Grammatica van het Spokaans
63. Additivische resultatief √
Opbouw van dit hoofdstuk: Blok: |
Dit hoofdstuk is opgedeeld in drie secties:
Voor de betekenis van een add.res. kan bovendien nog verwezen worden naar § 61.4.
63.2 ad § 63.1 A. Vorming van de additivische resultatief
Het regelsysteem dat geldt om een add.res. te vormen komt in grote lijnen overeen met het regelsysteem voor de vorming van de nom.res. Er zal nu dan ook niet ingegaan worden op de problematiek van accentverschuiving en de hieruit voortvloeiende vocaalverlenging en paragoge. Dit is reeds behandeld in § 61.8–24 (resultatief van substantieven met een variabel accent).
In het overzicht van de regels voor de vorming van de add.res., zoals hieronder volgt, zal dan ook telkens verwezen worden naar de parallelle regels bij de nom.res.
63.3 zie ook § 61.9
Bij alle polysyllabische additieven met een variabel accent wordt de resultatief in principe gevormd door het hoofdaccent naar de laatste lettergreep te verschuiven. Hierbij wordt de consonant onmiddellijk achter de accentdragende vocaal verdubbeld. Evenals bij substantieven is ook nu de primaire eigenschap "accentdragend", en de secundaire eigenschappen zijn "lange vocaal" en "gefixeerd accent". Bijvoorbeeld (accentdragende vocaal is vet):
hupster ~ hupsterr | groot |
---|---|
kogûrus ~ kogûruss | flink, degelijk |
ÿrðaag ~ ÿrðaagg | duidelijk |
mafurt ~ mafurrt | razend, woedend |
nexents ~ nexennts | hardhandig |
nenatumt ~ nenatummt | onafhankelijk |
ulûpt ~ ulûppt | onrechtmatig |
63.4 zie ook § 61.10
De x, de h, de c (in ch) en de r (in ÿr) worden nooit verdubbeld. Zie voor additieven die een van deze consonanten op de positie van de verdubbeling hebben, § 63.8–10.
63.5 zie ook § 61.11
Bij alle polysyllabische additieven met een variabel accent en eindigend op één vocaal wordt de resultatief gevormd door toevoeging van een paragogische e (sjwa; spreek uit [ê]). Het accent verschuift naar de vocaal die aan deze e voorafgaat en deze vocaal wordt tevens verlengd. Dit geldt ook voor additieven op iy, waarbij dit al dan niet het suffix -iy kan zijn. Bijvoorbeeld:
trojo ~ trojoe | [trojo:wê] | aangenaam |
---|---|---|
âktuela ~ âktuelae | [âktuwela:wê] | actueel |
nâšÿ ~ nâšÿe | [nâšÿ:wê] | duchtig, heftig, flink |
flecsiy ~ flecsiye | [fleksî:wê] | vurig |
63.6 zie ook § 61.13
Ook monosyllabische additieven met één eindvocaal krijgen de paragogische e. Hier is het natuurlijk niet de accentverschuiving, maar het secundaire kenmerk "vocaalverlenging" dat de resultatief markeert:
grÿ ~ grÿe | [grÿ:wê] | grauw |
---|---|---|
za ~ zae | [za:wê] | onverbiddelijk |
kriy ~ kriye | [krî:wê] | snauwerig |
63.7 zie ook § 61.16
Monosyllabische additieven met een variabel accent en eindigend op één consonant krijgen een paragogische e en consonantverdubbeling:
pôr ~ pôrre | [pô:rê] | arm |
---|---|---|
tval ~ tvalle | [tva:lê] | bedorven, verrot |
svót ~ svótte | [svó:tê] | onbehoorlijk |
lem ~ lemme | [le:mê] | lauw, zoel |
63.8 zie ook § 61.19–21
De x, h en r (van ÿr) worden nooit verdubbeld. De x is één teken voor twee consonanten, en daarom wordt verwezen naar § 63.9. De h en r (van ÿr) worden weliswaar niet verdubbeld, maar de eraan voorafgaande vocaal wordt wél verlengd uitgesproken:
pjoh ~ pjohe | [pjô:hê] | bot (niet scherp) |
---|---|---|
réklah ~ réklahe | [réklâ:hê] | onbewerkt, ruw (materiaal, land) |
pâraðoh ~ pâraðohe | [pâraðô:hê] | uitgeput |
bÿr ~ bÿre | [bÿ:jerê] | gebiedend, streng |
kvâcÿrg ~ kvâcÿrge | [kvâkÿ:jeRgê] | onverzadigbaar |
63.9 zie ook § 61.18
Monosyllabische additieven met een variabel accent, welke eindigen op twee of meer consonanten (inclusief de x), krijgen voor de resultatief het suffix -e (spreek uit [e]). Vocaalverlenging is nu dus níét aan de orde:
prérp ~ prérpe | afgeleefd |
---|---|
vâgt ~ vâgte | bedrijvig |
lyrs ~ lyrse | saai |
palgt ~ palgte | duf, saai |
ÿpf ~ ÿpfe | rap, kwiek |
ming ~ minge | proper, rein |
lóch ~ lóche1 | verkapt |
prôx ~ prôxe | nietig, onbeduidend |
ÿrs ~ ÿrse | grappig |
1 | Aan het eind van een woord staat ch voor twee consonanten, namelijk [kH]; zodra ch gevolgd wordt door het suffix -e, wordt ch uitgesproken als [ç] en is daarmee één consonant geworden. Zie ook § 11.2. |
---|
63.10 zie ook § 61.23
De res.vorming van polysyllabische additieven op een vocaal + x of op een vocaal + ch is identiek aan die van monosyllabische additieven op x of ch, zoals besproken in de vorige paragraaf:
matox ~ matoxe | minst traag |
---|---|
râdech ~ râdeche1 | erbarmelijk |
nebuch ~ nebuche1 | kalm, rustig |
1 | Zie § 63.9 voetnoot 1. |
---|
63.11 zie ook § 61.24
Bij polysyllabische additieven met een variabel accent op een consonant + x of op een consonant + ch wordt de resultatief gevormd door toevoeging van het suffix -e:
hatenx ~ hatenxe | scheluw |
---|---|
toelx ~ toelxe | schijnheilig; niet echt bescheiden |
fylterch ~ fylterche | loos, leeg (v. vrucht) |
Merk op dat polysyllabische substantieven op een consonant + x of ch nog een tweede res.vorming kennen, nl. met consonantverdubbeling (rÿterrx, quillch e.d.). Bij substantieven wordt deze methode door veel grammatici afgekeurd, maar bij additieven komt hij in het geheel niet voor. Dus nooit: *hatennx, *toellx of *fylterrch.1
1 | Deze vormen zijn wel te herkennen bij de verbalisering van hatenxe, toelxe en fylterche. Zie § 63.42 punt 3. |
---|
63.12 zie ook § 61.15
In tegenstelling tot substantieven op twee of meer eindvocalen, zijn additieven op twee of meer eindvocalen nimmer onregelmatig (onregelmatige res.vormen van additieven komen überhaupt niet voor). Alle additieven met een variabel accent, welke eindigen op twee of meer vocalen, krijgen het res.-suffix -te. Bijvoorbeeld:
guria ~ guriate | aangenaam |
---|---|
quaiy ~ quaiyte | gebiedend |
mômiypâtai ~ mômiypâtaite | levendig |
ópðae ~ ópðaete | wolkeloos, onbewolkt |
potoe ~ potoete | opgeruimd, vrijmoedig |
Zie ook § 63.23 punt a. voor add.n die met het suffix -iy van een subst. zijn afgeleid.
63.13 zie ook § 61.50
Let op dat een glottisslag (geschreven als apostrof) als consonant geldt. Additieven met twee eindvocalen welke gescheiden zijn door een apostrof worden behandeld als additieven op één vocaal: zij krijgen een paragogische e:
cÿri'a ~ cÿri'ae | [kÿjeri'a:wê] | voedzaam |
---|---|---|
da'e ~ da'ee | [da'e:wê] | vluchtig; snel verdampbaar |
63.14 zie ook § 61.27
In het algemeen krijgen alle additieven met een gefixeerd accent voor de resultatief het suffix -e:
grecc ~ grecce | aangeleerd |
---|---|
risitt ~ risitte | dweepziek |
folluser ~ follusere | vaderlijk |
ÿabrovve ~ ÿabrovvee | behoorlijk |
tuffesta ~ tuffestae | openlijk |
lekkoh ~ lekkohe | lekker |
eterrenx ~ eterrenxe | kregelig, prikkelbaar |
63.15 zie ook § 61.30
Evenals additieven met een variabel accent, krijgen ook alle additieven met een gefixeerd accent die op twee vocalen eindigen, het suffix -te (zie ook § 63.12):
urrfeâ ~ urrfeâte | oubollig, boertig |
---|---|
tiyffiye ~ tiyffiyete | onwetend |
63.16 zie ook § 61.31
Bij een deel van de additieven wordt de vorm van de resultatief uitsluitend of mede bepaald door het grammaticale of lexicale affix waarmee dit additief gevormd is. Bij dergelijke additieven maakt het niet uit of het accent variabel dan wel gefixeerd is, en of het woord mono- dan wel polysyllabisch is.
Het suffix -att waarmee een werkwoord in een additief kan veranderen (§ 41.2) is uitsluitend bepalend voor de vorm van het add.res.: deze wordt gevormd met het suffix -iy. Bijvoorbeeld:
ufiratt ~ ufirattiy | berijdbaar |
---|---|
fletatt ~ fletattiy | verwerpelijk |
xâratt ~ xârattiy | begrijpelijk |
Het res.vormende suffix -iy uit de vorige paragraaf is níét gevoelig voor een extra meervoudssuffix (-n of -m) zoals besproken in § 42.2–6a.
Er is tegenwoordig een tendens te bespeuren om -iy te vervangen door het meer algemene suffix -e, dus: ufiratte, fletatte, xâratte. In de spreektaal zijn deze vormen al geaccepteerd, maar in de schrijftaal worden zij nog afgekeurd.
Ook het suffix -lira is uitsluitend bepalend voor de vorm van het resultatief, tenminste voor zover het oorspronkelijke teg.dw. gelexicaliseerd is en nu tot de categorie van additieven wordt gerekend (§ 41.5). Additieven op -lira krijgen als res.-suffix -t:
hendrelira ~ hendrelirat | doortastend |
---|---|
doételira ~ doételirat | goor, smerig |
Opmerking: gelexicaliseerde volt.dw.n (op -or) hebben een regelmatige resultatief:
vobaror ~ vobarorr | beschaafd |
---|---|
plurtor ~ plurtorr | beschonken, dronken |
flyrror ~ flyrrore1 | besmeurd |
cupploinor ~ cupploinore1 | extrovert |
1 | Deze volt.dw.n hebben een gefixeerd accent, waarbij de res. gevormd wordt volgens § 63.14. |
---|
Leenwoorden op -ise krijgen het suffix -t:
critise ~ critiset | kritisch |
---|---|
ôptimistise ~ ôptimistiset | optimistisch |
Additieven die gevormd zijn met nert ... -'kurre (§ 41.11) krijgen het suffix -te:
nert zâr'kurre ~ nert zâr'kurrete | onbewoonbaar |
---|---|
nert miyp'kurre ~ nert miyp'kurrete | ongeloofwaardig |
Ten slotte zijn de lexicale suffixen -erÿ (schijn-, niet echt, -achtig) en -ine (men beweert dat, vermoedelijk) uitsluitend bepalend voor de vorm van de resultatief (zie ook § 41.44). Additieven met een variabel accent op -erÿ en -ine krijgen als res.-suffix -t; met een gefixeerd accent krijgen ze -te. In minder verzorgde spreektaal worden beide suffixen echter dikwijls door elkaar gebruikt. Bijvoorbeeld:
mindefiterÿ ~ mindefiterÿt = £ mindefiterÿte | roodachtig |
---|---|
slamestiyerÿ ~ slamestiyerÿt = £ slamestiyerÿte | zogenaamd beleefd |
militerrerÿ ~ £ militerrerÿt = militerrerÿte | semi-militair
|
eft ôjifine mosjeus ~ eft ôjifinet (£ ôjifinete) mosjeus | |
een vrouw van wie beweerd wordt dat ze gierig is ~ ... dat ze te gierig is
| |
ef tnessteriyine huarosz ~ ef tnessteriyinete (£ tnessteriyinet) huarosz | |
de vermoedelijk drastische bezuinigingen ~ de vermoedelijk te drastische bezuinigingen |
Merk op dat het suffix -te (in tegenstelling tot -t) een extra lettergreep toevoegt, met als gevolg dat in additieven met een variabel accent het accent naar rechts verschuift. Vergelijk (accentdragende vocaal is vet): mindefiterÿt ~ mindefiterÿte. Zie verder § 63.32–39 voor de precieze betekenis van zulke res.vormen.
In het Spokaans tot ca. 1800 bestonden er twee verschillende res.vormen van additieven op -erÿ en -ine. De tegenwoordig in onbruik geraakte vorm bestond uit de resultatief van een additief, gevolgd door -erÿ of -ine. Deze vorm had dezelfde betekenis als de moderne vorm uit de vorige paragraaf. Vergelijk (moderne vorm tussen haakjes):
mindefit ~ mindefitt | rood ~ te rood |
---|---|
†mindefitterÿ (= mindefiterÿt) | te roodachtig
|
ôjif ~ ôjiff | gierig ~ te gierig |
†ôjiffine (= ôjifinet)1 | vermoedelijk te gierig; van wie men beweert dat hij/zij te gierig is |
1 | De res.vorm ôjifinet kwam in het Spokaans tot ca. 1800 ook voor, maar dan vormde het res.-suffix -t een bepaling bij het lexicale suffix -ine. †Ôjifinet zou dan betekenen: 'van wie men te veel beweert dat hij/zij gierig is'. |
---|
63.23 zie ook § 61.36
De volgende affixen zijn mede bepalend voor de vorm van de resultatief. Met "mede bepalend" bedoelen we: het affix beïnvloedt de vorm van de resultatief als het additief op twee of meer vocalen eindigt (ofwel: als het affix door één of meer vocalen voorafgegaan wordt):
pleko ~ plekoiy | zand ~ zandachtig, rul, mul |
---|---|
ÿrra ~ ÿrraiy | tak ~ verwant |
manta ~ mantaiy | gewest, provincie ~ gewestelijk, provinciaal |
Het is niet altijd duidelijk in hoeverre een additief op een productieve manier met -iy van een substantief is afgeleid. Zo is het niet vol te houden dat ðÿmfiniiy (onbegrensd) afgeleid is van het subst. *ðÿmfini, want dat bestaat niet. Evenmin kan gesteld worden dat het gaat om een afleiding van fini (grens), waaraan vervolgens ðÿm (zonder) is toegevoegd, want de vorm *finiiy bestaat evenmin.
Additieven op -iy die beschouwd worden als afgeleid van een substantief dat op een vocaal eindigt, zijn opgenomen in Appendix 193.
zé ~ tezéa | zee ~ op zee |
---|---|
kelbra ~ tekelbrae | tafel ~ op [de] tafel |
Alle in § 63.23 bedoelde additieven krijgen het res.-suffix -te in plaats van -iy, -e of -a. Bijvoorbeeld:
plekoiy ~ plekote | zandachtig, rul, mul |
---|---|
ÿrraiy ~ ÿrrate | verwant |
mantaiy ~ mantate | gewestelijk, provinciaal |
tezéa ~ tezéte | op zee |
tekelbrae ~ tekelbrate | op [de] tafel |
Geen resultatief is mogelijk bij:
pâlt- | meer dan1 |
us[e]- | (drukt pleonasme uit) |
---|---|
-ott | toenemend; meer/...er wordende |
-ûte | afnemend; minder wordende |
Dat in deze 4 gevallen een resultatief onmogelijk is, is toe te schrijven aan de semantische restricties die kenmerkend zijn bij bedoelde groepen. Ook bij andere additieven dan de onder punt 1. t/m 4. genoemde is een resultatief soms vreemd, zo niet onmogelijk, vergelijk:
a. | ef koffon blof | het dode paard |
---|---|---|
b. | ? ef koffone blof | het te dode paard
|
a. | Kost kerru frera vende-ral. | Ook mijn broer gaat mee.
(lett. "mijn oke broer gaat mee") |
b. | * Kost kerrue frera vende-ral. | (lett. "mijn te oke broer gaat mee") |
1 | Pâlt- drukt reeds in extra sterke mate uit wat een resultatief ook doet. Vergelijk:
|
---|
Als een additief een meervoudssuffix heeft (zie Hoofdstuk 42), kan de res.vorm op twee manieren uitgedrukt worden:
Bij de tweede manier kan er ambiguïteit ontstaan als de meervoudsmarkering een specifieke betekenis weergeeft die een enkelvoudig add. niet heeft. In de volgende voorbeelden verdwijnt het verschil tussen a. en b. bij de resultatief in d., zodat d. ambigu wordt:
(1) | a. | ef onâfxu 'jan lef sener sour |
de brutale jongen met zijn [niet brutale] zusje | ||
---|---|---|
b. | ef onâfxus 'jan lef sener sour | |
de brutale jongen met zijn [eveneens] brutale zusje
| ||
c. | ef onâfxuss 'jan lef sener sour | |
de te brutale jongen met zijn [eveneens] te brutale zusje | ||
d. | ef onâfxue 'jan lef sener sour | |
de te brutale jongen met zijn zusje
OF de te brutale jongen met zijn [eveneens] te brutale zusje
| ||
(2) | a. | Do ef argerats ur miflifs lo kariyn verfute. |
Hij heeft de deuren en ramen lelijk geverfd. (de deuren zijn goed) | ||
b. | Do ef argerats ur miflifs lo kariys verfute. | |
Hij heeft zowel de deuren als de ramen lelijk geverfd.
| ||
c. | Do ef argerats ur miflifs lo kariyss verfute. | |
Hij heeft zowel de deuren als de ramen te lelijk geverfd. | ||
d. | Do ef argerats ur miflifs lo kariye verfute. | |
Hij heeft de deuren en ramen te lelijk geverfd. (de deuren zijn goed)
OF Hij heeft zowel de deuren als de ramen te lelijk geverfd. |
Zie ook § 43.23a–23c.
Ambiguïteit kan opgeheven worden door het resultatieve additief te herhalen of de tweede keer te vervangen door idem (zie ook § 132.45). Vergelijk (1d) uit de vorige paragraaf met:
(1) | e. | ef onâfxue 'jan lef sener idem sour1 |
de te brutale jongen met zijn eveneens te brutale zusje |
---|
Ambiguïteit kan ook opgeheven worden door het voegwoord ur te vervangen door én (zie § 120.79). Vergelijk (2d) uit de vorige paragraaf met:
(2) | e. | Do ef argerats én miflifs lo kariye verfute. |
Hij heeft zowel de deuren als de ramen te lelijk geverfd. |
---|
Zie ook § 42.12, § 42.14 en § 42.21.
1 | Als idem een resultatief add. vervangt, wordt soms ook een resultatieve vorm van idem gebruikt, dus idemm. Frase (1e) wordt dan:
Een resultatieve vorm van idem wordt echter afgekeurd, omdat idem feitelijk een spoor is, en geen "echt" add. En sporen kennen geen morfologische variatie. Zie ook § 132.45. |
---|
In § 43.22 is geconstateerd dat de add.res. uitdrukking geeft aan de trap van overmatigheid (trap.ovmt.). Daar trappen van vergelijking zich niet met elkaar laten combineren, kan een add.res. nooit een vergr., otr., verkl. of mnst.trap aannemen. Er is echter een uitzondering: alleen als een trap op onregelmatige wijze gevormd is (genoemd in Blok 43.25), kan deze met een res.vorm samengaan. Deze moet in het Nederlands met een nevenschikking of iets dergelijks omschreven worden want het bijwoord van graad ("te") kan niet samengaan met een trap van vergelijking. Bijvoorbeeld:
neutraal: | horit ~ horitt | vroeg ~ te vroeg |
---|---|---|
vergr.trap: | quefôs ~ quefôss | vroeger ~ vroeger en ook te vroeg |
otr.trap: | quritt ~ quritte | vroegst ~ vroegst en ook te vroeg |
verkl.trap: | ibrât ~ ibrâtt | minder vroeg ~ minder vroeg maar toch nog te vroeg |
mnst.trap: | datôc ~ datôcc | minst vroeg ~ minst vroeg maar toch nog te vroeg
|
neutraal: | keša ~ kešae | dik ~ te dik |
verkl.trap: | zÿtsénp ~ zÿtsénnp | minder dik ~ minder dik maar toch te dik |
mnst.trap: | vibrâk ~ vibrâkk | minst dik ~ minst dik maar toch nog te dik |
Het gebruik van dergelijke resultatieve, onregelmatige trappen van vergelijking beperkt zich voornamelijk tot de schrijftaal, en ook dan zijn er maar weinig toepassingsmogelijkheden. Enkele voorbeelden die ook in de spreektaal natuurlijk aandoen zijn:
Hols gress levero quefôss dus Welm. |
Gisteren stond ik vroeger op dan Welm, en dat was [veel] te vroeg.
OF Gisteren stond ik [veel] te vroeg op, nog vroeger dan Welm (opstond). (lett. "meer te vroeg")
|
---|
Elsa melde ef vibrâkk mip ef cÿrt efanty.1 |
Elsa is het minst dikke kind uit de klas, maar toch nog te dik. (lett. "het minst te dikke kind") |
1 | Voor de bijzondere constructie waarbij de bepaling mip ef cÿrt (van de klas) tussengevoegd wordt in de constituent ef vibrâkk efanty (het minst dikke maar toch nog te dikke kind) wordt verwezen naar § 141.59. |
---|
In § 44.1 is de verbalisering van additieven besproken. Daar blijkt onder meer dat het koppelwerkwoord melde (zijn) + add. vervangen kan worden door het add. + -e.
Een geverbaliseerd additief en de add.res. zijn dus dikwijls homografen, of zelfs homoniemen. Van een homograaf is sprake als de resultatief gevormd wordt met de paragogische e. Vergelijk de verschillen in uitspraak en betekenis, maar de identieke spelling bij:
schrijfwijze | uitspraak res. | ~ uitspraak verb. | |
trojoe | [trojo:wê] | ~ [trojowe] | te aangenaam ~ aangenaam zijn |
---|---|---|---|
nâšÿe | [nâšÿ:wê] | ~ [nâšÿwe] | te flink ~ flink zijn |
grÿe | [grÿ:wê] | ~ [grÿwe] | te grauw ~ grauw zijn |
zae | [za:wê] | ~ [zawe] | te onverbiddelijk ~ onv. zijn |
pjohe | [pjô:hê] | ~ [pjôhe] OF [pjohe] 1 | te bot ~ bot zijn |
Van een homoniem is sprake als zowel de res.vorming als de verbalisering plaatsvindt met het suffix -e:
schrijfwijze | uitspraak | |
tmopplime | [tmo:plime] | te opgeruimd ~ opgeruimd zijn |
---|---|---|
prérpe | [prëRpe] | te afgeleefd ~ afgeleefd zijn |
xentse | [kþentse] | te zachtzinnig ~ zachtzinnig zijn |
risitte | [risi:te] | te dweepziek ~ dweepziek zijn |
1 | Zie ook § 44.1a voor de twee uitspraakvarianten. |
---|
Of we met een resultatief dan wel met een verbalisering te doen hebben, blijkt uit het syntactische verband, vergelijk:
a. | Eup melde risitte.1 | Ze is te dweepziek. |
---|---|---|
b. | Eup risitte (= eup melde risitt). | Ze is dweepziek.
|
a. | Ef knyfo melde pjohe.1 | Het mes is te bot. |
b. | Ef knyfo pjohe (= ef knyfo melde pjoh). | Het mes is bot. |
1 | Ook een resultatief kan geverbaliseerd worden, bijvoorbeeld:
Zie hiervoor § 63.40–51. |
---|
Resultatief van additieven | |||
---|---|---|---|
eindigend op (beginnend met) | variabel accent | gefixeerd accent | |
monosyllabisch | polysyllabisch | ||
F O N E T I S C H U I T G A N G S P U N T | |||
-V | -Vê | -Vê | -Ve |
-VV(V) | | -te | -te |
-V'V | | -V'Vê | -V'Ve |
-C | -2Cê | -2C | -Ce |
-CC(C) | -CC(C)e | -2CC(C) | -CC(C)e |
-h | -hê | -hê | -he |
-ÿr | -ÿrê | -ÿrê | -ÿre |
-ÿrC | -ÿrCe | -ÿrCê | -ÿrCe |
-x | -xe | -xe | -xe |
-Cx | -Cxe | -Cxe | -Cxe |
-ch | -che | -che | -che |
-Cch | -Cche | -Cche | -Cche |
S Y N T A C T I S C H U I T G A N G S P U N T | |||
-att add.ww. | | | -attiy (-atte *) |
-lira lex. | | -lirat | -lirat |
(nert +) -'kurre | | | -'kurrete |
-erÿ | | -erÿt (-erÿte *) | -erÿte (-erÿt *) |
-ine | | -inet (-inete *) | -inete (-inet *) |
-ise leenw. | | -iset | -iset |
-Viy add.sb. | | -Vte | -Vte |
(te-) -Ve | | (te-) -Vte | (te-) -Vte |
(te-) -Va | | (te-) -Vte | (te-) -Vte |
CAT. III | -Ø | -Ø | -Ø |
geogr.naam | -Ø | -Ø | -Ø |
(pâlt-) | | -Ø | -Ø |
(us[e]-) | | -Ø | -Ø |
-ott | | | -Ø |
-ûte | | -Ø | -Ø |
met redpl. | | -Ø | -Ø |
-ê | paragogische e (geschreven als e) en voorafgaande vocaal lang. |
---|---|
-e | suffix -e (uitspraak [e]). |
* | spreektaalvorm. |
-Ø | geen resultatief. |
| niet van toepassing. |
add.ww. | additivering van werkwoorden. |
add.sb. | additivering van substantieven. |
leenw. | leenwoorden. |
lex. | gelexicaliseerd teg.dw. |
-2C | consonantverdubbeling. |
-VV(V) | eindigend op twee of meer vocalen. |
-CC(C) | eindigend op twee of meer consonanten. |
63.32 ad § 63.1 B. Gebruik van de additivische resultatief
Het gebruik van een add.res. is in alle gevallen facultatief. De belangrijkste functie van een add.res. is het uitdrukken van de trap van overmatigheid (trap.ovmt.), in het Nederlands uitgedrukt met "te". Bijvoorbeeld:
Lerdu ufire gesvinnt. | Lerdu rijdt te hard. |
---|---|
Ef šupa melde kjupte. | De soep is te heet. |
Kâ melde pÿre! | Dat is te gek! |
Eup feldre tekelbrate. | Ze zit te veel op tafel.1 |
Ef mirra lelperre pert, klôrte flectrôsta.2 | De weg heeft vele te scherpe bochten.
|
Perte veldurs, kaftelira goe hardlapp mitôsta, pónze goe ninkerr mite-jÿšedôsta. | |
Te veel mensen die een te hoge huur betalen, krijgen een te lage huursubsidie. |
De trap.ovmt. is reeds terloops ter sprake gekomen in § 61.4, § 63.22 en § 63.25–30.
1 | Tekelbrae (op [de] tafel) is een volwaardig additief, maar de trap.ovmt. moet in het Nederlands omschreven worden. Vergelijk de analoge constructie:
| ||
---|---|---|---|
2 | Bedoeld wordt dat de bochten zowel groot in aantal als scherp zijn. Vergelijk:
Nu is pert een versterkende bepaling bij ber (te); zie § 63.37. |
Soms drukt de add.res. een emfatisch aspect uit, dit is vooral het geval bij additieven met een emotionele betekenis. Bijvoorbeeld:
Gress lye perte tu. | Ik houd zo/erg veel van je. |
---|---|
Elsa melde rovrett. | Elsa is erg lief. |
Ef hômbae bâlmerrs. | De zeer vermoeide voetballers. |
In de spreektaal wordt een dergelijk emfatisch aspect dikwijls als ironisch ervaren: de spreker bedoelt in feite het tegenovergestelde, bijvoorbeeld:
Kâ melde flifadoss pai tu. |
Dat is erg aardig van je. (bedoeld wordt: "heel onaardig")
|
---|
eft nelatiycae duh |
een heel attent gebaar (bedoeld wordt: "heel onattent")
|
Tu lelperrelira rovrett efantys! |
Wat een lieve kinderen heb jij! (bedoeld wordt: "wat een lastpakken") |
Het verschil tussen ironie en emfase (§ 63.33) blijkt uit de intonatie: in het geval van ironie daalt de toon duidelijk aan het einde van de zin. Bij emfase is een ongemarkeerde toon die hetzij enigszins stijgt, hetzij neutraal blijft aan het einde van de zin. Zie ook § 11.30–31.
Een bijzondere toepassing van de add.res. vinden we bij archaïsch en poëtisch taalgebruik, waarin attr.add.n gevoelig zijn voor zogenoemde resultatief-congruentie. Dit wil zeggen dat een additief de res.vorm aanneemt als het een bepaling vormt bij een andere resultatief. Bijvoorbeeld († betekent: Spokaans van vóór ca. 1750):
† Moffain byte ef ostraliatann chatte. | Moffain slaat de zielige kat dood. |
---|---|
† Óps honestye Milass xûstiche. | Ze hebben de eerlijke Milas beroofd. |
† Ef 'jan farte roffottô ef kešae vildull. | De jongen loopt om de dikke boom heen. |
Dergelijke congruentievormen vinden we tegenwoordig nog wel in poëzie, met name als het metrum een extra lettergreep of accentverschuiving vereist, zoals in:
Ef ihyt prâcs, mit tasse cÿrbé / | De zware [hamer]slagen, die voortdurend vallen / |
---|---|
hédrâgte torp ef ðéste jôlle1 | veroveren ferm het taaie goud |
1 | Uit het gedicht Ef korda-kâler ('De kerkversierder', 1912) van Wesi Neeðe. |
---|
Als de congruentieregel een additief vereist kan de trap.ovmt. niet meer met behulp van een resultatief uitgedrukt worden. In dat geval maakt het archaïsche of poëtische Spokaans gebruik van de determinant ber (te). Vergelijk:
(1) | † Do byte ef clexe kerktae. | Hij slaat de zwakke geit dood. |
---|---|---|
(2) | † Do byte ef ber clexe kerktae. | Hij slaat de te zwakke geit dood. |
Omdat de res.-congruentie tegenwoordig zelden nog toegepast wordt, wordt een add.res. in principe altijd als trap.ovmt. geïnterpreteerd. Was (1) een hedendaagse zin, dan zou deze betekenen: 'Hij slaat de te zwakke geit dood'.
Een combinatie van ber + add.res. – zoals in (2) – wordt tegenwoordig als een tautologie opgevat.
De determinant ber kan tegenwoordig nog steeds in de plaats van een add.res. gebruikt worden als er sprake is van emfase of een tegenstelling. Bijvoorbeeld:
ef ber eng bof | de veel te nauwe broek |
---|---|
Ef kelbra melde ÿrô ber hupster furt ef mittus. | De tafel is nét te groot voor de kamer. |
Ef kas melde tygrônsc mintepot igt ber mintepot. | De jas is niet alleen lang, maar té lang. |
Ef mirra lelperre pert ber klôrt flectrôsta.1 | De weg heeft veel te scherpe bochten. |
1 | Vergelijk ook § 63.32. |
---|
Ber wordt bovendien gebruikt in die gevallen waarin de add.res. onmogelijk is (zie Blok 63.31). Bijvoorbeeld:
(1) | Groft ber frakas ocÿrma ahoqugmare ef enelandes chebos. |
Zijn [al] te Franse gedrag doet het Engelse gezelschap schrikken. | |
---|---|
(2) | ? ef ber usazino sitrona de veel te zure citroen |
De meeste additieven die geen res.vorm kennen, zijn ook in semantisch opzicht niet in staat om een trap.ovmt. uit te drukken. Uit (1) blijkt dat geografische namen nog een trap.ovmt. kennen, maar (2) is twijfelachtig. Het benadrukken van een pleonasme (met het prefix us[e]-) staat feitelijk een trap.ovmt. in de weg.
In twee gevallen heeft er een versmelting van ber met het additief plaatsgevonden:
ber + pert > bertert | te veel; overtollig |
---|---|
ber + litel > beritel1 | te weinig; te kort |
Bertert en beritel zijn niet alleen een additief, maar ook een onb.vnw. Zie verder § 52.12 noot 10.
1 | Van beritel is afgeleid: ef beriteliy (het tekort; de tekortkoming). |
---|
63.40 ad § 63.1 C. Verbalisering van additivische resultatieven
Voor de verbalisering van additieven in het algemeen wordt verwezen naar Hoofdstuk 44. De verbalisering van additieven in de res.vorm beperkt zich tot de vervanging van het koppelwerkwoord melde (zijn). De verbaliseringen ter vervanging van pónze (worden; gaan) en tinde (blijven) komen bij add.res.n niet meer voor. In oudere Spokaanse literatuur zijn hiervan nog wel restanten te vinden, maar een sluitend regelsysteem is niet aanwezig en het is de vraag of dit er ooit geweest is. De defectieve paradigma's voor de verbalisering van add.res.n in het Pegrevisch doen vermoeden dat deze verbalisering ook in het Oerspokanisch een weinig ontwikkeld fenomeen was. Zie verder § 63.54.
Voor de vervanging van het koppelwerkwoord melde zijn maar liefst 5 verschillende suffixen beschikbaar:
melde + add.res. wordt: | a. | add.res. + -[e]ve |
b. | add.res. + -jjeve | |
c. | add.res. + -tteve | |
d. | add.res. + -je | |
e. | add.res. + -ave |
Deze suffixen zijn verlengde varianten van het verbaliseringssuffix -e, zoals genoemd in § 44.1. In de volgende paragrafen worden de gebruiksmogelijkheden van deze suffixen besproken.
Het verbaliseringssuffix -[e]ve wordt gebruikt:
hupsterr ~ hupsterreve | te groot ~ te groot zijn |
---|---|
hardlapp ~ hardlappeve | te hoog ~ te hoog zijn |
nexennts ~ nexenntseve | te hardhandig ~ te hardhandig zijn |
pôrre ~ pôrreve | te arm ~ te arm zijn |
svótte ~ svótteve | te onbehoorlijk ~ te onbehoorlijk zijn |
Merk op dat de paragogische e assimileert met de begin-e van het verbaliseringssuffix -eve (voorbeeld a. hieronder; de paragogische e is voorgesteld als ê). Sommige grammatici bestrijden een dergelijke assimilatie en gaan uit van het suffix -ve (voorbeeld b.):
a. | svóttê + -eve > *svóttêeve > svótteve |
b. | svóttê + -ve > svótteve |
In beide gevallen verdwijnt de als [ê] uitgesproken paragogische e (want paragoge vindt per definitie alleen aan het woordeinde plaats). In b. wordt de paragogische e een "gewone" e ([e]).
prérpe ~ prérrpeve | te afgeleefd ~ te afgeleefd zijn |
---|---|
lyrse ~ lyrrseve | te saai ~ te saai zijn |
minge ~ minngeve | te rein ~ te rein zijn |
xentse ~ xenntseve | te zachtzinnig ~ te zachtzinnig zijn |
elxe ~ ellxeve | te bescheiden ~ te bescheiden zijn |
wynche ~ wynncheve | te trots ~ te trots zijn |
hatenxe ~ hatennxeve | te scheluw ~ te scheluw zijn |
---|---|
toelxe ~ toellxeve | te schijnheilig ~ te schijnheilig zijn |
fylterche ~ fylterrcheve | te leeg ~ te leeg zijn |
grecce ~ grecceve | te aangeleerd ~ te aangeleerd zijn |
---|---|
risitte ~ risitteve | te dweepziek ~ te dweepziek zijn |
follusere ~ follusereve | te vaderlijk ~ te vaderlijk zijn |
lekkohe ~ lekkoheve | te lekker ~ te lekker zijn |
lutteraerôxe ~ lutteraerôxeve1 | te kijklustig ~ te kijklustig zijn; alles veel te graag willen bekijken/bezichtigen |
1 | Ook eufemistisch gebruikt in de betekenis van 'heel erg nieuwsgierig [zijn]'. |
---|
Het verbaliseringssuffix -jjeve wordt gebruikt:
Bij alle additieven met een variabel accent en op één eindvocaal, waarvan de resultatief gevormd is d.m.v. een paragogische e (§ 63.5–6). De paragogische e vervalt. Bijvoorbeeld:
âktuelae ~ âktuelajjeve | te actueel ~ te actueel zijn |
---|---|
nâšÿe ~ nâšÿjjeve | te flink ~ te flink zijn |
grÿe ~ grÿjjeve | te grauw ~ te grauw zijn |
zae ~ zajjeve | te onverbiddelijk ~ te onverbiddelijk zijn |
Eigenlijk is -jjeve geen apart verbaliseringssuffix. Het ligt meer voor de hand om te stellen dat er syncope plaatsgevonden heeft van -e + -eve > -jjeve, waarbij niet vergeten moet worden dat -e staat voor de uitspraak [wê]. Dat de intervocalische [w] versterkt is tot jj, is – populair gezegd – een gevolg van het feit dat er een dubbel geschreven consonant noodzakelijk is om het accent op de voorafgaande vocaal te fixeren. Zie ook Nônga (1980).1
1 | Er zijn meer gevallen bekend dat de intervocalische [w] wordt afgewisseld met jj. Zo kent koern [koweRn] (hoek) de dialectische variant kôjjern [kô:jeRn], waarbij de korte [o] veranderd is in een verlengde [ô:], en er tevens sprake is van een gefixeerd accent. Van de meisjesnaam Fait [fawit] bestaat de variant Fajjite [fa:jite], waarbij de [a] verlengd is tot [a:] en er tevens een gefixeerd accent is gekomen. |
---|
Daar de glottisslag tot de consonanten gerekend wordt, vallen ook de additieven op twee vocalen, gescheiden door een apostrof (= glottisslag) onder de -jjeve-suffigering (§ 63.13). Bijvoorbeeld:
cÿri'ae ~ cÿri'ajjeve | te voedzaam ~ te voedzaam zijn |
---|---|
da'ee ~ da'ejjeve | te vluchtig ~ te vluchtig zijn |
Het verbaliseringssuffix -tteve wordt gebruikt:
Bij alle additieven met een variabel accent en op twee of meer eindvocalen, waarvan de resultatief gevormd is d.m.v. het suffix -te (§ 63.12). Dit suffix -te vervalt. Bijvoorbeeld:
guriate ~ guriatteve | te aangenaam ~ te aangenaam zijn |
---|---|
poite ~ poitteve | te levend ~ te levend zijn |
potoete ~ potoetteve | te blijmoedig ~ te blijmoedig zijn |
mômiypâtaite ~ mômiypâtaitteve | te levendig ~ te levendig zijn |
Eigenlijk is -tteve geen apart verbaliseringssuffix dat in de plaats van de uitgang -te komt. Het ligt meer voor de hand om te stellen dat er syncope plaatsgevonden heeft van -te + -eve > -tteve. Zie ook Nônga (1980).
Het verbaliseringssuffix -je wordt gebruikt:
ÿabrovvee ~ ÿabrovveje | te behoorlijk ~ te behoorlijk zijn |
---|---|
tuffestae ~ tuffestaje | te openlijk ~ te openlijk zijn |
urrfeâte ~ urrfeâje | te boertig ~ te boertig zijn |
plekote ~ plekoiyje | te rul ~ te rul zijn |
---|---|
ÿrrate ~ ÿrraiyje | te verwant ~ te verwant zijn |
Het verbaliseringssuffix -ave wordt gebruikt:
Bij alle additieven met een variabel accent die eindigen op (i) een vocaal + x, ch, h, of op (ii) ÿr (eventueel gevolgd door één of meer consonanten). Zie § 63.8–10. (Voor zulke additieven met een gefixeerd accent, zie § 63.42 punt 4.) Bijvoorbeeld:
pjohe ~ pjohave | te bot ~ te bot zijn |
---|---|
réklahe ~ réklahave | te ruw ~ te ruw zijn |
bÿre ~ bÿrave | te streng ~ te streng zijn |
kvâcÿrge ~ kvâcÿrgave | te onverzadigbaar ~ te onverzadigbaar zijn |
lóche ~ lóchave | te verkapt ~ te verkapt zijn |
ÿrse ~ ÿrsave | te grappig ~ te grappig zijn |
prôxe ~ prôxave | te onbeduidend ~ te onbeduidend zijn |
râdeche ~ râdechave | te erbarmelijk ~ te erbarmelijk zijn |
Het verbaliseringssuffix -ave is het enige van de vijf waarin het woordaccent valt. Dit is een gevolg van het feit dat een vocaal welke direct aan x, h of ch voorafgaat, nooit een gefixeerd accent kan dragen, evenmin als de ÿ van ÿr.
Het oorspronkelijke verbaliseringssuffix voor add.res.n was -ave (zie Nônga, 1980). Omdat dit suffix in de meeste gevallen per definitie verbonden wordt met een woord met gefixeerd accent is de ongeaccentueerde a gereduceerd tot e (-ave > -eve). Daar -eve frequenter voorkomt dan -ave, wordt -eve tegenwoordig beschouwd als "basis-suffix" en -ave als "speciale variant".
Verbalisering van add.res.n in onmogelijk in dezelfde gevallen waarin ook verbalisering van additieven onmogelijk is. Deze gevallen zijn opgesomd in § 44.3. Voorts is er van verbalisering natuurlijk geen sprake als er ook geen res.vorm bestaat (§ 63.25).
Evenals add.res.n, kunnen ook de geverbaliseerde varianten een emfatisch aspect uitdrukken als zij een emotionele betekenis hebben. Vergelijk ook § 63.33. Bijvoorbeeld:
Elsa rovretteve. | Elsa is erg lief. |
---|---|
Ef bâlmerrs hômbajjevo. | De voetballers waren zeer vermoeid. |
Met een dalende toon aan het einde van de zin kan een geverbaliseerde add.res. ook ironisch geïnterpreteerd worden. Vergelijk dit met wat er in § 63.34 gezegd is:
Petriy ÿrsavelira riyfain! | Petriy is altijd zo grappig!
(bedoeld wordt: "hij is altijd zo vervelend") |
---|---|
Ef poiros guriatteve. | Het leven is heel aangenaam.
(bedoeld wordt: "wat is het leven toch ellendig") |
De wortelstam van een werkwoord wordt gevormd door de laatste -e (infinitief-e) weg te laten (zie § 82.2). Vervolgens kunnen aan deze stam diverse suffixen gehecht worden om een bepaalde tijd uit te drukken, zoals een definitieve of toekomende tijd, of een aoristus (zie Blok 111.21). Zulke constructies zijn bij geverbaliseerde additieven in de resultatieve vorm ook mogelijk, vergelijk:
Dena villa mikarreve furt óps. ~ Dena villa di mikarrevu furt óps. |
Die villa is te duur voor hen. ~ Die villa zal te duur voor hen zijn.
|
---|
Do glopajjeve. ~ Do glopajjevo. |
Hij is te roekeloos. ~ Hij is te roekeloos geweest; Hij was te roekeloos.
|
Elsa rovretteve. ~ Elsa rovretteva. |
Elsa is erg lief. ~ Elsa is erg lief geweest; Elsa was erg lief.
|
Ef bâlmerrs hômbajjeve. ~ Ef bâlmerrs hômbajjevo. |
De voetballers zijn zeer vermoeid. ~ De voetballers waren zeer vermoeid. |
De grammaticale stam van een werkwoord wordt gevormd door de laatste -e (infinitief-e) weg te laten, maar als het overblijvende deel op een v of j eindigt, worden deze veranderd in resp. f en t (zie § 82.11–13 en Regel B in § 82.14). Deze veranderingen zijn nodig omdat een gramm.stam als zelfstandig woord kan optreden, en woorden nooit op een stemhebbende vocaal (zoals v) of op een j kunnen eindigen. Voorbeelden:
(1) | kive ~ kif | hinkelen |
---|---|---|
(2) | eróve ~ eróf | stinken |
(3) | claje ~ clat | uiteenvallen in |
(4) | mentÿje ~ mentÿt | verwaarlozen |
Zo'n gramm.stam wordt bijvoorbeeld gebruikt om een modaal suffix toe te voegen, of in een bijzinsconstructie (§ 82.38), bijvoorbeeld:
Do nert kifecû. Hij kan niet hinkelen.
| |
De ma rofonose, groft ÿksanuters mentÿtilóme sener arâbe. | |
Hij is boos omdat zijn buren hun tuin verwaarlozen. |
---|
In § 63.41 is te zien dat de verbaliseringssuffixen alle op -ve of -je eindigen. Dit impliceert dat de gramm.stam van geverbaliseerde additieven op een -f of -t moet eindigen, analoog aan de voorbeelden (1)–(4) hierboven. Bijvoorbeeld:
(5) | pôrreve ~ pôrref | te arm zijn |
---|---|---|
(6) | grÿjjeve ~ grÿjjef | te grauw zijn |
(7) | tuffestaje ~ tuffestat | te openlijk zijn |
(8) | prôxave ~ prôxaf | te onbeduidend zijn |
Gramm.stammen als genoemd in (5)–(8) worden het liefst vermeden omdat ze een te grote afwijking vormen van het oorspronkelijke verbaliseringssuffix. Bij een gewoon werkwoord als craje geldt je niet als suffix en hoort de j bij de stam. Maar bij een verbalisering als tuffestaje is de j primair een onderdeel van het suffix -je. Daarom wordt een stam als tuffestat vermeden.
Het gevolg is dat geverbaliseerde additieven het liefst niet voorkomen in constructies waarbij de gramm.stam gebruikt moet worden, zoals bij modale suffixen of in bijzinsconstructies. In dat geval wordt liever het koppelwerk. melde gebruikt. Vergelijk de (zeer) twijfelachtige constructie in a. met het correcte alternatief in b.:
Do glopajjeve. | ~ a. ?? Do nert glopajjefog. |
~ b. Do nert meltog glopae. | |
Hij is te roekeloos. | ~ Hij mag niet te roekeloos zijn.
|
---|---|
Óps socettâje. | ~ a. ?? Óps socettâtaves. |
~ b. Óps meltaves socettâe. | |
Ze zijn te geestdriftig. | ~ Ze willen te geestdriftig zijn.
|
a. ?? Do ma rofonose, sener ÿksanuters choffiytilóme. | |
b. Do ma rofonose, sener ÿksanuters meltilóme choffiye. | |
Hij is boos omdat zijn buren te rumoerig zijn. |
Geverbaliseerde additivische resultatieven worden ook vermeden in de vorm van een teg.dw. of volt.dw. In deze gevallen wordt een niet-geverbaliseerd additief, of het koppelwerkw. melde gebruikt. Vergelijk:
* ef bÿravelira fosies ~ ef bÿre fosies |
"de te streng zijnde ouders" ~ de te strenge ouders
|
---|
* ef bÿravor fosies ~ ef fosies, meldalira bÿre |
"de te streng geweeste ouders" ~ de ouders die te streng geweest zijn |
Vergelijk ook de restricties bij geverbaliseerde additieven zónder resultatieve vorm in § 44.25–26.
Voor de vervanging van de koppelwerkwoorden pónze (worden; gaan) en tinde (blijven) zijn geen speciale suffixen beschikbaar. In oudere Spokaanse literatuur (van vóór ca. 1800) kunnen we constateren hoe soms de niet-resultatieve verbaliseringssuffixen -are en -ÿne (§ 44.1) aan een resultatief gehecht worden.
Bijvoorbeeld:
Do pónze nexennts. = † Do nexenntsare. | Hij wordt te hardhandig. |
---|---|
Ef tinde hupsterr. = † Ef hupsterrÿne. | Het blijft te groot. |
Óps pónze pôrre. = † Óps pôrreare. OF † Óps pôrrare. | Zij worden te arm. |
Ef wónzol tinde lemme. = † Ef wónzol lemmeÿne. OF † Ef wónzol lemmÿne. | Het weer blijft te zoel. |
De paragogische e, of de res.-suffixen -e of -te bleven voor de verbaliseringssuffixen -are en -ÿne behouden om te voorkomen dat de geverbaliseerde res.vorm identiek werd aan de geverbaliseerde niet-res.vorm.1 Vergelijk a. met b.:
a. | Ef texo pónze pjoh. = Ef texo pjohare. | Het mes wordt bot. |
---|---|---|
b. | Ef texo pónze pjohe. = † Ef texo pjoheare. | Het mes wordt te bot.
|
a. | Do tinde risitt. = Do risittÿne. | Hij blijft dweepziek. |
b. | Do tinde risitte. = † Do risitteÿne. | Hij blijft te dweepziek. |
Het valt buiten het kader van dit grammaticaboek om nader in te gaan op de Oudspokaanse verbaliserings- en resultatiefvormen. Deze materie wordt uitvoerig behandeld in Evergreen (1964) en in Rifo Ef Prusot (1953).
1 | Zodra deze paragogische e niet meer het laatste element van het additief is, wordt het een "gewone" e, uitgesproken als [e]. |
---|
© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands