Grammatica van het Spokaans
173. Dialecten √
Opbouw van dit hoofdstuk: |
In Blok 10.5 is de onderverdeling van de Atlantische talen en hun dialecten gegeven. Deze classificatie komt overeen met dit kaartje. Op het kaartje is met groene tinten het Spokaanse taalgebied aangegeven. Hier worden de dialecten gesproken zoals ze in deze grammatica aan de orde komen.
In het paarse gebied wordt Pegrevisch gesproken en in het rode gebiedje rechtsonder Garosisch. Veel mensen zijn hier tweetalig, wat wil zeggen dat ze naast het Pegrevisch of Garosisch ook nog Spokaans spreken. Wat voor soort Spokaans dat is, is niet duidelijk gedefinieerd. Mensen in het Pegrevische taalgebied die tweetalig zijn opgevoed, spreken meestal het Spokaanse dialect dat aan het Pegrevische taalgebied grenst. Dit betekent globaal het Ÿrofly-Spokaans op Teujan en Noordoost-Liftka, en het Hazâcki-Spokaans op Oost-Liftka en Brÿr. Maar deze vormen van het Spokaans vertonen dan wel vaak invloeden van het Pegrevisch dat er als eerste taal wordt gesproken.
Bewoners van Garos die tweetalig zijn opgevoed, spreken meestal het Clamiða-Cheetuc uit de streek rond Asjetto of het Zutter-Cheetuc uit West-Lomky – of iets tussen deze twee in.
Bewoners van Pegrevië en Garos die eentalig zijn opgevoed, hebben het Spokaans veelal op latere leeftijd moeten leren. In dat geval spreken zij over het algemeen het Standaardspokaans (hierna SS genoemd en bij de voorbeelden met ß gemarkeerd). Soms gaat het om het SS met Pegrevische resp. Garosische invloeden. En dan is er ook nog een categorie die weliswaar tweetalig is opgevoed, maar daarnaast het SS als derde taal beheerst. Het gaat hier veelal om mensen met een hogere opleiding voor wie de kennis van het SS een vereiste is om ook buiten Pegrevië en Garos op wetenschappelijk niveau te kunnen communiceren. Ook van ambtenaren, politici, artsen en anderen met een beroep waarbij contact met burgers vereist is, wordt verwacht dat ze de standaardtaal beheersen.
Omdat deze grammatica primair het SS behandelt, zullen in dit hoofdstuk over de dialecten alleen die bijzonderheden worden besproken die ook in andere hoofdstukken (summier) aan de orde zijn gekomen. Hieraan kan een beknopte beschrijving van enkele opvallende karaktertrekken toegevoegd worden.
Bij de behandelde dialecten zijn lijsten opgenomen met een selectie van typisch dialectische woorden, voor zover ze in deze grammatica ter sprake zijn gekomen. Dialectische woorden kunnen we in de volgende categorieën onderscheiden:
Sommige woorden hebben meerdere betekenissen, al naar gelang het dialect. Zo betekent clynkyrre op Zuid-Liftka 'merel', op Noordwest-Liftka 'nachtegaal', en in de standaardtaal 'zangvogel'.
Achtereenvolgens komen in dit hoofdstuk aan de orde:1
1. | Plefô-Wefot-Spokânda | (Plefô-Spokaans: Pl-Sp) | § 173.4–11 |
2. | Lurgiy-Wefot-Spokânda | (Lurgiy-Spokaans: Lu-Sp) | § 173.12–21 |
3. | Krappa-Wefot-Spokânda | (Krappa-Spokaans: Kr-Sp) | § 173.22–26 |
4. | Môliy-Wefot-Spokânda | (Môliy-Spokaans: Mô-Sp) | § 173.27–51 |
5. | Ÿrofly-Wefot-Spokânda | (Ÿrofly-Spokaans: Ÿr-Sp) | § 173.52–66 |
6. | Hazâcki-Wefot-Spokânda | (Hazâcki-Spokaans: Ha-Sp) | § 173.67–87 |
7. | Tjempôr | (Tjemps) | § 173.88–96 |
8. | Zverostaiy | (Zverostaïsch: Zver) | § 173.97–105 |
9. | Cheetuc | (Cheetuc) | § 173.106–123 |
Het Standaardspokaans (afgekort als SS), zoals in dit grammaticaboek besproken, is feitelijk het Lu-Sp zoals dat in Hirdo en de regio eromheen wordt gesproken.
1 | In dit hoofdstuk worden alle namen van talen en dialecten consequent met hoofdletters geschreven om enige eenheid in de spelling te verkrijgen. Hoe de officiële regels zijn, wordt besproken in § 11.40 voetnoot 4. Ook zullen in dit hoofdstuk de taal- en dialectnamen zo veel mogelijk in het Spokaans worden weergegeven, uitgezonderd de taalnamen Wefot-Spokânda, Tjempôr en Zverostaiy, die worden vertaald als resp. Spokaans, Tjemps en Zverostaïsch. Zo zal de dialectnaam Lurgiy-Wefot-Spokânda hier Lurgiy-Spokaans genoemd worden, hoewel elders in dit boek ook de vertaling Midden-Spokaans te vinden is. |
---|
173.4 ad § 173.3 1. Plefô-Spokaans
Plefô-Wefot-Spokânda (Plefô-Spokaans; Pl-Sp) is een variant van het SS die voornamelijk in het district Plefô wordt gesproken (de westelijke variant, oftewel Pl-Sp-Wefot), maar ook in de westelijke kuststreek van Munt (de oostelijke variant, oftewel Pl-Sp-Opper). Een aantal eigenaardigheden die typisch voor het Tjemps zijn, vinden we ook in het Pl-Sp terug.
173.5 Plefô-Spokaans: Fonologie
De c klinkt in het Pl-Sp als [G] (als g in E. "good") (§ 11.39). Dit is in feite de authentieke uitspraak zoals die in het Oudspokaans gold. In het Pl-Sp bestaat dus een uitspraakverschil tussen cnô [Gnô] (deurknop) en knô [knô] (knop (v.e. bloem)).
De iy klinkt als [é]: metoðiy [metoðé] (methode); tiytiy [tété] (netheid).
De infinitief-e van een werkwoord klinkt als [é]: farte [faRté] (lopen); krabée [krabéwé] (beïnvloeden). Lâme (suffen) en lâmiy (dromerig) klinken hier dus beide als [lâmé].
Zowel in het Pl-Sp als in West-Bloi (Lu-Sp in Ameronne en omgeving) klinken de lidwoorden ef en eft als resp. [îf] en [ît] (en worden daarom soms wel geschreven als iyf en iyft/iyt).
De woorden dâbiy (levenslustig) en frubbiyl (naargeestig) zijn in onderstaand kader als dialectische woorden opgenomen, maar zijn feitelijk fonetische varianten van de SS-woorden dâmbiy en frumbiyl. De wisseling van m ~ mb is ook genoemd in § 173.28 en § 173.107.
In onderstaand kader zijn een aantal woorden opgenomen die typisch voor het Pl-Sp zijn en buiten dit taalgebied niet of nauwelijks (met deze betekenis) herkend worden.
Plefô-Spokaans | ||
1 | anše {U} | voortduren |
---|---|---|
2 | belt-ÿrliriy {C} | pink (kleine vinger) |
3 | blel {C} | blaas (orgaan) (in SS: [gas]bel, luchtbel, blaas) |
4 | câmane {K} | uitputten, afmatten |
4 | câmann {I} | afmattend |
1 | dâbiy {I} | levenslustig |
4 | dârg {S} | stevige maaltijdsoep (met uien en/of wortelen en/of bonen en/of prei) |
– | delper {C} | tinmijn (dagbouw in Azÿ-gebergte) (in SS: kuil) |
2 | eller | (spreektaal) pardon; sorry; neemt u me niet kwalijk |
1 | frubbiyl {I} | naargeestig, somber stemmend |
4 | geldrapes {I} | toegestaan, niet verboden |
2 | gmule {K} | spinnen (van wol) (in SS: spoelen, winden) |
5 | grÿne {K} | afwenden |
4 | herrte (hertâ) {C} | beek, waterstroom |
– | jerche {U} | luid spreken |
– | jerchos {C} | luid gepraat |
2 | nink {I} | laag (niet hoog) |
4 | nulobi {I} | helder (van weer) |
4 | oclarese {S} | brandstof |
2 | saôc {C} | meid |
4 | stygg {C} | [aanleg]steiger |
3 | tyfe {K} | schapen scheren |
3 | tyfos {C} | het scheren van schapen; schapenscheerfeest; pasgeschoren schaap |
4 | ulânsÿr {C} | vestingstad |
2 | uttiy {I} | venijnig |
2 | vuldul {C} | boom |
4 | zries {C} | achterbuurt |
Noten | |
1 | ook Tjemps |
---|---|
2 | ook Kr-Sp en Lu-Sp |
3 | in Pl-Sp-Wefot |
4 | in grensgebied met Tjemp |
5 | ook Tjemps, Kr-Sp en Lu-Sp |
173.7 Plefô-Spokaans: Telwoorden
Het Pl-Sp gebruikt voor het telwoord "21" uitsluitend sekkÿ. Dit wordt in het SS echter naast de regelmatige samst. erg-heferg ("veertien-zeven") gebruikt. Sekkÿ leeft nog voort in de dorpsnaam Sekkekibâs (lett. "21 palen"). Zie § 170.14.
173.8 Plefô-Spokaans: Aanwijzende voornaamwoorden
In het Pl-Sp in het grootste deel van Plefô krijgen ook de abstracte substantieven de aanw.vnw.n mittof en mittofs. Hier zijn kâ en kâs onbekend. Dit verschijnsel is ook terug te vinden in het Tjemps. Zie ook § 52.6.
173.9 Plefô-Spokaans: Morfologie
Met bÿ- werd in het SS vroeger een negatieve gevoelswaarde gevormd (§ 83.37). Dit impliceert dat er bÿ-loze tegenhangers moeten zijn, zoals bijvoorbeeld kâge ~ bÿkâge (fantaseren ~ liegen). In de meeste gevallen bestaat zo'n bÿ-loze tegenhanger in het SS niet meer, maar vinden we die nog wel terug in dialecten. Zo kent het SS wel de afleiding bÿlyze (pochen), maar de basisvorm lyze (beweren) is alleen nog in het Pl-Sp te vinden, en gek genoeg ook in het Spokaans van de Pegrevische gebieden op Liftka (Ÿr-Sp en Ha-Sp; dit waarschijnlijk onder invloed van het hieraan verwante Pegrevische werkwoord lýze (meedelen, beweren)).
Met la- werd in het SS vroeger een inchoatief of mutatief gevormd (§ 83.39). Dit impliceert dat er la-loze tegenhangers moeten zijn, zoals bijvoorbeeld refe ~ larefe (fel gloeien ~ ontbranden). Soms is de la-loze variant alleen nog in een dialect bewaard gebleven. Zo kent het SS wel de afleiding laanše (oprichten, stichten), maar de basisvorm anše (voortduren) leeft in het Pl-Sp nog voort, zij het met een poëtische connotatie. In het Tjemps is het echter een algemeen gebruikt werkwoord.
173.10 Plefô-Spokaans: Vragende zinnen
Het werkw. paine (doen) kan ook gebruikt worden als een spoor om een ander werkw. te vervangen. Als dit een trans.werkw. is, is paine eveneens transitief, en kan het dus een object bij zich hebben. Vergelijk de standaardtaal:
a. | Petriy merfelira, ur Paja paine kerru. |
Petriy zit te liegen, en Paja [doet dat] ook. | |
---|---|
b. | Petriy larde eft geffy ur Paja paine eft leffy. |
Petriy eet een appel en Paja [eet] een peer. |
Als iemand n.a.v. zin a. vraagt: Paja paine kluft? (Wat doet Paja?) refereert kluft aan de actie die het predicaat paine uitdrukt, dus het antwoord is "Paja liegt". Als iemand n.a.v. zin b. vraagt: Paja paine kluft? is dat ambigu: evenals in a. kan kluft de gehele taaluiting bevragen, dus "Wat doet Paja", antwoord: "Paja eet een peer". Maar kluft kan ook alleen het object bevragen (omdat we weten dat paine een spoor is dat larde vervangt), dus "wat eet Paja?", antwoord: "een peer".
Omdat de vraag Paja paine kluft? ambigu is, kan in de schrijftaal kluft (wat) door kol (hoe) vervangen worden, als de gehele taaluiting bevraagd wordt. Op de vraag Paja paine kol? is dus het correcte antwoord: "ze eet een peer". Dit onderscheid tussen kluft en kol wordt in het SS alleen in de schrijftaal gemaakt, maar in het Pl-Sp-Wefot (in Plefô, maar ook in het Tjemps) is dit onderscheid verplicht, ook in de spreektaal. (In het Pl-Sp-Opper in Munt is dit onderscheid niet gebruikelijk.) Met andere woorden: met kol? wordt altijd een handeling bevraagd, met kluft? altijd een entiteit. Meer hierover in § 132.131–132.
In het Pl-Sp-Wefot (en ook het Tjemps) wordt het vrag.vnw. aftel uitgesproken als [ateL] (en niet als [af] zoals in het SS) (§ 150.7). In dit dialect wordt dit vrag.vnw. ook gebruikt als elliptische vraag met de betekenis 'wat?', waarvoor het SS kluft? gebruikt (§ 150.97 voetnoot 2). Bijvoorbeeld:
Petriy: | Hols gress lorerda ef. | Gisteren heb ik het gekocht. |
---|---|---|
Paja: | Aftel? | Wat [heb je gekocht]? |
In het SS zou Paja vragen: kluft?.
173.12 ad § 173.3 2. Lurgiy-Spokaans
Lurgiy-Wefot-Spokânda (Lurgiy-Spokaans; Lu-Sp) wordt in de grootste delen van Munt, Ziyp en Bloi gesproken. Omdat het ook het dialect van Hirdo is, heeft het Lu-Sp de status van standaardtaal (zoals in deze grammatica beschreven). Daar waar het Lu-Sp-taalgebied aan andere taalgebieden grenst (Kr-Sp in het noorden, Pl-Sp in het westen en Zver in het zuiden) is ook het Lu-Sp in sommige opzichten door de eigenaardigheden van deze aangrenzende dialecten beïnvloed. Het Lu-Sp langs de grens met het Zver – en ook langs de Zverosta-kust zelf – valt op door het gebruik van reduplicatie om een meervoud uit te drukken. Zie hiervoor § 173.101.
Van het Lu-Sp bestaan 5 varianten. Het Lu-Sp zoals dat wordt gesproken in het noordoosten van Munt en vrijwel geheel Ziyp geldt als de standaardtaal en wordt wel Lu-Sp-Stala (Lurgiy-Spokaans-Basis) genoemd. In het centrale berggebied van Berref heet de variant Lu-Sp-Granô (Lu-Sp-Berg), in het zuiden van Munt wordt Lu-Sp-Gapochiy gesproken, in het district Bloi gaat het om Lu-Sp-Bloi en langs de oostkust vinden we Lu-Sp-Ergânt.
Stadsdialecten in bijvoorbeeld Hirdo, Trendon, Blort en Gret zijn in feite sociolecten en worden over het algemeen als "plat" beschouwd. In Hirdo bestaat dus het "beschaafde" dialect dat de standaardtaal is, met daarnaast "plat" Hirdo's zoals dat door de lagere sociale klassen wordt gesproken.
173.13 Lurgiy-Spokaans: Fonologie
Bijzonder voor Hirdo en omgeving is de rollende r: [r] (§ 11.39). De elders in het SS gebruikelijke [R] (vaak nog verder verzwakt tot een sjwa [ê], zie § 10.15) komt hier niet voor. Dus in Hirdo horen we: furt [furt] (voor); ber Hirdo [ber hirdo] (in Hirdo). De [r] wordt wel spottend de "radio-r" genoemd, omdat vroeger de meeste radio-omroepers uit Hirdo kwamen en met een rollende r spraken.
In het Lu-Sp-Bloi klinken de lidwoorden ef en eft als resp. [îf] en [ît] (en worden daarom soms wel geschreven als iyf en iyft/iyt); evenals in het Pl-Sp.
In Bloi en de regio rondom Hirdo wordt de uitspraak van gress (ik) (in het SS: [ges]) in vlotte spreektaal vaak gereduceerd tot [s] indien het predicaat er direct op volgt. Zo klinkt gress tiffe ef (ik weet het) als [sti:fef]; gress nert tiffe (ik weet het niet) klinkt als [sneRti:fe] of [snerti:fe], want nert wordt beschouwd als een deel van het predicaat. En gress efrue ef blot (ik kneed het deeg) klinkt als [sefruef blot], maar in gress ef blot efrue (ik heb het deeg gekneed) behoudt gress de standaarduitspraak: [gesef blot efrue], en niet [sef blot efrue], want nu staat gress niet direct voor het predicaat.
173.14 Lurgiy-Spokaans: Lexicon
In onderstaand kader zijn een aantal woorden opgenomen die typisch voor het Lu-Sp zijn en buiten dit taalgebied niet of nauwelijks (met deze betekenis) herkend worden. Deze woorden komen per definitie altijd slechts in een deel van het Lu-Sp-taalgebied voor, want als ze voor het hele gebied zouden gelden, hadden ze tot de standaardtaal behoord.
Lurgiy-Spokaans | ||
1 | ba'eff {C} | singel (open strook in bos) |
---|---|---|
2 | belt-ÿrliriy {C} | pink (kleine vinger) |
3 | blyst {C} | volle maan |
6 | burg {C} | stad, plaats |
7 | bzovy {C} | leugen |
3 | calyje {I} | belangrijk, van belang (in SS: zelfs) |
3 | ðar {C} | jongen, knaap |
3 | dester {C} | door regen of storm verwoest korenveld (in SS: woestijn) |
7 | dok (doker) {I} | donker (geen licht) |
9 | ðuzye flaju {K} | iets met tegenzin doen |
2 | eller | (spreektaal) pardon; sorry; neemt u me niet kwalijk |
3 | fosiers {Cmv} | ouders |
3 | fosiers-mâlp {Cmv} | schoonouders |
2 | gmule {K} | spinnen (van wol) (in rest SS: spoelen, winden) |
8 | grÿne {K} | afwenden |
4 | hâfter {III} | misschien |
6 | hér {C} | (vaste plek waar vee of landbouwmachines de weg oversteken om van het ene weiland naar het andere te komen) |
3 | imetere {K} | aanhebben, dragen (van kleren) |
3 | kurre-melde {I} | misschien |
3 | lett {III} | zelden, meestal niet |
3 | merfâ {C} | herfst, najaar |
5 | mil- {PX} | arm-, pols- |
5 | milbent {C} | armband |
5 | milklop {C} | polshorloge |
2 | nink {I} | laag (niet hoog) |
3 | pentes {C} | stalknecht |
10 | pludde {U; gst= plut} | babbelen |
3 | quvót {C} | grindweg, grindpad |
3 | rif'al {III} | reeds, al |
9 | rynn {C} | het weerzien (zn), ontmoeting (na een lange tijd) |
2 | saôc {C} | meid |
3 | spuje {E; gst= spujer} | paardrijden |
3 | spujos {C} | rit te paard |
12 | tekelbrae {I} | op de tafel (ef mimpit melde tekelbrae = het boek ligt op tafel) (in SS: aan tafel (eten); om de tafel (vergaderen)) |
11 | tÿfe {K} | schapen scheren |
11 | tÿfos {C} | het scheren van schapen; schapenscheerfeest, pasgeschoren schaap |
2 | uttiy {I} | venijnig |
11 | vrûl {C} | kluifjeszwam |
2 | vuldul {C} | boom |
3 | weste {K} | snoeien (van heg) (in SS: ruw, met happen afknippen) |
3 | westos {C} | het snoeien (van heg) (in SS: het ruw afknippen) |
13 | -ze {sx} | bewoner (in SS: -zâr) |
Noten | |
1 | Lu-Sp-Granô; ook Kr-Sp |
---|---|
2 | in aangrenzende streken van Pl-Sp en Kr-Sp |
3 | Lu-Sp-Gapochiy |
4 | rondom Jatty (grensgebied van Lu-Sp-Stala en -Granô); ook Mô-Sp |
5 | Lu-Sp-Gapochiy; ook Tjemps |
6 | Lu-Sp-Ergânt; ook Mô-Sp |
7 | in gebied waar ook Zver gesproken wordt |
8 | Lu-Sp-Bloi, ook Kr-Sp, Pl-Sp en Tjemps |
9 | Lu-Sp-Bloi, en noordelijke helft van Lu-Sp-Stala; ook Kr-Sp |
10 | Lu-Sp-Granô en Lu-Sp-Gapochiy; ook Zver |
11 | Lu-Sp-Ergânt |
12 | in de grensgebieden met Zver; ook Zver |
13 | Lu-Sp-Granô |
173.15 Lurgiy-Spokaans: Persoonlijke voornaamwoorden
In het Lu-Sp-Granô en -Gapochiy wordt kirro als dualis gebruikt (wij samen; wij met z'n tweeën), terwijl kirros meervoud is (meer dan twee personen). Zie ook § 70.4 punt 1.
173.15a Lurgiy-Spokaans: Nevengeschikte voorzetselbepalingen
In het Lu-Sp-Granô (en ook in het Mô-Sp-Neno) bestaat een (onlogische) constructie waarbij de fundamenten van twee voorz.bep.n nevengeschikt worden, terwijl toch het dode voorzetsel âs toegevoegd wordt. De voorzetsels zijn vet en het dubbele voegwoord is onderstreept:
a. | Kirro di kolafaru ber toje Afacha fra âs Crobela. |
Wij gaan in óf Afacha óf Crobela naar de wintersport.
| |
---|---|
b. | Pert tûst melde kaf cÿr ef kelbras is âs ef feldariys. |
Er ligt veel stof op zowel de tafels als de kasten. |
In a. staat in het linker lid het voorz. ber buiten de nevenschikking toje Afacha fra Crobela, maar in het rechter lid staat het voorz. âs voor het fundament. Dit is feitelijk een contaminatie van de constructies ber toje Afacha fra Crobela en toje ber Afacha fra âs Crobela.
Evenzo staat in b. het voorz. kaf buiten de nevenschikking, en âs voor het fundament. Zie ook § 120.125.
173.16 Lurgiy-Spokaans: Genitief van wederkerige voornaamwoorden
De genitiefvormen wâlkâner (elkaars; van elkaar: 2 entiteiten) en hédânÿr (elkaars; van elkaar: meer dan 2 entiteiten) zijn in het SS archaïsch en poëtisch, maar zijn in het Lu-Sp-Granô nog wel gebruikelijk (§ 72.44). In plaats van deze genitiefvormen kiest het SS voor de onb.vnw.n wâlke/wâlkiys en hédiyc/hédecs. Zie ook Blok 52.11. Vergelijk:
ß Óps trempe wâlkiys mimpits. ~ †℗Δ Óps trempe wâlkâner mimpits. |
Zij (=2) lezen elkaars boeken.
|
---|
ß Ef vilduls giffe fes hédiyc armâtat. ~ †℗Δ Ef vilduls giffe fes hédânÿr armâtat. |
De bomen (>2) staan in elkaars licht. |
173.17 Lurgiy-Spokaans: Reduplicatie
In het Lu-Sp-Ergânt bestaat een ietwat afwijkende vorm van reduplicatie om een vleinaam weer te geven. Dit is uitgelegd in § 64.8 voetnoot 2. Vergelijk de reduplicaten uit kolom A die als vleinaam gebruikt te worden, met de "officiële" reduplicaten uit kolom B, die gereserveerd blijven als vocatief (§ 64.54):
kolom A | kolom B |
Ârmyllyl | Ârmyllmyl |
Cridellel | Cridelldel |
Engerrer | Engerrger |
Gyssys | Gyssgys |
Ivonnon | Ivonnvon |
Quistinnin | Quistinnstin |
Deze reduplicatievormen worden ook in het grensgebied met de Stala-variant waargenomen.
173.18 Lurgiy-Spokaans: Fusie van enn + ef en enn + eft
In het Lu-Sp-Granô en -Gapochiy, maar ook in het hieraan grenzende deel van het Lu-Sp-Stala, bestaan gefuseerde vormen van enn + ef en enn + eft die altijd gebruikt worden als het object vóór het predicaat staat (dus ook als het SS enn achterwege laat). Deze vormen zijn ennf (spreek uit: [emf]) en ennt (spreek uit: [ent]) en krijgen meestal ook het zinsaccent (§ 90.16). Bijvoorbeeld:
ß Gress [enn] ef mimpit trempe. ~ Δ Gress ennf mimpit trempe. |
Ik heb het boek gelezen.
|
---|
ß Do [enn] eft blof lorerde. ~ Δ Do ennt blof lorerde. |
Hij heeft een paard gekocht. |
173.19 Lurgiy-Spokaans: Predicatieve additieven
In het Lu-Sp-Ergânt (en ook het Kr-Sp) worden pred.add.n veelal aan het werkw. gehecht. Dit is een improductief procédé in het SS, maar in deze dialecten is het productief (§ 40.31). Bijvoorbeeld:
Δ Do trempe-lôftquar ef mimpit. | "hij leest-langzaam het boek" |
---|---|
Δ Dena oto tóte beri ufire-vita. | "deze auto schijnt te rijden-snel" |
Vergelijk ook het Ha-Sp, waar pred.add.n achteraan het werkw. worden gehecht.
173.20 Lurgiy-Spokaans: Stoffelijke additieven
In § 41.24 zijn de stoff.add.n besproken. Verbalisering van dergelijke add.n is in het SS niet mogelijk, maar wel in het Lu-Sp-Granô en -Gapochiy (§ 44.20). Bijvoorbeeld:
ß Ef musts melde ðéra. ~ Δ Ef musts ðérae. |
De schoenen zijn van leer.
|
---|
ß Ef hiyste-nôšy melde broma. ~ Δ Ef hiyste-nôšy bromae. |
De hoestdrank bevat broom. |
173.21 Lurgiy-Spokaans: Permissieve -lira-zin
Een performatieve bijzin kan na het werkw. kirture (laten) een Permissief uitdrukken (§ 125.70). De bijzin verschijnt meestal in de vorm van een den-zin (zoals in a.), maar incidenteel komen ook wel -lira-varianten voor (zoals in b.). De -lira-varianten worden door Kojen-Pôt (1977) getypeerd als "algemeen gangbaar op Centraal-Berref [dus met name de Granô-variant], maar typisch spreektaal in de rest van het land":
a. | Šelt kirture den Ðana trempe ef mimpit. |
b. | £Δ Šelt kirture[,] Ðana trempelira ef mimpit. |
Šelt laat Ðana het boek lezen.
(= Ðana is het boek aan het lezen en Šelt verhindert dat niet)
| |
---|---|
a. | Gress kirture den ef kinet pliyfonare sener helt-kliqu. |
b. | £Δ Gress kirture[,] ef kinet pliyfonarelira sener helt-kliqu. |
Ik laat de zieke zijn glas melk opdrinken.
(= de zieke ligt te drinken en ik wacht tot hij het glas leeg heeft, althans, ik gedraag me niet zodanig dat ik hem in zijn drinken belemmer) |
173.22 ad § 173.3 3. Krappa-Spokaans
Krappa-Wefot-Spokânda (Krappa-Spokaans; Kr-Sp) wordt voornamelijk in het Krappa-gebergte van Noord-Bloi gesproken. Een specifieke variant is in Lift te vinden. Ook het sociolect in Blort vertoont kenmerken van het Kr-Sp, ook al ligt deze stad net buiten het Kr-Sp-gebied.
173.23 Krappa-Spokaans: Fonologie
In het Kr-Sp klinkt de x altijd als [þ]. Dit geldt ook voor leenwoorden: taxi [taþi] (taxi). Zie ook § 11.39. Verder kent het Kr-Sp ook de klank [ñ] (als ng in Nederlands "eng"). Deze klank komt verder alleen ook in het Cheetuc voor (§ 10.15). De klank [ñ] zien we in typisch dialectische woorden als vren [vreñ] (koolzaad; in het SS: râps), maar ook in standaardwoorden als rén [réñ] (wazig) of carûn [karûñ] (koren). Het gaat hierbij vrijwel altijd om de eindklank van een woord. Ook bij de combinatie nk of nc kent het Kr-S een [ñ]. Bijvoorbeeld: kânks [kâñks] (kanker) of benc [beñk] (bank), terwijl daarentegen in het SS een korte sjwa wordt toegevoegd, juist om de klank [ñ] te vermijden, dus: [kân°ks] en [ben°k] (§ 11.6).
Ook in de "platte" uitspraak in Blort is de [ñ] vaak te horen. Merk verder op dat ng noch in het Kr-Sp noch in het SS als [ñ] klinkt, maar altijd als [ng] of [nç] (§ 11.4).
Het Kr-Sp vertoont syncope bij werkw.n op -le, als ze verrijkt worden met een suffix dat met een l begint (dus meestal -lira, -lije of -litâ). Vergelijk:
nÿle | > ß nÿlelira ~ Δ nÿlira | schijnen |
---|---|---|
pjôle | > ß pjôlelije ~ Δ pjôlije | praten |
armtôle | > ß armtôlelije ~ Δ armtôlije | aansluiten |
sâjele | > ß sâjelelije ~ Δ sâjelije | storen |
Syncope blijft echter achterwege als er nog een of meer consonanten voor -le staan. Dus idehullelira wordt níét *idehullira (uitdoen: van kleren) en moflelije wordt níét *moflije (zaaien). Ook elders in het Spokaanse taalgebied is deze syncope waar te nemen, maar dan alleen bij snelle, onverzorgde, spreektaal.
173.24 Krappa-Spokaans: Lexicon
In onderstaand kader zijn een aantal woorden opgenomen die typisch voor het Kr-Sp zijn en buiten dit taalgebied niet of nauwelijks (met deze betekenis) herkend worden.
Krappa-Spokaans | ||
1 | ba'eff {C} | singel (open strook in bos) |
---|---|---|
2 | belt-ÿrliriy {C} | pink (kleine vinger) |
– | chuqug {I} | verschrikkelijk, afschuwelijk, afgrijselijk |
– | chuquges {SC} | afgrijzen (zn) |
5 | crin {C} | angel (van bij, wesp) |
4 | ðuzye flaju {K} | iets met tegenzin doen |
2 | eller | (spreektaal) pardon; sorry; neemt u me niet kwalijk |
2 | gmule {K} | spinnen (van wol) (in SS: spoelen, winden) |
3 | grÿne {K} | afwenden |
2 | nink {I} | laag (niet hoog) |
5 | pârme {E} | een boot door de branding de zee opduwen |
4 | rynn {C} | het weerzien (zn), ontmoeting (na een lange tijd) |
2 | saôc {C} | meid |
2 | uttiy {I} | venijnig |
– | vren {S} | koolzaad |
2 | vuldul {C} | boom |
6 | werôxos {C} | tegenwind |
Noten | |
1 | ook Lu-Sp-Granô |
---|---|
2 | ook Pl-Sp en Lu-Sp-Bloi |
3 | ook Tjemps, Pl-Sp en Lu-Sp-Bloi |
4 | ook Lu-Sp-Bloi en Lu-Sp-Stala (noordelijke helft) |
5 | ook Tjemps |
6 | ook Tjemps en Ÿr-Sp |
173.25 Krappa-Spokaans: Predicatieve additieven
In het Kr-Sp (en ook het Lu-Sp-Ergânt) worden pred.add.n veelal aan het werkw. gehecht. Dit is een improductief procédé in het SS, maar in deze dialecten is het productief (§ 40.31). Bijvoorbeeld:
Δ Do trempe-lôftquar ef mimpit. | "hij leest-langzaam het boek" |
---|---|
Δ Dena oto tóte beri ufire-vita. | "deze auto schijnt te rijden-snel" |
Vergelijk ook het Ha-Sp, waar pred.add.n achteraan het werkw. worden gehecht.
173.26 Krappa-Spokaans: Voorzetselparen
In het Kr-Sp en Ÿr-Sp bestaat de neiging om alle gecombineerde voorz.paren als een vaste samenstelling te behandelen (§ 141.110). Vergelijk:
ß Eft peplele melde mip kusamat ef arâbe-barera. |
Δ Eft peplele melde mipkusamat ef arâbe-barera. |
Er staat een rij populieren buiten langs het tuinhek.
|
---|
ß Ef belt-plano flûfo tarô kaf ef carûnrâpoe. |
Δ Ef belt-plano flûfo tarôkaf ef carûnrâpoe.1 |
Het vliegtuigje is vlakbij op het korenveld neergestort. |
Zo'n vaste samenstelling komt altijd in de spelling tot uitdrukking, vergelijk mip kusamat en mipkusamat. Maar het blijkt soms ook uit de uitspraak, want in de samenstelling ligt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep. Vergelijk tarô kaf [tarô kaf] en tarôkaf [tarôkaf] (vlakbij op).
1 | Let op de resultatief die nodig is omdat kaf hier een richting aanduidt. Ook in de samenstelling tarôkaf blijft kaf een res.vorm eisen. |
---|
173.27 ad § 173.3 4. Môliy-Spokaans
Môliy-Wefot-Spokânda (Môliy-Spokaans; Mô-Sp) wordt gesproken in vrijwel geheel Jelafo (met uitzondering van de streek tussen Moques en Hoggebim), in de zuidelijke helft van Ales en in het district Neno op Tigof. Het Mô-Sp is nauw verwant aan het Lu-Sp en wordt door de meesten dan ook als standaardtaal beschouwd, zij het met enkele uitspraakafwijkingen. Woorden die vroeger als typisch Mô-Sp-dialect werden beschouwd, dringen steeds meer in het Lu-Sp door en krijgen dus SS-status.
Er bestaan vijf varianten van dit dialect. Het Mô-Sp-Nutter wordt in Ales gesproken en is ook algemeen in gebruik in het Pegrevische deel van dit district (dus het berggebied van Liftka). De variant Mô-Sp-Stala (Basis) is feitelijk identiek aan de Stala-variant van het Lu-Sp (dus het SS). De variant Brâeenc in het zuidwesten van Jelafo wordt van Stala onderscheiden vanwege een paar frappante verschillen. In de rest van Jelafo (ten oosten van de Firani) spreekt met een wat meer afwijkende variant, die Mô-Sp-Bleftex wordt genoemd.
Het Mô-Sp-Neno wijkt vanwege de interferentie met het aangrenzende Cheetuc op de rest van het eiland in een aantal opzichten sterk af van het Mô-Sp op Liftka. Daarom spreekt men ook wel van Neno-Spokaans, hiermee uitdrukkend dat het geen variant van het Mô-Sp is, maar een eigen dialect. In deze grammatica houden we ons aan de indeling zoals gehanteerd door onder anderen Kerido-Ploema (1977) en ook weergegeven op het kaartje hierboven.
173.28 Môliy-Spokaans: Fonologie
De ch klinkt in het Mô-Sp altijd als [š]: chat (kat) en šat (sprokkelhout) klinken hier dus beide als [šat] (§ 11.39). Dat ch ([ç]) en š ([š]) wel vaker door elkaar lopen blijkt onder meer uit de dubbelvormen in het SS: châfâ = šâfâ (helaas) en chôrlige = šôrlige (vertrouwd zijn). Ook in het Hazâcki-Spokaans in en om Hoggebim is altijd een [š] in plaats van een [ç] te horen.
De i klinkt in het Mô-Sp even lang als de overige vocalen (dus als [i:]). De lange i klinkt hier extra lang, als [i::], ook wel aangeduid met [i] (§ 11.39).
De r is voor consonanten stom, terwijl een voorafgaande accentdragende vocaal verlengd wordt: furt [fu:t] (voor); larde [la:de] (eten); lardelira [ladelira] (etende), lardacc [lada:k] (voogd); ber Hirdo [be hi:do] (in Hirdo).
De s klinkt in het Mô-Sp-Bleftex als [þ]: husof [huþof] (kasteel); sért [þé:t] (huis). Uitzondering: als s voorafgegaan wordt door een andere consonant, klinkt hij als [s]: hupster [hupster] (groot).
In Neno is de j stom na een consonant (invloed van het Cheetuc): Asjetto [ase:to]; miytjâ [mîtâ] (gemiddeld); fjojae [fojawe] (slechten; met de grond gelijk maken). Uitzondering: in werkwoorden op -je blijft de j uitgesproken: zrempje [zrempje] (blijken uit); klatje [klatje] (overtuigd zijn).
De y klinkt in Neno als [i:]. Dus fit (zo) en fyt (rietstengel) klinken hier beide als [fi:t]. Zie § 11.39.
Het Mô-Sp-Brâeenc onderscheidt zich van alle andere varianten door de uitspraak van de â die altijd als [ô] klinkt. De ô daarentegen wordt altijd verlengd, dus [ô:]. Bijvoorbeeld: brât (laat) klinkt als [brôt] en brôt (wrak) klinkt als [brô:t], dus alsof er brôtt stond. En lômâ (driestemmig gezang) klinkt als [lô:mô], dus alsof er lômmô stond. Ook wordt in deze variant de é als [iy:] uitgesproken. Brâeenc klinkt dus als [brôwiy:n°k].
Deze verlengde ô en iy staan dus ook in woorden met een variabel accent en hoeven dus niet per se de klemtoon te dragen (zie ook § 11.19).
In het Mô-Sp-Brâeenc, en in mindere mate ook in het Mô-Sp-Stala, wordt vaak een m vóór een intervocalische b toegevoegd, de zogenoemde pre-nasalisatie. Zo wordt vobare (vormen) uitgesproken als [vombare] en crulabiy (in werkelijkheid, echt) als [krulambî]. In het Mô-Sp-Brâeenc klinkt kôbo (zon) als [kô:mbo] (met verlengde ô, zie hierboven). Dit is dus het omgekeerde procédé zoals beschreven in § 173.107 (invoeging van een [b] na een m).
173.29 Môliy-Spokaans: Lexicon
In onderstaand kader zijn een aantal woorden opgenomen die typisch voor het Mô-Sp zijn en buiten dit taalgebied niet of nauwelijks (met deze betekenis) herkend worden. De in Neno gangbare woorden zijn op Liftka geheel onbekend.
Môliy-Spokaans | ||
1 | abull {C} | opa (Spa: abuelo) |
1 | abulla {C} | oma (Spa: abuela) |
2 | af {III} | immer, altijd (in SS: immers, toch) |
2 | at {C} | tegelvloer |
---|---|---|
1 | bâldiy {C} | emmer (voor water) |
2 | bôdre {C} | schoof, schelf |
5 | burg {C} | stad, plaats |
2 | câðy {C} | bar, café |
2 | chorda {I} | plotseling, opeens, eensklaps |
16 | clynkyrre {C} | merel (poëtisch in SS: zangvogel) |
1 | dvâf {C} | stalknecht (in SS: knul, jongen) |
2 | ejjeose {I} | onbezet (niet door een leger bezet) |
8 | erdo {I} | sindsdien |
1 | ezédông {C} | "klokkenmolen" |
2 | fâsahe {C} | gevel, façade |
10 | fijanta {S} | vlees (om te eten) |
2 | fjer {Sef} | ijzer |
2 | fjer {I} | ijzeren, van ijzer |
2 | fónðâ {C} | appeltaart, appelgebak |
1 | fres {I} | gaar (van aardappels) |
8 | fule {K} | vullen |
8 | fulos {C} | vulling, het vullen |
2 | gart {C} | met bomen begroeid boerenerf (in SS: [grote] achtertuin bij vrijstaand huis) |
8 | gÿr {PV} | jij, je, jou, jullie |
4 | hâfter {III} | misschien |
1 | hâm {C} | zoom (in textiel) (in SS: slotgracht) |
5 | hér {C} | (vaste plek waar vee of landbouwmachines de weg oversteken om van het ene weiland naar het andere te komen) |
2 | hojjentoe {I} | massief; niet hol |
2 | hÿce {I} | nutteloos |
11 | jert {C} | matras, kussen (in SS: opper (hoopje drogend hooi)) |
2 | joliy {A} | vrijheid |
2 | kafkrôšiye {I} | achteloos |
2 | knófe {I} | onbekend |
1 | kokina {C} | fornuis (Spa: cocina = 'keuken') |
11 | krodal {S} | jam, marmelade |
3 | la {S} | gedorst graan (in SS: korrels, grof poeder) |
1 | léft {S} | bier (gebrouwen in Spokanië) |
12 | lómiy {I} | donker, duister (in een afgesloten ruimte, als het erbuiten licht is) |
1 | mômm {C} | mamma |
7 | neušâmelle {K} | misbruik maken van |
1 | nino {C} | kind (Spa: niño) |
2 | ópðae {I} | onbewolkt, wolkeloos |
1 | oste {K} | afdoen, afzetten (kleding, hoed ed.) |
1 | palo {C} | stok (Spa: palo) |
8 | plurre {E} | sneeuwen; hagelen (in SS: sneeuwen) |
1 | pôrte {C} | [voor]deur (Spa/Por: puerta/porta) |
3 | priy {I; mv=enk} | serieus, nauwgezet (in SS: vaardig) |
13 | râfe {K} | met metaaldraad vastbinden; van een metalen afrastering voorzien |
1 | raja {C} | luik (buiten voor de ramen) |
9 | rôqule {K} | vangen |
9 | rôqulos {C} | vangst |
2 | rôvrete {I} | lastig, stout, ondeugend |
1 | sarga {C} | lieveheersbeestje |
11 | sermen {C} | afgrond, ravijn |
6 | sértkanas {C} | woongedeelte, woonhuis (van boerderij) |
8 | sien {C} | moeder |
2 | šiykû {C} | kuiken |
2 | spâkelae {K} | bezitten |
2 | sprokto {C} | juten zak voor gerooide aardappelen (in SS: jurk, japon) |
1 | stašons {Cmv} | station (van treinen) |
2 | talje {K; gst= tall} | gekweekt fruit plukken (in boomgaard) |
2 | taljos {C} | pluk van gekweekt fruit (in boomgaard) |
2 | taty {C} | wand, muur |
6 | toqurtÿ {C} | naaldboom (in SS: doornstruik, struik met naalden) |
14 | tret {C} | opdonder, dreun |
14 | trete rast {K} | iemand een opdonder/dreun verkopen (in SS: iemand trakteren) |
1 | trÿje (= trÿ) {C} | spinnewiel |
15 | utets {C} | sloot |
1 | utt {I} | venijnig |
2 | veše ón {K} | aanbieden aan |
1 | vylk {C} | armvol (zoveel als je in je armen kan dragen) |
11 | vÿn {C} | schort met mouwen |
3 | ÿl {C} | aal, paling |
3 | zemmena {S} | misoogst, misgewas |
1 | zye (zy) {C} | zee |
Noten | |
1 | in Neno; ook Cheetuc |
---|---|
2 | ook Ÿr-Sp en Ha-Sp |
3 | Mô-Sp-Bleftex; ook Ÿr-Sp |
4 | in Neno; ook Lu-Sp |
5 | westkust van Jelafo en Ales; ook gedeeltelijk Lu-Sp |
6 | in Jelafo; ook Ha-Sp |
7 | in Jelafo en Neno |
8 | ook Ha-Sp |
9 | ook Ÿr-Sp, Ha-Sp en Cheetuc |
10 | Mô-Sp-Stala |
11 | ook als tweede taal in Pegrevisch gebied (Centraal-Liftka) |
12 | ook als tweede taal in Pegrevisch gebied (Centraal-Liftka); ook Ÿr-Sp |
13 | Mô-Sp-Brâeenc en -Neno |
14 | Mô-Sp-Nutter; ook Ÿr-Sp |
15 | Mô-Sp-Brâeenc` |
16 | in Jelafo; ook Ha-Sp; in Ÿr-Sp betekent het 'nachtegaal' |
173.30 Môliy-Spokaans: Pegrevische leenwoorden
In het Mô-Sp vinden we verscheidene Pegrevische leenwoorden, meestal afkomstig uit het Ha-Sp en Ÿr-Sp, waarin ze doorgedrongen zijn omdat deze dialecten ook in Pegrevië worden gesproken. In § 173.55 is een lijst met Pegrevische leenwoorden opgenomen die – aangepast aan de standaardspellingregels – ook in het Ÿr-Sp, Ha-Sp en Mô-Sp gebruikt worden. Ze zijn vaak ook in het Lu-Sp (het SS) doorgedrongen, maar hebben dan wel een dialectische connotatie.
173.31 Môliy-Spokaans: Aankleden
Het Mô-Sp-Nutter langs de Pegrevische grens, en meer algemeen het Ha-Sp en Ÿr-Sp, hebben een reeks werkw.n uit het Pegrevisch overgenomen die alle met het suffix -te van een lichaamsdeel zijn afgeleid, waarmee uitgedrukt wordt dat dit lichaamsdeel met een specifiek kledingstuk wordt bedekt. Zie de lijst in § 173.56.
173.32 Môliy-Spokaans: Weersuitdrukkingen
In de Spokaanse dialecten op Liftka en Brÿr kunnen werkw.n die een weersgesteldheid uitdrukken gemakkelijk gecombineerd worden met een "weers-substantief" (§ 132.70–71). De voorbeelden a., b. en c. zijn als idioom ook in het SS mogelijk. De subst.n kunnen ook naar links verplaatst worden, op de positie van het spoor ef. Bij de SS-vormen is dit typisch spreektaal, bij de dialectische vormen is het ook in de schrijftaal mogelijk:1
a. | ß Ef bidale snÿ. = £ Snÿ bidale. |
Er valt natte sneeuw. (lett. "het regent sneeuw") | |
---|---|
b. | ß Ef cryre yšen. = £ [Ef] yšen cryre. |
Het ijzelt. (lett. "het vriest ijzel") | |
c. | ß Ef ropjare ðô. = £ Ef ðô ropjare. |
Het dauwt; er is/hangt dauw. (lett. "het bevochtigt dauw") | |
d. | Δ Ef plurre denmos. = Δ Denmos plurre. |
Het hagelt. (lett. "het sneeuwt hagel") | |
e. | Δ Ef omeleche snÿ. = Δ Snÿ omeleche. |
Er woedt een sneeuwstorm. (lett. "het waait sneeuw") | |
f. | Δ Ef doube eft graviy smôg fes ef sÿrt. |
Er hangt dikke smog in de stad. (lett. "het mist een dikke smog in de stad") |
1 | Over het algemeen zijn dialecten primair gesproken taal, maar zeker het Mô-Sp-Stala wordt ook geschreven en is dus een SS-variant van het Lu-Sp-Stala (vandaar de aanduiding Stala (Basis). |
---|
173.33 Môliy-Spokaans: Kleuren
In het SS wordt bij samenstellingen waarin de kleur van een materiaal gegeven wordt, eerst het materiaal en dan de kleur genoemd. In het Mô-Sp (en ook Ha-Sp) wordt gewoonlijk een kleurprefix gebruikt (§ 171.65–66). Vergelijk:
ß eft marcatâ-kolai robô ~ Δ eft kolamarcatâ robô | een geelbrokaten jurk |
---|---|
ß eft plastic-blakker amâr ~ Δ eft blakplastic amâr | een witte plastic emmer |
ß ef katona-mindefit kÿponfâstôe ~ ~ Δ ef mindakatona kÿponfâstôe | de rode katoenen handdoeken |
Als er geen alternatief kleurprefix bestaat, gebruiken ook het Mô-S en Ha-S de SS-vorm. Zo is het prefix lati- minder geschikt om uitsluitend "groen" uit te drukken omdat dit prefix alle kleurschakeringen tussen groen en blauw weergeeft. Dus heeft ef katona-mesâ kÿponfâstôe (de groene katoenen handdoeken) de voorkeur boven Δ ef latikatona kÿponfâstôe.
173.34 Môliy-Spokaans: Klokkijken
In het SS wordt bij het noemen van de tijd (klokkijken) vooruit gerekend vanaf een heel uur. Terwijl het Nederlands achteruit rekent bij bijvoorbeeld "kwart voor vier" (vier uur en dan een kwartier terug), zegt men in de standaardtaal dur, holfe ur korter (lett. "drie, half en kwartier"). Maar in het Mô-Sp-Nutter (en dan vooral in het berggebied waar ook Pegrevisch wordt gesproken) rekent men weliswaar vooruit, maar refereert dan aan het uur dat nog komen moet. Hier wordt "kwart voor vier" dus uitgedrukt als holfe ur korter loin[iy] fâr (lett. "half en kwartier in de richting van vier"). Zie ook § 173.75 voor het systeem in het Ha-Sp. Meer over klokkijken in § 171.51.
ß Ér [zurt], holfe, korter ur vÿr | "één [uur], half, kwartier en vijf" |
Δ Holfe, korter ur vÿr loiniy ten [zurt] | "half, kwartier en vijf in de richting van twee [uur]" |
173.35 Môliy-Spokaans: Clitische pers.vnw.n
In het Mô-Sp in Jelafo en Neno (en ook in het Cheetuc), verschijnen pers.vnw.n en een aantal zelfst.vnw.n in clitische vorm als een suffix achter een voorz. Deze clitica komen ook elders in het Spokaanse taalgebied voor, maar dan hoofdzakelijk als minder correcte spreektaal en nooit als suffix geschreven. Voor een overzicht van deze suffixen, zie Blok 70.51 en § 73.12. Voorbeelden:
ón gress = óngiys | aan mij |
---|---|
lef tu = leftû | met jou |
quân do = quândû | namens hem |
helkara kirro = 'karakirr | naar ons |
kaf efs = kafûs | op hen; erop |
kaf tem = kaftiym | op hen; erop |
lango ef = langoûf | langs het; erlangs |
furt pipar = furtpirr | voor alle[n]; voor alles |
helkara minkers = 'karaminnks | naar sommige[n]/verscheidene[n] |
kaf fitaju = kaftaju | op zoiets |
Zulke clitische vormen leiden binnen het voorz. soms ook tot accentverschuiving. Vergelijk: quân do ~ quândû; lango ef ~ langoûf.
Verder wordt ook de determinant ki als clitic behandeld, wat betekent dat deze aan het voorgaande woord wordt gehecht en er dan eventueel ook sprake is van accentverschuiving (zie ook § 151.33 voetnoot 1). Vergelijk (de onderstreepte lettergreep draagt het accent):
ß Do ef oto nert lorerde ki. ~ Δ De ef oto nert lorerdeki. |
Hij heeft de auto niet GEKOCHT. (maar bijv. gehuurd) |
---|
173.36 Môliy-Spokaans: Zelfstandige voornaamwoorden
In het SS worden de vormen cradôse (geen van alle[n]) en râste (niemand) gebruikt, maar in het Mô-Sp (en Ÿr-Sp) zijn de e-loze varianten cradôs en râst algemener (§ 151.129). Om een duidelijker onderscheid met crados (alle[n]) en rast (iemand) te maken, wordt de a soms verlengd, dus [cra:dos] en [ra:st]. Zie ook § 173.59.
173.37 Môliy-Spokaans: Vergrotende trap
Overal in het Mô-Sp, behalve Mô-Sp-Bleftex (en ook het Zver) wordt bij vergelijkingen met een vergrotende trap vaak een constructie met lÿ gebruikt i.p.v. met dus. Deze lÿ-constructies worden elders beschouwd als ambtelijke schrijftaal (§ 144.14). Vergelijk:
ß Petriy melde hupster terat dus Elsa. ~ $Δ Petriy melde lÿ Elsa hupster terat. |
Petriy is groter dan Elsa.
|
---|
ß Groft oto ufire vita oiba dus ef viltiy. ~ $Δ Groft oto ufire lÿ ef viltiy vita oiba. |
Zijn auto rijdt minder snel dan de jouwe. |
Let op de woordvolgorde: de voorz.bep.n lÿ Elsa en lÿ ef viltiy staan direct achter het predicaat, maar dus Elsa en dus ef viltiy staan aan het eind van de zin, omdat dus een voegwoord is en feitelijk een beknopte bijzin inleidt.
173.38 Môliy-Spokaans: Geen deletie van zinskern
In het SS is het gebruikelijk om een zinskern in een bijzin te deleren als deze corefereert met de kern in de hoofdzin (§ 131.109). Maar in de Brâeenc- en Neno-varianten van het Mô-Sp (en ook het Cheetuc), waar frequent gebruik wordt gemaakt van clitische pers.vnw.n (§ 173.35), wordt kerndeletie vervangen door een pronominaal suffix. Vergelijk:
ß Elsa porforreve den Ø stynavy. = Δ Elsa porforreve denûp stynavy. |
Elsa is te koppig om toe te willen geven.
|
---|
ß Kirro tinda, den Ø chaquinde. = Δ Kirro tinda denkirr chaquinde. |
Wij bleven om te praten. |
173.39 Môliy-Spokaans: Gedeeltelijke inversie
In vrijwel alle dialecten op Liftka bestaat een gedeeltelijke inversie in de toek.tijd, als het predicaat zowel een hulpwerkwoord als een infinitief bevat (dus een infinitiefconstructie). Alleen het finiete deel verschuift bij de inversie naar de positie vóór de zinskern. Vergelijk:
a. | ß Perke beri kafte Moffain ef xyfolos. |
b. | Δ Perke Moffain beri kafte ef xyfolos. |
Moffain zal de boete moeten betalen. |
---|
In a. staat de standaardvorm: het gehele (onderstreepte) predicaat staat links van de zinskern Moffain. In b. staat de dialectische variant: alleen het finiete deel perke staat links van de zinskern. Het infinitiefcomplement beri kafte blijft rechts van de zinskern staan. Zie ook de voetnoten bij § 81.28 en § 90.14.
173.40 Môliy-Spokaans: Positie van lo in vergelijkingen
Vergelijk:
a. | ß Lo do lajete graviy tu/fimpt lo gress. |
b. | Δ Do lo lajete graviy tu/fimpt lo gress. |
Hij scheldt jou even hard uit als ik [doe]. |
---|
Zin a. is de constructie in het SS, maar b. komen we vooral tegen in het Mô-Sp in en om Amahagge, en het Ha-Sp (§ 143.121). In b. is niet de kern met lo gemarkeerd, maar het predicaat dat bij die kern hoort.
173.40a Môliy-Spokaans: Nevengeschikte voorzetselbepalingen
In het Mô-Sp-Neno (en ook in het Lu-Sp-Granô) bestaat een (onlogische) constructie waarbij de fundamenten van twee voorz.bep.n nevengeschikt worden, terwijl toch het dode voorzetsel âs toegevoegd wordt. De voorzetsels zijn vet en het dubbele voegwoord is onderstreept:
a. | Kirro di kolafaru ber toje Afacha fra âs Crobela. |
Wij gaan in óf Afacha óf Crobela naar de wintersport.
| |
---|---|
b. | Pert tûst melde kaf cÿr ef kelbras is âs ef feldariys. |
Er ligt veel stof op zowel de tafels als de kasten. |
In a. staat in het linker lid het voorz. ber buiten de nevenschikking toje Afacha fra Crobela, maar in het rechter lid staat het voorz. âs voor het fundament. Dit is feitelijk een contaminatie van de constructies ber toje Afacha fra Crobela en toje ber Afacha fra âs Crobela.
Evenzo staat in b. het voorz. kaf buiten de nevenschikking, en âs voor het fundament. Zie ook § 120.125.
173.41 Môliy-Spokaans: Genitief
In § 60.23 is uitgelegd hoe de genitief van eigennamen gevormd wordt met het suffix -ex plus het lidwoord ef, bijvoorbeeld Jânex ef mimpit (Jâns boek). Over het algemeen wordt aangenomen dat het vette ef een onderdeel van de genitiefconstructie is, en niet een bepaling bij het fundament mimpit. Maar in het Mô-Sp-Stala en -Brâeenc wordt een dergelijk lidwoord beschouwd als een bepaling bij het fundament, wat tot gevolg heeft dat er ook lidwoordvervangende elementen gebruikt kunnen worden, of dat ef zelfs geheel weggelaten kan worden (§ 60.36). Bijvoorbeeld:
Δ Jânex eftofpira mimpit | een of ander boek van Jân |
---|---|
Δ Elsaex eft kyl | een pop van Elsa |
Δ Elsaex dena kyl | deze pop van Elsa |
Δ Elsaex kyls | poppen van Elsa |
In het SS moeten omschrijvingen gebruikt worden, zoals eftofpira mimpit rifo Jân of dena kyl rifo Elsa (dus analoog aan het Nederlands).
173.42 Môliy-Spokaans: Subjectloze passieven
In subjectloze passieven blijft blul-inversie dikwijls achterwege in het Mô-Sp en de andere dialecten op Liftka (maar niet in Neno) (§ 91.14e). Maar het gebruik van passieve pers.vnw.n is ondanks het achterwege blijven van inversie wel mogelijk. Vergelijk:
a. | ß Blul vâpjelije pert dôe. |
b. | ßΔ Do vâpjelije pert blul. |
c. | Δ Dôe vâpjelije pert blul. |
Hij wordt veel gepest. |
---|
Zin a. (inversie en passief pers.vnw. dôe) is uitsluitend SS. Zin b. (actief pers.vnw. do) is SS, maar ook op Liftka gebruikelijk. Zin c. (passief dôe) komt alleen op Liftka voor.
Als de blul-inversie achterwege blijft (§ 91.14e), betekent dit dat het object in een passieve zin nog een sterk "kerngevoel" heeft en dat een subjectkern die hiermee corefereert, gemakkelijk gedeleerd kan worden (§ 132.137). Vergelijk:
a. | Δ Olyva vlofjelije blul fes ef kelâr, brâ Ø scemre fit hups. |
Olyva wordt in de kelder opgesloten, want [ze] schreeuwt zo hard.
| |
---|---|
b. | ? Blul vlofjelije Olyva fes ef kelâr, brâ Ø scemre fit hups. |
In zin a. ontbreekt de blul-inversie en daarom is deletie van de kern in de bijzin correct (gesymboliseerd door Ø).1 In het SS wordt de voorkeur aan inversie gegeven, zoals in zin b., en dan is deletie van de kern in de bijzin twijfelachtig.
1 | Dit geldt niet voor het Mô-Sp-Brâeenc en Mô-Sp-Neno; zie § 173.38. |
---|
In het Mô-Sp-Neno (en ook het Cheetuc) wordt altijd de determinant hyg in plaats van blul gebruikt (§ 91.21). In tegenstelling tot in het SS, is hyg in deze dialecten dus niet verheven of poëtisch. Hyg gaat altijd samen met inversie:
℗Δ Hyg ÿmpelije Erget tjâg dâmenas. | Erget wordt met gebeden vereerd. |
---|---|
℗Δ Invóbelije hyg Elsa. | Elsa zal uitgenodigd worden. |
173.45 Môliy-Spokaans: Passieve afleiding van hyg
Van het subjectspoor hyg (§ 91.21) bestaat nog de archaïsche passieve afleiding hiygge, die gebruikt wordt als leeg object bij semtrans.werkw.n, bijvoorbeeld: eup arkette [hiygge]/eup hiygge arkette (ze huilt/ze heeft gehuild). In het SS wordt voor zo'n leeg object het spoor tiyn of šôt gebruikt: eup arkette [ef tiyn]/eup ef tiyn arkette. Dus de passieve afleiding van hyg heeft niets te maken met subjectloze passiefconstructies. De enige overeenkomst is dat hyg gebruikt wordt in zinnen waarin een subject ontbreekt, en hiygge gebruikt wordt in zinnen waarin een object ontbreekt.
173.46 Môliy-Spokaans: Passieve infinitiefconstructie
In het Mô-Sp-Bleftex en het Ha-Sp is een passieve vorm van een infinitiefconstructie mogelijk (§ 81.27). Vergelijk:
a. | Ef efantys finne beri prucce ef huldus. > |
De kinderen gaan de kersen plukken. | |
---|---|
b. | > Δ Beri prucce ef huldus finnelije pai ef efantys. |
te plukken de kersen wordt.begonnen door de kinderen
| |
a. | Ef menester espere beri klate ef cômišo. > |
De minister hoopt de commissie te [kunnen] overtuigen. | |
b. | > Δ Beri klate ef cômišo esperelije pai ef menester. |
te overtuigen de commissie wordt.gehoopt door de minister |
Zulke passieven zijn dialectisch mogelijk bij doelwerkwoorden met een transitief karakter, maar ze worden in het SS afgekeurd. Zie ook § 126.76 voetnoot 1.
173.47 Môliy-Spokaans: Grammaticale stammen
In het Mô-Sp-Nutter (en dan met name in de berggebieden van Ales) wordt bij veel werkw.n de gramst. op regelmatige wijze gevormd (namelijk door invoeging van een e voor de laatste consonant), terwijl dat in de rest van het Mô-Sp niet het geval is (daar gelden de regels uit het SS, zie § 82.33 en § 82.35). Bijvoorbeeld:
werkw. | gramst. Mô-Sp-Nutter | gramst. SS | |
gédre | géder | géter | africhten van valken voor de jacht |
---|---|---|---|
cÿrfre | cÿrfer | cÿrferâ | overtreden |
félcle | félcel | félt | voorafgaan aan |
fiymbre | fiymber | fiymet | rafelen |
173.48 Môliy-Spokaans: Positionele werkwoorden
In het SS kunnen object en/of echo tussen een handelingswerkw. en een posit.werkw. geplaatst worden (§ 81.44). Bijvoorbeeld (handelingswerkw. is vet, positioneel werkw. is onderstreept):
Ef taksi-lenkatjen siytinte ur/wân ufire ón ef pittatjens. = = Ef taksi-lenkatjen siytinte ón ef pittatjens ur/wân ufire. |
De taxichauffeur moppert onder het rijden op de fietsers. |
---|
In het Mô-Sp en Ha-Sp kunnen ook voorz.bep.n tussen een handelings- en een positioneel werkw. geplaatst worden (§ 81.51):
ß Ef taksi-lenkatjen gûfque ur/wân ufire kura ef pittatjens. = = Δ Ef taksi-lenkatjen gûfque kura ef pittatjens ur/wân ufire. |
De taxichauffeur klaagt onder het rijden over de fietsers. |
---|
173.49 Môliy-Spokaans: Voltooide deelwoorden
In het Mô-Sp-Neno (en ook in het Cheetuc) komen veel onregelmatige volt.dw.n voor, terwijl die in het Mô-Sp op Liftka, en ook in het SS, (meestal) wel regelmatig zijn (§ 101.46). Dergelijke onregelmatige volt.dw.n eindigen vrijwel altijd op -s of -t. Bijvoorbeeld:
werkw. | volt.dw. Neno/Cheetuc | volt.dw. SS | |
croje | crôjâs | crojor | porren, aansporen, opjagen |
---|---|---|---|
châmpje | châmpâs | châmpjor | spreiden |
splônje | splôns/splônt | splônjor | bedoelen, menen |
rakle | raket | raklor | opporren (van vuur) |
oste | ostât/ostet | ostor | afdoen, afzetten (van kleding, hoed ed.) |
Merk op dat de onregelmatige vorm crôjâs ook in het Mô-Sp op Liftka gebruikelijk is. Het werkw. oste is sowieso dialectisch en dus geen SS.
In het SS worden een stuk of tien volt.dw.n gevormd met de suffixen -et of -en achter de wortel. Deze suffixen zijn feitelijk varianten van elkaar, ze zijn in het moderne Spokaans complementair gedistribueerd, maar in het Mô-Sp-Brâeenc en -Neno (en ook in het Cheetuc), worden -et en -en door elkaar gebruikt (§ 101.54–56). Voor voorbeelden, zie § 173.120.
173.51 Môliy-Spokaans: Habitueel aspect
In het Mô-Sp-Nutter en -Stala (en ook in het Ÿr-Sp) bestaat het suffix -arât om een habitueel aspect uit te drukken: do obezjere/do obezjerarât terat hups ki (hij lacht/hij heeft de gewoonte om [altijd] erg hard te lachen). In het SS bestaat hiervoor de determinant ra: Do obezjere ra terat hups ki (§ 110.89). In het Mô-Sp-Brâeenc wordt zowel het suffix -arât als de determinant ra gebruikt. Zie ook § 173.66.
173.52 ad § 173.3 5. Ÿrofly-Spokaans
Ÿrofly-Wefot-Spokânda (Ÿrofly-Spokaans; Ÿr-Sp) wordt in de noordelijke helft van Ales gesproken en wijkt in fonologisch en lexicaal opzicht aanzienlijk af van het aangrenzende Mô-Sp. In het grensgebied van Ales en Ben vertoont het Ÿr-Sp veel invloed van het Druk-Pegrevisch zoals dat in Ben wordt gesproken. Overigens wordt het Ÿr-Sp in geheel Ben en op Teujan door de meeste mensen als tweede taal naast het Pegrevisch gesproken.
173.53 Ÿrofly-Spokaans: Fonologie
De o en ô worden in het Ÿr-Sp als [â:] uitgesproken indien het accent erop valt: lomp [lâ:mp] (wie); Bôrâ [bâ:râ]; tofkof [tâ:fkof] (schemering). Zie ook § 11.39.
In het noordwestelijke deel van het gebied waar Ÿr-Sp gesproken wordt, bestaat metathesis van de r: de combinatie vocaal + r klinkt hier dikwijls als r + vocaal: furt [frut] (voor); terde [trede] (tellen). Bijzonder is, dat de diftongering van de é en o die door een eropvolgende r wordt veroorzaakt (§ 11.3) behouden blijft als de r vanwege de metathesis vóór de é of o verschijnt: fort [fröt] (tijd); térte [trëte] (smoren; sudderen). Zie ook het artikel van Kerido-Jûst (1993) over dit verschijnsel.
De bilabiale variant van de f [ƒ] (§ 11.39) die zo typisch is voor het Pegrevisch, is ook vaak in het Ÿr-Sp (en Ha-Sp) in Pegrevië te horen, vooral in typisch Pegrevische begrippen, zoals:
râftâf [râftâƒ] | herrie, kabaal |
---|---|
juf [juƒ] | marktplein |
kliyf [kliyƒ] | steeg |
lâstôf [lâstôƒ] | gevlekt schaap |
173.54 Ÿrofly-Spokaans: Lexicon
In onderstaand kader zijn een aantal woorden opgenomen die typisch voor het Ÿr-Sp (of meer in het algemeen voor Liftka) zijn.
Ÿrofly-Spokaans | ||
1 | af {III} | immer, altijd (in SS: immers, toch) |
1 | at {C} | tegelvloer |
---|---|---|
1 | bôdre {C} | schoof, schelf |
3 | bryhe {C/S} | stamppot; stoofschotel |
1 | câðy {C} | bar, café |
1 | chorda {I} | plotseling, opeens, eensklaps |
14 | clynkyrre {C} | nachtegaal (poëtisch in SS: zangvogel) |
4 | cvemp {C} | gors, schor, kwelder; aanslibbing, aangeslibd stuk land |
1 | ejjeose {I} | onbezet (niet door een leger bezet) |
1 | fâsahe {C} | gevel, façade |
– | férsa {C} | dutje |
1 | fjer {Sef} | ijzer |
1 | fjer {I} | ijzeren, van ijzer |
1 | fónðâ {C} | appeltaart, appelgebak |
1 | gart {C} | met bomen begroeid boerenerf (in SS: [grote] achtertuin bij vrijstaand huis) |
1 | hojjentoe {I} | massief; niet hol |
1 | hÿce {I} | nutteloos |
3 | jogge {U} | stalvloer schrobben |
1 | joliy {A} | vrijheid |
1 | kafkrôšiye {I} | achteloos |
1 | knófe {I} | onbekend |
2 | la {S} | gedorst graan (in SS: korrels, grof poeder) |
6 | lómiy {I} | donker, duister (in een afgesloten ruimte, als het erbuiten licht is) |
7 | nuc (nuct) {I} | naakt |
1 | ópðae {I} | onbewolkt, wolkeloos |
9 | premme {U} | babbelen |
2 | priy {I; mv=enk} | serieus, nauwgezet (in SS: vaardig) |
– | prûðe {U} | op je hoofd krabben |
– | rende {C} | pad door duinen of moeras |
10 | ret {C; mv= orât} | slee |
5 | rôqule {K} | vangen |
5 | rôqulos {C} | vangst |
1 | rôvrete {I} | lastig, stout, ondeugend |
7 | sier {C} | moeder |
1 | šiykû {C} | kuiken |
1 | spâkelae {K} | bezitten |
1 | sprokto {C} | juten zak voor gerooide aardappelen (in SS: jurk, japon) |
1 | talje {K; gst= tall} | gekweekt fruit plukken (in boomgaard) |
1 | taljos {C} | pluk van gekweekt fruit (in boomgaard) |
1 | taty {C} | wand, muur |
8 | toh {C} | bochel (op rug); klein heuveltje (op môliy) |
11 | tret {C} | opdonder, dreun |
11 | trete rast {K} | iemand een opdonder/dreun verkopen (in SS: iemand trakteren) |
12 | tur {C} | vrouw |
9 | tuše {C} | rietveld langs oever (in SS: ladde, drijftil) |
1 | veše ón {K} | aanbieden aan |
13 | werôxos {C} | tegenwind |
2 | ÿl {C} | aal, paling |
2 | zemmena {S} | misoogst, misgewas |
Noten | |
1 | ook Mô-Sp en Ha-Sp |
---|---|
2 | ook Mô-Sp-Bleftex |
3 | voornamelijk als tweede taal op Teujan en Noord-Brÿr |
4 | ook Tjemps |
5 | ook Mô-Sp, Ha-Sp en Cheetuc |
6 | ook Mô-Sp in Pegrevisch gebied |
7 | ook Ha-Sp |
8 | op Noord-Liftka, globaal boven de lijn Tunbas--Mollefin; ook op Noord-Brÿr |
9 | op Noord-Liftka, globaal boven de lijn Tunbas--Mollefin |
10 | voornamelijk als tweede taal op Noord-Liftka en Teujan |
11 | ook Mô-Sp-Nutter |
12 | ook Ha-Sp |
13 | langs gehele noordkust van Liftka en op Teujan; ook Tjemps en Kr-Sp |
14 | in Ha-Sp en Mô-Sp betekent het 'merel' |
173.55 Ÿrofly-Spokaans: Pegrevische leenwoorden
Het Ÿr-Sp en Ha-Sp zoals die als tweede taal in het Pegrevische taalgebied worden gesproken, kennen veel leenwoorden uit het Pegrevisch, die meestal ook doorgedrongen zijn in het Ÿr-Sp en Ha-Sp buiten het Pegrevische taalgebied. Ook het Mô-Sp-Nutter (als tweede taal in het Pegrevische berggebied) is gevoelig voor de Pegrevische leenwoorden. In onderstaande lijst zijn Pegrevische leenwoorden opgenomen die – aangepast aan de standaardspellingregels – ook in het Ÿr-Sp, Ha-Sp en Mô-Sp gebruikt worden. Ze zijn vaak ook in het Lu-Sp (het SS) doorgedrongen, maar hebben dan wel een dialectische connotatie.
Pegrevische leenwoorden | ||
Pegrevisch | SS | |
ânka | ânka {C} | knuppelweg |
---|---|---|
atertjaën(e) | atertatjen {C} | [hout]vlotter |
aterte | aterte {K} | vlotten (van hout op een rivier) |
broëft | bróft {C} | rij, reeks; alfabet |
cet | cet {C} | pad, klein weggetje |
drâf | drâf {C} | gezicht, voorkant van het hoofd (in SS: vizier (van harnas)) |
eüvaze eön | ÿazje ón {U; gst= ÿazjet} | onderdanig zijn tegen, zich onderdanig opstellen tegenover 1 |
gline | glyne {Krs} | opofferen |
goët | gót {I} | hooghartig (in SS: afkeer {SC}) |
goëtiy | gótiy {A; mv=enk} | hooghartigheid (zoals boeren kenmerkend vinden voor stadsbewoners) (in SS: afkerig {I}) |
habry-nes | habrynes {C} | olifant (in SS: dier met een lange snuit) |
hy | hy {C} | meer, waterbekken |
iënder | ÿndre {C} | watervogel (in SS: eend) 2 |
kÿ | kÿ {I} | meestal |
lâsteƒ | lâstôf {C} | gevlekt schaap |
leätiy | leltiy {III; mv=enk} | hoe langer hoe ..., steeds ... 3 |
liëzhe | lyze beri {U} | beweren |
mehân | mehân/mehan {C} | overloop, balustrade, galerij 4 |
mjynde | mjinde {E} | onderweg wisselen van paard[en] |
moëts | móts {C; mv= omóts} | vacht |
nehhec | néc {C} | jongeling |
pândy | pându {S} | uitgebakken spek (ook in Cheetuc gebruikt) |
plurster | plurstitar {C} | schooljuffrouw; jonge vrouw (in SS: juffrouw (aanspreektitel in winkel/restaurant)) |
reëpe | répe {K} | schranken (tanden van zaag bijstellen) |
roëmte | rômtâ {S} | geroddel, roddelpraat (in SS: geroezemoes) |
ruëga | ruggâ {C} | oogster |
ruëge | rugge {K} | oogsten |
ruëgjos | ruggos {C} | oogst |
rý | rÿ {C; mv= rÿa} | stal (i.h.b. voor koeien) 5 |
shutje | šutje {K; gst= šuts} | rooien (van bomen, struiken ed.) |
teëfe | teffe {K} | zien |
týn | tiyn {C} | baksteen (in SS: ding, voorwerp, iets, item) 6 |
vjopa | vjopa {SC} | troost |
Noten
173.56 Ÿrofly-Spokaans: Aankleden
Het Ÿr-Sp en Ha-Sp (en Mô-Sp langs de Pegrevische grens) hebben een reeks werkw.n uit het Pegrevisch overgenomen die alle met het suffix -te van een lichaamsdeel zijn afgeleid, waarmee uitgedrukt wordt dat dit lichaamsdeel met een specifiek kledingstuk wordt bedekt. Het suffix -te is de gereduceerde variant van het werkwoord tece (doen), dat in het Pegrevisch nog gebruikt wordt, maar in het SS archaïsch is en door paine is vervangen.1 Zie de lijst hieronder.
1 | Alleen in de samenstellingen bârtece (beboteren, met boter besmeren; lett. "[met] boter doen") en jumpetece (springen; lett. "[een] sprong doen") is het werkw. tece nog herkenbaar. |
---|
Pegrevische leenwoorden – aankleedtermen | |||
lichaams- deel | werk- woord | ||
basc | borst | bascte [baste] | trui/hemd/shirt aantrekken ("de borst bedekken", d.w.z. een kledingstuk over het hoofd heen aantrekken dat geheel gesloten is)
|
---|---|---|---|
birriy | schouder | birriyte | cape of lang gewaad aantrekken/omslaan ("de schouders bedekken", met een wijd kledingstuk en goede sluiting)
|
cria- | pols- | criate | handschoenen/werkmouwen aantrekken ("de polsen bedekken")
|
drâf | gezicht 1 | drâfte | harnas/uniform/rijkostuum aantrekken ("het gezicht bedekken", d.w.z. een specifieke uitrusting aandoen die uit losse onderdelen bestaat: jas, broek, laarzen, pet, helm, ed.)
|
fro- | lichaam- | frote | lange jas met mouwen aantrekken ("het lichaam bedekken met een groot kledingstuk")
|
molâfit | buik | molâfitte | broek/rok/ondergoed aantrekken ("het onderlijf of de buik bedekken")
|
nurp | hoofd | nurpte | [los] hoofddeksel opzetten ("het hoofd bedekken")
|
temp | rug | tempte [tente] | korte jas aantrekken ("de rug bedekken", d.w.z. een kledingstuk aantrekken dat van achteren dicht en van voren open is)
|
tiffug | voet | tiffugte | schoenen en/of sokken aantrekken ("de voeten bedekken")
|
ÿrk | nek, hals | ÿrkte | capuchon of vastgestikte sjaal/sluier over het hoofd trekken ("de nek bedekken", d.w.z. met een deel van de kleding) 2 |
Noten
173.57 Ÿrofly-Spokaans: Weersuitdrukkingen
In de Spokaanse dialecten op Liftka en Brÿr kunnen werkw.n die een weersgesteldheid uitdrukken gemakkelijk gecombineerd worden met een "weers-substantief" (§ 132.70–71). Voor voorbeelden, zie § 173.32.
173.57a Ÿrofly-Spokaans: Klokkijken
In de Spokaanse dialecten op Liftka wordt bij het noemen van de tijd het werkw. šove gebruikt in plaats van melde. Vergelijk:
ß Ef melde âke zurt. |
Δ Ef [kloppa] šove âke [zurt]. |
Het is acht uur. |
---|
173.58 Ÿrofly-Spokaans: Persoonlijke voornaamwoorden
De oppositie inclusief ~ exclusief is in het SS verloren gegaan, waardoor ook het onderscheid tussen gress (wij-INCL) en kirros (wij-EXCL) onnodig werd (§ 70.4). Maar in het Ÿr-Sp wordt gre (of griy) nog steeds gebruikt (i.p.v. gress). De oorspronkelijke dualisvorm kirro betekent tegenwoordig 'wij'.
In het Ÿr-Sp en Ha-Sp zoals dat door tweetaligen in de Pegrevische taalgebieden wordt gesproken, wordt gÿr in plaats van tu (jij; jullie) gebruikt, terwijl gÿrs de beleefde vorm (u) is (§ 70.4 punt 2). Tu is een Spaans/Frans leenwoord dat in de 16e eeuw in het rooms-katholieke deel van Spokanië populair werd. De streng ergynische dialectsprekers op Liftka en Brÿr moeten niets van deze "christelijke infiltratie" hebben.
173.59 Ÿrofly-Spokaans: Zelfstandige voornaamwoorden
In het SS worden de vormen cradôse (geen van alle[n]) en râste (niemand) gebruikt, maar in het Ÿr-Sp (en Mô-Sp) zijn de e-loze varianten cradôs en râst algemener (§ 151.129). Om een duidelijker onderscheid met crados (alle[n]) en rast (iemand) te maken, wordt de a soms verlengd, dus [cra:dos] en [ra:st]. In het Ÿr-Sp wordt bij cradôs ook de uitspraak [kradôs] waargenomen, dus met de klemtoon op de ô (dit kan gezien worden als een gevolg van de uitspraak van cradôse, waarin de ô eveneens de klemtoon draagt). Zie ook § 173.36.
173.60 Ÿrofly-Spokaans: Morfologie
Het werkw. lyze (meedelen, beweren) dat de basis vormt van het SS-werkw. bÿlyze (pochen), komt niet alleen in het Pl-Sp voor, maar ook in het Ÿr-Sp en Ha-Sp zoals dat in het Pegrevische deel wordt gesproken. Dit waarschijnlijk onder invloed van het hieraan verwante Pegrevische werkwoord lýze (meedelen, beweren).
Het Ÿr-Sp en Ha-Sp, zoals die (als tweede taal) in Pegrevië gesproken worden, kennen het werkw. zerfe lo (eruitzien als), waar het SS loke gebruikt (§ 143.69). Daarentegen wordt wemze (dialectische variant van iemze (waarnemen)) in de algemene betekenis van 'zien' gebruikt, waar het SS zerfe kent. Dit gebruik van zerfe lo kan gezien worden als een leenvertaling van het Pegrevisch. Vergelijk:
a. | ß Ef brûe loke côšos. (zie § 143.75) |
b. | †Δ℗ Ef brûe zerfe lo côšos. |
De stamppot ziet eruit als kots. |
---|
In het Ÿr-Sp en Ha-Sp, zoals die (als tweede taal) in Pegrevië gesproken worden, wordt in plaats van šalo (meestal) de dialectische variant kÿ gebruikt (§ 151.106 noot 13). Dit add. CAT. I kan niet met nert/noi gecombineerd worden. In plaats van het hypothetische ¢ kÿ nert/noi (meestal niet) wordt altijd lendiy (zelden) gebruikt. Vergelijk:
a. | ß Fes Spooksoliy stus pjôle šalo noi rifo goe politiycs. |
b. | Δ Fes Spooksoliy stus pjôle lendiy rifo goe politiycs. |
In Spokanië praat men meestal niet/zelden over politiek. |
---|
173.61 Ÿrofly-Spokaans: Gedeeltelijke inversie
In vrijwel alle dialecten op Liftka bestaat een gedeeltelijke inversie in de toek.tijd, als het predicaat zowel een hulpwerkwoord als een infinitief bevat (dus een infinitiefconstructie). Alleen het finiete deel verschuift bij de inversie naar de positie vóór de zinskern. Dit is uitgelegd in § 173.39.
173.62 Ÿrofly-Spokaans: Relatieve bijzinnen
In het Ÿr-Sp (en ook in het Ha-Sp en Cheetuc) wordt een bijzin met een betr.vnw. uitsluitend als "beperkend" geïnterpreteerd. Van een "uitbreidende" lezing is nooit sprake, ook niet als een beperkende interpretatie semantisch onmogelijk is. Vergelijk:
a. | Goe kvals, meldelira goe mâmûls, poire fes ef nutter zés. |
De walvis, die een zoogdier is, leeft in de noordelijke zeeën. | |
---|---|
b. | * Goe kvals poire fes ef nutter zés, mit melde goe mâmûls. |
* De walvis die een zoogdier is, leeft in de noordelijke zeeën. |
Zin b. is in het SS acceptabel, maar wordt dan geïnterpreteerd als synoniem met a., dus met een uitbreidende lezing, zodanig dat "die een zoogdier is" bedoeld is als een extra uitleg voor het geval iemand mocht denken dat een walvis een vis is.
De beperkende lezing in b. is onzin, want dat zou suggereren dat alleen de walvissen die zoogdieren zijn in de noordelijke zeeën leven, en andere walvissen (die dus geen zoogdieren zijn) ergens anders leven. Een bijzin, uitgedrukt met -lira kan daarentegen ook in het Ÿr-Sp zowel een uitbreidende als beperkende betekenis hebben. Zie verder de uitleg in § 124.79.
173.63 Ÿrofly-Spokaans: Subjectloze passieven
In subjectloze passieven blijft blul-inversie dikwijls achterwege in het Ÿr-SWp en de andere dialecten op Liftka (§ 91.14e). Maar het gebruik van passieve pers.vnw.n is ondanks het achterwege blijven van inversie wel mogelijk. Verder heeft het object in een passieve zin nog een sterk "kerngevoel" zodat een subjectkern die hiermee corefereert, gemakkelijk gedeleerd kan worden (§ 132.137). Dit wordt uitgelegd in § 173.42–43.
173.64 Ÿrofly-Spokaans: Tegenwoordig deelwoord
Om een progressieve of exclamatieve modus uit te drukken, kende het Oudspokaans het suffix -lire, dat tegenwoordig door -lira is vervangen (§ 100.7–8). Alleen in de spreektaalvarianten van het Ÿr-Sp en Ha-Sp (ook in het Pegrevische taalgebied van Liftka en Brÿr) wordt -lire nog gebruikt. Bijvoorbeeld:
ß Do ÿrômelira ~ Δ Do ÿrômelire. |
Hij is werkend/aan het werk[en].
|
---|
ß Tu mešanelira kiygt! ~ Δ Tu mešanelire kiygt! |
Wat kom je laat!
|
ß Dena baby arkettelira! ~ Δ Dena baby arkettelire! |
Wat huilt die baby!; Wat is die baby aan het huilen! |
173.65 Ÿrofly-Spokaans: Voorzetselparen
In het Ÿr-Sp en Kr-Sp bestaat de neiging om alle gecombineerde voorz.paren als een vaste samenstelling te behandelen (§ 141.110). Zie hiervoor § 173.26.
173.66 Ÿrofly-Spokaans: Habitueel aspect
In het Ÿr-Sp (en ook in het Mô-Sp-Nutter en -Stala) bestaat het suffix -arât om een habitueel aspect uit te drukken: do obezjere/do obezjerarât terat hups ki (hij lacht/hij heeft de gewoonte om [altijd] erg hard te lachen). In het SS bestaat hiervoor de determinant ra: Do obezjere ra terat hups ki (§ 110.89). Zie ook § 173.51.
173.67 ad § 173.3 6. Hazâcki-Spokaans
Hazâcki-Wefot-Spokânda (Hazâcki-Spokaans; Ha-Sp) wordt gesproken in de zuidelijke helft van het district Renô. Hoewel deze streek aan die met het Mô-Sp grenst, heeft het Ha-Sp meer verwantschap met het Ÿr-Sp in het noordwesten van Liftka. Deze verwantschap is te verklaren doordat beide Spokaanse dialecten zijn beïnvloed door het Pegrevische taalgebied dat eraan grenst.
Het Ha-Sp geldt als tweede taal in de Pegrevische gebieden in de noordelijke helft van Renô en op geheel Brÿr.
Een specifieke variant van het Ha-Sp wordt in Hoggebim gesproken; hier is dan weer wel de invloed van het Mô-Sp merkbaar (want Hoggebim ligt feitelijk op de grens van deze twee dialectgebieden). Een subvariant van het Hoggebimse dialect wordt beschouwd als een sociolect, oftewel "plat" Hoggebims, gesproken door de lagere klassen.
173.68 Hazâcki-Spokaans: Fonologie
In het Ha-Sp klinkt een korte sjwa ([°]) tussen een consonant en een eropvolgende j: kjupt [k°jupt] (warm); splônje [splôn°je] (bedoelen). Dit geldt niet bij lj: ljôl [ljôL] (rups). Zie § 11.39.
De bilabiale variant van de f [ƒ] (§ 11.39) die zo typisch is voor het Pegrevisch, is ook vaak in het Ha-Sp (en Ÿr-Sp) in Pegrevië te horen, vooral in typisch Pegrevische begrippen, zoals:
râftâf [râftâƒ] | herrie, kabaal |
---|---|
juf [juƒ] | marktplein |
kliyf [kliyƒ] | steeg |
lâstôf [lâstôƒ] | gevlekt schaap |
De ch klinkt in het Ha-Sp in en om Hoggebim altijd als [š]: chat (kat) en šat (sprokkelhout) klinken hier dus beide als [šat] (§ 11.39). Dat ch [ç] en š [š] wel vaker door elkaar lopen blijkt onder meer uit de dubbelvormen in het SS: châfâ = šâfâ (helaas) en chôrlige = šôrlige (vertrouwd zijn). In het Mô-Sp is de [š] in plaats van [ç] heel algemeen.
Het Ha-Sp kent soms een vorm van metathesis, waarbij een beginvocaal en de daaropvolgende r omgekeerd worden, mits er achter de r nog een andere consonant volgt. We zien dan vormen als rûbest in plaats van ûrbest (schutting) of rega in plaats van erga (mythe). Soms verschijnt de een r aan het begin van een woord als dit de tweede consonant is, zoals in roteff in plaats van otreff (schoffel) of rapila in plaats van aprila (april). Schematisch voorgesteld: VrC > rVC en VCr > rVC. Maar dit gaat niet bij alle woorden op. Zo zal erte nooit *rete worden.
173.69 Hazâcki-Spokaans: Lexicon
In onderstaand kader zijn een aantal woorden opgenomen die typisch voor het Ha-Sp zijn.
Hazâcki-Spokaans | ||
1 | af {III} | immer, altijd (in SS: immers, toch) |
1 | at {C} | tegelvloer |
---|---|---|
1 | bôdre {C} | schoof, schelf |
1 | câðy {C} | bar, café |
1 | chorda {I} | plotseling, opeens, eensklaps |
7 | clynkyrre {C} | merel (poëtisch in SS: zangvogel) |
1 | ejjeose {I} | onbezet (niet door een leger bezet) |
2 | erdo {I} | sindsdien |
1 | fâsahe {C} | gevel, façade |
1 | fjer {Sef} | ijzer |
1 | fjer {I} | ijzeren, van ijzer |
1 | fónðâ {C} | appeltaart, appelgebak |
2 | fule {K} | vullen |
2 | fulos {C} | vulling, het vullen |
1 | gart {C} | met bomen begroeid boerenerf (in SS: [grote] achtertuin bij vrijstaand huis) |
2 | gÿr {PV} | jij, je, jou, jullie |
1 | hojjentoe {I} | massief; niet hol |
1 | hÿce {I} | nutteloos |
1 | joliy {A} | vrijheid |
1 | kafkrôšiye {I} | achteloos |
– | kiysore {U} | braak liggen (van land); droog liggen (van water) |
1 | knófe {I} | onbekend |
5 | nuc (nuct) {I} | naakt |
1 | ópðae {I} | onbewolkt, wolkeloos |
2 | plurre {E} | sneeuwen; hagelen (in SS: sneeuwen) |
4 | rôqule {K} | vangen |
4 | rôqulos {C} | vangst |
3 | rovret {Aef} | liefde |
1 | rôvrete {I} | lastig, stout, ondeugend |
6 | šârke {Cmv} | landen (mv. van šark = 'land') |
2 | sértkanas {C} | woongedeelte, woonhuis (van boerderij) |
2 | sien {C} | moeder |
5 | sier {C} | moeder |
1 | šiykû {C} | kuiken |
– | sót {S} | vee |
1 | spâkelae {K} | bezitten |
1 | sprokto {C} | juten zak voor gerooide aardappelen (in SS: jurk, japon) |
1 | talje {K; gst= tall} | gekweekt fruit plukken (in boomgaard) |
1 | taljos {C} | pluk van gekweekt fruit (in boomgaard) |
1 | taty {C} | wand, muur |
2 | toqurtÿ {C} | naaldboom (in SS: doornstruik, struik met naalden) |
5 | tur {C} | vrouw |
1 | veše ón {K} | aanbieden aan |
Noten | |
1 | ook Ÿr-Sp en Mô-Sp |
---|---|
2 | ook Mô-Sp |
3 | ook Tjemps |
4 | ook Ÿr-Sp, Mô-Sp en Cheetuc |
5 | ook Ÿr-Sp |
6 | in de standaardtaal geldt de regelmatige meervoudsvorm šarks |
7 | ook Mô-Sp; in Ÿr-Sp betekent het 'nachtegaal' |
173.70 Hazâcki-Spokaans: Pegrevische leenwoorden
Het Ha-Sp en Ÿr-Sp zoals die als tweede taal in het Pegrevische taalgebied worden gesproken, kennen veel leenwoorden uit het Pegrevisch, die meestal ook doorgedrongen zijn in het Ha-Sp en Ÿr-Sp buiten het Pegrevische taalgebied. Ook het Mô-Sp-Nutter (als tweede taal in het Pegrevische berggebied) is gevoelig voor de Pegrevische leenwoorden. In § 173.55 is een lijst met Pegrevische leenwoorden opgenomen die – aangepast aan de standaardspellingregels – ook in het Ÿr-Sp, Ha-Sp en Mô-Sp gebruikt worden. Ze zijn vaak ook in het Lu-S (het SS) doorgedrongen, maar hebben dan wel een dialectische connotatie.
173.71 Hazâcki-Spokaans: Telwoorden
In het klassieke stelsel worden de telwoorden hent (5), heferg (7), erg (14) en rân (36) in het SS altijd gevolgd door een subst. in het enkelvoud: hent mimpit (vijf boeken); erg vildul (14 bomen) (§ 170.36). In het Ha-Sp is in alle gevallen een meervoud gebruikelijk: hent mimpits; erg vilduls.
173.72 Hazâcki-Spokaans: Aankleden
Het Ha-Sp en Ÿr-Sp (en Mô-Sp langs de Pegrevische grens) hebben een reeks werkw.n uit het Pegrevisch overgenomen die alle met het suffix -te van een lichaamsdeel zijn afgeleid, waarmee uitgedrukt wordt dat dit lichaamsdeel met een specifiek kledingstuk wordt bedekt. Zie de lijst in § 173.56.
173.73 Hazâcki-Spokaans: Weersuitdrukkingen
In de Spokaanse dialecten op Liftka en Brÿr kunnen werkw.n die een weersgesteldheid uitdrukken gemakkelijk gecombineerd worden met een "weers-substantief" (§ 132.70–71). Voor voorbeelden, zie § 173.32.
173.74 Hazâcki-Spokaans: Kleuren
In het SS wordt bij samenstellingen waarin de kleur van een materiaal gegeven wordt, eerst het materiaal en dan de kleur genoemd. In het Ha-Sp (en ook Mô-Sp) wordt gewoonlijk een kleurprefix gebruikt. Dit is verder uitgelegd in § 173.33.
173.75 Hazâcki-Spokaans: Klokkijken
In het SS wordt bij het noemen van de tijd (klokkijken) vooruit gerekend vanaf een heel uur. Terwijl het Nederlands achteruit rekent bij bijvoorbeeld "kwart voor vier" (vier uur en dan een kwartier terug), zegt men in de standaardtaal dur, holfe ur korter (lett. "drie, half en kwartier"). Maar in het Ha-Sp rekent men weliswaar vooruit, maar als er meer dan een half uur verstreken is, refereert men aan het uur dat nog komen moet. Vergelijk:
a. | Δ Ef šove korter âke rifonn dur. |
Het is 23 minuten over drie. (lett. "het toont [een] kwartier en acht [minuten] vanaf drie [uur]")
| |
---|---|
b. | Δ Ef šove korter âke loin[iy] fâr. |
Het is 7 minuten voor vier. (lett. "het toont [een] kwartier en acht [minuten] in de richting van vier [uur]") {gerekend vanaf half 4} |
In a. gaat het om een tijdstip van minder dan 30 minuten na een heel uur: hier wordt vanaf dat hele uur gerekend.
In b. gaat het om een tijdstip van méér dan 30 minuten na een heel uur: hier wordt vanaf dat hele uur plus 30 minuten gerekend, met als referentiepunt het volgende uur.
Verwarrend is dat zin b. ook in het Mô-Sp gezegd kan worden, maar dat het dan "23 minuten over drie" betekent, omdat er vanaf het hele uur gerekend wordt. Zie ook § 173.34. Meer over klokkijken in § 171.51.
ß Ér [zurt], holfe, korter ur vÿr | "één [uur], half, kwartier en vijf" |
Δ Korter ur vÿr loiniy ten [zurt] | "Kwartier en vijf in de richting van twee [uur]" |
173.76 Hazâcki-Spokaans: Persoonlijke voornaamwoorden
In het Ha-Sp en Ÿr-Sp zoals dat door tweetaligen in de Pegrevische taalgebieden wordt gesproken, wordt gÿr in plaats van tu (jij; jullie) gebruikt, terwijl gÿrs de beleefde vorm (u) is (§ 70.4). Tu is een Spaans/Frans leenwoord dat in de 16e eeuw in het rooms-katholieke deel van Spokanië populair werd. De streng ergynische dialectsprekers op Liftka en Brÿr moeten niets van deze "christelijke infiltratie" hebben.
173.77 Hazâcki-Spokaans: Morfologie
Het werkw. lyze (meedelen, beweren) dat de basis vormt van het SS-werkw. bÿlyze (pochen), komt niet alleen in het Pl-Sp voor maar ook in het Ha-Sp en het Ÿr-Sp zoals dat in het Pegrevische deel wordt gesproken. Dit waarschijnlijk onder invloed van het hieraan verwante Pegrevische werkwoord lýze (meedelen, beweren).
Het Ha-Sp en Ÿr-Sp, zoals die (als tweede taal) in Pegrevië gesproken worden, kennen het werkw. zerfe lo (eruitzien als), waar het SS loke gebruikt (§ 143.69). Daarentegen wordt wemze (dialectische variant van iemze (waarnemen)) in de algemene betekenis van 'zien' gebruikt, waar het SS zerfe kent. Dit gebruik van zerfe lo kan gezien worden als een leenvertaling van het Pegrevisch. Zie ook de voorbeelden in § 173.60.
In het Ha-Sp en Ÿr-Sp, zoals die (als tweede taal) in Pegrevië gesproken worden, wordt in plaats van šalo (meestal) de dialectische variant kÿ gebruikt (§ 151.106 noot 13). Dit add. CAT. I kan niet met nert/noi gecombineerd worden. In plaats van het hypothetische ¢ kÿ nert/noi (meestal niet) wordt altijd lendiy (zelden) gebruikt. Zie ook de voorbeelden in § 173.60.
173.78 Hazâcki-Spokaans: Predicatieve additieven
In het Ha-Sp verschijnen pred.add.n. dikwijls als prefix bij het predicaat (§ 40.53). Vergelijk:
a. | ß Ef clûma danša otlôgt tukst fes ef horit gurt. |
b. | Δ Ef clûma otlôgt-danša tukst fes ef horit gurt. |
De menigte danste wild tot in de vroege ochtend. |
---|
Ook bij teg.dw.n zien we een dergelijke prefigering. Vergelijk:
a. | ß Ef otlôgt danšelira clûma ufege ef vita xone'itelira fort. |
b. | Δ Ef otlôgt-danšelira clûma ufege ef vita-xone'itelira fort. |
De wild dansende menigte vergeet de snel voortschrijdende tijd. |
---|
Het verschil tussen a. en b. is minimaal: slechts een koppelstreepje – maar het zorgt wel voor een uitspraakverschil. Voor zin a. geldt over het algemeen de analyse dat de onderstreepte teg.dw.n hier als attr.add.n optreden, zodat otlôgt en vita adj.add.n zijn (en geen pred.add.n). In het Ha-Sp wijst de prefigering van de vette woorden erop dat deze als pred.add.n worden opgevat, dus dat de onderstreepte teg.dw.n nog het karakter van werkw. hebben.
Verscheidene linguïsten, met name Gianpaolo Canarozzo (1970), beschouwen een teg.dw. echter altijd als een vorm van het werkwoord, zodat de bepaling bij het teg.dw. niet als adj.add. beschouwd wordt, maar als pred.add.
Vergelijk ook het Kr-Sp, waar pred.add.n vooraan het werkw. worden gehecht.
Ook bij volt.dw.n zien we een dergelijk prefigering. Vergelijk:
a. | ß Ef flâx poerteror taris fesbôna pip mintof dur terrats. |
b. | Δ Ef flâx-poerteror taris fesbôna pip mintof dur terrats. |
De ondeugdelijk gerestaureerde toren stortte al na drie dagen in. |
---|
173.80 Hazâcki-Spokaans: Relatieve bijzinnen
In het Ha-Sp (en ook in het Ÿr-Sp en Cheetuc) wordt een bijzin met een betr.vnw. uitsluitend als "beperkend" geïnterpreteerd. Van een "uitbreidende" lezing is nooit sprake, ook niet als een beperkende interpretatie semantisch onmogelijk is. Meer hierover in § 173.62.
173.81 Hazâcki-Spokaans: Positie van lo in vergelijkingen
In het Ha-Sp (en ook in het Mô-Sp in en om Amahagge) (§ 143.121) wordt niet de kern met lo gemarkeerd, maar het predicaat dat bij die kern hoort. Dit is uitgelegd in § 173.40.
173.82 Hazâcki-Spokaans: Subjectloze passieven
In subjectloze passieven blijft blul-inversie dikwijls achterwege in het Ha-Sp en de andere dialecten op Liftka (§ 91.14e). Maar het gebruik van passieve pers.vnw.n is ondanks het achterwege blijven van inversie wel mogelijk. Verder heeft het object in een passieve zin nog een sterk "kerngevoel" zodat een subjectkern die hiermee corefereert, gemakkelijk gedeleerd kan worden (§ 132.137). Dit wordt uitgelegd in § 173.42–43.
173.83 Hazâcki-Spokaans: Passieve infinitiefconstructie
In het Ha-Sp is, evenals in het Mô-Sp-Bleftex, een passieve vorm van een infinitiefconstructie mogelijk (§ 81.27). Dit is uitgelegd in § 173.46.
173.84 Hazâcki-Spokaans: Positionele werkwoorden
In het Ha-Sp en Mô-Sp kunnen voorz.bep.n tussen een handelings- en een positioneel werkw. geplaatst worden. Dit is uitgelegd in § 173.48.
173.85 Hazâcki-Spokaans: Lelperre als koppelwerkwoord
In het Oudspokaans, maar tegenwoordig ook nog in het Ha-Sp, fungeert het werkwoord lelperre (hebben) wel als koppelwerkw. omdat het gevolgd kan worden door een subj.add. (§ 102.32). Vergelijk:
a. | Petriy melde kinur. | Petriy is ziek. |
---|---|---|
b. | Δ Petriy lelperre kinur. | (lett. "Petriy heeft ziek") |
Het verschil tussen a. en b. is van emotionele aard: in b. wordt het "ziek zijn" gevoeld als een inherente eigenschap van Petriy, waar hij niet meer van afkomt. Dit is daarom het meest adequaat te vertalen met 'Petriy is ongeneeslijk ziek'. Vergelijk ook:
a. | Ef šupa melde kjupt. | De soep is heet. |
---|---|---|
b. | Δ Ef kôbo lelperre kjupt. | De zon is heet. (lett. "de zon heeft heet") |
In a. gaat het om een niet-inherente eigenschap, want de soep kan afkoelen. In b. is het een inherente eigenschap, want de zon blijft "altijd" heet (althans in de perceptie van de gewone burger).
Dit gebruik van lelperre is ook terug te vinden in het Pegrevisch.
173.86 Hazâcki-Spokaans: Tegenwoordig deelwoord
Om een progressieve of exclamatieve modus uit te drukken, kende het Oudspokaans het suffix -lire, dat tegenwoordig door -lira is vervangen (§ 100.7–8). Alleen in de spreektaalvarianten van het Ha-Sp en Ÿr-Sp (ook in het Pegrevische taalgebied van Liftka en Brÿr) wordt -lire nog gebruikt. Zie de voorbeelden in § 173.64.
173.87 Hazâcki-Spokaans: Voorzetsel met betrekkelijk voornaamwoord
In het Nederlands wordt een voorz. + betr.vnw. meestal vervangen door waar + voorz. Zo zegt men niet de tafel op die het boek ligt, maar de tafel waarop het boek ligt. In het SS is een voorz. + betr.vnw. echter wel gebruikelijk: ef kelbra, ef mimpit melde kaf té. Alleen bij het voorz. helkara is ook een constructie analoog aan het Nederlands mogelijk, hoewel beperkt tot het Lu-Sp in de spreektaal (§ 141.91–92). Vergelijk:
a. | ef blof-stovy, helkara té cradef keltes vende. |
de paard-markt, naar die alle boeren gaan | |
b. | £ ef blof-stovy, ÿr cradef keltes vende helkara. |
c. | £ ef blof-stovy, ÿr helkara cradef keltes vende. |
de paard-markt, waar naar alle boeren gaan | |
De paardenmarkt, waar alle boeren heen gaan. |
---|
Maar in het Ha-Sp (en dan met name zoals dat als tweede taal op Brÿr wordt gesproken) kunnen richtingaangevende voorz.s wel met ÿr (waar) gecombineerd worden (§ 141.92). Vergelijk:
a. | ß Stus enn ki eft brômqu roite, fesducupp té ef blofs zylûs. |
b. | Δ Stus enn ki eft brômqu roite, ÿr ef blofs zylûs fesducupp. |
c. | Δ Stus enn ki eft brômqu roite, ÿr fesducupp ef blofs zylûs. |
Men heeft een lint gespannen, waar de paarden dwars doorheen moeten rennen. |
---|
Zin a. is standaardtaal. De zinnen b. en c. zijn mogelijk in het Ha-Sp, waarschijnlijk onder invloed van het Pegrevisch.
Tjempôr (Tjemps) wordt gesproken in het district Tjemp en in een brede strook van Plefô die aan Tjemp grenst (met onder meer de stad Lammafin). Tjemps wijkt in talloze opzichten zo veel van het Spokaans af dat het niet als een subdialect van het Spokaans wordt beschouwd, maar als een apart Spokanisch dialect. Dit is de reden dat het Tjemps ook eigen spellingsregels kent, dit in tegenstelling tot de Spokaanse varianten die alle de SS-spellingsregels volgen, ook al worden sommige klanken afwijkend van het SS uitgesproken.
De woorden dâbiy (levenslustig) en frubbiyl (naargeestig) zijn in § 173.93 als dialectische woorden opgenomen, maar zijn feitelijk fonetische varianten van de SS-woorden dâmbiy en frumbiyl. De wisseling van m ~ mb is ook genoemd in § 173.28 en § 173.107.
In het Tjemps bestaat bij een aantal consonantclusters de neiging om er een korte sjwa ([°]) tussen te voegen (vergelijk Nederlands [mel°k] in plaats van [meLk]). Zo klinkt blufk (weiland) in het Tjemps als [bluf°k], en wordt dan ook wel geschreven als blufek.
De meest opvallende eigenschap van het Tjemps is de ver doorgevoerde diftongering (§ 10.14; § 11.39). Terwijl het SS officieel alleen de diftongen ó/oe (uitgesproken als in Engels boy) en de ÿ (globaal uitgesproken als Nederlands ei) kent, heeft het Tjemps zeker 7 diftongen en nog enkele afwijkende klanken. In de volgende tabel wordt de uitspraak van een aantal vocalen in de standaardtaal vergeleken met die in het Tjemps. De betekenis van de kolommen is:
standaard | Tjemps | |||||
A | B | C | D | E | F | |
a | [a] | [laat] | á | [æ] | [Engels: bad] (tussen a en e in) | |
â | [â] | [lat] | â (aw) | [ä] | [rauw] | |
e | [e] | [let] | e | [î] | [lid] | |
é | [é] | [leed] | iw | [ï] | [nieuw] | |
i | [i] | [lied] | iw | [ï] | [nieuw] | |
iy | [î] | [lid] | ê | [ů] | [rui] | |
o | [o] | [lood] | ow | [ö] | [Engels: row] | |
ô | [ô] | [lot] | ô (oj) | [ó] | [Engels: boy] | |
ó | [ó] | [loit] | ó (oj) | [ó] | [Engels: boy] | |
u | [u] | [luut] | ú | [ú] | [roe] | |
û | [û] | [lut] | uw | [ü] | [ruw] | |
ÿ | [ÿ] | [leid] | ÿ (yj) | [ý] | [raai] |
De alternatieve schrijfwijze aw, oj en yj wordt gebruikt door Tjemps-sprekers die elke relatie met de standaardtaal willen verdoezelen. Voorbeeld: hoewel rôt en rót beide als [rót] worden uitgesproken, blijft het onderscheid tussen beide woorden zoals dat in het SS geldt, bestaan. Met de spelling rojt wordt dit onderscheid geëlimineerd, waarmee het gesproken Tjemps dus meer benaderd wordt.
Dit schema is globaal, want er zijn verscheidene uitzonderingen. Zo komt bijvoorbeeld niet elke e uit het SS overeen met de Tjempse uitspraak [î], evenmin als elke i uit het SS overeenkomt met een Tjempse [ï]. Voorbeeld: SS kleter (nieuw) is in het Tjemps niet [klîter], maar gediftongeerd tot kliwter.
Verder zien we dat in het Tjemps een aantal klanken samenvallen: de é en i (in SS) klinken beide als iw [ï], en de ô en ó (in SS) beide als oj [ó]. Ook kan ah op het woordeinde als [ä] klinken (dus identiek aan de â). Het samenvallen van verschillende klanken kan tot ambiguïteit leiden. Vergelijk:
Tjemps | Spokaanse equivalenten | |
uchaw | uchâ (kalkoen) | OF uchah (wezen) |
---|---|---|
miwte | méte (ontmoeten) | OF mite (huren) |
rojt | rót (werkpaard) | OF rôt (krukje) |
De volgende zin kan dus betekenen:
Do yf uchaw miwte kaf y rojt. |
Hij heeft een kalkoen op een werkpaard ontmoet. |
---|
Hij heeft een kalkoen op een werkpaard gehuurd. |
Hij heeft een kalkoen op een krukje ontmoet. |
Hij heeft een kalkoen op een krukje gehuurd. |
Hij heeft een wezen op een werkpaard ontmoet. |
Hij heeft een wezen op een werkpaard gehuurd. |
Hij heeft een wezen op een krukje ontmoet. |
Hij heeft een wezen op een krukje gehuurd. |
Deze ambiguïteit die zo kenmerkend voor het Tjemps is, wordt vermeden door voor archaïsche woorden te kiezen die niet homofoon zijn, zoals:
rynnte | (SS: méte) | ontmoeten (vgl. modern Spokaans carynn 'tot ziens') |
šamére | (SS: mite) | huren (in modern Spokaans 'pachten') |
uch | (SS: uchâ) | kalkoen |
Of door nieuwe samenstellingen, zoals:
rót-blof | (SS: rót) | (lett. "werkpaard-paard") |
---|---|---|
feldre-rôt | (SS: rôt) | (lett. "zit-krukje") |
We moeten onderscheid maken tussen het SS, waarvan de vocalen door Tjemps-sprekers volgens dit schema worden uitgesproken, en het Tjemps waarin de specifieke klanken door eigen lettertekens worden weergegeven. Vergelijk een SS-zin met zijn Tjempse uitspraak, met een Tjempse zin:
SS: | Do eft yroppiy mimpit trempe. |
---|---|
Tjemps: | Do yf yröppê miwmpit trempe. |
uitspraak: | [do yf yrö:pů mïmpit trîmpî] |
Hij heeft een spannend boek gelezen. |
In onderstaand kader zijn een aantal woorden opgenomen die typisch voor het Tjemps zijn en buiten dit taalgebied niet of nauwelijks herkend worden.
Tjemps | ||
1 | anše {U} | voortduren |
---|---|---|
1 | câmane {K} | uitputten, afmatten |
1 | câmann {I} | afmattend |
3 | crin {C} | angel (van bij, wesp) |
4 | cvemp {C} | gors, schor, kwelder; aanslibbing, aangeslibd stuk land |
1 | dâbiy {I} | levenslustig |
1 | dârg {S} | stevige maaltijdsoep (met uien en/of wortelen en/of bonen en/of prei) |
– | drufâ {I} | droevig |
– | flôgt {I} | oud, antiek |
1 | frubbiyl {I} | naargeestig, somber stemmend |
1 | geldrapes {I} | toegestaan, niet verboden |
2 | grÿne {K} | afwenden |
1 | herrte (hertâ) {C} | beek, waterstroom |
– | lot {I} | zwaar |
7 | mil- {PX} | arm-, pols- |
7 | milbent {C} | armband |
7 | milklop {C} | polshorloge |
1 | nulobi {I} | helder (van weer) |
1 | oclarese {S} | brandstof |
3 | pârme {E} | een boot door de branding de zee opduwen |
5 | rovret {Aef} | liefde |
– | rynnte {K} | ontmoeten |
1 | stygg {C} | [aanleg]steiger |
1 | ulânsÿr {C} | vestingstad |
6 | werôxos {C} | tegenwind |
1 | zries {C} | achterbuurt |
Noten | |
1 | ook Pl-Sp |
---|---|
2 | ook Pl-Sp, Kr-Sp en Lu-Sp |
3 | ook Kr-Sp |
4 | ook Ÿr-Sp |
5 | ook Ha-Sp |
6 | ook Kr-Sp en Ÿr-Sp |
7 | ook Lu-Sp |
173.94 Tjemps: Aanwijzende voornaamwoorden
In het Tjemps (en ook in het Pl-Sp in het grootste deel van Plefô) krijgen ook de abstracte substantieven de aanw.vnw.n mittof en mittofs. Hier zijn kâ en kâs onbekend (§ 52.6).
Met la- werd in het SS vroeger een inchoatief of mutatief gevormd (§ 83.39). Dit impliceert dat er la-loze tegenhangers moeten zijn, zoals bijvoorbeeld refe ~ larefe (fel gloeien ~ ontbranden). Soms is de la-loze variant alleen nog in een dialect bewaard gebleven. Zo kent het SS wel de afleiding laanše (oprichten, stichten), maar de basisvorm anše (voortduren) is in het Tjemps nog een algemeen gebruikt werkwoord. Verder leeft het nog voort in het Pl-Sp, zij het met een poëtische connotatie.
173.96 Tjemps: Vragende zinnen
Evenals het Pl-Sp maakt ook het Tjemps een onderscheid tussen de vrag.vnw.n kol? waarmee altijd een handeling bevraagd wordt, en kluft? om een entiteit te bevragen. Dit is uitgelegd bij het Pl-Sp.
In het Tjemps (en ook in het Pl-Sp-Wefot) wordt het vrag.vnw. aftel uitgesproken als [ateL] (en niet als [af] zoals in SS) (§ 150.7). In het Tjemps is ook de gediftongeerde uitspraak [atä] mogelijk.1 Aftel wordt ook gebruikt als elliptische vraag met de betekenis 'wat?', waarvoor het SS kluft? gebruikt (§ 150.97 voetnoot 2). Zie verder § 173.11.
1 | Dat vocaal + l een diftong wordt, is ook in het Nederlands te zien. Vergelijk oud met Duits alt of Engels old. |
---|
173.97 Tjemps: Genitief in plaats van bezittelijk voornaamwoord
De expliciete bez.vnw.n (Blok 51.3) worden vervangen door de gen.vorm van pers.vnw.n (zie ook Blok 70.5). Deze eigenaardigheid heeft het Tjemps gemeen met het Zver en het Cheetuc (§ 60.56). Vergelijk (a. is SS; b. is Tjemps1):
a. | kost blôlot | = b. | gressex ef blôlot | mijn blokkendoos |
---|---|---|---|---|
a. | belt kyls | = b. | eupex ef kyls | haar poppen |
a. | gert aerrf | = b. | gÿrsex ef aerrf | uw hengst |
Het impliciete bez.vnw. sener (§ 51.5) is in feite de gen.vorm van sen (zich), zie Blok 72.3). In de dialecten waarin de expliciete bez.vnw.n plaats gemaakt hebben voor een genitief van de pers.vnw.n (§ 60.56), wordt sener dikwijls vervangen door senex ef (§ 60.57). Dit analoog aan gressex ef, eupex ef, enzovoort. Vergelijk (a. is SS; b. is Tjemps1):
a. | Do ichize sener ûsto. | = b. | Do ichize senex ef ûsto. |
Hij kust zijn [eigen] dochter. |
---|
1 | In deze voorbeelden is het Tjemps omwille van de herkenbaarheid in de SS-spelling weergegeven. |
---|
173.98 ad § 173.3 8. Zverostaïsch
Zverostaiy (Zver; Zverostaïsch) wordt langs de zuidkust van Berref (Zverosta-kust) en ook nog een stuk in het binnenland gesproken. Evenals het Tjemps en het Cheetuc wijkt dit dialect zo af van het Spokaans, dat het als een apart dialect van het Spokanisch beschouwd wordt, en niet als een subdialect van het Spokaans.
173.99 Zverostaïsch: Fonologie
Het Zver kent geen stemhebbende [v] en [z]. Hiervoor worden de stemloze varianten [f] en [s] gebruikt. Aan het begin van een woord wordt de stemhebbende [d] vaak een [t]. De stemloosheid heeft soms ambiguïteit tot gevolg; zo klinken dur (drie) en tur (maar) beide als [tur]. Ook klinken bijvoorbeeld roza (roos) en rosa (rosé (wijn)) beide als [rosa]. Zo wordt Zverosta uitgesproken als [sferosta] en klinkt het werkw. huzve (zuchten) als husfe.
Stemloosheid leidt er soms toe dat ook andere consonanten veranderen. Zo valt de r weg bij SS-werkw.n als ôtlazre (bestrijden), spimuzre (kluiven) en uzre ([om]spitten). De Zver-varianten zijn dan: ôtlase, spimuse en use (maar de stammen hebben hun standaardvorm op -ss behouden, dus ôtlass, spimuss en uss). Omdat in bzovy de z als [s] wordt uitgesproken, wordt ook de b stemloos. Dit woord klinkt dan als [psofy].
Berezze (een stad aan de Zverosta-kust) wordt uitgesproken als [pere:se] of [pre:se], waarbij de stemhebbende [b] onder invloed van de stemloze [s] ook stemloos is geworden. Daarentegen blijft de b in de stedennaam Balier behouden: [baliwer].
In onderstaand kader zijn een aantal woorden opgenomen die typisch voor het Zver zijn.
Zverostaïsch | ||
1 | bzovy {C} | leugen |
---|---|---|
– | coðare {U} | vóórkomen, bestaan, aanwezig zijn (in SS: bestaan uit) |
– | cÿrbott {C} | moot (vis) (in SS: bout (van vogel)) |
1 | dok (doker) {I} | donker (geen licht) |
1 | pludde {U; gst= plut} | babbelen |
– | pûpp (= pûppe) {C} | papa |
1 | tekelbrae {I} | op de tafel (ef mimpit melde tekelbrae = het boek ligt op tafel) (in SS: aan tafel (eten); om de tafel (vergaderen)) |
Noot | |
1 | ook Lu-Sp in grensgebied van Zver |
---|
173.101 Zverostaïsch: Reduplicatie als meervoudsvorm
Het meest in het oog springende fenomeen in het Zver is het meervoud dat met reduplicatie (§ 21.23–25) gevormd wordt. Ook in het Lu-Sp, zoals de Zver-sprekers dat spreken, wordt vrijwel altijd reduplicatie in plaats van de gebruikelijke meervoudssuffixen toegepast (§ 30.50).
In plaats van de gebruikelijke meervoudsvormen in kolom A vinden we in het Zver, en vaak ook in het Lu-Sp in deze streek, de geredupliceerde vormen uit kolom B:
kolom A | kolom B | |
miflifs | mifliflif | ramen; vensters |
---|---|---|
frintÿ | frintata | vriendinnen |
chafosten | chafostost | liederen |
blaffosz | blaffafos1 | eisen |
blaffôsta | blaffafos1 | belastingaanslagen |
râviys | râviyviy2 | opmerkingen |
akoraa | akorara | mappen; grote enveloppen |
bott | cÿrbottot | moot vis3 |
1 | Zie § 30.39. Het onderscheid CONCREET ~ ABSTRACT verdwijnt bij reduplicatie. |
---|---|
2 | Omdat de v stemloos wordt, klinkt râviyviy dus als [râfiyfiy]. |
3 | In het SS: 'bout' (van vogel); zie ook het kader in § 173.100. |
Omdat reduplicatie voor de meervoudsvorming gebruikt wordt, moet de oorspronkelijke betekenis van een geredupliceerd substantief ('rij; reeks; herhaling' ed., zie § 46.40) omschreven worden (§ 30.52). Dit geldt zowel voor het Zver als voor het Lu-Sp dat in deze streek wordt gesproken:
eft mimpit-qutva | een rij boeken |
---|---|
eft kirt-reks | een serie flitsen; voortdurend geflits/geflikker |
173.103 Zverostaïsch: Vergrotende trap
In het Zver wordt, evenals over het algemeen in het Mô-Sp, bij vergelijkingen met een vergrotende trap vaak een constructie met lÿ gebruikt i.p.v. met dus. Dit is behandeld in § 173.37.
173.104 Zverostaïsch: Genitief in plaats van bezittelijk voornaamwoord
De expliciete bez.vnw.n (Blok 51.3) worden vervangen door de gen.vorm van pers.vnw.n (zie ook Blok 70.5). Deze eigenaardigheid heeft het Zver gemeen met het Tjemps en het Cheetuc (§ 60.56). Vergelijk (a. is SS; b. is Zver – let op de reduplicatie kylkyl):
a. | kost blôlot | = b. | gressex ef blôlot | mijn blokkendoos |
---|---|---|---|---|
a. | belt kyls | = b. | eupex ef kylkyl | haar poppen |
a. | gert aerrf | = b. | gÿrsex ef aerrf | uw hengst |
Het impliciete bez.vnw. sener (§ 51.5) is in feite de gen.vorm van sen (zich), zie Blok 72.3). In de dialecten waarin de expliciete bez.vnw.n plaats gemaakt hebben voor een genitief van de pers.vnw.n (§ 60.56), wordt sener dikwijls vervangen door senex ef (§ 60.57). Dit analoog aan gressex ef, eupex ef, enzovoort. Vergelijk (a. is SS; b. is Zver, met stemloze consonanten [t] en [s]):
a. | Do ichize sener ûsto. | = b. | To ichise senex ef ûsto. |
Hij kust zijn [eigen] dochter. |
---|
173.105 Zverostaïsch: Concreet en abstract
Het gebruik van de reduplicatie voor het meervoud heeft nog een opvallende consequentie, want nu er bij de meervoudsvorming geen onderscheid meer gemaakt wordt tussen CONCREET en ABSTRACT, is dit onderscheid ook op andere gebieden verdwenen (§ 30.53). Zo maken de meeste dialectsprekers langs de Zverosta-kust geen onderscheid meer tussen de aanwijzende voornaamwoorden mittof (bij concr.subst.n) en kâ (bij abstr.subst.n): alle substantieven krijgen kâ (dit, deze) (zie § 52.2), of tussen de betrekkelijke voornaamwoorden té (CONCR.) en sem (ABSTR.): aan alle substantieven wordt gerefereerd met té (dat, die) (zie § 124.3 voetnoot 1).
Cheetuc wordt op de oostelijke helft van Tigof en op geheel Lomky gesproken. Deze zuidelijke variant van het Spokaans valt op door het grote aantal leenwoorden van Spaanse en Portugese oorsprong. In syntactisch opzicht is er veel verwantschap met het Garosisch. Ondanks het relatief kleine taalgebied worden er vier subdialecten onderscheiden: het Lurgiy-Cheetuc op Tigof wordt als de standaardvorm beschouwd; daarnaast bestaat het Clamiða-Cheetuc in het noordoosten van Tigof, het Zutter-Cheetuc in het grootste deel van Lomky en het Wefot-Cheetuc in het uiterste westen van Lomky. Deze subdialecten verschillen hoofdzakelijk qua uitspraak van elkaar. Woordenschat en syntaxis zijn in alle Cheetuc-varianten vrijwel identiek.
Het Cheetuc kent (evenals het Kr-Sp) de klank [ñ] (als ng in Nederlands "eng") (§ 10.15). De [ñ] is met name hoorbaar in de combinatie nk of nc. Bijvoorbeeld: kânks [kâñks] (kanker), benc [beñk] (bank) of tynce [tyñke] (zangerig praten zoals men op Tigof doet), waarbij in het SS een korte sjwa wordt toegevoegd, juist om de klank [ñ] te vermijden, dus: [kân°ks], [ben°k] en [tyn°ke] (§ 11.6). Ook in de eilandnaam Lomky is een [ñ] te horen: [loñky].
Verder spreken veel mensen op Lomky ook ng op het woordeinde als [ñ] uit, zoals in âng [âñ] (bult) of ezédông [ezédóñ] (klokkenmolen) (let op de ô die hier als [ó] klinkt) (§ 11.4).
Het Wefot-Cheetuc in het uiterste westen van Lomky valt op doordat b, d en z altijd stemloos worden uitgesproken, dus als [p], [t] en [s], terwijl p, t en s worden geaspireerd, dus [ph], [th] en [sh].
In het Cheetuc (behalve het Clamiða-Cheetuc) wordt de u meestal als ú uitgesproken, dus de klank die in het SS alleen achter de q bestaat. Daarom klinken kul (schuur) en qul (vuurzee) beide als [kúl]; en klinken dacu (kwab; lob) en daqu (rondom; in het rond) beide als [dakú].
In het Lurgiy- en Clamiða-Cheetuc is de j stom na een consonant: Asjetto [ase:to]; miytjâ [mîtâ] (gemiddeld); fjojae [fojawe] (slechten; met de grond gelijk maken).1 Dit verschijnsel is ook waar te nemen in het Mô-Sp op Neno. Uitzondering: in werkwoorden op -je blijft de j uitgesproken: zrempje [zrempje] (blijken uit); klatje [klatje] (overtuigd zijn).
Typisch voor het Clamiða-Cheetuc is de palatalisatie van de [k] voor de frontvocalen [e], [é], [i] en [iy]. Als de k (of c) aan het begin van een woord staat of op een vocaal volgt, wordt [k] in [tʃ] veranderd, bijvoorbeeld: ké [tʃé] en Jakila [jatʃila]. Als de k (of c) voorafgegaan wordt door een andere consonant, klinkt deze als [ts], bijvoorbeeld: markiyne [maRtsîne].
Typisch voor het Zutter-Cheetuc is de invoeging van een [b] achter een intervocalische m, zoals: âme [âmbe], datumas [datumbas], limaciy [limbatʃî], enzovoort. Dit is dus het omgekeerde procédé zoals beschreven in § 173.28 (invoeging van een [m] vóór een b).
1 | Ook in het SS klinkt Asjetto als [as:eto]. Verder is ook de j in de plaatsnaam Tsjech stom: [tsek]. |
---|
In onderstaand kader zijn een aantal woorden opgenomen die typisch voor het Cheetuc zijn, maar ook elders wel gebruikt worden. Sommige woorden zijn maar in een deel van het Cheetuc-gebied gebruikelijk. Een stuk of tien woorden zijn duidelijk uit het Spaans en/of Portugees afkomstig.
Cheetuc | ||
1 | abull {C} | opa (Spa: abuelo) |
1 | abulla {C} | oma (Spa: abuela) |
1 | bâldiy {C} | emmer (voor water) |
---|---|---|
– | croje {K; gst= crot; vdw= crôjâs of regelm.} | porren, aansporen, opjagen |
– | crojiy {C} | aansporing |
– | ðette {K} | verklikken, verraden |
3 | ðus {C} | voorraad brandhout |
1 | dvâf {C} | stalknecht (in SS: knul, jongen) |
1 | ezédông {C} | "klokkenmolen" |
1 | fres {I} | gaar (van aardappels) |
– | fÿpÿjÿf {I} | tóch (ondanks alles) (in SS: jazeker, ja natuurlijk) |
3 | haker {C} | vinger |
1 | hâm {C} | zoom (in textiel) (in SS: slotgracht) |
6 | jami {I} | als de gelegenheid zich voordoet; eventueel |
– | kamy {C} | zuigeling, baby |
1 | kokina {C} | fornuis (Spa: cocina = 'keuken') |
– | kyr {C} | zak, buidel |
1 | léft {S} | bier (gebrouwen in Spokanië) |
– | merfender {C} | leugenaar |
1 | mômm {C} | mamma |
5 | monde {U} | vallen |
7 | my {S} | honing (Spa/Por: miel/mel) |
1 | nino {C} | kind (Spa: niño) |
1 | oste {K} | afdoen, afzetten (kleding, hoed ed) |
5 | oves {C} | schaap (Spa/Por: oveja/ovelja) |
1 | palo {C} | stok (Spa: palo) |
8 | pându {S} | uitgebakken spek |
– | pera {C} | teef (vr. hond) (Spa: perra) |
6 | pôp {C} | papa |
1 | pôrte {C} | [voor]deur (Spa/Por: puerta/porta) |
1 | raja {C} | luik (buiten voor de ramen) |
2 | rôqule {K} | vangen |
2 | rôqulos {C} | vangst |
1 | sarga {C} | lieveheersbeestje |
1 | stašons {Cmv} | station (van treinen) |
– | suchetader {C} | bustehouder (Spa: sujetador) |
1 | trÿje (= trÿ) {C} | spinnewiel |
3 | tynce {U} | zangerig praten (zoals men op Tigof doet) |
4 | utt {I} | venijnig |
– | vaca {C} | koe (Spa/Por: vaca) |
1 | vylk {C} | armvol (zoveel als je in je armen kunt dragen) |
3 | wassiy {C} | schemering |
3 | zvôt {C} | broer |
1 | zye (zy) {C} | zee |
Noten | |
1 | ook Mô-Sp-Neno |
---|---|
2 | ook Ÿr-Sp, Mô-Sp en Ha-Sp |
3 | alleen op Tigof |
4 | alleen op Tigof; ook Mô-Sp-Neno |
5 | alleen op Lomky |
6 | ook op Garos |
7 | op Lomky en Garos |
8 | Pegrevisch leenwoord |
173.109 Cheetuc: Persoonlijke voornaamwoorden
In het Cheetuc van Lomky wordt altijd ge in plaats van gress (ik) gebruikt. Dit is dus feitelijk een combinatie van de archaïsche s-loze vorm (Blok 70.3) en de moderne variant waarin de r niet wordt uitgesproken. Maar in de genitiefvorm gesex en de clitische vorm -giys komt de eind-s weer terug (zie ook § 173.116).
In het Cheetuc, evenals in het Mô-Sp in Jelafo en Neno, verschijnen pers.vnw.n en een aantal zelfst.vnw.n in clitische vorm als een suffix achter een voorz. Deze clitica komen ook elders in het Spokaanse taalgebied voor, maar dan hoofdzakelijk als minder correcte spreektaal en nooit als suffix geschreven. Voor een overzicht van deze suffixen, zie Blok 70.51 en § 73.12. Zie verder § 173.35 voor voorbeelden.
Omdat pers.vnw.n achter een voorz. gereduceerd worden uitgesproken (en eventueel ook zo geschreven), wordt er in het Cheetuc lang niet altijd een pers.vnw. van het tweede niveau achter een voorz. gebruikt, ook al is dat bij sommige voorz.s in het SS verplicht, zoals bij quiquiy (ter ere van) of moôs (in het bijzijn van) (Blok 140.10). Zie ook § 141.98. Bijvoorbeeld:
a. | ß Do vlazze eft fenta quiquiy tsil. | ||
b. | Δ Do vlazze eft fenta quiquiy gress. (gress = [gîs]) | ||
OF | c. | Δ Do vlazze eft fenta quiquiygiys. | |
Hij organiseert een feest ter ere van mij.
| |||
---|---|---|---|
a. | ß Kirro nert zaloaves ef côntrakt moôs hifde. | ||
b. | Δ Kirro nert zaloaves ef côntrakt moôs óps. (óps = [ôps]) | ||
OF | c. | Δ Kirro nert zaloaves ef côntrakt moôsôps. | |
Wij willen het contract niet ondertekenen in het bijzijn van hen. |
173.111 Cheetuc: Vragend voornaamwoord
In het Cheetuc wordt vaak quli in plaats van kluft (wat) gebruikt (§ 150.97 voetnoot 2), indien het in een geïsoleerde positie staat, zoals:
– Gress ef lorerda. | – Ik heb 't gekocht. |
---|---|
– Quli? | – Wat? |
– Ef mimpit, gress tyralira hols. | – Het boek waar ik het gisteren over had. |
Ook in korte vraagzinnetjes als Quli melde? (Wat is dat?) of Quli giffe ta? (Wat ligt daar?) is quli in plaats van kluft mogelijk.
173.112 Cheetuc: Geen deletie van zinskern
In het SS is het gebruikelijk om een zinskern in een bijzin te deleren als deze corefereert met de kern in de hoofdzin (§ 131.109). Maar in gebieden waar frequent gebruik wordt gemaakt van clitische pers.vnw.n, wordt kerndeletie vervangen door een pronominaal suffix. Zie de voorbeelden in § 173.38.
173.113 Cheetuc: Relatieve bijzinnen
In het Cheetuc (en ook het Ha-Sp en Ÿr-Sp) wordt een bijzin met een betr.vnw. uitsluitend als "beperkend" geïnterpreteerd. Van een "uitbreidende" lezing is nooit sprake, ook niet als een beperkende interpretatie semantisch onmogelijk is. Meer hierover in § 173.62.
173.114 Cheetuc: Positie van pai, enn en ón
In het Cheetuc blijven de markeerders pai, enn en ón altijd bij het feitelijke subject, object of de echo, ook al komt dit/deze in de functie van voegw. geheel vooraan de zin te staan (§ 130.76–77). Vergelijk:
a. | ß Gress tiffe, lomp eup kette ef mimpit ón stus. |
b. | Δ Gress tiffe, ón lomp eup kette ef mimpit Ø.1 |
Ik weet aan wie zij het boek geeft.
| |
---|---|
a. | ß Ef nert knôfe, kluft ef moplariy quglolije pai ef. |
b. | Δ Ef nert knôfe, pai kluft ef moplariy quglolije Ø. |
Het is niet bekend, door wat (OF waardoor) het ongeluk veroorzaakt werd. |
In het SS (de a-zinnen) staan de vette voegw.n op de eerste positie in de bijzin, waarbij de markeerders ón en pai samen met een spoor (onderstreept) op de oorspronkelijke positie blijven staan.
In het Cheetuc (de b-zinnen) gaan de markeerders met het voegw. mee naar de eerste positie (vet) zodat de oorspronkelijke echo- en subjectpositie leeg blijven (gemarkeerd met Ø).
1 | De gedeverbaliseerde variant van deze zin is natuurlijk ook gebruikelijk in het Cheetuc (§ 173.118):
|
---|
173.115 Cheetuc: Genitiefsuffix
In het Cheetuc op Tigof wordt vaak het genitiefsuffix -ets gebruikt in plaats van de standaardvorm -ex; op Lomky is -ets de meest gebruikte vorm (§ 60.23 voetnoot 1), dus: Δ Jânets ef mimpit en niet ß Jânex ef mimpit (Jâns boek). De voorbeelden uit § 173.116 kennen dan ook de varianten:
gressex/gesex ef blôlot | = gressets/gesets ef blôlot | mijn blokkendoos |
---|---|---|
kirroex ef hâpyjas | = kirroets ef hâpyjas | onze schapen |
gÿrsex ef zvôt | = gÿrsets ef zvôt | uw broer |
173.116 Cheetuc: Genitief in plaats van bezittelijk voornaamwoord
De expliciete bez.vnw.n (Blok 51.3) worden vervangen door de gen.vorm van pers.vnw.n (zie ook Blok 70.5). Deze eigenaardigheid heeft het Cheetuc gemeen met het Tjemps en het Zver (§ 60.56). Vergelijk (a. is SS; b. is Cheetuc):
a. | kost blôlot | = b. | gressex/gesex ef blôlot | mijn blokkendoos |
---|---|---|---|---|
a. | kirro hâpyjas | = b. | kirroex ef hâpyjas | onze schapen |
a. | gert zvôt | = b. | gÿrsex ef zvôt | uw broer |
173.117 Cheetuc: Subjectloze passieven
In het Cheetuc (en ook in het Mô-Sp-Neno) wordt altijd de determinant hyg in plaats van blul gebruikt (§ 91.21). In tegenstelling tot in het SS, is hyg in deze dialecten dus niet verheven of poëtisch. Hyg gaat altijd samen met inversie:
℗Δ Hyg ÿmpelije Erget tjâg dâmenas. | Erget wordt met gebeden vereerd. |
---|---|
℗Δ Invóbelije hyg Elsa. | Elsa zal uitgenodigd worden. |
173.118 Cheetuc: Deverbalisering
Het Cheetuc valt op door het frequente gebruik van gedeverbaliseerde bijzinnen die dus als object in de matrixzin optreden. Terwijl dit in het SS meestal typisch schrijftaal is, is het in het Cheetuc ook algemeen spreektaal. Bijvoorbeeld:
Ef nert melde ef omelech, painelira ef bamicosex ÿdiyndennos1, tur iftam Diô |
het niet is de wind die-doet de klokken-GEN beieren-DV maar wel God |
té chaquinde piti uftel.2 |
die spreekt tot ons |
Het is niet de wind die de klokken laat beieren, maar God die tot ons spreekt. |
---|
In het SS komt het circumfix alleen om het finiete werkw. (zin a.). Ook is een samenstelling van infinitief+finiet werkw. mogelijk (zin b., het onderstreepte deel), zie § 126.40. Maar in het Cheetuc komt het circumfix ÿ--os of l--os om het gehele predicaat (zin c.):
a. | ß Gress tiffe doex ÿbladidos beri croifte enn ef lu'ettos. |
b. | ß Gress tiffe doex croifte-ÿbladidos enn ef lu'ettos. |
c. | Δ Gress tiffe doex ÿbladide beri croiftos enn ef lu'ettos. |
Ik weet dat hij de overeenkomst wenst te beëindigen. |
---|
Zie verder Hoofdstuk 126 voor deverbalisering.
1 | In het SS mag bij deverbaliseringen de genitiefvorm gevolgd worden door het lidwoord ef, dus is ook de vorm ef bamicosex ef ÿdiyndennos mogelijk (zie § 60.60). In het Cheetuc lijkt alleen de ef-loze variant de voorkeur te hebben. In plaats van het suffix -ex bestaat in het Cheetuc ook de variant -ets (§ 173.115). |
---|---|
2 | Dit voorbeeld is afkomstig uit Kompa-Wândel & Tweehuysen (1987), waarin talloze transcripties van informanten van Tigof en Lomky zijn geanalyseerd. Merk op dat de boerin die deze zin uitsprak, piti uftel zei, en niet de geclitiseerde vorm pitikirr gebruikte, zoals je zou verwachten (§ 173.110). Het lijkt erop dat zij hier de dialectische variant wilde vermijden en de voorkeur gaf aan de SS-vorm om respect te tonen voor God, die hier tot ons spreekt. |
Bijzonder is ook dat in dergelijke deverbaliseringen een verleden tijd uitgedrukt kan worden door een resultatief (oftewel: de uitgang -oss in plaats van -os):
Do meldo eft ÿrasatjen, tur stus zjoffe doex ÿkurre beri pjôloss lef ef koffoners.1 |
hij was een timmerman maar men beweert hij-GEN kan INF praten-DV.RES met de doden |
Hij was timmerman, maar ze beweren dat hij ook met de doden kon spreken.
|
---|
Gress kurro beri paše kvâ minkÿriyf, lef ef pâlterblôs én ÿrg bâldiys, yargeloh |
ik kon INF passeren nooit langs-het met de zware houtblokken en volle water-emmers vanwege |
eupex ÿhitse beri feldoss kaf ef prart furt ef pôrte.1 |
zij-GEN placht INF zitten-DV.RES op het stoepje voor de deur
|
Ik kon er nooit langs met de zware houtblokken en volle emmers water, omdat ze altijd op het stoepje voor de deur zat. |
De resultatieven van de gedeverbaliseerde vormen pjôloss (het spreken) en feldoss (het zitten) drukken een verleden tijd uit.
1 | Deze voorbeelden zijn afkomstig uit Kompa-Wândel & Tweehuysen (1987), waarin talloze transcripties van informanten van Tigof en Lomky zijn geanalyseerd. |
---|
173.120 Cheetuc: Voltooide deelwoorden
In het SS worden een stuk of tien volt.dw.n gevormd met de suffixen -et of -en achter de wortel. Deze suffixen zijn feitelijk varianten van elkaar, ze zijn in het moderne Spokaans complementair gedistribueerd, maar in het Cheetuc (en ook in het Mô-Sp-Brâeenc en -Neno), worden -et en -en door elkaar gebruikt (§ 101.54–56). Voorbeelden:
blacroe | > ß blacret ~ Δ blacret/blacren | kruipen > gekropen |
---|---|---|
klynše | > ß klynšet ~ Δ klynšen | achtervolgen; vervolgen > achtervolgd; vervolgd |
mesÿe | > ß mesen ~ Δ meset/mesÿt | zich interesseren > geïnteresseerd |
spippe | > ß spippet ~ Δ spipen/spippen | vermommen > vermomd |
xâme'ie | > ß xâmet ~ Δ xâmet/xâmen/xâmin | opbrengen; opleveren > opgebracht; opgeleverd |
bae | > ß bejet ~ Δ bajet/bajen/baen | uitspoken, uithalen > uitgespookt, uitgehaald (v. streek) |
bzaée | [> ß bzaéjer] ~ Δ bzaéjet/bzaéjen | vangen > gevangen |
Δ monde | > Ø ~ Δ monden/mondet | vallen > gevallen |
Het SS-volt.dw. bzaéjer past niet in dit paradigma van vdw.n op -et en -en. Het werkw. monde komt uitsluitend in het Cheetuc op Lomky voor, maar de volt.dw.n ervan passen wel in dit paradigma.
In het Cheetuc (en ook in het Mô-Sp-Neno) komen veel onregelmatige volt.dw.n voor, terwijl die elders (meestal) wel regelmatig zijn (§ 101.46). Dergelijke onregelmatige volt.dw.n eindigen vrijwel altijd op -s of -t. Zie § 173.49 voor voorbeelden.
173.122 Cheetuc: Geslachten bij dieren
In het Cheetuc wordt er niet zo'n strikt geslachtsonderscheid bij dieren gemaakt als in het SS (§ 22.12–16). Meestal wordt uitsluitend de neutrale vorm gebruikt. Typisch vr. en mn. varianten bij dieren die géén zoogdieren zijn, komen in het Cheetuc in het geheel niet voor, zoals de SS-woorden trapp (mn. vis), plora (vr. vis), pliyjo (mn. vogel) of rikâf (vr. vogel). Alleen bij grotere en gedomesticeerde inheemse zoogdieren, zoals honden, katten, runderen, varkens, schapen, herten of vossen, zijn ook de mn. en vr. vormen gebruikelijk.
De Spaans-Portugese invloed in het Cheetuc blijkt ook uit de woorden pera (teef; vr. hond) (Spaans: perra), in plaats van de SS-vorm myl, en vaca (koe) (Spaans/Portugees), in plaats van de SS-vorm boert. Zie ook § 173.108 met Spaans/Portugese leenwoorden.
173.123 Cheetuc: Fitfara om causaliteit uit te drukken
Velen zijn van mening dat in het SS fitfara alleen gebruikt kan worden om een vergelijking uit te drukken (§ 143.83), en niet een oorzaak-en-gevolg (causaliteit). Maar in het Cheetuc is dit laatste wel algemeen gebruikelijk (§ 143.86). Vergelijk:
a. | ß Ef bidala fes graviy, cradef mirras ur kelârs sena plitelira. |
b. | Δ Ef bidala fit graviy, fitfara cradef mirras ur kelârs sena plite. |
Het heeft dermate/zó hevig geregend dat alle straten en kelders blank staan.
| |
---|---|
a. | ß Ef musiyc melde fes hups, râste kurrelira beri unere hédân. |
b. | Δ Ef musiyc melde fit hups, fitfara râste kurre beri unere hédân. |
De muziek staat zo hard, dat niemand elkaar kan verstaan. |
In a. staat de correcte standaardvorm met een -lira-constructie in de bijzin. In b. staat de dialectische variant die in het Cheetuc correct is maar in het SS door velen wordt afgekeurd.
© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands