Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 101 | Hoofdstuk 110 >>
10. Deelwoorden en koppelwerkwoorden

102. Koppelwerkwoorden


Opbouw van dit hoofdstuk:

Blok:


102.1   Algemeen

Het begrip koppelwerkwoord wordt in de Spokaanse grammatica op semantische gronden gedefinieerd: een werkwoord wordt "koppelwerkwoord" genoemd als het gevolgd kan worden door een "aanvulling", die een eigenschap uitdrukt die aan het subject toegekend is, wordt of blijft. Deze "aanvulling" wordt predicatief complement (pred.comp.) genoemd, en kan bestaan uit:

  1. een substantief
  2. een eigennaam
  3. een voornaamwoord
  4. een additief1
  5. een voorzetselbepaling
  6. een rangtelwoord2

De gevallen 1., 2. en 3. worden soms samengevat met de omschrijving "substantief of substantief-vervangende constructie".


1Onder "additieven" worden níét begrepen de echte volt.dw.n en echte teg.dw.n. Dergelijke deelwoorden kunnen nooit als complement optreden. Bijvoorbeeld:

* Elsa melde obezjerelira.Elsa is lachend.
* Ef mimpit ÿrmoie trempor.Het boek schijnt gelezen te zijn.

Zie ook § 100.34, § 101.21–22 en § 101.33.


2Rangtelwoorden worden niet als een "echt" additief beschouwd. Dit wordt nader uiteengezet in § 170.50.

102.2

Voorbeelden (het pred.comp. is vetgedrukt):

1. Substantief:

Petriy tinkere gekker.Petriy wordt leraar.  (beroep)
Tu loke jazy sener frera.Je lijkt je broer wel.

2. Eigennaam:

Ef pâxbariy oiba zeces melde Thedor.
Het minst vredelievende dorp is Thedor.

3. Voornaamwoord:

Gÿrs melde lomp cÿrlÿo?
Wie bent u eigenlijk?  (vrag.vnw.)

Moffain tinkere rast lef eft hupster gart.
Moffain wordt iemand met een grote bek.  (zelfst.vnw.)
(begint een grote bek te krijgen)

4. Additief:

Petriy melde kinur.Petriy is ziek.
Óps pónze onâfxu.Ze worden brutaal.
Ef storâs ÿrmoie trufô.Het verhaal schijnt waar [te zijn].

5. Voorzetselbepaling (zie ook Hoofdstuk 140):

Ef glydas melde ûqu ef kleter lydos.De leden zijn tegen het nieuwe bestuur.
Ef dravos pónze furt Elsa.De tekening wordt voor Elsa.

6. Rangtelwoord (zie ook § 50.18 en § 170.50):

Dena moplariy melde fârtef lelmo tof.
Dit is het vierde ongeluk vandaag.  (lett. "dit ongeluk is vierde vandaag")

Fes ef svime-tojesfsâ Petriy pónzo durtef.
In de zwemwedstrijd werd Petriy [de] derde.

102.3

Voor talen als het Nederlands of Engels wordt aangenomen dat er primair een semantische relatie tussen het subject en het complement bestaat. Omdat deze talen vereisen dat zulke relaties altijd op verbale wijze moeten worden uitgedrukt, is toevoeging van een koppelwerkw. noodzakelijk. Dit koppelwerkw. heeft zelf geen semantische inhoud, maar lijkt voornamelijk als "tempus- en aspect-drager" te fungeren. Dit kan als volgt gesymboliseerd worden:

[SUBJECT] «» [COMPLEMENT]

waarbij «» de schakel is in de vorm van koppelwerkw. In het Spokaans heeft een koppelwerkw. meer het karakter van een hoofdwerkwoord1 (en omgekeerd kunnen veel hoofdwerkw.n een koppel-karakter krijgen). In Da Costa (1990) is voorgesteld om de verhouding in het Spokaans als volgt te symboliseren:

KOPPELWERKW.:  [SUBJECTKERN]  [COMPLEMENT]

wat zoveel wil zeggen als: "er is een koppelend element dat een bepaalde situatie uitdrukt, en in deze situatie spelen de zinskern en het complement de hoofdrol".
Het koppelwerkw. heeft in deze benadering een semantische inhoud, maar is niet per se de tempus/aspect-drager (zo wordt tijd immers primair in de woordvolgorde uitgedrukt, en niet in de verbale morfologie).
We zullen deze theoretische achtergronden hier verder laten rusten en ons concentreren op de meer praktische kant van het gebruik van koppelwerkw.n.


1In dit hoofdstuk wordt met "hoofdwerkwoord" bedoeld: elk werkwoord dat geen doel-, hulp- of koppelwerkwoord is.

102.4

Constructies met koppelwerkw.n onderscheiden zich in enkele syntactische opzichten van constructies met hoofdwerkw.n. De voornaamste verschillen zijn:

  1. Het additief (dat als pred.comp. optreedt) kan níét met lo gemarkeerd worden (voor lo, zie ook § 40.12–18). Vergelijk (Hw = hoofdwerkw.; Kw = koppelwerkw.):

    Ef vildul leldeHw lo lutt.De boom groeit krom.
    * Ef vildul meldeKw lo lutt.De boom is krom.
    * Petriy pónzeKw lo kinur.Petriy wordt ziek.

    Het gebruik van lo wordt nader behandeld in § 102.51–53.

  2. Het substantief (dat als pred.comp. optreedt) kan dikwijls zonder lidwoord verschijnen.1 Vergelijk:

    * Yvonn tiffeHw otÿ.(lett. "Yvonn kent verpleegster")
    Yvonn tinkereKw otÿ.Yvonn wordt verpleegster.

  3. De voorz.bep. (die als pred.comp. optreedt) kan niet of nauwelijks vooraan de zin staan.2 Vergelijk:

    Kaf ef ferdu ef mimpit meldeHw .Op de stoel ligt het boek.
    ?* Rifo Elsa ef mimpit meldeKw .Van Elsa is het boek.

    Indien melde als hoofdwerkw. fungeert, kan het vervangen worden door prap wâfersence (zich bevinden): Kaf ef ferdu ef mimpit sen wâfersence.
    Zie ook § 102.10.


1Dit geldt met name voor substantieven die een beroep uitdrukken (zie § 50.19).
Vergelijk:

a.Petriy melde gekker.Petriy is leraar.
b.Petriy melde ef painatjen.Petriy is de dader.


2Vooraanplaatsing is dikwijls mogelijk om contrast of emfase uit te drukken; zie ook § 141.122 en § 141.143 voetnoot 1.

102.5

In tegenstelling tot een Nederlands "naamwoordelijk deel van het gezegde" kan een Spokaans pred.comp. (mits een substantief of subst.-vervangend element) zich gedragen als een "echt object", in die zin dat de kernfunctie eraan toegekend kan worden (dus: een koppelwerkw. is mogelijk in een passiefconstructie). Vergelijk de actieve vorm in a. met de passieve variant in b.:

a.Roša melde kost sour.   Roša is mijn zuster.
b.Roša melde lomp? – Kost sour meldelije pai eup.
 Wie is Roša? – Dat is mijn zuster.
(lett. "mijn zuster wordt door haar geweest")

a.Petriy tinkere eft gekker.   Petriy wordt leraar.
b.Petriy tinkere kluft? – Eft gekker tinkerelije pai Petriy.1
 Wat wordt Petriy? – Petriy wordt leraar.
(lett. "een leraar wordt door Petriy geworden")

Dergelijke passiefvormen in een antwoord worden besproken in § 92.5–9.


1Het vrag.vnw. kluft (wat) kan nooit aan een persoon refereren. In deze vraag refereert het dan ook aan een eigenschap. Het antwoord gekker (leraar) moet dan ook als "eigenschap" geïnterpreteerd worden, en niet als "persoon".

102.6

Passivisering van een koppelwerkw.-constructie is minder acceptabel indien het pred.comp. zonder lidwoord wordt gebruikt, zoals bij beroepsaanduidingen mogelijk is. Vergelijk:

a.Petriy tinkere eft gekker. > Eft gekker tinkerelije pai Petriy.
b.Petriy tinkere gekker. > ? Gekker tinkerelije pai Petriy.

Kennelijk wordt zo'n lidwoordloos pred.comp. te weinig als "substantief" (en te veel als eigenschap-uitdrukkend "additief"?) gevoeld om kerntoekenning hieraan acceptabel te maken.

102.7

De mogelijkheid om een pred.comp. als zinskern te laten fungeren (zie hierboven), betekent nog niet dat een pred.comp. geheel identiek is aan een "echt" object. (in dat geval zou de term pred.comp. ook niet nodig geweest zijn).
Een pred.comp. onderscheidt zich van een echt object, niet alleen doordat bij beroepsaanduidingen het lidwoord eft achterwege mag blijven (zie vorige paragrafen), maar ook doordat het lidwoord goe weggelaten mag worden. Vergelijk:

a.Lerdu ur Ina uokke goe pypas.Lerdu en Ina roken [elk] een pijp.
b.Lerdu ur Ina melde [goe] gekkers.Lerdu en Ina zijn leraar/leraren.

a.Parachutos ur zefa-plônsos lelperre goe miltef raptre-crâfs.
 Parachutespringen en diepzeeduiken hebben een sterke aantrekkingskracht.
b.Parachutos ur zefa-plônsos tinde [goe] kviksiyn sport-frenvus.
 Parachutespringen en diepzeeduiken blijven gevaarlijke sporten.

Zie ook § 50.44.

102.8

Alle Spokaanse koppelwerkw.n zijn in het volgende blok opgenomen:

Koppelwerkwoorden
Modaal-neutrale koppelwerkw.nzie §
melde
pónze
qugle
tinde
tinkere
zijn
worden; raken
worden
blijven
worden
102.9–11
102.12–20
102.21
102.22–23
102.12–14
Koppelwerkw.n met impliciete modaliteitzie §
frute
ÿrmoie
zouden wel eens kunnen zijn
schijnen [te zijn]
102.24–28
102.29–31
Werkwoorden met koppel-functiezie §
lelperre
loke
pe
râgtage
hebben
lijken [op]
heten
blijken [te zijn]
102.32
102.33–34
102.35–37
102.38–39

In de volgende paragrafen zullen we deze werkwoorden nader onder de loep nemen.

102.9   Modaal-neutrale koppelwerkw.n

De werkwoorden melde, pónze, qugle, tinde en tinkere zijn de meest "elementaire" koppelwerkw.n. Zij zijn neutraal wat betreft het uitdrukken van modaliteit, en worden daarom wel kortweg de neutrale koppelwerkw.n genoemd: zij drukken slechts uit op welke wijze er een betrekking bestaat tussen een eigenschap en het subject. Dit soort betrekking wordt aspect genoemd:

koppelwerkw.aspect
meldemomentaan
pónzeinchoatief of mutatief
tinkereinchoatief of mutatief
quglemutatief
tindeduratief  (zie ook § 81.24)

102.10   melde (zijn)

Het meest voorkomende werkwoord in het Spokaans is wel melde. Het treedt niet alleen op als koppelwerkw., maar ook als hoofdwerkw. In dit laatste geval is het een typische plaatsbepaler waarbij het additief of de voorz.bep. een lokaliteit uitdrukt. Melde kan nu vervangen worden door prap wâfersence (zich bevinden). Vergelijk de a-zinnen met een hoofdwerkw. (wat blijkt uit de wâfersence-variant), en de b-zinnen met een koppelwerkw.:

(1)a.Elsa melde hogorit. = Elsa sen wâfersence hogorit.
  Elsa is boven. = Elsa bevindt zich boven.
 b.Elsa melde pÿr. ≯ * Elsa sen wâfersence pÿr.
  Elsa is gek. ≯ (lett. "Elsa bevindt zich gek")

(2)a.Ef mimpit melde tekelbrae. = Ef mimpit sen wâfersence tekelbrae.
  Het boek is/ligt op [de] tafel. = Het boek bevindt zich op [de] tafel.
 b.Ef mimpit melde mindefit. ≯ * Ef mimpit sen wâfersence mindefit.
  Het boek is rood. ≯ (lett. "het boek bevindt zich rood")

(3)a.Ef rozas melde fes ef arâbe. = Ef rozas sena wâfersence fes ef arâbe.
  De rozen zijn/staan in de tuin. = De rozen bevinden zich in de tuin.
 b.Ef rozas melde furt/fân ef mebartiy sientur. ≯
    ≯ * Ef rozas sena wâfersence furt/fân ef mebartiy sientur.1
  De rozen zijn voor de jarige moeder. ≯
    ≯ (lett. "de rozen bevinden zich voor de jarige moeder")

Merk op dat hogorit in (1a) fungeert als een predicatief additief,2 terwijl pÿr in (1b) een subjectief additief is (zie voor deze begrippen ook § 40.2).


1Het voorzetsel furt (vóór) (maar niet: fân) kan ook als plaatsbepaler optreden (als tegenstelling van blef (achter)). In dat geval is melde in (3b) natuurlijk een hoofdwerkw. en kan het vervangen worden door prap wâfersence:

Ef rozas melde (= sena wâfersence) furt ef mebartiy sientur.
De rozen staan (= bevinden zich) vóór de jarige moeder.


2Omdat hogorit een additief van CATEGORIE III is, kan het alleen maar als pred.add. (of als adj.add.) optreden, en is het bijbehorende werkwoord altijd een hoofdwerkw. Zie § 40.74. Zie verder § 102.18 voor pónze als hoofdwerkw.

102.11

Indien melde als hoofdwerkw. optreedt, kan het additief of de voorz.bep. naar voren gehaald worden (linkse dislocatie), meestal om emfase of contrast uit te drukken. Indien melde als koppelwerkw. fungeert, is linkse dislocatie onmogelijk of op zijn minst twijfelachtig. Vergelijk de voorbeelden uit § 102.10 met (contrastieve en emfatische elementen zijn in de vertaling met KLEINKAPITAAL aangegeven):

(1′)a.Hogorit Elsa melde.Elsa is BOVEN.  (en niet BENEDEN)
 b.* Pÿr Elsa melde.1Elsa is GEK.  (en niet ZIEK)

(2′)a.Fes ef arâbe ef rozas melde.IN DE TUIN staan de rozen.
 b.? Furt ef mebartiy sientur ef rozas melde.1VOOR DE JARIGE MOEDER zijn de rozen.

Zin (2′b) is echter wel correct indien furt als plaatsbepaler optreedt, en de zin betekent 'Vóór de jarige moeder staan de rozen' (en niet op een tafeltje áchter haar).


1Vooral in de spreektaal kan emfase of contrast uitgedrukt worden met de determinant ki (zie ook § 133.28–33):

Elsa melde pÿr ki.Elsa is GEK.
Ef rozas melde furt ef mebartiy sientur ki.VOOR DE JARIGE MOEDER zijn de rozen.

102.12   pónze (worden; raken), tinkere (worden)

De koppelwerkw.n pónze en tinkere zijn synoniem, maar kunnen niet door elkaar gebruikt worden: bij tinkere hoort een pred.comp. dat bestaat uit een substantief, eigennaam of voornaamwoord (zie § 102.1, gevallen 1., 2. en 3.), terwijl pónze altijd gevolgd wordt door een additief, voorz.bep. of rangtelwoord (§ 102.1, gevallen 4., 5. en 6.). Vergelijk:

Gevallen 1., 2. en 3.:

Manôf tinkere otÿer.Manôf wordt verpleegkundige.
Tek tinkere kult kleter mingatra.Tek wordt onze nieuwe werkster.
Kult kleter mingatra tinkere Tek.Onze nieuwe werkster wordt Tek.
Lerdu tinkere rast lef eft frondo basc.Lerdu wordt iemand met veel lef.
Ef rente nert di tinkeru vluf dus 5 prosent.De rente zal niet meer dan 5 procent worden.

Gevallen 4., 5. en 6.:

Tek pónze kinur kvâ.1Tek wordt nooit ziek.
Ef dravos pónze furt Kârle.De tekening wordt [bestemd] voor Kârle.
Eup pónza durtef.Ze is derde geworden. (bij een wedstrijd of verkiezing)

Tinkere is een trans.werkw., terwijl pónze (in de betekenis van 'worden') intrans. is.


1Kinur is een subj.add., maar kvâ is een achteraan geplaatst pred.add. Zie ook § 40.17.

102.13

Als het pred.comp. een weersgesteldheid of periode (deel van de dag, seizoen, maand ed.) uitdrukt, en het subject bestaat uit het onpersoonlijke ef (het), mag tinkere door pónze vervangen worden, ook al is het pred.comp. een substantief:

Ef tinkere kÿl/lunatof. = Ef pónze kÿl/lunatof.Het wordt nacht/maandag.
Ef tinkere bidalos. = Ef pónze bidalos.Het gaat regenen.
(lett. "het wordt regen")
Ef tinkere tildâ wónzol. = Ef pónze tildâ wónzol.Het wordt slecht weer.

Merk op dat het pred.comp. in al deze gevallen zonder lidwoord gebruikt wordt; het substantief heeft als het ware iets van zijn "substantivische karakter" verloren. Zie ook § 102.6.

102.14

In de voorbeelden uit de vorige paragraaf kan het pred.comp. gepromoveerd worden tot subject, daarmee het onpersoonlijke ef vervangend. Nu kan pónze echter niet gebruikt worden:

Kÿl/lunatof tinkere.maar niet  * Kÿl/lunatof pónze.
Bidalos tinkere.maar niet  * Bidalos pónze.
Tildâ wónzol tinkere.maar niet  * Tildâ wónzol pónze.

Voor dergelijke subjectpromotie, zie § 102.72–73.

102.15

Het koppelwerkw. pónze kan niet gevolgd worden door een trap van vergelijking die uitgedrukt wordt met terat, oras, oiba of tom (hierop is reeds gewezen in § 43.21).
Een vergr.trap achter pónze wordt uitgedrukt met het subj.add. syliy, vergelijk de neutrale vorm in a. met de vergr.trap in b.:1

a.Mintof jadâk critise remarcos ef menester pónze rofonos.
 Na elke kritische opmerking wordt de minister boos.
(= in eerste instantie is hij niet boos)
b.Mintof jadâk critise remarcos ef rofonos menester pónze syliy.
 Na elke kritische opmerking wordt de minister bozer.
(= hij was al boos en zijn boosheid neemt voortdurend toe)

a.Ef mirras pónze centys.
 De wegen worden druk. (= ze waren nog niet druk)
b.Ef centys mirras pónze syliyn.
 De wegen worden drukker. (= ze waren al druk)

1Oorspronkelijk werd de vergr.trap uitgedrukt door de combinatie syliy terat, dus:

† Ef rofonos menester pónze syliy terat.De minister wordt bozer.

Sinds het begin van de twintigste eeuw werd terat na syliy in de spreektaal meer en meer weggelaten, en halverwege de jaren vijftig is deze weglating ook in de schrijftaal algemeen geaccepteerd, met als gevolg dat syliy nu ook een meervouds-n krijgt bij een meervoudig subject (zie ook § 42.2 en § 42.6a).


102.16

Een verkl.trap kan na pónze uitgedrukt worden, door achter syliy de determinant oiba (minder) te plaatsen:

Mintof jadâk critise remarcos ef piaquan menester pónze syliy oiba.
Na elke kritische opmerking wordt de minister minder vriendelijk.

Ef centys mirras pónze syliy oiba.
De wegen worden minder druk.

102.17

De overtreffende en minste trap kunnen in combinatie met pónze uitgedrukt worden door het adj.add. voor deze trappen te markeren (met oras resp. tom), en syliy als subj.add. toe te voegen. Vergelijk:

a.Vera melde/tinde onâfxu oras.Vera is/blijft het brutaalst.
b.Onâfxu oras Vera pónze syliy.Vera wordt het brutaalst.

a.Sest mirras melde qurubo tom.Zulke wegen zijn het minst veilig.
b.Sest qurubo tom mirras pónze
syliyn lóf ef bidalos.
Zulke wegen worden bij regen het
minst veilig
.

102.18

Evenals melde (§ 102.10), kan ook pónze soms als hoofdwerkw. optreden. Het drukt dan een richting uit:

Tek pónze hogorit.Tek gaat naar boven.
(lett. "raakt boven; komt boven terecht")
Ef mimpit pónzo fesdu ef knurfel.Het boek raakte in het water.

Als pónze een hoofdwerkw. is, kan het vervangen worden door prap wâfersence; bij pónze als koppelwerkw. kan dat niet (zie ook § 102.22). Vergelijk:

Tek pónze hogorit. > Tek sen wâfersence hogorit.
Tek gaat naar boven. > Tek bevindt zich boven.

Tek pónze keša. ≯ * Tek sen wâfersence keša.
Tek wordt dik. ≯ * Tek bevindt zich dik.

102.19

Soms is het moeilijk om te beslissen of er nu sprake is van een hoofd-, dan wel van een koppelwerkw. Vergelijk:

(1)a.Ef oto pónzo trâk ef mirrae.De auto raakte van de weg af.
 b.Ef oto pónzo trâk ef mirra.(idem)

In (1a) wordt het voorzetsel trâk (van ... af) gevolgd door de resultatieve vorm ef mirrae. Deze resultatief drukt een grensoverschrijdende beweging uit (§ 62.21–22 en Hoofdstuk 140) zodat er typisch sprake is van lokaliteit: pónze is hier dus een hoofdwerkw. In (1b) daarentegen blijft de resultatief achterwege: de voorz.bep. trâk ef mirra hoeft daarom niet per se een lokaliteit uit te drukken, maar kan ook als "eigenschap" bij ef oto beschouwd worden. De voorz.bep. is dan een pred.comp., en pónze kan als koppelwerkw. beschouwd worden.
In (1a) kan pónze door een ander werkw. vervangen worden, in (1b) niet:

(1′)a.Ef oto ydônoHw trâk ef mirrae.De auto gleed van de weg af.
 b.* Ef oto ydônoKw trâk ef mirra. 

102.20

In de vorige paragrafen hebben we gezien dat pónze hetzij door 'worden', hetzij door 'raken' vertaald moet worden. In een enkel geval zijn beide vertalingen mogelijk, zodat het Nederlands een nuanceverschil kan uitdrukken dat in het Spokaans geëlimineerd is:

Óps pónze hômba.Ze worden moe; Ze raken moe.

Als een proces zich voltrekt zonder dat er aan een entiteit (persoon, ding, gebeurtenis) gedacht wordt die voor dit proces verantwoordelijk is, wordt wel raken in plaats van worden gebruikt. Dikwijls heeft worden een passieve betekenis. Vergelijk:

(1)a.  Piet wordt beledigd. ~ b.  Piet raakt beledigd.

In (1a) is er sprake van een (menselijke) agens die voor de belediging van Piet verantwoordelijk is; in (1b) lijkt de eigenschap "beledigd" door een (zakelijke) veroorzaker aan Piet toegekend te worden.
Het Spokaanse equivalent van (1a) is een passiefconstructie; voor (1b) moet het koppelwerkw. pónze gekozen worden:

(1′)a.Blul dakrelije Petriy.
 b.Petriy pónze dakk.1

1Dakk is zowel de gramst. van het werkw. dakre (beledigen) als een add. In (1′b) gaat het om het add.

102.21   qugle (worden)

Het koppelwerkw. tinkere kan vervangen worden door qugle, indien er sprake is van een totale metamorfose, ofwel een mutatief aspect. Bijvoorbeeld:

Ef ljôl qugle eft flyddere.De rups wordt een vlinder.
Ef tof qugle ef kÿl.De dag wordt nacht.

Bij personen kan de metamorfose ook abstract zijn:

Mintof ef frotexos Luca eft lelpiru veldur qugle.
Na de operatie is Luca een ander mens [geworden].

Als de metamorfose een dier of zaak betreft, kan qugle eventueel door tinkere vervangen worden, maar bij personen is zo'n vervanging af te raden. Vergelijk:

Ef ljôl tinkere eft flyddere.
Ef tof tinkere ef kÿl.1
?? Mintof ef frotexos Luca eft lelpiru veldur tinkere.2

1Vergelijk: Ef tinkere kÿl (Het wordt nacht). Nu is qugle niet te gebruiken (* Ef qugle kÿl), omdat het subject ef niet refereert aan een entiteit die een algehele metamorfose kan ondergaan. Wel is mogelijk: Ef pónze kÿl. Zie hiervoor § 102.13.


2Er lijken twee redenen te bestaan waarom de meeste Spokaniërs het gebruik van tinkere hier niet erg acceptabel vinden: (i) de metamorfose heeft hier zo duidelijk een abstract karakter, en (ii) het koppelwerkw. tinkere wordt bij personen prototypisch in verband gebracht met een beroep, zoals in: Mintof ef frotexos Luca [eft] mimpiterfer tinkere (Na de operatie is Luca boekhouder geworden). Zie ook de analyse van koppelwerkw.n en aspect in Bikijanâ-Huldufit (1989).

102.22   tinde (blijven)

Evenals de hierboven genoemde werkwoorden kan ook tinde zowel een hoofdwerkw. als een koppelwerkw. zijn. Vergelijk de hoofdwerkw.n in a. met de koppelwerkw.n in b.:

a.Tek tinde hogorit.Tek blijft boven.
b.Tek tinde kinur.Tek blijft ziek.

a.Ef mimpit tindo fes ef knurfel.Het boek bleef in het water [liggen].
b.Ef mimpit tinde furt/fân Kârle.Het boek blijft [bestemd] voor Kârle.

Als tinde een hoofdwerkw. is, kan het vervangen worden door prap wâfersence; bij tinde als koppelwerkw. kan dat niet (zie ook § 102.18). Vergelijk:

Tek tinde hogorit. > Tek sen wâfersence hogorit.
Tek blijft boven. > Tek bevindt zich boven.

Tek tinde kinur. ≯ * Tek sen wâfersence kinur.
Tek blijft ziek. ≯ * Tek bevindt zich ziek.

102.23

Omdat tinde ook als doelwerkw. kan fungeren, is er een combinatie van dit werkwoord met melde mogelijk. Vergelijk:

a.Ef tinde beri bidale.Het blijft [maar] regenen. (= het houdt niet op)
b.Ef tinde beri melde hordâ wónzol.Het blijft [maar] mooi weer.

In b. is tinde een doelwerkw. dat aan het koppelwerkw. melde een duratief aspect toevoegt. Zin b. is het equivalent van b′. waarin tinde een koppelwerkw. is:1

b′.Ef tinde hordâ wónzol.

Zie verder § 81.24 voor de overige gebruiksmogelijkheden van tinde.


1Kojen-Pôt (1977) wijst erop dat het duratieve aspect in b. sterker aanwezig is dan in b′. Dit zou in het Nederlands tot uitdrukking gebracht kunnen worden in de vertalingen 'Het blijft alsmaar mooi weer' (voor b.) en 'Het blijft mooi weer' (voor b′.). In Tôki-Andeler (1981) wordt dit onderscheid nader uitgewerkt, waarbij onder meer gesuggereerd wordt dat er in b. gerefereerd wordt aan een tijdsperiode die reeds vóór het moment van de taaluiting begonnen is, en eventueel op het moment van de taaluiting ten einde is. In b′. wordt eerder gerefereerd aan een tijdsperiode die op het moment van de taaluiting begint, en zich in de toekomst voortzet.

102.24   frute (zouden kunnen zijn)

De koppelwerkw.n frute en ÿrmoie worden wel de modale koppelwerkw.n genoemd: ze drukken naast een momentaan aspect tevens een bepaalde vorm van modaliteit uit, wat betekent dat er iets gezegd wordt over het standpunt dat de spreker of "het volk" inneemt ten opzichte van de gedane uitspraak. Voor modaliteit, zie ook Hoofdstuk 110.

102.25

Het werkwoord frute (zouden wel eens kunnen zijn) drukt niet alleen een momentaan aspect uit, equivalent aan dat van melde, maar ook dat de spreker het feit niet wil of kan vaststellen. Een dergelijke voorzichtige veronderstelling is een "Dubitatief" (zie ook § 81.16 en Hoofdstuk 110). Frute kan alleen gevolgd worden door een pred.comp. in de vorm van een substantief, eigennaam of voornaamwoord (dus de gevallen 1., 2. en 3. in § 102.1):1

(1)Moffain frute ef zâft.Moffain zou wel eens de dief kunnen zijn.
(2)Groft frinta frute Tek.Zijn vriendin zou wel eens Tek kunnen zijn.
(3)Ef kordaratera frute rast lef oggo-
ÿdrentô.
De kosteres zou wel eens iemand met
wraakgevoelens kunnen zijn.

1Kojen-Pôt keurt frute als koppelwerkw. in alle gevallen af. Volgens hem zijn de enige juiste alternatieven voor (1)–(3):

Moffain frute beri melde ef zâft.
Groft frinta frute beri melde Tek.
Ef kordaratera frute beri melde rast lef oggo-ÿdrentô.

Zie ook § 102.26.


102.26

Is het pred.comp. iets anders dan een substantief, eigennaam of voornaamwoord, dan wordt frute als doelwerkw. gebruikt:

Moffain frute beri melde kinur.Moffain zou wel eens ziek kunnen zijn.
Ef mimpit frute beri melde rifo Kârle.1Het boek zou wel eens van Kârle kunnen zijn.
Eup frute beri melde durtef.Zij zou wel eens derde kunnen zijn.

1De voorz.bep. rifo Kârle kent een synonieme genitiefbepaling: Kârleex ef tiyn (lett. "Kârle's ding"). Hoe deze genitief het gebruik van frute beïnvloedt, wordt in § 102.27 besproken.

102.27

Evenmin kan frute gebruikt worden als hoofdwerkw., gevolgd door een lokaliteit, of als koppelwerkw., gevolgd door een genitief. Ook nu weer moet frute als doelwerkw. optreden. Vergelijk:

(1)a.* Óps frute ber Amahagge.
 b.Óps frute beri melde ber Amahagge.
  Ze zouden wel eens in Amahagge kunnen zijn.

(2)a.* Ef mimpit frute Kârleex ef tiyn.
     het boek zou.kunnen.zijn Kârle-GEN het ding
 b.Ef mimpit frute beri melde Kârleex ef tiyn.1
  Het boek zou wel eens van Kârle kunnen zijn.

Variant (2a) wordt door de meeste grammatici afgekeurd omdat de genitief Kârleex ef tiyn niet beschouwd wordt als een "substantief" of "eigennaam", maar als een equivalent van de voorz.bep. rifo Kârle (van Kârle), en daarom feitelijk een "voorz.bep. in vermomming" is.


1Vergelijk § 102.26.

102.28

Merk op dat frute in de functie van doelwerkw. ook gevolgd kan worden door een ander koppelwerkw. dan melde:

Moffain frute beri pónze kinur.Moffain zou wel eens ziek kunnen worden.
Elsa frute beri tinkere eft tiynslenkera.Elsa zou wel eens vrachtwagenchauffeur
kunnen worden.

102.29   ÿrmoie (schijnen [te zijn])

Het werkwoord ÿrmoie (schijnen [te zijn]; er wordt beweerd dat) drukt naast het momentane aspect van melde tevens een reportatieve modus (modaliteit van Gerucht: "er wordt beweerd", "men zegt") uit. Ÿrmoie is een "echt" koppelwerkw., in die zin dat het in alle gevallen gebruikt kan worden, en nimmer als iets anders dan koppelwerkw. kan optreden:

Kârle ÿrmoie ef painatjen.Kârle schijnt de dader [te zijn].
Kârle ÿrmoie gekker.Kârle schijnt leraar te zijn.
Elsa ÿrmoie kinur.1Elsa schijnt ziek [te zijn].
Ef mimpit ÿrmoie rifo Kârle.Het boek schijnt van Kârle te zijn.

1In (onverzorgde) spreektaal wordt soms lo aan een add. toegevoegd: ? Elsa ÿrmoie lo kinur. Zie ook § 102.52 en § 40.18.

102.30

In § 102.19 is gewezen op een voorbeeld waarbij het niet duidelijk is of er nu sprake is van een hoofdwerkw., dan wel van een koppelwerkw. Daar ÿrmoie nooit een hoofdwerkw. kan zijn, roept de volgende constructie geen twijfels op:

Ef oto ÿrmoio trâk ef mirra.
De auto schijnt van de weg af [geraakt] te zijn.

In deze zin moet trâk ef mirra als "eigenschap" bij ef oto gezien worden, niet als lokaliteit of richting (de resultatief mirrae kan hier dan ook niet gebruikt worden). Moet de richting uitgedrukt worden, dan is een doelwerkw. + hoofdwerkw. nodig, bijvoorbeeld: Ef oto tóte den ef ydôno trâk ef mirrae1 (De auto schijnt van de weg gegleden te zijn). Vergelijk ook § 102.19 zin (1′a).


1Hier is een den-bijzin nodig om in het hoofdwerkw. ydône de aoristus op -o te kunnen uitdrukken. In een infinitiefcomplement met beri kan geen tijd worden uitgedrukt, zoals in Ef oto tóte beri ydône trâk ef mirrae (De auto schijnt van de weg af te glijden). Zie hiervoor § 81.54.

102.31

Als een inchoatief, duratief of mutatief aspect gecombineerd moet worden met de reportatieve modus (Gerucht), kan ÿrmoie niet gebruikt worden. Dit koppelwerkw. bezit immers een inherent momentaan aspect. Nu moet er gekozen worden voor een modaal-neutraal koppelwerkw., aangevuld met een doelwerkw. van modaliteit, bijvoorbeeld tóte beri (schijnen/lijken te) of pe beri (schijnen te):

Elsa pe beri pónze kinur.Elsa schijnt ziek te worden.
Ef dravos tóte beri pónze furt Kârle.De tekening schijnt voor Kârle te worden.
Groft frera tóte beri tinde gekker.Zijn broer schijnt leraar te blijven.

Merk op dat ook ÿrmoie vervangen kan worden door een doelwerkw. met een neutraal koppelwerkw.:

Eup ÿrmoie kinur. = Eup tóte beri melde kinur.
Ze schijnt ziek [te zijn].

Maar niet:

* Eup ÿrmoie beri melde kinur.  OF  * Eup tóte kinur.

102.32   lelperre (hebben)

Soms wordt ook het werkwoord lelperre (hebben) wel tot de koppelwerkw.n gerekend. Dit vanwege het feit dat het Oudspokaans (en tegenwoordig nog het Pegrevisch en het Hazâcki-Westspokaans) de mogelijkheid kende om lelperre gevolgd te laten worden door een subjectief additief, in de trant van:

(1)†Δ Petriy lelperre kinur.(lett. "Petriy heeft ziek")

Het verschil tussen (1) en

(2)Petriy melde kinur.Petriy is ziek.

is van emotionele aard: in (1) wordt het "ziek zijn" gevoeld als een inherente eigenschap van Petriy, waar hij niet meer van afkomt. Zin (1) is daarom het meest adequaat te vertalen met 'Petriy is ongeneeslijk ziek.'. Vergelijk ook:

Ef šupa melde kjupt.
De soep is heet. (niet inherent: de soep kan afkoelen)

†Δ Ef kôbo lelperre kjupt.
De zon is heet. (lett. "de zon heeft heet"; inherent, want de zon blijft altijd
heet, of preciezer: zal tijdens ons leven niet merkbaar afkoelen)

102.33   loke (lijken [op])

Als het werkwoord loke gevolgd wordt door een substantivisch pred.comp., is de betekenis: 'lijken op; eruitzien als; zich gedragen als':

Lerdu loke sener follus.
Lerdu lijkt op zijn vader. (= Lerdu ziet eruit als zijn vader,
of gedraagt zich als zijn vader)
1

Samen met een subj.add. betekent loke 'lijken', en wel zodanig dat men op grond van bepaalde gegevens een indruk heeft, maar dat men van de conclusie niet zeker is. Gewoonlijk wordt er gezegd dat loke een impressieve modus heeft:

Lerdu melde jazy fit plôf, do loke kinur.
Lerdu is zo bleek, hij lijkt wel ziek.

1De betekenis 'eruitzien als' (hetzelfde uiterlijk hebben) kan expliciet uitgedrukt worden met de -lira-constructie:

Lerdu melde zerfelira sener follus.
Lerdu ziet eruit als zijn vader.  (= Lerdu heeft hetzelfde uiterlijk als zijn vader)

102.34

Het koppelwerkw. loke kan vervangen worden door een combinatie van het doelwerkw. tóte (lijken; schijnen) met de koppelwerkw.n pónze, qugle, tinkere of tinde indien een inchoatief, duratief of mutatief aspect uitgedrukt moet worden:

Tem lârytâs nert tóte beri quggaves rozas.1Deze rozenbottels lijken geen rozen te
willen worden.
Petriy tóte beri pónze kinur.Petriy lijkt/schijnt [wel] ziek te worden.
Ef warmohit tóte beri tinde martel.De kachel lijkt/schijnt koud te blijven.

De betekenisvelden van loke en tóte overlappen elkaar voor zover bedoeld wordt "op grond van bepaalde gegevens de indruk hebben". Maar loke kent enerzijds de uitbreiding "eruitzien als; zich gedragen als" en tóte kent anderzijds de uitbreiding "de indruk maken".


1Voor een modaal suffix achter de infinitief in een infinitiefcomplement wordt verwezen naar § 110.27. Zie verder § 102.43.

102.35   pe (heten)

Het werkwoord pe wordt wel als koppelwerkw. beschouwd, en heeft dan een beperkte gebruiksmogelijkheid: het pred.comp. moet altijd een eigennaam zijn, die aan het subject toegekend wordt:

Eup pe Ivichinia.Ze heet Ivichinia.
Ef karé po Titanic-ka.Het schip heette de Titanic.
Tu pe kluft? – Yvonn pelije pai gress.1 Hoe heet je? – Ik heet Yvonn.
(lett. "wat heet je?")

1Het feit dat pe gevolgd wordt door kluft (wat), en niet door lomp (wie) of kol (hoe), wijst op het karakter van koppelwerkw. Zie in dit verband ook § 102.5 voetnoot 1.

102.36

Wordt er niet een eigennaam, maar een eigenschap in de vorm van een substantief aan het subject toegekend, dan wordt een intransitieve vorm van pe gebruikt, gevolgd door een voorz.bep. met lo (net zo als; lijkend op):1

Mittof pe lo brûe.Dat heet een brûe. (soort stamppot)
Dena huron pe lo eft lÿgiy.Deze bloem is/heet [een] anjer.

Voor pe: zie ook § 81.21.


1Hier is lo dus een voorzetsel van betrekking (zie Blok 140.10), en geen determinant die een subj.add. of obj.add. markeert. Lo is afgeleid van het werkwoord loke (lijken [op]).

102.37

Sommige linguïsten (Rifo Ef Quista, 1966) nemen aan dat er slechts één transitief koppelwerkw. pe bestaat, dat in het ene geval gevolgd wordt door een pred.comp. in de vorm van een eigennaam, en in het andere geval door een pred.comp. in de vorm van een voorz.bep. Zij zien een parallel tussen de a-zinnen enerzijds en de b-zinnen anderzijds:

(1)a.Dena 'nin melde kinur.Dit meisje is ziek.
 b.Dena 'nin pe Elsa.Dit meisje heet Elsa.

(2)a.Dena huron melde furt ef 'nin.Deze bloem is voor het meisje.
 b.Dena huron pe lo eft lÿgiy.Deze bloem heet een anjer.

Tegen deze analyse pleit dat de voorz.bep. met furt in (2a) gemakkelijk door welke andere voorz.bep. dan ook vervangen kan worden, bijvoorbeeld:

Dena huron melde rifo ef 'nin.Deze bloem is van het meisje.
Dena huron melde lo eft lÿgiy.Deze bloem is als een anjer.

terwijl de voorz.bep. met lo in (2b) een vaste verbinding vormt met pe: er is geen enkel ander voorzetsel in combinatie met pe mogelijk. Voor prepositionele werkwoorden, zie ook § 141.115–121.

102.38   râgtage (blijken [te zijn])

Het werkwoord râgtage (blijken) duidt op een zekere conclusie uit vastgestelde feiten en wordt in de spreektaal wel als koppelwerkw. met een momentaan aspect gebruikt (b-zinnen). Dit werkwoord heeft een deductieve modus. Vele grammatici spreken liever van "deletie van het koppelwerkw. melde". Vergelijk:

a.Ef râgtage beri melde ef kâmpaiy.
b.£ Ef râgtage ef kâmpaiy.
Het blijkt de waarheid [te zijn].

a.Eup râgtage beri melde kinur. = Eup râgtage beri kinure.
b.£ Eup râgtage kinur.1
Ze blijkt ziek [te zijn].

1In onverzorgde spreektaal wordt soms lo aan een add. toegevoegd: ?£ Elsa râgtage lo kinur. Zie ook § 102.52 en § 40.18.

102.39

Bij een inchoatief, duratief of mutatief aspect wordt râgtage als doelwerkw. gebruikt, samen met een modaal-neutraal koppelwerkw.:

Do râgtage beri tinkere âpip.Hij blijkt politieagent te worden.
Ef warmohit râgtage beri tinde martel.De kachel blijkt koud te blijven.
Ef ljôl râgtage beri qugle eft flyddere.De rups blijkt een vlinder te worden.

Vergelijk ook loke (lijken [op]) en tóte (schijnen). Zie verder § 81.23.

102.40   Algemene problemen

In de volgende voorbeelden is het subject in de bijzin telkens vet. Vergelijk:

(1)a.Lerdu linne, do ustjâgât lomp.Lerdu vraagt, wie hij bedriegt.
 b.Lerdu linne, lomp ustjâgât do.Lerdu vraagt, wie hem bedriegt.

(2)a.Lerdu tiffe, lomp do ustjâge ef.Lerdu weet, wie hij bedriegt.
 b.Lerdu tiffe, lomp ustjâge do.Lerdu weet, wie hem bedriegt.

In (1) is sprake van een Quotatief (§ 110.80), gemarkeerd is met het conjunctiefsuffix -ât. De basiselementen do (hij/hem) en lomp (wie (vrag.vnw.)) staan op de posities die gereserveerd zijn voor de subjectkern en het object: in (1a) staat do op de kernpositie (als subject) en lomp op de objectpositie. In (1b) is dit net andersom. Merk op dat in de Nederlandse equivalenten het vrag.vnw. wie altijd aan het begin van de bijzin staat, ongeacht de subject- of objectfunctie. Uit de oppositie hij ~ hem is af te leiden welke functie wie heeft.
In (2) is sprake van een ondergeschikte bijzin, welke als zodanig gemarkeerd is met het voegwoord lomp (wie). Lomp staat nu, zoals alle voegwoorden, aan het begin van de bijzin, feitelijk vóór de kernpositie. In (2a) is lomp het object, en de ongebruikte objectpositie achter het werkwoord is nu gevuld met het spoor ef. In (2b) is lomp de subjectkern, en daarom is de kernpositie leeg (we kunnen ook zeggen: het voegw. lomp staat op de kernpositie, zie hiervoor ook § 122.39–41).
Bovenstaand wordt allemaal uitgebreid behandeld in Hoofdstuk 150, maar is hier samengevat om de rol van het koppelwerkwoord te kunnen verklaren.

102.41

We vervangen nu het hoofdwerkw. ustjâge in (1) en (2) uit de vorige paragraaf door het koppelwerkw. melde:

(3)a.Lerdu linne, do meltât lomp.Lerdu vraagt, wie hij is.
 b.* Lerdu linne, lomp meltât do.(lett. "Lerdu vraagt, wie hem is")

(4)a.Lerdu tiffe, lomp do melde [ef].Lerdu weet, wie hij is.
 b.* Lerdu tiffe, lomp melde do.(lett. "Lerdu weet, wie hem is")

Er vallen nu twee zaken op: ten eerste kan het pred.comp. niet uit een pers.vnw. (in dit geval do) bestaan, als het subject een vrag.vnw. of een voegwoord (lomp) is: (3b) en (4b) zijn ongrammaticaal. Ten tweede mag het spoor ef in (4a) weggelaten worden. Dit is begrijpelijk als we ons realiseren dat melde feitelijk niet gevolgd wordt door een echt object, maar door een "aanvulling" die pred.comp. genoemd wordt.1


1Merk op dat ook de Nederlandse equivalenten van (3b) en (4b) ongrammaticaal zijn. Nu geldt kennelijk de regel dat het vrag.vnw. wie niet als subject mag optreden.
Bij koppelwerkw.n is het meestal sowieso onmogelijk om het subj. en het pred.comp. om te draaien, zoals in Do pe Lerdu ~ * Lerdu pe do (Hij heet Lerdu ~ * Lerdu heet hem).

102.42

Wat hierboven gezegd is met betrekking tot lomp, geldt ook voor kluft (wat), dat niet alleen als vrag.vnw. maar ook als voegwoord kan optreden. Vergelijk (3) en (4) met:

(3′)a.Gress linne, eup tinkerât kluft.Ik vraag, wat zij wordt. (= welk beroep)
 b.* Gress linne, kluft tinkerât eup.

(4′)a.Gress tiffe, kluft eup tinkere [ef].Ik weet, wat zij wordt.
 b.* Gress tiffe, kluft tinkere eup.

102.43

Neutrale koppelwerkw.n kunnen evenals hoofdwerkw.n verrijkt worden met een modaal suffix (Hoofdstuk 110):

Ef mimpit meltecû yroppiy.Het boek kan spannend zijn.
Óps tintaves piaquan.Ze willen vriendelijk blijven.
Gress nert pónsavy ielba.Ik wil niet rijk worden.
Ef ielba prest nert pónsavy syliy dus do melde.De directeur wil niet rijker worden
dan hij [al] is.

Zie ook het eerste voorbeeld in § 102.34.

102.44

De modale koppelwerkw.n frute en ÿrmoie kunnen niet verrijkt worden met een extra modaliteit die uitgedrukt wordt met een suffix. Hier geldt een semantische restrictie. De werkwoorden met koppelfunctie loke en râgtage kunnen dat wel, ook al drukken deze een vorm van modaliteit uit:

Mas do râgtagecû ef painatjen.Morgen kan hij de dader blijken te zijn.
Elsa lokavy sésiy.Elsa wil stoer lijken. (= wil doen alsof ze stoer is)

102.45

Als het pred.comp. een additief is, kunnen de neutrale koppelwerkw.n melde, pónze en tinde vervangen worden door een verbaal suffix achter dit additief:

1.  melde (zijn) + add. wordt   add. + -e
2.  pónze (worden; gaan) + add.    wordt   add. + -are
3.  tinde (blijven) + add. wordt   add. + -ÿne

Bijvoorbeeld:

Ef sért melde mindefit. = Ef sért mindefite.Het huis is rood.
Ef blof pónze kinur. = Ef blof kinurare.Het paard wordt ziek.
Do nert tinde ielba. = Do nert ielbaÿne.Hij blijft niet rijk.

Zie verder Hoofdstuk 44.

102.46

Bovendien kan het koppelwerkw. melde door een verbaal suffix vervangen worden als het pred.comp. een resultatief additief is. Dit is uiteengezet in § 63.41–51. We volstaan hier met enkele voorbeelden:

Ef kelbra melde hardlapp. = Ef kelbra hardlappeve.De tafel is te hoog.
Ef knyfo melde pjohe. = Ef knyfo pjohave.Het mes is te bot.
Gress cônsidere, den ef bunmert melde urrfeâte. =
= ..., den ef bunmert urrfeâje.
Ik vind dat het toneelstuk te boertig is.

102.47

In § 44.21 is reeds uiteengezet dat ook bij geverbaliseerde additieven een trap van vergelijking uitgedrukt kan worden, zoals:

Dena kelbra melde hardlap oras. = Dena kelbra hardlape oras.
Deze tafel is het hoogst.

Tek melde flifados oiba dus Kârle. = Tek flifadose oiba dus Kârle.
Tek is minder aardig dan Kârle.

Deze regelmatige trapvorming is ook mogelijk bij geverbaliseerde additieven waarbij pónze vervangen is. We herinneren eraan dat zo'n regelmatige trapvorming bij pónze zelf niet mogelijk is (zie § 102.15–17). Vergelijk de a-zinnen waarin een koppelwerkw., met de b-zinnen waarin een geverbaliseerd additief:

a.Petriy melde rofonos. ~ Petriy melde rofonos terat.
b.Petriy rofonose. ~ Petriy rofonose terat.
 Petriy is boos. ~ Petriy is bozer.

a.Petriy pónze rofonos. ~ Rofonos Petriy pónze syliy.
    (niet  * Petriy pónze rofonos terat.)
b.Petriy rofonosare. ~ Petriy rofonosare terat.
    (niet  * Rofonos Petriy syliyare.)
 Petriy wordt boos. ~ Petriy wordt bozer.

102.48

Daar het suffix -e, en ook de eind-e van de suffixen -are en -ÿne een infinitief-e is (§ 81.1), kan deze plaats maken voor een modaal suffix (§ 82.10 en Hoofdstuk 110), bijvoorbeeld:

Ef sért mindefitecû.Het huis kan rood zijn.
Ef blof nert kinurarog.Het paard mag niet ziek worden.
Do nert ielbaÿnavy.Hij wil niet rijk blijven.

102.49

De verbaliseringssuffixen die een resultatief uitdrukken, worden liever niet verrijkt met een modaal suffix.1 Vergelijk de voorbeelden in § 102.46 met:

?? Ef kelbra hardlappefecû.De tafel kan te hoog zijn.
?? Ef knyfo nert pjohafog.Het mes mag niet te bot zijn.

Zie verder § 63.52 en Hoofdstuk 44 voor het gebruik van de geverbaliseerde additieven.


1De gramst. van vormen als hardlappeve en pjohave is te vormen door de stemhebbende eind-v in een f te veranderen: hardlappef en pjohaf. Zie ook § 82.13.

102.50

Daar ook andere werkwoorden dan de in § 102.8 genoemde soms een subjectief additief als pred.comp. kunnen krijgen, kan gesteld worden dat zulke werkwoorden het karakter van koppelwerkw. kunnen hebben (zie ook § 40.8).1 Vergelijk het echte koppelwerkw. in a. met het "koppelende vermogen" van de werkwoorden in b., die we daarom pseudo-koppelwerkw.n kunnen noemen:

a.Ef vildul melde lutt.De boom is krom.
b.Ef vildul lelde lutt.De boom groeit krom.

a.Petriy pónze crôg.Petriy wordt/raakt hees.
b.Petriy scemre crôg.Petriy schreeuwt zich hees.

a.Eup pónze clenn.Ze wordt schoon.
b.Eup sen lukte clenn.Ze wast zich schoon.

De b-zinnen zijn te parafraseren als:

b′."ef vildul pónze lutt pai ef ÿleldos"de boom wordt krom door het groeien
b′."Petriy pónze crôg pai ef ÿscemros"Petriy wordt hees door het schreeuwen
b′."eup pónze clenn pai ef prap ÿluktos"zij wordt schoon door het zich wassen

1In meer poëtisch taalgebruik kunnen zelfs transitieve werkwoorden een koppelfunctie krijgen, in de trant van:

Óps pliyfone ysp ef bjerr.Ze drinken zich dronken met het bier.

Dergelijke constructies zijn reeds besproken in § 40.9 en zullen nu verder buiten beschouwing gelaten worden.


102.51

Bij de "modaal lege" koppelwerkw.n melde, qugle, pónze en tinde kan het pred.comp. (in casu: subj.add.) nooit gemarkeerd worden met lo. Bij pseudo-koppelwerkw.n kan lo daarentegen wel toegevoegd worden:

a.* Ef vildul melde lo lutt.(De boom is krom.)
b.Ef vildul lelde [lo] lutt.De boom groeit krom.

a.* Eup pónze lo clenn.(Ze wordt schoon.)
b.Eup sen lukte [lo] clenn.Ze wast zich schoon.

Zie ook § 40.16.

102.52

Bij de modale koppelwerkw.n heerst onenigheid over de vraag of lo al dan niet toegevoegd mag worden:

a.Ef storâs ÿrmoie trufô.
b.? Ef storâs ÿrmoie lo trufô.
Het verhaal schijnt waar [te zijn].

a.Do loke/râgtage kinur.
b.? Do loke/râgtage lo kinur.
Hij lijkt/blijkt ziek [te zijn].

In de spreektaal komen we de b-zinnen wel tegen, maar in de schrijftaal worden ze door haast alle grammatici afgekeurd. Zie ook § 40.18.

102.53

Sommige grammatici (onder meer Rifo Ef Quista, 1966) maken een formeel onderscheid tussen de vormen mét lo en de vormen zónder lo: in een constructie als (1) zou lelde dan een koppelwerkw. zijn, en lutt een additivisch pred.comp., maar in een zin als (2) zou lelde een "gewoon" hoofdwerkw. zijn, en lutt een subj.add.:

(1)Ef vildul lelde lutt.
(2)Ef vildul lelde lo lutt.

Daar (1) en (2) noch syntactisch noch semantisch van elkaar verschillen, behalve dan dat er sprake is van de af- resp. aanwezigheid van lo, lijkt het ietwat geforceerd om lelde in (1) een koppelwerkw. te noemen, en in (2) niet. Wij geven er de voorkeur aan om lelde in zowel (1) als (2) een hoofdwerkwoord met koppelfunctie (of kortweg: pseudo-koppelwerkw.) te noemen.

102.54

Bij verscheidene additieven bestaan er restricties op het gebruik ervan in combinatie met een koppelwerkw. Zo onderscheiden de additieven tijâ (weg) en tÿrt (terug) zich doordat zij wel gecombineerd kunnen worden met koppelwerkw.n met een momentaan aspect (zoals melde, frute en ÿrmoie), maar niet met koppelwerkw.n met andere aspecten:

Óps melde tijâ/tÿrt.Zij zijn weg/terug.
Petriy frute tijâ.Petriy zou wel eens weg kunnen zijn.
Elsa ÿrmoie/râgtage tÿrt.Elsa schijnt/blijkt terug te zijn.
Do loke tijâ.Hij lijkt weg [te zijn].

102.55

In plaats van tinde + tijâ (wegblijven) kent het Spokaans het werkw. restere; in plaats van pónze + tijâ (wegraken, zoekraken) wordt lóse gebruikt:

Óps restere. ~ * Óps tinde tijâ.Ze blijven weg.
Kost trempe-specc lóse riyfain. ~
~ * Kost trempe-specc pónze tijâ riyfain.
Mijn leesbril raakt altijd weg/zoek.

Combinatie van tinde of pónze met het add. tÿrt levert semantische onzin op:

* ef tinde tÿrt(lett. "terugblijven")
* ef pónze tÿrt(lett. "terugraken")  (wel: revente (terugkeren))

102.56

De restricties die er op de combinatie van tijâ en tÿrt met een koppelwerkw. bestaan, en het gemak waarmee deze twee woorden een samenstelling met een hoofdwerkwoord aangaan (zoals farte-tijâ (weglopen), zie § 40.32) duiden op een aparte status van deze additieven. Een status die ook voor de Nederlandse equivalenten 'weg' en 'terug' geldt, en in dat geval uitgedrukt wordt met de term "bijwoord". Merk op dat tijâ en tÿrt, in tegenstelling tot hun Nederlandse equivalenten, wel een attributieve positie kunnen innemen:

ef tÿrt meraterde man die terug is  (lett. "de terugge man")
ef tijâ mimpitsde boeken die weg zijn; de zoekgeraakte boeken
(lett. "de wegge boeken")

In § 40.32 voetnoot 1 is reeds gewezen op het bijzondere karakter van tijâ en tÿrt.

102.57

Ook de additieven iftamk'mi (aanwezig, present) en noik'mi (afwezig, absent) kennen een restrictie, want zij kunnen niet gecombineerd worden met melde of pónze. Combinaties van deze koppelwerkw.n met iftamk'mi en noik'mi worden vervangen door aparte werkwoorden:

melde + iftamk'mi= k'mameldeaanwezig zijn
melde + noik'mi= noimeldeafwezig zijn

Bijvoorbeeld:

Ef lardatjens k'mamelde pip kest sers zurt.
De gasten zijn al om zes uur aanwezig.

Lóf ef ziytôsta do noimelde riyfain.
Tijdens de vergaderingen is hij altijd afwezig.

ef iftamk'mi lardatjens =
= ef k'mameldelira lardatjens    de aanwezige gasten
   de aanwezig.zijnde gasten

102.58

De combinaties van pónze met iftamk'mi en met noik'mi zijn evenmin gebruikelijk. Zij kunnen als volgt vervangen worden:

pónze + iftamk'mi= craloveverschijnen   (parafrase: "aanwezig raken")
pónze + noik'mi= alloveverdwijnen   (parafrase: "afwezig raken")

Bijvoorbeeld:

Ef lardatjens allove pip kest lÿn zurt.De gasten verdwijnen al om elf uur.
Luft ef ziytôsta do cralove riyfain kiygt.Bij vergaderingen verschijnt hij altijd te laat.

Daarentegen zijn ef tinde iftamk'mi (aanwezig blijven) en ef tinde noik'mi (afwezig blijven) grammaticaal correcte uitdrukkingen.

102.59

Uit de onmogelijkheid om melde te combineren met iftamk'mi en noik'mi, volgt dat ook de andere momentane koppelwerkw.n tot ongrammaticale combinaties leiden, zoals * ef ÿrmoie iftamk'mi (aanwezig schijnen te zijn) of * ef frute noik'mi (zouden wel eens afwezig kunnen zijn).
Dergelijke ongrammaticale constructies moeten vervangen worden door een doelwerkw., gevolgd door k'mamelde of noimelde:

Petriy tóte beri k'mamelde. ~ * Petriy ÿrmoie iftamk'mi.
Petriy schijnt aanwezig te zijn.

Mas óps frute beri noimelde. ~ * Mas óps frute noik'mi.
Morgen zouden ze wel eens afwezig kunnen zijn.

In het algemeen kan gesteld worden dat een combinatie van koppelwerkw. en additief tot een ongrammaticale constructie leidt, als de betekenis die door een dergelijke combinatie uitgedrukt wordt, reeds door een apart werkwoord uitgedrukt kan worden. We hebben hier weer met het verschijnsel van "verdringing" te maken: een overigens productief procédé leidt tot een ongrammaticale constructie, zodra een improductief verschijnsel tot hetzelfde (semantische) resultaat leidt.

102.60

Vergelijk:

a.Ef vildul lelde vita lo lutt.De boom groeit snel krom.
b.Petriy pónze isy kinur.Petriy wordt gemakkelijk ziek.

In a. staat zowel het pred.add. vita als het subj.add. lutt. Vita vormt een bepaling bij het werkwoord lelde, en lutt vormt een bepaling bij het subject ef vildul. Deze zin moet dus geïnterpreteerd worden als "door het snelle groeiproces wordt de boom krom". De aanwezigheid van het pred.add. vita maakt toevoeging van lo noodzakelijk (zie § 40.14).
In b. daarentegen kan lo niet toegevoegd worden. Dit impliceert dat een pred.add. en een subj.add. niet tegelijkertijd (in deze volgorde) aanwezig kunnen zijn (§ 40.17).
We moeten isy dan ook beschouwen als een adj.add. dat een bepaling vormt bij het subj.add. kinur. Ofwel: isy kinur vormt één constituent met de functie van pred.comp. Zin b. moet dan geïnterpreteerd worden als "de eigenschap 'gemakkelijk ziek' wordt aan het subject 'Petriy' toegekend", wat feitelijk semantische onzin is. Velen geven er daarom de voorkeur aan om isy als pred.add. te behandelen, zodat de interpretatie luidt: "de eigenschap 'ziek' wordt op 'gemakkelijke wijze' aan het subject 'Petriy' toegekend". Isy kan als pred.add. behandeld worden door het geheel achteraan de zin te plaatsen (rechtse dislocatie), of geheel vooraan (linkse dislocatie), al wordt dat minder correct gevonden (het drukt sterke emfase van isy uit). Zin b. wordt dan:

b′.Petriy pónze kinur isy.
OF  ? Isy Petriy pónze kinur.

In b′. bestaat het pred.comp. alleen uit kinur.

102.61

Additieven van CAT. III kunnen ook bij koppelwerkw.n als pred.add. optreden:

(1)Elsa melde kinur riyfain.Elsa is altijd ziek.

In (1) is kinur een pred.comp. en staat onmiddellijk achter het koppelwerkw.
Riyfain is een pred.add. en staat via rechtse dislocatie aan het einde van de zin. Een alternatief is:

(2)Elsa melde riyfain kinur.

Nu vormt riyfain een attr. bepaling bij kinur (vgl. zin b. in de vorige paragraaf). Zie ook § 40.17.

Als het pred.comp. uit iets anders dan een additief bestaat, is rechtse dislocatie van een pred.add. niet nodig (maar wel mogelijk). Bijvoorbeeld:

Elsa melde riyfain ef mašecca. = Elsa melde ef mašecca riyfain.
Elsa is altijd het slachtoffer.

Do pónze kvâ értef. = Do pónze értef kvâ.
Hij wordt nooit de eerste.

102.62

In § 102.9 is uitgelegd hoe er een momentane, inchoatieve, duratieve of mutatieve betrekking bestaat tussen een subject en het bijbehorende pred.comp. Het feit dat er sprake is van een "betrekking" (uitgedrukt met een aspect) verklaart waarom een voorz.bep. alleen dan als pred.comp. kan optreden, als er een "voorzetsel van betrekking" aanwezig is. Deze voorzetsels zijn opgesomd in Blok 140.10.
Voorzetsels van plaats, beweging, richting of tijd drukken altijd een lokaliteit uit1 en zijn daarom over het algemeen niet geschikt om in een pred.comp. te verschijnen. Voorbeelden van voorz.bep.n met pred.comp.-functie:

Dena mimpit melde rifo kost sientur.Dit boek is van mijn moeder.
Ef omi ÿrmoie fân lelmo luppor.De taart schijnt voor vanavond [bestemd] te zijn.
Do râgtage mešanô Hoggebim.Hij blijkt uit Hoggebim afkomstig te zijn.
Óps pónze vesta kôre.Ze raken verstoken van brandhout.
Tem hurons melde furt/fân Elsa.Deze bloemen zijn voor Elsa.
Os belt palequeo obléskrosz Mariy
   tinde ûqu ef creâsiy ðônos-zâros.
Ondanks haar moderne opvattingen blijft
   Mariy tegen ongehuwd samenwonen.

1Ook het begrip "tijd" wordt ruimtelijk opgevat.

102.63

In idiomatische uitdrukkingen kunnen echter ook voorzetsels voorkomen die normalerwijze plaats- of richtingbepalend zijn, zoals:

Do tinde luft ef zôr.Hij blijft op zijn hoede.
Ef ski-pjaqurt nert melde armt ÿfartos.De skilift is niet in werking/bedrijf.

102.64

Tot de idiomatische uitdrukkingen kunnen ook constructies gerekend worden als:

Ef 'jan melde helkara koles.De jongen is naar school.
Eup nert ÿrmoie helkara sener ÿrôm.Ze schijnt niet naar haar werk te zijn.

In deze gevallen moet helkara niet beschouwd worden als een voorzetsel dat een richting naar een concrete entiteit uitdrukt,1 maar als een idiomatisch gebruikt voorzetsel dat een vaste combinatie vormt met een abstract begrip (zoals luft ef zôr in de vorige paragraaf).


1Vergelijk:

Ef 'jan pitte helkara [ef] koles.
De jongen fietst naar school.

Eup nert tóte beri vende helkara sener ÿrôm.
Ze schijnt niet naar haar werk te gaan.

102.65

De wâfersence-test kan aantonen of een plaats- of richtingbepalend voorzetsel al dan niet in een idiomatische constructie optreedt. Levert vervanging door prap wâfersence een grammaticale constructie op, dan is er sprake van een hoofdwerkw., en is er géén idiomatische constructie. Vergelijk de a-zinnen waarin melde een koppelwerkw. is, met de b-zinnen waarin melde als hoofdwerkw. optreedt:

a.Do melde luft ef zôr. ≯ * Do sen wâfersence luft ef zôr.
 Hij is op zijn hoede.
b.Do melde luft ef ÿksanera. > Do sen wâfersence luft ef ÿksanera.
 Hij is bij de buurvrouw. > Hij bevindt zich bij de buurvrouw.

a.Óps melde fes dinelo. ≯ * Óps sena wâfersence fes dinelo.
 Ze zijn/zitten aan het diner.
b.Óps melde fes ef arâbe. > Óps sena wâfersence fes ef arâbe.
 Ze zijn in de tuin. > Ze bevinden zich in de tuin.

102.66

Is prap wâfersence voor de test onbruikbaar, dan kan er op identieke wijze met hâftere (gebeuren; plaats vinden) getest worden (bij voorzetsels van tijd):

a.Ef flipflor melde armt slit ur flém. ≯ * Ef flipflor hâftere armt slit ur flém.
 De schouwburg staat in lichterlaaie.
b.Ef métos melde armt dur zurt. > Ef métos hâftere armt dur zurt.
 De ontmoeting is om drie uur. > De ontmoeting vindt om drie uur plaats.

102.67

Het pred.comp. kan soms samengesteld zijn, waarmee bedoeld wordt dat het pred.comp. feitelijk opgesplitst kan worden in twee (of meer) pred.comp.n.:

(1)Ef 'jan melde rofonos helkara koles.De jongen is boos naar school.

Zin (1) is op te vatten als een samenvoeging van:

a.Ef 'jan melde rofonos.De jongen is boos.
b.Ef 'jan melde helkara koles.1De jongen is naar school.

Uit het feit dat samenvoeging van a. en b. alleen kan leiden tot (1), en niet tot

(2)* Ef 'jan melde helkara koles rofonos.* De jongen is naar school boos.

kan opgemaakt worden dat de vetgedrukte pred.comp.n in a. en b. een onderlinge hiërarchie kennen.


1In § 102.63 is uiteengezet dat in deze zin de uitdrukking ef melde helkara koles (naar school zijn) geïdiomatiseerd is, zodat melde als koppelwerkw. optreedt. Vergelijk:

a.Ef 'jan pitte rofonos helkara koles.De jongen fietst boos naar school.

Nu is rofonos een pred.add. dat een bepaling bij pitte vormt, en helkara koles is een voorz.bep. van richting. Zin a. betekent dus dat het fietsen op een boze manier plaatsvindt. Rofonos kan ook als een subj.add. opgevat worden, wat betekent dat de jongen door het fietsen boos wordt (vgl. § 100.63–64). Willen we uitdrukken dat de jongen reeds boos is, en in deze boze toestand naar school fietst, dan kunnen we zeggen:

b.Ef 'jan, rofonos meldelira, pitte helkara koles.   (zie § 100.63)
 De jongen fietst boos naar school.

102.68

Een echte nevenschikking van twee pred.comp.n kan verkregen worden door toevoeging van het nevensch.voegw. én (en). Nu is er geen onderlinge hiërarchie:

Ef 'jan melde rofonos én helkara koles.
OF  Ef 'jan melde helkara koles én rofonos.
De jongen is naar school en [is] boos.

Zie ook § 40.10 voor nevengeschikte additieven.

102.69

Vergelijk:

(1)Óps melde hupser fes dinelo.Ze zitten/zijn vrolijk aan het diner.
(2)Óps feldre hupser fes ef arâbe.Ze zitten vrolijk in de tuin.
(3)Óps melde hupser fes ef arâbe.Ze zijn vrolijk in de tuin.

Zin (1) kan beschouwd worden als samengesteld uit de twee koppelwerkw.-constructies:

a.  Óps melde hupser. + b.  Óps melde fes dinelo.

waarbij hupser uit a. en fes dinelo uit b. worden samengevoegd tot het ene pred.comp. hupser fes dinelo in (1). Dit geheel analoog aan (1) in § 102.67.

In (2) is sprake van samenvoeging van:

a.  Óps feldre hupser. + b.  Óps feldre fes ef arâbe.

waarbij hupser optreedt als pred.add. (= bepaling bij het hoofdwerkw. feldre) en fes ef arâbe als voorz.bep. van plaats. Hupser en fes ef arâbe zijn dus twee aparte constituenten, wat onder meer blijkt uit het feit dat de voorz.bep. vooraan geplaatst kan worden (linkse dislocatie):1

Fes ef arâbe óps feldre hupser.In de tuin zitten ze vrolijk.
(en bijvoorbeeld niet "in de kamer")

In (3) echter kan geen sprake zijn van samenvoeging van:

a.  Óps melde hupser. + b.  Óps melde fes ef arâbe.

want in a. treedt melde op als koppelwerkw. (hupser is pred.comp.) en in b. is melde een hoofdwerkw. (fes ef arâbe is voorz.bep.). Voor (3) blijven daarom twee andere analyses over: zie de volgende twee paragrafen.


1Linkse dislocatie van fes dinelo in (1) is niet mogelijk:

* Fes dinelo óps melde hupser.Aan het diner zitten ze vrolijk.

want dan zou het ene pred.comp. hupser fes dinelo abusievelijk gesplitst worden (linkse dislocatie is in dit geval bovendien vreemd omdat er sprake is van een idiomatische uitdrukking).


102.70

We herhalen hier zin (3) uit de vorige paragraaf:

(3)Óps melde hupser fes ef arâbe.Ze zijn vrolijk in de tuin.

Analyse I: Er is sprake van de koppelwerkw.-constructie

Óps melde hupser.Ze zijn vrolijk.

waaraan toegevoegd is de plaatsbepaling fes ef arâbe (in de tuin), zodanig dat deze voorz.bep. een bepaling vormt bij het subject óps. Zin (3) is dan met rechtse dislocatie gevormd uit:

Óps fes ef arâbe melde hupser.Zij in de tuin zijn vrolijk.

Dat deze analyse juist is, bewijst de ongrammaticale uitkomst van de wâfersence-test: * Óps fes ef arâbe sena wâfersence hupser (* Zij in de tuin bevinden zich vrolijk).

102.71

Analyse II: Er is sprake van de lokaliteitsconstructie met een hoofdwerkw.:

Óps melde fes ef arâbe.Ze zijn in de tuin.

waaraan toegevoegd is het pred.add. hupser, zodanig dat de parafrase geldt: "door het in-de-tuin-zijn worden ze vrolijk". Dat deze analyse juist is, bewijst de grammaticale uitkomst van de wâfersence-test: Óps sena wâfersence hupser fes ef arâbe (Zij bevinden zich vrolijk in de tuin).

Daar zowel Analyse I als Analyse II juist is, moet geconcludeerd worden dat zin (3) feitelijk ambigu is: óf melde is een koppelwerkw., gevolgd door het pred.comp. hupser, óf melde is een hoofdwerkw., gevolgd door het pred.add. hupser. Deze ambiguïteit zou ook semantisch moeten blijken uit het feit dat (3) kan betekenen:

a.Zij die in de tuin zitten, zijn vrolijk.
b.Zij zitten in de tuin en worden/zijn daar vrolijk van.

Deze twee betekenissen zijn inderdaad in (3) aanwezig.

102.72   Subjectpromotie

Als het subject niet gespecificeerd is (zoals in onpersoonlijke uitdrukkingen met het dode pers.vnw. ef, zie § 70.36), of niet expliciet uitgedrukt wordt, kan het pred.comp. tot een soort subject gepromoveerd worden. In § 70.43 is dit verschijnsel reeds genoemd, onder de term "additivische kernfunctie". Omdat het bij koppelwerkw.n niet alleen additieven zijn, die als een soort zinskern kunnen optreden, maar ook andere vormen van pred.comp.n, spreken we hieronder liever van "subjectpromotie".

102.73

Met name in de spreektaal komt het dikwijls voor dat het pred.comp. als een soort subject bij een koppelwerkw. optreedt, en dan het subject ef vervangt. Bijvoorbeeld:

Onpersoonlijk ef:

Ef melde frot. = £ Frot melde.
Het is fris. (weersgesteldheid)

Ef tinkere hordâ wónzol. = £ Hordâ wónzol tinkere.
Het wordt mooi weer.

Ef pónze ék, den do merfe cÿrbé. = £ Ék pónze, den do merfe cÿrbé.1
Het wordt vervelend dat hij alsmaar liegt.

Ef als contextueel identificeerbaar subject:

Folarra marâs lelperre vilt oto? – Ef melde mindefit. = £ Mindefit melde.
Welke kleur heeft jouw auto? – Die is rood.

Dena mimpit melde rifo lomp? – Ef melde rifo Elsa. = £ Rifo Elsa melde.2
Van wie is dat boek? – Het is van Elsa.

Lomp farte kusama? – Ef melde Elsa. = £ Elsa melde.3
Wie loopt daar? – Dat is Elsa.

Gress nert brae hâtquzy. –
– Ef nert melde hâtquzy; ef melde halac. = £ Ef nert melde hâtquzy; halac melde.
Ik lust geen spinazie. – Het is geen spinazie; het is andijvie.

1In het Nederlandse equivalent Het wordt vervelend dat hij alsmaar liegt, wordt het een "voorlopig" subject genoemd, dat het "echte" subject dat hij alsmaar liegt vervangt. We kunnen immers ook zeggen: Dat hij alsmaar liegt, wordt vervelend.
Daarentegen is in de Spokaanse constructie Ef pónze ék, den do merfe cÿrbé het pers.vnw. ef een "echt" subject, terwijl den do merfe cÿrbé een echte bijzin is. Want we kunnen niet zeggen: * Den do merfe cÿrbé pónze ék.
Daarentegen kan de bijzin wel zodanig gedeverbaliseerd worden dat het een "echt" subject wordt: Doex cÿrbé ÿmerfos pónze ék (lett. "zijn voortdurende gelieg wordt vervelend"). Zie verder § 126.57 voor dergelijke deverbaliseringen; en § 132.65–72 en § 132.77–82 voor het onpersoonlijke ef.


2Maar niet:

Dena mimpit melde ÿr? – Ef melde kaf ef ferdu. ≯ * Kaf ef ferdu melde.
Waar is dat boek? – Het is/ligt op de stoel.

Want nu is melde een hoofdwerkw. (vervangbaar door prap wâfersence) en kaf ef ferdu een plaatsbepaling.


3Merk op dat a. hieronder ongrammaticaal is omdat hier sprake is van subjectpromotie terwijl het oorspronkelijke subject eup (en niet ef) was. Zin b. is ongrammaticaal omdat de focus van de vraag (in casu otÿ) niet als kern optreedt. Alleen zin c. is correct:

Elsa tinkere kluft? –Wat wordt Elsa? –
    a.  – * [Eft] otÿ tinkere. 
    b.  – * Eup tinkere [eft] otÿ. 
    c.  – Eft otÿ tinkerelije pai eup.– Ze wordt verpleegster.

102.74   Idioom in plaats van een koppelwerkw.

Nederlandse werkw.n als staan, vallen, komen of zitten worden in bepaalde constructies wel als equivalenten van het algemene koppelwerkw. zijn beschouwd. We moeten dan denken aan bepaalde contexten of specifieke betekenissen als:

Mijn neef staat bekend als een oplichter.
Het valt me zwaar afscheid te moeten nemen.
Dit komt me bekend voor.
Zit je soms om geld verlegen?

Evenzo gelden werkw.n als gaan, komen, lopen, raken of stromen soms als equivalenten van het algemene worden. Ook hier geldt dan een bepaalde context of specifieke betekenis, bijvoorbeeld:

Mijn jas gaat kapot.
Wanneer zal Aniy vrij komen?
Dat gebouw komt volgende maand klaar.
Het vat liep langzaam leeg.
Toen het bootje lek raakte, begon het snel te zinken.
Het gat stroomde vol water.

102.75

Het soort constructies in de vorige paragraaf worden in het Spokaans vaak met specifiek idioom vertaald, waarbij de vraag of er sprake is van een koppelwerk.w (of een daarop lijkende constructie) niet relevant is. In de volgende voorbeelden staan specifieke werkw.n waarin de additivische betekenis is opgenomen, terwijl het Nederlands een (soort) koppelwerkw.-constructie gebruikt:

Aftel tu kabae ón smurf tam?Zit je soms om geld verlegen?
Kost kas tirdusare.1 =
= £ Kost kas farte lo tirdus.
Mijn jas gaat kapot.
Hojelka Aniy di jolau?Wanneer zal Aniy vrij komen? (uit de gevangenis)
Dena huflif klótarusare ef pirhertel.1Dat gebouw komt volgende maand klaar.
Ef lup venda-velp lôftquar.Het vat liep langzaam leeg.
Zuf ef stôl gmola, ef finne beri
zalatre ÿpf.
Toen het bootje lek raakte, begon het snel te
zinken.
Ef klafas kôlta-ÿrg lef knurfel.Het gat stroomde vol [met] water.

In de volgende voorbeelden fungeert melde als hoofdwerkw. binnen een idiomatische constructie:

Kost oluquy melde fes ef publiyc fara
eft ustjâger.2
Mijn neef staat bekend als een
oplichter.
Kâ melde knôf ón gress.2Dit komt me bekend voor.

Tot slot nog een voorbeeld met de idiomatische constructie prap cente lotiy (lett. "zich zwaar voelen")3:

Gress sen cente lotiy, gress perkelira beri
hatoe ón óps.
Het valt me zwaar afscheid van hen te
moeten nemen.

1In § 102.45 is uitgelegd dat de combinatie pónze + add. geverbaliseerd kan worden met het suffix -are achter het add. Hoewel dat ook geldt voor tirdusare (kapotgaan) en klótarusare (klaarkomen, gereedkomen), worden deze twee werkw.n als "idioom" bestempeld omdat constructies met pónze niet mogelijk zijn. Zo zijn * Kost kas pónze tirdus en * Dena huflif pónze klótarus ongrammaticaal.


2In de idiomatische uitdrukking ef melde fes ef publiyc fara ... (lett. "in het publiek zijn als...") fungeert melde als een hoofdwerkw. met de betekenis "zich bevinden".

In de uitdrukking flaju melde knôf ón rast (lett. "iets is bekend aan iemand") wordt de eigenschap "bekend" toegekend aan "iemand". Vergelijk dit met flaju melde knôf (iets is bekend), waar de eigenschap "bekend" aan "iets" wordt toegekend; hier is melde een zuiver koppelwerkw.


3Dit is een idiomatische constructie omdat cente en lotiy hier een unieke combinatie vormen. Een variant als * prap cente diffiyk (lett. "zich moeilijk voelen") is ongrammaticaal.

TOP
<< Hoofdstuk 101 | Hoofdstuk 110 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands