Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 72 | Hoofdstuk 80 >>
7. Substantiefvervangende voornaamwoorden

73. Zelfstandige voornaamwoorden


Opbouw van dit hoofdstuk:

Blokken:


73.1   Algemeen

Tot de zelfstandige voornaamwoorden (zelfst.vnw.) rekenen wij alle substantiefvervangende voornaamwoorden, met uitsluiting van de reeds behandelde persoonlijke, wederkerende en wederkerige voornaamwoorden (Hoofdstukken 70 en 72).
De zelfst.vnw.n worden in twee groepen verdeeld: de eerste groep refereert aan een enkelvoudige entiteit, de tweede aan een meervoudige. Van de meeste zelfst.vnw.n bestaan drie afleidingen: genitief-1 voor personen, genitief-2 voor niet-personen, en een resultatief. Een aantal zelfst.vnw.n komt alleen voor in combinatie met een betr.vnw. of pers.vnw. in een bijzin. Deze zelfst.vnw.n zijn bepalingaankondigend (bep.aank.vnw.: "degene [die]", "datgene [wat]", "alles [wat]").

73.2

In het Blok hieronder geeft een ê in een resultatiefvorm aan dat dit een paragogische e is, uitgesproken als [ê], waarbij de onmiddellijk hieraan voorafgaande vocaal verlengd wordt (dus kâe wordt uitgesproken als [kâ:wê], zie ook § 61.11–12).

Zelfstandige voornaamwoorden in enkelvoud
nootzelfst.vnw.
ENKELVOUD
genitief-1
persoon
genitief-2
dier/zaak
resultatief 
1
2
3
4
4
5
6
7
8
9
10
11
12
12
13
14
crat
cratiyn
fitaju
flaju
flâjû
hôm
jadâk

nem
pana
pesa
pipar
rast
râst[e]
selm
stus






jadâker/jader
kâer
nemer
paner
peser
piparer
raster
râster



fitacÿr
flajucÿr
flâjûcÿr


kâcÿr
nemÿr
panÿr

pipacÿr



cratte

fitajje
flajuê
flâjûte
hômme
jadâkk
kâê
nemme
panaê
pesaê
piparr
raste
râsté
selme
stusse
degene[n] [die]; allen [die]
alles
zoiets
iets
niets
iedereen [die]; wie dan ook
ieder[een]
deze; dit; die; dat (deiktisch)
degene[n] [die]; datgene [wat]
deze; dit; die; dat (contextueel)
menigeen
alle[n]; alles [en iedereen]
iemand
niemand
alles wat; van alles en nog wat
men; je

73.3

Zelfstandige voornaamwoorden in meervoud
nootzelfst.vnw.
MEERVOUD
genitief-1
persoon
genitief-2
dier/zaak
resultatief 
1
 
1
2
3
4
4
4
5
6
 
7
7
8
crados
 
cradôs[e]
effers
lelmos
lelpirus
litels
minkers
nÿfs
panas
 
perdÿrs
tersas
perts
cradoser
 
cradôser
efferser
lelmoser
lelpiruser
liteleser
minkerser
nÿfser
panaser
 
perdÿrser
tersaser
pertser
cradosÿr/
  cradÿr
cradôsÿr
effersÿr
lelmosÿr
lelpirusÿr
litelsÿr
minkersÿr
nÿfsÿr
panasÿr
 
perdÿrsÿr
tersasÿr
pertsÿr
cradoses
 
cradôset
efferes
lelmoses
lelpiruses
litelses
minkerses
nÿfes
panases/
  panses
perdÿrses
tersat
pertses/pertes
iedereen; allemaal; alle[n]
 
geen van alle[n]
enige[n]
deze; die (deiktisch)
andere[n]
weinige[n]
verscheidene[n]; sommige[n]
geen [enkele]
deze; die (contextueel)
 
beide[n]; zij tweeën;
  alle twee
vele[n]

73.4   ad Blok 73.2   Noten

Voorbeelden en opmerkingen:

Noot 1
Crat is bepalingaankondigend. Zie hiervoor § 73.13 en § 73.19.

Noot 2
Cratiyn omvat een gesloten groep of verzameling; vergelijk ook pipar (noot 11). Cratiyn is het enige zelfst.vnw. dat geen aparte res.vorm kent. Voorbeelden:

Cratiyn jâûge.Alles loopt verkeerd af.
Gress cratiyn trije.Ik heb alles geprobeerd. (= alles wat in mijn vermogen lag)
Ef bômba tjestrovo cratiyn.De bom heeft alles verwoest. (= alles in de buurt van de
bom wat te verwoesten viel)

Noot 3
Fitaju kan zowel contextueel als deiktisch gebruikt worden; zonder nadere specificatie drukt het dikwijls de nietigheid of onbeduidendheid van een voorwerp of dier uit. Ook is er soms een negatieve of geringschattende ondertoon.

Neutraal (meestal nader gespecificeerd, bijv. door een additief):

Gress zerfo kvâ hupster fitaju.Ik heb nog nooit zoiets groots gezien.
Kirro gopirus arjas pai Fylana Broeca nute; hordaos fitaju nert geldre beri gémiyelije pai stus.We hebben enkele aria's van Fylana Broeca gehoord; zoiets prachtigs mag je niet missen.

Verwijzend naar iets negatiefs:

Râste quistarecû fitaju.Niemand kan zoiets goedkeuren.
Fitacÿr wa'éros melde jûxûxiy.De ontkenning van zoiets is reuzeflauw;
Het is reuzeflauw om zoiets te ontkennen.

Nietigheid/onbeduidendheid:

We, tu olelira jazy fitajje?En moet je zoiets doodslaan?
(vermaning tegen een kind dat een onschuldig lieveheersbeestje doodslaat)

Met name in de spreektaal kan fitaju ook refereren aan een voorafgaande zin, of een deel ervan, bijvoorbeeld:

a.£ Hena ker orefante xnep fes ef ses jadâk tof, fitaju mófilóme kusami.
 Hena zwemt elke dag naakt in het meer, hoewel zoiets hier verboden is.

b.£ Jeto jola-xlâte riyfain fara prinsypp, tur Olyva paine fitaju kvâ.
 Jeto rijdt uit principe altijd zwart, maar Olyva doet zoiets nooit.

In zin a. is sprake van semantische coreferentie tussen orefante xnep en fitaju en in b. gaat het om semantische coreferentie tussen jola-xlâte en fitaju.
Fitaju refereert in deze zinnen niet aan de concrete handelingen die Hena of Jeto uitvoeren, maar aan "naakt zwemmen" en "zwartrijden" in het algemeen.
In verzorgde schrijftaal wordt de coreferentie tussen fitaju en een verbaal element afgekeurd. Zie in § 130.39 hoe fitaju vermeden kan worden.

Noot 4

Ef kinur mosjeus lartavy flâjû.De zieke vrouw wil niets eten.
Kurame flâjû, stus di tjestrofilóme flajue.1Niets zal er overblijven, als men iets verwoest.

1Citaat uit Frinaex ef jesfsâecÿr Yzlât (Sage van Frina's strijd).
Kurame (overblijven) staat vóór de kern om een toekomende tijd uit te drukken (§ 90.4). De determinant dira (als; indien) is weggelaten (§ 122.74) en tjestrove (verwoesten) eist het resultatieve object flajue.

Noot 5

Hôm errecû.Wie dan ook kan zich vergissen.
Eup fânche hôm.Ze klampt ongeacht wie aan.
ump hômzonder aanzien des persoons

Hôm drukt soms een berusting of onverschilligheid uit:

Gress nert wékorare, den hôm reppe,
gress merfelira.
Het kan me niet schelen dat wie dan ook
beweert dat ik lieg.

Hôm is verder bepalingaankondigend. Zie hiervoor § 73.13 en § 73.20–22.

Noot 6

Do co'ifche jadâkk.Hij negeert iedereen.
Gress nert cÿrstûléecû jader/jadâker môntyos.Ik kan me niet ieders probleem aantrekken.
Blul perke beri scriftelije jadâker tâx-
fôrmeler.2
Iedereen moet zijn belastingformulier
invullen.   (lett. "ieders belastingformulier
moet ingevuld worden")

2Omdat de genitief jader meer spreektaalvorm is, kan in deze ambtelijke zin alleen jadâker gebruikt worden. Een minder ambtelijke variant zou zijn: Jadâk scriftât (= perke beri scrifte) sener tâx-fôrmeler.

Noot 7
Als refereert aan een abstracte of semi-concrete entiteit, heeft het karakter van een pers.vnw. (Blokken 70.5 en 70.54). En wel om de volgende redenen: het antecedent is contextueel bepaald (er is reeds over een bepaalde abstracte of semi-concrete entiteit gesproken en middels wordt er nu naar verwezen), en kent als pers.vnw. twee afleidingen, namelijk een resultatief (kâe, zie Blok 71.20) en een verbale genitief kâex (§ 60.60). Als attributieve genitief is kâex dialectisch en wordt liever vervangen door een bez.vnw. (§ 60.56).

Als refereert aan een concrete entiteit, heeft het karakter van een zelfst.vnw. (Blok 73.2). En wel om de volgende redenen: het antecedent is deiktisch bepaald (wat in de praktijk wil zeggen dat het gebruik van altijd gepaard gaat met letterlijk wijzen naar de entiteit; dit zou bij abstracte entiteiten onmogelijk zijn. komt als zelfst.vnw. dan ook voornamelijk in de spreektaal voor). Verder missen zelfst.vnw.n bijbehorende bez.vnw.n, maar bestaan er wel een of twee attributieve genitieven als afgeleide variant. als zelfst.vnw. kan in alle situaties vervangen worden door een concreet of deiktisch aanw.vnw. (Blok 52.3). Daarom wordt ook wel een zelfstandig gebruikt deiktisch aanw.vnw. genoemd. Voorbeelden (zie ook § 73.5 noot 3):

(Jân wijst op de appel en zegt:) 
Kâ melde tval.Deze/die is rot.

(Petriy wijst op zijn auto en zegt:) 
Kâcÿr moter melde tirdus.De motor ervan is kapot.

(Mariy wijst op haar zoekende vader en zegt:)
Kâer ÿršar melde tijâ.3Zijn hoed is weg. (lett. "die zijn hoed is weg")

Het deiktische onderscheid dichtbij ~ neutraal ~ ver weg kan in combinatie met uitgedrukt worden door er een aanw.vnw. (Blok 52.3) aan toe te voegen:

(Elsa wijst op de gebakjes en vraagt:) 
Aftel tu bladide lelmo kâ oft bô kâ?Wil je déze of díé?

3Om naar een persoon te wijzen en deze aan te duiden met "die daar" is in het Nederlands niet beleefd. Dit in tegenstelling tot het correcte in het Spokaans.

Noot 8
Nem is bepalingaankondigend. Zie hiervoor § 73.13 en § 73.15–16.

Noot 9
Pana wordt als zelfst.vnw. beschouwd, en niet als pers.vnw., omdat het een bijbehorend bez.vnw. mist, maar daarentegen wel twee attributieve genitieven als afgeleide varianten kent. Pana is contextueel, het refereert aan een entiteit die reeds eerder in de tekst geïntroduceerd is. Pana kan vervangen worden door een concreet, contextueel aanw.vnw. (Blok 52.3), en daarom wordt pana ook wel een zelfstandig gebruikt contextueel aanw.vnw. genoemd. Het is voornamelijk schrijftaal:

Kirro eft kleter oto lorerde. Pana melde kolai ur panÿr bensynn-ušos melde terat litel ki.
We hebben een nieuwe auto gekocht. Deze is geel en het benzineverbruik ervan is heel laag.

Fes ef tult eft tnefer merater quÿe. Paner lomkâ nert insule gress.
In de gang wacht een vreemde man. Diens gezicht staat me niet aan.

Pana wordt ook gebruikt om aan het doen van een taaluiting te refereren, als contrast met de inhoud van de taaluiting. Vergelijk:

Akel:Zita cônsidere tu lo eft zollû.Zita vindt jou een kluns.
Biyx:Gress cônsidere mittof lo eft missis-râviy.Dat vind ik een rotopmerking.
Ciyx:Gress cônsidere pana lo eft missis-râviy.Dat vind ik een rotopmerking.

Het antwoord van Biyx refereert aan datgene wat Zita heeft gezegd (dus aan de inhoud van Akels taaluiting, oftewel de SvZ). Biyx neemt het Zita kwalijk dat zij hem een kluns vindt. Daarentegen wijst Ciyx met pana op de zojuist gedane taaluiting van Akel; Ciyx neemt het Akel dus kwalijk dat Akel zegt dat Zita Ciyx een kluns vindt. Dit gebruik van pana is ook algemeen in gesproken taal. Meer hierover in § 130.46–51.

Noot 10
Pesa refereert aan verscheidene (of vele) personen, met de focus op elk individu afzonderlijk.

Pesa lâzâre ki eft ÿrpô'as, râste
lelperravy té.
Menigeen woont in een krot dat niemand
wil hebben.
Blul xûstichelije pesae fes dena zeces.In dit dorp wordt menigeen beroofd.
huldufit pesamenigeen die beroemd is; menige beroemdheid

Noot 11
Pipar refereert aan de gehele wereld of kosmos. Vergelijk cratiyn (noot 2):

Goe atomm-bômbas tjestrove piparr.Een atoombom verwoest alles en iedereen.
(er blijft niets meer over)
Gress pipar trije.
(emfatischer dan Gress cratiyn trije.)
Ik heb [werkelijk] alles geprobeerd.
Do melde piparer frint.Hij is een allemansvriend.
Do melde pipacÿr mašecc.Hij is werkelijk overal het slachtoffer van.

Noot 12

Rast farte ânt ef arâbe.Er loopt iemand in de tuin.
Do raster kas kuntiyre.Hij heeft iemands jas gestolen;
Hij heeft de/een jas van iemand gestolen.
Moffain râsté byte.Moffain heeft niemand doodgeslagen.

Zie ook § 60.55 en § 73.10.

Noot 13

Selm hâftere kusami.Er gebeurt hier van alles en nog wat.
Tu zjoffecû selm, tûre gress hozâve
tu liyche.
Je kan van alles [en nog wat] beweren,
maar ik geloof je toch niet.

Selm is verder bepalingaankondigend. Zie hiervoor § 73.13, § 73.17 en § 73.21.

Noot 14
Stus mist de genitiefvormen die gebruikelijk zijn bij een zelfst.vnw. Daarentegen kent stus wél de genitief stusex welke kenmerkend is voor een pers.vnw. Bovendien kan stus evenals een pers.vnw. 3e persoon, een bep.aank.vnw. als antecedent hebben, zie § 73.13. Veel grammatici rekenen stus dan ook tot de pers.vnw.n 1n, 3e persoon C-nt., personen in het algemeen.
In tegenstelling tot een "echt" pers.vnw. 3e persoon, of tot een zelfst.vnw. als rast (iemand), refereert stus in meer of mindere mate tevens aan de spreker zelf, in de trant van "wij als mensen onder elkaar" (in het Nederlands lijkt "men" juist níét aan de spreker te kunnen refereren):

Stus nert zecofecû pipar.Men/je kan niet alles willen.
Eft stevardess zjerât riyfain ón stus.Een stewardess moet altijd tegen iedereen/de
mensen/je glimlachen.
Nem paine fitaju, stus arfine fes ef
leld'sért.4
Degene die zoiets doet, komt in de gevangenis
terecht.
Blul stusse bytelije kusami hols.5Gisteren werd hier iemand doodgeslagen.
(lett. "gisteren werd men hier doodgeslagen")

4Zie ook § 73.16.


5Met het zeer algemene stus wordt de nadruk op de gebeurtenis gelegd, niet op het slachtoffer. Vergelijk dit met het gebruik van rast (iemand): Blul raste bytelije kusami hols. Nu ligt de focus meer op de overleden persoon. Zie ook noot 12.

73.5   ad Blok 73.3   Noten

Voorbeelden en opmerkingen:

Noot 1
Crados en cradôs[e] omvatten een gesloten groep of verzameling:

Crados quarderÿt kost fenta!Iedereen mag op mijn feest komen!;
Allen mogen op mijn feest komen! (= allen
uit mijn kennissenkring)
Gress tiffe cradôs[e].Ik ken ze geen van allen.

Petriy lelperre pert platiranûe, tur gress affionnose cradôsÿr marâsz.
Petriy heeft veel schilderijen, maar ik vind de kleuren van geen van alle mooi.

Zie verder § 73.10.

Noot 2

Aftel effers melda pip fes ef kleter musém?
Zijn er al enigen in het nieuwe museum geweest?

Kirro kleter ferdus lorerde, tur effersÿr felts melde kir.
We hebben nieuwe stoelen gekocht, maar de zittingen van enige
zitten los/maar van enige ervan zitten de zittingen los.

Noot 3
Lelmos is het meervoudige equivalent van (§ 73.4 noot 7): het refereert aan concrete entiteiten, die deiktisch bepaald zijn. Lelmos is ook aanw.vnw. (Blok 52.3), met als deiktische positie "dichtbij". Het onderscheid dichtbij ~ neutraal ~ ver weg komt bij zelfst.vnw.n niet voor, maar kan uitgedrukt worden door toevoeging van een extra aanw.vnw. Vergelijk ook de voorbeelden in noot 7 van de vorige paragraaf:

(Jân wijst op de appels en zegt:) 
Lelmos melde tval.Deze/die zijn rot.

(Petriy wijst op zijn auto's en zegt:) 
Lelmosÿr moters melde tirdus.De motoren ervan zijn kapot.

(Mariy wijst op haar zoekende ouders en zegt:)
Lelmoser ÿršara melde tijâ.1Hun hoeden zijn weg.
(lett. "de hoeden van die daar zijn weg")

(Elsa wijst op de aardbeien en frambozen, en vraagt:)
Aftel tu bladide tem lelmos oft bôs lelmos?Wil je déze (mv.) of díé (mv.)?

1Om naar enkele personen te wijzen en die aan te duiden met "die daar" is in het Nederlands niet beleefd. Dit in tegenstelling tot het correcte lelmos in het Spokaans.

Noot 4

Maliy ur Lerdu quardere lilt gress, tur gress zerfe lendiy lelpirus.
Maliy en Lerdu bezoeken mij vaak, maar anderen zie ik zelden.

Prifjiof Metrusse lelperre pert mimpits, tur [do] sen tâge litelsÿr ÿrtÿruba.
Professor Metrusse heeft veel boeken, maar hij herinnert zich de inhoud van weinige.

Ef ðârlo huts arfine tjâg ef oto, ur minkers ušâmelle ef gerlas.
De meeste ambtenaren komen met de auto, en verscheidene/sommige maken
gebruik van de bus.

Zie ook § 60.55.

Noot 5

Aftel tu lelperre CD-s? – Nÿfs [lelperrelije pai gress].
Heb je cd's? – [Ik heb er] geen enkele/geen een.

Eup metteraf querdo cômpumerts lorerde ón sener walo, tur do sen
interesere armt nÿfs.
Ze heeft allerlei verschillende computerspelletjes voor haar zoontje gekocht,
maar hij interesseert zich voor geen enkele.

Nÿfs ontkent de aanwezigheid van welke entiteit dan ook (of, binnen een bepaalde context, de aanwezigheid van de genoemde entiteit[en]). Als er geen enkele entiteit aanwezig is, is het onderscheid persoon ~ dier/zaak niet altijd relevant, en dit is de reden waarom de genitief nÿfsÿr niet per se gereserveerd hoeft te zijn voor slechts dieren en zaken, maar ook aan personen kan refereren:

Ef meldo ryje-lirdef; nÿfsÿr mabys kettolira nute.2
Het was doodstil; van niets of niemand was enig geluid te horen.
(lett. "het geluid van geen enkele")

Zie verder § 151.57–74 voor ontkenningen met nÿf.


2Vergelijk ook: nÿfser (van geen enkel persoon):

Nÿfser mabys kettolira nute.Van niemand was enig geluid te horen.
(maar misschien wel van de wind of van een dier)

Noot 6
Panas is het meervoudige equivalent van pana (§ 73.4 noot 9): het refereert aan entiteiten die contextueel bepaald zijn. Vergelijk ook de voorbeelden in noot 9 van de vorige paragraaf:

Kirro kleter luftpârnolacs lorerde furt sener glûfiy. Panas melde roffiyn ur
panasÿr bensynn-ušosz melde terat litel ki.
We hebben nieuwe bestelauto's voor ons bedrijf gekocht. Deze zijn oranje en
het benzineverbruik ervan is heel laag.

Fes ef tult gopirus tnefer meraters quÿe. Panaser lomkâs nert insule gress.
In de gang wachten enige vreemde mannen. Diens gezichten staan me niet aan.

Ef ðaks melde pordel tijâ; tu treskât panases/panses.
De kaarsen zijn bijna op; je moet ze doven.

Noot 7
Perdÿrs en tersas zijn synoniemen:

Gress ten mimpits lorerde ur
perdÿrs/tersas frylôpe.
Ik heb twee boeken gekocht, en allebei
vallen ze tegen.
Mariy co'ifche perdÿrses/tersat.Mariy negeert [hen] beiden/alle twee.

Analoog aan tersas zijn afleidingen van andere telwoorden gevormd, zoals dursas (zij drieën; alle drie). Zie hiervoor § 170.71.

Noot 8

Perts lâzâre goe ÿrpô'asz, tur litels idem goe lofipanas.3
Velen wonen in een krot, maar weinigen in een paleis.

Cradef vilduls fes ef arâbe ÿtine geffys, tur pertsÿr belks melde tval.
Alle bomen in de tuin dragen appels, maar de vruchten van vele zijn rot.

3Idem vervangt lâzâre. Zie § 132.9.

73.5a   Collectiva

Collectiva hebben als kenmerk dat ze formeel aan een groep refereren, maar tegelijkertijd ook de focus kunnen leggen op de individuele leden van die groep. Dit betekent dat een meervoudig zelfst.vnw. ernaar kan verwijzen, bijvoorbeeld:

(1)Hols gress enn ef liftkar marianten méte, zârelira kusamat kirro. Perdÿrs farto fes doffiyens.
 Gisteren ontmoette ik het oude echtpaar dat naast ons woont. Beiden waren in het zwart gekleed.

(2)Erg-sers prosent mip ef zampôrtiy pakriye fes eft riyfain vluf digitaliserelira ðônopros; perts mip óps nert lelperre goe kaftor ÿrôms.
 Twintig procent van de bevolking is kwetsbaar in een steeds verder digitaliserende maatschappij; velen van hen hebben geen betaald werk.

(3)Ef cômišo fotelara pert luft sener quÿlapp, tur cradôse tisjanaves ef.
 De commissie heeft een hoop fouten bij het onderzoek gemaakt, maar geen van allen wil het toegeven.

In (1) refereert perdÿrs aan de man en de vrouw afzonderlijk; in (2) wordt 20 procent van de bevolking expliciet genoemd als zelfstandige individuen. In (3) ligt de focus op het feit dat elk lid van de commissie expliciet weigert toe te geven. Vergelijk dit met:

(3′)Ef cômišo fotelara pert luft sener quÿlapp, tur mittof nert tisjanavy ef.
 De commissie heeft een hoop fouten bij het onderzoek gemaakt, maar zij
wil het niet toegeven.

In (3′) wordt gesuggereerd dat bijvoorbeeld de voorzitter namens de commissie weigert om de fouten toe te geven.
In § 70.23–27 wordt nader ingegaan op de eigenschappen van collectiva.

73.6   Voornaamwoorden gecombineerd met voorzetsel

In tegenstelling tot het Nederlands kent het Spokaans geen bijwoordelijke voornaamwoorden die de combinatie van voorzetsel + zelfst.vnw. vervangen. Bijvoorbeeld:

Stus zerfecû ef armt pipar.
Je kan het aan alles zien. = Je kan het overal aan zien.

Do sen interesere armt flâjû.
Hij interesseert zich voor niets. = Hij interesseert zich nergens voor.

Kaftare-tûe! tu feldre kaf flaju.
Pas op! je zit op iets. = Pas op! je zit ergens op.

Vergelijk ook:

Gress zerfe helkara ef.Ik kijk naar het. = Ik kijk ernaar.

73.7

In het Spokaans bestaat wel de mogelijkheid om na een voorzetsel het zelfst.vnw. te vervangen door een onb.vnw. (Blok 52.11) gevolgd door een "inhoudsloos" subst. (bijvoorbeeld tiyn (ding)):

Stus zerfecû ef armt pipar. = Stus zerfecû ef armt cradef tiyns.
Je kan het aan alles zien.

Do sen interesere armt flâjû. = Do sen interesere armt nÿf tiyns.
Hij interesseert zich nergens voor.

Tu feldre kaf flaju! = Tu feldre kaf eftofpira tiyn!
Je zit ergens op!

De vervanging van een zelfst.vnw. door een onb.vnw. + tiyn gebeurt voornamelijk in de spreektaal. Zie ook § 132.16.

73.8   Afleidingen en idioom

Van drie zelfst.vnw.n zijn abstracte substantieven afgeleid, en wel:

fitaju > ef fitajutiyzoiets > de nietigheid
flâju > ef flâjûiyniets > het niets; het vacuüm
perts > ef pertsiyvele[n] > de veelheid; de overvloed

Er bestaat één verbale afleiding, resulterend in een intrans.werkw.:

fitaju > fitajutezoiets > nietig zijn; onbeduidend zijn

73.9

Attributieve additieven (§ 40.2 A.) en telwoorden kunnen ook een bepaling vormen bij een zelfst.vnw. Het Nederlandse equivalent is dikwijls een relatieve bijzin of een zelfstandig gebruikt adjectief, voorafgegaan door een onb.vnw. Bijvoorbeeld:

hupster fitajuzoiets wat groot is; zoiets groots
ÿrkamÿr piparallen die jong zijn; alle jongen/jongeren
huldufit pesamenigeen die beroemd is; menige beroemdheid
geffaliyn pertsvelen die gelukkig zijn; vele gelukkigen
pert lelmosveel van deze[n]
erg-ten cradosalle zestien
tirdus én šûrstor minkerssommige die kapot en versleten zijn

De zelfst.vnw.n crat, hôm, nem, selm en stus kunnen echter niet nader gespecificeerd worden door een additief. Vergelijk ook § 70.49.

73.10

Vocaalwisseling (+ -e) voor de vorming van een ontkenning komt voornamelijk bij additieven voor (§ 41.49–53). Maar ook een aantal voornaamwoorden kennen deze methode. Dit is reeds in § 41.54 aangestipt. Vergelijk:

flaju ~ flâjûiets ~ niets
rast ~ râst[e]iemand ~ niemand
crados ~ cradôs[e]alle[n] ~ geen van alle[n]

De vormen met het suffix -e (behalve bij flâjû) zijn algemeen. De varianten zónder -e komen voornamelijk in Ales en Jelafo voor. Dit zijn de gebieden waar vocaalwisseling nog een productief procédé is. Soms komen we een dubbele ontkenning tegen, bijvoorbeeld:

Râste nert quistarecû fitaju.Niemand kan zoiets goedkeuren.
Gress nert reppo flâjû.Ik zei niets.

De meeste grammatici keuren dergelijke dubbele ontkenningen af, maar in de spreektaal1 kunnen zij hun nut hebben, want het minimale verschil tussen een zelfst.vnw. en zijn ontkennende variant is niet altijd duidelijk hoorbaar, vooral niet bij de genitiefafleidingen, vergelijk:

cradoser ~ cradôservan iedereen ~ van geen van allen
raster ~ râstervan iemand ~ van niemand

Zie ook § 151.31.


1Ook in de geschreven taal bestaat het gevaar dat diakritische tekens veronachtzaamd worden of onopgemerkt blijven, zeker als Spokaanse teksten ge(re)produceerd worden door mensen die de taal niet beheersen of niet weten hoe ze zulke tekens op hun toetsenbord te voorschijn moeten toveren.
Schrijvers die er niet zeker van zijn of hun Spokaanse tekst wel met de juiste diakritische tekens getoond zal worden, doen er daarom goed aan om bij woorden als flâjû, râster en dergelijke ook in de geschreven taal een dubbele ontkenning te gebruiken.

73.11

Een idiomatische uitdrukking wordt gevormd door een nevenschikking met een negatief zelfst.vnw. Bijvoorbeeld:

(1)Petriy ur râsteniemand behalve Petriy
(2)pryltiy ur flâjûniets dan narigheid
(3)gress ur cradôsegeen van allen, behalve ik
(4)panas ur nÿfsgeen enkele behalve deze[n]

Ef wyzenn tâx-kafpainos ur nÿfs arfine net-chentamiy.1
Geen enkele belastingverhoging komt zo onverwacht als de huidige.

Kirro lelperre bidalos ur flâjû fes kiygt fort.
We hebben de laatste tijd niets dan regen.

Een dergelijke constructie is onmogelijk bij niet-ontkennende zelfst.vnw.n. Let op het betekenisverschil tussen a. en b., waarbij a. qua constructie analoog aan de voorbeelden in (1)–(4) is (maar qua betekenis niet):2

a.Petriy ur cradosPetriy en allen
b.crados hinta Petriyallen behalve Petriy

a.gress ur lelpirusik en anderen
b.lelpirus quâ gressanderen dan ik

a.do ur pertshij en velen
b.perts quâ dovelen behalve hij

1Door zijn idiomatische karakter wordt tâxpainos ur nÿfs níét beschouwd als een element met een extern meervoud, zoals beschreven in § 31.27. Dit is de reden dat het pred.add. net-chentamiy niet voor het meervoud gemarkeerd is met -p of -m (zie Blok 42.23). Vergelijk:

Ef tâx-kafpainos ur supsiðiy-ðôpainos arfine net-chentamiym.
De belastingverhoging en subsidieverlaging komen onverwacht.


2De a-voorbeelden dienen slechts als vergelijking. Het doet hier daarom niet ter zake dat de betekenis van de a-zinnen soms wat vreemd is.

73.12

In § 70.50–53 is behandeld hoe een gereduceerde vorm van een pers.vnw. als suffix achter een voorzetsel kan verschijnen. Ook enkele zelfst.vnw.n kennen een dergelijke clitische vorm, en wel:

pipar > -pirralle[n]; alleslelpirus > -pirrsandere[n]
fitaju > -tajuzoietsminkers > -minnkssommige[n]
jadâk > -jâkieder[een]pana > -pann/-padeze; die; dit; dat
kâ > -kû1deze; dit; die; dat (deiktisch)     (contextueel)
effers > -effsenige[n]panas > -pass/-padeze; die (contextueel)

De gereduceerde zelfst.vnw.n zijn evenals de gereduceerde pers.vnw.n dialectisch (Zuid-Liftka, Tigof en Lomky). Voorbeelden:

furt pipar = furtpirrvoor alle[n]; voor alles
helkara minkers = 'karaminnksnaar sommige[n]/verscheidene[n]
kaf fitaju = kaftajuop zoiets

Merk op dat er géén gereduceerde varianten van de resultatiefvormen bestaan. In dat geval worden dus altijd de volle vormen gebruikt.


1Deze vorm is identiek aan die van het pers.vnw. (Blok 70.51).

73.13   Bepalingaankondigende voornaamwoorden

Het Spokaans kent de volgende bep.aank.vnw.n:

nadruk op gesloten groep personen:cratdegene[n] die; alle[n] die
nadruk op elke mogelijke persoon:hômiedereen die
algemeen voor elke entiteit:nemdegene[n] die; datgene wat
nadruk op gesloten groep zaken:selmalles wat

73.14

Een bep.aank.vnw. vormt een constituent in de hoofdzin en fungeert als antecedent van een zogenaamde anafoor in de eropvolgende bijzin. De vorm van deze anafoor wordt door de volgende twee regels bepaald:

  1. Als het bep.aank.vnw. als zinskern optreedt, wordt de anafoor uitgedrukt met een pers.vnw. 3e persoon óf stus.
  2. Als het bep.aank.vnw. géén zinskern is, wordt de anafoor uitgedrukt met een betr.vnw.

73.15

De bep.aank.vnw.n hebben weliswaar een enkelvoudig karakter (ze staan alleen in Blok 73.2), maar bij crat en nem kunnen de corefererende anaforen ook meervoudig zijn. Als een anafoor moet verwijzen naar een persoon, komen in het enkelvoud alleen de pers.vnw.n do (hij) en eup (zij) in aanmerking. Er moet dus een keuze in geslacht gemaakt worden. Deze keuze kan vermeden worden door het geslachtsloze stus te gebruiken. In combinatie met hôm kan ook jadâk als anafoor in de bijzin gebruikt worden.
Bij verwijzing naar zaken komt het pers.vnw. ef in aanmerking. Voor de verwijzing naar dieren, zie ook § 70.17–20. Uiteraard zijn ook de pers.vnw.n 3p tweede niveau bruikbaar (evenals de res.vormen ervan), zie Blok 70.54.
Een bep.aank.vnw. wordt nooit voorafgegaan door de determinant ki (die normaliter aangeeft welke constituent als antecedent van een betr.vnw. fungeert, zie § 124.10).
Voorbeelden:

(1)Nem ventavy rala, stus gaysât-kaf ef hent.
 degene.die wil.gaan mee, men moet.opsteken de hand
 Degene die mee wil, moet zijn/haar hand opsteken.

(2)Ef gekker tjelfe nem, té ef mimpits kuntiyre.
 de leraar straft degene.die, die de boeken heeft.gestolen
 De leraar straft degene die de boeken heeft gestolen.

(3)Ef gekker tjelfe nem, mit ef mimpits kuntiyre.
 de leraar straft degenen.die, die de boeken hebben.gestolen
 De leraar straft degenen die de boeken hebben gestolen.

In (1) is nem de zinskern, en daarom wordt in de bijzin de anafoor stus gebruikt. In (2) en (3) is nem géén zinskern, en nu bevat de bijzin het betr.vnw. resp. mit. Merk ook op dat in (1) de Spokaanse volgorde omgekeerd is van de Nederlandse. Dit komt omdat de vetgedrukte bijzin in het Spokaans achter de hoofdzin verschijnt, en in het Nederlands direct achter het onderwerp in de hoofdzin ("degene"). In (2) en (3) komt de positie van de Spokaanse bijzin overeen met die in het Nederlands.
Zowel in (2) als in (3) geldt nem als een enkelvoudige vorm. Maar aan de betr.vnw.n resp. mit kunnen we zien dat het om één resp. meerdere dieven gaat.


1In combinatie met hôm kan ook jadâk als anafoor in de bijzin gebruikt worden.

73.16

We moeten goed opletten dat de hoofdzin uitdrukt "waar het om gaat" (dus het element dat voor de hoorder/lezer de nieuwswaarde bevat), en de bijzin een specificatie is van het bep.aank.vnw. in de hoofdzin. Soms kunnen hoofd- en bijzin omgedraaid worden zonder dat de betekenis (noemenswaardig) verandert. Bijvoorbeeld:

(1)a.Elsa chaquinda lef nem, té ef crialôk kuntiyre.
  Elsa heeft gesproken met degene die de handtas heeft gestolen.

 b.Nem ef crialôk kuntiyre, Elsa chaquinda lef do.
  Met degene die de handtas heeft gestolen, heeft Elsa gesproken.

De precieze betekenis van (1a) en (1b) kan getest worden met een vraag en bijbehorend antwoord. Voor a. geldt de vraag: "met wie heeft Elsa gesproken?" Antwoord: "met degene die de handtas heeft gestolen." Voor b. geldt de vraag: "wie heeft de handtas gestolen?" Antwoord: "degene met wie Elsa gesproken heeft." In a. ligt de focus dus op het feit dat de desbetreffende persoon met Elsa heeft gesproken, in b. op het feit dat deze persoon de handtas heeft gestolen. De Nederlandse vertalingen lijken hoofdzakelijk een kwestie van een iets andere woordvolgorde te zijn, zonder dat hier duidelijk sprake is van een focusverschil zoals het Spokaans dat kent.

73.17

Nog een voorbeeld:

(2)a.Selm melde kviksiy, Lerdu paine ef.
  Alles wat gevaarlijk is, [dat] doet Lerdu.

 b.Lerdu paine selm, té melde kviksiy.
  Lerdu doet alles wat gevaarlijk is.

Bij zin (2a) geldt de vraag: "wat is er allemaal gevaarlijk?" Antwoord: "alles wat Lerdu doet." Bij (2b) geldt: "wat doet Lerdu?" Antwoord: "alles wat gevaarlijk is." In a. gaat het dus om de dingen die Lerdu doet, en die zijn allemaal gevaarlijk. In b. gaat het om een grote verzameling van gevaarlijke dingen, en Lerdu doet dat allemaal. Het verschil in volgorde drukt in het Spokaans dus een verschil in focus uit. Er is ook een verschil in reikwijdte: in a. blijft de verzameling gevaarlijke dingen beperkt tot de dingen die Lerdu doet; in b. gaat het om álle gevaarlijke dingen op de wereld. Hoewel de Nederlandse vertalingen een dergelijk volgordeverschil hebben, lijkt er hier niet zo'n sterk focusverschil te zijn.

73.18

Soms ligt er een bepaalde sequentie tussen de Stand van Zaken in de hoofdzin en de Stand van Zaken in de bijzin vast (oftewel: de ene gebeurtenis volgt op de andere).1 In dat geval kunnen hoofd- en bijzin niet worden omgedraaid, zoals in (1) en (2) in de vorige twee paragrafen geïllustreerd. Vergelijk:

(3)a.Nem arfine fes ef leld'sért, stus paine fitaju.
  "Degene komt in de gevangenis terecht, die zoiets doet."

 b.® Nem paine fitaju, stus arfine fes ef leld'sért.
  Degene die zoiets doet, komt in de gevangenis terecht.

Zin (3a) is correct, want hier geldt de vraag: "wie komt er in de gevangenis terecht?" Antwoord: "degene die zoiets doet." (Waarbij "zoiets" dan verwijst naar een (mis)daad die zowel bij de spreker als bij de hoorder bekend is.) Maar (3b) is onlogisch, want hier geldt de vraag: "wie doet er zoiets?" Antwoord: "degene die in de gevangenis terechtkomt." In b. wordt de logische sequentie geweld aangedaan: je moet immers eerst iets uitspoken om vervolgens in de gevangenis te belanden, en niet andersom. Merk op dat de Nederlandse vertalingen precies omgekeerd zijn: de logische volgorde is in b., terwijl de logische volgorde in het Spokaans in a. staat.

73.19

Nog een voorbeeld:

(4)a.Crat pónze eft oibâniy rifo 10%, óps lorerde flaju lelmo tof.
  Allen krijgen een korting van 10%, die vandaag iets kopen.

 b.® Crat lorerde flaju lelmo tof, óps pónze eft oibâniy rifo 10%.
  Allen die vandaag iets kopen, krijgen een korting van 10%.

Bij (4a) stellen we de vraag: "wie krijgen er allemaal een korting van 10%?" Antwoord: "zij die vandaag iets kopen." Maar bij (4b) lijkt de sequentie onlogisch. De vraag is: "wie allemaal kopen er vandaag iets?" Antwoord: "zij die 10% korting krijgen." Het ligt meer voor de hand om aan te nemen dat je eerst iets moet kopen om vervolgens de korting te krijgen, dan andersom. Bij de Nederlandse vertalingen lijkt de nadruk op zo'n sequentie niet aanwezig.


1Zie ook § 110.3 voor de definitie van Stand van Zaken (SvZ).

73.20

Bij hôm gaat het om een referentie "zonder aanzien des persoons", oftewel "iedereen, ongeacht wie", vaak met een ondertoon van berusting of onverschilligheid (zie § 73.4 noot 5). Als bep.aank.vnw. kan hôm beschouwd worden als een emfatische variant van het meer neutrale nem (voor zover nem aan personen refereert). Deze emfase kan nog verder versterkt worden door als anafoor jadâk (iedereen) te kiezen (indien hôm als zinskern optreedt en dus een pers.vnw. in de bijzin verlangt):

a.Hôm tjelfelije pai ef lacs, stus/jadâk paine fitaju.
 Iedereen (= wie dan ook) wordt door de wet gestraft, die zoiets doet.
OF  Iedereen die zoiets doet, wordt door de wet gestraft.

b.Lerdu reéde piti hôm, lelpirus ÿazje ón té/*jadâk.
 Lerdu ergert zich aan iedereen (= wie dan ook) tegen wie anderen onderdanig zijn.

In zin b. is jadâk ongrammaticaal omdat hier een betr.vnw. verplicht is.

73.21

De bep.aank.vnw.n hôm en selm kunnen ook als "gewoon" zelfst.vnw. optreden, dus zonder dat er een specificerende bijzin volgt. Het onderscheid tussen een bepalingaankondigende en een zelfstandige functie is niet altijd duidelijk. Vergelijk:

a.Kult ÿksanera fûppe ón hôm.
 Onze buurvrouw papt met [werkelijk] iedereen aan.
(ze maakt met iedereen een praatje)

b.Kult ÿksanera fûppe ón ki hôm, eup méte té kaf ef mirra.
c.Kult ÿksanera fûppe ón hôm, eup méte té kaf ef mirra.
Onze buurvrouw papt met iedereen aan die ze op straat tegenkomt.

In a. is er sprake van een zelfstandige functie van hôm, met de betekenis "het maakt niet uit wie het is". In b. staat een relatieve bijzin die het zelfstandige hôm nader specificeert. Omdat hôm hier het antecedent bij het betr.vnw. is, wordt hôm met ki gemarkeerd (zie § 124.9). De bijzin beperkt de algemene reikwijdte van hôm tot een beperkte groep (alle willekeurige mensen die ze op straat tegenkomt).

In c. ontbreekt de determinant ki, wat erop wijst dat hôm hier als bep.aank.vnw. optreedt, dus geïnterpreteerd wordt als semantisch "leeg" (we weten nog niet aan welke groep mensen het refereert). De bijzin dient dus niet om de algemene reikwijdte van hôm in te perken (want die reikwijdte bestaat nog niet), maar om de reikwijdte van hôm te definiëren. Of Spokaniërs daadwerkelijk een betekenisverschil tussen b. en c. voelen, is de vraag. Wellicht is b. iets emfatischer dan c.1 In b. wordt de hoorder of lezer in eerste instantie geconfronteerd met het beeld "alle mensen op de wereld", waarna dit beeld middels de bijzin ingeperkt wordt. In c. weet de hoorder/lezer bij hôm nog niet om wat voor soort groep het gaat; dat blijkt pas uit de bijzin.


1Dat emfatische aspect wordt wellicht ook ingegeven door de determinant ki, die – afgezien van de functie als antecedentmarkeerder – in talloze constructies een contrast of emfase kan uitdrukken, zie § 133.9–45.

73.22

Als hôm een zinskern is, is het syntactische verschil tussen een zelfst.vnw. en een bep.aank.vnw. groter, omdat in het laatste geval in de bijzin geen betr.vnw. gebruikt wordt, maar een pers.vnw. (§ 73.14 punt 1.):

a.Hôm bermare kaf eft gratis influnns-tjût, stus melde liftkar terat dus lef 70 zempers.
b.Hôm bermare kaf eft gratis influnns-tjût, té melde liftkar terat dus lef 70 zempers.
Iedereen komt in aanmerking voor een gratis griepprik, die ouder is dan 70 jaar.

In a. is stus in de bijzin een indicatie dat hôm een bep.aank.vnw. is. Op zich is hôm semantisch leeg (we weten niet om welke groep mensen het gaat), maar de bijzin specificeert deze groep.
In b. is een indicatie dat het om een normale relatieve bijzin gaat, dus dat hôm hier een zelfst.vnw. is. Hier wordt door velen een tegenspraak gevoeld: hôm drukt uit dat iedereen (ongeacht wie; zonder aanzien des persoons) in aanmerking komt voor een gratis prik, en vervolgens blijkt uit de bijzin dat het tóch niet om "ongeacht wie" gaat, maar alleen om mensen die ouder zijn dan 70.1


1Zin b. komt uit een informatiefolder van de overheid, en velen hebben zich gestoord aan deze tegenspraak. Het meer neutrale nem (degene die) was hier beter op zijn plaats geweest.

73.23

Vergelijk nu de volgende zinnen waarbij in b. de genitiefvorm van een bep.aank.vnw. gebruikt wordt:

a.Do zaare nem1 , 1 ef pitter kuntiyre.
 Hij scheldt degene1 uit die1 de fiets heeft gestolen.

b.Do zaare nemer1 frint2 , 1 ef pitter kuntiyre.
 Hij scheldt de vriend2 uit van degene1 die1 de fiets heeft gestolen.

c.Do zaare ki raster1 frint2 , 2 ef pitter kuntiyre.1
 Hij scheldt iemands1 vriend2 uit, die2 de fiets heeft gestolen.

Let nu op het fundamentele onderscheid tussen b. en c. In b. is de fiets gestolen door de persoon waaraan de genitiefvorm nemer refereert, oftewel en nemer zijn coreferentieel. In c. daarentegen is de fiets gestolen door de persoon waaraan frint refereert, ofwel en frint zijn coreferentieel (de coreferentialiteit is met de subscripten 1 en 2 uitgedrukt). Zowel in b. als in c. is frint het fundament van de gen.bep. (§ 60.8), maar constructie b. wijkt af van het principe dat een betr.vnw. het fundament als antecedent moet hebben. Zie ook § 124.12.


1Merk op dat het antecedent raster frint met ki gemarkeerd moet worden omdat het geen kernfunctie heeft. Zie § 124.9.

TOP
<< Hoofdstuk 72 | Hoofdstuk 80 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands