÿrts hurts lo vloffâx.1
  Je moet de valse honden opgesloten houden.

Zin (1a) is correct, met de betekenis "Petriy wil de schuur blauw schilderen (of: Petriy wil dat iemand de schuur blauw schildert) en dit moet volgende week klaar zijn". Maar (1b), met het volt.dw. tremp (gelezen), en (1c), met het volt.dw. vloffâx (opgesloten) worden door velen afgekeurd.2 In plaats hiervan wordt dan de voorkeur gegeven aan een bijzin (1b′) of een echt obj.add. (1c′), bijvoorbeeld:

(1)b′.Petriy probare, den [do] trempa ef mimpit ef pirmink.
  Petriy wil dat hij volgende week het boek gelezen heeft.
 c′.Tu perke beri wencate ef ÿrts hurts lo vloffiyn.
  Je moet de valse honden opgesloten houden.

1Voor de vorming van zulke bijgestelde volt.dw.n, zie Blok 101.3.


2Dentôr-Kurmân constateert in een artikel (1993) dat zulke constructies door de meeste Spokaniërs geïnterpreteerd worden als "grappig bedoeld", "ironisch" of "verwijzend naar een spreker met een groot gebrek aan taalgevoel".

40.24

Zinnen als (1) in de vorige paragraaf kunnen weer een obj.add. bevatten, vergelijk a. met b.:

(1)a.Elsa probare, den [eup] verfuta ef kul ef pirmink.
  Elsa wil dat ze volgende week de schuur geschilderd heeft.
OF Elsa wil volgende week de schuur geschilderd hebben.

 b.Elsa probare, den [eup] verfuta ef kul lo mesâ ef pirmink.
  Elsa wil dat ze volgende week de schuur groen geschilderd heeft.
OF Elsa wil volgende week de schuur groen geschilderd hebben.

(2)a.Petriy nert kurre, den [do] enn ef klôp tânpe.
  Petriy kan het beeldje niet hebben laten vallen.

 b.Petriy nert kurre, den [do] enn ef klôp lo frûx tânpe.
  Petriy kan het beeldje niet kapot hebben laten vallen.

In zulke constructies gedraagt het modale hulpwerkw. zich als een soort hoofdwerkw., gevolgd door een ondergeschikte bijzin. Vergelijk ook de voorbeelden in § 110.32.

40.25

Het Spokaans maakt vaak gebruik van een obj.add., waar het Nederlands voor een samengesteld werkwoord kiest. Zo kent het Spokaans geen werkw. voor 'opendraaien' (van een kraan), maar alleen een combinatie van gre (draaien) plus tuffes (open), bijvoorbeeld: Do gre ef hek lo tuffes (Hij draait de kraan open).1
Soms kent het Spokaans wel een specifiek werkw. dat het gebruik van een obj.add. overbodig maakt. Er zijn verschillende mogelijkheden, vergelijk hoe de Nederlandse werkwoorden die alle op productieve wijze met 'samen' zijn samengesteld, in het Spokaans op talloze manieren kunnen worden vertaald:

(1)énare ... lo ðônossamendrijven (van vee)
(2)ðée-ðônossamendrukken
(3)migte-ðônossamenpersen
(4)ðônos-fôltesamenvouwen
(5)ðônosrômesamenwerken
(6)zuslesamenstromen, samenvloeien (van 2 rivieren)

Bij (1) zien we de toepassing van een obj.add. (de productieve vorm). In (2) en (3) is ðônos achteraan het werkw. gehecht, in (4) en (5) vooraan het werkw., waarbij er in (5) bovendien sprake is van een samentrekking, namelijk van ðônos met ÿrôme. In (6), ten slotte, staat een voorbeeld van een specifiek, niet-samengesteld, werkw. Zie ook § 83.45–48 voor werkw.n die met een add. zijn samengesteld.


1Daarentegen kent het Spokaans wel een apart werkw. voor 'dichtdraaien, dichtdoen': Do scvÿze ef hek (Hij draait de kraan dicht). Zo'n apart werkw. verdringt het gebruik van een obj.add., dus een constructie als Do gre ef hek lo ilba (Hij draait de kraan dicht) is ongebruikelijk (voor sommigen ongrammaticaal).

40.26

Twee of meer obj.add.n die samen een bepaling bij hetzelfde object vormen, worden óf door een komma gescheiden (waarbij lo voor elk obj.add. herhaald wordt), óf met én (en) verbonden (waarbij lo níét herhaald wordt). In de spreektaal wordt de voorkeur aan de verbinding met én gegeven (zie ook § 40.7):

Gress verfute ef krur lo mesâ, lo blotter. = Gress verfute ef krur lo mesâ én blotter.
Ik verf de muur groen en blauw.

Krafta ôtosme sener rist lo sgârf, lo agren. = Krafta ôtosme sener rist lo sgârf én agren.
Krafta slijpt zijn zwaard scherp en puntig.

Zie ook § 120.78, bij de behandeling van nevenschikkingen.

Als er na de obj.add.n nog andere zinsdelen of bijzinnen volgen, is alleen een verbinding met én mogelijk:

Petriy rafane ef storâs lo yroppiy én vÿmpiy ón ef ûeme-silens nutelira efantys.
Petriy vertelt het verhaal spannend en griezelig aan de ademloos luisterende kinderen.

Gress ma verfute ef krur lo mesâ én blotter, gress affionnosilóme goe psermt colinôsta.
Ik verf de muur groen en blauw, omdat ik van schrille kleurstellingen houd.

40.27

Obj.add.n kunnen ook gecombineerd worden met een volt.dw. Vergelijk:

Do gre ef hek lo tuffes. ~ ef gror hek lo tuffes
Hij draait de kraan open. ~ de opengedraaide kraan

Ef kûfôsukér ufire ef mirra lo tirdus. ~ ef ufiror mirra lo tirdus
Het landbouwverkeer rijdt de weg kapot. ~ de kapotgereden weg

Eup verfute ef kul lo bârÿr. ~ ef verfutor kul lo bârÿr
Ze schildert de schuur paars. ~ de paars geschilderde schuur

Ef keltosz énare ef boerts lo ðônos. ~ ef énaror boerts lo ðônos
De boerinnen drijven de koeien samen/bij elkaar. ~ de samengedreven koeien

40.28

Voor de voorbeelden in de vorige paragraaf bestaat ook een alternatieve constructie, namelijk een samenstelling van obj.add. plus volt.dw. Vergelijk:

ef gror hek lo tuffes~ ef tuffes-gror hekde opengedraaide kraan
ef ufiror mirra lo tirdus~ ef tirdus-ufiror mirrade kapotgereden weg
ef verfutor kul lo bârÿr~ ef bârÿr-verfutor kulde paars geschilderde schuur
ef énaror boerts lo ðônos~ ef ðônos-énaror boerts1de samengedreven koeien

De keuze tussen enerzijds een volt.dw. met losstaand obj.add. en anderzijds een samengesteld volt.dw. is onder meer afhankelijk van een persoonlijke voorkeur, de betekenis, de zinsconstructie of de focus. Bij een losstaand obj.add. lijkt de focus meer te liggen op het bereikte resultaat, terwijl een samengesteld volt.dw. eerder een eigenschap uitdrukt. Of, zoals Dentôr-Kurmân (1993) het uitdrukt: "Bij eft verfutor gartsat lo bârÿr (een paars geschilderde tuinbank) denk je aan de paarse verf die nog nat is; bij eft bârÿr-verfutor gartsat denk je aan een tuinbank met een opvallend paarse kleur."


1Hier zullen velen de voorkeur geven aan het samengestelde volt.dw. in ef ðônos-énaror boerts, omdat er een analogie gevoeld wordt met een constructie als ef ðônos-fôltor kósto (het samengevouwen kleed), waarin het volt.dw. afkomstig is van het samengestelde werkw. ðônos-fôlte (samenvouwen, opvouwen) (en niet van fôlte ... lo ðônos).

40.29

Ook in een groter zinsverband wordt de voorkeur gegeven aan een samenstelling, vooral als er sprake is van ambiguïteit. Vergelijk:

(1)Petriy nâs-verfutavy ef bârÿr-verfutor kul ef pirmink.
 Petriy wil de paars geschilderde schuur volgende week overschilderen.

(2)Petriy nâs-verfutavy ef verfutor kul lo bârÿr ef pirmink.
 a. Petriy wil de paars geschilderde schuur volgende week overschilderen.
 b. Petriy wil de geschilderde schuur volgende week paars overschilderen.

In (1) is het duidelijk dat het gaat om een reeds paars geschilderde schuur. In (2) kan het onderstreepte element een bepaling zijn bij zowel verfutor als nâs-verfutavy.

40.30   ad § 40.2   B.a. Predicatieve additieven

Een pred.add. staat onmiddellijk achter het predicaat en zegt iets over de wijze waarop de door het predicaat uitgedrukte handeling uitgevoerd wordt:1

Eup obezjere tarr.Ze lacht luid.
Do trempe lôftquar ef mimpit.Hij leest het boek langzaam.
Dena oto tóte beri ufire vita.Deze auto schijnt snel te rijden.

Ef druff 'nin pjôle pagiyry rifo sener poirdÿf fosies.
Het droevige meisje praat eerbiedig over haar overleden ouders.

1De ontkenningswoorden nert en noi gedragen zich op een afwijkende manier, omdat zij als pred.add. niet alleen het predicaat kunnen ontkennen, maar ook de gehele zin (dus de gehele taaluiting). Dit wordt uitgelegd in § 151.6 en § 151.37.

40.31

Soms heeft een pred.add. zo'n innige relatie met een werkwoord dat het pred.add. er met een filâsto aan gehecht is. We hebben dan met een scheid.samst. te maken, waarvan de betekenis in meer of mindere mate gelexicaliseerd kan zijn, vergelijk:

Kirro pitte hups.Wij fietsen hard (snel).
Kirro farte-hups.1Wij lopen hard; wij rennen.

Een duidelijke vorm van lexicalisering is trempe-hups dat niet zomaar "hard/luid lezen" betekent, maar 'voorlezen'. Vergelijk:

Gress trempe ef storâs.Ik lees het verhaal.
Gress trempe hups ef storâs.2Ik lees het verhaal luid.
Gress trempe-hups ef storâs.Ik lees het verhaal voor.

Dergelijke aangehechte additieven worden niet meer als pred.add.n beschouwd. Dit impliceert onder meer dat zij niet nader bepaald kunnen worden door een adj.add. (§ 40.42), en geen meervoudssuffix kunnen krijgen (Blok 42.23). De aanhechting van een pred.add. aan een werkwoord is een improductief procédé, behalve in sommige dialecten op Noordoost-Berref, waar dit procédé in feite alle los geplaatste pred.add.n vervangt. Bijvoorbeeld:

Δ Do trempe-lôftquar ef mimpit."hij leest-langzaam het boek"
Δ Dena oto tóte beri ufire-vita."deze auto schijnt te rijden-snel"

1Als we "snel lopen" en "rennen" als twee verschillende handelingen beschouwen (bijvoorbeeld omdat de lichaamshouding en het spiergebruik bij "rennen" anders zijn dan bij een snelle vorm van "lopen") kan het bestaansrecht van beide volgende varianten gerechtvaardigd worden:

Do farte hups.Hij loopt snel/hard.
Do farte-hups.Hij rent.

Negeren we het semantische verschil tussen "snel lopen" en "rennen" dan treedt er een verdringingsregel in werking die zegt dat een niet-productieve variant altijd de productieve variant verdringt. In dat geval zou de productieve frase farte hups onacceptabel zijn, ten gunste van farte-hups.


2Omdat er in de spreektaal geen verschil te horen is tussen de toevoeging van een pred.add. in trempe hups en de scheid.samst. trempe-hups, en er dus ambiguïteit optreedt, kan het pred.add. hups vervangen worden door het synoniem tarr: Gress trempe tarr ef storâs (Ik lees het verhaal luid).

40.32

De additieven tijâ (weg) en tÿrt (terug) worden altijd aan het predicaat gehecht. Deze scheid.samst.n zijn dus productief te noemen:

(1)Gress farte-tijâ.Ik loop weg.
(2)Do nert kettavy-tÿrt ef mimpit.Hij wil het boek niet teruggeven.

Merk op dat in semantisch opzicht deze additieven feitelijk een bepaling bij het subject of bij het object vormen: in zin (1) zegt tijâ feitelijk meer van het subject (namelijk dat aan gress de eigenschap van "weg; verdwenen" toegekend wordt), en in (2) zegt tÿrt feitelijk meer van het object (namelijk dat aan mimpits de eigenschap van "teruggekeerd; weer aanwezig" toegekend wordt), dan dat deze additieven iets zeggen over de wijze waarop de handelingen "lopen" en "geven" plaatsvinden. Toch leidt het gebruik van tijâ als subj.add., en het gebruik van tÿrt als obj.add. tot ongrammaticale constructies:

* Gress farte lo tijâ.
* Do nert kettavy ef mimpit lo tÿrt.

Kennelijk bestaat hier een conflict tussen enerzijds de semantische intuïtie die zegt dat tijâ en tÿrt een nadere bepaling bij het subject of object vormen, en anderzijds de syntactische realiteit die aantoont dat deze additieven een bepaling bij het predicaat vormen. Dit conflict wordt opgelost door tijâ en tÿrt aan het predicaat te hechten, zodat zij noch als subj./obj.add., noch als pred.add. beschouwd hoeven te worden.1


1In een enkel geval treden tijâ en tÿrt níét als deel van een samenstelling op, maar als volwaardig additief. Dit gebeurt met name bij het semantisch lege koppelwerkwoord melde (§ 102.54). Bijvoorbeeld:

a.Ef mimpit melde tijâ.Het boek is weg/zoek.
b.Aftel do melde pip tÿrt?Is hij al terug?

Samenstellingen als *melde-tijâ (wegzijn) of *melde-tÿrt (terugzijn) komen dus niet voor. Merk op dat het ook in a. en b. geen uitgemaakte zaak is of we nu te doen hebben met subj.add.n dan wel met pred.add.n. Normaliter kan getest worden of een element een subj.add. is, door te kijken of de determinant lo ervoor geplaatst kan worden (§ 40.12). Deze test gaat bij a. en b. echter niet op, omdat lo in combinatie met melde áltijd tot een ongrammaticale constructie leidt, ook al staat lo voor een subj.add. Dit wordt uiteengezet in § 40.16.


40.33

Twee of meer pred.add.n die samen een bepaling bij hetzelfde predicaat vormen, worden altijd met het voegwoord én verbonden (dus nooit door een komma gescheiden):

Do trempe lôftquar én pazzostafiy ef mimpit.
Hij leest het boek langzaam en grondig.

Dena oto tóte beri ufire vita én huâs.
Deze auto schijnt snel en zuinig te rijden.

Als het ene pred.add. met een filâsto aan het werkwoord verbonden is, blijft én achterwege:

Gress ufire-tijâ hups.Ik rijd hard (snel) weg.
Petriy reppe-tâzjiy ÿrðaag ef wuftas.1Petriy zegt de woorden duidelijk na.

1De filâsto-verbinding van reppe (zeggen) en tâzjiy (opnieuw) geeft de gelexicaliseerde betekenis 'nazeggen'. Als reppe en tâzjiy los geschreven worden, behouden zij beide hun oorspronkelijke betekenis. Bovendien moet er tussen tâzjiy en het eropvolgende additief én geplaatst worden:

Petriy reppe tâzjiy én ÿrðaag ef wuftas.
Petriy zegt de woorden opnieuw [en] duidelijk.

40.34

Stilistische en pragmatische overwegingen (emfase, variatie, ritme, topicalisatie ed.) kunnen reden zijn om pred.add.n geheel vooraan de zin te plaatsen. Dit verschijnsel wordt additivische prolepsis genoemd. Vergelijk:

Faly tisjane plépiylmiy ef zaftakyn.Faly bekent schoorvoetend de diefstal.
Plépiylmiy Faly tisjane ef zaftakyn.Schoorvoetend bekent Faly de diefstal.

Gress prate mas helkara Bôrâ.Ik vertrek morgen naar Bôrâ.
Mas gress prate helkara Bôrâ.Morgen (niet vandaag) vertrek ik naar Bôrâ.

Zie ook Hoofdstuk 93 waarin nader ingegaan wordt op de positie van additieven in een zin.

40.35

Pred.add.n worden soms geheel achteraan geplaatst (voor zover zij in de positie achter het predicaat niet reeds aan het eind van de zin staan). Zij kunnen dan de plaats bezetten die gereserveerd was voor het obj.add., en omdat een obj.add. altijd voorafgegaan wordt door de determinant lo, is er geen verwarring met het pred.add. (altijd zónder lo) mogelijk. Achteraanplaatsing van een pred.add. wordt additivische metalepsis genoemd, en gebeurt als het pred.add. relatief weinig emfatisch is (eventueel omdat een ander element uit de zin sterk op de voorgrond treedt). Vergelijk:

Faly tisjane ef zaftakyn plépiylmiy.Faly bekent de diefstal schoorvoetend.
Gress prate helkara Bôrâ mas.Ik vertrek morgen naar Bôrâ (niet naar Gret).

40.36

Let ten slotte op de verschillen tussen de volgende drie voorbeelden:

a.Pred.add.:
 Do vro'egie ef moplariy kursuus. = Do vro'egie kursuus ef moplariy.
 Hij beschrijft het ongeluk op bloederige wijze.   (zijn woordkeus is bloederig, maar bij het ongeluk zelf hoeft helemaal geen bloed gevloeid te zijn)

b.Obj.add.:
 Do vro'egie ef moplariy lo kursuus.
 Hij beschrijft het ongeluk bloederig.   (zijn beschrijving is zodanig dat we de indruk krijgen dat er bij het ongeluk veel bloed is gevloeid, maar we weten niet in hoeverre dit juist is)

c.Attr.add.:
 Do vro'egie ef kursuus moplariy.
 Hij beschrijft het bloederige ongeluk.   (op de een of andere manier weten we dat er veel bloed bij het ongeluk is gevloeid, maar dat hoeft uit de beschrijving niet te blijken)

40.37

Pred.add.n hebben de neiging om geheel vooraan of geheel achteraan de zin te verschijnen. Dat geldt vooral voor additieven die slechts als pred.add. gebruikt kunnen worden (CAT. III; zie § 40.76). Het voordeel van deze pro- of metalepsis is bovendien dat de originele positie achter het predicaat vrij blijft voor een subj.add. Bijvoorbeeld:

Ral gress melde kinur.Nu ben ik ziek.
Vita ef fenx-ÿcs lelde lutt.1De windeiken groeien snel [en] krom.

Ef efantys chafoste-tâzjiy pyppe ef zampôrquiyr hôjô tarr.
De kinderen zingen uitgelaten het populaire volksdeuntje luid na.   (= het nazingen
klinkt luid en de kinderen gaan zich bij het zingen uitgelaten voelen)

Zie ook § 93.77a.


1Bedoeld wordt dat (i) het groeiproces snel verloopt, en (ii) het groeien zodanig gebeurt dat de eiken krom worden.

40.38

Bekijk nu de volgende zinnen:

(1)Gress melde kinur ral.Ik ben nu ziek.
(2)Ef fenx-ÿcs lelde lutt vita.De windeiken groeien krom en snel.

Kojen-Pôt (1977) vindt de zinnen (1) en (2) niet correct omdat er sprake zou zijn van een subj.add. en een pred.add. die gelijktijdig achter het predicaat geplaatst zijn, zonder dat het subj.add. met lo gemarkeerd is (zie § 40.14).
Deze ongrammaticaliteit wordt echter door Eutomiy-Fÿvi (1980) bestreden omdat zij stelt dat de pred.add.n ral in (1) en vita in (2) niet op de positie onmiddellijk achter het predicaat zijn geplaatst (dus de positie die reeds bezet is door een subj.add.), maar geheel achteraan de zin. Deze uiterst rechtse positie is echter niet als zodanig herkenbaar, maar zodra een object wordt toegevoegd, blijkt het een en ander duidelijk, bijvoorbeeld:

Óps pliyfone ysp ef bjerr riyfain.
Ze drinken zich altijd dronken met [het] bier.

40.39

Een pred.add. dat aan het einde van een zin geplaatst wordt, kan eventueel onmiddellijk achter een obj.add. volgen. Bijvoorbeeld:

(1)Tek verfute ef krur lo mesâ vita.
 Tek verft snel de muur groen.

Met zin (1) wordt bedoeld dat (i) Tek snel verft, en (ii) de muur groen wordt. Vergelijk (1) nu met:

(2)Tek verfute ef krur lo vita mesâ.
 Tek verft de muur snel groen.

In zin (2) treedt vita op als adj.add. bij het obj.add. mesâ. Nu wordt er dus bedoeld dat Tek zodanig verft dat het groen-worden van de muur snel plaats vindt. De handeling van het verven kan best langzaam geschieden.
Dat de combinatie mesâ + vita in (1) beschouwd moet worden als een opeenvolging van een obj.add. en een pred.add., terwijl de combinatie vita + mesâ in (2) beschouwd moet worden als een obj.add., voorafgegaan door een adj.add., wordt semantisch bedongen. Zou vita in (2) een obj.add. zijn, en mesâ een pred.add. (dus analoog aan de combinatie in (1)), dan zou met (2) bedoeld worden dat (i) de handeling van het verven op "groene" wijze gebeurt, en (ii) de muur door deze verfhandeling "snel" wordt. Dit is semantische onzin.1


1Kojen-Pôt (1977) merkt op dat een additief als vita nooit als objectieve bepaling kan optreden. Dit standpunt wordt duidelijk tegengesproken door een constructie als:

Petriy riffa ef cômputer-progrâm lo vita habilem.
Petriy heeft het computerprogramma op handige wijze snel gemaakt.

Bedoeld wordt dat Petriy het – oorspronkelijk trage – programma zodanig heeft aangepast dat het nu snel werkt. Vergelijk:

Petriy riffa ef cômputer-progrâm vita.
Petriy heeft het computerprogramma snel gemaakt.

Nu wordt er beweerd dat Petriy in snel tempo gewerkt heeft teneinde het programma in elkaar te zetten.


40.40

Naast de determinant lo kent het Spokaans ook het voorzetsel lo met de betekenis '[net zo] als; lijkend op' (zie Blok 140.10). Het is soms niet zonder meer duidelijk of een additief dat voorafgegaan wordt door lo nu als een obj.add. beschouwd moet worden (waarbij lo een determinant is), dan wel als deel van een voorzetselbepaling. Vergelijk:

a.Petriy verfute dena ûrbest lo mesâ.
 Petriy verft die schutting groen.

b.Petriy cônsidere dena ûrbest lo hindriy.
 Petriy vindt die schutting hinderlijk.

In a. is het vette element een obj.add., gemarkeerd met de determinant lo. In b. is het vette element het fundament van de voorz.bep. lo hindriy, waarbij lo een eenheid vormt met het prepositionele werkwoord cônsidere lo (beschouwen als; vinden), zie hiervoor ook § 80.25.

40.41

Het syntactische verschil tussen lo mesâ en lo hindriy in a. en b. van de vorige paragraaf komt onder meer tot uitdrukking in de volgende gevallen:

  1. Bij nevenschikkingen wordt een voorzetsel niet herhaald, maar vervangen door het dode voorzetsel âs (zie § 132.144). Lo als determinant kan níét door âs vervangen worden (hier wordt het voegwoord én gebruikt, zie § 40.26):

    a.Petriy cônsidere dena ûrbest lo hindriy ur âs kariy.
     Petriy vindt die schutting hinderlijk en lelijk.

    b.* Petriy verfute dena ûrbest lo mesâ ur âs kolai.
    c.Petriy verfute dena ûrbest lo mesâ én kolai.
     Petriy verft die schutting groen en geel.

  2. Een voorz.bep. kan geheel vooraan de zin komen te staan; een obj.add. kan dat niet:

    a.Lo hindriy Petriy cônsidere dena ûrbest.
     Hinderlijk vindt Petriy die schutting.

    b.* Lo mesâ Petriy verfute dena ûrbest.
     Groen verft Petriy die schutting.

  3. Een voorz.bep. bevat meestal een substantief; bij een obj.add. is de grammaticaliteit twijfelachtig:

    a.Petriy cônsidere dena ûrbest lo eft hindriy hunbos.
     Petriy vindt die schutting een hinderlijke blikvanger.

    b.? Petriy verfute dena ûrbest lo eft hindriy hunbos.
     * Petriy verft die schutting een hinderlijke blikvanger.

    In zin b. kan lo alleen geïnterpreteerd worden als een voorz. dat een vergelijking uitdrukt: "de schutting die lijkt op een hinderlijke blikvanger". Maar in dat geval wordt hier de voorkeur aan fara gegeven: "de schutting zoals/gelijkend op een hinderlijke blikvanger". Want die schutting IS ook een hinderlijke blikvanger. Voor het verschil tussen lo en [fit]fara, zie § 143.54–57. Zie ook § 133.77 voor de interpretatie van lo.

40.42   ad § 40.2   B.b. Adjectivische additieven

Een adj.add. staat onmiddellijk vóór het additief waar het een bepaling bij vormt. Bijvoorbeeld:

1. adj.add. als bepaling bij een attr.add.:

ef purfillus hupster sérthet verschrikkelijk grote huis
tem pijâ tval geffysdeze geheel rotte appels
prÿzamiriy lurgiy-fortiyniy Grethet statig-middeleeuwse Gret
Ef noi pert mirre tildâne én ef heltiy.Niet veel wandelen is slecht voor de
gezondheid.
Do affionnose ef kviksiy vita ufire.Hij houdt van gevaarlijk snel rijden.
eft graviy hupster A ur eft prôx belt 6een geweldig grote A en een onbeduidend
kleine 6

Nijo nelatiyca SA zâlbinase-tÿrt kost BŠ-s, hols pertâx pai gress.1
De opvallend attente SA (Spokanische Spoorwegen) stuurt de gisteren door mij
verloren bankcheques terug.

1Hols (gisteren) is hier een adj.add. dat een bepaling vormt bij het volt.dw. pertâx (verloren). Dit volt.dw. heeft, in semantisch opzicht, de functie van attr.add. bij kost BŠ-s (mijn bankcheques), maar in syntactisch opzicht fungeert het als een achteraangeplaatste bijstelling. Zie verder § 101.10.

40.43

2. adj.add. als bepaling bij een subj.add.:

Ef mimpit melde graviy yroppiy.1Het boek is heel spannend.
Do larde ónnafy keša.Hij eet zich walgelijk dik.
Ef vildul lelde kviksiy lutt.De boom groeit gevaarlijk krom.
Gress trije beri pónze effekluft ielba.Ik probeer enigszins rijk te worden.

3. adj.add. als bepaling bij een obj.add.:

Gress verfute ef krur lo féra mesâ.Ik verf de muur fel groen.
Krafta ôtosme sener rist lo riyfain agren.2Krafta slijpt zijn zwaard altijd puntig.

1Graviy betekent letterlijk 'ernstig'. Het kan ook dienen als versterkende bepaling bij een ander additief. Nog in 1974 keerde Undoryll-Sjocc (1974) zich tegen het gebruik van graviy als versterking. Dit was volgens haar "vulgaire spreektaal" uit de grote steden. Tegenwoordig is graviy ook in de schrijftaal als versterkend element aanvaard.


2Riyfain is hier een bepaling bij agren: áls Krafta zijn zwaard slijpt, is dat altijd puntig, maar er wordt niet gezegd dat hij altijd zijn zwaard slijpt.

40.44

4. adj.add. als bepaling bij een pred.add.:

Gress pitte tygrônsc hups.
Ik fiets allesbehalve snel/hard.

Lerdu trempe riyfain ypâramiy sener mimpits.
Lerdu leest zijn boeken altijd nauwkeurig.

(pro- en metalepsis:)

Graviy lôftquar ef treno sen rutrare.
Heel langzaam zet de trein zich in beweging.

Lerdu trempe ef kleter româns šalo ypâramiy.1
Lerdu leest de nieuwe romans meestal nauwkeurig.

5. adj.add. als bepaling bij een ander add.:

Gress verfute ef krur lo purfillus féra mesâ.
Ik verf de muur verschrikkelijk fel groen.

Groft storâsa melde riyfain purfillus palgt.
Zijn verhalen zijn altijd ontzettend saai.

Kost kvâ âslôf vrôlk ÿksaner obezjere ral plirtof kirzûpsiy.
Mijn nooit [zo] uitbundig vrolijke buurman lacht nu plotseling hartelijk.

1In deze zin wordt beweerd dat áls Lerdu een nieuwe roman leest, hij dit in de meeste gevallen op een nauwkeurige wijze doet. Vergelijk nu:

Lerdu trempe ef kleter româns šalo én ypâramiy.
Lerdu leest meestal de nieuwe romans en [hij doet dit] nauwkeurig.

Hier zijn šalo en ypâramiy twee nevengeschikte pred.add.n.


40.45   Twee of meer additieven

Als twee additieven door een komma gescheiden zijn, vormt een adj.add. slechts bij het eerste additief een bepaling. Als alle additieven met én verbonden zijn, vormt een adj.add. bij al deze additieven een bepaling. Vergelijk:

a.ef graviy hupster, liftkar sérthet hele grote, oude huis
b.ef graviy hupster én liftkar sérthet hele grote en hele oude huis

a.Tu uste ef miflif lo ne'âma kômah kÿpony, lo clenn.
 Je veegt de ruit slechts matig droog, en schoon.
(beter: ... schoon en slechts matig droog)
b.Tu uste ef miflif lo ne'âma kômah kÿpony én clenn.
 Je veegt de ruit slechts matig droog en [slechts matig] schoon.

40.46

Als een additief een nadere bepaling vormt bij het tweede additief (en niet bij het eerste), dan maakt het geen verschil of beide additieven met een komma gescheiden zijn, dan wel met én verbonden zijn:

a.ef liftkar, graviy hupster sérthet oude en hele grote huis
b.ef liftkar én graviy hupster sért(idem)

a.Tu uste ef miflif lo clenn, lo ne'âma kômah kÿpony.
 Je veegt de ruit schoon en slechts matig droog.
b.Tu uste ef miflif lo clenn én ne'âma kômah kÿpony.
 (idem)

In zowel de schrijf- als spreektaal wordt de voorkeur gegeven aan de b-zinnen. Zie ook § 40.26

40.47

Omdat twee of meer pred.add.n die samen een bepaling bij hetzelfde predicaat vormen altijd door én verbonden zijn (§ 40.33), zal een toegevoegd adj.add. altijd een bepaling bij beide pred.add.n vormen:

Do trempe purfillus lôftquar én pazzostafiy ef mimpit.
Hij leest het boek verschrikkelijk langzaam en [verschrikkelijk] grondig.

Én kan niet door een komma vervangen worden, maar we kunnen wel beide pred.add.n omkeren als purfillus géén bepaling bij pazzostafiy mag zijn:

Do trempe pazzostafiy én purfillus lôftquar ef mimpit.
Hij leest het boek grondig en verschrikkelijk langzaam.

40.48

Het is ook mogelijk dat twee adj.add.n samen een bepaling vormen bij een ander add.; zij worden dan verbonden met én. In de meeste gevallen is er dan sprake van ambiguïteit, omdat het niet altijd duidelijk is dat het eerste add. ook als adj.add. optreedt. Bijvoorbeeld:

ef hÿet én uco'liym plafûf remarcôsta rifo ef zâmrater =
a.= ef hÿet én uco'liym plafûf remarcôsta rifo ef zâmrater
     de herhaaldelijk en onnodig kwetsende opmerkingen van het Kamerlid
b.= ef hÿet én uco'liym plafûf remarcôsta rifo ef zâmrater
     de herhaaldelijke en onnodig kwetsende opmerkingen van het Kamerlid

Dit voorbeeld kan zo opgevat worden dat de opmerkingen herhaaldelijk kwetsend én onnodig kwetsend zijn (lezing a.), dan wel dat de herhaaldelijke opmerkingen onnodig kwetsend zijn (lezing b.).

40.49

Nog een voorbeeld:

Ef oto furt kirro ufira kviksiy én reédiy lôftquar. =
a.= Ef oto furt kirro ufira kviksiy én reédiy lôftquar.
     De auto vóór ons reed gevaarlijk en ergerlijk langzaam.
b.= Ef oto furt kirro ufira kviksiy én reédiy lôftquar.
     De auto vóór ons reed gevaarlijk en ergerlijk langzaam.

Dit voorbeeld kan zo opgevat worden dat het langzame rijden zowel gevaarlijk als ergerlijk was (lezing a.). Lezing b. betekent dat de auto gevaarlijk reed en dat dit bovendien op een ergerlijk langzame manier gebeurde. Bij a. gaat het er dus om dat het langzame rijden gevaarlijk was. In b. dat de rijstijl sowieso gevaarlijk was, of dat nu langzaam gebeurde of snel.

40.49a

De volgorde van twee of meer nevengeschikte additieven is niet geheel vrij. In het algemeen geldt dat hoe meer een eigenschap inherent is aan het bijbehorende substantief, des te dichter het add. bij dit substantief staat. Add.n die een persoonlijk oordeel uitdrukken (prachtig, foeilelijk, heerlijk, ergerlijk, smaakvol) zijn het minst "inherent" en staan daarom bij voorkeur vooraan. Daarna komen add.n die objectieve kenmerken uitdrukken. De standaardvolgorde daarvan is: afmeting – leeftijd – vorm – kleur – materiaal. Elke afwijking van deze volgorde drukt een gemarkeerdheid uit (oftewel: extra nadruk op het add. dat het eerst wordt genoemd). Vergelijk:

(1)a.Óps eft ojic, blakker, ðéra fotull lorerde. =
= Óps eft ojic, blakker én ðéra fotull lorerde.
  Ze hebben een prachtige witte lederen fauteuil gekocht.

 b.?? Óps eft ðéra, blakker, ojic fotull lorerde. =
= ?? Óps eft ðéra, blakker én ojic fotull lorerde.
  ?? Ze hebben een lederen witte prachtige fauteuil gekocht.

Omdat ojic (prachtig) een persoonlijk oordeel uitdrukt, staat dit bij voorkeur links van blakker (wit) en ðéra (lederen), die inherente eigenschappen van de fauteuil uitdrukken. Hierbij is het materiaal (leder) inherenter dan de kleur wit (want we kunnen ons voorstellen dat je de kleur van de fauteuil kan veranderen terwijl het materiaal hetzelfde blijft, maar dat je het leder niet kan vervangen met behoud van de witte kleur ervan). Daarom is (1b) vreemd.
Merk ook op dat bij drie of meer add.n alleen de laatste twee met én verbonden kunnen worden, en de overige met komma's gescheiden worden. Dit is uitgelegd in § 40.7.

40.49b

Als er van de in de vorige paragraaf genoemde volgorde wordt afgeweken, geeft dat een gemarkeerde constructie die in een bepaalde context te verdedigen valt. Vergelijk:

(2)a.Ef mindefit, cÿrot rôta melde mikar terat dus ef mesâ tiyns.
  De rode houten krukjes zijn duurder dan de groene [krukjes].

 b.Ef cÿrot, mindefit rôta melde mikar terat dus ef metala tiyns.
  De houten rode houten krukjes zijn duurder dan de metalen [krukjes].

 c.?? Ef cÿrot, mindefit rôta melde mikar terat dus ef mesâ tiyns.
  ?? De houten rode krukjes zijn duurder dan de groene [krukjes].

In (2a) wordt een contrast uitgedrukt tussen de rode en de groene krukjes (implicerend dat ook de groene krukjes van hout zijn). In (2b), met de afwijkende volgorde van materiaal vóór kleur, ligt de nadruk op het materiaal: houten versus metalen krukjes (beide rood). Variant (2c) is vreemd, want de nadruk ligt hier op "houten" dat nu dus met "groen" gecontrasteerd wordt. Een meer plausibele verklaring zou hier kunnen zijn dat de houten krukjes die tevens rood zijn, duurder zijn dan de groene krukjes ongeacht hun materiaal.

40.50   Categoriale indeling

Niet alle additieven kunnen elke positie innemen. Daarom worden de additieven in drie categorieën onderverdeeld, en wel:

A. CATEGORIE I:alle additieven die als adnominaal en als adverbiaal additief gebruikt kunnen worden (dus alle posities kunnen innemen, zie § 40.2 A. en B.);
B. CATEGORIE II:alle additieven die slechts als attributief additief gebruikt kunnen worden (zie § 40.2 A.a.) (vanaf § 40.62);
C. CATEGORIE III:  alle additieven die slechts als adverbiaal additief gebruikt kunnen worden (zie § 40.2 B.) (vanaf § 40.74).

Deze categorie-indeling is gebruikelijk in de meeste woordenboeken. In plaats van met I, II en III worden de additieven ook wel gemarkeerd met ad1, ad2 en ad3. Woordenboeken die de term "complettief" in plaats van "additief" bezigen, gebruiken dan de afkortingen c1, c2 en c3.

40.51   ad § 40.50   A. CATEGORIE I

Verreweg de meeste additieven behoren tot CAT. I. Sommige woorden die bijvoorbeeld in het Nederlands het karakter van een bijwoord hebben, kunnen in het Spokaans bijvoeglijk (als adn.add.) gebruikt worden. Dit is bijvoorbeeld het geval met kerru (ook):

kerru als pred.add.:

Kost frinta tirae ÿdrent én kerru ef huron-eksposišo.1
Mijn vriendin bewóndert ook de bloemententoonstelling.
(= ze bezoekt de tentoonstelling niet slechts)

kerru als attr.add.:

(1)Kost kerru frinta quardere ef huron-eksposišo.
 Ook mijn vriendin bezoekt de bloemententoonstelling.
(en niet alleen ikzelf)

(2)Kost frinta quardere ef kerru huron-eksposišo.
 Mijn vriendin bezoekt ook de bloemententoonstelling.
(en niet alleen de kattententoonstelling)

kerru als adj.add.:

Kost frinta quardere ef huron-eksposišo kerru mas.
Mijn vriendin bezoekt de bloemententoonstelling ook morgen.
(en niet alleen vandaag)

Kost kerru šym frinta quardere ef huron-eksposišo.
Ook mijn blonde vriendin bezoekt de bloemententoonstelling.
(en niet alleen mijn rode en zwarte vriendin[nen])

kerru als obj.add.:

(3)Kost frinta quardere ef huron-eksposišo lo kerru.
 Mijn vriendin bezoekt óók de bloemententoonstelling.

Het verschil tussen (2) en (3) is minimaal: in (2) wordt zonder enige nadruk gezegd dat er niet alleen een bloemententoonstelling is die mijn vriendin bezoekt, maar dat ze ook nog andere tentoonstellingen bezoekt. In (3) lijkt er een verband tussen de handeling van het "bezoeken" en "de aanwezigheid van de bloemententoonstelling" te bestaan: de bloemententoonstelling komt slechts ter sprake omdat mijn vriendin die bezoekt. Deze emfatische interpretatie is in het Nederlands uitgedrukt met accenten op "óók".


1De combinatie tirae ÿdrent betekent 'bewonderen'. Daar zowel ÿdrent als kerru in de functie van pred.add. een bepaling bij tirae vormt, moeten beide pred.add.n verbonden worden met én (§ 40.33).

40.52

Ook lilt (dikwijls; vaak) kan als adn.add. gebruikt worden:

lilt als pred.add.:

Dena kelte vlemóte lilt sener boerts quandro.1
Deze boer slacht vaak zijn koeien zelf.
(de handeling van het slachten voert hij vaak uit)

lilt als attr.add.:

Dena lilt kelte vlemóte sener boerts quandro.
Deze boer slacht zijn koeien vaak zelf.   (het is vaak deze boer
die zijn koeien zelf slacht; zijn buurman slacht zelf meestal niet)

Dena kelte vlemóte sener lilt boerts quandro.
Deze boer slacht vaak zijn koeien zelf.
(koeien slacht hij vaak, andere dieren niet zo vaak)

lilt als adj.add.:

Dena kelte vlemóte sener boerts lilt quandro.
Deze boer slacht vaak zijn koeien zelf.
(zijn koeien worden dus meestal niet door een ander geslacht)

1Voor de status en het juiste gebruik van quandro (zelf) wordt verwezen naar § 72.30–37. Voorlopig kan aangenomen worden dat quandro in deze voorbeeldzinnen als pred.add. fungeert en naar het zinseinde is verschoven (metalepsis, of rechtse dislocatie).

40.53   Tegenwoordige deelwoorden

Tot op zekere hoogte hebben ook tegenwoordige deelwoorden (teg.dw.) het karakter van een additief CAT. I. Daarom zullen we er in dit hoofdstuk enige aandacht aan besteden. Voor een meer specifieke behandeling van teg.dw.n wordt verwezen naar Hoofdstuk 100.
Een teg.dw. wordt gevormd door het suffix -lira achter de infinitief te plaatsen (§ 100.5), en zo'n vorm kan het karakter van een attr.add. hebben. We spreken dan kortweg van een attributief teg.dw. Bijvoorbeeld:

ef môkestelira tómaros    het dreigende onweer

Ef otlôgt danšelira clûma ufege ef vita xone'itelira fort.1
De wild dansende menigte vergeet de snel voortschrijdende tijd.

1In deze zin zien we hoe een teg.dw. in de functie van attr.add. door een adj.add. bepaald kan worden (otlôgt en vita). Verscheidene linguïsten, met name Gianpaolo Canarozzo (1970), beschouwen een teg.dw. echter in eerste instantie als een vorm van het werkwoord, zodat de bepaling bij het teg.dw. niet als adj.add. beschouwd wordt, maar als pred.add. Of otlôgt en vita in dit voorbeeld als adj.add. dan wel als pred.add. beschouwd worden, maakt voor de vorm en de betekenis van deze twee woorden niets uit. Althans niet in het Standaardspokaans. In de Spokaanse dialecten die sterk door de Pegrevische taal zijn beïnvloed (Hazâcki-Spokaans vooral) worden pred.add.n dikwijls geprefigeerd en dan is de vraag relevant of een bepaling voor een teg.dw. een pred.add. is of niet.

40.54

Een teg.dw. kan het karakter van een pred.add. hebben. We hebben nu met een predicatief teg.dw. te maken. Bijvoorbeeld:

(1)Petriy rafane tecelira sener storâs.
 Petriy vertelt hikkend zijn verhaal.

(2)Petriy vende pittelira helkara koles.
 Petriy gaat fietsend naar school.

(3)Elsa sgebje hatrelira gress.1
 Elsa kijkt mij met een haatdragende blik aan.
(lett. "Elsa kijkt mij hatend aan")

Merk op dat er bij dit predicatieve gebruik sprake is van twee verschillende semantische relaties: er is een primaire relatie tussen het teg.dw. en het predicaat, zodanig dat het teg.dw. iets zegt over de wijze waarop de handeling van het predicaat uitgevoerd wordt, en er is een secundaire relatie tussen het teg.dw. en het subject, zodanig dat de handeling die door het teg.dw. uitgedrukt wordt, door het subject verricht wordt. Zo verricht Petriy in zin (1) twee handelingen: hij "vertelt [iets]" en hij "hikt". Het "hikken" wordt als een kenmerk van het "vertellen" opgevat.
Merk op dat de Nederlandse parafrase "met een haatdragende blik" in zin (3) niet hoeft te impliceren dat Elsa mij ook werkelijk haat. In de Spokaanse constructie is er daarentegen wél sprake van de secundaire relatie: "Elsa haat mij". Een betere interpretatie van (3) zou misschien zijn: "Elsa kijkt mij met een blik aan die verraadt dat ze me haat".


1Deze zin is ambigu omdat hatrelira ook opgevat kan worden als een attr.teg.dw. bij gress (ik), zodat de betekenis wordt: "Elsa kijkt mij, die haat, aan"   (lett. "de hatende ik").

40.55

Een teg.dw. kan het karakter van een subj.add. of obj.add. hebben. We hebben nu met een subjectief resp. objectief teg.dw. te maken. In beide gevallen is toevoeging van de markeerder lo verplicht. Merk op dat toevoeging van lo voor een subj.add. slechts optioneel is (§ 40.12). Bijvoorbeeld:

Subjectief:

Do rafane lo tecelira sener storâs.
Hij vertelt hikkend zijn verhaal.
(= hij vertelt zodanig dat hij begint te hikken)

Petriy sen byte lo kursuuselira.
Petriy slaat zich tot bloedens toe.   (lett. "Petriy slaat zich bloedend")

Ef vildul lelde lo fûrtselira.
De boom groeit hellend.   (= zo dat deze gaat hellen)

Objectief:

Tek verfute ef krur lo glântelira.
Tek verft de muur glanzend.

Petriy byte Elsa lo kursuuselira én arkettelira.
Petriy slaat Elsa tot bloedens en huilens toe.

40.56

Het is zelfs mogelijk om dergelijke teg.dw.n met een object- of echo-bepaling uit te breiden. Vergelijk de voorbeelden uit de vorige paragraaf met:

Subjectief:

Petriy pliyfone lo pónzelira nurp-ÿkatle.
Petriy drinkt zo dat hij hoofdpijn krijgt.   (tot hoofdpijn krijgen toe)

Ef vildul lelde lo quglelira iðâfs.
de boom groeit DET werpend schaduwen
De boom groeit zodanig dat deze schaduw gaat werpen.

Objectief:

Tek verfute ef krur lo pallesimuelira ef kôbotat.
Tek verft de muur zodanig dat deze het zonlicht weerkaatst.

Petriy byte Elsa lo vârnelira ef polišo.
Petriy slaat Elsa zo dat ze de politie waarschuwt.

Dergelijke constructies moeten in het Nederlands omschreven worden met "zo[danig] ... dat" of "met als gevolg dat ...". Voor een nadere analyse van subj.teg.dw.n en obj.teg.dw.n wordt verwezen naar § 100.28–39.

40.57

Een combinatie van een subj.teg.dw. met het koppelwerkw. melde (zijn) is (behoudens enkele gelexicaliseerde gevallen) ongrammaticaal:

* Elsa melde obezjerelira.Elsa is lachend.
* Jân melde pittelira helkara koles.1Jân is fietsend naar school.

Zie verder § 100.34.


1Vergelijk de volgende constructie die wél correct is (zie ook § 102.67):

Petriy melde rofonos helkara koles.Petriy is boos naar school.

40.58

Een teg.dw. kan soms karakter van een adj.add. hebben. We hebben dan met een adjectivisch teg.dw. te maken. Bijvoorbeeld:

(1)ef émparelira kolai argeratde verblindend gele deur
(2)ef ânkestarelira mént breskde beangstigend/bangmakend harde storm

Dit soort constructies komen slechts marginaal voor omdat het semantisch gezien meestal meer voor de hand ligt om het teg.dw. te beschouwen als een bepaling bij het substantief. Oftewel: in (1) gaat het primair om een gele muur die verblindend is, en in (2) gaat het primair om de harde storm die beangstigend is.1 In plaats van (1) en (2) geven velen dan ook de voorkeur aan een constructie met twee nevengeschikte attr.add.n, zoals besproken in § 40.7. Vergelijk (1) en (2) met:

(1′)ef émparelira, kolai argerat = ef émparelira én kolai argerat
 de verblindende, gele deur

(2′)ef ânkestarelira, mént bresk = ef ânkestarelira én mént bresk
 de beangstigende, harde storm

1Soms is er wel sprake van een subtiel maar significant verschil. Vergelijk:

a.ef âlbaelira cômeršela âktivitiys
 de misleidend commerciële activiteiten

b.ef âlbaelira, cômeršela âktivitiys = ef âlbaelira én cômeršela âktivitiys
 de misleidende, commerciële activiteiten

In a. lijkt het vooral te gaan om het commerciële aspect van de activiteiten dat misleidend is (andere aspecten van de activiteiten zijn niet misleidend), terwijl b. uitdrukt dat alle activiteiten zowel misleidend als commercieel zijn.


40.59

Sommige teg.dw.n zijn zo gelexicaliseerd (overdrachtelijk geworden) dat zij niet meer als teg.dw. geïnterpreteerd worden. Dit betekent dat het oorspronkelijke teg.dw. een volwaardig additief van CAT. I (soms II of III) is geworden. Welke teg.dw.n deze lexicalisatie kennen (ofwel: welke woorden met het suffix -lira als een "echt" additief behandeld mogen worden) is in de woordenboeken aangegeven (zie ook Appendix 194). Naast de gelexicaliseerde add.-vorm wordt dikwijls nog het oorspronkelijke teg.dw. in de oorspronkelijke betekenis gebruikt. Vergelijk:

ef ÿtinelira (teg.dw.) meraterde dragende man
ef ÿtinelira (attr.add.) mosjeusde zwangere vrouw
* Ef merater melde ÿtinelira (teg.dw.).1De man is dragend.
Ef mosjeus melde ÿtinelira (subj.add.).De vrouw is zwanger.

ef gayšelira (teg.dw.) cârtânhet stekende zwaard
eft gayšelira (attr.add.) storâseen opwékkend verhaal
Do obezjere gayšelira (pred.add.).Hij lacht opwékkend.

Petriy rafane ef storâs lo gayšelira (obj.add.).
Petriy vertelt het verhaal opwékkend.
(zodanig dat het verhaal er opwékkend door wordt)

1Deze zin is ongrammaticaal omdat hier een teg.dw. met melde gecombineerd wordt. Zie ook § 40.57 en § 100.34.

40.60

De gelexicaliseerde teg.dw.n in de functie van additief kunnen natuurlijk ook als adj.add. gebruikt worden:

aerunelira (teg.dw.)1indruk makend; imponerend
aerunelira (add.) 1indrukwekkend
belt aerunelira hordâ mipÿrshaar indrukwekkend mooie uiterlijk

hendrelira (teg.dw.)vastklampend; te baat nemend
hendrelira (add.)doortastend

Ef ÿrgót tóte beri melde hendrelira siklaji.
De zakenman schijnt doortastend slim te zijn.

1Bij aerunelira liggen de gelexicaliseerde (overdrachtelijke) en de letterlijke teg.dw.-betekenis zo dicht bij elkaar dat het teg.dw. en het additief in feite samenvallen.

40.61

Om stilistische redenen wordt vermeden om twee of meer teg.dw.n (of liever: -lira-vormen) achter elkaar te plaatsen, zoals:

ef hendrelira ÿzjalelira ÿrgót
de doortastend handelende zakenman

eft kaine-pâtelira aerunelira stâgelira âktôra
een verrassend indrukwekkend spelende actrice

Kies in dergelijke gevallen liever synoniemen zonder -lira, bijvoorbeeld:

ef fatôðiy ÿzjalelira ÿrgót
de doortastend handelende zakenman

eft sûpriyse-turreh stâgelira âktôra
een verrassend aangrijpend spelende actrice

40.62   ad § 40.50   B. CATEGORIE II

Een kleine groep additieven valt onder CAT. II. Zij kunnen dus alleen als attributieve bepaling bij een substantief gebruikt worden. De additieven van CAT. II zijn veelal als zodanig te herkennen, want het zijn:

  1. bijvoeglijk gebruikte geografische namen, zoals landen, provincies, plaatsen of rivieren;
  2. bijvoeglijk gebruikte voltooide deelwoorden die op -or eindigen of die op onregelmatige wijze zijn afgeleid (vanaf § 40.67);
  3. enkele "overige" woorden (vanaf § 40.72).

40.63   ad § 40.62   a. Geografische namen

Geografische namen worden met een kleine letter geschreven als zij de functie van attr.add. hebben. Bovendien worden zij altijd voorafgegaan door een lidwoord of lidwoordvervangend voornaamwoord (zie hiervoor § 50.37). Als de geografische naam in de functie van attr.add. een gebied aanduidt (werelddeel, land, provincie, plaats, eiland ed.) kan dit attr.add. verscheidene relaties met het bijbehorende substantief uitdrukken. Bijvoorbeeld:

Relatie "afkomstig uit/aanwezig in":

ef ostralyja kângurusde Australische kangoeroes
ef fryslandes boertsde Friese koeien
ef sanoprof criaklopsde Zwitserse horloges

Relatie "met de nationaliteit van/afkomstig uit":

lelmo spooksoliy tjondatjendeze Spokanische kok
ef perst enelandes entrafersde honderden Engelse toeristen
eft bôrâ portasteen havenarbeider uit Bôrâ

Relatie "met bezigheden te/het hoofd van":

eft leiden stûdenteen Leidse student
ef gralkrich monercôde burgemeester van Gralkrich
eftofpira rom kindiseen of andere Romeinse keizer
ef chiliy juntade Chileense junta

Relatie "aanwezig, gelokaliseerd in/op":

cradef berref wumaaalle Berrefse bossen (van het eiland Berref)
eft hordâ, amahagge pârceen mooi park te Amahagge
ef rotterdam portsde Rotterdamse havens

Relatie "plaatsvindend in":

ef nelandes ayr-dirtaros1de Nederlandse luchtvervuiling
ef paris lavÿsde Parijse rellen
ef lurgiy-ameriy wÿsÿrôstade Midden-Amerikaanse oorlogshandelingen

Relatie "typisch/kenmerkend voor":

ef marken yblosde zeden (gewoontes) van [het eiland] Marken
ef finlandes zampôr-malodéde Finse volksmuziek
ef lostô botsiyde stugheid van [de bewoners te] Lostô

We dienen ons bewust te zijn van het bestaan van deze (en natuurlijk ook nog andere) relaties omdat de functie van attr.add. bij bepaalde geografische namen door dergelijke relaties beïnvloed wordt. Zie de volgende paragraaf.


1Als we "luchtvervuiling" als een proces beschouwen, is er sprake van de relatie "plaatsvindend in". Als we het als een "ding" beschouwen, is er sprake van de relatie "aanwezig te". Het zal duidelijk zijn dat de verschillende relaties elkaar kunnen overlappen.

40.64

Als de geografische naam in de functie van attr.add. een gebied aanduidt waar de entiteit onlosmakelijk aan verbonden is, kan de geografische naam ook als genitiefconstructie of scheid.samst. toegevoegd worden (§ 60.30). Vergelijk:

a.ef renn dirthet vuil van/uit/in de Rijn   (als we dit vuil uit de Rijn vissen blijft de Rijn bestaan en kunnen we nog steeds zeggen dat dit vuil uit de Rijn afkomstig is)
b.Rennex ef dirtarosde vervuiling van de Rijn   (dit is een proces dat uiteraard niet meer voor de Rijn geldt als het buiten deze rivier plaatsvindt)

a.ef azÿ ojelsde uilen uit het Azÿ-gebergte   (als we de uilen in de dierentuin van Amahagge zien kunnen we nog steeds zeggen dat ze uit het Azÿ-gebergte afkomstig zijn)
b.Azÿex ef wumaade bossen van het Azÿ-gebergte   (deze bossen zitten als het ware "vast" aan het gebied)

a.ef atlânto tiyns-karésde Atlantische vrachtschepen   (= van de Atlantische Oceaan; deze schepen kunnen best de Atlantische Oceaan verlaten en op de Noordzee varen)
b.ef Atlânto-knurfelhet water van de Atlantische Oceaan   (zonder dit water bestaat de Atlantische Oceaan niet)

a.ef ostralyja kângurusde Australische kangoeroes   (afkomstig uit Australië; ze kunnen ook in een dierentuin ergens in Europa zitten)
a.Ostralyjaex ef kângurusde kangoeroes uit/in Australië   (ze bevinden zich in Australië)

Merk op dat toevoegingen als tobergÿ (gebergte), zee (zee; oceaan) e.d. weggelaten worden als de namen als additief of in een samenstelling optreden. In feite is hierboven sprake van ef Azÿ-tobergÿ (het Azÿ-gebergte) en ef Atlânto-zee (de Atlantische oceaan).

40.65

Geen enkele geografische naam kan als attr.add. gebruikt worden indien deze zou dienen om een soort, ras of type aan te duiden. In dat geval wordt een genitief met het suffix -óg of een scheid.samst. gebruikt (zie § 60.37). Bij de volgende voorbeelden is a. telkens een geval zoals besproken in § 40.63–64. In b. vinden we de naam van een soort, ras of type dat misschien oorspronkelijk uit het genoemde gebied afkomstig is, maar er tegenwoordig geen enkele associatie meer mee hoeft te hebben:

a.ef belgano rótsde Belgische trekpaarden   (paarden van welk ras dan ook die in België trekwerk verrichten)
b.Belganoóg rótshet ras van Belgische trekpaarden   (eventueel gefokt in Spokanië en misschien nooit als trekdier gebruikt. Laat staan dat ze ooit België gezien hebben)

a.ef leiden stûdentde Leidse student   (studerend in Leiden)
b.Leidenóg blarâsLeidse kaas   (kaassoort die even goed in Frankrijk vervaardigd kan zijn)

a.ef komy léfhet bier uit Komy   (alle bier gebrouwen in de plaats Komy)
b.Komy-léfKomy-bier   (bepaalde bittere biersoort die ook in Amahagge gebrouwen wordt)

a.gopirus âlp huronsenige Alpenbloemen   (willekeurige bloemen uit de Alpen afkomstig)
b.Âlp-rozaAlpenroos   (bepaald soort struik (Rhododendron hirsutum), komt ook in Spokanische gebergtes voor)

40.66

Omdat geografische additieven niet subjectief, objectief of adverbiaal gebruikt kunnen worden (ze behoren immers tot CAT. II), moet er in deze gevallen een omschrijving komen, bijvoorbeeld:

Ef mosjeus sen ocÿrme fes ef frakas vrôk.
De vrouw gedraagt zich Frans.   (lett. "op de Franse wijze")

Ef tjondatjen melde lÿ Spooksoliy.
De kok is Spokanisch.   (lett. "uit Spokanië")

Groft oto melde eft mârkalandes tiyn.
Zijn auto is Duits.   (lett. "een Duits ding")

Tem hurons melde lÿ Âlps.
Deze bloemen komen uit de Alpen.

Tem hurons melde ef âlp tiyns.
(idem)   (lett. "zijn de Alpse dingen")

Lelmo lângâr fliynke lo ef spana tiyn.
Deze taal klinkt Spaans.   (lett. "als het Spaanse ding")

Lelmo lângâr fliynke lo spanise.1
(idem)

Een verdere behandeling van de geografische namen volgt in § 41.22 en § 41.31–39.


1Namen van talen en belangrijke Spokanische dialecten (zie Blok 10.5) zijn in het Spokaans altijd een concreet substantief (en geen additief dat van de landsnaam is afgeleid). Vergelijk (A = attr.add.; C = concr.subst.):

ef nelandesA lângârde Nederlandse taal
ef nelantChet Nederlands
Do chaquinde ef rušaA lângâr.Hij spreekt de Russische taal.
Do chaquinde rusosC .Hij spreekt Russisch.
Óps tiffe ef tjempA dalet.Zij kennen het Tjempse dialect.
(van het district Tjemp)
Óps tiffe tjempôrC .Zij kennen Tjemps.
ef spana wufmiphet Spaanse woordenboek

Dit laatste voorbeeld is ambigu, want het kan betekenen: (a) woordenboek van de Spaanse taal; (b) woordenboek uit Spanje afkomstig. Betekenis (a) kan expliciet uitgedrukt worden door met het suffix -iy een additief van het concr.subst. spanise (Spaans (taal)) af te leiden:

ef spaniseiy wufmiphet woordenboek van het Spaans/de Spaanse taal

Zie ook § 41.22.


40.67   ad § 40.62   b. Voltooide deelwoorden

Een voltooid deelwoord (volt.dw.) kan op twee manieren van een infinitief zijn afgeleid: (i) op regelmatige wijze met het suffix -or, en (ii) op onregelmatige wijze met een ander suffix (zie Hoofdstuk 101).
Zowel regelmatige als onregelmatige volt.dw.n gedragen zich als een attr.add. van CAT. II. Omdat een volt.dw. niet als zodanig zonder meer aan zijn uiterlijk is te herkennen (er bestaan ook "echte" additieven op het volt.dw.-suffix -or, en onregelmatige volt.dw.n eindigen per definitie nooit op een herkenbaar suffix), kan het begrip "volt.dw." alleen op semantische gronden gedefinieerd worden:

  1. Als een woord X, dat is afgeleid van werkwoord W, uitdrukt dat de handeling van W volbracht is, dan is X een volt.dw.

40.68

Het volt.dw. legt dus een accent op het resultaat van de handeling. Omdat een werkwoord altijd een semantische relatie heeft met het bijbehorende subject, en eventueel met het bijbehorende object en/of de echo, bestaat er ook een semantische relatie tussen het afgeleide volt.dw. en dat subject, object of die echo.1 Deze relatie is als volgt uit te drukken (° = onregelmatig volt.dw.):

  1. Een volt.dw. van een volledig transitief werkwoord vormt een bepaling bij het potentiële object:

    Ef partes kette ef smurf ón ef krÿniatjen.> ef kettor smurf
    De priester geeft het geld aan de bedelaar.> het gegeven geld

  2. Een volt.dw. van een object-transitief werkwoord vormt een bepaling bij het potentiële object:

    Ef 'nin byte ef chat.> ef bytor chat
    Het meisje slaat de kat.> de geslagen kat

    Ef umynast vârne sener côlegjes.> ef °vart côlegjes
    De mijnwerker waarschuwt zijn collega's.> de gewaarschuwde collega's

  3. Een volt.dw. van een echo-transitief werkwoord vormt een bepaling bij de potentiële echo:

    Ef deft skreje ón ef pôster.> ef skrejor pôster
    Het wijf gilt tegen de postbode.> de postbode tegen wie gegild is
        (lett. "de gegilde postbode")

  4. Een volt.dw. van een intransitief werkwoord vormt een bepaling bij het potentiële subject:

    Ef vasa tasse.> ef tassor vasa
    De vaas valt.> de gevallen vaas

    Ef 'jan arkette.> ef arkettor 'jan
    De jongen huilt.> de jongen die gehuild heeft
        (lett. "de gehuilde jongen")

    Ef umynasts ÿpje.> ef °ÿpâl umynasts
    De mijnwerkers stikken.> de gestikte mijnwerkers

Zie verder § 101.9 voor deze zogenoemde "Volt.dw.-fundament-hiërarchie".


1 Omdat additieven van CAT. II per definitie alleen als een attr.add. kunnen optreden, is een adjectivische functie niet mogelijk, oftewel: ze kunnen geen nadere bepaling bij een ander additief vormen. Toch komen we bij volt.dw.n soms een constructie tegen die erop lijkt dat het volt.dw. een attributieve functie heeft. Vergelijk het teg.dw. in a. met het volt.dw. in b.:

a.ef émparelira kolai argeratde verblindend gele deur
b.?? ef silendor blotter otode verbleekt blauwe auto

Voorbeeld a. is correct hoewel in § 40.58 is vastgesteld dat velen de voorkeur geven aan twee nevengeschikte attr.add.n. Voorbeeld b. is zeer twijfelachtig (volgens velen zelfs ongrammaticaal) omdat een volt.dw. als silendor geen adjectivische functie bij blotter kan hebben, ook al is hier sprake van "verbleekt blauw". De semantische relatie tussen het volt.dw. en het bijbehorende substantief is zo sterk dat het volt.dw. alleen een attributieve functie bij oto kan hebben, dus:

b′.ef silendor, blotter oto = ef silendor én blotter oto
 de verbleekte, blauwe auto

waarbij de eigenschap "verbleekt" dus aan "auto" wordt toegekend, en niet aan "blauw".


40.69

Sommige volt.dw.n kunnen ook in overdrachtelijke of abstracte zin gebruikt worden, en dan worden ze niet meer als volt.dw. geïnterpreteerd (ofwel: definitie a. in § 40.67 gaat niet meer op). Dit betekent dat het volt.dw. een volwaardig additief van CAT. I is geworden. Welke volt.dw.n dit proces hebben ondergaan (ofwel: een additief geworden zijn) is in woordenboeken aangegeven (zie ook Appendix 195). Naast deze overdrachtelijke vorm komt soms nog de oorspronkelijke volt.dw.-vorm voor, maar deze kan alleen de functie van attr.add. (CAT. II) aannemen. Vergelijk ook § 40.59 over de gelexicaliseerde teg.dw.n. Voorbeelden (A = attr.add.; P = pred.add.; O = obj.add.; S = subj.add.; volt.dw.n zijn onderstreept):

ef vobaror mefrâde gevormde mening
ef quista vobaror liffhet goed gevormde lichaam
ef vobarorA ÿzjaloshet beschaafde optreden
Eup chaquinde vobarorP .Zij spreekt beschaafd.
Kirro hôfrue sener efantys lo
vobarorO .
Wij voeden onze kinderen beschaafd op.
(zodat zij beschaafd worden)

eft blôfor bofeen afgezakte broek
eft blôforA dresaeen asociaal/onaangepast type
(aan de zelfkant van de maatschappij)
Do sen ocÿrme blôforP .Hij gedraagt zich asociaal.

ef olor astylhet platgewalste/geplette staal
eft olor frontaeen platgeslagen gezicht
Ef 'jan feldre olorS .De jongen zit in elkaar gedoken.
ef olorA , ûmelira chatde in elkaar gedoken, loerende kat
Ef weinoh melde olorS .De wijn is droog en fruitig.

Ef sért lelperre feltes ne'âma dur °cÿrzrâg omittus.1
Het huis heeft [zoveel als] slechts drie verwarmde kamers.

Ef pijâ familijâ coðare cÿrzrâgA šôts.2
Het hele gezin bestaat uit opgewonden standjes.

Petriy rafane cÿrzrâgP kura ef moplariy.
Petriy vertelt opgewonden over het ongeluk.

Ef diskušo fliynke lo cÿrzrâgO .
De discussie klinkt verhit.

1Cÿrzrâg is het onregelmatige volt.dw. van cÿrzrame (verwarmen) en moet voorafgegaan worden door een lidwoord (of lidwoordvervangend voornaamwoord) als het in de functie van volt.dw. wordt gebruikt (zie § 50.36).


2Hier is cÿrzrâg een additief, en daarom vervalt de verplichting voor het gebruik van een lidwoord (of lidwoordvervangend voornaamwoord).

40.70

Een aantal woorden hebben weliswaar het semantische karakter van een volt.dw. (d.w.z. zij voldoen aan definitie a. in § 40.67), maar zij hebben de syntactische eigenschappen van een "echt" additief CAT. I. Deze volt.dw.n staan dus tussen de "echte" volt.dw.n en de gelexicaliseerde volt.dw.n uit de vorige paragraaf in. Tot deze tussengroep behoren zowel regelmatige vormen op -or, als onregelmatige vormen. Bijvoorbeeld (de volt.dw.n in de functie van add. zijn onderstreept):

ef âlkibiraror qurubos-xatjesmésde [goed] doordachte veiligheidsmaatregelen
eft mjochor lacsplaneen aangenomen wetsvoorstel
Ef scrÿfkt melde lâlÿntor.1Het papier is gelinieerd.
Ef muslés cÿrstyne lo ufror.De mosselen smaken bedorven.

1Sommige linguïsten beschouwen de woorden die opgebouwd zijn uit het prefix lâ- en het suffix -or als een additief CAT. I zonder enige verwantschap met een volt.dw. Het is een strijdpunt welke van de twee volgende morfologieën als juist beschouwd moet worden:

  1. Van lÿnt (lijn) zijn afgeleid het additief lâlÿntor (gelinieerd) en het werkwoord lâlÿnte (liniëren; belijnen). Het is dan "toeval" dat het volt.dw. van lâlÿnte en het additief lâlÿntor dezelfde vorm hebben.

  2. Van lÿnt is afgeleid het werkwoord lâlÿnte en hiervan het volt.dw. lâlÿntor, dat echter ook in de functie van additief CAT. I gebruikt mag worden.

Theorie i. lijkt het meest steekhoudend omdat er ook lâ--or-vormen bestaan zonder een werkwoord met lâ-. Zie ook § 41.18.


40.71

Soms bestaat er naast een regelmatig volt.dw. nog een onregelmatig afgeleide nevenvorm, welke echter geen "volt.dw." genoemd kan worden omdat de betekenis ervan niet aan definitie a. uit § 40.67 voldoet. Wel is er sprake van een verwante betekenis, zoals duidelijk wordt uit de volgende voorbeelden (in a. hieronder ligt het accent op de afgesloten handeling; in b. op de toestand waarin het substantief verkeert) (I = add. CAT. I; volt.dw.n zijn onderstreept):

a.ef aâlbor terÿnnsde bebouwde terreinen
b.ef aâlpI terÿnns(idem)

a.ef hâbâror hurtsde verwilderde honden
b.ef hâbârI hurts(idem)

a.ef bimor 'jande vergenoegde jongen
b.ef bimiyI 'jan(idem)

b.Do zerfe lo bimiyI .Hij kijkt vergenoegd.
 (geen alternatief met bimor (vergenoegd)
mogelijk, omdat
bimor tot CAT. II behoort)

Zie Hoofdstuk 101 voor een meer uitgebreide behandeling van de volt.dw.n.

40.72   ad § 40.62   c. "Overige" woorden

Behalve geografische additieven en volt.dw.n bestaan er ook "gewone" additieven die tot CAT. II behoren. Hiertoe rekenen we allereerst additieven als lart (hongerig) en pliyf (dorstig) die in de posities van subj.add., obj.add. en adv.add. niet voorkomen omdat er dan van specifieke idiomatische uitdrukkingen gebruik wordt gemaakt. Vergelijk:

ef lart hurtde hongerige hond
Ef hurt perke lardelira.De hond is hongerig, heeft honger.
(lett. "moet etende zijn")
Ef efanty zerfe lardelira helkara ef tjokâs.Het kind kijkt hongerig naar het brood.
(lett. "kijkt etende naar het brood")

pert pliyf veldursveel dorstige mensen
Kirro perke pliyfonelira.We zijn dorstig, hebben dorst.
(lett. "moeten drinkende zijn")
Ef mintepot promirret riffe pliyfonelira
ón gress.
De lange wandeling maakt me dorstig.
(lett. "maakt mij drinkende")

40.73

Tot de "gewone" additieven CAT. II rekenen we in de tweede plaats verscheidene leenwoorden die in feite het karakter van een onbepaald voornaamwoord (Blok 52.11) hebben. Vergelijk:

ef divers oto-merc ~ minker oto-merc
de diverse automerken ~ verscheidene automerken

plentiy knurfel ~ hâls knurfel
plenty, ruim voldoende water ~ voldoende water

ef nihil spâkelâke = nert ér spâkelak
(lett. "de nul bezitting") = geen enkele bezitting

Do lelperre nihil smurf. = Do lelperre pijâ noi smurf.
Hij heeft in het geheel geen geld.

40.74   ad § 40.50   C. CATEGORIE III

De additieven die onder CAT. III vallen, kunnen alleen in de functie van adv.add. (dus: pred.add. en adj.add.) gebruikt worden. Dit zijn de traditionele bijwoorden. Bijvoorbeeld:

Do farte riyfain lef eft lagitofidal.Hij loopt altijd met een paraplu.
ef riyfain blotter avyrode altijd blauwe lucht
Petriy melde pek eft pramter.Petriy is dus een inbreker.
Kirro tinde jazy fesért.We blijven inderdaad thuis.
ef jazy hardlap tarisde inderdaad hoge toren; de echt
heel
hoge toren.
Do lelperre noi influnns, melde vûlt
marteltšu.
Hij heeft geen griep, [hij] is hoogstens
verkouden.
Eup pitte ment helkara ef dunjes.1Ze fietst vaak naar de duinen.
Kost oltakiymit melde hogorit.2 Mijn studeerkamer is boven.
Gress zerfe wémagen kvâ Elsa.Ik zie Elsa vrijwel nooit.
eft wémagen šûrstor kaseen vrijwel/zo goed als versleten jas

1Een synoniem van ment is lilt (vaak; dikwijls). Dit is echter een additief CAT. I (zie § 40.52).


2Hogorit is ook een voorzetsel. Verscheidene voorzetsels zijn tegelijkertijd additieven van CAT. III, vergelijk:

a.Ef kullatjens slape hogorit.De logés slapen boven.
b.Eft litalu menkerate hogorit ef kelbra.Boven de tafel hangt een lamp.

a.Do feldre ânt.Hij zit binnen.
b.Do farte ânt ef mittus.Hij loopt in de kamer [rond].

a.Ef efanty feldre blefkaf.Het kind zit achterop. (de fiets)
b.Ef efanty feldre blefkaf ef pitter.Het kind zit achter op de fiets.

Zie verder § 141.72–76.


40.75

Het Spokaans kent een reeks additieven CAT. III die in feite synoniem zijn aan een combinatie van twee andere additieven CAT. III. In het Nederlands moeten zij meestal met twee bijwoorden vertaald worden. Bijvoorbeeld:

Gress stûdere éfti (= nert lilepiy).1Ik studeer niet meer (niet langer).
Gress zerfe éfti kva Moffain.Ik zie Moffain nooit meer.
(lett. "niet-meer ooit")
Do stûdere alt (= velk riyfain).Hij studeert nog altijd.
Ef demokrašo eksistere stra (= velk iftam)
fes Spooksoliy.2
De democratie bestaat nog wel in Spokanië.
(zo lang als het duurt)
Dena mimpit melde ni (= jazy iftam) xozjôc.Dit boek is wel zo leuk.
Tu linnog ef ón do, tur do paine liyche
(= kiykirot noi).
Je kunt het hem vragen, maar hij doet
het toch niet.

1Éfti (niet meer; niet langer) geeft aan dat iets op een gegeven moment is opgehouden. Vergelijk: nert vluf (niet méér; niet in hogere mate). Bijvoorbeeld:

Do stûdere nert vluf.Hij studeert niet méér. (niet ijveriger dan hij al deed)


2Er is niet altijd sprake van gehele synonimiteit. Zo benadrukt stra het feit dat de situatie kan ophouden, terwijl velk iftam ook een contrast kan uitdrukken (iftam ~ noi (wel ~ niet)). Zoals in:

Groft tofeszollosÿ melde tijâ, tur gress lelperre velk iftam eftofpira smurf fes
sener feszolle-nota.
Zijn spaargeld is op, maar ik heb nog wel wat geld op mijn spaarrekening staan.

40.76

De additieven CAT. III zijn gevoelig voor transportatie, ofwel, ze verschijnen in andere posities in de zin dan op grond van de algemene regels (schema § 40.4) te verwachten is. Allereerst additieven CAT. III met de functie van pred.add. In § 40.4 en § 40.30 is vastgesteld dat een pred.add. onmiddellijk achter het predicaat volgt. Pred.add.n CAT. III kunnen echter ook voor het predicaat geplaatst worden, met name bij emfatisch gebruik. Bijvoorbeeld:

Lerdu trempe kvâ româns.Lerdu leest nooit romans.
Lerdu kvâ trempe româns.Lerdu leest nóóit [eens] romans; nóóit
leest Lerdu romans.

Eup paine liyche ef.Ze doet het toch niet.
Eup liyche paine ef.Ze doet het tóch niet.

Ef demokrašo eksistere stra fes Spooksoliy.De democratie bestaat nog wel in Spokanië.
Ef demokrašo stra eksistere fes Spooksoliy.De democratie bestaat écht nog wel in
Spokanië.

Jân melde jazy pek eft pramter.Jân is inderdaad dus een inbreker.
Jân jazy pek melde eft pramter.Jân is dus wel degelijk een inbreker.

40.77

Het additief CAT. III nert (niet) staat in de functie van pred.add. bijna altijd vóór het predicaat, maar anders dan bij andere add.n drukt nert voor het predicaat geen emfase uit; het is een neutrale ontkenning:

Sofiy nert tiffe sener ÿksaner.Sofiy kent haar buurman niet.
Gress nert lelperre ef mimpit.Ik heb het boek niet.
Ef pôstsért nert melde qubâjo kirro.Het postkantoor is niet bij ons in de buurt.

In zulke constructies (nert als ontkenning vóór het predicaat) wordt de gehele Stand van Zaken (SvZ) die in de zin wordt uitgedrukt, ontkend. Zie ook § 110.3 voor de definitie van SvZ.

40.78

Bij korte zinnen verschijnt nert als pred.add. ook wel op de oorspronkelijke positie achter het predicaat, meestal als laatste element van de zin. Dikwijls is er sprake van een [emotionele] uitroep, bijvoorbeeld:

Gress tiffe nert.Ik weet het niet.
Gress xaquobe nert!Ik houd het niet langer uit!
Do flifadose nert.Hij is niet aardig.

40.79

Een synoniem van nert is noi, maar het heeft iets meer emfase. In tegenstelling tot nert kan noi ook áchter het predicaat verschijnen: dat geeft nog meer emfase. Vergelijk:

a.Gress nert lelperre ef mimpit. = Gress noi lelperre ef mimpit.
 Ik heb het boek niet.

b.Gress lelperre noi ef mimpit.
 Ik heb het boek níét.

Zie verder § 151.6–12 voor een verdere behandeling van nert en noi.

40.80

Als een additief CAT. III in de functie van adj.add. een bepaling vormt bij een subj.add. of obj.add. dat met lo gemarkeerd is, kan het adj.add. vóór lo geplaatst worden. Ook deze verschuiving wordt als transportatie beschouwd:

Do lukte sener mirs lo kvâ clenn. > Do lukte sener mirs kvâ lo clenn.
Hij wast zijn haren nooit schoon.

Lerdu larde lo riyfain ojaber. > Lerdu larde riyfain lo ojaber.1
Lerdu eet zich altijd misselijk. (als hij eet wordt hij altijd misselijk)

1Deze zin is na transportatie van riyfain ambigu geworden, want riyfain kan dan ook opgevat worden als een pred.add. bij larde. De zin kan dan geparafraseerd worden als "Lerdu zit altijd te eten, en als hij eet doet hij dat op een zodanige manier dat hij er misselijk van wordt".

40.81

Vergelijk de volgende zinnen (in a. is het vette element een adj.add. en in b. een pred.add.):

(1)a.Tek trempe mimpits lo riyfain tirdus. > Tek trempe mimpits riyfain lo tirdus.
  Tek leest boeken altijd kapot.   (= áls Tek boeken leest, gaan ze zonder
uitzondering kapot)
 b.Tek trempe riyfain mimpits lo tirdus.
  Tek leest boeken altijd kapot.   (= ze doet niets anders dan boeken lezen, en die
gaan dan kapot)

(2)a.Lerdu verfute ef krur lo noi kerp. > Lerdu verfute ef krur noi lo kerp.
  Lerdu verft de muur niet egaal.   (= Lerdu verft de muur weliswaar, maar het
resultaat is "niet egaal")
 b.Lerdu verfute noi ef krur lo kerp.
  Lerdu verft de muur niet egaal. (= Lerdu krijgt weliswaar een egale muur, maar
dit komt niet door verven; misschien heeft hij de muur egaal gepleisterd)
1

De transportatieregel zoals hierboven toegepast in de a-zinnen is niet verplicht, maar wordt onder meer door Kojen-Pôt (1977) wel aangeraden. Hier lijnrecht tegenover staat de opvatting van bijvoorbeeld Undoryll-Sjocc (1975), die de voorkeur geeft aan een niet-getransporteerd adj.add. CAT. III.
De discussie tussen Kojen-Pôt en Undoryll-Sjocc heeft een nieuwe impuls gekregen door Joseph Canarozzo. Canarozzo stelt in zijn artikel (1979) dat het niet zo is dat een adj.add. als het ware over lo naar links wipt (zoals Kojen-Pôt beweert), maar dat beide additieven in de onderliggende structuur direct achter elkaar staan, en lo pas in de oppervlaktestructuur toegevoegd wordt.


1De meest voor de hand liggende lezing van b. is dat het werkwoord verfute ontkend wordt (Lerdu verft niet, hij pleistert of betegelt of ...). Een minder voor de hand liggende (of: meer contextgebonden) lezing is dat de gehele gebeurtenis "Lerdu verft de muur egaal" ontkend wordt. Voor de positie van noi, zie ook § 151.6 en § 151.37.

TOP
<< Hoofdstuk 31 | Hoofdstuk 41 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands