Grammatica van het Spokaans
61. Nominale resultatief √
Evenmin als voor de genitief (Hoofdstuk 60), bestaan er voor de resultatief (res.) duidelijke aanwijzingen dat deze als een "echte" naamval beschouwd moet worden. Bij een resultatief wegen de argumenten tegen een naamvalsconcept nog zwaarder dan bij een genitief, en wel om twee redenen: zie de volgende twee paragrafen.
Een res.vorm is niet alleen mogelijk bij substantieven (en subst.-vervangende constituenten als eigennamen, pers.vnw.n ed.), maar ook bij additieven en verbaliseringen van additieven. Ook de def.tijd bij werkwoorden (suffix -a) is historisch gezien een resultatief (zie § 111.22–24). Naamvallen van additieven en werkwoorden zijn per definitie ongebruikelijk.
Een genitief drukt een relatie tussen twee constituenten uit, namelijk een bezitsrelatie. Een resultatief daarentegen drukt zelf géén relatie uit maar voegt iets toe aan een bestaande relatie. Zo betekent toevoeging van de notie "nominale resultatief" (nom.res.) aan het object, dat de relatie predicaat–object een definitief aspect krijgt. Dat wat het predicaat uitdrukt heeft een zodanig effect op het object, dat dit, algemeen gesteld, "er niet meer is". In a. staat een algemeen object (dat niet als zodanig gemarkeerd is, behalve dan in de woordvolgorde), in b. staat een resultatief object:
a. | Do tânpe ef vasa. | Hij laat de vaas vallen. |
---|---|---|
b. | Do tânpe ef vasae. | Hij laat de vaas kapot vallen.
|
a. | Gress kelde ef cafer. | Ik gebruik [van] de koffie. |
b. | Gress kelde ef caferr. | Ik verbruik de koffie. (= ik maak de koffie op)
|
a. | Ef chat bytelije pai do.1 | De kat wordt door hem geslagen. |
b. | Ef chatte bytelije pai do.1 | De kat wordt door hem doodgeslagen. |
1 | In de terminologie van het Spokaans is een passieve zin een zin waarin het object de functie van kern heeft. Het is dus niet zo dat een object in een actieve zin een subject in de passieve variant wordt. Zie verder vanaf § 90.3. |
---|
De toevoeging van de notie "additivische resultatief" (add.res.) aan een additief betekent dat de relatie additief–fundament een overmatigheidsaspect krijgt, ofwel: datgene wat het additief uitdrukt, is in een te grote mate aanwezig voor de entiteit (= fundament) die door dit additief nader bepaald wordt. Een resultatief additief vormt de trap van overmatigheid (trap.ovmt.) zoals reeds genoemd is in § 43.22. Bijvoorbeeld:
Dena bof melde hupsterr furt tu. | Deze broek is te groot voor jou. |
---|---|
Gress orore ef mintepott trâjen. | Ik zaag de te lange balken af. |
De resultatief van additieven wordt verder behandeld in Hoofdstuk 63. Alvorens nader in te gaan op de gebruiksregels en de betekenis van de nom.res. wordt eerst besproken hoe deze resultatief gevormd wordt. Hierbij is het noodzakelijk om enige aandacht aan de fonologische ontwikkelingen van het Spokaans te besteden.
In tegenstelling tot de meeste andere syntactische verschijnselen in het Spokaans wordt de nom.res. (die we in dit hoofdstuk kortweg resultatief zullen noemen) in principe níét gevormd met behulp van determinanten of affixen, maar door middel van accentverschuiving binnen het woord. In een aantal gevallen is accentverschuiving onmogelijk, en dan wordt er van suffixen gebruikgemaakt. Dit is voornamelijk het geval bij woorden met een gefixeerd accent, en bij monosyllabische woorden.
Accentverschuiving brengt een aantal secundaire kenmerken met zich mee, zoals verlenging van de accentdragende vocaal en wijziging van variabel in gefixeerd accent.
Bij veel monosyllabische woorden zijn het deze secundaire kenmerken die ervoor pleiten om net te doen of er van accentverschuiving sprake is. In feite blijft het accent bij monosyllabische woorden natuurlijk behouden op de enige aanwezige lettergreep.
De resultatief wordt volgens twee principes gevormd:
Achtereenvolgens wordt behandeld de res.vorming van:
Voor de res.vorming van substantieven speelt het onderscheid tussen CONCREET, SEMI-CONCREET en ABSTRACT geen rol (behalve als het substantief op het suffix -os eindigt, zie § 61.32).
61.8 ad § 61.7 A. Resultatief van substantieven met een variabel accent
In polysyllabische substantieven met een variabel accent ligt het hoofdaccent op de voorlaatste lettergreep (het woord is een paroxytonon). Als een dergelijk substantief door suffigering of in een onscheid.samst. met nieuwe lettergrepen uitgebreid wordt, zal het hoofdaccent dienovereenkomstig naar rechts verschuiven, om op de nieuwe voorlaatste lettergreep terecht te komen. Ook bij monosyllabische substantieven is deze verschuiving na suffigering of in onscheid.samst.n waar te nemen (aangenomen dat er minstens twee lettergrepen toegevoegd worden). Bij prefigering van een monosyllabisch woord verschuift het accent naar links.
Dikwijls krijgen een of meer andere lettergrepen een nevenaccent als het hoofdaccent naar rechts verschuift, maar dat is voor de theorie van de res.vorming niet relevant, en daarom zullen de nevenaccenten hier genegeerd worden. In plaats van "hoofdaccent" zal daarom gewoon van "accent" gesproken worden. In de volgende voorbeelden is de vocaal met het voor ons relevante hoofdaccent vet:
storâs ~ storâsa | verhaal ~ verhalen |
---|---|
arpinzol ~ arpinzôle | plan ~ plannen |
miflif ~ miflifclén | venster ~ ruitenwisser |
kelbra ~ kelbrafâsto | tafel ~ tafelkleed |
vrôk ~ vrôkukér | methode ~ landbouwmethode |
basc ~ bascerat | borst, voorzijde ~ voordeur |
smurf ~ skosmurf | geld ~ zakgeld |
móts ~ omóts | vacht ~ vachten |
61.9 Variabel accent + polysyllabisch
Bij alle polysyllabische substantieven met een variabel accent wordt de resultatief in principe gevormd door het accent naar de laatste lettergreep te verschuiven. Een paroxytonon wordt dus een oxytonon. Deze accentverschuiving maakt van het oorspronkelijke variabele accent nu een gefixeerd accent, en zoals reeds in § 11.19 geconstateerd is, is een vocaal met een gefixeerd accent altijd lang. De primaire eigenschap is "accentdragend"; de secundaire eigenschappen zijn "lange vocaal" en "gefixeerd accent", en deze eigenschappen worden in de spelling uitgedrukt door dubbelschrijving van de consonant welke onmiddellijk achter de accentdragende, lange, vocaal volgt. Bijvoorbeeld:
storâs ~ storâss | verhaal |
---|---|
miflif ~ mifliff | venster |
miflifclén ~ miflifclénn | ruitenwisser |
arpinzol ~ arpinzoll | plan |
quimets ~ quimetts | evenwicht |
rapors ~ raporrs | rapport |
vasðenc ~ vasðennc | handvat van een teil |
hérôgst ~ hérôggst | berenklauw (plant) |
uxârt ~ uxârrt | verdriet |
vozaben ~ vozabenn | beleg (v. stad) |
Omdat de x, de h, de c (in ch) en de r (in ÿr1) nooit verdubbeld kunnen worden, moet de resultatief van substantieven die op deze letters eindigen, op andere wijze gevormd worden. Dit komt in § 61.19–24 ter sprake.
De x en ch vormen ook problemen als zij voorafgegaan worden door een andere consonant die zich op de positie van de verdubbeling bevindt, zoals in rÿterx (gekaarde wol) of quilch (ruin). Hoe de resultatief van dergelijke substantieven gevormd wordt, wordt behandeld in
§ 61.24.
1 | De combinatie ÿrr wordt alleen geschreven als ÿr de klankwaarde [ÿjer] verliest. Vergelijk: ÿra [ÿjera] ~ ÿrra [ÿra]. De klankwaarde [ÿjer] van ÿr blijft ook bij de resultatief behouden en daarom kan de r niet verdubbeld worden. Zie ook § 11.2. |
---|
Bij polysyllabische substantieven met een variabel accent, welke op een vocaal eindigen kunnen de accentverschuiving en vocaalverlenging natuurlijk niet uitgedrukt worden door dubbelschrijving van een eropvolgende consonant.
Tot omstreeks 1750 was het gebruikelijk om aan dergelijke substantieven de letter -h toe te voegen. Deze h was stom en wordt niet als suffix beschouwd, maar als een soort diakritisch teken om de vocaalverlenging aan te geven. Vanaf de tweede helft van de 18e eeuw vond echter een verschijnsel opgang dat bekend staat onder de naam paragoge, waarmee bedoeld wordt dat het substantief onder invloed van de verlenging van de eindvocaal verrijkt wordt met een extra lettergreep, en wel een sjwa ([ê]). Mede onder invloed van de Ergynne-geleerde en taalkundige Quny Zâtreff-Ef Nutter (1720–1799) is deze paragogische sjwa een element van de spelling geworden, in die zin dat de "diakritische" h vervangen werd door een (als [ê] uitgesproken) e. Tussen de oorspronkelijke eindvocaal en de toegevoegde e wordt, geheel volgens de regels (zie § 11.5, letter (w), een [w] ingelast.
De ontwikkeling blijkt uit de volgende voorbeelden (beklemtoonde vocaal is vet):
kelbra ~ †kelbrah > kelbrae | [keLbra:wê] | tafel |
---|---|---|
feldariy ~ †feldariyh > feldariye | [feLdarî:wê] | kast |
bajuftô ~ †bajuftôh > bajuftôe | [bajuftô:wê] | beek |
cho'atô ~ †cho'atôh > cho'atôe | [ço'atô:wê] | wanhoop |
ybe ~ †ybeh > ybee | [ybe:wê] | stagnatie; oponthoud |
uzra'e ~ †uzra'eh > uzra'ee1 | [uzra'e:wê] | omtrek |
1 | De apostrof staat voor een glottisslag en deze wordt als consonant beschouwd. Uzra'e eindigt dus evenals ybe op een consonant + vocaal. Zie ook § 61.50. |
---|
Merk op dat de paragogische e toegevoegd is onder invloed van vocaalverlenging, en dus geen "echt" suffix is, zoals bijvoorbeeld het verbale suffix -e, dat van een substantief een werkwoord kan maken. Zo'n verbaal suffix heeft evenmin als elk ander suffix enige invloed op de lengte van een voorafgaande vocaal. Vergelijk de lange vocaal gevolgd door een paragogische e in a. met de korte vocaal gevolgd door het verbale suffix -e in b.:
a. | feldariye | [feLdarî:wê] | kast (resultatief) |
---|---|---|---|
b. | feldariye | [feLdarîwe] | verbergen (verbale afleiding van feldariy)
|
a. | nâzjae | [nâzja:wê] | kenmerk (resultatief) |
b. | nâzjae | [nâzjawe] | kenmerken (werkwoord) |
61.13 Variabel accent + monosyllabisch
Bij monosyllabische substantieven is accentverschuiving natuurlijk onmogelijk, maar het secundaire kenmerk "vocaalverlenging" kan bij dergelijke substantieven wél uitgedrukt worden. Geheel analoog aan de polysyllabische substantieven op een vocaal (§ 61.11) geldt voor monosyllabische substantieven op een vocaal dat zij tot ongeveer 1750 van een "diakritische" h voorzien werden, en tegenwoordig met een paragogische e verlengd worden. Vergelijk de voorbeelden in § 61.11 met:
fe ~ †feh > fee | [fe:wê] | oor |
---|---|---|
bû ~ †bûh > bûe | [bû:wê] | boei |
piy ~ †piyh > piye | [pî:wê] | damspel |
Ook bij monosyllabische substantieven op een vocaal moet er onderscheid gemaakt worden tussen (a.) een lange vocaal, gevolgd door een als sjwa uitgesproken e en (b.) het "echte" suffix -e dat nooit als sjwa klinkt (zie ook § 61.12):
a. | piy > piye | [pî:wê] | damspel (resultatief) |
---|---|---|---|
b. | py > piye | [pîwe] | eksters (onregelm. mv. met suffix -e) |
Substantieven op twee of meer vocalen (zoals klao (klei), ontroâ (matras) of ÿboea (slagvaardigheid)) kennen een onregelmatige res.vorm. Het gaat hier uiteraard altijd om polysyllabische substantieven, want "twee of meer vocalen" betekent altijd "twee of meer lettergrepen". Dit wordt behandeld vanaf § 61.42.
Monosyllabische substantieven die op één consonant eindigen, kennen (evenals de monosyllabische substantieven op een vocaal, zie § 61.13), een resultatief die gebaseerd is op het secundaire kenmerk "vocaalverlenging". Tot ca. 1750 werd deze resultatief geheel op regelmatige wijze gevormd d.m.v. consonantverdubbeling, maar omdat ook deze vormen gevoelig zijn geworden voor paragoge, wordt er tegenwoordig een paragogische e toegevoegd (vergelijk § 61.14):
ÿf ~ †ÿff > ÿffe | [ÿ:fê] | onderdeel |
---|---|---|
chys ~ †chyss > chysse | [çy:sê] | bries (zachte, koele wind) |
strût ~ †strûtt > strûtte | [strû:tê] | struisvogel |
Let ook nu weer op het verschil in uitspraak tussen een paragogische sjwa, en het suffix -e:
a. | chys > chysse | [çy:sê] | bries (resultatief) |
---|---|---|---|
b. | chys > chyse | [çyse] | waaien (verbale afleiding van chys) |
In tegenstelling tot bij substantieven op een vocaal (§ 61.13), kan hierboven de vocaalverlenging expliciet uitgedrukt worden door consonantverdubbeling (s > ss).
Bij monosyllabische substantieven met een variabel accent, welke eindigen op twee of meer consonanten, wordt de resultatief níét door middel van het secundaire kenmerk "vocaalverlenging" gevormd, maar door middel van een grammaticaal suffix. Dit suffix is -e (uitgesproken als [e]), en moet niet verward worden met de paragogische e (uitgesproken als [ê]) die in de vorige paragrafen is behandeld, en een gevolg was van vocaalverlenging.1
móns ~ mónse | storm |
---|---|
lâst ~ lâste | vocht |
flâng ~ flânge | [wiel]flens |
jurft ~ jurfte | wieg (aan plafond hangend) |
orgt ~ orgte | nijd, sterke haat |
1 | Het verschil tussen een paragogische sjwa en het suffix -e komt ook tot uitdrukking in de wijze waarop woorden afgebroken worden (zie ook § 11.41). De lettergreep waarin de sjwa voorkomt kan niet "zelfstandig optreden" en dus van de rest van het woord gescheiden worden. Het suffix -e kan dat wel: lâ=ste, lâs=te en jurf=te zijn acceptabele afbrekingen; *chys=se en *bû=e zijn dat niet. |
---|
61.19 Variabel accent + -h, -ÿr, -x of -ch
De h en de r (van ÿr) werden tot ca. 1750 op regelmatige wijze verdubbeld om de vocaalverlenging uit te drukken. Toen ook bij dit soort substantieven de paragogische e zijn intrede deed en deel van de spelling ging uitmaken, is de verdubbeling van de h en de r ondanks de in stand gehouden vocaalverlenging weer ongedaan gemaakt. Dit geldt voor zowel mono- als polysyllabische substantieven op h en ÿr; vergelijk:
kah ~ †kahh > kahe | [kâ:hê] | kade |
---|---|---|
duh ~ †duhh > duhe | [dû:hê] | gebaar |
echuh ~ †echuhh > echuhe | [eçû:hê] | pomp |
pÿr ~ †pÿrr > pÿre | [pÿ:jerê]1 | eeuw |
klarbÿr ~ †klarbÿrr > klarbÿre | [klaRbÿ:jerê] | oever |
1 | Hoewel uitgesproken met twee lettergrepen, wordt ÿr beschouwd als één lettergreep. De tweede lettergreep is altijd accentloos en heeft zich feitelijk ontwikkeld uit een korte sjwa ([°]) welke ingevoegd is om te voorkomen dat de r de uitspraak van de ervoor staande ÿ beïnvloedt. Zie ook § 11.2. |
---|
De r van de combinatie ÿr kan gevolgd worden door een of meer andere consonanten. In dat geval moeten monosyllabische vormen onderscheiden worden van polysyllabische. Bij monosyllabische woorden wordt het suffix -e gebruikt, bij polysyllabische woorden komt een paragogische e. Vergelijk:
ðÿrm ~ ðÿrme | [ðÿjeRme]1 | welvaart |
---|---|---|
mÿrt ~ mÿrte | [mÿjeRte]1 | schoorsteen |
mipÿrs ~ mipÿrse | [mipÿ:jeRsê] | uiterlijk |
1 | Hoewel ÿr wordt uitgesproken met twee lettergrepen: [ÿjer], waarbij het accent nooit op de e kan liggen, wordt deze combinatie als monosyllabisch beschouwd. Ook woorden als ðÿrm en mÿrt zijn dus monosyllabisch. Zie § 11.2. |
---|
Ook bij substantieven op h en ÿr moet gewezen worden op het verschil in uitspraak tussen de resultatief met een paragogische sjwa, en een suffigering met -e:
a. | pÿre | [pÿ:jerê] | eeuw (resultatief) |
---|---|---|---|
b. | pÿre | [pÿjere] | gek zijn (verbalisering van pÿr (gek))
|
a. | kahe | [kâ:hê] | kade (resultatief) |
b. | tmâhe | [tmâhe] | verhinderen; tegenhouden |
De x wordt nooit verdubbeld. De x is na een vocaal fonetisch gezien één symbool voor twee consonanten ([ks] of [kþ]) en de monosyllabische substantieven die op een vocaal + x eindigen worden bij de res.vorming dan ook behandeld als substantieven die op twee of meer consonanten eindigen (§ 61.18), dus met het suffix -e.
Aan het eind van een woord staat ch inderdaad voor twee consonanten, namelijk [kH]; zodra ch gevolgd wordt door het suffix -e, wordt ch uitgesproken als [ç] en is daarmee één consonant geworden. Zie ook § 11.2. Bijvoorbeeld:
huch ~ huche | overwinning |
---|---|
wynch ~ wynche | trots |
bôx ~ bôxe | doos |
tex ~ texe | dijk |
pârx ~ pârxe | mijt (insect) |
enx ~ enxe | vuurgloed |
De res.vorming van polysyllabische substantieven welke eindigen op een vocaal + x of een vocaal + ch is identiek aan die van monosyllabische substantieven op x of ch, zoals behandeld in de vorige paragraaf. De resultatief wordt dus gevormd met het suffix -e, en vocaalverlenging blijft achterwege (vette vocaal draagt het accent):
lafex ~ lafexe | schaar |
---|---|
ingoch ~ ingoche | tong (in de mond) |
Toevoeging van het suffix -e heeft – geheel volgens de regels – accentverschuiving tot gevolg, want wat eerst de laatste lettergreep was, is door dit suffix nu de voorlaatste, dus accentdragende, lettergreep geworden. Deze accentverschuiving is hier een secundair kenmerk, veroorzaakt door de toevoeging van een suffix. Dat is iets anders dan primaire accentverschuiving die als secundaire kenmerken "vocaalverlenging" en "paragoge" vertoont.
Bij polysyllabische substantieven met een variabel accent op een consonant + x of op een consonant + ch kan de resultatief in principe op twee manieren gevormd worden:
rÿterx ~ rÿterrx | gekaarde wol |
---|---|
quilch ~ quillch | ruin |
rÿterx ~ rÿterxe | gekaarde wol |
---|---|
quilch ~ quilche | ruin |
Hoewel de regelmatige res.vormen in 1. in alle gebieden voorkomen waar Standaardspokaans gesproken wordt, worden de alternatieve vormen in 2. door vele grammatici (onder meer Kojen-Pôt) als de enige juiste resultatieven beschouwd.
61.25 ad § 61.7 B. Resultatief van substantieven met een gefixeerd accent
In alle substantieven met een gefixeerd accent ligt het hoofdaccent op de vocaal welke onmiddellijk aan een consonantverdubbeling voorafgaat. Deze vocaal is tevens lang (zie ook § 11.19). Een gefixeerd accent ligt bij substantieven nooit op een eindvocaal (als dat wel zo zou zijn, kon dit niet door een verdubbelde consonant worden weergegeven). Uitzondering: alle resultatieve vormen van substantieven met een variabel accent hebben een gefixeerd accent gekregen, ook al wordt de (verlengde) vocaal die dit gefixeerde accent draagt, níét gevolgd door een verdubbelde consonant (maar door een paragogische e.
Als een substantief met gefixeerd accent door affigering of in een onscheid.samst. met nieuwe lettergrepen uitgebreid wordt, blijft het hoofdaccent (en eventueel nevenaccent) op de oorspronkelijke lettergreep gehandhaafd. Vergelijk (de vocaal met het hoofdaccent is vet):
mittor ~ mittôre | trap ~ trappen |
---|---|
verres ~ verresres | weelde ~ weelde (mv.) |
mirra ~ mirraukér | weg; straat ~ boerenweg |
hennen ~ hennentiyse | kip ~ kippenvlees |
nunn ~ stynunn | [voetbal]terrein ~ terreingesteldheid |
gillt ~ gillteren | ambacht ~ vakvereniging |
De regel voor de res.vorming van substantieven met een gefixeerd accent is simpel: behoudens de uitzonderingen wordt de resultatief gevormd met het grammaticale suffix -e (uitgesproken als [e]). Bijvoorbeeld:
crett ~ crette | kreet |
---|---|
aerrf ~ aerrfe | hengst |
mittor ~ mittore | trap |
mirra ~ mirrae | straat |
bellart ~ bellarte | leerling |
molarriy ~ molarriye | pap; brij |
provvenše ~ provvenšee | provincie |
merrâx ~ merrâxe | ledikant |
gillt ~ gillte | ambacht |
toopp ~ tooppe | zandplaat |
tolluh ~ tolluhe | troffel |
kaffarsÿr ~ kaffarsÿre | aanlegplaats (schip) |
mirraukér ~ mirraukére | boerenweg |
stynunn ~ stynunne | terreingesteldheid |
gillteren ~ gillterene | vakvereniging |
Bij een aantal substantieven met gefixeerd accent is de res.vorm identiek aan de basisvorm. Dit zijn (op twee uitzonderingen na) altijd woorden met drie of meer lettergrepen, zoals:
kullemit | logeerkamer |
---|---|
môlarres | hok; kooi |
aptoppat | museum |
challere | verstrooidheid |
vallinrân1 | veldslag |
raddyf | soldeerbout |
šaferr2 | drenkeling (die reeds verdronken is) |
Daar ongemarkeerde resultatieven tot de onregelmatige vormen gerekend worden, zijn zij opgenomen in Appendix 190.
1 | En verder alle Pegrevische leenwoorden op -ân die het accent op de eerste lettergreep dragen. Zij hebben alle iets te maken met strijd en ridderschap, zoals: eccontân (oorlogsvloot), limmerân (achterhoede), ennderân (schildknaap), enz. |
---|---|
2 | Dit is eigenlijk al een resultatief. Zie § 61.51 punt 2. |
Voorts ontbreekt bij alle substantieven die samengesteld zijn met de lexicale prefixen menn- (hoofd-) (§ 21.3), palle- (tegen-, terug-, weer-) en pazzo- (grond-, aard-) een gemarkeerde res.vorm. Bijvoorbeeld:
mennârtycla | hoofdartikel |
---|---|
mennweg | autosnelweg |
mennstâgatjen | hoofdrolspeler |
palleðobiyros | tegenstelling |
pallewencât | reactie |
pazzofâsto | grondzeil |
pazzodelper | graafmachine; dragline |
Evenals substantieven met een variabel accent op twee of meer vocalen, krijgen ook substantieven met een gefixeerd accent op twee of meer vocalen een onregelmatige res.vorm. Vergelijk ook § 61.15. Zie verder
§ 61.42–51.
gefixeerd accent geen rol speelt
Bij een deel van de substantieven wordt de vorm van de resultatief uitsluitend of mede bepaald door het grammaticale of lexicale affix waarmee dit substantief gevormd is. Bij dergelijke substantieven maakt het niet uit of het accent variabel dan wel gefixeerd is, en of het woord mono- dan wel polysyllabisch is.
Het suffix -os waarmee substantieven van een werkwoord zijn afgeleid (§ 20.17–18) is uitsluitend bepalend voor de resultatief:
lappos ~ lappot | stap |
---|---|
zaloos ~ zaloot1 | ondertekening |
ÿrðos ~ ÿrðot | uitgeverij |
blaffos ~ blaffot | commando; belastingaanslag |
uneros | begrip |
---|---|
juos | overeenstemming |
blaffos2 | eis |
Substantieven die met het suffix -os zijn afgeleid, vormen de enige groep van substantieven waarbij het onderscheid CONCREET ~ ABSTRACT relevant is voor de bepaling van de juiste res.vorm.
1 | Maar: zaloos ~ zalooss (broeikas), want hier is os géén suffix! |
---|---|
2 | Vergelijk ook het concrete subst. blaffos (commando; belastingaanslag) in punt a. hierboven. |
Omdat de gedeverbaliseerde werkwoorden met de circumfixen ÿ--os, ÿ--elijos en ÿ--elitâs (of l- i.p.v. ÿ-) beschouwd worden als subst.n van de categorie ABSTRACT, geldt ook voor deze vormen, dat de resultatief ongemarkeerd is:
Elsaex larkettos | Elsa's huilen; het huilen van Elsa |
---|---|
ef mimpitex ÿtrempelijos | het lezen van het boek
(lett. "het gelezen-worden van het boek") |
Zie ook het voorbeeld in § 126.51.
Ook de lexicale prefixen menn-, palle- en pazzo- zijn uitsluitend bepalend voor de vorm van de resultatief: de resultatief blijft ongemarkeerd, maar dat is al besproken in § 61.29.
Verder is het leen-suffix -lôiy (-logie) uitsluitend bepalend voor de vorm van de resultatief: de resultatief wordt gevormd door toevoeging van het suffix -t:
biolôiy ~ biolôiyt | biologie |
---|---|
psygolôiy ~ psygolôiyt | psychologie |
Naast de uitsluitend-bepalende affixen bestaan er ook mede-bepalende affixen. Hiermee wordt bedoeld dat er behalve het affix nog een kenmerk aanwezig moet zijn dat van invloed is op de vorm van de resultatief, en wel: het substantief moet op twee of meer vocalen eindigen (het mede-bepalende affix moet dus voorafgegaan worden door een of meer andere vocalen).
De volgende grammaticale affixen zijn mede-bepalend voor de vorm van de resultatief:
nâšÿ ~ nâšÿiy | heftig ~ heftigheid |
---|---|
réte ~ réteiy | onbeleefd ~ onbeleefdheid |
glyda ~ glydaa | lid ~ vrouwelijk lid |
---|---|
kânguru ~ kângurua | kangoeroe ~ vrouwtjeskangoeroe |
geffy ~ togeffyÿ | appel ~ appelboom |
---|---|
lôbâ ~ tolôbâÿ | rots ~ rotspartij, rotsmassa |
ÿkaô ~ toÿkaôÿ | vesting ~ garnizoensplaats |
pleko ~ nâplekoe | zand ~ gebrek aan zand |
---|---|
glydaa ~ nâglydaae | vrouwelijk lid ~ gebrek aan vr. leden |
61.38 ad § 61.37 a. Suffix -iy (nominalisatie van additieven)
Alle substantieven die eindigen op een consonant + -iy hebben een resultatief volgens de regels in § 61.11 en § 61.27. Echter, als ze eindigen op een vocaal + -iy, hebben ze in principe een ongemarkeerde resultatief:
nâšÿiy | heftigheid |
---|---|
réteiy | onbeleefdheid |
Uitzondering 1: bij ongeveer 15 substantieven op vocaal + -iy wordt de resultatief gevormd door het suffix -te (i.p.v. -iy), bijvoorbeeld:
jolaiy ~ jolate | vrijheid |
---|---|
joiy ~ jóte1 | genoegen, plezier |
rexuiy ~ rexute | nalatigheid |
Uitzondering 2: enkele substantieven op vocaal + -iy hebben een onregelmatig gemarkeerde res.vorm, bijvoorbeeld:
frondoiy ~ frondott | opbolling, bobbel |
---|---|
primitâiy ~ primitâe | bekwaamheid |
Als een substantief op het suffix -iy een onregelmatige resultatief bezit, heeft deze iy zijn suffix-karakter als het ware verloren, want alle substantieven op twee (of meer) willekeurige eindvocalen hebben immers een onregelmatige resultatief, inclusief die substantieven welke "toevallig" op iy eindigen, zoals:
ðâftyiy ~ ðâftyte2 | kastanjeboom |
---|---|
raiy ~ ratte | boomtop |
frišoiy ~ frišót | bak/rookhuisje (bij een boerderij) |
Alle substantieven op een of meer vocalen + -iy die een gemarkeerde resultatief hebben, zijn opgenomen in Appendix 190.
1 | Let op dat de o verandert in ó. Deze diftongering vindt dikwijls plaats bij de vorming van onregelmatige resultatieven. Zie ook § 61.48. |
---|---|
2 | Omdat iy hier geen grammaticaal suffix is (*ðâfty bestaat immers niet), wordt ðâftyte als een onregelmatige res.vorm beschouwd. |
61.39 ad § 61.37 b. Suffix -a (vrouwelijke vorm)
Alle substantieven die eindigen op een consonant + -a hebben een resultatief volgens de regels in § 61.11 en § 61.27. Echter, als ze eindigen op een vocaal + -a, wordt de resultatief gevormd door het suffix -t:
glydaa ~ glydaat | vrouwelijk lid |
---|---|
kângurua ~ kânguruat | vrouwtjeskangoeroe |
Uitzonderingen:
knitya ~ knityte | edelvrouw |
---|---|
defôliya ~defôliyte | plaaggodin |
Bij deze woorden wordt de eind-a niet als suffix beschouwd omdat er geen mannelijke tegenhanger bestaat (*knity en *defôliy bestaan niet). Zie ook § 61.47.
61.40 ad § 61.37 c. Circumfix to--ÿ (groep of collectief)
Substantieven die samengesteld zijn met to--ÿ krijgen een resultatief volgens de regels in § 61.11 en § 61.27 indien -ÿ voorafgegaan wordt door een consonant. Echter, ze krijgen als resultatief to--e, indien -ÿ voorafgegaan wordt door een of meer vocalen:
togeffyÿ ~ togeffye | appelboom |
---|---|
tolôbâÿ ~ tolôbâe | rotsmassa, rotspartij |
toÿkaôÿ ~ toÿkaôe1 | garnizoensplaats |
Uitzondering 1: twee lange samst.n met to--ÿ en gefixeerd accent hebben een ongemarkeerde resultatief:
tolutterafatjenÿ | omstanders, toeschouwers |
---|---|
todemarrinÿ2 | fokvee |
Uitzondering 2: drie samst.n met to--ÿ krijgen als resultatief to--te:
tokurreÿ ~ tokurrete | vermogen |
---|---|
torojiÿ ~ torojite | lettergreep |
towocheÿ ~ towochete3 | grille (v. auto) |
1 | Toÿkaôÿ en toÿkaôe worden meestal uitgesproken als [towÿkôwÿ] resp. [towÿkôwe]. |
---|---|
2 | Boeren gebruiken echter wel de res.vorm todemarrine als zij 'geslacht fokvee' bedoelen. |
3 | Vergelijk het verwante substantief toocheÿ (traliewerk, hekwerk). Hiervan is de resultatief regelmatig, dus toochee. Zowel towocheÿ als toocheÿ (zelfde uitspraak) is afgeleid van woche (spijl, tralie). |
61.41 ad § 61.37 d. Circumfix nâ--e (gebrek of tekort)
Substantieven die samengesteld zijn met nâ--e krijgen een resultatief volgens de regels in § 61.11 en § 61.27 indien -e voorafgegaan wordt door een consonant. Echter, ze krijgen als resultatief to--te, indien -e voorafgegaan wordt door een of meer vocalen:
nâplekoe ~ nâplekote | tekort/gebrek aan zand |
---|---|
nâglydaae ~ nâglydaate | tekort/gebrek aan vrouwelijke leden |
nâkelbrae ~ nâkelbrate | tekort/gebrek aan tafels |
nâvillae ~ nâvillate | tekort/gebrek aan villa's |
61.42 Substantieven op twee of meer vocalen
Alle overige substantieven die eindigen op twee of meer vocalen hebben een onregelmatige (improductieve) res.vorm. We kunnen een aantal onregelmatigheden onderscheiden maar er bestaan geen regels die ons vertellen welke substantieven welke onregelmatigheid volgen. Zie hiervoor Appendix 190.
Overzicht van de verschillende soorten onregelmatigheden:
Improductief res.-suffix -t:
aniâ ~ aniât | vermaak, plezier |
---|---|
cacoû ~ cacoût | cacao |
roiy ~ roiyt | boswachter |
ÿkaô ~ ÿkaôt | vesting |
Ruim 20 substantieven krijgen het res.-suffix -t. Hieronder vallen ook de Pegrevische leenwoorden met een syllabische m of n (zie § 61.51).
Improductief res.-suffix -t + vocaaldeletie en/of vocaalwijziging (ongeveer 15 substantieven):
cvoa ~ cvót | haver |
---|---|
diô ~ diet | god |
kraié ~ krait | stroop |
mojeruoû ~ mojeruot | schaapherder |
šarkoû ~ šarkout | herder |
lippio ~ lippót | poot |
xâreé ~ xâreet | aannemelijkheid |
Improductief res.-suffix -tt, meestal met vocaaldeletie (ongeveer 20 substantieven):
cieu ~ ciutt | voorraadschuur |
---|---|
enmÿe ~ enmÿtt | vijand |
mai ~ matt | mei (maand) |
dÿfei ~ dÿfétt1 | staking |
jopa'i ~ jopatt2 | ongenoegen |
Bij twee substantieven ontbreekt de vocaaldeletie:
loa ~ loatt3 | goede∩slechte bui |
---|---|
fa'i ~ faitt4 | vee |
1 | Bij dÿfétt is de laatste vocaal bovendien gewijzigd in é. |
---|---|
2 | Zie ook § 61.50. |
3 | Zie ook loa ~ lóte (vuur) (§ 61.48). Loa ~ loatt is een ideoantoniem, zie § 161.13. |
4 | Bij fa'i vindt er in feite consonantwisseling plaats: de glottisslag (' ) wordt vervangen door de intervocalische, bilabiale [w]: [fawi:t]. Zie ook § 61.50. |
Laatste vocaal wordt -e (ongeveer 15 substantieven):
clalôi ~ clalôe | meel, bloem |
---|---|
hay ~ hae | tarwe |
patio ~ patie | snoer, kabel, draad |
stay ~ stae | kralen (mv.) |
cÿrlaa ~ cÿrlâe1 | ooievaar |
1 | Bij cÿrlaa krijgt de a bovendien een pira: cÿrlâe. |
---|
Laatste vocaal wordt -te (ongeveer 45 substantieven):
aféu ~ aféte | iets waar je op uitgekeken raakt, wat begint te vervelen |
---|---|
knitya ~ knityte1 | edelvrouw |
defôliya ~ defôliyte1 | plaaggodin |
éa ~ éte | houvast, grip (lett.) |
januy ~ janute | januari |
februy ~ februte | februari |
rexuiy ~ rexute2 | nalatigheid |
jolaiy ~ jolate2 | vrijheid |
1 | Zie ook § 61.39. |
---|---|
2 | Zie ook § 61.38, uitzondering 1. |
Als de laatste vocaal verandert in -te, en de een na laatste vocaal is een o, dan wordt deze gediftongeerd tot ó:
boa ~ bóte | boa (slang) |
---|---|
coe ~ cóte | lei (om bij middeleeuwse oorlogsvoering berichten in codevorm door te geven) |
efantoiy ~ efantóte | jeugd |
méjoa ~ méjóte | kwade, boze |
loa ~ lóte1 | vuur |
Uitzonderingen:
quruboiy ~ qurubote2 | veiligheid |
---|---|
querdoiy ~ querdote2 | ongelijkheid |
1 | Zie ook loa ~ loatt (goede∩slechte bui) (§ 61.45). |
---|---|
2 | Deze substantieven horen bij § 61.38, uitzondering 1. |
Twee bijzondere vormen van -te-toevoeging zijn:
duo ~ duóte | duo |
---|---|
embryo ~ embryóte | embryo |
Het gaat hier om twee leenwoorden. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat ook andere woorden op een vocaal + o het suffix -te zullen krijgen, als ze als leenwoord in de Spokaanse woordenschat zouden worden opgenomen.
leé ~ létte1 | leeuw |
---|---|
rafeo ~ rafette | koek, gebak, biscuit |
raiy ~ ratte2 | boomtop |
reo ~ rette | maaltijd |
1 | Bovendien verandert hier de e in é. |
---|---|
2 | Zie ook § 61.38, uitzondering 2. |
Substantieven die eindigen op twee vocalen welke gescheiden zijn door een apostrof (glottisslag) worden behandeld als substantieven die eindigen op één vocaal, want de glottisslag wordt als consonant ([']) beschouwd, zie § 11.6.
Zo is uzra'e een polysyllabisch substantief met variabel accent, op één vocaal. Volgens de regel van § 61.11 wordt de resultatief dus: uzra'ee ([uzra'e:wê]).
Uitzonderingen (zie ook § 61.45):
fa'i ~ faitt | vee |
---|---|
jopa'i ~ jopatt | ongenoegen |
Ten slotte nog enkele bijzondere onregelmatige res.-gevallen:
zuðekmtâ ~ zuðekmtât | eerbied |
---|---|
uchafmrâ ~ uchafmrât | situatie |
snta ~ sntat | kiezelsteen |
61.52 ad § 61.7 D. Resultatief van substantieven in het meervoud
De res.vorm van een meervoudig substantief is afhankelijk van de wijze waarop dit meervoud gevormd wordt. Allereerst moet er onderscheid gemaakt worden tussen:
61.53 ad § 61.52 a. Resultatief van concr.subst.n in het meervoud
Als de meervoudsvorm op -s eindigt (basis van de hoofdregel, § 30.3), is het res.-suffix -es. Bijvoorbeeld:
ferdus ~ ferduses | stoelen |
---|---|
zillepips ~ zillepipses | daken |
trempatjens ~ trempatjenses | lezers |
mustrifs ~ mustrifses | schoenmakers |
flâs ~ flâses1 | vlaggen |
ðiycsûs ~ ðiycsûses1 | deuken |
emošos ~ emošoses | emoties |
hoggebims ~ hoggebimses | heerlijkheden |
Merk op dat er bij polysyllabische substantieven met een variabel accent sprake is van het secundaire kenmerk "accentverschuiving", omdat het suffix -es een nieuwe lettergreep toevoegt (zoals bij ferdus ~ ferduses).
Ook als een onregelmatige meervoudsvorm op -s eindigt, wordt het res.-suffix -es toegepast. Zie
§ 61.71.
1 | De â en û worden uitgesproken als [a] resp. [u], indien gevolgd door een meervouds-s. Daarom klinken flâses en ðiycsûses als [flases] resp. [ðîksuses]. Evenzo klinken iy en ô als [i] en [o]. Zie § 11.3. |
---|
Als de meervoudsvorm op -ôsta1 of -aša (§ 30.10) eindigt, wordt het res.-suffix -t gebruikt. Bijvoorbeeld:
kalôsta ~ kalôstat | kades |
---|---|
chalenôsta ~ chalenôstat | manoeuvres |
kostôsta ~ kostôstat | geesten |
qutsôsta ~ qutsôstat | ontdekkingen |
blaffôsta ~ blaffôstat | commando's; belastingaanslagen |
cômbinaša ~ cômbinašat | combinaties |
1 | Met "-ôsta" worden hier de meervoudssuffixen -alôsta, -enôsta en -ôsta uit Blok 30.5 bedoeld, en voorts -ôsta uit § 30.7. |
---|
De meervoudssuffixen -cet resp. -set (Blok 30.5) worden veranderd in -ceste resp. -seste. Bijvoorbeeld:
lafeset ~ lafeseste | scharen |
---|---|
teset ~ teseste | dijken |
mÿcet ~ mÿceste | radeloosheden |
ycet ~ yceste | spades, schoppen |
Het meervoudssuffix -z (na een s; zie Blok 30.5) wordt veranderd in -te. Bijvoorbeeld:
kolesz ~ koleste | scholen |
---|---|
pôlsz ~ pôlste | polsen |
Als de meervoudsvorm op het feminiserende suffix -ÿ eindigt (§ 30.12), zijn er twee mogelijkheden:
frintÿ ~ frintÿe | vriendinnen |
---|---|
gekkerÿ ~ gekkerÿe | leraressen |
glydaÿ ~ glydae | vrouwelijke leden |
---|---|
kânguruÿ ~ kângurue | vrouwtjeskangoeroes |
Als de meervoudsvorm op -aes eindigt, wordt het res.-suffix -e of -te toegevoegd. Het betreft hier leenwoorden die in het Frans op -age eindigen (§ 30.14), zoals:
etalaes ~ etalaese = etalaeste | etalages |
---|---|
bâraes ~ bâraese = bâraeste | stuwdammen (Frans: barrages) |
61.59 ad § 61.52 b. Resultatief van abstr.subst.n in het meervoud
De meervoudsvorm -osz (§ 30.39) wordt vervangen door het res.-suffix -oste. Bijvoorbeeld:
promisosz ~ promisoste | beloftes |
---|---|
rovretosz ~ rovretoste | liefdes |
blaffosz ~ blaffoste | eisen |
Dit is feitelijk dezelfde regel als genoemd in § 61.56.
Als de meervoudsvorm gelijk is aan het enkelvoud (abstr.subst.n die gevormd zijn met -iy of -er, zie § 30.40), wordt het res.-suffix -s gebruikt:
primitâiy ~ primitâiys | bekwaamheden |
---|---|
ifôciy ~ ifôciys | goedgeefsheden |
graver ~ gravers | ernstigheden |
In § 11.3 is uitgelegd dat de iy (normale uitspraak [î]) uitgesproken wordt als [i], zodra met meervoudssuffix -s erachter volgt. Omdat de -s in bovenstaande voorbeelden geen meervoudssuffix maar een res.-suffix is, geldt de regel uit § 11.3 hier dus niet. De juiste uitspraak van primitâiys is derhalve [primitâwîs], en niet *[primitâwis].
Als de meervoudsvorm eindigt op -s of -es (abstr.subst.n die dezelfde vorm hebben als een additief, zie § 30.42–43), wordt het res.-suffix -et toegevoegd. Bijvoorbeeld:
mófs ~ mófset | verboden |
---|---|
piaquans ~ piaquanset | vriendelijkheden |
râviys ~ râviyset | opmerkingen |
iylâcses ~ iylâcseset1 | dingen die niet te verwezenlijken zijn |
wynches ~ wyncheset1 | gevoelens van trots |
pémahes ~ pémaheset1 | smadelijke bejegeningen |
1 | In plaats van de resultatieve meervoudsvorm -eset komen we in minder formeel taalgebruik ook wel de gereduceerde vorm -et tegen:
|
---|
61.62 ad § 61.52 c. Resultatief van subst.n met een onregelmatige meervoudsvorm
Van alle meervoudige substantieven die een onregelmatige meervoudsvorm hebben, wordt de resultatief gevormd volgens dezelfde regels die voor enkelvoudige substantieven gelden. Het betreft hier uitsluitend concr.subst.n, echter met twee ABSTRACTE uitzonderingen (zie § 61.64). Als het onregelmatige meervoud op een -s eindigt, geldt er een andere regel, zie § 61.71.
In de volgende paragrafen staan voorbeelden met verwijzing naar de regels voor de vorming van de resultatief in het enkelvoud.
61.63 ad § 61.9 Polysyllabisch, variabel accent, een of meer eindconsonanten
Consonantverdubbeling:
artiyst ~ artiysst | artiesten |
---|---|
fosten ~ fostenn | samenscholingen |
quarest ~ quaresst | redes, toespraken |
ûrozjep ~ ûrozjepp | riemen, peddels; stuurwielen |
61.64 ad § 61.11 Polysyllabisch, variabel accent, één eindvocaal
Paragogische e:
almuše ~ almušee | kappen, capuchons |
---|---|
ceky ~ cekye | tonen |
jabâra ~ jabârae | koningen |
rifomi ~ rifomie | bakkebaarden |
wete ~ wetee | bekers, kroezen, koppen |
câre ~ câree1 | daden |
usta ~ ustae1 | toevallen |
1 | Dit zijn de enige twee ABSTRACTE substantieven met een onregelmatig meervoud. |
---|
61.65 ad § 61.13 Monosyllabisch, variabel accent, één eindvocaal
Paragogische e:
fa ~ fae | oren (meer voorbeelden niet bekend) |
---|
61.66 ad § 61.16 Monosyllabisch, variabel accent, één eindconsonant
Paragogische e:
klôt ~ klôtte | apen |
---|---|
rec ~ recce | rekken, roosters |
61.67 ad § 61.22 Monosyllabisch, variabel accent, twee of meer eindconsonanten
Suffix -e:
merc ~ merce | merken, aantekeningen |
---|---|
ÿnt ~ ÿnte | orkanen |
zvogt ~ zvogte | opzichters |
61.68 ad § 61.23 Mono- of polysyllabisch, variabel accent, eind-x of eind-ch
Suffix -e:
ax ~ axe | ossen |
---|---|
ÿx ~ ÿxe1 | klippen; rotspunten |
urex ~ urexe | vletten |
(er bestaan geen onregelmatige meervoudsvormen op ch)
1 | Ÿx mag ook geschreven worden als ÿcs. In dat geval is de resultatief ÿcses (§ 61.71). |
---|
61.69 ad § 61.27 Gefixeerd accent
Suffix -e:
cÿramma ~ cÿrammae | sjaals, dassen |
---|---|
gnûrre ~ gnûrree | wilde zwijnen |
knurren ~ knurrene | otters |
missisa ~ missisae | giftige zwammen |
quizzt ~ quizzte | quizes |
ratt ~ ratte | (dikke) takken |
tiysse ~ tiyssee | muziekinstrumenten |
tolôfft ~ tolôffte | sardines |
61.70 ad § 61.28 Gefixeerd accent
Géén markering:
aderessôsa | adressen |
---|---|
aptoppest | musea |
lippiones | poten (zie § 61.72) |
mipperper | zuilen, kolommen |
Meervoudige substantieven met gefixeerd accent en zonder res.-markering zijn opgenomen in Appendix 190.
Als een onregelmatige meervoudsvorm op een s eindigt (al dan niet een grammaticaal suffix), vervallen de regels van § 61.63–70 en wordt de resultatief gevormd door het suffix -es. Dit suffix is reeds in § 61.53 behandeld. De resultatief bij onregelmatige meervouden op een s wordt dus gevormd alsof het een regelmatig meervoud op het suffix -s betrof. Bijvoorbeeld:
ÿcs ~ ÿcses1 | klippen; rotspunten |
---|---|
babes ~ babeses | baby's |
dokumentâs ~ dokumentâses | documenten |
dûfts ~ dûftses | duivels |
léges ~ légeses | dekens (op bed) |
zaftakynes ~ zaftakyneses | diefstallen |
cresses ~ cresseses | vachten |
terrats ~ terratses | dagen |
omittus ~ omittuses2 | kamers |
1 | Ÿcs mag ook geschreven worden als ÿx. In dat geval is de resultatief ÿxe (§ 61.68). |
---|---|
2 | In omittus is de eind-s deel van de nominale wortel. Ook het enkelvoud eindigt dus op deze s, en de meervoudsmarkering is hier het prefix o- (§ 30.19). |
Vier substantieven met een gefixeerd accent, drie of meer lettergrepen en een onregelmatig meervoud op es hebben echter een ongemarkeerde resultatief:
lippiones | poten |
---|---|
nuclesses | celkernen |
premisses | premissen |
verresres | weelde (mv.) |
Verder wordt nog de voorkeur gegeven aan een ongemarkeerde res.vorm nonsenses ((vormen van) onzin, nonsens), omdat de regelmatige res.vorm nonsenseses een weinig fraaie opeenvolging van e's en s'en vertoont.
Alle onregelmatige meervoudsvormen die eindigen op twee of meer vocalen hebben tevens een onregelmatige res.vorm. Zie Appendix 190. Vergelijk de mogelijkheden van onregelmatige res.vormen bij enkelvoudige substantieven in de volgende drie paragrafen:
61.74 ad § 61.44
Res.-suffix -t met vocaaldeletie en vocaalwijziging (geldt voor substantieven met een gefixeerd accent die in het meervoud -e + pira hebben, zie § 30.18):
lassôe ~ lassót | lasso's |
---|---|
tlokkôe ~ tlokkót | tantes |
Uitzondering:
villâe ~ villate | villa's (zie § 61.76) |
61.75 ad § 61.45
Res.-suffix -tt, met vocaaldeletie en verlies van de pira (geldt voor substantieven met een variabel accent die in het meervoud -e + pira hebben, zie § 30.18):
canôe ~ canott | kano's |
---|---|
-fâstôe ~ -fâstott | -kleden, -doeken |
pitiye ~ pititt | wulpen |
quacrâe ~ quacratt | kwartels |
skiye ~ skitt | ski's |
vâtjâe ~ vâtjatt | vesten |
Res.-suffix -tt met vocaaldeletie hebben voorts de substantieven die in het meervoud op aa eindigen:
akoraa ~ akoratt | mappen; grote enveloppen |
---|---|
kuldraa ~ kuldratt | vestibules |
En ten slotte nog:
decorteo ~ decortett | visioenen |
---|
61.76 ad § 61.47
Res.-suffix -te i.p.v. de laatste vocaal. Komt bij meervoudige substantieven alleen voor bij:
villâe ~ villate1 | villa's |
---|
Ten slotte is er nog een geheel afwijkende res.vorm van een onregelmatig meervoud:
platiranûe ~ platirane | schilderijen |
---|
1 | Let op het verlies van de pira: â > a. |
---|
In onderstaand Blok zijn alle resultatief-vormingen voor substantieven in het enkelvoud opgenomen, zoals in de voorgaande paragrafen is besproken:
Resultatief van enkelvoudige substantieven | |||
---|---|---|---|
eindigend op (beginnend met) | variabel accent | gefixeerd accent | |
monosyllabisch | polysyllabisch | ||
F O N E T I S C H U I T G A N G S P U N T | |||
-V | -Vê * | -Vê * | -Ve * |
-VV(V) | | (190) * | (190) * |
-V'V | | -V'Vê † | -V'Ve |
-C | -2Cê * | -2C * | -Ce ×* |
-CC(C) | -CC(C)e * | -2CC(C) * | -CC(C)e ×* |
-h | -hê | -hê | -he |
-ÿr | -ÿrê | -ÿrê | -ÿre |
-ÿrC | -ÿrCe | -ÿrCê | -ÿrCe |
-x | -xe * | -xe * | -xe |
-Cx | -Cxe | -Cxe of -2Cx | -Cxe |
-ch | -che | -che | -che |
-Cch | -Cche | -Cche of -2Cch | -Cche |
S Y N T A C T I S C H U I T G A N G S P U N T | |||
-os | -ot + | -ot + | -ot + |
(menn-) | | | -Ø |
(palle-) | | | -Ø |
(pazzo-) | | | -Ø |
-lôiy | | -lôiyt | -lôiyt |
-Viy nom. | | -Ø † | -Ø |
-Va fem. | | -Vat † | -Vat |
(to-)-Vÿ | | (to-)-Ve † | (to-)-Ve ׆ |
(nâ-)-Ve | | (nâ-)-Vte | (nâ-)-Vte |
PG syll.m/n | -t | -t | -t |
PG -ân | | | -Ø |
-ê | paragogische e (geschreven als e) en voorafgaande vocaal lang. |
---|---|
-e | suffix -e (uitspraak [e]). |
* | ook relevant voor res.vorming van substantieven met onregelmatig meervoud. |
× | behoudens de uitzonderingen die ongemarkeerd blijven; zie Appendix 190. |
† | behoudens de uitzonderingen die (anders) gemarkeerd zijn; zie Appendix 190. |
+ | abstracte substantieven blijven ongemarkeerd (Ø). |
(190) | zie Appendix 190 (onregelmatige res.vormen). |
-Ø | ongemarkeerd. |
| niet van toepassing. |
nom. | nominalisatie van additieven. |
fem. | vrouwelijke vorm (feminiserend). |
PG | Pegrevische leenwoorden. |
-2C | consonantverdubbeling. |
-VV(V) | eindigend op twee of meer vocalen. |
-CC(C) | eindigend op twee of meer consonanten. |
In het volgende Blok zijn alle resultatief-vormingen voor substantieven in het meervoud opgenomen, zoals in de voorgaande paragrafen is besproken:
Resultatief van meervoudige substantieven | ||
---|---|---|
eindigend op | concr.subst.n | abstr.subst.n |
-s (hoofdregel) | -ses | -set |
-es | | -eset of -et |
-ôsta | -ôstat | |
-aša | -ašat | |
-cet | -ceste | |
-set | -seste | |
-sz | -ste | |
-Cÿ fem. | -Cÿe | |
-Vÿ fem. | -Ve | |
-aes FR | -aeste of -aese | |
-Ø | | -s |
-osz | | -oste |
onr. mv. op -s | -ses × | |
overig onr. mv. (Appendix 190) »» |
Res.vorming identiek aan res.vorming van enkelvoudige subst.n (Blok 61.77), alleen de met * gemarkeerde gevallen zijn relevant voor de res.vorming van subst.n met een onregelmatig meervoud. |
× | behoudens de uitzonderingen; zie Appendix 190. |
---|---|
-Ø | ongemarkeerd. |
| niet van toepassing. |
fem. | feminiserend. |
FR | Franse leenwoorden op -age in het Frans. |
61.79 ad § 61.7 E. Resultatief van eigennamen
Met "eigennamen" worden bedoeld: namen van personen, schepen, voertuigen, instanties, verenigingen, geografische namen, enz., ofwel alle woorden die over het algemeen met een hoofdletter geschreven worden. De resultatief van eigennamen wordt in principe op dezelfde wijze gevormd als de resultatief van substantieven.
Wij verwijzen naar het FONETISCH UITGANGSPUNT van Blok 61.77 (het SYNTACTISCHE UITGANGSPUNT is voor eigennamen niet relevant, ook al zou een eigennaam een kenmerk vertonen dat bij het SYNTACTISCH UITGANGSPUNT genoemd staat, zoals een syllabische m (in een Pegrevische eigennaam) of een samst. met to--ÿ, zoals de cafénaam Ef Toleffyÿ (De Perelaar)). Voorbeelden:
Lerdu ~ Lerdue; Ber ~ Berre; Biyx ~ Biyxe; Kômurr ~ Kômurre; Ôlmenst ~ Ôlmennst; Pryske ~ Pryskeë1; Verone ~ Veroneë1 |
Vromiy ~ Vromiye; Rusen ~ Rusenn; Bâs ~ Bâsse; Klâft ~ Klâfte; Kârmein ~ Kârmeinn; Oftehynne ~ Oftehynneë1; Mej ~ Mejje2; Eepucÿrðeer ~ Eepucÿrðeerr |
Tunbas ~ Tunbass; Hirdo ~ Hirdoe3; Tanbÿr ~ Tanbÿre; St.Xegriyt ~ St.Xegriytt; Lammafin ~ Lammafine; Kjoep ~ Kjoeppe; Brÿr ~ Brÿre |
Enelandes ~ Enelandess | Engeland |
---|---|
Renn ~ Renne | Rijn |
Stôkhôlm ~ Stôkhôllm | Stockholm |
Jakila ~ Jakilae | Italië |
Jakilany ~ Jakilanye | Italiaan |
Opper-zee ~ Opper-zeeë | Oostzee |
Esperoska ~ Esperoskae | de Hoop (scheepsnaam) |
---|---|
Cragerno ~ Cragernoe | de Kraai (locomotievennaam) |
Zwarte Zee-ka ~ Zwarte Zee-kae | (Nederlandse sleepboot) |
Snoopy-no ~ Snoopy-noe | (autonaam) |
Tof ~ Toffe | (autofabriek te Tsjech) |
---|---|
Riynek ~ Riynekk | (porseleinmerk) |
Ef Cômiys ~ Ef Cômiyss | (lett. "Het Sleutelgat"; bijnaam van het vliegveld te Amahagge) |
Milbonolac ~ Milbonolacc | (gemeentelijk vervoerbedrijf te Milbo) |
1 | Als een eigennaam op een e eindigt, krijgt de toegevoegde res.-e een trema. Dit om onderscheid te maken met de dubbel geschreven ee die in eigennamen de overigens gebruikelijke letter é vervangt (§ 11.36–37). Vergelijk de uitspraak van beide dubbelgeschreven e's in: Leeneë (spreek uit: [lénewe]). De res.-e (zowel de paragogische [ê] als het suffix [e]) is de enige uitgang die bij eigennamen van een trema voorzien wordt. Vergelijk ook het gen.suffix -ex (§ 60.23 voetnoot 3). |
---|---|
2 | Let op de verdubbeling van de j. Dit is een bijzonder geval van res.vorming omdat het Spokaans buiten enkele eigennamen geen woorden op een eind-j kent. |
3 | Omdat de klank [ó] nooit aan het woordeinde kan voorkomen, hoeft de res.-e na een o niet voorzien te worden van een trema, want de combinatie oe kan alleen aan het begin of in het midden van een eigennaam als [ó] optreden. Vergelijk ook voetnoot 1 hierboven. |
Als een persoonsnaam uit meer elementen bestaat, krijgt alleen het laatste lid een res.vorm (vergelijk ook § 60.27 voor de genitief):
Mona Lisa ~ Mona Lisae |
Leffy Leen ~ Leffy Leenne |
Ârmyll Laji-Qurharrt ~ Ârmyll Laji-Qurharrte |
Moffain Luft Erget-Thor Manen ~ Moffain Luft Erget-Thor Manenn |
merater Warner ~ merater Warnerr de heer Warner |
Ÿrslâfera Nieche Comâf-Thor Matilda ~ Ÿrslâfera Nieche Comâf-Thor Matildae |
Gravin NC-TM |
---|
Tot omstreeks 1900 was het gebruikelijk om zowel het laatste lid van de voornaam als het laatste lid van de achternaam van de res.vorm te voorzien:
Leffye Leenne; Ârmylle Laji-Qurharrte |
Een dubbele naam vóór de filâsto (dus een adellijke naam) werd echter eveneens van een resultatief voorzien:
Moffaine Frâkkeny Rifo Flâgpeë-Thor Manenn |
Ÿrslâfera Nieche Comâff-Thor Matildae |
Dit dubbele (bij adellijke namen zelfs driedubbele) gebruik van de res.vorm komen we heden ten dage nog tegen in ambtelijke stukken, met name dagvaardingen, dwangbevelen en dergelijke. Vergelijk ook de genitiefvormen uit § 60.28.
Als een naam voorafgegaan wordt door een functie of beroep, mogen ook deze een res.vorm aannemen (het gaat dan meestal tevens om een aanspreektitel), bijvoorbeeld:
menester Dysse Flofarrie = = menesterr Dysse Flofarrie | minister Dysse Flofarri |
---|---|
prifjiofa Yne Michemm-Nômerr = = prifjiofae Yne Michemm-Nômerr | (vr.) professor Yne Michemm-Nômer |
Dergelijke res.vormen komen niet voor bij "lagere" beroepen, zoals van ambachtslieden of arbeiders (hier zijn zulke beroepsnamen niet gebruikelijk als aanspreektitel). Zo klinken de volgende vormen komisch of ironisch:
krodûrr Ugen Tycae | bakker Ugen Tyca |
---|---|
mingatrae Sofiy Qull-Olôff | werkster Sofiy Qull-Olôf |
Vergelijk ook § 60.29.
Als een geografische naam of naam van een instantie, vereniging e.d. uit meer dan één deel bestaat, wordt alleen het laatste deel van de res.vorm voorzien:
Ÿno-Zeanue; Harâfloja-Ÿrtuhajje1 | |
Sinto-Oaji-Quzoe; Manes-Lašerr
| |
Spooksoliy Ayr-Cômpanðoe | Spokanische Luchtvaartmaatschappij |
---|---|
Šempoeg Fisa-cluppe | Visclub van Šemp |
1 | De verdubbeling van de j wordt hier gevolgd door een paragogische e, omdat jj geen mogelijke eindcluster in een Spokaans woord kan zijn (een enkele j als eindconsonant komt alleen in sommige eigennamen voor; zie ook § 61.79 voetnoot 2). |
---|
Als een plaatsnaam gevolgd wordt door een riviernaam waaraan deze plaats ligt, krijgt de plaatsnaam (en niet de riviernaam) de res.vorm:
Tonae armt ef Grât; Xâe ja ef Prusots |
Tot omstreeks 1900 was het met name in de geschreven taal gebruikelijk om alle nevenschikkende delen van een geografische naam van de res.vorm te voorzien. Vergelijk ook § 61.81:
Ÿnoe-Zeanue; Harâflojae-Ÿrtuhajje; Sintoe-Oajie-Quzoe; Maness-Lašerr; Tonae armt ef Grâtte |
Deze dubbele of driedubbele res.vorm gold echter niet voor ondergeschikte elementen:
Prenses-bajûftoe; Prens-Hady-sÿrte; Tora-zecess |
Vergelijk ook de genitiefvormen in § 60.32.
Als een eigennaam een meervoudige vorm heeft, kan de resultatief op twee manieren gevormd worden: (i) volgens het FONETISCH UITGANGSPUNT van Blok 61.77, of (ii) volgens Blok 61.78 (meervoudige substantieven). De keuze wordt voornamelijk bepaald door het feit in hoeverre de aanwezigheid van de meervoudsvorm in een eigennaam "gevoeld" wordt. Dit zal bijvoorbeeld bij namen van gebergtes (Pyrnees (de Pyreneeën)) sterker het geval zijn dan bij een achternaam als Doffiy-mirs (lett. "Zwartharen"). Voorbeelden:
Reentgÿrtse = Reentgÿrtses | (dorp) |
---|---|
Xugen-Kordass = Xugen-Kordases | (dorp) |
Onôss = Onôses1 | (rivier) |
Lassose = Lassoses1 | (rivier) |
Pyrneess = Pyrneeses1 | de Pyreneeën |
Âlpse = Âlpses1 | de Alpen |
Spooksoliy Arânkass = Spooksoliy Arânkases | Spokanische Spoorwegen |
merater Doffiy-mirse = merater Doffiy-mirses | de heer Doffiy-mirs |
Tot omstreeks 1900 ook (zie § 61.85):
Xâe ja ef Prusotts = Xâe ja ef Prusotses |
Xugenn-Kordass = Xugenn-Kordases |
1 | Zogenoemde pluralia tantum. Zie § 30.46. De ô wordt uitgesproken als [o], indien gevolgd door een meervouds-s. Daarom klinkt Onôs als [onos]. Ook in de res.vormen Onôss en Onôses wordt de ô uitgesproken als [o]. Vergelijk ook § 61.53 voetnoot 1. |
---|
In het voorgaande is vastgesteld dat substantieven die op twee of meer vocalen eindigen, per definitie een onregelmatige res.vorming kennen (zie Blok 61.77 bij VV(V), waarbij verwezen wordt naar Appendix 190).
Er bestaat dus geen regel die ons vertelt hoe de resultatief van een eigennaam op twee of meer vocalen gevormd zou moeten worden, en het is evenmin mogelijk om een lijst samen te stellen waarin alle eigennamen met een onregelmatige vorm zijn opgenomen, want het betreft hier immers een open groep die onbeperkt uitgebreid kan worden. De res.vorming bij dergelijke eigennamen is dan ook een omstreden punt, en er worden verscheidene methodes toegepast:
Ef Blotter Papiygoe ~ Ef Blotter Papiygott | De Blauwe Papegaai (naam van een restaurant) |
---|---|
merater Raiy ~ merater Ratte | de heer Raiy (lett. "Boomtop") |
Ontbreekt een dergelijk substantief, dan wordt als res.-suffix -ta gebruikt, zie hieronder bij punt b.
Ef Blotter Papiygoëta1 | de Blauwe Papegaai |
---|---|
merater Raiyta | de heer Raiy |
mosjeus Tarisz-Jelâyta | mevrouw Tarisz-Jelây |
Priota | (stad) |
Litiita | (district) |
Crilleteata | (bosgebied bij Fach) |
Dit suffix is voorts bestemd voor buitenlandse eigennamen, zie § 61.88.
1 | Let op de trema op de e, die verhindert dat de combinatie oe na toevoeging van -ta als [ó] wordt uitgesproken (§ 11.36). De juiste uitspraak is: [papîgoweta], en niet *[papîgóta]. |
---|
Ef Blotter Papiygoëë | [papîgowe:wê] |
merater Raiye | [rawî:wê] |
mosjeus Tarisz-Jelâye | [jelâwy:wê] |
Prioe | [priwo:wê] |
Litiie | [litiwi:wê]
|
Crilleteae | [kri:letewawe] |
merater Strûftâmmuie | [strûftâ:muwiwe] |
Halepoaita = £ Halepoai = $ Halepoaie | (plaats) |
---|---|
Queuta = £ Queu = $ Queue | (plaats) |
Poleiÿota = £ Poleiÿo = $ Poleiÿoe2 | (plaats) |
Ef Liftkar Mojeruoûta = Mojeruot3 = = £ Mojeruoû = $ Mojeruoûe | De Oude Schaapherder (naam van een café) |
2 | Poleiÿo wordt uitgesproken alsof er "Poleÿo" [polewÿwo] of "Polejÿo" [polejÿwo] geschreven was, dus eindigend op 3 of 2 vocalen. |
---|---|
3 | Resultatief volgens Appendix 190. |
Een bijzonder geval is als de uitspraak van een naam (erg) afwijkt van de spelling. In dat geval wordt de resultatief bepaald door de uitspraak, en niet door wat er geschreven staat. Zo klinkt de plaatsnaam Seertzeekoles alsof er "Siyttsiykols" [sîtsîkoLs] stond. Er is dus sprake van een gefixeerd accent op de eerste lettergreep. De resultatief is derhalve Seertzeekolese [sîtsîkoLse], dus met het suffix -e (de regel uit § 61.27).
Een ander bijzonder geval is de plaatsnaam Meaue. Deze naam klinkt als "Mue" [muwe] of als "Meuhhe" [mewu:he] (waarbij de verdubbelde h aangeeft dat de voorgaande u verlengd is en een gefixeerd accent heeft, hoewel hh in de standaardtaal verder niet voorkomt). De resultatief wordt met een eind-e gevormd, analoog aan punt c. in de vorige paragraaf. Deze e geldt als een paragogische e bij de uitspraak [muwe:wê] (dus alsof er "Mueë" stond), maar als het suffix -e bij de uitspraak [mewu:hewe] (dus alsof er "Meuhheë" stond). In dit geval mag ook het suffix -ta gebruikt worden (zie punt b. in de vorige paragraaf), dus alsof er "Meuhheta" stond (dat is makkelijker uit te spreken). De resultatief van Meaue wordt dus geschreven als Meaueë of Meaueta.
Buitenlandse eigennamen welke geen Spokaanse uitspraak en/of spelling hebben, krijgen een res.vorm met de suffixen -ta of -a.
Het suffix -ta wordt na vocalen of stomme consonanten gebruikt. Vooral bij Franse namen die op e eindigen is de keuze tussen -ta en -a vrij: het hangt ervan af of men vindt dat deze e wel of niet uitgesproken wordt. Ook Pegrevische en Garosische namen krijgen -[t]a indien de uitspraak erg afwijkt van de Spokaanse uitspraak. Voorbeelden:
Prens Charlesa; Münchena; Düsseldorfa; Leeuwardena; Jang-tse-Kianga; Rembrandta; Katwijka aan Zee; Mercedes-Benza; São Paulota; Saint-Tropezta (want de z is stom) |
De la Bouillèreta (e uitgesproken) OF De la Bouillèrea (stomme e)
| |
Tyrsáñga; Wergóncjertsa | (Garosische namen) |
---|---|
Hhofiâsata; Ugoëtosa1 | (Pegrevische namen) |
1 | De naam Ugoëtos komt ook in het Spokaanse taalgebied frequent voor en wordt dan op zijn Spokaans uitgesproken ([ugowetos]), en niet als [ugo:wêtôs]. Bij de Spokaanse uitspraak hoort de resultatief Ugoëtoss. |
---|
Omdat buitenlandse namen met een on-Spokaanse uitspraak en/of spelling beschouwd worden als woorden met een gefixeerd accent, heeft het suffix -[t]a géén invloed op dit accent. Vergelijk de "inheemse" namen in a. (met accentverschuiving), met de niet-Spokaanse namen in b. (gefixeerd accent) (accentdragende vocaal is vet):1
a. | Liteo ~ Liteota | (Spokanisch dorp) |
---|---|---|
b. | São Paulo ~ São Paulota |
|
a. | Polea ~ Poleata | (Spokanische rivier) |
b. | Marecchia ~ Marecchiata | (Italiaanse rivier) |
1 | In 1985 is door de Spellingscommissie van de Koninklijke Academie van Spokanië voorgesteld om het suffix -[t]a in buitenlandse namen als een scheidbaar suffix aan te hechten, dus: Leeuwarden-a, São Paulo-ta en Marecchia-ta. (Dus analoog aan de aanhechting van -ka en -no bij namen van schepen en vervoersmiddelen, zie § 21.30.) De aanwezigheid van de filâsto in deze res.vormen is een indicatie dat accentverschuiving niet plaatsvindt. Dit voorstel is echter afgewezen, en een van de redenen hiervoor was dat er dan ook in de schrijftaal feitelijk een keuze gemaakt moest worden of een buitenlandse naam al dan niet een Spokaanse uitspraak heeft. Immers: een scheidbare aanhechting zou alleen in aanmerking komen als het accent niet verschuift, dus als de uitspraak on-Spokaans was. Zou iemand vinden dat de Nederlandse plaatsnaam Gouda op zijn Nederlands uitgesproken zou moeten worden, dan zou de resultatief geschreven moeten worden als Gouda-ta = [gädata] (ä staat voor "ou"), maar zou iemand vinden dat deze naam op zijn Spokaans uitgesproken moet worden (als [goda] of zo iets), dan zou de resultatief Goudata moeten zijn, met een accentverschuiving: [godata]. Het werd niet wenselijk geacht om de onduidelijkheid die er in de spreektaal bestaat met betrekking tot de uitspraak van buitenlandse namen, ook nog eens in de schrijftaal te reflecteren middels de oppositie scheidbaar ~ onscheidbaar (Gouda-ta [gädata] ~ Goudata [godata]). |
---|
Afkortingen en letterwoorden hebben een res.vorm met het suffix -e. Dit suffix wordt met een filâsto aangehecht (zie ook § 60.35):
SA-e; Stami-e; EECŸRLUM-e |
Merk op dat afkortingen beschouwd worden als woorden met een gefixeerd accent (al dan niet met vocaalverlenging, zie § 11.29); het suffix -e zorgt dus niet voor accentverschuiving.1 Vergelijk:
SA [ésa] OF [é:sa] ~ SA-e [ésawe] OF [é:sawe] |
Stami [stami] ~ Stami-e [stamiwe] |
1 | Sommige afkortingen en letterwoorden zijn zo ingeburgerd dat ze een afwijkende uitspraak krijgen, waarbij de res. dan gevormd wordt op basis van deze uitspraak. Bijvoorbeeld: ŸGM (= ÿrôme-gvârce-mipzâlbinasos 'werkloosheidsuitkering') wordt uitgesproken alsof er ÿgem stond. De regelmatige res.vorm hiervan zou ÿgemm zijn, die nu wordt geschreven als ŸGM-m.
TV (tv, televisie) wordt uitgesproken alsof er teve stond. De regelmatige res.vorm hiervan zou tevee zijn, met een paragogische e uitgesproken als [teve:wê] (zie § 61.11–12). Dit wordt nu geschreven als TV-e. |
---|
De resultatief van tekens wordt bepaald door uitspraak en spelling van de naam van dit teken. Als de resultatief bestaat uit één of meer letters die aangehecht worden, gebeurt deze aanhechting met een filâsto achter het teken. Bijvoorbeeld:
+-se | (want resultatief is plûsse) |
4-re | (want resultatief is fârre) |
6-e | (want resultatief is serse) |
?-e | (want resultatief is linne-pontoe) |
ó-ke | (want resultatief is o-lykke) |
10-n | (want resultatief is mainn) |
Als de resultatief gevormd wordt door verdubbeling van een consonant binnen een woord, wordt de schrijfwijze met een teken afgeraden, hoewel we soms vormen tegenkomen als:
7-rrg | (want resultatief is heferrg) |
%-nnt1 | (want resultatief is prosennt) |
Schrijf liever voluit heferrg, prosennt, enzovoort.
1 | Synoniem is %-e als we de resultatief van ripérsa bedoelen (ripérsae). |
---|
61.93 ad § 61.7 F. Resultatief van voornaamwoorden
Er bestaan res.vormen van de volgende voornaamwoorden:
Omdat deze res.vormen reeds in de desbetreffende hoofdstukken behandeld zijn, wordt er nu hier geen aandacht aan besteed.
© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands