Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 63 | Hoofdstuk 70 >>
6. Genitief, resultatief en reduplicatie

64. Reduplicatie


Opbouw van dit hoofdstuk: Blok:

64.1   Vorming van een reduplicaat

Alvorens nader op de semantische kant van reduplicatie in te gaan (vanaf § 64.44) zullen we eerst bespreken hoe een geredupliceerde vorm ontstaat. Omdat het proces van reduplicatie bij substantieven, additieven, werkwoorden en eigennamen op praktisch identieke wijze verloopt, is het niet nodig om een onderscheid tussen deze woordsoorten te maken. Allereerst moeten enkele termen gedefinieerd worden:

  1. Een reduplicant (redcant) is dat deel van een lettergreep dat voor reduplicatie in aanmerking komt. We laten verder buiten beschouwing waar de ene lettergreep begint en de andere ophoudt, momenteel is het voldoende om te weten dat een redcant altijd met één consonant (gevolgd door een vocaal) of met een vocaal begint. Uitzonderingen vormen ch, dl en tl, want deze clusters stellen elk één klank voor, en mogen niet gesplitst worden. In principe is de redcant een deel van de laatste lettergreep (of identiek aan de gehele laatste lettergreep).

  2. Een reduplicé (redcé) is de geredupliceerde redcant welke aan het oorspronkelijke woord gehecht wordt, zodat er ten slotte van een reduplicaat sprake is. Een redcé is niet altijd identiek aan de redcant (want zou dat wel zo zijn, dan was het onderscheid redcant ~ redcé niet relevant). Een redcé is dikwijls een in fonetisch opzicht vereenvoudigde variant van de redcant, om een niet of lastig uit te spreken cluster van consonanten te voorkomen.

  3. Reduplicatie (redpl.) is het proces van redupliceren (ofwel: vaststellen wat de redcant is, de redcé van de redcant afleiden, de redcé aan het oorspronkelijke woord hechten).

  4. Een reduplicaat is het nieuwe woord dat ontstaan is na het proces van redupliceren (= reduplicatie).

Voorbeelden (zolang we nog niet nader op de betekenis van een reduplicaat zijn ingegaan, wordt in de voorbeelden de betekenis van het ongeredupliceerde woord gegeven):

woordredcant>redcéreduplicaat 
vildulduldulvilduldulboom
morisrisrismorisrisidee
otototoototoauto
šofprôgrôgrôgšofprôgrôgradicaal
bellartlartlartbellartlartleerling
dôchâmpchâmpchâmpdôchâmpchâmpraar mens
tlôctlôctlôctlôctlôcgiftige paddenstoel
trûntrûntrûnttrûntrûntbenepen
psermtsermtsermtpsermtsermtschril
aerrferrferf1aerrferfhengst
ruuutu1ruuturuw
tnesstnesstest1tnesstestprik
LerdududuLerdudu(jongensnaam)
YlojejejeYlojeje(meisjesnaam)

1Waarom hier de redcé afwijkt van de redcant, wordt in § 64.7–9 besproken.

64.2

Sommige consonantcombinaties (clusters) zijn zo "hecht" (= geven zo het gevoel van één enkele klank), of zijn zo specifiek voor een bepaald woord dat zij in hun geheel het beginelement van een redcant mogen vormen. Als "hecht" worden met name de clusters Cj en Cv (C is een willekeurige consonant) gevoeld. Verder gelden als "hecht": pl, pr, sp, st, tr.
Monosyllabische woorden die met een van deze hechte clusters beginnen, worden vooral in de spreektaal zo geredupliceerd dat de redcé identiek is aan het gehele woord. Bijvoorbeeld (£ = typische afleiding in de spreektaal):

woordredcant>redcéreduplicaat 
£ fjâsfjâsfjâsfjâsfjâsslag; klap
fjâsjâsjâsfjâsjâs(idem)
£ cvestcvestcvestcvestcvestslaap (v. hoofd)
cvestvestvestcvestvest(idem)
£ starstarstarstarstarster
startartarstartar(idem)

64.3

Een cluster wordt vooral als "specifiek" voor een bepaald woord ervaren als deze cluster voornamelijk aan het begin van een klein aantal monosyllabische woorden voorkomt. Ook dan is de redcé vooral in de spreektaal identiek aan het gehele woord. Bijvoorbeeld (£ = typische afleiding in de spreektaal; $ = typische afleiding in de schrijftaal):

woordredcant>redcéreduplicaat 
£ mrôgmrôgmrôgmrôgmrôgstinkend
$ mrôgrôgrôgmrôgrôg(idem)
£ tnÿrtnÿrtnÿrtnÿrtnÿrwerktijd; berg, hoop
$ tnÿrnÿrnÿrtnÿrnÿr(idem)
£ gmulgmulgmulgmulgmulspoel, klos
$ gmulmulmulgmulmul(idem)

64.4

Maar clusters als kl of gr komen zo frequent (ook binnen een woord) voor dat zij niet als "specifiek" ervaren worden in woorden als klâs of grum. Bij zulke woorden begint de redcant altijd met één consonant (* = foutieve afleiding):

woordredcant>redcéreduplicaat 
klâslâslâsklâslâsklasse
* klâsklâsklâsklâsklâs(idem)
grumrumrumgrumrumsnoepje
* grumgrumgrumgrumgrum(idem)

64.5

Soms verhindert de Spokaanse fonologie een reduplicatie van het gehele woord, hoewel de cluster duidelijk "specifiek" is. Bijvoorbeeld: in ksvurf (molensteen; kies) en in tnesst (prik) zijn ksv resp. tn zeer specifiek (er beginnen maar enkele Spokaanse woorden met ksv en met tn), maar een reduplicatie van het gehele woord zou geven: *ksvurfksvurf en *tnessttnesst. De vette clusters zijn niet acceptabel (want onuitspreekbaar) en daarom vindt bij deze woorden de reduplicatie volgens de regel in § 64.16 plaats.

64.6

Het is duidelijk dat er voor de criteria "specifiek" en "hecht" een beroep op het taalgevoel van de spreker gedaan moet worden. Een cluster die "specifiek" is voor een bepaald woord, moet niet alleen een voorkomingsfrequentie hebben welke beneden een bepaald gemiddelde ligt, maar moet bovendien voorkomen in een woord dat weinig frequent gebruikt wordt, of waarvan het reduplicaat weinig gebruikelijk is. Bovendien is ook de combinatie van de "specifieke" cluster met andere consonanten en vocalen een beslissende factor.
Voor een onderzoek naar de specificiteit van Spokaanse clusters wordt verwezen naar Parô Mesâ-Xeelm & Florez (1981).

64.7

Een redcé heeft lang niet altijd dezelfde vorm als een redcant. In deze en de volgende paragrafen zal nagegaan worden hoe de vorm van een redcé kan afwijken van die van een redcant. Allereerst wordt aandacht besteed aan de regel: een verdubbelde consonant in een redcant wordt enkel in de redcé. Bijvoorbeeld:

woordredcant>redcéreduplicaat 
quiffiffifquiffifsparappel
aerrferrferfaerrferfhengst
accaccacaccacaak (boot)
prétt1réttrétpréttrétbliksem
grecc1reccrecgreccrecaangeleerd
frâgyll1gyllgylfrâgyllgylbreekbaar
gnurr1nurrnurgnurrnur2wild zwijn
Karaðinn1ðinnðinKaraðinnðin(meisjesnaam)

Deze consonantverenkeling is begrijpelijk als we ons realiseren dat een consonantverdubbeling een orthografisch middel is om een gefixeerd (hoofd)accent (en vocaalverlenging) aan te geven. Daar elk woord maar één hoofdaccent kent, hoeft ook maar op één plaats een dergelijke fixatie middels consonantverdubbeling uitgedrukt te worden.3


1 Zie verder § 64.8.


2Omdat de cluster gn van gnurr als "specifiek" ervaren wordt, kent de spreektaal ook het reduplicaat gnurrgnur (regel in § 64.3).


3We gaan hier bewust voorbij aan het feit dat het Spokaans ook woorden kent waarin op meerdere plaatsen een consonantverdubbeling aanwezig is. Alleen de vocaal voor de eerste verdubbeling draagt het accent. De overige verdubbelingen dienen alleen om vocaalverlenging aan te geven, zoals in roffottô, spreek uit [ro:fo:tô]. Dergelijke extra vocaalverlengingen zijn historisch verklaarbaar. Zie ook § 11.19.

64.8

Vooral in de spreektaal doet zich het verschijnsel voor dat niet alleen een verdubbelde redcant-consonant enkel wordt in de redcé, maar dat bovendien de beginconsonant wegvalt in de redcé. De met 1 gemerkte woorden uit de vorige paragraaf hebben in de spreektaal dus de volgende alternatieve reduplicaten:

woordredcant>redcéreduplicaat 
£ préttréttétpréttétbliksem
£ greccreccecgreccecaangeleerd
£ frâgyllgyllylfrâgyllylbreekbaar
£ gnurr1nurr urgnurrurwild zwijn
£ Karaðinn2ðinn inKaraðinnin(meisjesnaam)

1Van gnurr bestaan dus 3 reduplicaten, waarvan er 2 uitsluitend in de spreektaal voorkomen: $ gnurrnur, £ gnurrgnur en £ gnurrur.


2Bij persoonsnamen is de deletie van de beginconsonant van de redcé ook in de spreektaal zeer ongebruikelijk, velen beschouwen het als typisch dialectisch (platteland van Berref). De vorm Karaðinnin kan dus beter met Δ (= dialectisch) gemarkeerd worden. Vergelijk ook de namen:

kolom Akolom B
Ârmyllyl(i.p.v. Ârmyllmyl)
Cridellel(i.p.v. Cridelldel)
Engerrer(i.p.v. Engerrger)
Gyssys(i.p.v. Gyssgys)
Ivonnon(i.p.v. Ivonnvon)
Quistinnin(i.p.v. Quistinnstin ×), enzovoort.

×ook in de meisjesnaam Quistinn is st een "hechte" cluster
die niet gesplitst wordt (§ 64.2).

Alle reduplicaten uit kolom A lijken op het platteland van Berref als vleinaam gebruikt te worden, terwijl de "officiële" reduplicaten uit kolom B gereserveerd blijven als vocatief (§ 64.54). In Teenngochyve-Rusen (1963) wordt opgemerkt dat in de in Zuid-Spokanië gangbare vleinamen als Ârmylly, Engerre, Ivonno, Quistinni e.d. in feite een minimum aan reduplicatie heeft plaatsgevonden: alleen de verlengde vocaal is geredupliceerd. (Bij namen met een variabel accent horen vleinamen welke gevormd zijn door toevoeging van -e of -y: Ryta ~ Rytay; Ûto ~ Ûtoe; Mitârt ~ Mitârty.)


64.9

Als de redcant uit slechts één vocaal bestaat, krijgt de redcé het prefix t-1. Het betreft hier woorden die op twee of meer vocalen eindigen. Bijvoorbeeld:

woordredcant>redcéreduplicaat 
patiootopatiotokabel; snoer
luyytyluytygemakzucht
ruuuturuuturuw
mômiypâtaiitimômiypâtaitilevendig
qupléââqupléâonbeweeglijkheid
IvichiniaataIvichiniata(meisjesnaam)
zieootozieotomuts
mojeruoûûmojeruoûschaapherder

1We spreken hier van "prefix" omdat de t- vóór de redcant geplaatst wordt om de redcé te vormen. Omdat de redcé niet meer is dan een hypothetische tussenstap om tot een reduplicaat te komen, is het feitelijk juister om deze t- een infix binnen het reduplicaat te noemen.

64.10

In de spreektaal vindt de reduplicatie van woorden op twee of meer vocalen (zie vorige paragraaf) vaak op een andere wijze plaats, namelijk door de laatste twee lettergrepen voor de redcant te nemen. Ook nu wordt het prefix t- toegevoegd als er een beginconsonant ontbreekt (wat alleen bij woorden op 3 eindvocalen het geval is). Bijvoorbeeld:

woordredcant>redcéreduplicaat 
£ patiotiotiopatiotiokabel; snoer
£ luyluyluyluyluygemakzucht
£ ruuruuruuruuruuruw
£ mômiypâtaitaitaimômiypâtaitailevendig
£ qupléâléâléâqupléâléâonbeweeglijkheid
£ IvichinianianiaIvichiniania(meisjesnaam)
£ zieoeoteozieoteomuts
£ mojeruoûtoûmojeruoûtoûschaapherder

64.11

Als een woord eindigt op twee vocalen die gescheiden zijn door een apostrof (= glottisslag), mag deze apostrof wel of niet meegenomen worden in de redcant. Wordt hij niet meegenomen, dan bestaat de redcant uit slechts één vocaal, zodat de regel uit § 64.9 in werking treedt (redcé wordt geprefigeerd met t-). In de spreektaal wordt er de voorkeur aan gegeven om de apostrof mee te nemen. Vergelijk:

woordredcant>redcéreduplicaat 
£ uzra'e'e'euzra'e'eomtrek
$ uzra'eeteuzra'ete(idem)
£ fa'i'i'ifa'i'ivee
$ fa'iitifa'iti(idem)
£ cÿri'a'a'acÿri'a'avoedzaam
$ cÿri'aatacÿri'ata(idem)

Nog tot halverwege de jaren zestig van de twintigste eeuw werden de spreektaalvormen met de dubbele glottisslag (uzra'e'e, fa'i'i, enz.) als onbeschaafd bestempeld. Vele Spokaniërs vinden dat nog steeds, maar sinds de koning niet meer schroomt om deze zogenaamd onbeschaafde vormen te gebruiken, lijkt het niet meer gerechtvaardigd om ze af te keuren. Zie ook § 64.15.

64.12

Als de beginconsonant van de redcant identiek is aan de eindconsonant, vervalt de beginconsonant van de redcé. Dit om te voorkomen dat er in het reduplicaat een ongewenste consonantverdubbeling – eventueel met een daarmee gepaard gaand gefixeerd accent – verschijnt. Bijvoorbeeld:

 woordredcant>redcéreduplicaat 
A.kokkkokkokkokkokbot (vis)
 pâppâpâppâpâppappa
 kyfaffafafkyfafafesdoorn
 prôltôttôtôtprôltôtôtlouter; onvervalst

B.tûgttûgtûgttûgtûgtomlaag
 gôrggôrgôrggôrgôrgravijn
 MitârttârtârtMitârtârt(jongensnaam)

Bij de voorbeelden in groep A. zou consonantverdubbeling leiden tot een gefixeerd accent en vocaalverlenging, bijvoorbeeld *kyfaf + faf > kyfaffaf. Bij de voorbeelden in groep B. zou de verdubbelde consonant áchter een andere consonant komen te staan, wat in het Spokaans niet mogelijk1 is, bijvoorbeeld *gôrg + gôrg > gôrggôrg.


1Afgezien van zelden voorkomende samenstellingen met nominale suffixen, zoals quts + -sat > qutssat (rijtuigbank, bank in een koets), hurt + -tiyse > hurttiyse (hondenvlees) of uniform + -mip > uniformmip (uniformenboek; boek over uniformen). Of werkwoorden met een voorzetsel als prefix, zoals armt + trâne > armttrâne (opschieten; snel opgroeien). Zie ook § 21.30.

64.13

Als de redcant deel uitmaakt van een lettergreep die begint met str, waarvan de r gedeleerd mag worden, vervalt die r. De redcant begint dan met een t:

woordredcant>redcéreduplicaat 
ost[r]âftâftâfost[r]âftâfmetalen veer
qust[r]etetequst[r]eteverlegen

In § 11.8 is verteld dat de cluster str meestal ook als st geschreven mag worden. In dat geval verloopt de reduplicatie dus regelmatig. In leenwoorden blijft str echter behouden, en dit blijkt ook uit de reduplicatie, bijvoorbeeld:

woordredcant>redcéreduplicaat 
strettrettretstrettretstrijd
ekstrararaekstraraextra

64.14

Als de redcant begint met een w, wordt deze in de redcé gedeleerd; bijvoorbeeld:

woordredcant>redcéreduplicaat 
werfwerferfwerferfconfuus
wittwittitwittitcafé
mennwegwegegmennwegeg1autosnelweg
WelmwelmelmWelmelm2(jongensnaam)

1Omdat mennweg ook geschreven mag worden als menneg (zie § 11.5), bestaat er ook een alternatieve vorm van mennwegeg, namelijk mennegneg (want de redcant van menneg is neg). Soms komen we ook het reduplicaat mennegeg tegen. Hierin is de w dus gedeleerd nadat het reduplicaat gevormd is.


2In persoonsnamen blijft de w dikwijls behouden, dus i.p.v. Welmelm mag geschreven worden: Welmwelm. De uitspraak blijft echter gelijk want een w wordt na een andere consonant niet uitgesproken (§ 11.5).

64.15

Een apostrof (= glottisslag) gaat nooit met de redcant mee (tenzij de redcant uit slechts één vocaal bestaat, zie § 64.11). Bijvoorbeeld:

woordredcant>redcéreduplicaat 
gequ'essessesgequ'essessaamhorigheid
hina'ôcôcôchina'ôcôcakelig

64.16

Overigens mag de beginconsonant van een redcé altijd gedeleerd worden als in het reduplicaat een ongebruikelijke of onuitspreekbare cluster zou ontstaan. Dit is dikwijls een subjectieve aangelegenheid: de ene taalgebruiker noemt een cluster eerder "vreemd" of "onuitspreekbaar" dan een ander. In de spreektaal zal er eerder van een clustervereenvoudiging sprake zijn dan in de schrijftaal. Met zekerheid kunnen we stellen dat ondermeer de volgende clusters níét geoorloofd zijn (waarbij C een willekeurige consonant is):

bC(behalve bb, bj, bl, br)
dC(behalve dd, dj, dl, dr, dv)
chC(behalve cht)
ðC, hC, kb, kc
vC(behalve vj, vl, vn, vr, vv)
zC(behalve zj, zl, zn, zr, zv, zz)

En verder alle combinaties van een stemhebbende consonant met zijn stemloze variant (bp, pb, td, , dt, enz.). Ten slotte alle clusters van drie of meer consonanten waarin één van de hierboven genoemde verboden combinaties voorkomt.
In de volgende voorbeelden is tussen haakjes het eventueel gedulde regelmatige reduplicaat aangegeven:

woordredcant>redcéreduplicaat 
riðâtðâtâtriðâtâthouweel
kerktkerkterktkerkterktgeit
vélpvélpélpvélpélp (vélpvélp)zeemeeuw
tûnchtûnchûnchtûnchûnch1 (tûnchtûnch)onverbiddelijk
kôrchkôrchôrchkôrchôrch1ruig
FytrichrichichFytrichich1(jongensnaam)
cadettdettettcadettetadelborst
cvôfvôfôfcvôfôf2wolf
chatchatatchatat3kat
dvébos4vébébdvébébosgezwaai, gezwier
ksvurfvurfurfksvurfurfmolensteen; kies
tnesstnesstesttnesstestprik
XoefxoefoefXoefoef (Xoefxoef)(jongensnaam)

1Let op dat de eind-ch klinkt als [kH], terwijl de ch binnen het reduplicaat klinkt als [ç].


2Ook wel cvôfcvôf.


3Ook wel chatchat.


4-os is een grammaticaal suffix en telt niet mee bij de reduplicatie; zie § 64.21.

64.17

Als de redcant eindigt op een vocaal + h, vervalt de eind-h in de eindlettergreep op het moment dat de redcé aangehecht wordt. Bijvoorbeeld:

woordredcant>redcéreduplicaat 
pjohjohjohpjojohbot (niet scherp)
echuhchuhchuhechuchuhpomp
lekkohkohkohlekkokohlekker
TruhruhruhTruruh(meisjesnaam)

Merk op dat de vocaal welke in het basiswoord aan de h voorafging, zijn pira-uitspraak blijft behouden, dus pjojoh klinkt als [pjôjôH] en niet als *[pjojôH]. En Truruh klinkt als [trûrûH] en niet als *[trurûH]. Zie ook § 11.3.

64.18

Buitenlandse namen met een on-Spokaanse uitspraak kunnen soms op de gangbare wijze geredupliceerd worden, zoals:

Engelse namen:Timothy ~ Timothythy
Tommy ~ Tommymy

Franse namen:Clément ~ Clémentment
Charlotte ~ Charlottete
François ~ Françoisçois

Duitse namen:Heinrich ~ Heinrichrich
Adelheid ~ Adelheidheid

Nederlandse namen:Karel ~ Karelrel
Margriet ~ Margrietiet

Bij zulke reduplicaties ligt de klemtoon niet vast. Sommigen zullen het accent op de oorspronkelijke lettergreep houden, anderen geven er de voorkeur aan om het accent naar de voorlaatste lettergreep te verschuiven (indien dat mogelijk is). Zo kan Tommymy op twee manieren worden uitgesproken: [tômimi] of [tômimi]. En Karelrel kan klinken als [kareLreL] of [kareLreL].

64.19

Is deze vorm van reduplicatie (vorige paragraaf) niet goed mogelijk, dan wordt soms de gehele naam geredupliceerd, bijvoorbeeld:

Engelse namen:Charles ~ Charlescharles
George ~ Georgegeorge1

Franse namen:Jean-Jacques ~ Jean-Jacquesjacques
Louise ~ Louiselouise2
Pierre ~ Pierrepierre

Merk op dat zulke reduplicaten uitsluitend als vocatief gebruikt worden en daarom is het niet altijd mogelijk (of zinnig) om een onderscheid te maken tussen het twee keer achter elkaar roepen van een naam ("Charles! Charles!"), en een reduplicaat ("Charlescharles!").


1Eventueel gereduceerd tot Georgeorge (spreek uit: "Geor-george").


2Eventueel alleen reduplicatie van het laatste deel: Louiseise (spreek uit: "Louise-wise" waarbij w = [w]).

64.20

Een bijzonder geval zijn de Garosische namen met ñg (spreek uit als nj in Engels injure). De cluster ñg wordt als één klank beschouwd en kan daarom niet gesplitst worden. Bovendien kan ñg alleen maar onmiddellijk achter een vocaal voorkomen. Deze klank wordt in de redcé dus gedeleerd indien hij in het reduplicaat níét onmiddellijk achter een vocaal zou komen. Vergelijk:

naamredcant>redcéreduplicaat 
DjeñgañgañgaDjeñgañga(Garosische meisjesnaam)
PláñgesñgesesPláñgeses(Garosische jongensnaam)
MeñgéuñgéuéuMeñgéuéu1(Garosische jongensnaam)
SwyñgenñgenenSwyñgenen2(Garosische meisjesnaam)

Omdat ook buiten Garos veel Spokaniërs een Garosische naam dragen, is de aandacht die we hier aan de reduplicatie van dergelijke namen besteden, gerechtvaardigd. Vooral tussen 1940 en 1960 was het een ware rage om kinderen een Garosische naam te geven.


1De combinatie éu wordt uitgesproken als het Nederlandse "eeuw" (en draagt bovendien het accent). De laatste klank hiervan (bilabiale w) wordt in het Garosisch beschouwd als een consonant, zodat deze niet gevolgd kan worden door ñg. Vandaar de deletie van ñg in de redcé. Meñgéuéu klinkt ongeveer als "mendzjeeuw-eeuw" (accent op vette deel).


2I.p.v. Swyñgenen komen we ook wel tegen: Swyñgeñgen. Hier is de n onder invloed van de voorgaande ñg eveneens ñg geworden (assimilatie op afstand).

64.21   Grammaticale en lexicale suffixen

Tot nu toe is er alleen aandacht besteed aan ongesuffigeerde woorden. Grammaticale en lexicale suffixen kunnen in principe nooit als redcant optreden en daarom worden zulke suffixen eerst van het hoofdwoord gescheiden, waarna de redcant bepaald kan worden.1 In de volgende voorbeelden zijn de grammaticale en lexicale suffixen vet gedrukt:

woordredcant>redcéreduplicaat 
exâmafiy2xâmâmexâmâmafiyschriftelijk examen
côntrolere3rololcôntrololerecontroleren
mindefiterÿfitfitmindefitfiterÿroodachtig
merfosmerfmerfmerfmerfosleugen
remarciy marcmarcremarcmarciyoplettend
sgâpiy gâpgâpsgâpgâpiysmerigheid
slerroslerrlerslerrlerosdiarree
tuffesuberatjenberbertuffesuberberatjenopstandeling
mindefitefitfitmindefitfiterood zijn
tirdusaredusdustirdusdusarekapotgaan
kariyÿneriyriykariyriyÿnelelijk blijven
yroppiyropp[r]opyropp[r]opiyspannend
blakkerskerkerblakkerkerswit (mv.)
gurnusludinusnusgurnusnusludiruziezoekend
dvébosvébébdvébébosgezwaai, gezwier
châmpjechâmpjâmpjchâmpjâmpjespreiden
chesoscheseschesesosgeklots, geplas (geluid)

1Het verschil tussen grammaticale, lexicale en nominale suffixen is uitgelegd in § 21.1a. Nominale suffixen worden behandeld in § 64.29–31.


2Exâmafiy mag ook geschreven worden als eksâmafiy (zelfde uitspraak). In dat geval is de redcant sâm, en wordt het reduplicaat: eksâmsâmafiy.


3De uitgang -ere komt veel voor bij uit het Latijn en Frans geleende werkwoorden, en wordt uitgesproken als [ÿje]. Hoewel het geen "echt" suffix is, wordt het bij reduplicatie wel als zodanig beschouwd. Zie ook § 83.7.

64.22

Vooral bij werkwoorden kan het hoofdwoord zonder het suffix op een consonantcluster eindigen die niet (goed) mogelijk is binnenin een woord. In dat geval kunnen consonanten binnen het reduplicaat gedeleerd worden om een onuitspreekbare cluster te vermijden. Bijvoorbeeld (tussen {...} de moeilijk uit te spreken tussenvorm waaruit de vette consonant gedeleerd wordt om tot een uitspreekbaar reduplicaat te komen):

woordredcant>redcétussenvormreduplicaat 
eriytheriythriyth{eriythriythe}eriytriythezonder aandacht luisteren
glistipretiprtipr{glistiprtipre}glistiptiprezich verhouden
ôtlazretlazrazr{ôtlazrazre}ôtlazazrebestrijden

Bij de eerste twee voorbeelden kan het reduplicaat nog verder vereenvoudigd worden door ook de beginconsonant van de redcé te deleren, leidend tot eriytiythe en glistipipre.

64.23

Latijnse leensuffixen kunnen eventueel als redcant optreden (ze worden niet als "echte" suffixen beschouwd). Ook enkele Spokaanse suffixen worden niet als zodanig "gevoeld", zodat ze als redcant kunnen optreden. De reduplicatie met het suffix als redcant is het meest gebruikelijk in de spreektaal. De reduplicatie waarbij het suffix eerst van het hoofdwoord gescheiden wordt, is meer verzorgde schrijftaal. Deze suffixen zijn in het volgende blok opgenomen:

Grammaticale suffixen die facultatief in aanmerking
komen als reduplicant
suffixzie §voorbeeldredcantredcéreduplicaat 
-abliy
 
-ašo
 
-err
 
-fonos
 
-grafos
 
-kinn
 
-[e]n
 
-teff
 
41.13
 
20.30
 
20.30
 
30.9
 
30.9
 
41.4/20
 
41.2
 
41.13
 
riskabliy
 
ôrganisašo
 
cônstruerr
 
telefonos
 
fotografos
 
spâkelakinn
 
uberen
 
negateff
 
liy
risk
šo
nis
err
ru
nos
le
fos
to
kinn
la
ren
ber
teff
ga
liy
isk
šo
nis
er
ru
nos
le
fos
to
kin
la
ren
ber
tef
ga
£ riskabliyliy
$ riskiskabliy
£ ôrganisašošo
$ ôrganisnisašo
£ cônstruerrer ×
$ cônstruruerr ×
£ telefonosnos
$ telelefonos
£ fotografosfos
$ fototografos
£ spâkelakinnkin
$ spâkelalakinn
£ uberenren °
$ uberberen *
£ negatefftef
$ negagateff
riskant
 
organisatie
 
constructeur
 
telefoon
 
fotograaf
 
hebzuchtig
 
grijpbaar
 
negatief
 

×Omdat het reduplicaat en de genitief van cônstruerr beide cônstruerrer zijn (homofonen), wordt de voorkeur aan het reduplicaat cônstruruerr gegeven.
°Het suffix -n staat altijd achter een infinitief-e (§ 81.1) en maakt bij uberen deel uit van de lettergreep ren, welke als redcant kan optreden, ook al is de e in deze lettergreep een grammaticaal suffix dat niet geredupliceerd kan worden.
*Als we het suffix -n níét in een redcant willen laten optreden, mag het eraan voorafgaande suffix -e dat evenmin. De eerstvolgende lettergreep die dan voor de redcant in aanmerking komt is ber.

64.24

Grammaticale en lexicale suffixen kunnen ook gecombineerd worden. In dat geval komt de gehele combinatie niet in aanmerking voor de functie van redcant (afgezien van de uitzonderingen in Blok 64.23). Bijvoorbeeld (vette suffixen kunnen geen redcant zijn):

 woordredcant>redcéreduplicaat 
-lira: doételiraététdoétételirasmerig; goor
-lije ×: bytelijebytytbytytelijegeslagen worden
-n: brôpiynrôpôpbrôpôpiynvolgepropt (mv.)
-m: hudeliramhududhududeliramcorrect (mv.)
-a: fotografosafosfosfotografosfosafotografe
  totofototografosa   (vr. fotograaf)

×En verder alle andere passieve suffixen: -litâ (Blok 90.8); -lijos en -litâs (Blok 126.5).

64.25

Het is niet altijd duidelijk of we met een echt suffix te maken hebben, dan wel met een lettercombinatie die toevallig dezelfde vorm als een suffix heeft. Berucht is het suffix -iy om een additief te vormen, want er zijn ook talloze additieven die "toevallig" op de letters iy eindigen, en dan zijn er ook nog gevallen waarbij de situatie niet duidelijk is. Dit probleem is ook aangekaart in § 41.23, in § 42.9–9a (bij de meervoudssuffixen -n en -m) en in § 63.23 (bij de resultatief).
In Appendix 192 zijn alle additieven opgenomen waarbij iy géén suffix is. Hier kunnen deze laatste twee letters dus geredupliceerd worden.
Een apart geval zijn de additieven graviy (ernstig), knâmpiy (mollig), lanbiy (stemmig), róziy (kostelijk), doffiy (zwart), roffiy (oranje) en lómiy (azuurblauw). Ze hebben weliswaar een "toevallige" uitgang op iy, maar gedragen zich desondanks alsof ze van het suffix -iy voorzien waren: de uitgang iy komt níét in aanmerking voor de functie van redcant. Vergelijk de voorbeelden in a. waarbij iy weliswaar geen suffix is, maar toch als zodanig behandeld wordt, met de voorbeelden in b. waar -iy duidelijk wel een suffix is, en de voorbeelden in c. waar iy geen suffix is, en dus in aanmerking komt als redcant:

 woordredcant>redcéreduplicaat 
a.graviygravavgravaviyernstig
knâmpiynâmp[n]âmpknâmp[n]âmpiymollig
róziyrózózrózóziykostelijk

b.chafostiyfostostchafostostiyzangerig
flâxiylâxâxflâxâxiyvlassig
giynattiynattatgiynattatiygenadig

c. fendriydriydriyfendriydriyvlot
stitiytiytiystitiytiystandvastig
kriyriyriykriyriysnauwerig

64.26

Ook in andere gevallen moet er onderscheid gemaakt worden tussen werkelijke suffixen en lettercombinaties die er toevallig als suffix "uitzien". Vergelijk:

mikare (duur zijn)is met -e afgeleid vanmikar (duur)
wikare (betten, deppen)is met -are afgeleid vanwik (bad)

qutsos (ontdekking)is met -os afgeleid vanqutse (ontdekken)
keltos (boerin)eindigt "toevallig" op os 

xâratt (begrijpelijk)is met -att afgeleid vanxâre (begrijpen)
fâsatt (gevel)eindigt "toevallig" op att 

portôm (industriehaven)is met -ôm afgeleid vanport (haven)
ÿrôm (werk)eindigt "toevallig" op ôm 

giffere (stil [gaan] staan)is met -ere afgeleid vangiffe (staan)
informere (informeren)eindigt op het suffix -ereZie § 64.21 voetnoot 3
hâftere (gebeuren)eindigt "toevallig" op ere 

Let op de verschillende reduplicaten:

woordredcant>redcéreduplicaat 
mikarekarkarmikarkareduur zijn
wikarewikikwikikarebetten, deppen

qutsosqutsqutsqutsqutsosontdekking
keltostososkeltososboerin

xârattxârxârxârxârattbegrijpelijk
fâsattsattsatfâsattsatgevel

portômportortportortômindustriehaven
ÿrômrômrômÿrômrômwerk

gifferegiffgifgiffgiferestil [gaan] staan
informereformforminformformereinformeren
hâftereterterhâfterteregebeuren

64.27

Alle substantieven en additieven die eindigen op een of ander onregelmatig of improductief suffix, of op een lettercombinatie die bij andere woorden als suffix geldt, worden geredupliceerd alsof er in het geheel geen sprake is van een suffix. Bijvoorbeeld:

woordzie §redcant>redcéreduplicaat 
betônjiy 20.10jiyjiybetônjiyjiyblok beton
tjokâs 20.14kâskâstjokâskâsbrood
lydres 20.33reseslydresesleider
beltôc 20.37tôctôcbeltôctôckleinigheid
jabârina 22.4nanajabârinanakoningin
tundâriy 41.14riyriytundâriyriybreekbaar
ðôte 41.27teteðôtetebedauwd
šarkos1 41.27koskosšarkoskoslandelijk

Ook hier kan weer sprake zijn van een onzekerheid in hoeverre het om echte suffixen gaat, dan wel om een "toevallige" uitgang. Vergelijk ook 64.25 voor het suffix -iy.


1-os is alleen productief bij de vorming van een substantief. Additief-vorming d.m.v. -os is improductief, zodat dit suffix deel kan uitmaken van een redcant.

64.28

Enkele suffixen maken reduplicatie van het woord waaraan zij gehecht zijn geheel onmogelijk. Dit zijn in de eerste plaats alle meervoudssuffixen bij substantieven (we kunnen dus zeggen: substantieven in het meervoud kunnen niet geredupliceerd worden). Uitzondering: fosies (ouders) kent het reduplicaat fosieses (§ 30.46).
In de tweede plaats geldt het reduplicatie-verbod voor additieven met de lexicale suffixen:

-otttoenemend; ...er wordende(§ 41.44)
-ûteafnemend; minder wordende(§ 41.44)
(nert) ... -'kurreon...baar; -loos(§ 41.11)

In al deze gevallen is het reduplicatie-verbod toe te schrijven aan semantische restricties: dat wat door een reduplicaat uitgedrukt wordt, kan niet gecombineerd worden met een meervoud of met de betekenissen die bovengenoemde lexicale suffixen hebben.

64.29   Nominale suffixen

Bij alle substantieven die eindigen op een nominaal suffix (§ 21.26–36) komt dat suffix zonder meer in aanmerking voor reduplicatie, want een nominaal suffix is feitelijk een substantief en dus het hoofdelement van de samenstelling. Bijvoorbeeld (suffix is vet):

woordredcant>redcéreduplicaat 
ayrclénlénlénayrclénlénluchtfilter
câsmipmipmipcâsmipmipkasboek
kûfôsôrmsôrmsôrmkûfôsôrmsôrmverkeersbord
kelbrafâstototokelbrafâstototafelkleed
portariy1riyriyportariyriytelefoon
mustbentârptârptârpmustbentârptârphaakje/oogje voor
   schoenveter
blofnolaclaclacblofnolaclacpaard-en-wagen
renðetiyseseserenðetiyseserundvlees

Let op dat bij de vaststelling van de redcant géén rekening wordt gehouden met de morfologische grens tussen nominaal suffix en basiselement. Zo wordt in de redcant van kûfôsôrm de lettergreep sôrm meegenomen. Deze lettergreep bestaat uit het suffix -ôrm met de laatste consonant (s) van het basiselement kûfôs.
Hetzelfde geldt bij mustbentârp (lettergreep târp, maar suffix -ârp).
Deze wijze van redupliceren is (zoals bijna altijd) gebaseerd op fonetische uitgangspunten, en niet op morfologische kenmerken.


1De eind-iy van het nominale suffix -ariy is zelf géén suffix!

64.30

Voor zover het substantieven met een monosyllabisch nominaal suffix betreft, wordt in de spreektaal soms een morfologisch uitgangspunt als basis voor reduplicatie genomen. Dit betekent dat het gehele suffix, en ook niet meer dan dat suffix, als redcant fungeert. Vergelijk de voorbeelden uit § 64.29 met:

woordredcant>redcéreduplicaat 
£ ayrclénclénclénayrclénclénluchtfilter
£ kûfôsôrmôrmôrmkûfôsôrmôrmverkeersbord
£ mustbentârpârpârpmustbentârpârphaakje/oogje voor
  schoenveter

64.31

In samenstellingen met een nominaal suffix komt soms inwendige reduplicatie voor. Dit houdt in dat de redcant niet afkomstig is uit de eindlettergreep van de gehele samenstelling (zoals in de vorige paragraaf), maar uit de eindlettergreep van het (ongesuffigeerde) basiselement. Let op het verschil in betekenis tussen een "normaal" afgeleid reduplicaat en een via inwendige reduplicatie afgeleid reduplicaat (hier wordt de meest algemene betekenis van een reduplicaat genoemd, nl. 'rij; reeks', zie § 64.45):

blofnolaclacrij paard-en-wagens
bloflofnolacwagen met een rij (minimaal 4 à 5) paarden ervoor

quankaôrmôrmreeks naambordjes (bijv. bij de ingang van een flatgebouw)
quankakaôrm bord met een reeks namen erop (bijv. van een advocatenpraktijk)

Grammaticaal en semantisch is er niets op tegen om normale en inwendige reduplicatie tegelijkertijd toe te passen, alleen in morfologisch opzicht doet de constructie onnatuurlijk aan:

quankakaôrmôrm
reeks borden, elk voorzien van een rij namen (bijv. bij de ingang van een flatgebouw
waar diverse groepspraktijken van artsen, advocaten enz. gehuisvest zijn)

Inwendige reduplicatie komt niet voor in onscheid.samst.n waarin het laatste element iets anders dan een nominaal suffix is. Het gebruik van een inwendige reduplicatie is derhalve zeer beperkt.

64.32   Resultatief en reduplicatie

Reduplicatie houdt in principe in dat de laatste lettergreep van een woord verdubbeld wordt. Bij woorden met een variabel accent betekent deze extra lettergreep dat het accent naar rechts verschuift om aldus op de voorlaatste lettergreep te blijven. Wat dit betreft is er een overeenkomst met de resultatief, omdat ook hierbij het accent naar rechts verschuift. Vergelijk de reduplicatie met de resultatief (de geaccentueerde vocaal is vet):

woordreduplicaatresultatief 
vildulvilduldulvildullboom
morismorisrismorissidee
gratyliygratyliyliygratyliyebaken

Dit opvallende kenmerk van accentverschuiving is aanleiding voor diverse taalkundigen geweest om een verwantschap tussen reduplicatie en de resultatief te onderzoeken. Onder meer Lônder-Heenôše (1991) toont aan dat in het Oer- en Laatspokanisch (tot omstreeks 1350, dus in een tijd dat er voornamelijk een weinig geformaliseerde spreektaal bestond) het onderscheid tussen reduplicatie en resultatief niet altijd goed was te maken. Beide vormen liepen door elkaar. Zo kan de res.vorm vildull volgens Lônder-Heenôše wellicht een samentrekking (contractie, feitelijk een combinatie van assimilatie en deletie) zijn van vilduldul (boom). Evenzo ziet hij in een res.vorm als ûrbesst de samentrekking van ûrbestest (schutting). Zijn conclusie is derhalve dat de resultatief in principe een verkorte vorm van een reduplicatie is.

Merk ook op dat het in oude handschriften ook niet altijd duidelijk is wat er precies bedoeld wordt. Een herhaling van een letter of lettergreep werd dan vaak aangegeven met een golflijntje boven de letter(s), waarbij niet altijd precies te zien is boven wélke letter(s) dat golfje staat. Zo kan betekenen: VILDLL of VILDLDL, waarbij dus óf alleen de laatste l óf de laatste lettergreep dul verdubbeld kan zijn (de u is niet geschreven). Deze schrijfwijze kan dus zowel een resultatief (vildull) als een reduplicatie (vilduldul) weergeven.

64.33

Resultatiefvormen komen níét in aanmerking voor reduplicatie. Daarentegen is het wel mogelijk om van reduplicaten een res.vorm af te leiden, hoewel dit dikwijls een nogal geforceerde constructie tot gevolg heeft die liever vermeden wordt, zeker in de spreektaal. Zo'n afleiding geschiedt geheel volgens de regels die zijn behandeld in de Hoofdstukken 61 en 63. Voorbeelden van reduplicatie, gevolgd door resultatiefvorming:

woordredcant>redcéreduplicaat
 
reduplicaat
in de res.vorm
 
kelbrabrabrakelbrabrakelbrabraetafel
husofsofsofhusofsofhusofsoffkasteel
raiyiytiyraiytiyraiytiyeboomtop
vasðencðencencvasðencencvasðencennchandvat v.e. teil
âlbatjenâlbâlbâlbâlbatjenâlbâlbatjennbouwvakker
lapposlaplaplapplaposlapplapotstap, pas

plekoiykokoplekokoiyplekokotete zandachtig
plurtlurturtplurturtplurturrtte zacht
râdechdechechrâdechechrâdechechete erbarmelijk
guriaataguriataguriataete aangenaam
otlôgttlôgtlôgtotlôgtlôgtotlôgtlôggtte wild
hupsterterterhupsterterhupsterterrte groot

64.34

Als er van een additief eenmaal een reduplicaat in de res.vorm bestaat (vorige paragraaf), kan de volgende stap zijn om de resultatief te verbaliseren volgens de regels in § 63.41. Bijvoorbeeld:

plekokote> plekokoiyjete zandachtig zijn
plurturrt> plurturrtevete zacht zijn
guriatae> guriatajjevete aangenaam zijn
hupsterterr> hupsterterrevete groot zijn

Zulke geverbaliseerde resultatieven van een reduplicaat zijn voornamelijk een theoretische mogelijkheid. De vorming ervan is ingewikkeld en het leidt tot geforceerde constructies met een nogal diffuse structuur.

64.35   Bijzondere gevallen

In scheid.samst.n (§ 20.41) wordt het basiselement geredupliceerd:

 woordredcant>redcéreduplicaat 
a.fente-toftoftoffente-toftoffeestdag
b.svime-baniylniylniylsvime-baniylniylbang om te zwemmen
mirra-ef-ovapraramirara-ef-ovapzijstraat
rupkos-kafrupkupkrupkupkos-kafoproep
zerfe-kafzerfzerfzerfzerfe-kafomhoogzien

Onscheid.samst.n (§ 20.42) worden geredupliceerd volgens de algemene regels. Vergelijk a. en b. hierboven met:

 woordredcant>redcéreduplicaat 
a′.fentatoftoftoffentatoftofnationale feestdag
b′.fotelbaniylniylniylfotelbaniylniylfaalangst

64.36

Ook genominaliseerde voornaamwoorden (§ 20.38), telwoorden (§ 20.39) en tussenwerpsels (§ 20.40) kunnen geredupliceerd worden:

woordredcant>redcéreduplicaat 
ef kostiykostostef kostostiy1de mijne
ef afârfârfâref afârfârhet cijfer 4
ef ahefergfergergef ahefergerghet cijfer 7
ef lâhurrâef lâhurrâhet hoerageroep

1Het suffix -iy van kostiy is behandeld in § 20.38.

64.37

Hetzelfde geldt voor letterwoorden in de functie van substantief (§ 20.47), en namen van tekens en cijfers (§ 21.37–38). Namen van letters, afkortingen en letterwoorden worden daarentegen niet geredupliceerd als zij het karakter van eigennaam hebben. Bijvoorbeeld:

woordredcant>redcéreduplicaat 
sequququseququtoeristenorganisatie
zussygsygsygzussygsygfles wijn v.e. wijngaard waarvan
   de eigenaar lid v.d. Zussyg is
sersserserssersers(cijfer) 6
linne-pontototolinne-pontotovraagteken
prosentsentsentprosentsentprocent[teken]

64.38

Eventueel mogen de cijfers en tekens ook als symbool geschreven worden, waarbij de redcé er d.m.v. een filâsto aan gehecht wordt. Vergelijk ook § 30.59–60 (meervoudsvorming van cijfers, leestekens en andere symbolen):

?>  ?-to(= linne-pontoto)vraagteken
%>  %-sent(= prosentsent)procent[teken]
6>  6-ers(= sersers)zes
8>  8-ke(= âkeke)acht

64.39

Bij monosyllabische werkwoorden is het niet mogelijk om een redcant vast te stellen als eerst het infinitief-suffix -e weggelaten wordt: er blijft immers een vocaalloos element over, en een redcant moet altijd een vocaal bevatten. In dat geval wordt het gehele werkwoord als basis voor de redcant gebruikt, bijvoorbeeld:

werkwoordredcant>redcéreduplicaat 
pepepepepeheten
grereregrere1draaien

1Grere is een homoniem: het kan ook gevormd zijn met het suffix -ere achter de wortelstam gr-. De betekenis is dan 'verdraaien; anders draaien'; zie § 83.24.

64.40

Analoog aan de vorige paragraaf, is het bij bisyllabische werkwoorden niet mogelijk om een redcant vast te stellen als zij gevormd zijn met een bisyllabisch verbaal suffix (bijv. -are, -ere of -ÿne). Als zo'n suffix weggelaten zou worden blijft er een vocaalloos element over. In dit geval zijn er twee oplossingen: (i) het gehele werkwoord wordt als basis voor de redcant gebruikt (zie ook de vorige paragraaf), of (ii) alleen de eind-e van het bisyllabische suffix wordt weggelaten, en het overgebleven deel wordt als basis voor de redcant gebruikt. Oplossing (i) is voornamelijk spreektaal. Bijvoorbeeld:

werkwoordredcant>redcéreduplicaat 
£ grarereregrarereomdraaien
grarerarargrarare(idem)
£ grÿnenenegrÿneneafwenden
grÿnerÿnÿngrÿnÿne(idem)

64.41

Als een werkwoord eindigt op een modaal suffix, zijn er twee reduplicaties mogelijk: (i) via het element dat overblijft nadat dit modale suffix is verwijderd, en (ii) via het complete werkwoord. Voorbeeld: ufirûs (moeten rijden) is gevormd uit de stam ufir (rijd) en het modale suffix -ûs (moeten). Vergelijk:

werkwoordredcant>redcéreduplicaat 
ufirûsfirfirufirfirûsmoeten rijden
ufirûsûsûsufirûsûs(idem)

jottecûjottjotjottjotecûkan jodelen
jottecûjottecû(idem)

Er bestaat een betekenisverschil tussen beide reduplicaten. Hierop wordt nader ingegaan in § 64.63.

64.42

Onregelmatige vormen van een werkwoord worden geredupliceerd op basis van deze vorm (onderstreept). Bijvoorbeeld:

(1)josle (oplaaien)heeft als gramst.josel
 joslosleheeft als gramst.joselel of joselsel

(2)jodle (jodelen)heeft als gramst.jott
 jodlodleheeft als gramst.jottjot

(3)pje (verijdelen)heeft als volt.dw.pjetiy
 pjepjeheeft als volt.dw.pjetiytiy

(4)orte (bijten)heeft als volt.dw.porte
 ortorteheeft als volt.dw.portete1

 riye (beetpakken)heeft als volt.dw.rao
 riyriyeheeft als volt.dw.raoto2

 quiyrâše (aanvaarden)heeft als volt.dw.quiymp
 quiyrâšâšeheeft als volt.dw.quiympiymp

1In het volt.dw. porte wordt de eind-e níét als suffix beschouwd, en kan daarom geredupliceerd worden.


2Raoto is gevormd volgens de regel in § 64.9. Sommigen geven er de voorkeur aan om de geredupliceerde infinitief riyriye als uitgangspunt te nemen en gebruiken dan de vorm rarao, dus met de eerste lettergreep als redcant.

64.43

Soms is het mogelijk om de infinitief als uitgangspunt voor de reduplicatie te nemen, en om vervolgens dit reduplicaat te gebruiken als basis voor de onregelmatige vorm zoals die bij het niet-geredupliceerde werkwoord hoort. Vergelijk (1)–(4) uit de vorige paragraaf met (1′)–(4′): de oorspronkelijke infinitief (onderstreept) is geredupliceerd, waarna de onregelmatige uitgang (vet) is overgenomen:

(1′)josle (oplaaien)heeft als gramst.josel
 joslosleheeft als gramst.joslosel

(2′)jodle (jodelen)heeft als gramst.jott
 jodlodleheeft als gramst.jodlott

(3′)pje (verijdelen)heeft als volt.dw.pjetiy
 pjepjeheeft als volt.dw.pjepjetiy

(4′)orte (bijten)heeft als volt.dw.porte
 ortorteheeft als volt.dw.portorte

64.44   Betekenis van een reduplicaat

Achtereenvolgens worden hier behandeld de betekenissen van:

  1. geredupliceerde substantieven
  2. geredupliceerde eigennamen (vanaf § 64.54)
  3. geredupliceerde additieven (vanaf § 64.55)
  4. geredupliceerde werkwoorden (vanaf § 64.62)

64.45   ad § 64.44   A. Geredupliceerde substantieven

Een geredupliceerd concreet substantief drukt prototypisch een rij, reeks, serie, snelle opeenvolging, of herhaling uit. Bijvoorbeeld:

eft vildul ~ eft vildulduleen boom ~ een rij bomen
eft mimpit ~ eft mimpitpiteen boek ~ een rij boeken
eft tsiyp ~ eft tsiypsiypeen tik ~ een voortdurend getik
eft kirt ~ eft kirtkirteen flits ~ een [voortdurend] geflikker
eft moris ~ eft morisris1een idee ~ een reeks ideeën
eft plâts ~ eft plâtslâts1een [bom]aanslag ~ een reeks [bom]aanslagen

Hier geeft de reduplicatie dus een iteratief karakter aan de substantieven.


1De metaforische betekenis van "reeks" in deze iteratieven lokt vrijere vertalingen uit, zoals 'een verzameling ideeën', 'een bron van ideeën', 'een golf van aanslagen', enz.

64.46

Bij substantieven die reeds een iteratief karakter dragen, zal reduplicatie voor een intensivering zorgen:

knytt ~ knyttnytgeknetter ~ hevig [voortdurend] geknetter
ziylpos ~ ziylpiylposgehuppel ~ snel [aanhoudend] gehuppel

64.47

Kojen-Pôt (1977) maakt onderscheid tussen (i) synchronische en (ii) diachronische iteratieven. De meeste namen van voorwerpen, mensen of dieren vormen een synchronisch iteratief, wat wil zeggen dat alle entiteiten van de door de reduplicatie uitgedrukte rij of reeks op hetzelfde moment gepresenteerd worden, zoals bij:

ef vilduldulde rij bomen
ef mimpitpit1de rij/reeks boeken

1In bepaalde contexten kan er ook sprake zijn van een diachronisch perspectief (zie ook volgende paragraaf), zoals in:

Fes lÿn zempers fort eup enn eft pijâ mimpitpit stinde.
In elf jaar tijd heeft ze een hele reeks boeken geschreven.

Het gaat hier dus om boeken die de een na de ander verschijnen, en niet tegelijkertijd één rij (bijv. op een boekenplank) vormen.


64.48

De meeste namen van verschijnselen, gebeurtenissen of geestelijke scheppingen vormen een diachronisch iteratief, wat wil zeggen dat alle gebeurtenissen, verschijnselen ed. (in een snel tempo) na elkaar verschijnen, zoals bij:

ef tsiypsiyphet voortdurende getik
ef kirtkirthet geflikker (v. licht)
eft plâtslâtseen reeks aanslagen
ef ziylpiylposhet snelle gehuppel

Deze diachronische iteratieven worden dikwijls nog nader gespecificeerd als intermitterend-diachronische iteratieven, omdat de gebeurtenis zichzelf voortdurend met korte tussenpozen herhaalt. Hiertegenover staan de permanent-diachronische iteratieven, die in de volgende paragraaf ter sprake komen.

64.49

Bij abstracte substantieven ligt de nadruk veelal sterker op de voortduring van datgene wat dit substantief uitdrukt, dan op een reeks of herhaling:

ef wynch ~ ef wynchynchde trots ~ de voortdurende trots
ef porforiy ~ ef porforforiyde koppigheid ~ de niet aflatende koppigheid
ef lamiros ~ ef lamirmiroshet verlangen ~ het niet aflatende verlangen

De reduplicatie van abstr.subst.n kan een permanent-diachronisch iteratief genoemd worden.

64.50

In de spreektaal kan reduplicatie ook gebruikt worden om de nadruk te leggen op de meest prototypische betekenis van het subst. Zo wordt vaak de echtheid, compleetheid of originaliteit benadrukt, ten opzichte van namaak, incompleetheid, en dergelijke. Bijvoorbeeld:

Kirro wencate ef sértsért lelmo Kriystâs.
Wij blijven met Kerstmis helemaal thuis.
(de nadruk ligt op het "echte" thuis, oftewel bij mijn ouders, en niet in ons eigen huis)

Elsa larde ne'âma totûfts, tur Irtava larde riyfain ubarara.
Elsa eet alleen snacks, maar Irtava eet altijd écht voedsel.
(met de nadruk op "echt" en gezond eten, implicerend dat snacks ongezond zijn)

Aftel kâ melde eft opârgiy platiranu pai Câlmer?1 – Fÿpÿjÿf, eft câlmermer melde.
Is dat een origineel schilderij van Câlmer? – Ja, inderdaad, dat is een heuse Câlmer.
(met nadruk dat het om een echte Câlmer gaat, mocht je denken dat het een
reproductie of vervalsing is)

Ef âktôrs meldo terat styp ki luft ef mennmerros, tur óps enn ef stâgtâgot texoske.2
De acteurs waren erg sterk bij de generale repetitie, maar ze hebben de echte
voorstelling
verprutst.

Zie ook § 64.58 voor een dergelijk verschijnsel bij additieven, en § 64.67 bij werkwoorden.


1Câlmer (1651–1709) was een bekende schilder.


2Stâgtâgot is de res.vorm van stâgtâgos (zie § 61.32), en is verplicht als object bij het werkwoord texoske.

64.51

Volgens Kojen-Pôt zou het onzin zijn om de abstracte iteratieven als intermitterend-diachronisch te beschouwen, want dan moeten we ons voorstellen dat er zoiets bestaat als een "voortdurende snelle opeenvolging van trotse gevoelens" of "reeks snelle koppigheden".
Binnen de religieus georiënteerde Câltiyaanse filosofie is echter wél plaats voor een intermitterende beleving van abstracte gevoelens, en voor iemand als de linguïst Mues Lâmbert (aanhanger van de Câltiyaanse filosofie) is het onderscheid permanent ~ intermitterend dus niet ter zake doende (zie Lâmbert, 1970).

64.52

Bij enkele substantieven heeft het reduplicaat een gelexicaliseerde betekenis gekregen (eft ôrešyšy is niet zomaar 'een rij soldaten', maar 'een militaire colonne'). Zie § 21.24–25.
Een bijzondere vorm van deze lexicalisatie is de meervoudsvorm die soms door reduplicatie uitgedrukt wordt, zonder dat er verwezen wordt naar een reeks of rij (ef crôgtutu betekent neutraal 'de kerkbanken', en niet 'de rij kerkbanken'). Zie § 30.25.

64.53

Het Spokaans dat langs de Zverosta-kust gesproken wordt, maakt zelfs productief gebruik van de reduplicatie om het meervoud uit te drukken. Zie § 30.49–53. In dit dialect moet het begrip "rij" of "reeks" of "herhaling" dus altijd omschreven worden. Vergelijk (Δ = dialect van Zverosta-kust):

ef miflifs = Δ ef mifliflifde vensters
ef mifliflif = Δ ef reks rifo mifliflifde reeks/rij vensters

64.53a

In de betekenis van een reduplicaat zit meestal een meervoudige component, waardoor het reduplicaat geen aparte meervoudsvorm heeft. Hoewel we een reduplicaat als eft vilduldul primair vertalen als 'een rij bomen', zit de term "rij" er niet in. De focus ligt op de rangschikking van de bomen, en niet op een fysieke rij als zodanig. Willen we expliciet uitdrukken dat er bijvoorbeeld langs een pad twee rijen bomen staan, dan ligt de focus op die fysieke rijen, en niet op de eigenschap van de bomen dat ze een speciale rangschikking hebben. In dat geval moet "rij" expliciet uitgedrukt worden, bijvoorbeeld ten vildul-qutvas (twee bomenrijen).
Een zin als Kusamat ef pât eft vilduldul melde (lett. "langs het pad staat een bomenrij") kan niet alleen betekenen dat er langs één kant van het pad een rij bomen staat, maar ook dat langs beide kanten een bomenrij staat, want vilduldul betekent letterlijk "een hoeveelheid bomen die als rij gerangschikt zijn". Die rangschikking kan zowel aan één zijde als aan beide zijden van het pad aanwezig zijn.

Een impliciet meervoudige component zit ook in een zin als Lerdu zirde kainot gâšâ ef tsiypsiyp sumâ ef wÿjo (Lerdu ligt wakker vanwege het voortdurende getik tegen de ruit). Er klinkt niet één tik tegen de ruit, maar een hele reeks tikken die niet ophouden. Dit "ingebouwde" meervoud verhindert een expliciete meervoudsvorm als *tsiypsiyps.

64.53b

Omdat bij een reduplicaat als vilduldul de focus op het fysieke begrip "rij" afwezig is, kan een toegevoegd additief formeel geen bepaling bij "rij" vormen. Een frase als eft mintepot vilduldul wordt dan ook primair zo opgevat dat die bomen lang zijn ("een rij lange bomen"), en niet dat die rij lang is. Willen we uitdrukken dat het om een fysiek lange rij gaat, dan is een omschrijving in de trant van eft mintepot vildul-qutva (een lange bomenrij) nodig. In de spreektaal wordt dit formele onderscheid niet altijd gemaakt en kan, afhankelijk van de context, eft mintepot vilduldul ook opgevat worden als 'een lange rij bomen'.

64.54   ad § 64.44   B. Geredupliceerde eigennamen

Reduplicatie van een eigennaam wordt gebruikt om een persoon of dier (emfatisch) aan te roepen of om affectie uit te drukken. Een dergelijk reduplicaat is dus als een vocatief te beschouwen. Vooral op het platteland van Berref zijn geredupliceerde vormen van eigennamen heel gebruikelijk, ook als vleinaam:

Lerdudu! Yss dus!Lerdu! Kom hier!
Quÿe-tûe, Ivonnon!Wacht even, Ivonn!

Zie ook § 64.8 voetnoot 2.

64.55   ad § 64.44   C. Geredupliceerde additieven

Een geredupliceerd additief drukt prototypisch uit dat de eigenschap van dit additief alternerend aanwezig is (dan weer wel, dan weer niet). Bijvoorbeeld:

ef epða avyro ~ ef epðaða avyro
de bewolkte lucht ~ de afwisselend bewolkte lucht (overdrijvende wolken)

eft yroppiy storâs ~ eft yroppopiy storâs
een spannend verhaal ~ een afwisselend spannend verhaal (met spannende en saaie passages)

Do chaquinde plurt. ~ Do chaquinde plurturt.
Hij spreekt zacht. ~ Hij spreekt afwisselend zacht en normaal.

Soms is een vrijere interpretatie nodig:

ef rilkoko plungelira otode auto die van links naar rechts slingert
ef rikbibi plungelira otode auto die van rechts naar links slingert

64.56

Bij additieven die reeds een alternerend karakter hebben, zal de reduplicatie voor een intensivering zorgen:

ef kluršiy knurfel ~ ef kluršuršiy knurfel
het kabbelende water ~ het voortdurend (hevig/fel) kabbelende water

ef fliycelira armâtat ~ ef fliycliycelira armâtat
het knipperende licht ~ het voortdurend (hevig/fel) knipperende licht

Van intensivering of extra nadruk is ook sprake bij het gelexicaliseerde:

ân ~ ânânoveral; allerwegen ~ her- en derwaarts
jûxiy ~ jûxûxiyflauw ~ reuzeflauw (kinderachtig)

64.57

In de spreektaal worden korte taaluitingen dikwijls geredupliceerd om er extra nadruk aan te geven, zoals siysiy! (jaja!; jazeker!), noftoft (nee nee; nee hoor), curmelmel (heel misschien). Zulke reduplicaties zijn ook in andere talen niet ongewoon. Denk aan het Franse oui-oui-oui of non-non-non.

Vooral als er tegen kinderen wordt gepraat, drukt reduplicatie affectie uit (vergelijk ook eigennamen in § 64.54). Zo kan een moeder tegen een kind zeggen:

Quistata! Vilt kelp melde hordâ tijâjâ!
Goed zo! Je hebt alles mooi opgegeten!
(lett. "je bordje is helemaal opperdepop")

64.58

In de spreektaal kan reduplicatie ook gebruikt worden om de nadruk te leggen op de meest prototypische betekenis van een additief. Zo kan de waarheid, compleetheid of originaliteit benadrukt worden, ten opzichte van onwaarheid, incompleetheid, ed. Dit komt overeen met wat er in § 64.50 bij de substantieven behandeld is. Bijvoorbeeld:

Hols gress nert vendo helkara koles, brâ gress meldo kinurnur.
Ik was gisteren niet naar school, want ik was ziek, eerlijk waar.
(om te benadrukken dat ik écht ziek was, en niet alleen een smoesje had,
zoals je wellicht zou denken)

Aftel tu Nelmaex ef platnâ tolâftÿ zerfe? – Siy, aftel eft platnânâ tiyn melde?
Heb je Nelma's platina halsketting gezien? – Ja, is dat écht platina?
(in de tegenvraag wordt met nadruk geverifieerd of het geen nep is)

Gress nert šâftecû den ef fradâs kello; ef blufk drâsiysiyjjevo.
Ik kan het niet helpen dat de tractor is weggezakt; het weiland was écht te drassig.
(het weiland leek niet alleen drassig, het was ook zo)

64.59

Let ook op de combinatie van resultatief en reduplicatie. In a. staat een resultatief, in b. een reduplicatie, in c. zijn ze gecombineerd:

a.Do chaquinde plurte.Hij praat te zacht.
b.Do chaquinde plurturt.Hij praat afwisselend zacht en normaal;
Hij vervalt telkens in zacht praten.
c.Do chaquinde plurturrt.Hij praat afwisselend te zacht en normaal;
Hij vervalt telkens in te zacht praten.

a.Mariy uokke perte sigaretts.Mariy rookt te veel sigaretten.
b.Mariy uokke pertert sigaretts.Mariy rookt regelmatig veel sigaretten.
(= het "normale" aantal sigaretten en het te
grote aantal wisselen elkaar frequent af)
c.Mariy uokke perterrt sigaretts.Mariy rookt regelmatig te veel sigaretten.
(= het "normale" aantal sigaretten en het te
grote aantal wisselen elkaar frequent af)

64.60

Ook een geverbaliseerd additief kan geredupliceerd worden. Zie ook § 64.21. De betekenis van een geverbaliseerd reduplicaat (of geredupliceerde verbalisering) is identiek aan de betekenis van het oorspronkelijke geredupliceerde additief, tezamen met het koppelwerkwoord. Vergelijk:

Do melde flifadosdos. = Do flifadosdose.
Hij is afwisselend aardig en niet; hij is telkens opnieuw weer aardig.

Ef oto pónze tirdusdus. = Ef oto tirdusdusare.
De auto gaat telkens [weer] kapot; De auto gaat de hele tijd kapot.

64.61

Eventueel is zelfs een combinatie van verbalisering, reduplicatie en resultatief mogelijk. Zie ook § 64.32. Vergelijk:

Ef efanty melde otlôgtlôggt. = Ef efanty otlôgtlôggteve.
Het kind is herhaaldelijk te wild.

Gress melde luytye. = Gress luytyjjeve.
Ik ben herhaaldelijk te gemakzuchtig.

Resultatieve additieven in combinatie met de koppelwerkwoorden pónze (worden; gaan) en tinde (blijven) kunnen niet geverbaliseerd worden, zoals we in § 63.54 gezien hebben.

64.62   ad § 64.44   D. Geredupliceerde werkwoorden

In het moderne Spokaans zijn het voornamelijk de bewegingswerkwoorden die in aanmerking komen voor reduplicatie. Het reduplicaat drukt dan een voortduring of herhaling van de beweging uit. Heeft de beweging zelf reeds een iteratief karakter dan zorgt reduplicatie voor intensivering ervan. Vergelijk ook de reduplicatie van substantieven (§ 64.45–49). Bijvoorbeeld:

Ef jiys rutre fes ef omelech.Het lover beweegt in de wind.
Ef jiys rutrutre fes ef omelech.Het lover beweegt voortdurend in
de wind heen en weer.

Ef kinânolacs ufire helkara ef
treno-moplariy.
De ambulances rijden naar [de plaats
van] het treinongeluk.
Ef kinânolacs ufirfire helkara ef
treno-moplariy.
De ambulances rijden af en aan naar
[de plaats van] het treinongeluk.

Ef baniyl efanty tsere ur giffe.Het bange kind staat te trillen.
Ef baniyl efanty tsertsere ur giffe.Het bange kind staat hevig te trillen.

64.63

In § 64.41 is besproken hoe er van werkwoorden met een modaal suffix twee verschillende reduplicaten afgeleid kunnen worden. Let op het betekenisverschil tussen deze twee varianten:

(1)Ef kinânolacs ufirfirûs helkara ef moplariy.
 De ambulances moeten af en aan rijden naar [de plaats van] het ongeluk.

(2)Ef kinânolacs ufirûsûs helkara eft moplariy.
 De ambulances moeten voortdurend naar een ongeluk rijden.

In (1) wordt een herhaling van het "rijden" uitgedrukt: er is sprake van één noodzaak, en die noodzaak is om telkens naar dat ongeluk te rijden (om weer nieuwe slachtoffers op te halen).
In (2) is sprake van een zich voortdurend herhalende noodzaak (het "moeten") om naar elk ongeluk dat plaatsvindt te rijden. Er hoeft echter niet de hele tijd naar hetzelfde ongeluk heen en weer gereden te worden.

64.64

Hoe minder het aspect van beweging in een werkwoord aanwezig is, hoe archaïscher de reduplicatie ervan in met name de schrijftaal klinkt. Bijvoorbeeld:

Ef strett sen emmettâle.De strijd zet zich voort.
Ef strett sen emmettâltâle.De strijd laait voortdurend weer op.

Do pe beri merfe.Hij schijnt te liegen; Men zegt dat hij liegt.
Do pepe beri merfe.Men zegt voortdurend dat hij liegt.
Do pe beri merferfe.Men zegt dat hij de hele tijd liegt.

64.65

Daarentegen zijn reduplicaties in de spreektaal heel algemeen, niet alleen om een iteratief of intensief karakter uit te drukken, maar ook in spontane uitroepen en kreten (spelende kinderen, tijdens sport ed.):

Ôtosmosme-tûe ef knyfos!Geef 'm van katoen!; Zet 'm op! (lett. "slijp de messen!")
Kirro fesmikkelskelsûs!We moeten volhouden!
Ârpârp!1Beet! (als een vis toehapt)

1Reduplicatie van ârp = volt.dw. van ârpe (bijten (v. vissen)).

64.66

In poëtisch taalgebruik zorgt de reduplicatie van een abstract1 werkwoord voor een intensivering, zoals:

Zâfte lye Zula.Zâfte bemint Zula.
Zâfte lylye Zula.Zâfte bemint Zula hevig.

Ef jabâr jaciare sener kniyatjens.De koning heerst over zijn onderdanen.
Ef jabâr jaciciare sener kniyatjens.De koning heerst met straffe hand over
zijn onderdanen.

1"Abstract" in semantische zin, en niet als een grammaticale categorie zoals substantieven die kennen.

64.67

In de spreektaal kan reduplicatie ook gebruikt worden om de nadruk te leggen op de meest prototypische betekenis van een werkwoord. Zo kan de waarheid, compleetheid of originaliteit benadrukt worden, ten opzichte van onwaarheid, incompleetheid, ed. Dit komt overeen met wat er in § 64.50 bij de substantieven behandeld is. Bijvoorbeeld:

Aftel tu enn ef recomendere-letra stinde pip? – Siysiy, gress ef tiyn stinstinde!
Heb je de sollicitatiebrief al geschreven? – Ja hoor, en ik heb die ook echt [met de
hand] geschreven
!
(om te benadrukken dat die brief niet getypt of uitgeprint is, of alleen per e-mail
is verstuurd)

TOP
<< Hoofdstuk 63 | Hoofdstuk 70 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands