Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 64 | Hoofdstuk 71 >>
7. Substantiefvervangende voornaamwoorden

70. Persoonlijke voornaamwoorden


Opbouw van dit hoofdstuk:

Blokken:


70.1   Oerspokanische persoonlijke voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden (pers.vnw.) behoren, tezamen met de wederkerende, wederkerige en zelfstandige voornaamwoorden, tot de groep van substantiefvervangende voornaamwoorden. De wederkerige en wederkerende vnw.n worden behandeld in Hoofdstuk 72, de zelfstandige vnw.n in Hoofdstuk 73.

70.2

De opzet van dit boek staat niet toe dat wij veel aandacht aan de taalgeschiedenis van het Spokaans kunnen besteden. Bij de behandeling van de pers.vnw.n is het echter gewenst om nader in te gaan op de morfologische en lexicale ontwikkeling van de Oerspokanische tot de moderne pers.vnw.n. Voor de standaardtaal is deze ontwikkeling weliswaar uitgekristalliseerd, maar in sommige dialecten is zij nog aan de gang.
Het Oer- en Laatspokanisch (12e en 13e eeuw) maakten bij pers.vnw.n onderscheid tussen een inclusief meervoud en een exclusief meervoud. Een inclusief meervoud werd gebruikt als ook de aangesprokene inbegrepen was. Alle meervoudige pers.vnw.n werden in het Oer- en Laatspokanisch afgeleid van de enkelvoudige vorm, behalve het pers.vnw. 1e persoon exclusief meervoud ("wij-EXCL"), dit was afgeleid van het pers.vnw. 1e persoon exclusief dualis. Het een en ander is gereconstrueerd in Blok 70.3.

70.3

Reconstructie Oerspokanische persoonlijke
voornaamwoorden (12e/13e eeuw)
 enkelvouddualismeervoud
  exclusiefinclusiefexclusief
1greikkirrowij-2gresswijkirroswij
2gÿrjij gÿrsjullie 
3 mn.dohijčemzij–2 doszij
3 vr.eop *zijčemzij-2 eops ×zij
3 nt.efhet  efszij

*eop > eup  (in modern Spokaans).
×eops > óps  (in modern Spokaans).

70.4

Blok 70.3 leert ons dat er voor enkelvoud en dualis aparte vormen bestonden en dat de meervoudige vormen hiervan d.m.v. het meervoudssuffix -s afgeleid waren. Van de regelmatigheid in dit twaalfde-eeuwse paradigma is in het hedendaags Spokaans niet veel meer over. Dit heeft zijn oorzaak in het volgende:

  1. De oppositie inclusief ~ exclusief is in het Oudspokaans (15e eeuw) verloren gegaan waardoor ook het onderscheid tussen gress (wij-INCL) en kirros (wij-EXCL) onnodig werd. Kirros is (behalve op Centraal-Berref) geheel vervallen en gress heeft de plaats ingenomen van het enkelvoudige gre (ik). In het Ÿrofly-Spokaans (Noordwest-Liftka) wordt gre (of griy) nog steeds gebruikt (i.p.v. gress). De oorspronkelijke dualisvorm kirro is in het Middelspokaans (16e eeuw) verloren gegaan, en betekent tegenwoordig 'wij'. Alleen in de Midden-Spokaanse dialecten van Centraal-Berref (globaal de driehoek Conityje-Jatty-Zezem) is kirro nog dualis (wij samen; wij met z'n tweeën) en wordt kirros voor meer dan twee personen gebruikt.

  2. Het enkelvoudige gÿr (oorspronkelijk 'jij, u') werd tussen de 13e en 16e eeuw (tot in het Middelspokaans) ook in het meervoud voor 'jullie' gebruikt, terwijl de meervoudige vorm gÿrs gereserveerd werd voor de beleefdheidsvorm 'u' (mv.). In het Middelspokaans kwam gÿrs ook in gebruik voor 'u' (enk.) en toen in de 17e eeuw (Laatmiddelspokaans) onder de katholieken het gebruik van het Spaans/Franse tu (jij) populair werd, is het enkelvoudige gÿr langzaamaan in onbruik geraakt (behalve op Liftka en Brÿr, waar dialectsprekers tu als een christelijke infiltratie in een streng Ergynne-gebied zien en daarom nog gÿr gebruiken).

  3. Reeds halverwege de 15e eeuw (Oudspokaans) raakte het onderscheid tussen mn. en vr. in het meervoud in onbruik. Het was nu eens niet de vrouwelijke vorm die het onderspit moest delven, maar de mannelijke: dos (zij (mn.mv.)) is verdwenen ten gunste van het vrouwelijke óps (< eops), dat nu 'zij' (mv.) betekent. Echter, vanaf de 17e eeuw (Middelspokaans) verschijnt er een nieuw pers.vnw., namelijk belt. Dit is oorspronkelijk een vr.bez.vnw. ('haar'; zie Blok 51.3), maar gaat nu ook een rol spelen als pers.vnw. vr.mv. (zij). Het vervangt dus het vroegere eops, zodat ook het onderscheid mn. ~ vr. weer terugkeert in het meervoud.

  4. De oorspronkelijke dualisvorm čem (zij-2) werd in de 14e eeuw tem, toen de Laatspokanische consonant [č], waarvan de uitspraak varieerde tussen [ts] en [T] (sterk geaspireerde t, zie § 10.10 en § 10.15) verdween. Tem werd in de 16e eeuw (Middelspokaans) gewoon een meervoud. Alleen in het Garosisch komt [č] nog voor. Uit de Oerspokanische vorm čem zijn twee moderne woorden ontstaan:

    sem (die, dat) als betr.vnw. abstract (Blok 124.3)
    tem (deze, die, dit, dat) als aanw.vnw. (Blok 52.3) of als pers.vnw. (Blok 70.5)

70.5   Persoonlijke voornaamwoorden eerste niveau

Als we verder alle diachronische ontwikkelingen buiten beschouwing laten, kunnen we nu waarnemen hoe uit het Oerspokanische paradigma van Blok 70.3 de moderne pers.vnw.n eerste niveau (pers.vnw.n 1n) ontstaan zijn (de pers.vnw.n tweede niveau worden vanaf § 70.54 besproken):

Persoonlijke voornaamwoorden eerste niveau
persoonenkelvoudmeervoud
1gressik/mijkirrowij/ons
2 fam.tujij/joutujullie
2 bel.gÿrsugÿrsu
3 C-mn.dohij/hemópszij/hun, hen
3 C-vr.eupzij/haarbeltzij/hun, hen, haar
3 C-nt.efhetópszij/hun, hen
3 C-zk.ef, mittof, £kâhettem, efsze, die *
3 S tem, efshet, hij, ze, die, dat *
3 A+SCef, kâhettem, efsze, die *

fam.familiair gebruik (zie § 70.9).
bel.beleefd gebruik (zie § 70.9).
Cconcrete substantieven.
Sstoffelijke substantieven.
Aabstracte substantieven.
SCsemi-concrete substantieven.
zk.zakelijk (alles, behalve mensen en dieren).
*Zij, hun en hen kunnen niet bij zaaknamen gebruikt worden.

70.6

Let op de onregelmatige uitspraak van enkele pers.vnw.n:

Het pers.vnw. gress wordt normaliter uitgesproken als [ges]. In minder verzorgde spreektaal klinkt het wel als [gîs], en in poëtisch taalgebruik wordt de r eventueel wel uitgesproken, dus: [gres]. Ondanks de dubbelgeschreven ss is de voorafgaande e nimmer lang (zie ook § 11.17).1
Het pers.vnw. eup klinkt als [ep] of [e:p], tenzij er in poëzie omwille van het metrum een extra lettergreep nodig is, dan mag eup uitgesproken worden als [ewup] (dus regelmatig). Deze regelmatige uitspraak kan ook van pas komen om een duidelijk akoestisch onderscheid te maken tussen eup en ef, bijvoorbeeld bij een slechte telefoonverbinding waarin het verschil tussen een f en een p niet te horen is. Verder klinkt efs als [efs] of [es].


1Als gress het hoofdelement van een afleiding vormt, zoals in gressere (zie Blok 71.8), wordt de e verlengd en draagt het gefixeerde accent. De r blijft (behalve in poëtisch taalgebruik) echter stom: [ge:sere] of poëtisch [gre:sere].

70.7

Typerend voor de Atlantische talen is, dat er in de meeste gevallen geen vorm-onderscheid tussen subject en object gemaakt wordt. Dit blijkt ook bij de pers.vnw.n (Blok 70.5). Vergelijk:

Gress zerfe do. ~ Do zerfe gress.Ik zie hem. ~ Hij ziet mij.
Eup méte gÿrs. ~ Gÿrs méte eup.Zij ontmoet u. ~ U ontmoet haar.

70.8

Ook na voorzetsels en de determinanten pai, enn en ón (zie § 90.2) kunnen de pers.vnw.n 1n gebruikt worden. Vergelijk:

Óps haiyrume sumâ gress. ~ Gress haiyrume sumâ óps.
Zij leunen tegen mij. ~ Ik leun tegen hen.

Gress zerfe do. ~ Do zerfelije pai gress.
Ik zie hem. ~ Hij wordt door mij gezien.

Do vertare ón kirro. ~ Kirro vertare ón do.
Hij antwoordt [aan] ons. ~ Wij antwoorden [aan] hem.

Tu kette ef mimpit ón eup. ~ Eup kette ef mimpit ón tu.
Jij geeft het boek aan haar. ~ Zij geeft het boek aan jou.
OF Jullie geven het boek aan haar. ~ Zij geeft het boek aan jullie.

Vanaf § 70.54 zullen we zien hoe subjecten, objecten, echo's en voorzetselbepalingen ook met pers.vnw.n tweede niveau uitgedrukt kunnen worden.

70.9   Tweede persoon tu ~ gÿrs

De regels voor het gebruik van de familiaire en beleefde vorm in de 2e persoon enkel- en meervoud kunnen slechts globaal gegeven worden, daar deze sterk bepaald worden door allerlei maatschappelijke en sociale factoren, die binnen het kader van dit grammaticaboek onbesproken moeten blijven. Zie ook de sociolinguïstische studie van Câlldere-Lerjen (1982).

  1. Tegen iedereen gebruiken we de beleefde vorm gÿrs (dus ook tegen kinderen, ondergeschikten ed.). Pas als we aan elkaar voorgesteld zijn, en er wordt verwacht dat we elkaar bij de voornaam noemen, gebruiken we de familiaire variant tu.

  2. Tu is voorts geaccepteerd binnen bepaalde kringen, waar verwacht kan worden dat we elkaar vroeg of laat bij de voornaam zullen noemen, ook zónder formeel aan elkaar voorgesteld te zijn, zoals onder studenten en collega's, op feestjes en in kroegen. Als we duidelijk te kennen willen geven dat een enkele vraag of opmerking onzerzijds níét bedoeld is om een verder gesprek aan te knopen, kunnen we consequent gÿrs blijven gebruiken. Vergelijk:

    a.Aftel tu tiffe, folarra zurt melde?Weet je hoe laat het is?
    b.Aftel gÿrs tiffe, folarra zurt meldeWeet u hoe laat het is?

    Vraag a. kan men op een feestje of in een café aan onbekenden stellen zonder onbeleefd te zijn; de vraag is dan wel een hint om een praatje aan te knopen. Als vraag b. gesteld wordt weten we zeker dat de vraagsteller werkelijk wil weten hoe laat het is. Tegen onbekenden op straat of in een meer formele omgeving is a. uiteraard onbeleefd, ook al zouden we een gesprek willen aanknopen (maar ook het aanknopen van een gesprek met een onbekende wordt door veel Spokaniërs ongepast gevonden).1


1In de tijd dat roken nog heel gewoon was – en het ook overal mocht – was Aftel tu lelperre flecs? (Heb je een vuurtje [voor me]?) de standaardfrase om in kroegen of op feestjes met iemand contact te zoeken. Nu tegenwoordig vrijwel iedereen met een smartphone loopt, begint de vraag hoe laat het is ook al vreemd te worden.

  1. Tegenwoordig noemen de meeste familieleden elkaar zonder meer bij de voornaam; dit geldt ook voor kinderen tegen hun ouders of grootouders. Iedereen spreekt elkaar dus met tu aan, maar dikwijls zal tu vervangen worden door de eigennaam, want het is in Spokanië niet gebruikelijk om een eigennaam als bijstelling voor- of achteraan een zin te plaatsen. Vergelijk:

    Aftel Petriy bladide eft grum?Wil je een snoepje, Petriy?
    Gress quarderavy Elsa.Tante Elsa, ik wil u (je) op komen zoeken.
    Lerdu painelira kluft?Wat doe je, Lerdu?

  2. Op het platteland en in conservatief-deftige kringen noemen kinderen hun oudere familieleden dikwijls nog bij de "familietitel". In dat geval gebruiken de kinderen dus gÿrs, tenzij de familitietitel-met-eigennaam hiervoor in de plaats treedt. Let op dat achter de familietitel de naam volgt, als deze het pers.vnw. vervangt. Wordt de familietitel als bijstelling gebruikt, dan blijft de eigennaam achterwege:

    Gress quarderavy tlokko Elsa.
    Tante Elsa, ik wil u op komen zoeken.

    Aftel gress tumog ef mimpit tukst tojoredo Yvonn? =
    = Aftel gress tumog ef mimpit tukst gÿrs, tojoredo?2
    Mag ik het boek van je lenen, Yvonn?

    Alleen de familietitels die "vader" of "moeder" aanduiden, worden in alle gevallen zonder eigennaam gebruikt. Vergelijk:

    Gress nert ventavy lef mem. = Mem, gress nert ventavy lef gÿrs.
    Mam, ik wil niet met je mee.

2Tojoredo Yvonn (zuster Yvonn), als Yvonn een oudere zuster van de spreker is.

  1. Als een kind zijn oudere familielid met een familietitel en/of gÿrs aanspreekt, kan de (oudere) aangesprokene zijn respect voor het kind tonen door ook met gÿrs te antwoorden. Dit is het enige geval dat het gebruik van gÿrs samenvalt met het gebruik van een voornaam. Zie de volgende dialoog:

    Elsa ón cÿrlo Jân:Elsa tegen oom Jân:
    "Aftel gress tumog dena mimpit tukst gÿrs, cÿrlo?""Mag ik dit boek van u lenen, oom Jân?"

    Cÿrlo Jân:Oom Jân:
    "Elsa, gÿrs wencatog ef mimpit, fara gress klótare lef ef.""Elsa, je mag het boek houden, als ik het uit heb."

    Elsa:Elsa:
    "Gress misse cÿrlo Jân.""Dank u wel, oom Jân."
    (lett. "ik bedank oom Jân")

    Voor familieverhoudingen en familietitels, zie verder Hoofdstuk 172.

70.10

Het gebruik van tu tegen personen die eigenlijk met gÿrs aangesproken zouden moeten worden, wordt in Spokanië niet als beledigend of intimiderend ervaren, en sociale verschillen komen hierdoor evenmin tot uitdrukking. Het Spokaans kent wel de mogelijkheid om iemand in de derde persoon aan te spreken; dit wordt als zeer beledigend of intimiderend gevoeld, en komt onder meer voor bij ruzies, bij racistische uitingen of tegen misdadigers. Bijvoorbeeld:

(De chef die uitvaart tegen zijn secretaresse:)

Eup melde lo pûl lo Lotôlmensten!1
Je bent nog te stom om voor de duvel te dansen!

(De agent die de inbreker betrapt:)

Do baelira kluft dus?
Zeg, wat voer jij daar uit?

1Letterlijk "zo dom als Lotôlmensten": een domme Pegrevische koning (1539–1594); roept in 1588 n.a.v. de Pegrevische onlusten tussen boeren en nomaden de hulp van de Spokanische koning Klesto Mercu in. Deze maakt echter van de situatie gebruik om Pegrevië in te lijven en hakt Lotôlmensten tijdens de Slag bij Feuni in de pan (1588).

70.11   Eerste persoon kirro

Het pers.vnw. kirro (wij) wordt in de geschreven taal soms gebruikt als "bescheidenheidsmeervoud" (pluralis modestiae) in de plaats van gress (ik).1 Tegenwoordig doet de pluralis modestiae nogal archaïsch aan en wordt daarom dikwijls vervangen door de nominale constructie ef zaloer (de ondergetekende). In gesproken taal (toespraken ed.) is zowel kirro als ef zaloer ongebruikelijk. Een spreker kan zonder zich gegeneerd te voelen gebruikmaken van gress (ik). In wetenschappelijke uitgaven komt de bescheidenheid van de auteur dikwijls op nog andere wijze tot uitdrukking: hij/zij zet niet alleen zijn/haar eigen naam op het werk, maar tevens een pseudoniem (oftewel een gefingeerd persoon, hoewel het feitelijk de auteur zelf is). Zo wordt de indruk gewekt dat twee personen hun kennis gebundeld hebben en zo kan de auteur het meervoudige kirro gebruiken zonder in een archaïsche pluralis modestiae te vervallen. Bovendien schuift de auteur een deel van de verantwoordelijkheid op een ander (zij het een imaginair persoon) af. Het is de gewoonte om het pseudoniem na de echte naam te plaatsen.2


1Merk op dat gress de oorspronkelijke meervoudsvorm van gre is, en 'wij' betekende. We kunnen derhalve concluderen dat ook gress oorspronkelijk een pluralis modestiae was, die in de loop der tijden het enkelvoudige gre heeft verdrongen en zijn karakter van bescheidenheid geheel heeft verloren.


2Deze gewoonte werd in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw door steeds meer auteurs losgelaten: zij kozen een pseudoniem dat hoog in de alfabetische rangorde stond, en zetten het bóven hun eigen naam. Op deze wijze verschijnt het werk op een opvallende plaats bovenaan in een bibliografie. Een gewoonte die ooit ontstaan was uit behoefte aan bescheidenheid werd zo misbruikt om op de voorgrond te willen treden. Sinds 1995 is het wettelijk verboden om een pseudoniem als niet-bestaande auteur toe te voegen.

70.12

Kirro wordt in het Spokaans níét gebruikt als majesteitsmeervoud (pluralis majestatis). In plaats hiervan gebruikt het Spokaans Do (Hij) of Eup (Zij). Bijvoorbeeld:

Do Huron Herco Loefe 4, Kindis rifo Spooksoliy, Jabâr rifo Pegrefyte ur Ÿrslâfer rifo Teujan1
Wij Huron Herco Loefe IV, Koning van Spokanië, Vorst van Pegrevië en Graaf van Teujan

Eup Beatrix, Jabârina rifo Nelandes
Wij Beatrix, Koningin der Nederlanden

1De overige 23 titels van het Spokanische staatshoofd worden altijd weggelaten.

70.13   Geslacht; verwijzing van de derde persoon

Alle entiteiten die een persoon aanduiden zijn óf mannelijk, óf vrouwelijk, óf neutraal. Zie § 22.3–11. Het geslacht komt in het bijbehorende pers.vnw. tot uitdrukking. Bijvoorbeeld:

ef gekker ~ gekkera ↠ do ~ eup1de leraar ~ lerares
ef kelte ~ keltos ↠ do ~ eupde boer ~ boerin
ef tôgt ~ nennðe ↠ do ~ eupde kleinzoon ~ kleindochter

1Het symbool ↠ geeft de transformatie van nominale constituent naar pers.vnw. weer. Bijvoorbeeld:
AB (lees: A wordt na pronominalisatie het voornaamwoord B, ofwel: B refereert aan A, ofwel: A is het antecedent van B).

70.14

Sommige substantieven kunnen zowel een mannelijk als een vrouwelijk persoon aanduiden (zie § 22.6). In dat geval moeten we kiezen tussen do en eup:

ef efanty ↠ do OF euphet kind
ef zestiyc ↠ do OF eupde klootzak

Dergelijke woorden mogen ook met het neutrale ef gepronominaliseerd worden als het geslacht onbekend of irrelevant is:

ef efanty ↠ efhet kind

De meervoudsvorm van dergelijke "biseksuele" woorden is altijd neutraal, ook al worden er uitsluitend mannelijke of uitsluitend vrouwelijke personen bedoeld:

ef efantys ↠ ópsde kinderen

Ook als het bekend is dat het slechts om meisjes gaat, kunnen we een woord als efantys níét met belt (zij (vr.)) pronominaliseren.

70.15

De meervoudsvorm van mn.subst.n is altijd neutraal, ook al worden er slechts mannelijke personen bedoeld (§ 22.7). Bijvoorbeeld:

ef keltes ↠ ópsde boeren OF de boeren en boerinnen
ef jabârs ↠ ópsde koningen OF de koningen en koninginnen
ef tôgts ↠ ópsde kleinkinderen (mn. OF mn.+vr.)

In § 22.8 is geconstateerd dat met de woorden 'jans, meraters en follusz altijd mannen bedoeld worden. Deze uitzondering heeft geen invloed op de keuze van het pers.vnw. omdat dit zowel voor mannelijk als voor neutraal óps is:

ef 'jans ↠ ópsde jongens
ef meraters ↠ ópsde mannen; de heren
ef follusz ↠ ópsde vaders

70.16

De meervoudsvorm van vr.subst.n blijft altijd vrouwelijk. Dit blijkt uit het bijbehorende pers.vnw.:

ef gekkerÿ ↠ beltde leraressen
ef keltosz ↠ beltde boerinnen
ef nennðes ↠ beltde kleindochters

70.17

Als er voor een diersoort of dierfamilie drie (mn., vr. en nt.) versies bestaan (zie § 22.12), geeft de keuze van het bijbehorende pers.vnw. geen problemen:

ef boert ↠ eupde koe
ef stajir ↠ dode stier
      ~ ef renðe ↠ efhet rund

ef plora ↠ eupde vr. vis
ef trapp ↠ dode mn. vis
      ~ ef fisa ↠ efde nt. vis

In het meervoud vervalt het onderscheid tussen mn. en nt. omdat hiervoor slechts één pers.vnw. beschikbaar is: óps. Vergelijk:

ef boerts ↠ beltde koeien
ef stajirs ↠ ópsde stieren
      ~ ef renðes ↠ ópsde runderen

ef ploras ↠ beltde vr. vissen
ef trapps ↠ ópsde mn. vissen
      ~ ef fisas ↠ ópsde vissen

70.18

Bij veel diernamen is de vrouwelijke versie afgeleid van de mannelijke, en ontbreekt een aparte neutrale versie. In dat geval kan de mn. versie als neutraal beschouwd worden als het geslacht onbekend of irrelevant is (§ 22.13):

ef leé ↠ do OF efde leeuw
ef leja ↠ eupde leeuwin

ef elefânt ↠ do OF efde olifant
ef elefânta ↠ eupde vr. olifant

De meervoudsvorm van mn. diernamen is altijd neutraal, ook al worden slechts mn. dieren bedoeld:

ef leés ↠ ópsde leeuwen OF de leeuwen en leeuwinnen
ef elefânts ↠ ópsde mn. [en vr.] olifanten

maar:

ef lejas ↠ beltde leeuwinnen
ef elefântÿ ↠ beltde vr. olifanten

70.19

Diernamen zonder vrouwelijk equivalent of vrouwelijke afleiding worden zowel in het enkelvoud als in het meervoud als neutraal beschouwd. Dit blijkt uit het gebruik van de pers.vnw.n ef en óps:

ef limaciy ↠ efde slak
ef limaciys ↠ ópsde slakken

ef zreg ↠ efde specht
ef zregs ↠ ópsde spechten

70.20

Ook de aparte benamingen voor castraten en jonge dieren (§ 22.14) zijn in alle gevallen neutraal. Vergelijk:

ef quilch ↠ efde ruin
ef quilcet ↠ ópsde ruinen

ef fûliy1 ↠ efhet veulen
ef fûliys ↠ ópsde veulens

1Vergelijk:

ef vyx ↠ dohet mn. veulen
ef vyset ↠ ópsde mn. veulens

ef kapa ↠ euphet vr. veulen
ef kapas ↠ beltde vr. veulens

Zie ook § 22.14 voetnoten 1 en 2.


70.21

In § 22.15–16 is uiteengezet hoe er in het Spokaans de voorkeur aan een geslacht-gemarkeerde diernaam gegeven wordt (als die tenminste voorhanden is). De eigenaar van een (huis)dier beschouwt het als een onbeleefd gebrek aan interesse indien een ander met een geslachtsneutraal woord aan dit dier refereert. Willen we over een dier spreken waarvan het geslacht niet direct duidelijk is, dan zal de eigenaar het op prijs stellen als we de mannelijke én vrouwelijke naam in een adem noemen, verbonden met het voegwoord oft (of). Dit geldt ook na pronominalisatie: als we niet weten of we een dier moeten aanduiden met do (mn.) of eup (vr.), gebruiken we de frase: eup oft do (zij-of-hij), uitgesproken als [epofto] (klemtoon op laatste lettergreep).1 Bijvoorbeeld:

Aftel gÿrs wencatavy eup oft do fes ef jûlt?
Wilt u uw hond aan de lijn houden?
(lett. "wilt u haar-of-hem aan de lijn houden?")

1Omdat het gebruik van eup oft do zich voornamelijk tot de spreektaal beperkt, wordt dit bij het schrijven ervan wel gekarakteriseerd door de spelling: eup-oft-do. In de directe rede vinden we ook wel de min of meer fonetische spelling: epofdo. Hieruit blijkt het gelexicaliseerde karakter van deze frase. Misschien wordt epofdo ooit nog eens als pers.vnw. aan het paradigma in Blok 70.5 toegevoegd.

70.22

Alle onbezielde (concrete) zaken zijn in het dagelijks taalgebruik zakelijk. Zij worden in het enkelvoud aangeduid met ef of mittof. In de spreektaal wordt voor concrete zaken ook wel gebruikt (hoewel dit in correcte taal alleen aan abstracte en semi-concrete zaken kan refereren). Bijvoorbeeld (£ = spreektaal):

ef kolini ↠ ef, mittof, £kâde steen
ef huron ↠ ef, mittof, £kâde bloem
ef ypro ↠ ef, mittof, £kâhet voordeel

In het meervoud hebben we de keuze tussen tem en efs:

ef kolinis ↠ tem, efsde stenen
ef hurons ↠ tem, efsde bloemen
ef ypros ↠ tem, efsde voordelen

Vroeger werd efs als een typische spreektaalvorm beschouwd, zelfs in de eerste druk (1963) van Spokânda-grâmerr raadt Kojen-Pôt af om efs te schrijven. Maar in de volgende drukken van dit standaardwerk heeft de auteur er al geen bezwaar meer tegen om efs ook te schrijven, hoewel tem zo niet correcter, dan toch wel plechtiger blijft klinken.

70.23   Collectiva

Een bijzondere groep substantieven vormen de collectiva. Een collectief (verzamelnaam) verwijst naar een groep van meerdere personen, dieren of zaken. Ze zijn speciaal omdat ze naast een eenheid ook tegelijkertijd meerdere entiteiten beschrijven. De mate waarin een collectief als "eenheid" dan wel als "groep entiteiten" wordt gevoeld, verschilt per geval. Collectiva als vereniging, firma, comité, koor, regering of politie worden primair als een eenheid gezien (een instituut of organisatie), waarbij het gevoel van "groep entiteiten" alleen in specifieke contexten prevaleert. Bij collectiva als duo, gezin, publiek, tweeling of echtpaar ligt de focus primair op de individuele entiteiten; het gaat hier over het algemeen niet om "instituties", hoewel dat wel kan. Bij dieren en zaken zal de focus vrijwel altijd op de "groep" liggen. Zo zullen we bij kudde (schapen) niet primair aan individuele schapen denken die bewust als individu optreden. Bij hoop (stenen) is het geheel onmogelijk om de stenen als "individuen" te beschouwen.

70.24

Een collectief wordt formeel als een zakelijk substantief gezien, ook al bestaat de groep uit personen of dieren; er wordt dus naar verwezen met ef of mittof. Bij de meervoudsvorm van een collectief worden uiteraard de pers.vnw.n tem en efs gebruikt. Bijvoorbeeld:

(1)Ef cômité pija hols; ef/mittof perka beri oaroe velk pert tiyns.
 Het comité kwam gisteren bijeen; het had nog veel te bespreken.

(2)Ef spana teranty nert chaquinde spokânda, brâ ef/mittof zâre amiði ér hertel fes Spooksoliy.
 De Spaanse tweeling spreekt geen Spokaans, want hij woont pas één maand in Spokanië.

(3)Ef dókiy tóte beri poire velk fes dena fôresta, taufen râste enn ef/mittof iemze fes kiygt fort.
 De roedel [herten] schijnt nog in dit bos te leven, hoewel niemand hem de laatste tijd waargenomen heeft.

(4)Ef perdÿr vrašys vereste ur giffe, mintof efs/tem enn ef tojesfsâ ejelife.
 De beide teams staan te juichen nadat ze/deze de wedstrijd gewonnen hebben.

70.25

In de spreektaal is het dikwijls gebruikelijk om de focus te leggen op de individuele personen of dieren waaruit de verzameling bestaat. In dat geval kan er verwezen worden met het pers.vnw. óps (mn. en nt.) of belt (vr.). Vergelijk (1)–(4) uit de vorige paragraaf met:

(1′)Ef cômité pija hols; óps perka beri oaroe velk pert tiyns.
 Het comité kwam gisteren bijeen; ze hadden nog veel te bespreken.

(2′)Ef spana teranty nert chaquinde spokânda, brâ belt zâre amiði ér hertel fes Spooksoliy.
 De Spaanse tweeling spreekt geen Spokaans, want ze wonen pas één maand in Spokanië.

(3′)Ef dókiy tóte beri poire velk fes dena fôresta, taufen râste enn óps iemze fes kiygt fort.
 De roedel [herten] schijnt nog in dit bos te leven, hoewel niemand ze de laatste tijd waargenomen heeft.

(4′)Ef perdÿr vrašys vereste ur giffe, mintof óps enn ef tojesfsâ ejelife.
 De beide teams staan te juichen nadat ze de wedstrijd gewonnen hebben.

In (1′) ligt de focus op de individuele leden van het comité, die allen op persoonlijke titel aan de bespreking moeten meedoen. In (2′) drukt belt expliciet uit dat de tweeling uit twee meisjes of vrouwen bestaat. In (3′) wordt de nadruk gelegd op het feit dat niet alleen de hele roedel niet meer is waargenomen, maar ook niet de afzonderlijke herten uit die roedel. In (4′) wordt met óps (dat hier alleen aan individuele personen kan refereren, en niet aan twee teams) de nadruk gelegd op het "individuele gejuich" van alle teamleden.1


1Merk op dat het Nederlands geen aparte pers.vnw. kent om in het meervoud te refereren aan hetzij personen, hetzij zaken: zowel óps als efs/tem wordt vertaald met "zij". Daarom zijn de Nederlandse vertalingen van (4) en (4′) identiek, en valt het onderscheid tussen een focus op beide teams als geheel, dan wel een focus op alle individuele teamleden, hier weg.

70.26

Hoewel de verwijzing naar de afzonderlijke individuen algemeen in de spreektaal is (zeker als het om mensen gaat), is dit soms ook in de schrijftaal te verdedigen. Vergelijk:

a.Ef polišo eft kleter âpipsért ju'ecce, tûre mittof nert zoverte ef huflif.
 De politie heeft een nieuw politiebureau in gebruik genomen, maar ze is
niet tevreden met het gebouw.

b.Ef polišo1 ef pûla-baers lelde nexents, tur óps1 wa'ére mittof.
 De politie1 arresteerde de relschoppers hardhandig, maar ze1 ontkennen dat.

In zin a. ligt de nadruk op de "politie" als organisatie (of liever: een politiekorps dat een nieuw bureau betrekt). De keuze voor het pers.nvw. mittof suggereert dat de ontevredenheid door de politieleiding namens het hele korps wordt geuit. In zin b. is het duidelijk dat de individuele politieagenten het hardhandige optreden ontkennen (we nemen aan dat óps refereert aan de politie, en niet aan de relschoppers).

70.27

Ook namen van landen, steden of dorpen kunnen soms als een collectief beschouwd worden, waarbij er aan de individuele bewoners of andere entiteiten wordt gerefereerd. Vergelijk:

a.Spooksoliy quondare vluf ubara dus ef fesaquondare.
 Spokanië importeert meer voedsel dan het exporteert.

b.£ Spooksoliy quondare vluf ubara dus óps fesaquondare.
 Spokanië importeert meer voedsel dan ze exporteren.

Zin b. is informele spreektaal en wordt door velen afgekeurd, omdat er ten onrechte gesuggereerd wordt dat de gehele bevolking goederen exporteert, terwijl het natuurlijk om een beperkt aantal bedrijven gaat. Feitelijk treedt Spooksoliy hier op als een totum pro parte ("geheel voor een deel") waarbij naar een deel (een aantal bedrijven) verwezen wordt door een geheel (het hele land).

70.28   Bijzondere gevallen

Het pers.vnw. mittof kan ook aan een gehele zin refereren. Hieruit blijkt dat een hoofd- of bijzin beschouwd wordt als een concrete zaak. Bijvoorbeeld:

Eup kuntiyre ra1, ur do cônsidere mittof lo graviy.
Ze steelt, en dat vindt hij erg. OF Ze steelt, wat hij erg vindt.2

Elsa fisae na dur ozymk ðônos, tur mittof mófe kusami.
Elsa vist met drie hengels tegelijk, maar dat is hier verboden.

Zie ook § 127.17 voor de manier waarop mittof aan een zin kan refereren.
Voor nevenschikking, zie Hoofdstuk 120; voor onderschikking, zie Hoofdstuk 122.


1De duratieve/habituele determinant ra drukt uit dat het stelen een gewoonte is, niet een op dit moment uitgevoerde handeling.


2Een Spokanische nevenschikking met ur ... mittof, waarbij mittof aan de voorgaande zin refereert, kan in het Nederlands ook met het onderschikkende wat vertaald worden. Zie ook § 120.59 type I.a en § 130.51.

70.29

Na een voorzetsel wordt soms ook in het meervoud ef (i.p.v. tem of efs) gebruikt als het antecedent en het pers.vnw. in dezelfde zin staan. Het Nederlandse equivalent is dan meestal er + voorzetsel. Vergelijk:

(1)Óps minnepirtiyn éttels lef littit belt-rozas kaf ef lorerde.
 Ze hebben porseleinen borden met roze roosjes erop gekocht.

(2)Kirro lelperre pert togeffyÿs fes ef arâbe ur mintepot ÿrras lef mesâ geffys
melde armt ef.
 We hebben veel appelbomen in de tuin, en er zitten lange takken met groene
appels aan.

(3)Ef telebôs melde âst ef korda, ur ef ôldis idem kusamat ef.1
 De telefooncel staat tegenover de kerk en de brievenbus ernaast.

In bovengenoemde voorzetselbepalingen is ef in feite clitisch: het wordt uitgesproken alsof het een suffix aan het voorzetsel was: kaf ef [kafîf]; armt ef [antîf]; kusamat ef [kusamatîf]. Daarom komen we in geschreven spreektaal ook wel de spellingen kaf'f, armt'f en kusamat'f tegen. Let bij kusamat ef ook op de accentverschuiving in het voorzetsel. Zie ook § 70.50.


1De Nederlandse vertaling is ambigu, want kan ook zo begrepen worden dat de brievenbus naast de telefooncel staat. In het Spokaans vervangt idem het predicaat melde, maar geeft tevens aan dat beide nevengeschikte zinnen een parallelle structuur hebben, wat impliceert dat het vette ef aan de "kerk" refereert, en niet aan de "telefooncel". Zie ook § 132.37.

70.30

In § 22.17 is verteld dat levende zaken als bloemen, planten en bomen in poëtisch en religieus taalgebruik als mn. of vr. beschouwd kunnen worden. Vergelijk nu de algemene zin (1) met het poëtische equivalent in (2):

(1)Ef liftkar ÿcs idešappe ÿruelira ef omelech; mittof nert marjerecû tem lo kestenn!
(2)℗ Ef liftkar ÿcs idešappe ÿruelira ef omelech; eup nert marjerecû óps lo kestenn!1
De oude eiken trotseren kreunend de wind; zij (= de wind) kan hen (= de eiken) niet
omverblazen!

1Weersverschijnselen (behalve "regen") worden wel als vrouwelijk voorgesteld. Zie ook § 70.36 voetnoot 1.

70.31

Alle begrippen van de categorieën ABSTRACT en SEMI-CONCREET worden in het enkelvoud aangeduid met ef of . In het meervoud wordt er met tem of efs aan gerefereerd. Vergelijk dit met zakelijke begrippen van de categorie CONCREET, waarbij typisch spreektaal is, maar wel mittof wordt gebruikt. Bijvoorbeeld:

CONCREETef relašo ↠ ef, mittof, £kâde relatie
 ef relaša ↠ tem, efsde relaties

ABSTRACTef cijazutos ↠ ef, kâde relatie
 ef cijazutosz ↠ tem, efsde relaties

ABSTRACTef porforiy1 ↠ ef, kâde koppigheid
 ef porforiy1 ↠ tem, efsde koppigheden

SEMI-CONCR.ef hoggebim ↠ ef, kâde heerlijkheid
 ef hoggebims ↠ tem, efsde heerlijkheden

SEMI-CONCR.ef âktivitiy ↠ ef, kâde activiteit
 ef âktivitiys ↠ tem, efsde activiteiten

1Het meervoud van abstr.subst.n op -iy wordt niet gemarkeerd, maar na pronominalisatie is het onderscheid enkelvoud ~ meervoud wel zichtbaar.

70.32

In § 22.18 is uiteengezet hoe ook abstracte begrippen gepersonifieerd kunnen worden ("abstract" is semantische betekenis, niet als grammaticale categorie). Deze personificaties manifesteren zich altijd als een mens of dier, en hebben daarom een mannelijk of vrouwelijk geslacht. Vergelijk:

ef bécân ↠ ef, kâde vrede
Beecân ↠ eupVrede (als vrouw voorgesteld)

Voor de spellingsvarianten é ~ ee zie § 11.34.

70.33

Uit Blok 70.5 blijkt dat stoff.subst.n voor wat betreft de pronominalisatie gelijk gesteld worden met meervoudige concrete zaken: er wordt dus aan gerefereerd met tem of efs. Bijvoorbeeld:

ef pleko ↠ tem, efshet zand
ef knurfel ↠ tem, efshet water
ef riyne ↠ tem, efshet garen
ef ayr ↠ tem, efsde lucht

Met betrekking tot de pers.vnw.n gedragen stoff.subst.n zich dus niet anders dan met betrekking tot bez.vnw.n en aanw.vnw.n (Blokken 51.3 en 52.3).
Als tem of efs refereert aan een stoff.subst. doet zich echter een opvallend verschijnsel voor: tem en efs eisen, hoewel ze tot de meervoudige pers.vnw.n gerekend worden, in dit geval een enkelvoudig predicaat. Dit is bijvoorbeeld goed te zien bij het gebruik van modale suffixen (die voor enkel- en meervoud gemarkeerd zijn):

(1)Ef pleko kÿponnât.Het zand moet drogen.
(2)Tem/efs kÿponnât.Het (= het zand) moet drogen.

Vergelijk:

(1′)Ef bofs kÿponnûs.De broeken moeten drogen.
(2′)Tem/efs kÿponnûs.Zij (= de broeken) moeten drogen.

De getalscongruentie die in zin (2′) tussen tem/efs (mv.) en kÿponnûs (mv.) bestaat, is in (2) verloren gegaan ten gunste van de analogie tussen (1) en (2) (in beide gevallen het enkelvoudige predicaat kÿponnât).

70.34

De verwarring tussen enkel- en meervoud bij stoff.subst.n komt ook tot uitdrukking bij de meervoudsvorm van additieven. Deze mogen namelijk zowel met als zonder meervoudssufix gebruikt worden (zie ook § 42.3). Bijvoorbeeld:

Ef ayr meltât picaiy[n].  ↠  Tem/efs meltât picaiy[n].
De lucht moet ijskoud zijn.  ↠  Ze moet ijskoud zijn.

Ef knurfel ventecû lâmiy[m] minkÿr ef jakâmses.  ↠
↠  Tem/efs ventecû lâmiy[m] minkÿr ef jakâmses.
Het water kan dromerig langs de velden stromen.  ↠  Het kan dromerig ...

70.35

In de spreektaal kan het onlogische syntactische verband tussen een meervoudig pers.vnw. en een enkelvoudig predicaat op drie manieren opgeheven of verdoezeld worden:

  1. In plaats van tem of efs kunnen we het enkelvoudige ef gebruiken om aan een stoff.subst. te refereren. Dit is in de spreektaal algemeen geaccepteerd maar wordt in de schrijftaal als hypercorrect en dus verwerpelijk beschouwd.

  2. De enkelvoudige markering van het predicaat (zoals -ât in zin (2) in § 70.33) kan gewijzigd worden in een meervoudige markering (-ât > -ûs). Dit treffen we slechts in minder verzorgde spreektaal aan en wordt in alle gevallen als hypercorrect en verwerpelijk beschouwd.

  3. Dikwijls kunnen we een zodanige constructie kiezen dat het predicaat ongemarkeerd blijft voor enkel- of meervoud. In zin (2) zouden we het modale suffix -ât kunnen vervangen door het modale hulpwerkwoord perke (moeten), zodat (2) wordt:

    (2′′)Tem/efs perke beri kÿponje.Het (zand) moet drogen.

    Zin (2′′) is in zoverre een "lapmiddel" dat (i) de congruentiebreuk tussen een enkelvoudig subject en een meervoudig predicaat nog steeds bestaat (alleen niet zichtbaar is), en (ii) het suffix -ât vervangen is door perke zonder dat hiervoor syntactische of pragmatische noodzaak bestaat (zie Hoofdstuk 110).1 Daarom doet (2′′) uit stilistisch oogpunt geforceerd aan.


1Ook moet er rekening gehouden worden met het feit dat een modaal werkwoord niet altijd exact dezelfde betekenis heeft als het overeenkomende modale suffix. Zie ook § 110.38.

70.36

Het pers.vnw. ef (maar níét mittof of ) wordt ook in onpersoonlijke uitdrukkingen gebruikt: ef fungeert dan volgens de Spokanische terminologie als dood pers.vnw., en er ontbreekt dan een referentie aan een eerder genoemd of begrepen antecedent. Bijvoorbeeld:

Ef bidale.1Het regent.
Ef omeleche.1Het waait.
Ef melde frot.1Het is fris.
Lomp melde ef? – Ef doere.2Wie is het/dat? – Dat is hij.
Tu chaquintecû ef tjôftâra furt ef.Daar kun je donder op zeggen.
(lett. "je kan de spoken daarop aanspreken")
Gress nert xaquobe ef!Ik houd het niet uit!

1In poëtisch taalgebruik kan het onpersoonlijke ef in combinatie met een weersuitdrukking vervangen worden door het vrouwelijke eup; in combinatie met bidale (regenen), tiyste (gieten, hozen) en andere uitdrukkingen voor "regen" door het mannelijke do:

Eup omeleche; eup melde frot.Het waait; het is fris.
Do bidale; do tiyste.Het regent; het hoost.


2Doere is de verbale afleiding van do (hij). Zie Blok 71.8.

70.37

Infinitieven, al dan niet deel uitmakend van een idiomatische uitdrukking, worden in het Spokaans door het pers.vnw. ef voorafgegaan als het subject er in feite niets toe doet (de zogenoemde woordenboekvorm), bijvoorbeeld:

(1)"Ef farte" melde eft spokândaiy painer."Farte" is een Spokaans werkwoord.
(2)Ef kette klâk rifo rast.Maling hebben aan iemand.
(3)Ef stâge lef rist ur chutân.Beslagen ten ijs komen.

Vergelijk deze voorbeelden met de gevallen waarin een infinitief nominaal gebruikt wordt en voorafgegaan wordt door het lidwoord ef, zoals besproken in § 50.35:

(4)Ef farte melde helt.Lopen is gezond.

Overigens bestrijden verscheidene grammatici dat er hier sprake zou zijn van twee verschillende soorten "ef"; zij geven er de voorkeur aan om ef, voorafgaand aan een infinitief, altijd als lidwoord te beschouwen. Echter, dat het in (1)–(3) om een pers.vnw. moet gaan, en niet om een lidwoord, wordt aangetoond door het feit dat ef hier door een ander pers.vnw. vervangen kan worden, bijvoorbeeld Gress kette klâk rifo Lerdu (Ik heb maling aan Lerdu) of Óps stâge lef rist ur chutân (Ze komen beslagen ten ijs). Als we in (1) zouden aannemen dat ef een lidwoord was, is dat in tegenspraak met de informatie dat "farte" een werkwoord is, want een lidwoord staat altijd voor een substantief, nooit voor een werkwoord. In (4) is farte geen verbale vorm meer, maar gedraagt het zich als een substantief. Zou ef hier een pers.vnw. zijn, dan zou een zin als *Do farte melde helt ("hij loopt is gezond") correct moeten zijn, en dat is het niet.
Voor verdere discussie, zie Vrymân (1982).

70.38

In § 70.28 is geconstateerd dat mittof aan een gehele zin kan refereren. We tonen dit nogmaals aan de hand van de volgende voorbeelden:

(1)Petriy arfine hojelka? – Gress nert tiffe mittof.
 Wanneer komt Petriy? – Ik weet het niet.

(2)Aftel tu stintavy dena letra? – Mittof quiste!
 Wil jij deze brief schrijven? – Dat is goed!

(3)Ef uchafmrâ melde graviy, tur Jân unere mittof.
 De situatie is ernstig, maar dat begrijpt Jân.

70.39

Er kunnen zich echter pragmatische verschijnselen voordoen waardoor de onmiddellijke associatie van mittof met zijn antecedent (oftewel de voorafgaande vraagzin of hoofdzin) vervaagt, bijvoorbeeld door een lange pauze tussen vraag en antwoord, of doordat het antwoord of de opmerking zo generaliserend bedoeld is dat dit of deze niet meer refereert aan dat wat als antecedent opgevat had kunnen worden. In al deze gevallen kan mittof vervangen worden door het pers.vnw. ef. Vergelijk zinnen (1) t/m (3) met:

(1′)Petriy arfine hojelka? – We, siy, gress nert tiffe ef.
 Wanneer komt Petriy? – Tja, wel, ik weet 't niet.

(2′)Aftel tu stintavy dena letra? – Ef quiste riyfain!
 Wil jij deze brief schrijven? – Het is altijd goed!

(3′)Ef uchafmrâ melde graviy, tur Jân unere ef.
 De situatie is ernstig, maar Jân begrijpt het.

In zin (1′) is er een aarzeling tussen vraag en antwoord zodat het object ef bij tiffe niet meer direct aan de vraag refereert.
In zin (2′) wordt een generaliserend antwoord gegeven, in de trant van "Je weet toch dat ik het altijd goed vind om welke brief dan ook te schrijven".
In zin (3′) drukt ef een generalisatie uit in de trant van: "Elke situatie die ernstig is, begrijpt Jân uiteraard".1
Zie ook § 130.32–33 en § 130.43.


1In deze zin zou ef ook geïnterpreteerd kunnen worden als refererend aan het abstr.subst. uchafmrâ (situatie); in dat geval kunnen we ook zeggen:

Ef uchafmrâ melde graviy, tur Jân unere .
De situatie is ernstig, maar Jân begrijpt die [situatie].

70.40

Het pers.vnw. ef mag weggelaten worden als het geen kernfunctie vervult. Deze weglating is vooral in bijzinnen heel gebruikelijk. Vergelijk (1′) en (3′) uit de vorige paragraaf met:

(1′′)Petriy arfine hojelka? – Gress nert tiffe.
(3′′)Ef uchafmrâ melde graviy, tur Jân unere.

Weglating van ef is echter niet goed mogelijk bij wat complexere constructies. Vergelijk:

Mitulanis tu nert ðobiyre eft elek-môjôl fes sener arâbe? –
a.   – Gress nert painog.
b.   – ? Gress nert geldre beri paine.
Waarom zet je geen windturbine in je tuin? – Dat mag ik niet [doen].

Antwoord b. zou correcter zijn als ef (of mittof) erbij stond: Gress nert geldre beri paine ef/mittof.

70.41

De pers.vnw.n ef en mittof kunnen ook dienen als voorlopig subject. Mittof doet in deze functie echter archaïsch aan zodat we tegenwoordig vrijwel alleen ef tegenkomen. Bijvoorbeeld:

(1)Ef (mittof) melde gulder, den tu tinde.Het is beter, dat je blijft.
(2)Ef (mittof) pónze ék, den do merfe cÿrbé.Het wordt vervelend, dat hij alsmaar
liegt.
(3)Ef (mittof) frart nert splônje, den kirro
hurtiyre.1
Het heeft geen zin, dat we ons haasten/
om ons te haasten.

1Voor het gebruik van frart wordt verwezen naar Blok 72.3.

70.42

Overigens wordt een voorlopig subject in het geschreven Spokaans bijna altijd vervangen door een gedeverbaliseerde bijzinsconstructie, ofwel: het predicaat van de bijzin krijgt een deverbaliserings-circumfix (ÿ--os) en de kern van de bijzin krijgt een verbale genitief. Zie ook § 60.59–61 en Hoofdstuk 126. Bijvoorbeeld:

(1′)Tuex ef ÿtindos melde gulder.
 jij-GEN het blijvenDV is beter
 (lett. "het blijven van jou is beter")

(2′)Doex ef cÿrbé ÿmerfos pónze ék.
 hij-GEN het voortdurend liegenDV wordt vervelend
 (lett. "het voortdurend gelieg van hem wordt vervelend")

(3′)Kirroex ef ÿhurtiyros efa nert splônje.1
 wij-GEN het haastenDV zich niet bedoelt
 (lett. "het gehaast van ons heeft geen zin")

1Een gedeverbaliseerde constructie wordt beschouwd als ABSTRACT en daarom wordt efa gebruikt. Zie Blok 72.3.

70.43

Zowel het dode pers.vnw. ef (§ 70.36) als het voorlopige subject ef (of archaïsch mittof; § 70.41) kan in de spreektaal geëlimineerd worden d.m.v. een transformatie die bekend staat als "additivische kernfunctie". Dit betekent dat een predicatief of subjectief additief (§ 40.2) als subject (dus zinskern) gaat fungeren en aldus het onpersoonlijke of voorlopige subject (beide ef) verdringt. In de a-zinnen is ef onpersoonlijk of voorlopig subject; in b. vervult het additief een subject- oftewel kernfunctie:

a.Ef plurre flâme. =Het sneeuwt nergens.
b.= Flâme plurre. 

a.Ef bidale purfillus. =Het regent verschrikkelijk.
b.= Purfillus bidale. 

a.Ef quiste riyfain! =Het is altijd goed!
b.= Riyfain quiste! 

a.Ef melde gulder, den tu tinde. =Het is beter dat je blijft.
b.= Gulder melde, den tu tinde. 

a.Ef pónze ék, den do merfe cÿrbé. =Het wordt vervelend, dat hij alsmaar liegt.
b.= Ék pónze, den do merfe cÿrbé. 

Nog in de jaren vijftig van de 20e eeuw werden de b-zinnen in alle gevallen afgekeurd. Tegenwoordig zijn zij in het gesproken Spokaans zo gewoon dat ook de schrijftaal ze eens zal moeten accepteren. De meeste grammatici zijn het eens met de theorie dat het pers.vnw. ef vervangen is door een als voornaamwoord fungerend additief. Maar Uleff-Jivru (1982) tracht aan te tonen dat er in feite sprake is van twee transformaties: ten eerste vindt er eliminatie van ef plaats, zodat er een subjectloze zin ontstaat en vervolgens vindt er additivische prolepsis plaats (het additief verhuist naar het begin van de zin, zie § 40.34).

70.44

Het gaat bij ef-eliminatie altijd om eenvoudige zinnen, en het als subject fungerende additief kan niet nader bepaald worden. Ook moet de zin in de neutrale tijd staan, geen extra modaliteit uitdrukken en een niet-samengesteld predicaat hebben. Vergelijk:

(1)a.Olla melde den tu cÿrtiravy.Het is fijn dat je wil helpen.
 b.* Terat olla ki melde den tu cÿrtiravy.Het is heel fijn dat je wil helpen.
 c.* Olla meltecû fara tu cÿrtiravy.Het kan fijn zijn als je wil helpen.

(2)a.Oras tómare.Het onweert hevig.
 b.* Oras tóte beri tómare.Het schijnt hevig te onweren.
 c.* Tómare oras mas.Het zal morgen hevig [gaan] onweren.

Zin (1b) is niet correct omdat olla nader bepaald is met terat ... ki en (1c) is fout vanwege het modale suffix -ecû. Zin (2b) is niet correct vanwege het samengestelde predicaat tóte beri tómare, en (2c) is fout omdat hier een toekomende tijd wordt uitgedrukt met inversie, wat tot gevolg heeft dat het additief niet meer vooraan staat. De correcte vormen zijn:

(1′)b.Ef melde terat olla ki den tu cÿrtiravy.
 c.Ef meltecû olla fara tu cÿrtiravy.

(2′)b.Ef tóte beri tómare oras.
 c.Tómare ef oras mas.

70.45

Een idiomatische uitdrukking wordt gevormd door een pers.vnw., samen met een eigennaam, bijvoorbeeld:

kirro Petriy1 = Petriy ur gressPetriy en ik
tu Ârmyll = Ârmyll ur tuÂrmyll en jij OF Ârmyll en jullie
óps Moffain = Moffain ur ópsMoffain en zijn gezin (indien er buiten Moffain op zijn
minst nog één mn. persoon aanwezig is)
belt Moffain = Moffain ur beltMoffain en zijn gezin (indien er buiten Moffain alleen
vr. personen deel van het gezin uitmaken)
óps Elsa2 = Elsa ur ópsElsa en haar gezin

Minder gebruikelijk zijn dergelijke constructies met een enkelvoudig pers.vnw. 3e persoon:

? eup Elsa = Elsa ur eupElsa en haar dochter
? do Elsa = Elsa ur doElsa en haar zoon OF Elsa en haar man
? do Lerdu = Lerdu ur doLerdu en zijn zoon
? eup Lerdu = Lerdu ur eupLerdu en zijn dochter OF Lerdu en zijn vrouw

1Dat kirro Petriy idiomatisch is voor Petriy ur gress, en niet voor Petriy ur kirro, wordt verklaard door het feit dat kirro in deze idiomatische uitdrukking nog de Oerspokanische dualis-betekenis van "wij tweeën" heeft: als kirro aan twee personen refereert, en Petriy is er één van, blijft gress (ik) over. Zie ook Blok 70.3.


2Vergelijk ook belt Elsa = Elsa ur belt. Dit zou betekenen dat er buiten Elsa alleen vrouwelijke personen deel van het gezin uitmaken. Dit lijkt slechts dan mogelijk als Elsa weduwe, ongehuwd of gescheiden is (aangezien homohuwelijken in Spokanië niet mogelijk zijn). Elsa ur belt is dan adequaat te vertalen met "Elsa en haar dochters".

70.46

Soms wordt een pers.vnw. als additief bij een "familietitel" gebruikt. Vergelijk a. met b.:

a.ef šym freras rifo Petriyde blonde broers [en zusters] van Petriy
b.ef kirro freras rifo Petriywij, de broers [en zusters] van Petriy

a.Ef liftkar follus obezjere.De oude vader lacht.
b.Ef gÿrs follus obezjere.U, de vader, lacht.

70.47

Als er bovendien een bez.vnw. toegevoegd wordt, staat dit tussen het als additief gebruikte pers.vnw. en het substantief in. Het lidwoord blijft tevens behouden. Bijvoorbeeld:

Ef tu kost frera nutât quista.Jij, mijn broer, moet goed luisteren.
Gress nert tiffe ef belt vilt sours.Ik ken hen, jouw zusters, niet.

Bovengenoemde constructies zijn zeer algemeen in literaire (sage)taal en in het gesproken Spokaans op Liftka.

70.48

Alle substantieven die iets anders dan een familietitel uitdrukken, kunnen nader bepaald worden door een teg.dw. dat is afgeleid van een geverbaliseerd pers.vnw. Vergelijk:

ef óps efantys rifo Elsazij, de kinderen van Elsa
ópsenelira, ef hurts rifo Elsazij, de honden van Elsa

Zie verder Blok 71.8 en § 71.16.

70.49

Attributieve additieven (§ 40.2) kunnen ook een bepaling vormen bij een pers.vnw. Vergelijk:

hupster Petriy ↠ hupster dode grote Petriyhij die groot is
ef lelpiru 'jan ↠ lelpiru do1de andere jongende andere hij
ef kariyn 'nins ↠ kariyn beltde lelijke meisjeszij die lelijk zijn
ef obezjerelira én vrôlk 'jans ↠
↠ obezjerelira én vrôlk kirro
de lachende en vrolijke jongens
wij die lachen en vrolijk zijn

Zie ook § 40.6.


1Voor deze frase, zie ook § 70.66.

70.50   Gereduceerde vormen; voorzetselaffigering

In het Môliy-Spokaans (Zuid-Liftka) en in het Spokaans op Tigof en Lomky bestaat een gereduceerde vorm van de pers.vnw.n als deze achter een voorzetsel volgen. De combinatie van voorzetsel en pers.vnw. wordt dan als één woord uitgesproken en soms ook zo geschreven: het clitische pers.vnw. is in dat geval als een suffix bij het voorzetsel te beschouwen. Zie Blok 70.51.

70.51

Clitische persoonlijke voornaamwoorden
pers.vnw.standaard-
uitspraak
gereduceerde
uitspraak
clitisch
suffix
gress[ges][gîs]-giys
tu[tu][tû]-tû
gÿrs[gÿjeRs][gÿs]-gÿs
do[do][dû]-dû
eup[ep] of [e:p][ûp]-ûp
ef[ef][ûf]-ûf
mittof[mi:tof][mif] of [mi:f]-miff
[kâ][kû]-kû
kirro[ki:ro][ki:r]-kirr
óps[óps][ôps]-ôps
belt[beLt][beL]-bel
tem[tem][tîm]-tiym
efs[efs] of [es][ûs]-ûs

70.52

Voorbeelden van voorzetselsuffigering:

ón gress = óngiysaan mij
lef tu = leftûmet jou
quân do = quândûnamens hem
helkara kirro = 'karakirr1naar ons
kusamat tem = 'mattiym1naast hen, ernaast
kaf efs = kafûs2op hen; erop
kaf tem = kaftiym2op hen; erop
lango ef = langoûflangs het; erlangs

Ook in andere gebieden van het Spokaans komen deze clitica voor, maar hier worden zij slechts als minder correcte spreektaal beschouwd en nooit als suffix geschreven; dit is alleen toegestaan op Zuid-Liftka, Tigof en Lomky. Voor een bijzonder gebruik van -ûf, zie ook § 132.103.


1De pronominale suffixen komen altijd achter de kortste variant die er van een voorzetsel bestaat. De vormen *helkarakirr en *kusamattiym zijn dus niet correct. Zie ook de Blokken 140.6–10).


2Efs en tem worden na een voorzetsel soms door ef vervangen (zie § 70.29). Dit is in feite reeds een reductie. Een verdere reductie leidt dan tot: kaf ef = kafûf (erop).

70.53

De pronominale suffigering zorgt bij polysyllabische voorzetsels met een variabel accent voor accentverschuiving, want de voorlaatste lettergreep is na de suffigering immers een andere dan ervoor. Vergelijk (accentdragende vocaal is vet):

lango ef > langoûferlangs
quân do > quândûnamens hem
tvokatiy gÿrs > tvokatiygÿsmet uitzondering van u

De suffixen -kirr en -miff zorgen voor een gefixeerd accent op de laatste lettergreep:

quân kirro > quânkirrnamens ons
lango mittof > langomifferlangs

70.54   Persoonlijke voornaamwoorden tweede niveau

Naast de pers.vnw.n eerste niveau (Blok 70.5) kent het Spokaans ook pers.vnw.n tweede niveau (pers.vnw.n 2n). Deze zijn:

Persoonlijke voornaamwoorden tweede niveau
persoonenkelvoudmeervoud
1tsilmijuftelons
2 fam.fimptjoukirnemjullie
2 bel.kirnemukirnemu
3 C-mn.zirrelhemhifdehun, hen
3 C-vr.hópsathaarhorde, hifdehun, hen, haar
3 C-nt.lelphethifdehun, hen
3 C-zk.lelphethifdeze, die *
3 S hifdehet, die, dat *
3 A+SCkâ, kâthethifdeze, die *

fam.= familiair gebruik (zie § 70.9)
bel.= beleefd gebruik (zie § 70.9)
C = concrete substantieven
S = stoffelijke substantieven
A = abstracte substantieven
SC = semi-concrete substantieven
zk. = zakelijk (alles, behalve mensen en dieren)
*Hun en hen kunnen niet bij zaaknamen gebruikt worden.

Zie ook Blok 70.5. Let op dat bij de pers.vnw.n 2n in het meervoud het onderscheid familiair ~ beleefd, en concreet ~ abstract weggevallen is. Ook het geslachtsonderscheid is zo goed als verdwenen in het meervoud; alleen het vrouwelijk kent nog een apart pers.vnw. (horde, overigens naast het algemene hifde).

70.55

In tegenstelling tot de pers.vnw.n 1n kunnen die van het tweede niveau nooit als zinskern (traditioneel: nominatief) gebruikt worden. Dit blijkt ook reeds uit de vertalingen in Blok 70.54. In een aantal gevallen is het gebruik van de pers.vnw.n 2n in de plaats van die van het 1e niveau verplicht, in andere gevallen wordt het gebruik ervan slechts geadviseerd of is het zelfs geheel optioneel.
Achtereenvolgens wordt hier behandeld:

  1. Pers.vnw.n 2n 3p enk. verplicht (vanaf § 70.56)
  2. Pers.vnw.n 2n 3p geadviseerd (vanaf § 70.61)
  3. Pers.vnw.n met voorzetsels (vanaf § 70.68)
  4. Pers.vnw.n in vergelijkingen (§ 70.73)

70.56   ad § 70.55   a. Pers.vnw.n 2n 3p enk. verplicht

Verplicht zijn de pers.vnw.n 2n van de 3e persoon enkelvoud, als binnen één hoofd- of bijzin twee constituenten aan verschillende entiteiten refereren maar met hetzelfde pers.vnw. uitgedrukt zouden worden indien de pers.vnw.n 2n er niet waren. In de voorbeelden (1) t/m (5) refereren de twee identieke pers.vnw.n die in elke zin voorkomen aan verschillende entiteiten (wat blijkt uit de subscripten 1 en 2). Deze zinnen zijn ongrammaticaal (blijkt uit *; maar zie ook de uitzonderingen beschreven in de voetnoten) en kunnen gecorrigeerd worden door een van de pers.vnw.n 1n te vervangen door een variant van het tweede niveau. Het pers.vnw. in de functie van zinskern kan echter nooit vervangen worden! In de volgende voorbeelden volgt de correctie na >:

(1)Jân zerfe Petriy.  ↠
Jân ziet Petriy.

 ↠  * Do1 zerfe do2 . > Do1 zerfe zirrel2 .
 Hij1 ziet hem2 .

(2)Jân kette ef mimpit ón Petriy.  ↠
Jân geeft het boek aan Petriy.

 ↠  * Do1 kette ef ón do2 . > Do1 kette ef ón zirrel2 .
 Hij1 geeft het aan hem2 .

(3)Âfry Jân Moffain melde eft buffas.  ↠
Volgens Jân is Moffain een boef.

 ↠  * Âfry do1 do2 melde eft buffas.1 > Âfry zirrel1 do2 melde eft buffas.
 Volgens hem1 is hij2 een boef.

(4)Jân ðale Mariy ón Elsa.  ↠
Jân roddelt over Mariy tegen Elsa.

 ↠  * Do ðale eup1 ón eup2 . >
 a.  > Do ðale eup1 ón hópsat2 .2
 b.  > Do ðale hópsat1 ón eup2 .2
 Hij roddelt over haar1 tegen haar2 .

(5)Âfry Jân Mariy naliycelije pai Petriy.  ↠
Volgens Jân wordt Mariy door Petriy onderhouden.

 ↠  * Âfry do1 eup naliycelije pai do2 .3 >
 a.  > Âfry do1 eup naliycelije pai zirrel2 .
 b.  > Âfry zirrel1 eup naliycelije pai do2 .
 Volgens hem1 wordt zij door hem2 onderhouden.

1Als iemand van zichzelf zegt dat hij een boef is, lijkt de volgende zin acceptabel:

? Âfry do1 do1 melde eft buffas.Volgens hem1 is hij1 een boef.

Toch zal over het algemeen de voorkeur gegeven worden aan een constructie met een reflexief element, bijvoorbeeld:

Âfry do1 quandro do1 melde eft buffas.Volgens hemzelf1 is hij1 een boef.

Voor quandro, zie § 72.30–37.


2Vrymân heeft in haar Spocanian Pronouns (1982) uiteengezet hoe de pers.vnw.n 2n in eerste instantie als een accusatieve vorm beschouwd moeten worden (als we de term "accusatief" met betrekking tot het Spokaans mogen gebruiken, zie ook § 60.1), ofwel, de pers.vnw.n 2n zijn voornamelijk object-bepalend. Daarom zal correctie (4b) de voorkeur genieten, want hierin staat het pers.vnw. 2n immers als object. Daarentegen blijkt uit Evergreens Old Spocanian Grammar (1964) hoe een voorzetselbepaling de voorkeur gaf (en geeft?) aan een pers.vnw. 2n. Dit zou dan pleiten voor correctie (4a) (als we een determinant als ón gelijkstellen aan een voorzetsel, zie § 90.25–32).


3Wat in voetnoot 1 hierboven gezegd is geldt ook hier: we kunnen ons voorstellen dat iemand van zichzelf zegt dat hij een ander onderhoudt, zodat de volgende zin acceptabel is:

? Âfry do1 eup naliycelije pai do1 .
Volgens hem1 wordt ze door hem1 onderhouden.

Gezien de minder voor de hand liggende situatie dat beide do's aan dezelfde entiteit refereren, zou een Spokaniër de voorkeur geven aan een reflexieve constructie met quandro:

Âfry do1 quandro eup naliycelije pai do1 .
Volgens hemzelf1 wordt ze door hem1 onderhouden.

70.57

Anders dan bij personen en dieren bestaat er bij zakelijke entiteiten al een keuze tussen verschillende pers.vnw.n op het eerste niveau. Het lijkt dan niet nodig om een pers.vnw. 2n te kiezen als we twee identieke pers.vnw.n die aan verschillende entiteiten refereren, willen vermijden.
Op het eerste niveau kunnen we kiezen uit ef, mittof en in het enkelvoud, en uit tem en efs in het meervoud (Blok 70.5). Op het tweede niveau bestaan alleen lelp (enk.) en hifde (mv.) (Blok 70.54). Vergelijk (de vette pers.vnw.n zijn van niveau 2):

(1)a.Petriy gróvéne tygtja Lerdu.  ↠  * Do1 gróvéne tygtja do2 . >
 b.> Do1 gróvéne tygtja zirrel2 .
  Petriy botst tegen Lerdu [op].  ↠  Hij1 botst tegen hem2 [op].

(2)a.Ef oto gróvéne tygtja ef vildul.  ↠  * Mittof1 gróvéne tygtja mittof2 . >
 b.> ? Ef1 gróvéne tygtja mittof2 .
 c.> Ef1 gróvéne tygtja lelp2 .
  De auto botst tegen de boom.  ↠  Ze1 botst er2tegen.

De pronominalisatie in (1a) leidt tot een ongrammaticale constructie vanwege do dat twee maal voorkomt en aan verschillende entiteiten refereert. In (1b) staat de correctie met zirrel (2e niveau).
De pronominalisatie in (2a) leidt tot een ongrammaticale constructie vanwege mittof dat twee maal voorkomt en aan verschillende entiteiten refereert. In (2b) staat een alternatief waarbij mittof één maal vervangen is door ef. Hier staan dus twee verschillende pers.vnw.n die elk aan een andere entiteit refereren. Toch is ook deze zin twijfelachtig omdat het nog steeds om twee pers.vnw.n van het éérste niveau gaat. De meeste grammatici zijn het erover eens dat alleen een pers.vnw. van het tweede niveau correct is, dus zoals in (2c) weergegeven met lelp.

Vergelijk ook:

(3)Ef oto gróvéne tygtja ef vildul.  ↠  ? Ef1 gróvéne tygtja ef2 .
 De auto botst tegen de boom.  ↠  Ze1 botst er2tegen.

Het weinig pregnante karakter van ef (het treedt immers dikwijls op als een soort "dummy", zonder duidelijke referentie, zie ook § 132.65–72) is de reden dat zin (3) met name in de spreektaal heel acceptabel is, te meer daar het semantisch ondubbelzinnig is dat het eerste ef altijd aan een andere entiteit moet refereren dan het tweede ef.

70.58

Een extra probleem doet zich voor als er in één hoofd- of bijzin drie of meer constituenten aan verschillende entiteiten refereren en met hetzelfde pers.vnw. uitgedrukt zouden worden indien de pers.vnw.n 2n er niet waren. Vergelijk zin (4) in § 70.56 met het volgende hypothetische geval:

 Yvonn ðale Mariy ón Elsa.  ↠
 Yvonn roddelt over Mariy tegen Elsa.

(1)↠  * Eup1 ðale eup2 ón eup3 . > 
 a.  > * Eup1 ðale eup2 ón hópsat3 . 
 b.  > ? Eup1 ðale hópsat2 ón eup3 . 
 Zij1 roddelt over haar2 tegen haar3 . 

De gecorrigeerde vorm (1a) valt af, omdat hierin nog steeds twee identieke pers.vnw.n met verschillende referenties (eup1 en eup2) voorkomen. De grammaticaliteit van (1b) is echter omstreden. In het moderne Spokaans bestaat de neiging om (zeker in de schrijftaal) (1b) af te keuren, maar in het Oudspokaans, en tegenwoordig ook nog wel in de spreektaal, blijkt een pers.vnw. 2n soms een "entiteits-scheidingsfunctie" te kunnen hebben. Deze term is van Peter Evergreen (1964) en houdt globaal in dat twee identieke pers.vnw.n (als eup1 en eup3 in (1b)) binnen dezelfde (bij)zin toch kunnen refereren aan verschillende entiteiten, als er minstens één pers.vnw. van het tweede niveau tussen staat. Aan deze voorwaarde is in (1b) voldaan: hópsat2 staat tussen eup1 en eup3 in, dus deze zin is althans volgens de Oudspokaanse grammatica correct. Populair gezegd zouden we de entiteits-scheidingsfunctie ook de "komma-functie" van een pers.vnw. 2n kunnen noemen. Een komma is immers de markering tussen een hoofd- en bijzin, en twee identieke pers.vnw.n kunnen aan verschillende entiteiten refereren als het ene pers.vnw. in de hoofdzin staat en het andere in de bijzin. Beide pers.vnw.n zijn dan dus door een komma gescheiden. Bijvoorbeeld:

Jân ma melde wynch, Petriy Mariy cÿrtirilóme.  ↠
Jân is trots, omdat Petriy Mariy geholpen heeft.

↠  Do1 ma melde wynch, do2 eup cÿrtirilóme.1
Hij1 is trots, omdat hij2 haar geholpen heeft.

1Zouden do1 en do2 beide naar "Jân" verwijzen, dan kan do2 volgens de regels in § 131.9–15 beter gedeleerd worden. We krijgen dan:

Do ma melde wynch, enn Mariy cÿrtirilóme.
Hij1 is trots, omdat hij1 Mariy geholpen heeft.

De determinant enn wordt toegevoegd om aan te geven dat Mariy hier object is. Zonder enn zou Mariy als subject opgevat worden:

Do ma melde wynch, Mariy cÿrtirilóme.
Hij is trots, omdat Mariy geholpen heeft.

Zie verder § 70.64.


70.59

We kunnen zin (1a) (en eventueel (1b)) in § 70.58 grammaticaal correct maken door een van de drie pronominalisaties achterwege te laten, bijvoorbeeld:

Yvonn ðale hópsat ón eup.Yvonn roddelt over haar1 tegen haar2 .
Eup ðale hópsat ón Elsa.Ze roddelt over haar tegen Elsa.
Eup ðale hópsat ón ef lelpiru tiyn.1Ze roddelt over haar tegen de ander.

1Voor toevoeging van tiyn (ding), zie § 132.13–15.

70.60

Constructies waarin meer dan twee pers.vnw.n voorkomen die alle aan een andere entiteit refereren (dus meer dan twee "disreferentiële" pers.vnw.n) komen hoofdzakelijk in de spreektaal voor, waar de directe relatie met de buitentalige werkelijkheid mogelijkheden biedt om aan te geven welk pers.vnw. aan welke entiteit refereert (intonatie, aanwijzen, gebruik van 1e en 2e persoon, ed.). Ook in een gesprekssituatie kunnen de referenties duidelijk zijn. Zie het volgende gesprekje tussen A en B:

A:Yvonn ðala sener sour ón Lerdu.
 Yvonn heeft over haar zuster tegen Lerdu geroddeld.

B:Gress nert masóte, eup ðalalira hópsat ón do.
 Ik kan me niet voorstellen dat ze tegen hem over haar heeft geroddeld.

A:Kiykirot melde fit.
 Toch is het zo.

70.61   ad § 70.55   b. Pers.vnw.n 2n 3p geadviseerd

Geadviseerd worden de pers.vnw.n 2n van de 3e persoon meervoud, als binnen één hoofd- of bijzin twee constituenten aan verschillende groepen van entiteiten refereren maar met hetzelfde pers.vnw. uitgedrukt zouden worden indien de pers.vnw.n 2n er niet waren. Vergelijk:

(1)Ef 'jans zerfe ef ôrešys.  ↠
 De jongens zien de soldaten.

 ↠  ? Óps1 zerfe óps2 . > Óps1 zerfe hifde2 .
 Zij1 zien hen2 .

(2)Ef 'jans kette ef mimpits ón ef gekkers.  ↠
 De jongens geven de boeken aan de leraren.

 ↠  ? Óps1 kette efs ón óps2 . > Óps1 kette efs ón hifde2 .
 Zij1 geven die aan hen2 .

(3)Jân ðale sener frintÿ ón sener sours.  ↠
 Jân roddelt over zijn vriendinnen tegen zijn zusters.

 ↠  ? Do ðale óps1 ón óps2 . >

 a.  > Do ðale óps1 ón hifde2 .1
 b.  > Do ðale hifde1 ón óps2 .1
 Hij roddelt over hen1 tegen hen2 .

1Zie ook voetnoot 2 in § 70.56, waarom correctie (3a) volgens Hara Vrymân de voorkeur verdient.

70.62

Vergelijk a. met b.:

a.* Do zerfe do.Hij ziet hem.
 * Do ðale eup ón eup.Hij roddelt over haar tegen haar.
 * Kâ zôlumôje tygtja kâ.Het (vliegtuig) vliegt ertegen (= de berg).

b.? Óps zerfe óps.Zij zien hen.
 ? Do ðale belt ón belt.Hij roddelt over hen tegen hen.
 ? Ef zôlumôje tygtja ef.Het vliegt ertegen.

De a-zinnen zijn ongrammaticaal, maar de b-zinnen zijn – zeker in de spreektaal – acceptabel. Dit verschil in (on)grammaticaliteit wordt op verschillende manieren verklaard: een op logica gebaseerde verklaring is te vinden bij Keelterfiy-Ÿzolufo (1979), waar wij niet verder op in zullen gaan omdat dit buiten de feitelijke grammaticabeschrijving valt. Echter, de op semantiek gebaseerde verklaring zal hieronder in het kort uiteengezet worden.

70.63

Bij Spokaanse voornaamwoorden moet onderscheid gemaakt worden tussen zwakke referentie en sterke referentie. Deze twee soorten referentie kunnen als volgt gedefinieerd worden:

  1. Meervoudige pers.vnw.n, en ook sommige enkelvoudige pers.vnw., hebben een zwakke referentie, bijvoorbeeld: zodra óps in een hoofd- of bijzin verschijnt, vormt de hoorder zich een beeld van een groep personen, laten we dit de "mentale groep" noemen. Telkens als óps verschijnt refereert dit aan twee of meer entiteiten uit de mentale groep, maar het kunnen bij elke nieuwe verschijning van óps weer andere entiteiten uit die groep zijn. Zo'n voornaamwoord creëert dus een mentaal beeld van een groep entiteiten, maar deze groep wordt niet in zijn geheel door dat voornaamwoord omvat. Hetzelfde geldt voor ef: dit pers.vnw. refereert aan één zakelijke entiteit uit een mentale groep van meerdere entiteiten.

  2. Een voornaamwoord dat bij zijn verschijnen in een hoofd- of bijzin een mentaal beeld creëert van een groep entiteiten die geheel omvat wordt door dat voornaamwoord, heeft een sterke referentie. De meeste enkelvoudige pers.vnw.n zijn hier een goed voorbeeld van, bijvoorbeeld: zodra do in een hoofd- of bijzin verschijnt, vormt de hoorder zich een beeld van één bepaald mannelijk persoon. Er is nu een een-op-een-relatie tussen deze persoon en do, ofwel: als de persoon bedoeld wordt, wordt hieraan uitsluitend met do gerefereerd, en als do verschijnt, refereert dit altijd aan een en dezelfde persoon. Hetzelfde geldt voor eup (één bepaald vrouwelijk persoon) en voor (één bepaalde zakelijke entiteit). De mentale groep bestaat dus uit slechts één entiteit.
    Ook sommige meervoudige voornaamwoorden hebben een sterke referentie, zoals jadâk (iedereen; zie Blok 73.2): jadâk creëert een mentale groep van meer dan twee personen en refereert aan de gehele groep: er is dus weer een een-op-een-verhouding. Een constructie als

    * Jadâk cÿrtirât jadâk.1Iedereen moet iedereen helpen.

    is dan ook om dezelfde reden ongrammaticaal als de a-zinnen in § 70.62. Een correcte variant is daarentegen:

    Jadâk cÿrtirât hédân.Iedereen moet elkaar helpen.

    Zie ook § 72.40.


1Daarentegen lijkt pesa (menigeen) een zwakke referentie te kennen, blijkens de acceptabele constructie:

? Pesa cÿrtirât pesa.Menigeen moet menigeen helpen.

Pesa creëert een mentale groep van meer dan twee personen, maar refereert aan slechts een deel van die groep: er is dus geen een-op-een-verhouding.


70.64

Eveneens geadviseerd worden pers.vnw.n 2n als het subject gedeleerd is en het object vóór het predicaat staat. Dit is het geval in een bijzin in de definitieve tijd. Zie ook Blok 90.8 voor de woordvolgorde en § 131.70 voor deleties.
In de volgende voorbeelden stelt a. een hoofd- + bijzin voor. In b. is het subject in de bijzin gedeleerd (omdat dit coreferentieel is met het subject in de hoofdzin), in c. is het object vervangen door een pers.vnw. 2n:

a.Gress styne, gress ef mimpit trempelira.Ik geef toe dat ik het boek gelezen heb.
b.Gress styne, enn ef mimpit trempelira.(idem)
c.Gress styne, lelp trempelira.Ik geef toe, dat ik het gelezen heb.

a.Kirro ma tinda fesért, kirro ef 'nins
perkilóme beri mulkare.
We bleven thuis, omdat we op de meisjes
moesten passen.
b.Kirro ma tinda fesért, enn ef 'nins
perkilóme beri mulkare.
(idem)
c.Kirro ma tinda fesért, horde perkilóme
beri mulkare.
We bleven thuis, omdat we op hen (vr.)
moesten passen.

In de b-zinnen is de determinant enn toegevoegd om het object te markeren. Zie ook voetnoot 1 in § 70.58. In c. kan enn achterwege blijven omdat de pers.vnw.n lelp resp. horde nooit als subject kunnen fungeren, m.a.w. ze moeten wel object zijn. Als wij deze pers.vnw.n 2n vervangen door hun tegenhangers van het 1e niveau, is toevoeging van enn weer noodzakelijk. Vergelijk de c-zinnen met:

c′.Gress styne, enn ef trempelira.1

c′.Kirro ma tinda fesért, enn belt perkilóme beri mulkare.1

Uit stilistisch oogpunt geven velen de voorkeur aan de c-zinnen met een pers.vnw. 2n boven de c′-zinnen met de determinant enn.


1Deletie van enn geeft:

Gress styne, ef trempelira.
Ik geef toe dat het leest.

Kirro ma tinda fesért, belt perkilóme beri mulkare.
We bleven thuis, omdat zij (vr.) op moesten passen.

Waarbij ef resp. belt alleen een subject kunnen zijn (denk bij ef aan een zakelijke entiteit die kan lezen, zoals een robot of een leesmachine).


70.65

Het gebruik van pers.vnw.n 2n is soms wenselijk om ambiguïteit op te heffen. Vergelijk:

(1)Eup1 quistare, den gress cÿrtire eup1/2 .
 Ze (= Mariy) vindt het goed dat ik haar (= Mariy of een ander) help.

(2)Eup1 quistare, den gress cÿrtire hópsat2 .
 Ze (= Mariy) vindt het goed dat ik haar (= Elsa) help.

In zin (1) kunnen eup1 en eup1/2 aan dezelfde entiteit refereren, maar dit is niet noodzakelijk omdat beide eup's niet in dezelfde hoofdzin of dezelfde bijzin staan. Hier geldt weer de in § 70.58 genoemde "entiteits-scheidingsfunctie" van de komma. Daarom is (1) ambigu. In (2) moeten eup en hópsat per definitie aan verschillende entiteiten refereren.

70.66

De mogelijkheid om tussen een pers.vnw. 1e en 2e niveau te kiezen teneinde ambiguïteit op te heffen (zoals in (1) en (2) van de vorige paragraaf) doet zich natuurlijk niet voor als de ambiguïteit veroorzaakt wordt door de zinskern. Bijvoorbeeld:

Ef reppe-rélvâs1 pryÿlla, do1/2 perkelira beri nâs-zerfe ef aupross.
De woordvoerder1 verklaarde, dat hij1/2 het beleid moet herzien.

Moet expliciet uitgedrukt worden dat het niet de woordvoerder zelf is, maar een ander, die het beleid moet herzien, dan zijn er drie oplossingen:

Oplossing 1: het subject do1/2 kan uitgebreid worden tot lelpiru do (lett. "de andere hij"). Dit is voornamelijk spreektaal:

£ Ef reppe-rélvâs pryÿlla, lelpiru do perkelira beri nâs-zerfe ef aupross.

Oplossing 2: zowel in gesproken als in geschreven taal kan het pers.vnw. vervangen worden door een nominale constituent, bijvoorbeeld:

Ef reppe-rélvâs pryÿlla, ef menester perkelira beri nâs-zerfe ef aupross.
De woordvoerder verklaarde, dat de minister het beleid moet herzien.

Oplossing 3: typisch voor de schrijftaal is het gebruik van een passiefconstructie, die het pers.vnw. "ontkernt" zodat een tegenhanger van het 2e niveau mogelijk is:

Ef reppe-rélvâs1 pryÿlla, ef aupross perkelira beri nâs-zerfelije pai zirrel2 .
(lett. "de woordvoerder1 verklaarde, dat het beleid door hem2 herzien moet worden")

70.67

Als in een voegwoordelijke bijzin het voegwoord als zinskern optreedt, kan voor de overige basiselementen (§ 90.2) een pers.vnw. van zowel het 1e als het 2e niveau gebruikt worden. In a. fungeert het voegwoord lomp (wie) als subjectkern; in b. als object (niet-kern):

a.Gress tiffe, lomp rupke do. = Gress tiffe, lomp rupke zirrel.Ik weet, wie hem roept.
b.Gress tiffe, lomp do rupke ef.Ik weet, wie hij roept.

Omdat in zin b. het object lomp naar voren is geschoven, wordt de oorspronkelijke objectpositie met het spoor ef gemarkeerd. Zie hiervoor § 122.41.

70.68   ad § 70.55   c. Pers.vnw.n met voorzetsels

De meeste voorzetsels kunnen gevolgd worden door een pers.vnw. van zowel het 1e als het 2e niveau. Een voorzetselbepaling met een pers.vnw. 2n klinkt echter plechtiger. Let erop dat de pers.vnw.n na voorzetsels binnen één zin óf alle tot het 1e niveau, óf alle tot het 2e niveau behoren. Na voorzetsels wordt het door elkaar gebruiken van beide niveaus meestal beschouwd als een minder fraaie stijlbreuk (tenzij het om syntactische redenen niet te vermijden is). In dit verband worden de determinanten pai, enn en ón gelijkgesteld aan de voorzetsels. Vergelijk:

(Mariy vende lef sener frera helkara ef tlokkôe.  ↠)
Mariy gaat met haar broer naar de tantes toe.

↠  Mariy vende lef do helkara belt.
OF   Mariy vende lef zirrel helkara horde.1
Mariy gaat met hem naar hen (vr.) toe.

Elsa zjere tukst tu ur kette ef mimpit ón gress.
OF   Elsa zjere tukst fimpt ur kette ef mimpit ón tsil.1
Elsa glimlacht naar jou en geeft het boek aan mij.

(Ef jakâmkiy póbarelitâ pai ef jabâr enn ef ôrešys.  ↠)
Aan de veldheer worden door de koning de soldaten verkocht.

↠  Ef jakâmkiy póbarelitâ pai do enn óps.
OF   Ef jakâmkiy póbarelitâ pai zirrel enn hifde.
Aan de veldheer worden ze door hem verkocht.

1Onwelgevormd zijn echter:

? Mariy vende lef do helkara horde.
? Mariy vende lef zirrel helkara belt.

? Elsa zjere tukst tu ur kette ef mimpit ón tsil.
? Elsa zjere tukst fimpt ur kette ef mimpit ón gress.

Want nu worden het eerste en tweede niveau in één zin gelijktijdig gebruikt.


70.69

Het pers.vnw. 1n ef kan echter altijd gecombineerd worden met een pers.vnw. 2n, zonder dat er van een stijlbreuk sprake is:

(Petriy mirre lef gress helkara ef môjôl.  ↠)
Petriy wandelt met mij naar de molen.

↠  Do mirre lef gress helkara ef/mittof.
OF   Do mirre lef tsil helkara ef.
OF   Do mirre lef tsil helkara lelp.1
Hij wandelt met mij ernaar toe.

1Onwelgevormd zijn echter:

? Do mirre lef gress helkara lelp.
? Do mirre lef tsil helkara mittof.

70.70

De universele toepasbaarheid van ef brengt sommige grammatici ertoe om ef ook in het paradigma van de pers.vnw.n 2n (Blok 70.54) op te nemen. Als we ef, door opname in dit Blok, het karakter van 2e niveau geven, is tevens verklaard waarom de resultatief die bij lelp hoort, afgeleid is van ef (en niet van lelp zelf), zie Blok 71.20. Deze twee redenen pleiten ervoor om ef ook te beschouwen als pers.vnw. tweede niveau.
Maar er zijn ook redenen om ef als uitsluitend 1e niveau te beschouwen. Ten eerste kan ef níét gebruikt worden in die gevallen waarin een pers.vnw. 2n verplicht is (zie § 70.71), ten tweede zijn pers.vnw.n 2n per definitie verschillend van die van het 1e niveau, en ten derde is op historische gronden aannemelijk te maken dat ef niet thuishoort in het paradigma van de pers.vnw.n 2n.

70.71

In sommige idiomatische uitdrukkingen met een voorzetselbepaling is er na het voorzetsel geen keuzemogelijkheid tussen 1e of 2e niveau. Voorbeelden van idiomatische uitdrukkingen die een pers.vnw. eerste niveau eisen:

Gress nert dragje ef mul helkara do.1
Ik heb maling aan hem. (lett. "ik breng de last niet naar hem")

Gress kette klâk rifo do.1
(idem) (lett. "ik geef het puin van hem")

Ef melde eft kursuus qulos furt do.
Dat is hem tegen het zere been. (lett. "dat is een bloederige wond voor hem")

Do koldre eft ternen luft ef.
Hij doet ook een duit in het zakje. (lett. "hij gooit een dobbelsteen erbij")

Voorbeelden van idiomatische uitdrukkingen die een pers.vnw. tweede niveau eisen:

Kirro zérpe mitai ef râfs lestôk hifde.2
Wij staan op gespannen voet met hen.
(lett. "wij waden door de modder onder begeleiding van hen")

Óps lejonye fes finstraiy lef zirrel.
Ze spelen onder één hoedje met hem. (lett. "ze dineren met hem in het donker")

1Vergelijk:

* Do1 nert dragje ef mul helkara do2 .
* Do1 kette klâk rifo do2 .
Hij1 heeft maling aan hem2 .

Deze zinnen zijn ongrammaticaal omdat do1 en do2 aan verschillende personen refereren. Volgens de regel in § 70.56 zou do2 door zirrel vervangen moeten worden, maar ook dat is bij deze idiomatische constructies onmogelijk, aangezien een pers.vnw. van het eerste niveau verplicht is. De meest voor de hand liggende oplossing is om een van beide do's te vervangen door een eigennaam of substantief, bijvoorbeeld Petriy kette klâk rifo do.


2Lestôk (onder [bege]leiding van) neemt in zoverre een bijzondere plaats in dat het altijd een pers.vnw. van het eerste niveau eist, behalve in deze idiomatische constructie. Zie ook § 70.72.

70.72

Een aantal voorzetsels eisen in alle gevallen (ook in niet-idiomatische uitdrukkingen) een pers.vnw. eerste niveau, zoals:

Yvonn ÿzjale fošiy do.Yvonn handelt op gezag van hem.
eft belde-tupplip lestôk gresseen excursie onder leiding van mij

Een aantal voorzetsels eisen in alle gevallen (ook in niet-idiomatische uitdrukkingen) een pers.vnw. tweede niveau, zoals:

Jadâk sener glydaos kafte, tvokatiy zirrel.Iedereen heeft zijn lidmaatschap betaald,
met uitzondering van hem.
Eup frajjae loiniy uftel.Ze rent in de richting van ons.

Dit wordt verder behandeld in § 141.95–101.

70.73   ad § 70.55   c. Pers.vnw.n in vergelijkingen

De vergelijkende functiewoorden dus (dan), lo ... lo (even ... als) en loiy (evenals) (zie overzicht in § 143.5) kunnen door een pers.vnw. 1n óf 2n gevolgd worden.1 Deze keuze is niet geheel vrij: om het pers.vnw. met het juiste niveau te bepalen, moeten we de elliptische zin waarin het functiewoord voorkomt, in gedachten aanvullen zodat we te weten komen of het pers.vnw. na het functiewoord al dan niet als zinskern fungeert. Fungeert het pers.vnw. als kern, dan is uiteraard alleen het 1e niveau mogelijk; fungeert het níét als kern, dan kan er gekozen worden tussen een pers.vnw. 2n (hieronder de b-zinnen) óf een pers.vnw. 1n waarbij tevens de kern herhaald wordt (c-zinnen; de herhaalde kern is onderstreept). In de gesproken taal is deze laatste methode gebruikelijker. Ten slotte: de a-zinnen bevatten het functiewoord samen met een zinskern:

 a.Do melde hupster terat dus gress.
  Hij is groter dan ik [ben].

 a.Do dakre graviy terat eup dus gress.
  Hij beledigt haar erger dan ik [doe].
 b.Do dakre graviy terat hópsat dus tsil.2 =
 c.= Do dakre graviy terat eup dus do gress.
  Hij beledigt haar erger dan mij. (= dat hij mij beledigt)

 a.Eup krÿše lilt terat Petriy dus gress.
  Zij belt Petriy vaker op dan ik. (= dat ik Petriy opbel)
 b.Eup krÿše lilt terat Petriy dus tsil. =
 c.= Eup krÿše lilt terat Petriy dus eup gress.
  Zij belt Petriy vaker op dan mij. (= dat ze mij opbelt)

(1)a.Olôf lajete lo graviy tu lo gress.
  Olôf scheldt jou even hard uit als ik [jou uitscheld].
 b.Olôf lajete lo graviy fimpt lo tsil.2 =
 c.= Olôf lajete lo graviy tu lo do gress.
  Olôf scheldt jou even hard uit als mij. (= als hij mij uitscheldt)

(2)a.Óps do cÿrtire lo âp-trusske lo kirro.
  Ze hebben hem even adequaat geholpen als wij [hem geholpen hebben].
 b.Óps zirrel cÿrtire lo âp-trusske lo uftel. =
 c.= Óps do cÿrtire lo âp-trusske lo óps kirro.
  Ze hebben hem even adequaat geholpen als ons. (= als ze ons geholpen hebben)

 a.Óps tu ufege, loiy gress.
  Ze hebben jou vergeten, evenals ik [jou vergeten heb].
 b.Óps fimpt ufege, loiy tsil. =
 c.= Óps tu ufege, loiy óps enn gress.3
  Ze hebben jou vergeten, evenals mij. (= evenals ze mij vergeten hebben)

1Voor dus, zie § 143.13–52; voor lo ... lo, zie § 143.113–141; voor loiy, zie § 144.2–6.


2In deze zinnen zijn eup resp. tu vervangen door hópsat resp. fimpt. Deze pers.vnw.n 2n zijn nodig omdat ook het andere pers.vnw. binnen de vergelijking van het 2e niveau is (nl. tsil). Het principe van niveau-congruentie kwam ook reeds ter sprake met betrekking tot voorzetselbepalingen (§ 70.68).


3De objectsdeterminant enn moet hier aan gress toegevoegd worden omdat er aan de volgende twee voorwaarden voldaan is:

  1. het object (gress) staat vóór het predicaat (het gedeleerde ufege);
  2. de (elliptische) bijzin wordt ingeleid met een voegwoord (loiy).

Zie verder § 90.7 en § 122.32a.


TOP
<< Hoofdstuk 64 | Hoofdstuk 71 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands