Grammatica van het Spokaans
170. Telwoorden en maten √
Opbouw van dit hoofdstuk:
Blokken: |
170.1 Antropologische linguïstiek
De behandeling van de telwoorden is opgenomen in de Afdeling Antropologische linguïstiek. In deze Afdeling worden verder onderwerpen als temporele uitdrukkingen, klokkijken, kleuren, naamgeving, familierelaties en beleefdheidsfrases behandeld.
Het zijn allemaal taalkundige zaken die voor een (groot) deel afhangen van het beeld dat de taalgebruiker heeft van de hem omringende wereld en van de maatschappij en cultuur waarin hij leeft (kortom: de perceptie van de omgeving). De term "antropologische linguïstiek" is voor het eerst gebruikt door Câlldere-Lerjen, in zijn boek Cômpanðo, veldur, mux (1982). Hij stelde zich de vraag: "In hoeverre is een taalgemeenschap in staat om dingen te onderscheiden waarvoor hun taal geen woord kent – en omgekeerd: in hoeverre wordt een bepaald ding als iets elementairs en onvermijdelijks beschouwd als de taal er (in tegenstelling tot andere talen) wel een eigen woord voor kent?"
Een concreet voorbeeld: stel dat er in een taal geen woord bestaat voor roze. Zijn de sprekers van die taal zich dan wel bewust dat dit een specifieke kleur is? Of omgekeerd: stel dat er in een taal onderscheid gemaakt wordt tussen "dochter van mijn broer" en "dochter van mijn zuster". Zijn de sprekers van die taal zich dan bewust van het feit dat het in beide gevallen om een relatie gaat die met één algemene term als nicht omschreven kan worden?
Of – om het onderwerp van dit hoofdstuk erbij te betrekken – als er in een bepaalde cultuur alleen telwoorden bestaan voor één, twee en drie (waarna er vervolgd wordt met veel), zijn de sprekers dan in staat om toch nog een onderscheid te maken tussen 3, 4 of 5 voorwerpen?
Zulke theoretische beschouwingen (gebaseerd op het werk van William Labov) zullen in deze Spokaanse grammatica niet aan de orde komen; er zal slechts aandacht besteed worden aan de semantische, grammaticale en idiomatische aspecten van zaken die in de Spokanische linguïstische traditie een "antropologische" connotatie hebben.
Ten slotte zal in Hoofdstuk 173 een beknopt overzicht van de Spokaanse dialecten gegeven worden en wordt in Hoofdstuk 174 kort ingegaan op de historische ontwikkeling van het Spokaans. Beide hoofdstukken beperken zich tot de feiten zoals die verspreid door deze grammatica (terloops) aan de orde zijn gekomen.
170.2 Grammaticaal karakter van een telwoord
Telwoorden vormen een aparte grammaticale categorie, maar in sommige opzichten hebben ze het karakter van een additief of een onb.vnw. Vergelijk:
a. | Effers 200 veldurs zâre fes ef zeces. |
Er wonen ongeveer 200 mensen in het dorp.
| |
---|---|
b. | Do lelperre bloirâ 18 mimpits fes sener mimpitlot. |
Hij heeft precies 18 boeken in zijn boekenkast.
| |
c. | Mintof ef eksploderos stus enn ymortiym 31 koffoners terde. |
Na de explosie heeft men voorlopig 31 doden geteld.
| |
d. | Fes dena zeces glistippiym erg lÿ ef pérsa olimannas melde ðÿmÿrômiyn. |
In dit dorp zijn [verhoudingsgewijs] veertien van/op de honderd inwoners werkloos. (= 14% is werkloos; het aantal inwoners in het dorp wordt hier niet genoemd) |
De vette woorden hebben alle het karakter van een adjectivisch add. (ze geven een nadere specificatie van het telwoord), wat in c. en d. ook duidelijk blijkt uit het meervoudssuffix -m. Dit betekent dat het erop volgende telwoord het karakter van een attributief add. moet hebben. Zie ook § 144.21a.
Anderzijds wijken telwoorden in een aantal opzichten duidelijk van een attributief add. af en lijken ze meer als onb.vnw. op te treden. Vergelijk:
(1) | a. | Do quÿlape ðerunt, lurgiy-fortiyniyn stindafiys. |
Hij onderzoekt zeldzame, middeleeuwse geschriften. | ||
---|---|---|
b. | Do quÿlape lurgiy-fortiyniyn, ðerunt stindafiys. | |
Hij onderzoekt middeleeuwse, zeldzame geschriften.
| ||
(2) | a. | Do quÿlape lÿn lurgiy-fortiyniyn stindafiys. |
Hij onderzoekt elf middeleeuwse geschriften. | ||
b. | * Do quÿlape lurgiy-fortiyniyn[,] lÿn stindafiys. | |
* Hij onderzoekt middeleeuwse elf geschriften. | ||
c. | * Do quÿlape lÿn, lurgiy-fortiyniyn stindafiys. | |
d. | * Do quÿlape lÿn én lurgiy-fortiyniyn stindafiys.
| |
(3) | a. | Do quÿlape lÿn lurgiy-fortiyniyn stindafiys. |
Hij onderzoekt elf middeleeuwse geschriften. | ||
b. | Do quÿlape gopirus lurgiy-fortiyniyn stindafiys. | |
Hij onderzoekt enkele middeleeuwse geschriften. | ||
c. | * Do quÿlape gopirus lÿn stindafiys. | |
* Hij onderzoekt enkele elf geschriften. | ||
d. | Do quÿlape cradef lÿn stindafiys. | |
Hij onderzoekt alle elf geschriften. |
In (1) staan twee attr.add.n met elkaar gecombineerd (vet), die ook van plaats kunnen verwisselen.1 In (2) kan het telw. lÿn (onderstreept) alleen vóór het vette attr.add. staan ((2b) is dus fout). In (2c) en (2d) is lÿn behandeld als een nevengeschikt add. (gescheiden met een komma, respectievelijk met én). Ook deze constructies zijn ongrammaticaal.
In (3a) zien we hoe het onderstreepte telw. het karakter van een onb.vnw. (in (3b) vet) heeft. Twee onb.vnw.n kunnen niet met elkaar gecombineerd worden, maar een telw. kan soms niet, soms wel met een onb.vnw. samengaan, zoals (3c) en (3d) aantonen.
1 | In § 40.45–49 is uitgelegd dat twee attr.add.n altijd door een komma gescheiden worden, dan wel met het voegw. én worden verbonden. Dus de constructies Do quÿlape ðerunt én lurgiy-fortiyniyn stindafiys en Do quÿlape lurgiy-fortiyniyn én ðerunt stindafiys zijn ook correct. Verder is in § 40.49a–49b uitgelegd dat er regels bestaan die de onderlinge voorkeursvolgorde van twee nevengeschikte add.n bepalen. |
---|
Telw.n kunnen nooit het karakter van een subjectief (1), objectief (2) of predicatief (3) add. hebben. Vergelijk:
(1) | a. | Ef vildul lelde lutt. | De boom groeit krom. |
---|---|---|---|
b. | * Ef vildul lelde vÿr. | * De boom groeit vijf.
| |
(2) | a. | Do verfute ef kul lo mesâ. | Hij verft de schuur groen. |
b. | * Do verfute ef kul lo fâr. | * Hij verft de schuur vier.
| |
(3) | a. | Eup obezjere tarr. | Ze lacht luid. |
b. | * Eup obezjere sers. | * Ze lacht zes. |
Maar ook hier lijken er twijfelgevallen te bestaan. Vergelijk:
(4) | a. | Eup melde kariy. | Ze is lelijk. |
---|---|---|---|
b. | Eup melde erg. | Ze is veertien. |
Het lijkt erop dat erg (veertien) in (4b) het karakter van een subj.add. heeft, analoog aan kariy (lelijk) in (4a). In dit geval moeten we (4b) interpreteren als een verkorte (spreektaal)vorm van Eup melde erg zempers [ðyss] (Ze is veertien jaar [oud]), waarbij het telw. erg dus het karakter heeft van een attributief add.
Het Spokaans kent twee talstelsels:
In dit hoofdstuk hanteren we de volgende schrijfwijzen voor de "vertaling" van de Spokaanse getalsnamen:
17 = erg-dur |
main-hent-tesen = 62 |
main-hent-tesen (62) |
erg-dur ("14+3") |
main-hent-tesen ("[10×5]+12") |
sers-pérsa-rân-tenerg-ér ("[6×100]+36+28+1" = 665) |
tenerg-heferg ("28+7" = 35) |
Hoewel tenerg feitelijk is samengesteld uit ten (2) en erg (14), en dus door de formule "2×14" verklaard kan worden, zal dit dus meestal niet gebeuren. Evenzo zullen we voor heferg nooit "½×14" schrijven, hoewel het element hef- de gereduceerde vorm van holfe (half) is.
170.6 ad § 170.5 A. Het klassieke talstelsel
Het klassieke talstelsel kent aparte telwoorden tot en met 14, en wel:
Klassiek talstelsel | |
---|---|
1 = ér | 8 = âke, nala |
2 = ten, perdÿr | 9 = nyn |
3 = dur | 10 = main, tenhent |
4 = fâr | 11 = lÿn |
5 = vÿr, hent | 12 = tesen |
6 = sers | 13 = râsen |
7 = heferg | 14 = erg |
Het telwoord heferg is een samentrekking van holfe-erg (dus "half-veertien").
Lÿn is een samentrekking van le-en, tesen van tes-en en râsen van râs-en.
Le, tes en râs zijn archaïsche telwoorden voor 'één', 'twee' en 'drie'.1
Het suffix -en wordt beschouwd als een suffix met de betekenis 'tien'. Zo zou main (10) dus een samenstelling kunnen zijn van ma-en, waarbij ma dan als 'nul' moet worden geïnterpreteerd, maar dit is hypothetisch. Dus:
main = ma-en | = nul-tien | = 10 |
lÿn = le-en | = één-tien | = 11 |
tesen = tes-en | = twee-tien | = 12 |
râsen = râs-en | = drie-tien | = 13 |
1 | Deze archaïsche telwoorden zijn nog te herkennen in letterâs dat 'een-twee-drie' of 'als de wiedeweerga' betekent (vooral als aansporing tegen kinderen):
|
---|
Het woord perdÿr betekent niet alleen 'twee', maar ook 'beide':
Ef perdÿr mimpits melde tekelbrae. | De twee/beide boeken liggen op tafel. |
---|---|
Perdÿr meraters farte fesdu ef arâbe. | Er lopen twee mannen in de tuin. OF Beide mannen lopen in de tuin. |
Als we expliciet willen uitdrukken dat het getal 2 wordt bedoeld, kunnen we altijd voor ten kiezen, bijvoorbeeld:
Ten meraters farte fesdu ef arâbe. | Er lopen twee mannen in de tuin. |
---|
Het woord hent betekent niet alleen 'vijf', maar ook 'hand':
Ef hent mimpit1 melde fes ef feldariy. |
De vijf boeken liggen in de kast. |
---|
Uit stilistische overwegingen wordt 'vijf handen' niet vertaald met hent hent, maar met vÿr hents.
1 | Het telwoord hent (vijf) wordt altijd gevolgd door een subst. in het enkelvoud (zie § 170.36). |
---|
Het klassieke telwoord tenhent (tien) moet niet verward worden met het telwoord terhent dat gebruikt wordt in de betekenis van 'dozijn' (12), maar als add. ook 'een stuk of tien' kan betekenen. Als add. krijgt het een lidw., als telwoord niet, vergelijk:
a. | Do terhent mimpits lorerde. | Hij heeft een dozijn (= precies 12) boeken gekocht.. |
---|---|---|
b. | Do eft terhent mimpit lorerde. | Hij heeft een tiental boeken gekocht. = = Hij heeft een stuk of tien boeken gekocht. |
Zin a. is ouderwets, omdat hier tegenwoordig de voorkeur aan tesen (twaalf) gegeven zou worden. Terhent in de betekenis van 'dozijn' (12) is tegenwoordig alleen nog gebruikelijk bij bepaalde hoeveelheden, zoals terhent tustus (een dozijn eieren), als er 12 stuks in een doosje zitten.1
Merk op dat in zin b. mimpit in het enkelvoud staat, indien het bepaald wordt door terhent in de functie van additief. Het onbepaalde lidw. eft hoort dan ook bij mimpit en niet bij terhent.
1 | In de verpakkingsindustrie komen we ook wel termen tegen als holfe terhent tustus (half dozijn eieren), als er 6 stuks in een doosje zitten, of holfe terhent weinô, als het gaat om 6 flessen wijn in één doos (het stoff.subst. weinô heeft geen meervoudsvorm). |
---|
De namen van de hogere getallen zijn opgebouwd uit een basisgetal of een afgeleid basisgetal, gevolgd door een aanvullend getal. De basisgetallen (vanaf 14) zijn:
14 = | erg |
36 = | rân |
100 = | pérsa |
De afgeleide basisgetallen, of kortweg, afgeleide getallen, zijn:
28 = | tenerg | ("2×14") |
50 = | main-hent | ("10×5") |
(64 = | rân-tenerg) | ("36+[2×14]") |
72 = | tenrân | ("2×36") |
Merk op dat het afgeleide basisgetal rân-tenerg (64) nooit zelfstandig (d.w.z. niet binnen een samenstelling) wordt gebruikt. Het getal 64 wordt uitgedrukt als main-hent-erg, en pas bij 65 verschijnt rân-tenerg in de samst., namelijk rân-tenerg-ér ("36+28+1"). Zie verder § 170.18.
170.11 De heilige getallen erg en rân
Er is geen twijfel mogelijk dat het telwoord erg (14) verwant is met Ergynne (naam van de godsdienst), Erget (naam van de "Ergynne-god") en Ergemip (naam van de "Ergynne-bijbel").
In hoofdstuk 4 van de Ergemip lezen we dat Blaûc (een op aarde levende godheid die het gepersonifieerde geweten van Erget vertegenwoordigt) bij de strijd tegen Erget sneuvelde en in 14 stukken uiteen viel. Deze stukken transformeerden zich tot de eerste 14 mensen. Sommige geestelijken en geleerden zeggen: de eerste 14 mensen in Spokanië, maar andere beweren dat het de eerste 14 mensen op de wereld waren. Zij stammen dus van het geweten van Erget af.
Nu zijn er twee etymologische lezingen: de eerste is religieus van aard en stelt dat Erget "er altijd al was", dus dat ook zijn naam er altijd geweest moet zijn. Dit impliceert dat het telwoord erg afgeleid is van Erget. Inderdaad lezen we in de Ergemip dat Blaûc bij zijn sneuvelen uiteenviel in gopirus leps âfry Ergetex ef trovôc ("enige stukken volgens Ergets getal"). De omschrijving Ergetex ef trovôc ("het getal van Erget") zou dan verkort zijn tot erg, zodat het een "echt" telwoord werd. Waarom dit dan precies 14 moet zijn, valt te achterhalen uit andere passages uit de Ergemip waarin de 14 eerste mensen nader beschreven worden.
De tweede theorie is meer taalkundig van aard en stelt dat erg "altijd" al een telwoord is geweest en dat de naam Erget daarvan is afgeleid met de uitgang -et die iets betekent als 'drager'. We zien dit ook in een afleiding als kinet ('zieke; patiënt', letterlijk "ziek-drager"). Dus zou Erget iets betekenen als "veertien-drager", refererend aan de 14 mensen die zijn geweten vormen. De religieuze (dus heilige) status van het getal 14 blokkeerde het gebruik van mogelijke telwoorden die hoger dan 14 waren, want 14 was "het ultieme". Vandaar dat er vanaf 15 samenstellingen in zwang kwamen in de trant van erg-ér ('veertien-één'), enzovoort.
Vanaf 15 t/m 35 zijn de telwoorden samenstellingen met telwoorden van lagere waarden, maar voor 36 bestaat het niet-samengestelde woord rân, evenals erg een heilig getal. Het woord rân is verwant aan het Engelse run of het Nederlandse rennen en drukte de afstand uit die Erget in ca. 2 uur lopend zonder onderweg te rusten kon afleggen toen hij op aarde rondwaarde. Dat was 10 myle (bijna 19 km), wat gelijk stond aan ongeveer 36 fôt. Omdat een afstand van 36 fôt dus met rân werd aangeduid, kon dat woord later ook de waarde van 36 gaan uitdrukken.
In samengestelde getalsnamen wordt voor 2 uitsluitend de term ten gebruikt, en nooit het synoniem perdÿr.
Dus we komen alleen namen als erg-ten ("14+2" = 16), tenerg-ten ("28+2" = 30), main-hent-ten ("50+2" = 52) en dergelijke tegen, en nooit respectievelijk ¢ erg-perdÿr, ¢ tenerg-perdÿr of ¢ main-hent-perdÿr en dergelijke. Voor de juiste samenstellingen, zie de volgende paragrafen.
De getallen 15 t/m 27 worden uitgedrukt door een samenstelling met het basisgetal erg (14), gevolgd door een van de telwoorden ér (1) t/m râsen (13):
15 = | erg-ér | ("14+1") |
16 = | erg-ten | ("14+2") |
... | ||
19 = | erg-vÿr; erg-hent | ("14+5") |
... | ||
26 = | erg-tesen | ("14+12") |
27 = | erg-râsen | ("14+13") |
Voor het getal 21 bestaat niet alleen de regelmatige samst. erg-heferg ("veertien-zeven"), maar ook het eigen telwoord sekkÿ1.
1 | Sekkÿ is oorspronkelijk een dialectisch woord uit het district Plefô. Het leeft nog voort in de dorpsnaam Sekkekibâs (letterlijk "21 palen"). |
---|
Het getal 28 wordt uitgedrukt met de afleiding tenerg, letterlijk "2 × erg" (2×14).
De getallen 29 t/m 35 worden uitgedrukt door een samenstelling met tenerg (28), gevolgd door een van de telwoorden ér (1) t/m heferg (7):
29 = | tenerg-ér | ("28+1") |
30 = | tenerg-ten | ("28+2") |
... | ||
33 = | tenerg-vÿr; tenerg-hent | ("28+5") |
... | ||
35 = | tenerg-heferg | ("28+7", of nóg letterlijker: "[2×14]+[½×14]") |
De getallen 37 t/m 50 worden uitgedrukt door een samenstelling met het basisgetal rân (36), gevolgd door een van de telwoorden ér (1) t/m erg (14):
37 = | rân-ér | ("36+1") |
38 = | rân-ten | ("36+2") |
... | ||
41 = | rân-vÿr; rân-hent | ("36+5") |
... | ||
49 = | rân-râsen | ("36+13") |
50 = | rân-erg | ("36+14") |
Voor het getal 50 bestaat tevens de afleiding main-hent ("tien keer vijf"). Deze afleiding wordt gebruikt in de reeks telwoorden die in de volgende paragraaf worden genoemd.
Het getal 50 wordt uitgedrukt met de afleiding main-hent, letterlijk "10 × hent" (10×5).
De getallen 51 t/m 64 worden uitgedrukt door een samenstelling met main-hent (50), gevolgd door een van de telwoorden ér (1) t/m erg (14):
51 = | main-hent-ér | ("[10×5]+1") |
52 = | main-hent-ten | ("[10×5]+2") |
... | ||
55 = | main-hent-vÿr | ("[10×5]+5") |
... | ||
63 = | main-hent-râsen | ("[10×5]+13") |
64 = | main-hent-erg | ("[10×5]+14") |
Voor het getal 55 wordt nooit de samst. ¢ main-hent-hent gebruikt, hoewel hent een correct synoniem van vÿr (5) is.
Voor het getal 50 bestaat tevens de samst. rân-erg ("36+14") (zie vorige paragraaf).
De getallen 65 t/m 77 worden uitgedrukt door een samenstelling met het afgeleide basisgetal rân-tenerg (64), gevolgd door een van de telwoorden ér (1) t/m râsen (13):
65 = | rân-tenerg-ér | ("36+28+1") |
66 = | rân-tenerg-ten | ("36+28+2") |
... | ||
69 = | rân-tenerg-vÿr | ("36+28+5") |
... | ||
76 = | rân-tenerg-tesen | ("36+28+12") |
77 = | rân-tenerg-râsen | ("36+28+13") |
Voor het getal 69 wordt nooit de samst. ¢ rân-tenerg-hent gebruikt, hoewel hent een correct synoniem van vÿr (5) is.
Aangezien 72 ook uitgedrukt kan worden met het afgeleide basisgetal tenrân (2×36), bestaan er voor de getallen 73 t/m 77 ook alternatieve samst.n. Zie hiervoor de volgende paragraaf.
De getallen 73 t/m 100 worden uitgedrukt door een samenstelling met het afgeleide basisgetal tenrân (2×36), gevolgd door een van de telwoorden ér (1) t/m tenerg (28). Merk op dat de telwoorden 15 t/m 27 zelf ook al een samst. zijn:
73 = | tenrân-ér | ("72+1") |
74 = | tenrân-ten | ("72+2") |
... | ||
77 = | tenrân-vÿr, tenrân-hent | ("72+5") |
... | ||
86 = | tenrân-erg | ("72+14") |
87 = | tenrân-erg-ér | ("72+14+1") |
... | ||
99 = | tenrân-erg-râsen | ("72+14+13") |
100 = | tenrân-tenerg | ("72+28") |
Voor de getallen 73 t/m 77 bestaan ook alternatieve vormen, samengesteld met rân-tenerg (36+28). Zie hiervoor de vorige paragraaf. Het getal 77 kan derhalve op drie manieren worden uitgedrukt:
rân-tenerg-râsen | ("36+28+13") |
tenrân-vÿr | ("72+5") |
tenrân-hent | ("72+5") |
Voor het getal 100 bestaat ook een eigen basiswoord: pérsa. Het is gebruikelijker om 100 met dit basiswoord aan te duiden dan met de samst. tenrân-tenerg. Vanaf 101 worden uitsluitend samst.n met pérsa gebruikt (zie volgende paragraaf).
Honderdtallen en duizendtallen worden uitgedrukt met een samst. van een van de hierboven behandelde telwoorden, gecombineerd met pérsa (100), bijvoorbeeld:
200 = | ten-pérsa | ("2×100") |
300 = | dur-pérsa | ("3×100") |
900 = | nyn-pérsa | ("9×100") |
1000 = | main-pérsa | ("10×100") |
1600 = | erg-ten-pérsa | ("[14+2]×100") |
2000 = | erg-sers-pérsa | ("[14+6]×100") |
8500 = | tenrân-râsen-pérsa | ("[72+13]×100") |
9000 = | tenrân-erg-fâr-pérsa | ("[72+14+4]×100") |
Merk op dat het Spokaans geen apart woord voor 1000 kent, maar dat er in honderdtallen wordt doorgeteld, dus in plaats van "negenduizend-zevenhonderd" (9700) wordt er "zevenennegentig-honderd" gezegd. Dit systeem bestaat bijvoorbeeld ook in het Nederlands bij jaartallen, waarbij 1900 niet als "[een]duizend-negenhonderd" wordt uitgesproken, maar als "negentien-honderd" (in het Spokaans: erg-hent-pérsa).
Achter de duizend- en honderdtallen worden de tientallen geplaatst, geheel volgens de hierboven uitgelegde regels. Enkele voorbeelden:
137 = | pérsa-rân-ér | ("100+36+1") |
520 = | vÿr-pérsa-erg-sers; hent-pérsa-erg-sers | ("[5×100]+14+6") |
936 = | nyn-pérsa-rân | ("[9×100]+36") |
1111 = | lÿn-pérsa-lÿn | ("[11×100]+11") |
3003 = | tenerg-ten-pérsa-dur | ("[[28+2]×100]+3") |
5081 = | rân-erg-pérsa-tenrân-nyn; | ("[[36+14]×100]+72+9") |
OF main-hent-pérsa-tenrân-nyn | ("[[10×5]×100]+72+9") | |
7943 = | tenrân-heferg-pérsa-rân-heferg | ("[[72+7]×100]+36+7") |
9999 = | tenrân-erg-râsen-pérsa-("[[72+14+13]×100]+72+14+13")
| |
In de spreektaal wordt tussen de honderdtallen en de tientallen dikwijls het voegwoord ur (en) ingevoegd. Dit wordt echter nooit geschreven. Onderstaande voorbeelden zijn dan ook typisch spreektaal:
620 = | £ sers-pérsa-ur-erg-sers | ("[6×100] en 14+6") |
1111 = | £ lÿn-pérsa-ur-lÿn | ("[11×100] en 11") |
5081 = | £ rân-erg-pérsa-ur-tenrân-nyn | ("[[36+14]×100] en 72+9") |
Uitzonderingen: in getallen t/m 199 (dus waarbij pérsa niet door een ander telwoord wordt voorafgegaan) en in jaartallen wordt nooit ur toegevoegd. Vergelijk:
137 = | pérsa-rân-ér ~ ¢ pérsa-ur-rân-ér |
1987 = | erg-hent-pérsa-tenrân-erg-ér ~ ¢ erg-hent-pérsa-ur-tenrân-erg-ér (als een jaartal wordt bedoeld) |
Hetzelfde geldt voor jaartallen uit de Ergynne-kalender:
20921 = erg-sers-pérsa-tenrân-erg-sers ~ ¢ erg-sers-pérsa-ur-tenrân-erg-sers |
1 | Het Ergynne-jaar 2092 loopt van 10 juni 1998 t/m 29 mei 1999. |
---|
Het Spokaans heeft weliswaar geen apart woord voor 'duizend', maar wel een apart woord voor 'tienduizend': plâr. De volgende voorbeelden spreken voor zich:
10.006 = | plâr-sers | ("10.000+6") |
20.000 = | ten-plâr | ("2×10.000") |
20.500 = | ten-plâr-vÿr-pérsa | ("[2×10.000]+[5×100]") |
24.700 = | ten-plâr-rân-lÿn-pérsa | ("[2×10.000]+[[36+11]×100]") |
85.396 = | âke-plâr-main-hent-dur-pérsa- tenrân-erg-main | ("[8×10.000]+[[[10×5]+3]×100]+ +72+14+10") |
Het Spokaans heeft eveneens een apart telwoord voor 'honderdduizend': lôki. De volgende voorbeelden spreken voor zich:
100.006 = | lôki-sers | ("100.000+6") |
200.000 = | ten-lôki | ("2×100.000") |
220.500 = | ten-lôki-ten-plâr-vÿr-pérsa | ("[2×100.000]+[2×10.000]+[5×100]") |
631.305 = | sers-lôki-dur-plâr-râsen- pérsa-hent | ("[6×100.000]+[3×10.000]+ +[13×100]+5") |
Alle telwoorden zoals die in de voorgaande paragrafen zijn besproken, kunnen opgenomen worden in samst.n waarin een van de volgende telwoorden het hoofdelement is:
melôn | miljoen | (1.000.000) |
milerrt | miljard | (duizend miljoen: 9 nullen) |
biljôn | biljoen | (miljoen × miljoen: 12 nullen) |
¢$ triljôn | triljoen | (biljoen × miljoen: 18 nullen) |
Het symbool "¢$" wil zeggen: dit is een geconstrueerde schrijftaalvorm die niet algemeen aanvaard is, maar in sommige wetenschappelijke publicaties wordt gebruikt.
De volgende voorbeelden spreken voor zich:
45.000.000 = | rân-nyn-melôn | ("45-miljoen") |
999.999.999 = | nyn-pérsa-tenrân-erg-râsen- melôn-nyn-lôki-nyn-plâr-tenrân- erg-râsen-pérsa-tenrân-erg-râsen | ("9-honderd-99-miljoen-9- honderdduizend-9-tienduizend- 99-honderd-99") |
12.000.000.000 = | tesen-milerrt | ("12-miljard") |
Het zal duidelijk zijn dat er de voorkeur aan gegeven wordt om eenheden als 'miljoen', 'miljard', of nog hoger, in letters te schrijven. Worden zulke enorme getallen in cijfers uitgedrukt, dan gaat het vrijwel altijd om wetenschappelijke notaties, en zal de voorkeur gegeven worden aan het rekenkundige talstelsel, zoals beschreven vanaf § 170.28.
Als een kleiner telwoord meer dan één keer voorkomt in de samenstelling om een groter getal uit te drukken, moet zo veel mogelijk dezelfde variant gehandhaafd worden. Voorbeeld: voor het getal 8 bestaan de woorden âke en nala. Gebruik dan in het getal 808 slechts één van beide varianten: âke-pérsa-âke en nala-pérsa-nala zijn correct, maar ¢ âke-pérsa-nala of ¢ nala-pérsa-âke zijn dat niet.
Vergelijk ook 591: vÿr-pérsa-tenrân-erg-vÿr en hent-pérsa-tenrân-erg-hent zijn correct, maar ¢ hent-pérsa-tenrân-erg-vÿr of ¢ vÿr-pérsa-tenrân-erg-hent zijn verkeerd (als in de onmiddellijke nabijheid van een telwoord het subst. hent (hand) voorkomt, dient de vorm hent voor 5 hoe dan ook door vÿr vervangen te worden).
Tot omstreeks 1960 was het de gewoonte om in getallen punten te plaatsen na de duizendtallen (in het Spokaans veelvouden van honderd), en na de honderdduizendtallen. Deze verdeling in punten komt overeen met de wijze van uitspreken, waarbij er voor 'honderdduizend' en 'tienduizend' wel aparte telwoorden bestaan, maar niet voor 'duizend'. Tegenwoordig wordt het internationale systeem aangehouden, dat wil zeggen: punten tussen de honderdtallen (ofwel: om de drie cijfers; en geen komma's of spaties!). Vergelijk:
klassiek: | 45.34.6289 |
---|---|
modern: | 45.346.289
|
rân-nyn-melôn-dur-lôki-fâr-plâr-main-hent-tesen-pérsa-tenrân-erg-dur | |
"45-miljoen 3-honderdduizend 4-tienduizend 62-honderd 89" = = 45-miljoen 346-duizend 2-honderd 89 |
170.28 ad § 170.5 B. Het rekenkundige talstelsel
Het rekenkundige talstelsel is gebaseerd op een tientallig stelsel, analoog aan het Engels. Deze wijze van tellen is aan het eind van de 18e eeuw ingevoerd door de voormalige rooms-katholieke monnik en latere professor baron Krobeniy Dôlze Bôm, waarmee hij het uitvoeren van rekenkundige bewerkingen wilde vergemakkelijken, en aldus voor een groter publiek beschikbaar maken. Heden ten dage leren Spokanische scholieren rekenen in het rekenkundige stelsel, maar de uiteindelijke uitkomst wordt dikwijls nog in het klassieke stelsel genoemd. Omdat het rekenen meestal fluisterend gebeurt, wordt het rekenkundige stelsel ook wel "de fluistergetallen" genoemd, waarna de uitkomst in "spreekgetallen" gezegd wordt.
Voor het rekenkundige stelsel wordt gebruikgemaakt van de klassieke getallen 1 t/m 10, en van neologismen die de tientallen van 20 t/m 90 aanduiden:
Rekenkundig talstelsel | |
---|---|
1 = ér | 6 = sers |
2 = ten | 7 = heferg |
3 = dur | 8 = âke |
4 = fâr | 9 = nyn |
5 = vÿr | 10 = main
|
20 = tensa | 60 = sersa |
30 = dursa | 70 = hefergsa |
40 = fârsa | 80 = âksta |
50 = vÿrsa | 90 = nynsa |
Let op de onregelmatige vorm âksta, die Dôlze Bôm gecreëerd schijnt te hebben omdat hij dat "mooier" vond klinken dan "âkesa".
De dubbelvormen perdÿr (2), hent (5), nala (8) en tenhent (10) worden in het rekenkundige stelsel niet gebruikt.
In plaats van het regelmatig gevormde hefergsa (70) stelde Dôlze Bôm in eerste instantie het gebruik van zÿfsta of zÿfsa voor.1 Het gebruik van dit neologisme, samen met de onregelmatige vorm âksta, betekende dat alle telwoorden die tientallen aanduidden, twee lettergrepen hadden. Dat kwam volgens de geleerde de "regelmatigheid" en het "ritme" ten goede. Hoewel zÿfs[t]a nooit opgang heeft gevonden, komen we het sporadisch wel in geschriften met een streng rooms-katholieke signatuur tegen.
1 | Vermoed wordt dat Dôlze Bôm ook het telwoord zÿfe of zÿfa voor 'zeven' voor ogen had. Analoog aan âke ~ âksta zou dan ook gelden: zÿfe ~ zÿfsta. Het is duidelijk dat zÿfe geïnspireerd is op het Engelse 'seven' of het Nederlandse 'zeven'. |
---|
De telwoorden 11 t/m 19 worden samengesteld met main (10), gevolgd door ér (1) t/m nyn (9):
11 = | main-ér | 16 = | main-sers |
12 = | main-ten | 17 = | main-heferg |
13 = | main-dur | 18 = | main-âke |
14 = | main-fâr | 19 = | main-nyn |
15 = | main-vÿr |
Omdat de variant hent (5) niet gebruikt wordt, komt main-hent ("10+5") in de betekenis van 15 evenmin voor. Dit heeft als voordeel dat er geen verwarring kan ontstaan met het klassieke telwoord main-hent, dat geïnterpreteerd moet worden als "10×5", en dus 50 betekent.
De door Dôlze Bôm voorgestelde telwoorden main-ér (11) t/m main-fâr (14) worden tegenwoordig zelden gebruikt. Hiervoor in de plaats treden de klassieke vormen lÿn t/m erg, die kennelijk geen belemmering vormen voor een gemakkelijk rekenen, dus:
10 = | main | 15 = | main-vÿr |
11 = | lÿn | 16 = | main-sers |
12 = | tesen | 17 = | main-heferg |
13 = | râsen | 18 = | main-âke |
14 = | erg | 19 = | main-nyn |
Mocht er met main-vÿr (15) toch nog verwarring met het klassieke main-hent (50) optreden, dan kan ook in het rekenkundige stelsel eventueel erg-ér voor 15 gezegd worden.
Vanaf 21 worden de rekenkundige telwoorden net zo gevormd als in het Engels: eerst de honderdtallen, dan de tientallen en dan de eenheden, bijvoorbeeld:
21 = | tensa-ér | 148 = | pérsa-fârsa-âke |
25 = | tensa-vÿr | 356 = | dur-pérsa-vÿrsa-sers |
37 = | dursa-heferg | 980 = | nyn-pérsa-âksta |
Ook in het rekenkundige stelsel ontbreekt een apart woord voor 1000, terwijl de namen plâr (10.000) en lôki (100.000) wel gebruikt worden. De volgende voorbeelden spreken voor zich:
1600 = | main-sers-pérsa | ("16×100") |
3612 = | dursa-sers-pérsa-tesen | ("[36×100]+12") |
9864 = | nynsa-âke-pérsa-sersa-fâr | ("[98×100]+64") |
29.864 = | ten-plâr-nynsa-âke-pérsa-sersa-fâr | ("[2×10.000]+[98×100]+64") |
365.082 = | dur-lôki-sers-plâr-vÿrsa-pérsa- âksta-ten | ("[3×100.000]+[6×10.000]+ +[50×100]+82") |
In onderstaand blok zijn alle telwoorden van 0 t/m 100 opgenomen, zowel de klassieke als de rekenkundige vorm. De met * gemarkeerde telwoorden eisen een enkelvoud.
Alle telwoorden van 0 t/m 100 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
klassiek | rekenkundig | klassiek | rekenkundig | |||
0 | nÿf, zerâ* | zerâ* | 53 | main-hent-dur | vÿrsa-dur | |
1 | ér* | ér* | 54 | main-hent-fâr | vÿrsa-fâr | |
2 | ten, perdÿr | ten | 55 | main-hent-vÿr | vÿrsa-vÿr | |
3 | dur | dur | 56 | main-hent-sers | vÿrsa-sers | |
4 | fâr | fâr | 57 | main-hent-heferg | vÿrsa-heferg | |
5 | vÿr, hent* | vÿr | 58 | main-hent-âke | vÿrsa-âke | |
6 | sers | sers | 59 | main-hent-nyn | vÿrsa-nyn | |
7 | heferg* | heferg | 60 | main-hent-main | sersa | |
8 | âke, nala | âke | 61 | main-hent-lÿn | sersa-ér | |
9 | nyn | nyn | 62 | main-hent-tesen | sersa-ten | |
10 | main, tenhent | main | 63 | main-hent-râsen | sersa-dur | |
11 | lÿn | main-ér, lÿn | 64 | main-hent-erg | sersa-fâr | |
12 | tesen | main-ten, tesen | 65 | rân-tenerg-ér | sersa-vÿr | |
13 | râsen | main-dur, râsen | 66 | rân-tenerg-ten | sersa-sers | |
14 | erg* | main-fâr, erg | 67 | rân-tenerg-dur | sersa-heferg | |
15 | erg-ér | main-vÿr | 68 | rân-tenerg-fâr | sersa-âke | |
16 | erg-ten | main-sers | 69 | rân-tenerg-vÿr | sersa-nyn | |
17 | erg-dur | main-heferg | 70 | rân-tenerg-sers | hefergsa | |
18 | erg-fâr | main-âke | 71 | rân-tenerg-heferg | hefergsa-ér | |
19 | erg-vÿr, erg-hent | main-nyn | 72 | rân-tenerg-âke, tenrân | hefergsa-ten | |
20 | erg-sers | tensa | 73 | rân-tenerg-nyn, | hefergsa-dur | |
21 | erg-heferg, sekkÿ | tensa-ér | tenrân-ér | |||
22 | erg-âke, erg-nala | tensa-ten | 74 | rân-tenerg-main, | hefergsa-fâr | |
23 | erg-nyn | tensa-dur | tenrân-ten | |||
24 | erg-main | tensa-fâr | 75 | rân-tenerg-lÿn, | hefergsa-vÿr | |
25 | erg-lÿn | tensa-vÿr | tenrân-dur | |||
26 | erg-tesen | tensa-sers | 76 | rân-tenerg-tesen, | hefergsa-sers | |
27 | erg-râsen | tensa-heferg | tenrân-fâr | |||
28 | tenerg | tensa-âke | 77 | rân-tenerg-râsen, | hefergsa-heferg | |
29 | tenerg-ér | tensa-nyn | tenrân-vÿr, tenrân-hent | |||
30 | tenerg-ten | dursa | 78 | tenrân-sers | hefergsa-âke | |
31 | tenerg-dur | dursa-ér | 79 | tenrân-heferg | hefergsa-nyn | |
32 | tenerg-fâr | dursa-ten | 80 | tenrân-âke, tenrân-nala | âksta | |
33 | tenerg-vÿr, | dursa-dur | 81 | tenrân-nyn | âksta-ér | |
tenerg-hent | 82 | tenrân-main | âksta-ten | |||
34 | tenerg-sers | dursa-fâr | 83 | tenrân-lÿn | âksta-dur | |
35 | tenerg-heferg | dursa-vÿr | 84 | tenrân-tesen | âksta-fâr | |
36 | rân* | dursa-sers | 85 | tenrân-râsen | âksta-vÿr | |
37 | rân-ér | dursa-heferg | 86 | tenrân-erg | âksta-sers | |
38 | rân-ten | dursa-âke | 87 | tenrân-erg-ér | âksta-heferg | |
39 | rân-dur | dursa-nyn | 88 | tenrân-erg-ten | âksta-âke | |
40 | rân-fâr | fârsa | 89 | tenrân-erg-dur | âksta-nyn | |
41 | rân-vÿr, rân-hent | fârsa-ér | 90 | tenrân-erg-fâr | nynsa | |
42 | rân-sers | fârsa-ten | 91 | tenrân-erg-vÿr, | nynsa-ér | |
43 | rân-heferg | fârsa-dur | tenrân-erg-hent | |||
44 | rân-âke, rân-nala | fârsa-fâr | 92 | tenrân-erg-sers | nynsa-ten | |
45 | rân-nyn | fârsa-vÿr | 93 | tenrân-erg-heferg | nynsa-dur | |
46 | rân-main | fârsa-sers | 94 | tenrân-erg-âke, | nynsa-fâr | |
47 | rân-lÿn | fârsa-heferg | tenrân-erg-nala | |||
48 | rân-tesen | fârsa-âke | 95 | tenrân-erg-nyn | nynsa-vÿr | |
49 | rân-râsen | fârsa-nyn | 96 | tenrân-erg-main | nynsa-sers | |
50 | rân-erg, | vÿrsa | 97 | tenrân-erg-lÿn | nynsa-heferg | |
main-hent | 98 | tenrân-erg-tesen | nynsa-âke | |||
51 | main-hent-ér | vÿrsa-ér | 99 | tenrân-erg-râsen | nynsa-nyn | |
52 | main-hent-ten | vÿrsa-ten | 100 | tenrân-tenerg, pérsa | pérsa |
Voorbeelden van telwoorden groter dan 100:
klassiek | rekenkundig | |
101 | pérsa-ér | pérsa-ér |
186 | pérsa-tenrân-erg | pérsa-âksta-sers |
200 | ten-pérsa | ten-pérsa |
300 | dur-pérsa | dur-pérsa |
934 | nyn-pérsa-tenerg-sers | nyn-pérsa-dursa-fâr |
1.000 | main-pérsa | main-pérsa |
1.671 | erg-ten-pérsa-rân-tenerg-heferg | main-sers-pérsa-hefergsa-ér |
6.493 | main-hent-erg-pérsa-tenrân-erg-heferg | sersa-fâr-pérsa-nynsa-dur |
8.700 | tenrân-erg-ér-pérsa | âksta-heferg-pérsa |
9.971 | tenrân-erg-râsen-pérsa-rân-tenerg- heferg | nynsa-nyn-pérsa-hefergsa-ér |
10.000 | plâr | plâr |
24.792 | ten-plâr-rân-lÿn-pérsa-tenrân-erg-sers | ten-plâr-fârsa-heferg-pérsa- nynsa-ten |
30.000 | dur-plâr | dur-plâr |
85.396 | âke-plâr-main-hent-dur-pérsa-tenrân- erg-main | âke-plâr-vÿrsa-dur-pérsa-nynsa- sers |
100.000 | lôki | lôki |
131.305 | lôki-dur-plâr-râsen-pérsa-vÿr | lôki-dur-plâr-main-dur-pérsa-vÿr |
400.000 | fâr-lôki | fâr-lôki |
560.000 | hent-lôki-sers-plâr | vÿr-lôki-sers-plâr |
1.000.000 | melôn | melôn |
45.000.000 | rân-nyn-melôn | fârsa-vÿr-melôn |
70.895.129 | rân-tenerg-sers-melôn-âke-lôki-nyn- plâr-main-hent-ér-pérsa-tenerg-ér | hefergsa-melôn-âke-lôki-nyn- plâr-vÿrsa-ér-pérsa-tensa-nyn |
In het klassieke stelsel worden de telwoorden zerâ, ér, hent, heferg, erg en rân altijd gevolgd door een enkelvoudig subst. In het rekenkundige stelsel worden alleen zerâ en ér door een enkelvoudig subst. gevolgd. Omdat heferg en erg in beide stelsels gebruikt worden, moet men erop letten of enkelvoud dan wel meervoud consequent wordt toegepast. Vergelijk:
a. | erg-ten bûsts ur erg ÿc |
b. | main-sers bûsts ur erg ÿcs |
zestien beuken en veertien eiken |
---|
In a. blijkt uit erg-ten dat hier voor het klassieke stelsel is gekozen, daarom volgt na erg het enkelvoudige ÿc. In b. blijkt uit main-sers dat het om het rekenkundige stelsel gaat; in dit geval volgt achter erg het meervoudige ÿcs. Zie ook § 31.6–7.
Ondanks dat subst.n na hent, heferg, erg en rân in het enkelvoud blijven staan, worden overige elementen die aan deze subst.n refereren wél voor het meervoud gemarkeerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor add.n op -iy of -lira, aanw.vnw.n, betr.vnw.n en modale suffixen (zie ook § 42.2 voetnoot 4). Vergelijk:
Tem hent doffiyn boert nert reventaves helkara ef ferrÿ. |
dezeMV 5 zwarteMV koeENK niet terugkeren.willenMV naar de stal |
Deze vijf zwarte koeien willen niet naar de stal terugkeren.
|
---|
Ef rân leldast melde velk xunatiyn, mit xafta hols. |
de 36 gevangeneENK zijn nog onvindbaarMV , dieMV ontsnapten gisteren |
De zesendertig gevangenen die gisteren zijn ontsnapt, zijn nog onvindbaar.
|
Ôspsagiym1 erg stûdent vreéða ump ef suexâm. |
totaalMV 14 studentENK zijn.geslaagd voor het tentamen |
[In] totaal veertien studenten zijn voor het tentamen geslaagd. |
1 | Uit het meervoudssuffix -m kan opgemaakt worden dat ôspsagiym als een adj.add. optreedt, oftewel, het vormt een bepaling bij erg, waaruit we kunnen concluderen dat een telwoord hier gelijkgesteld wordt aan een attr.add. Zie ook § 170.2. |
---|
De combinatie van meervoudige elementen in relatie met een enkelvoudig subst. wordt in het algemeen verklaard door aan te nemen dat de subst.n hier een ongemarkeerd meervoud hebben (zie Dyne, 1988). Hierdoor worden deze subst.n onderscheiden van een "echt" enkelvoud, dat bijvoorbeeld vereist is na het telwoord ér (één), en waarbij ook alle overige elementen enkelvoudig blijven. Vergelijk:
a. | Hent doffiyn boert melde velk xunatiyn. |
Vijf zwarte koeien zijn nog onvindbaar. | |
---|---|
b. | Ér doffiy boert melde velk xunatiy. |
Eén zwarte koe is nog onvindbaar. |
In zin a. zou boert dan een "ongemarkeerd meervoud" hebben, en in b. gewoon enkelvoudig zijn.
Valuta-namen kunnen zowel in het enkelvoud als in het meervoud, tenzij het telw. altijd een enkelvoud vereist (zie ook § 31.20):
Ef ðÿny melde âke herco(s). | De prijs is acht herco. |
---|---|
Aftel tu lelperre 50 tóftos(z) furt ef garage-otomat? | Heb je 50 tóftos voor de parkeerautomaat? |
Main dollar(s) melde kolpert? | Hoeveel is tien dollar? |
Lerdu heferg herco/*hercos perde.1 | Lerdu heeft zeven herco verloren. |
Staan valutanamen in het meervoud, dan kunnen ook de munten zelf bedoeld worden, bijvoorbeeld: âke hercos (acht munten van een herco) of 50 tóftosz (50 munten van een tóftos). Bij bedragen wordt daarom de voorkeur aan het enkelvoud gegeven, terwijl een omschrijving mogelijk is als het expliciet om een aantal munten of bankbiljetten gaat, vergelijk:
Do kafte ef câstjyto tjâg 220 tóftosz = tóftos-drurs. |
Hij betaalt het bedrag met 220 tóftos-munten.
|
---|
Ef ðûann âksta-pérsa dollar-jejis fes ef diplomatoer vrÿkyr minkede. |
De douane vond achtduizend dollarbiljetten (= biljetten van één dollar) in de koffer van de diplomaat. |
Om munten en bankbiljetten van een bepaalde waarde aan te duiden, kan ook een speciale afleiding van een telwoord gebruikt worden. Dit is uitgelegd in § 170.67.
1 | Aangenomen dat in dit voorbeeld gebruik wordt gemaakt van het klassieke stelsel. In het rekenkundige stelsel vereist heferg wél een meervoudige vorm. |
---|
170.40 Maten, gewichten en tijdseenheden
Maten, gewichten en tijdseenheden krijgen na telwoorden altijd een meervoudsvorm (behalve na 0 en 1, na breuken minder dan 1, en in het klassieke stelsel na 5, 7, 14 en 36). Alleen zurt (uur) staat altijd in het enkelvoud.1 Uiteraard blijkt het meervoud alleen als de eenheden voluit worden geschreven. Bij afkortingen is het meervoud niet te zien. Zie ook § 31.19–20:
ten liters helt2 | twee liter melk |
---|---|
erg-hent zempers | negentien jaar |
lÿn sentimeters = 11sm | elf centimeter |
erg grâma (klassiek) = = erg grâmas (rekenkundig) | veertien gram |
sers hâjes = 6H3 | zes hâje |
dur leftels sucro = 3lft sucro4 | drie eetlepels suiker
|
Ef melde ten zurt, âke mits ur tesen seldes. | |
Het is acht minuten en twaalf seconden over twee.
(lett. "het is twee uur, acht minuten en twaalf seconden") |
Voor breuken, zie § 170.56; voor klokkijken, zie verder § 171.44.
1 | Uitdrukkingen voor een tijdsduur, zoals seldarr (seconde), mitarr (minuut) of zurtarr (uur), kennen geen meervoudsvorm. Zie ook § 171.3. | ||||
---|---|---|---|---|---|
2 | Achter een maat- of gewichtseenheid volgt direct het subst. dat gemeten of gewogen wordt. Bij andere aanduidingen van hoeveelheid wordt het voorz. rifo (van) toegevoegd (§ 141.47–48). Vergelijk:
| ||||
3 | 1 hâje = 3,48 mm (oude Spokanische maat). | ||||
4 | Hier wordt leftel (eetlepel) als een maat gebruikt, namelijk "zoveel [suiker] als er op een eetlepel past". Als er letterlijk "drie eetlepels [met] suiker" bedoeld wordt, moeten we schrijven: dur leftels rifo sucro. Vergelijk ook § 141.48. |
De woorden prosent, promil, ri'pérsa, ri'main-pérsa, tjen en grat staan altijd in het enkelvoud. Ook mit en selde staan in het enkelvoud als ze (samen met grat) een geografische positie aanduiden. Let op het verschil tussen tjen (graad bij temperatuur) en grat (meetkundige of geografische graad). Bijvoorbeeld:
Ef rente melde dur prosent/ri'pérsa. |
De rente bedraagt 3 procent.
|
---|
eft âlkool-tÿros rifo 2 promil/ri'main-pérsa |
een alcoholgehalte van 2 promille
|
Ef vrust melde 4 tjen. |
Het vriest 4 graden.
|
Ef Kindis-koliniecÿr geografise locâtešos melde 20 grat 40 mit wefot-šefc ur 49 grat 12 mit nutter-trân. |
De geografische positie van de Koningssteen is 20 graden 40 minuten westerlengte en 49 graden 12 minuten noorderbreedte. |
170.42 Afgelegde afstand als bepaling bij een actie
Acties (handelingen, processen, gebeurtenissen ed.) kunnen nader bepaald worden door de afstand waarover de actie plaatsvindt. Hiervoor bestaan twee constructies. Vergelijk:
a. | Mintof ef ÿmirros lóf erg-sers kilometers, Lerdu melde noi alt hômba. |
na het wandelen gedurende twintig kilometer, Lerdu is niet nog.steeds moe | |
b. | Mintof erg-sers kilometers lóf ÿmirros, Lerdu melde noi alt hômba. |
Na twintig kilometer wandelen is Lerdu nog niet moe. |
---|
In a. wordt primair gezegd dat Lerdu na het wandelen nog niet moe is, en de lengte van de wandeling wordt als extra bepaling toegevoegd. In b. wordt primair gezegd dat na het afleggen van een afstand van 20 km Lerdu nog niet moe is, en als extra bepaling is toegevoegd dat Lerdu die afstand wandelend aflegde. Het voorz. mintof (na) drukt feitelijk een tijdsverloop uit, dus de afstand van 20 km wordt gezien als de duur van de wandeling.
Merk op dat in zin b. het lidwoord ef voor de gedeverbaliseerde vorm ÿmirros achterwege blijft. Het gaat hier eigenlijk om een geïdiomatiseerde constructie.
Constructie b. in de vorige paragraaf kan beschouwd worden als een "omkering" van zin a.: de voorzetselfundamenten (zie § 140.3) achter mintof en lóf zijn van plaats verwisseld. Dit is alleen mogelijk indien er sprake is van een gedeverbaliseerde infinitief (§ 140.3). Bij een "echt" substantief gaat dit niet. Vergelijk:
a′. | Mintof ef promirret lóf erg-sers kilometers, Lerdu melde noi alt hômba. |
na de wandeling gedurende twintig kilometer, Lerdu is niet nog.steeds moe | |
b′. | * Mintof erg-sers kilometers lóf promirret, Lerdu melde noi alt hômba. |
Na een wandeling van twintig kilometer is Lerdu nog niet moe. |
---|
Ook in het Nederlands is een "echt" substantief onmogelijk, zoals in: * "na twintig kilometer wandeling is Lerdu nog niet moe".
De hier besproken constructies met een afstandsbepaling zijn identiek aan constructies met een tijdsbepaling. Deze worden besproken in § 171.39–43.
Afmetingen (dikte, lengte, hoogte, diepte, oppervlakte en dergelijke) en gewichten kunnen op een aantal manieren uitgedrukt worden. Vergelijk:
(1) | a. | eft cÿra tuf 2dm | een tak met een dikte van 2 dm |
---|---|---|---|
b. | eft cÿra âfry 2dm kešaiy | een tak van 2 dm dik | |
c. | eft cÿra rifo 2dm | een tak van 2 dm |
In a. wordt "dikte" uitgedrukt door het voorzetsel tuf. In b. staat expliciet kešaiy (dikte), gecombineerd met het voorz. âfry (van; volgens). In c. blijft de vermelding dat het om "dikte" gaat, geheel achterwege. Dit kan dus onduidelijk zijn, want het kan ook gaan om een tak van 2 dm lengte.
Analoog aan (1a) in de vorige paragraaf bestaan ook constructies met de volgende voorzetsels:
lango | met een lengte van (gemeten langs iets, bijv. een weg) |
---|---|
kura | met een lengte van (gemeten over iets, bijv. een brug);
met een oppervlakte van |
mitai | met een lengte van (gemeten door iets, bijv. een tunnel) |
luft | met een breedte van |
kaf | met een hoogte van; met een gewicht van |
rys | met een diepte van (verticaal gemeten) |
lóf | met een lengte van (in tijdsduur gemeten) |
Voorbeelden:
eft mirra lango 12km | een weg met een lengte van 12 km |
---|---|
eft pât luft 1m | een pad met een breedte van 1 m |
eft ses rys 5m | een meer met een diepte van 5 m |
eft vildul kaf 13m | een boom met een hoogte van 13 m |
eft kolini kaf 1kg | een steen met een gewicht van 1 kg |
eft mittus kura 12 meters-trom | een kamer met een oppervlakte van 12 m2 |
eft chafost lóf 6 mitarr | een lied met een lengte/duur van 6 minuten |
Analoog aan (1b) zijn bijvoorbeeld:
eft mirra âfry 12km flândoro | een weg van 12 km lang |
---|---|
eft pât âfry 1m utfiniy | een pad van 1 m breed |
eft ses âfry 5m merraty | een meer van 5 m diep |
eft vildul âfry 13m hardlapiy | een boom van 13 m hoog |
eft kolini âfry 1kg drakâs | een steen van 1 kg zwaar |
eft mittus âfry 12m-tr jakars | een kamer van 12 m2 oppervlak |
eft chafost âfry 6 mitarr flândoro | een lied van 6 minuten lang |
Het voorz. âfry gaat dus altijd samen met een nadere specificatie achter de maat of het gewicht ("lengte", "diepte", "hoogte" enz.). Indien er geen misverstand bestaat, kan die specificatie ook weggelaten worden, zoals in:
eft kolini âfry 1kg | een steen van 1 kg |
---|---|
eft mittus âfry 12m-tr | een kamer van 12 m2 |
eft mittus âfry dur tuf fâr meters | een kamer van drie bij vier meter |
Constructies met âfry zijn ook mogelijk als een alternatief met een specifiek voorzetsel (zoals in (1a)) ontbreekt, zoals:
eft amâr âfry ten liters | een emmer van twee liter |
---|---|
eft amâr âfry ten liters ÿrtÿr | een emmer van twee liter inhoud |
eft rente âfry 3% | een rente van 3% |
Analoog aan (1c) zijn bijvoorbeeld:
eft rente rifo 3% | een rente van 3% |
---|---|
eft mirra lef eft plajos rifo 4% | een weg met een helling van 4% |
eft oto furt eft upk rifo 200km/zrr | een auto die 200 km/u rijdt/kan rijden |
Over het algemeen kan âfry vervangen worden door rifo indien het soort afmeting (lengte, dikte, diepte, enz.) niet genoemd wordt.
Zie ook § 161.3 voor alternatieve constructies met een ideoantoniem.
In zowel het klassieke als het rekenkundige stelsel worden rangtelwoorden gevormd door het suffix -tef:
durtef | derde | tenrân-erg-râsentef = nynsa-nyntef | 99e |
---|---|---|---|
tenhentef = maintef | tiende | tenrân-ergtef = âksta-serstef | 86e |
Uitzonderingen: âke verliest zijn eind-e: âktef (achtste); van hent bestaat geen afleiding op -tef; gebruik altijd vÿrtef voor 'vijfde'.
Als getallen met cijfers worden geschreven, wordt -tef afgekort tot f: 1f (1e), 92f (92e), enzovoort. Een enkele keer wordt het suffix -tef in zijn geheel toegevoegd, zie hiervoor § 170.54.
Let op het verschil tussen het rangtelwoord értef en het add. bent:
Petriy melde ef értef ifâm. | Petriy is de eerste (= rangtelwoord) kandidaat. |
---|---|
(= degene die nummer 1 is in de reeks kandidaten; er zijn dus ook nog een 2e, 3e, enz. kandidaat)
| |
Petriy melde ef bent ifâm. | Petriy is de eerste kandidaat. |
(= degene die zich vóór alle andere kandidaten aanmeldt; we laten buiten beschouwing of er nog meer kandidaten volgen) |
Zie ook § 43.26 noot 12.
Rangtelwoorden hebben soms het karakter van een add., vergelijk:
(1) | Hift kinur én durtef waler melde koffon. | |
Hun zieke, derde zoon is dood.
| ||
---|---|---|
(2) | Fes ef svime-tojesfsâ Petriy pónzo fârtef. | |
In de zwemwedstrijd werd Petriy [de] vierde.
| ||
(3) | a. | Mittof melde ef durtef mimpit, do trempelira lelmo mink. |
b. | Dena mimpit melde durtef, do trempelira lelmo mink. | |
Dit is het derde boek, dat hij deze week leest. (lett. "dit boek is [het] derde, dat ...") |
In zin (1) zijn het add. kinur en het telw. durtef met én nevengeschikt, wat wijst op het additivische karakter van het telw. In (2) wijst het koppelwerkw. pónze op het additivische karakter van fârtef (zie ook § 50.18 en § 102.1–3).
In (3a) staat durtef als een attr.add. vóór het substantief (vgl. § 40.5). In (3b) fungeert het als een subj.add. (vgl. § 40.8).
Maar rangtelwoorden worden níét als een "echt" additief beschouwd, wat onder meer blijkt uit het feit dat een koppelwerkw., gevolgd door een rangtelw., niet vervangen kan worden door een verbaal suffix. Vergelijk:
a. | Dena moplariy melde purfillus. > Dena moplariy purfilluse. |
Dit ongeluk is verschrikkelijk. | |
---|---|
b. | Dena moplariy melde fârtef lelmo tof. ≯ * Dena moplariy fârtefe lelmo tof. |
Dit ongeluk is het vierde vandaag; Dit is het vierde ongeluk vandaag. |
Een andere aanwijzing dat rangtelw.n geen echte additieven zijn, is het feit dat zij geen trappen van vergelijking kennen:
Do melde hupster oras. ~ * Do melde fârtef oras. |
Hij is de grootste. ~ (lett. "hij is de meest vierde") |
---|
Als de nadruk niet ligt op een reeks, maar op een specifieke eigenschap, geeft het Spokaans de voorkeur aan een hoofdtelwoord in plaats van een rangtelwoord. Vergelijk:
(1) | a. | Ef zomar terftavy ef durtef, fârtef én serstef sérts fes kult mirra. |
De gemeente wil het derde, vierde en zesde huis in onze straat slopen. | ||
---|---|---|
b. | Petriy zâre fes sért dur fes kult mirra. | |
Petriy woont in het derde huis in onze straat.
| ||
(2) | a. | Lerdu ef fârtef priss mapyre. |
Lerdu heeft de vierde prijs gewonnen. | ||
b. | Lerdu ef priss fâr mapyre. | |
Lerdu heeft prijs [nummer] vier gewonnen. |
In (1a) wordt de nadruk gelegd op een reeks huizen (en merk op dat sérts meervoudig is, want het gaat om drie huizen). In (1b) ligt de nadruk meer op de eigenschap die één bepaald huis heeft.
Evenzo ligt in (2a) de nadruk op een reeks prijzen (waarvan de eerste prijs belangrijker is dan de vierde), terwijl het in (2b) eerder lijkt te gaan om een prijs die de eigenschap "vier" heeft (de prijzen zijn alle duidelijk van een nummer voorzien, of alle vier even belangrijk).
Indien meerdere koningen, koninginnen, kabinetten of andere entiteiten dezelfde naam hebben, kunnen ze met een rangnummer van elkaar onderscheiden worden. Ook hier gaat het om hoofdtelwoorden, en niet om rangtelwoorden. Vergelijk:
(1) | Kindis Hacori III tangodamo ja 1332 ja 1377. |
Koning Hacori III regeerde van 1332 tot 1377.
| |
---|---|
(2) | Ef Nestafie-ÿrtâness II lydo eft gaotise aupross.1 |
Het kabinet-Nestafie II voerde een chaotisch beleid. |
De Romeinse cijfers in deze voorbeelden drukken een hoofdtelwoord uit, wat blijkt uit de uitspraak: Hacori dur en Nestafie-ÿrtâness ten, terwijl in het Nederlands een rangtelwoord wordt gebruikt: "Hacori de derde" en "het tweede kabinet-Nestafie".
1 | Het gaat hier om het tweede kabinet onder leiding van premier Cermel Nestafie van 1946 tot 1950. |
---|
Een rangtelwoord wordt in de volgende idiomatische constructies gebruikt:
a. | X oft vluf = X-tef ur lilepiy | X of meer |
---|---|---|
b. | X oft oiba = X-tef ur danen | X of minder |
Vergelijk de algemene vorm in a. met de typische schrijftaalvorm in b.:
(1) | a. | Eup lelperravy tevi dur efantys oft vluf. = |
b. | = $ Eup lelperravy tevi ef durtef efanty ur lilepiy. | |
ze wil.hebben graag het derde kind en verder[weg] | ||
Ze wil graag drie of meer kinderen hebben.
| ||
---|---|---|
(2) | a. | Do rinne 1000 herco oft vluf ri'ef hertel. = |
b. | = $ Do rinne ef 1000-tef herco ur lilepiy ri'ef hertel. | |
Hij verdient 1000 herco of meer per maand.
| ||
(3) | a. | Ef bencs offerte lóf ef zerfefes eft rente rifo 5 prosent oft oiba. = |
b. | = $ Ef bencs offerte lóf ef zerfefes eft rente rifo ef 5-tef prosent ur danen. | |
de banken bieden gedurende het moment een rente van het 5e procent en dichterbij | ||
De banken bieden momenteel een rente van 5 procent of minder.
| ||
(4) | a. | Gress kôle ef distânt helkara ef korda fes sers kilometers oft oiba. = |
b. | = $ Gress kôle ef distânt helkara ef korda fes ef serstef kilometer ur danen. | |
Ik schat de afstand naar de kerk op zes kilometer of minder. |
Rangtelwoorden worden normaliter uitgedrukt met een f achter het getal: 5f = vÿrtef (vijfde). In dit idioom is toevoeging van het suffix -tef echter óók gebruikelijk: 5-tef = 5f, 1000-tef = 1000f, enz.
Voor deze voorbeelden en meer informatie, zie § 43.26 noot 7 en 8, en § 144.42–43.
Van de rangtelwoorden op -tef bestaat nog een bijzondere afleiding met het suffix -ar. Vergelijk:
durtef > durtefar |
derde > voor de derde keer
|
---|
Bzagoe ral gress ef ón tu serstefar. |
Ik zal je het nu voor de zesde keer uitleggen. |
Sommigen beschouwen -tefar als een apart suffix, en niet als een combinatie van -tef en -ar. De vormen op -tefar gelden als add.n CAT. III.
In plaats van deze gesuffigeerde vormen kan ook een voorz.bep. gebruikt worden, zoals kaf tim dur (voor de derde keer), letterlijk "op keer drie".
Breuken kunnen op twee manieren gevormd worden:
In plaats van ér mip tentef (één tweede) wordt eft holfe (een half) gezegd. Het Nederlandse 'kwart' en 'driekwart' worden vertaald als 'een vierde' en 'drie vierde', dus ér mip fârtef en dur mip fârtef.
Na breuken volgt altijd een meervoud, tenzij het totale aantal minder is dan één (of gelijk is aan één); zie ook § 31.7. Bijvoorbeeld:
ér ur holfe mentusars | anderhalve (1 1/2) aardbei |
---|---|
hent ur fâr mip hefergtef geffys | vijf en vier-zevende (5 4/7) appel |
dur ur ér mip fârtef leffys | drie en een kwart (3 1/4) peer |
dur mip fârtef leffy | driekwart (3/4) peer |
dur mip hefergtef geffy | drie-zevende (3/7) appel |
ér mip fârtef wananjâ | een kwart (1/4) banaan |
Vooral in de spreektaal bestaat er een korte vorm om een breuk uit te drukken, vergelijk:
a. | Lerdu dur mip vÿrtef kanas mip ef omi larde. |
b. | £ Lerdu dur-vÿrtef kanas mip ef omi larde. |
Lerdu heeft drie-vijfde [deel] van de taart opgegeten. |
---|
Deze korte vorm wordt bij samengestelde telwoorden vermeden. Vergelijk:
a. | Petriy kaftât-tÿrt main-vÿr mip tensa-fârtef kanas mip ef tumos. |
b. | * Petriy kaftât-tÿrt main-vÿr-tensa-fârtef kanas mip ef tumos. |
Petriy moet vijftien-vierentwintigste (15/24) deel van de lening terugbetalen. |
---|
Ook bij breuken wordt onderscheid gemaakt tussen het klassieke en het rekenkundige talstelsel. Vergelijk:
klassiek: | ér mip erg-durtef kanas mip ef omi |
---|---|
rekenkundig: | ér mip main-hefergtef kanas mip ef omi |
één zeventiende deel van de taart |
Het verschil tussen een rangtelw. en een breuk wordt in de volgende voorbeelden duidelijk gemaakt:
a. | Elsa pónze ef ér mip durtef kanas mip ef pizza. |
Elsa krijgt het derde deel van de pizza.
| |
---|---|
b. | Elsa pónze eft ér mip durtef kanas mip ef pizza. |
Elsa krijgt een/één derde deel van de pizza.
| |
c. | Elsa pónze eft/ef durtef kanas mip ef pizza. |
Elsa krijgt een/het derde deel van de pizza. |
In a. en b. is er sprake van een breuk: de pizza is in precies drie gelijke stukken verdeeld, en Elsa krijgt er één van. Het verschil tussen a. en b. is de keuze van het lidwoord: zowel een bepaald als een onbepaald lidw. is mogelijk. In b. kan het Nederlands kiezen tussen het onbepaalde lidw. een en het telwoord één.
In c. gaat het om een rangtelwoord: de pizza is bijvoorbeeld in vijf stukken verdeeld, en deze liggen op een rijtje, zodat Elsa het derde stuk krijgt (de stukken hoeven niet even groot te zijn). Het onderscheid tussen b. en c. valt in de Nederlandse vertalingen weg.
Nog enkele voorbeelden:
a. | Lerdu eft durtef pizza larde. |
Lerdu heeft een derde pizza gegeten. (= hij heeft totaal drie pizza's gegeten)
| |
---|---|
b. | Lerdu [eft] ér mip durtef pizza larde. = Lerdu [eft] ér ur durtefa pizza larde. |
Lerdu heeft een derde [deel van een/de] pizza gegeten.
| |
c. | Lerdu ten mip durtef pizza larde. = Lerdu ten ur durtefa pizza larde. |
Lerdu heeft twee derde [deel van een/de] pizza gegeten. |
In a. heeft Lerdu totaal drie pizza's gegeten. In b. heeft hij een derde deel van een pizza gegeten (er blijven nog twee gelijke delen over). In c. heeft hij van de drie gelijke stukken twee stukken gegeten. Let op dat in b. een onb.lidw. toegevoegd kan worden. Als de teller groter is dan 1, kan dit niet (zoals in c.).
170.62 Getallen voluit of als teken
Getallen kunnen niet alleen voluit geschreven worden, maar ook als teken. In literaire teksten wordt er de voorkeur aan gegeven om een getal voluit te schrijven, mits het getal uit niet meer dan twee elementen bestaat:
Eup eft dur ziym eft fâr gra, ur enn eft hâlâfer pónze fes ef telefonos.1 |
Ze draaide een drie in plaats van een vier en kreeg een gek aan de telefoon.
|
---|
Mariy erg-dur mimpits lorerde. |
Mariy heeft zeventien boeken gekocht.
|
Lerdu dur-vÿrtef kanas mip ef omi larde. |
Lerdu heeft drie-vijfde [deel] van de taart opgegeten. |
1 | In § 20.39 is beschreven hoe een telwoord genominaliseerd kan worden; in plaats van dur en fâr is ook mogelijk: adur en afâr (maar dat heeft Ârmyll Jelafoiy-Reâmehhe in dit citaat uit zijn roman Ylsa (Honing) niet gedaan. |
---|
In wetenschappelijke teksten, beschrijvingen van formules, gebruiksaanwijzingen en dergelijke wordt de voorkeur aan het schrijven van een teken gegeven, bijvoorbeeld:
Frópjÿ ef interhor-chaquindôsta stus gretât bent eft 2. |
Voor interlokale gesprekken dient met eerst een 2 te draaien/kiezen.
|
---|
Paine-gôrse-luft 1 tt 2 lft sucro. (§ 170.40) |
Voeg 1 à 2 eetlepels suiker toe.
|
3/5 kanas mip 15 kette 9. 3/5 [deel] van 15 is 9. |
Getallen (inclusief breuken en rangtelwoorden) die uit meer dan 2 elementen zijn samengesteld, alsmede combinaties van letters, cijfers en/of symbolen, worden altijd als een teken geschreven. Hetzelfde geldt voor huisnummers, data ed.:
Fes ef zeces 5.864 veldurs zâre. | In het dorp wonen 5.864 mensen. |
---|---|
Eup zâre fes hor 5-B-2. | Ze woont op nummer 5-B-2. |
Ef aderessôs melde: Korda-mirra 7. | Het adres is: Kerkstraat 7. |
Vergelijk de criteria voor de keuze tussen het schrijven van een naam of teken, met de criteria die in § 21.37–40 genoemd zijn.
170.65 Rekenkundige bewerkingen
Rekenkundige bewerkingen worden als volgt uitgedrukt (uitdrukkingen met rekenkundige telwoorden zijn onderstreept:
3+2=5 | dur ôsp perdÿr kette hent dur ôsp ten kette vÿr | drie plus twee is vijf
|
---|---|---|
6–2=4 | sers les ten kette fâr | zes min twee is vier
|
6×8=48 | sers tuf âke kette rân-tesen sers tuf âke kette fârsa-âke | zes maal acht is achtenveertig
|
13:2=6½ | râsen part ten kette sers ur holfe main-dur part ten kette sers ur holfe | dertien gedeeld door twee is zes en een half
|
23=8 | ten helkara [hogoritos] dur kette âke | twee tot de derde [macht] is acht
|
52=25 | vÿr helkara cadrat kette erg-lÿn vÿr helkara cadrat kette tensa-vÿr | vijf kwadraat is vijfentwintig
|
√16=4 | ef ricinor erg-ten kette fâr ef ricinor main-sers kette fâr | de wortel uit zestien is vier (lett. "de gewortelde zestien geeft vier")
|
∛27=3 | ef durtef ricinor erg-râsen kette dur ef durtef ricinor tensa-heferg kette dur | de derdemachtswortel uit zeven- entwintig is drie |
Behalve het suffix -tef om een rangtelwoord uit te drukken (zie § 170.48) bestaan er nog drie suffixen en een prefix die aan een telwoord gehecht kunnen worden:
170.67 ad § 170.66 a. Prefix a-
Telwoorden kunnen genominaliseerd worden met het prefix a-. Zo wordt een "bepaald aantal" of een "bepaald cijfer" gevormd. Dit is reeds uitgelegd in § 20.39.
Een specifiek gebruik van deze genominaliseerde vormen vinden we terug bij de namen van munten en bankbiljetten. In Spokanië zijn de volgende munten en biljetten in omloop ( = tóftos; = herco):
naam van munt | waarde | naam van bankbiljet | waarde |
aholfe | ½ | ||
ért, érta | 1 | érta-jeji | 1 |
aten-holfe | 2½ | aten-holfe-jeji | 2½ = |
avÿr | 5 | = 250 | |
amain | 10 | amain-jeji | 10 |
aerg-lÿn | 25 | aerg-lÿn-jeji | 25 |
amain-hent | 50 | amain-hent-jeji | 50 |
érta-drur | 1 | (avÿrsa-jeji) | |
aten-drur | 2 | ||
apérsa, apérsa-jeji | 100 |
De onderstreepte munten en bankbiljetten zijn eind 1997 uit de roulatie genomen. De vetgedrukte munten van 1 en 2 herco zijn hiervoor in de plaats gekomen.
Bij de invoering van de munt van 1 ontstond het probleem hoe deze genoemd moet worden. Immers, de naam ért[a] is al gereserveerd voor een munt van 1.
Bovendien werd de naam aten voor een munt van 2 verwarrend gevonden omdat aten-holfe geen 2½ herco maar 2½ tóftos is.
De Cômišo furt Drureren-nâs-vobaros (Commissie voor Muntstelselhervorming) heeft toen besloten dat de telwoorden die met het prefix a- zijn genominaliseerd, altijd voor tóftos-munten gereserveerd zullen blijven.
Herco-munten zullen expliciet van de toevoeging met drur (munt) worden voorzien, analoog aan de toevoeging van jeji (biljet) bij herco-bankbiljetten. Dus heten de munten van resp. 1 en 2 herco: érta-drur (de vorm ért-drur wordt vanwege de t-d-opeenvolging liever vermeden) en aten-drur.
Merk op dat alleen de naam van de munt van 1 tóftos en die van het biljet van 1 herco op een onregelmatige wijze gevormd worden: niet met het prefix a-, maar met het suffix -t[a].
Bankbiljetten worden van munten onderscheiden door de toevoeging van jeji 'bankbiljet; briefje'. Alleen bij een biljet van 100 kan deze toevoeging achterwege blijven, omdat een munt van 100 niet bestaat (100 = 1).
Omdat het bankbiljet van 50 herco pas in 1999 is ingevoerd, is de lange naam amain-hent-jeji min of meer kunstmatig bedacht. In de praktijk spreekt men van avÿrsa-jeji, waarbij dus het telwoord uit het rekenkundige stelsel wordt gebruikt.
Ook bij buitenlands geld kunnen de afleidingen uit het schema van § 170.67 gebruikt worden, en als uit de context niet blijkt om welke valuta het gaat, kan dat toegevoegd worden, bijvoorbeeld:
dur értas = dur euro-értas | drie munten van één eurocent |
---|---|
âke érta-drurs = âke euro-érta-drurs | acht munten van één euro |
ten euro-avÿr-jejis | twee biljetten van 5 euro |
gopirus atens = gopirus euro-atens | enkele munten van twee eurocent |
fâr amain-jejis = fâr dollar-amain-jejis | vier biljetten van tien dollar ("dollar-tientjes")
|
Do keldeste wet ef tâtsa-piylasô pônt-aerg-sers-jeji lo diyst na uûxe-bent. | |
hij plakt weer het doormidden-gescheurde pond-twintig-briefje DET aaneen met plakband | |
Hij plakt het in tweeën gescheurde briefje van 20 pond weer met plakband aan elkaar. |
Let ook nog op het specifieke gebruik van alôki (100.000 herco; lett. "honderdduizendtal"). Deze afleiding is te vergelijken met het Nederlandse "ton" (€ 100.000), maar omdat één herco niet gelijk is aan één euro, kan alôki niet vertaald worden met 'ton', zoals in:
Yvonnex ef kleter sért melde 3 alôkis. |
Yvonn's nieuwe huis kost 300.000 herco. (ca. 295.000 euro (koers in okt. 2014)) |
---|
170.71 ad § 170.66 b. Suffix -sas
Met het suffix -sas kunnen zelfst.vnw.n afgeleid worden. Deze afleiding is alleen mogelijk bij niet-samengestelde telwoorden (de onregelmatige vormen zijn vet):
[ter] > tersas1 | twee > zij tweeën, | nyn > nynsas |
---|---|---|
alletwee, allebei | main > mainsas | |
dur > dursas | drie > zij drieën, alledrie | lÿn > lÿnsas |
fâr > fârsas | (enz.) | tesen > tesensas |
vÿr > vÿrsas | râsen > râsensas | |
sers > sersas | erg > ergsas | |
heferg > hefergsas | rân > rânsas | |
âke > âksas | pérsa > pérsas |
Bij tersas hoort het synoniem perdÿrs (zie ook § 73.5 noot 7):
Gress ten mimpits lorerde ur tersas/perdÿrs frylôpe. |
Ik heb twee boeken gekocht, en allebei/beide vallen ze tegen. |
---|
Bij grotere aantallen (boven de 10) zijn deze afleidingen echter minder gebruikelijk. Van samengestelde telw.n bestaat de -sas-afleiding níét; hier is dus een omschrijving nodig. Vergelijk:
Mariy tiffe ergsas. | Mariy kent [hen] alle veertien. |
---|---|
Mariy tiffe erg-ér crados. | Mariy kent [hen] alle vijftien. |
Voor de constructie erg-ér crados, zie ook § 73.9.
1 | De vorm ter- (in plaats van ten) is algemeen in afleidingen en onscheidbare samenstellingen. Bijvoorbeeld:
|
---|
De afleidingen op -sas kennen ook genitiefvormen en een resultatief:
basisvorm | -sas |
---|---|
genitief persoon | -saser |
genitief zaak | -sasÿr |
resultatief | -sat |
Bijvoorbeeld:
Mariy co'ifche tersatRES . Mariy negeert [hen] beiden/alletwee.
|
Ef stûdents cho'atôe fes ef prâðâ, brâ blul enn ef âksaser lâptôps kuntiyrelije. |
de studenten zijn.wanhopig in de ellende, want SPOOR OBJ de alle.acht-GEN laptops zijn.gestolen |
De studenten zijn ten einde raad, want van alle acht zijn de laptops gestolen. |
---|
170.73 ad § 170.66 c. Suffix -erst
Het improductieve suffix -erst wordt op onregelmatige wijze aan een aantal telwoorden gevoegd (alleen bij melôn en milerrt is het regelmatig), volgens onderstaand schema:
main > manerst | tientallen |
---|---|
pérsa > perst | honderden |
main-pérsa > main-perst | duizenden |
plâ > plârerst | tienduizenden |
lôki > lôkerst | honderdduizenden |
melôn > melônerst | miljoenen |
milerrt > milerrtest | miljarden |
Afleidingen op -erst gelden als een add. (en niet als een meervoudig subst., zoals in het Nederlands). Deze afleidingen drukken een zeer globale schatting uit. Zo moeten we bij "tientallen" denken aan een aantal tussen 20 en 100. Bij "duizenden" gaat het om een aantal tussen 2000 en 10.000, enzovoort. Voorbeelden:
Blul idesérettelije main-perst veldurs. |
Er zijn duizenden mensen dakloos geworden.
|
---|
Luft ef qutva-puos manerst otos melda cijaziyn. |
Bij de kettingbotsing waren tientallen auto's betrokken.
|
Ef perst én sraqu tiffugbâl-hajemjerers ventaves-tÿrt fesért qu gesvint své.1 |
De honderden teleurgestelde voetbalsupporters willen zo snel mogelijk terug naar huis. |
1 | Dat perst een add. is, wordt aangetoond door het voegw. én (en) dat algemeen gebruikt wordt om twee nevengeschikte add.n te verbinden. Zie § 40.7. Én is bijvoorbeeld niet mogelijk als het gaat om een combinatie van een telw. en een add., bijvoorbeeld: ef pérsa sraqu tiffugbâl-hajemjerers (de honderd teleurgestelde voetbalsupporters), en niet: *ef pérsa én sraqu tiffugbâl-hajemjerers. |
---|
170.75 ad § 170.66 d. Suffix -erÿ
Het suffix -erÿ betekent '-tal' of 'een stuk of ...' en wordt alleen bij globale schattingen gebruikt. Telwoordafleidingen met -erÿ gelden als een add. (en niet als een subst. zoals in het Nederlands). Deze suffigering is zowel achter klassieke als achter rekenkundige telw.n mogelijk. Bijvoorbeeld:
Ef zomar axavy mainerÿ vilduls. |
De gemeente wil een tiental bomen omhakken. = = De gemeente wil een stuk of tien bomen omhakken.
|
---|
Pérsaerÿ jolabarers sena publisera. |
Er hebben zich een honderdtal vrijwilligers aangemeld.
|
Ef tensaerÿ zâmraters sena kanase armt ef progresseff pârgrup, mit vota ort ef šÿrtyc.1 |
a. De stuk of twintig volksvertegenwoordigers, die vóór het voorstel hebben gestemd, behoren tot de progressieve fractie. b. Het twintigtal volksvertegenwoordigers, dat vóór het voorstel heeft gestemd, behoort tot de progressieve fractie. |
Omdat het om globale aanduidingen gaat, is het gebruik van samengestelde of kleine getallen niet logisch. Bij mainerÿ (tiental; een stuk of tien) gaat het bijvoorbeeld om "ongeveer tien"; bij ergerÿ (veertiental) gaat het om "ongeveer veertien" (adequaat te vertalen met "dozijn"). Maar dursa-tenerÿ (tweeëndertigtal; een stuk of 32) is onlogisch omdat het getal 32 een precieze hoeveelheid suggereert. Evenzo is durerÿ (drietal) onlogisch omdat het getal 3 zo klein is dat "ongeveer drie" feitelijk niets zinnigs betekent.
Merk op dat er in het Nederlands bij hoeveelheden onder de 10, zoals "drietal", "viertal" of "achttal", altijd een exact aantal bedoeld wordt. In het Spokaans moet dit met gewone telwoorden als dur, fâr of âke worden weergegeven, omdat de -erÿ-vormen per definitie altijd een globale hoeveelheid uitdrukken. Vergelijk:
Do dur mimpits lorerde. | Hij heeft een drietal boeken gekocht. = = Hij heeft [precies] drie boeken gekocht. |
---|---|
Do mainerÿ mimpits lorerde. | Hij heeft een tiental boeken gekocht. = = Hij heeft [ongeveer] tien boeken gekocht. |
1 | Let op de congruentie: In het Spokaanse voorbeeld is tensaerÿ een additief, dus het lidw. ef hoort bij het subst. zâmraters. Dit is een meervoudige subjectkern, waarmee de meervoudige vormen sena en mit congrueren. In vertaling a. treedt het meervoudige subst. volksvertegenwoordigers als subj. op, en hieraan wordt gerefereerd met het meervoudige die en het meervoudige predicaat hebben. Dit komt syntactisch gezien met het Spokaans overeen. In vertaling b. echter treedt het onzijdige subst. twintigtal als subj. op, en hieraan wordt gerefereerd met het onzijdige dat en het enkelvoudige predicaat heeft. |
---|
© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands