Grammatica van het Spokaans
60. Genitief √
Opbouw van dit hoofdstuk:
Blok: |
De discussie of het Spokaans nu wel of geen naamvallen kent, is nog niet uitgewoed. Het is min of meer geaccepteerd dat de "grammaticale" naamvallen (nominatief, accusatief en datief, eventueel een ergatief) ontbreken – hoewel sommige linguïsten (met name Hycâl-Rânt, 1978) de determinanten pai, enn en ón (voor de markering van resp. subject, object en echo, zie § 90.2) als naamvalsmarkeerders willen zien.
Het verschijnsel dat wij in dit hoofdstuk volgens de gangbare terminologie "genitief" zullen noemen, wordt ondanks deze term lang niet door alle linguïsten als een "echte" genitief (2e naamval) beschouwd. Zo stelt Kojen-Pôt (1963) dat de gen.suffixen -er en
ef sért | ~ eftofpira sért | het huis | ~ een of ander huis |
---|---|---|---|
~ ef gekkerer sért1 | ~ het huis van de leraar | ||
ef lofas | ~ sest lofas | de blaadjes | ~ zulke blaadjes |
~ ef rozaecÿr lofas1 | ~ de blaadjes van de roos |
Kojen-Pôt kan dan echter niet verklaren waarom de genitief van een eigennaam altijd gevolgd wordt door ef (§ 60.23):
Jânex ef pitter | Jâns fiets; de fiets van Jân |
---|---|
Yvonnex ef kinur kyls | Yvonns zieke poppen; de zieke poppen van Yvonn |
De bepalingen Jânex en Yvonnex kunnen moeilijk als lidwoordvervangende voornaamwoorden beschouwd worden als het lidwoord er nog achter staat.
1 | Het lidwoord ef hoort hier bij de genitiefbepalingen gekkerer en rozaecÿr, niet bij de zogenoemde fundamenten sért en lofas. |
---|
In Mesta (1964) wordt een poging gedaan om de gen.-constructies bij de additieven onder te brengen. Mesta wijst er onder meer op dat in de gen.-constructie ef Xg Y (ef gekkerer sért; ef rozaecÿr lofas) het lidwoord ef tegenwoordig weliswaar bij de gen.bep. Xg hoort (zie de vorige paragraaf, voetnoot 1), maar dat in het Oudspokaans waargenomen kan worden hoe ef óf bij Xg óf bij het fundament Y kan horen. Vergelijk:
ef sért | ~ ef kleter sért | het huis | ~ het nieuwe huis |
---|---|---|---|
~ ef gekkerer sért1 | ~ het huis van de leraar |
Dat het lidwoord althans in het Oudspokaans soms bij het fundament Y moet horen, blijkt volgens Mesta uit een zekere mate van congruentie tussen een meervoudig fundament en een soort meervoudsmarkering bij het lidwoord.
1 | Volgens Mesta kan het lidwoord ef hier bij sért horen; gekkerer fungeert dan evenals kleter als additief. |
---|
In een reactie op Mesta's artikel wijst Schiqufartiy-Mehratjen (1970) er (terecht) op dat er in de Oudspokaanse bronnen zo weinig vindplaatsen zijn waar de congruentie tussen fundament en lidwoord evident is, dat het niet gerechtvaardigd lijkt om een genitief als additief te beschouwen. Volgens Schiqufartiy-Mehratjen gaat Mesta's additiefsuggestie evenmin op voor gen.-constructies met eigennamen, want hier staat het lidwoord tussen gen.bep. en fundament in.
Ondanks het feit dat het onmogelijk is om uit te maken of een gen.bep. al dan niet syntactisch equivalent is aan een additief, wordt er in de Spokanistiek algemeen gebruikgemaakt van de termen attributieve genitief of genitief CATEGORIE II. Deze termen herinneren aan de additieven welke slechts vóór een substantief geplaatst kunnen worden (§ 40.4 en § 40.50). Hiertegenover staat de verbale genitief; deze drukt het subject in een gedeverbaliseerde bijzin uit. De verbale genitief vormt een bepaling bij het gedeverbaliseerde predicaat. Zie hiervoor vanaf § 60.59.
Achtereenvolgens worden in dit hoofdstuk behandeld:
60.6 ad § 60.5 A. Attributieve genitief
De constructie van de attr.gen. (of kortweg genitief) bestaat uit een fundament dat nader bepaald wordt door een genitiefbepaling (gen.bep.). De gen.bep. staat vóór het fundament en is herkenbaar aan een suffix. De vorm van dit suffix is afhankelijk van de categorie waartoe de gen.bep. behoort; deze categorieën zijn:
Verder worden in § 60.38–49 nog extra complicaties m.b.t. de categorieën a. t/m d. besproken.
De gen.-constructie is in de meeste gevallen equivalent aan een voorz.bep. met rifo (van), waarmee een bezit uitgedrukt wordt. De term "bezit" dient echter niet al te letterlijk genomen te worden, vooral niet met betrekking tot de abstr.subst.n. Als we in een voorz.bep. het voorzetsel rifo kunnen vervangen door een ander voorzetsel zonder dat de betekenis van de bepaling (noemenswaardig) verandert, is de notie van "bezit" kennelijk zo weinig aanwezig dat een equivalente gen.bep. onmogelijk is. Dit wordt nader besproken in § 60.48.
Een gen.bep. beschouwen wij in weerwil van de overwegingen uit § 60.1–4 als een lidwoordvervangende constructie, of nauwkeuriger: een gen.bep. komt in de plaats van het bepaalde lidwoord ef. Het fundament heeft dus altijd een aspect van bepaaldheid, als het voorafgegaan wordt door een gen.bep. Schematisch kan dat als volgt weergegeven worden (de onderste vet-rode tekst komt in de plaats van de bovenste):
ef kyl | (de pop) | ||
rifo ef 'nin = | ef 'niner | (van het meisje) |
» ef 'niner kyl (de pop van het meisje)
Woorden die níét voorafgegaan kunnen worden door het bepaalde lidwoord ef, kunnen evenmin voorafgegaan worden door een gen.bep. Dit is onder meer het geval bij eigennamen, zoals:
Ø Moffain | (Moffain) | ||
rifo kult ÿksanuters = | kult ÿksanuterser | (van onze buren) |
» * kult ÿksanuterser Moffain (Moffain van onze buren)1
(wel goed is: Moffain rifo kult ÿksanuters)
Vergelijk:
ef kâle | (de kwajongen) | ||
rifo kult ÿksanuters = | kult ÿksanuterser | (van onze buren) |
» kult ÿksanuterser kâle (de kwajongen van onze buren)2
1 | In de betekenis van: "onze buren hebben een zoon die Moffain heet". |
---|---|
2 | In de betekenis van: "onze buren hebben een zoon die een kwajongen is". |
Zoals reeds uit de voorbeelden van § 60.8–9 blijkt, kan de gen.bep. nader bepaald worden door een lidwoord (ef 'niner) of lidwoordvervangend voornaamwoord (kult ÿksanuterser) (zie Hoofdstukken 51 en 52). Dit geldt natuurlijk niet voor eigennamen, vergelijk:
rifo ef mosjeus > ef mosjeuser | van de vrouw; der vrouw |
---|---|
rifo Elsa > Elsaex | van Elsa; Elsa's
|
rifo nys sÿrt > nys sÿrtecÿr | van welke stad dan ook |
rifo Hirdo > Hirdoex | van Hirdo; Hirdo's |
Zowel de gen.bep. als het fundament kan in het enkelvoud of in het meervoud staan. Een meervoudige gen.bep. vereist echter tevens een meervoudig fundament, indien elke entiteit uit de gen.bep. gerelateerd is met een eigen entiteit uit het fundament. Vergelijk:
(1) | ef bellarter mimpit | het boek van de leerling |
---|---|---|
(2) | ef bellartser mimpit | het boek van de leerlingen |
(3) | ef bellartser mimpits | het boek/de boeken van de leerlingen |
(4) | ef bellarter mimpits | de boeken van de leerling |
In voorbeeld (1) is sprake van één boek dat in het bezit is van één leerling. In (2) is sprake van één boek dat in het bezit is van twee of meer leerlingen (een "collectief" boek). Voorbeeld (3) is ambigu: ofwel elke leerling bezit zijn/haar eigen boek (dus er zijn evenveel boeken als leerlingen), ofwel er is een aantal boeken (twee of meer) welke in het bezit zijn van twee of meer leerlingen. In (4) ten slotte is sprake van één leerling die twee of meer boeken bezit. Vergelijk ook § 31.12.
60.12 ad § 60.6 a. Concr.subst.n die een persoon aanduiden
Concr.subst.n die een persoon aanduiden krijgen als gen.suffix gewoonlijk -er:
ef 'niner kyl | de pop van het meisje |
---|---|
ef 'niner kyls | de poppen van het meisje |
ef 'ninser kyl1 | de pop van de meisjes |
lelmos 'ninser kyls2 | de pop[pen] van deze meisjes |
kost folluser frint | de vriend van mijn vader; mijn vaders vriend |
dena presedenter tonarânÿ | de lijfwacht van deze president |
teâk mosjeuser bus | de grillen van zo'n vrouw |
eft kratoer qundrés | de netten van een visser |
ef kelteer boerts3 | de koeien van de boer |
1 | Totaal één pop voor alle meisjes; vergelijk § 60.11, zin (2). |
---|---|
2 | Vergelijk § 60.11, zin (3). |
3 | Kelteer, spreek uit [keLtewer]. De ee staat hier dus níét voor de klank [é]. Zie ook § 11.36. |
Als een substantief op twee vocalen eindigt, mag het gen.suffix -er vervangen worden door de gereduceerde vorm -r:
dena roiyer/roiyr efantys | de kinderen van deze boswachter |
---|---|
ef knityaer/knityar lânðÿrs | de sieraden van de edelvrouw |
ef diôer/diôr oggo1 | de wraak van de god |
1 | Met een kleine letter wordt diô ('god' in het algemeen; met name in de Ergynne-godsdienst) als persoon beschouwd. De christelijke god is Diô ('God'), dit is een eigennaam en kent de genitief Diôex (van God; Gods), zie § 60.24. |
---|
Als een substantief op een vocaal + -e óf op drie of meer vocalen eindigt, is alleen de gereduceerde vorm -r toegestaan:
ef tlokkôer lûiy1 | de beslommeringen van de tantes |
---|---|
ef mojeruoûr hâpyjas | de schapen van de schaapherder |
dena épjôuar kriess2 | het geschreeuw van die ongemanierde vrouw |
1 | Tlokkôe is het onregelmatige meervoud van tlokko. Vergelijk ook: tlokkoer = tlokko + -er (van de tante). |
---|---|
2 | épjôu = 'ongemanierd persoon'; épjôua = 'ongemanierd vrouwspersoon'. |
Als een substantief op één of meer vocalen + -ÿ eindigt, is alleen het suffix -er toegestaan:
ef kratoÿer qundrés | de netten van de vrouwelijke vissers |
---|---|
ef glydaÿer remarcôsta | de opmerkingen van de vrouwelijke leden |
ef épjôuÿer kriess | het geschreeuw van de ongemanierde vrouwen |
De uitgang één of meer vocalen + -ÿ komt slechts voor bij meervoudige vr.subst.n die op productieve wijze zijn afgeleid van een mn.subst. met een of meer eindvocalen, zoals:
krato > kratoa > kratoÿ (zie § 30.12) |
visser > vr. visser > vr. vissers |
---|
Het suffix -er wordt bij dergelijke substantieven niet vervangen door het gereduceerde suffix -r omdat de combinatie -ÿ + -r dan als [ÿjer] uitgesproken zou worden (§ 11.2).
Het meervoudssuffix -sz (Blok 30.5) wordt gewijzigd in -st als het gevolgd wordt door het gen.suffix -er. Bijvoorbeeld:
ef keltosz ~ ef keltoster sgôrts | de boerinnen ~ de schorten van de boerinnen |
---|---|
ef prensz ~ ef prenster follusz | de prinsen ~ de vaders van de prinsen |
De uitspraak [sT] van -sz verandert dienovereenkomstig in [st].
Het gen.suffix -[e]r geldt ook bij overleden personen, afbeeldingen van personen, standbeelden en abstracte begrippen die als persoon beschouwd worden. Bijvoorbeeld:
ef pótâner rist | het zwaard van de gesneuvelde |
---|---|
ef lekkser afdrah1 | de stank van de lijken |
ef pôrtretaer zjeros2 | de glimlach van het portret |
ef monumentoser ÿlene3 | de sierlijkheid van het [stand]beeld |
ef rovretoser mé'usta4 | de draaikolken der liefde |
1 | Als er lijken van mensen bedoeld worden. Vergelijk: ef lekksecÿr afdrah (de stank van de dierenlijken/kadavers). |
---|---|
2 | Als de glimlach van de afgebeelde persoon bedoeld wordt. Vergelijk: ef pôrtretaecÿr prâft (de lijst van het portret). |
3 | Als de sierlijkheid bedoeld wordt van de vrouw die dat beeld voorstelt. Vergelijk: ef monumentosecÿr ÿlene (de sierlijkheid van het standbeeld). Nu ligt het accent op de sierlijke lijnen van het beeld zelf (misschien heeft de beeldhouwer wel een plompe vrouw in sierlijke stijl uitgebeeld). Voor het gen.suffix -ecÿr, zie § 60.18. |
4 | Het abstr.subst. rovretos (liefde) is hier beschouwd als een persoon, wat blijkt uit het voor personen gereserveerde gen.suffix -er. Dit is een zwakke vorm van personifiëring, zie § 22.17. Wordt een abstr.subst. als eigennaam beschouwd (en met een hoofdletter geschreven), dan is er sprake van een sterke vorm van personifiëring; zie hiervoor § 60.24. |
60.18 ad § 60.6 b. Overige concr.subst.n, en stoff.subst.n
Concr.subst.n die iets anders dan een persoon aanduiden, en ook stoff.subst.n, krijgen als gen.suffix gewoonlijk -ecÿr. Bijvoorbeeld:
ef pôrtretaecÿr prâft1 | de lijst van het portret |
---|---|
ef monumentosecÿr ÿlene1 | de sierlijkheid (sierlijke lijnen) van het [stand]beeld |
ef lekksecÿr afdrah1 | de stank van de kadavers/dierenlijken |
ef boertecÿr helt | de melk van de koe |
ef zuffusecÿr negs | de pitten van de pruimen |
kost sértecÿr zillepip | het dak van mijn huis |
ef knurfelecÿr sôtos | het geklots van het water |
tem côrnecÿr quondaros | de import van dit graan |
ef kóstoecÿr fojeldras2 | de vlekken van (= in) het kleed |
1 | Zie ook § 60.17. |
---|---|
2 | Kóstoecÿr, spreek uit [kóstowekÿjer]. De oe staat hier dus níét voor de klank [ó]. Zie ook § 11.36. |
Ook namen van letters, cijfers en tekens welke als symbool geschreven worden, kunnen het suffix -ecÿr krijgen. Dit wordt dan met een filâsto aangehecht, zie ook § 21.37–40. Vergelijk:
ef fârecÿr hupsteriy = ef 4-ecÿr hupsteriy1 | de grootte van de 4 |
---|---|
ef émecÿr lippiones = ef m-ecÿr lippiones | de poten van de m |
ef linne-pontoecÿr ponto = ef ?-ecÿr ponto | de punt van (= onder) het vraagteken |
ef prosentecÿr jag-lÿnt = ef %-ecÿr jag-lÿnt2 | de [schuine] streep van het procentteken |
1 | Vergelijk ook § 60.21. |
---|---|
2 | Formeel correct, maar niet al te duidelijk is de geheel in symbolen geschreven vorm: ef %-ecÿr / . |
Als een substantief op twee vocalen eindigt (waarvan de laatste níét een e is) kunnen we kiezen tussen het suffix -ecÿr of de gereduceerde variant -cÿr. In meer officiële schrijftaal wordt de voorkeur aan -ecÿr gegeven:
ef klaoecÿr/klaocÿr fûrtalos | de vruchtbaarheid van de klei |
---|---|
ef ontroâecÿr/ontroâcÿr ostrâfs | de spiraalveren van de matras |
ef wumaaecÿr/wumaacÿr faana | de fauna van de bossen |
Als een substantief op een -e of op drie of meer vocalen eindigt, wordt -ecÿr altijd vervangen door de gereduceerde vorm -cÿr:
ef zôgecÿr styfs | de groeven van (= in) de schors |
---|---|
ef pomeladecÿr quâstiy | de schil van de aardappel |
ef cieucÿr zillepip | het dak van de voorraadschuur |
lelmos fôtôecÿr spâklân | de eigenaar van deze foto's |
ef âkecÿr hupsteriy = | de grootte van de 8 |
= ef 8-cÿr hupsteriy1 |
1 | Vergelijk ook § 60.19. |
---|
Het meervoudssuffix -sz (Blok 30.5) wordt gewijzigd in -st als het gevolgd wordt door het gen.suffix -ecÿr:
ef kolesz ~ ef kolestecÿr miflifs | de scholen ~ de vensters van de scholen |
---|---|
ef forsz ~ sest forstecÿr wekkôsta1 | de kikkers ~ het gekwaak van zulke kikkers |
De uitspraak [sT] van -sz verandert dienovereenkomstig in [st].
1 | Wekkôsta staat in het meervoud omdat elke kikker "zijn eigen gekwaak" ten gehore brengt (zie § 60.11). |
---|
60.23 ad § 60.6 c. Abstr.subst.n en eigennamen
Eigennamen en abstr.subst.n krijgen als gen.suffix -ex (x uitgesproken als [kþ]1). Tussen de gen.bep. en het fundament komt bovendien nog het bepaalde lidwoord ef:
Jânex ef mimpit | Jâns boek; het boek van Jân |
---|---|
Elsaex ef kyls | Elsa's poppen; de poppen van Elsa |
ef rovretosex ef mé'usta2 | de draaikolken der liefde |
kâ ymâlgéex ef ékupiy | de voetangels van deze onzekerheid |
Myzoex ef fosies3 | Myzo's ouders; de ouders van Myzo |
Leeneex ef cirrôs3 | Leene's knikkers; de knikkers van Leene |
1 | In minder verzorgde spreektaal worden ook wel de uitspraken [þ] of [s] gehoord. In de dialecten op Tigof en Lomky wordt dikwijls het suffix -ts gebruikt: Δ Jânets ef mimpit (Jâns boek). | ||||
---|---|---|---|---|---|
2 | Vergelijk ook § 60.17 en § 60.24. | ||||
3 | De e van het suffix -ex wordt onmiddellijk na een o of e níét samengetrokken met de voorafgaande vocaal: de combinaties oe en ee worden dus niet uitgesproken als resp. [ó] en [é]:
Zie ook § 11.36–37. |
Ook gepersonifieerde abstr.subst.n (dus personificaties) hebben het karakter van een eigennaam; dit blijkt uit twee dingen: (i) ze worden met een hoofdletter geschreven en (ii) ze worden niet voorafgegaan door een lidwoord of lidwoordvervangend voornaamwoord. Bijvoorbeeld:
Rovretosex ef mé'usta1 | de draaikolken der liefde |
---|---|
Diôex ef giynatt2 | Gods genade
|
Kostohex ef miyparos melde Poirosex ef ubara3 | |
De gedachte van (= aan) de Geest is de spijs van het Leven |
1 | Vergelijk ook § 60.17 en § 60.23. |
---|---|
2 | Diô met het karakter van een eigennaam is de christelijke God; vergelijk ook § 60.13. |
3 | Citaat van Meelfer in de Sage van Rÿrða's dood, hoofdstuk VI, hym 23. Ef kostoh (de geest) is gepersonifieerd tot Kostoh (Geest), en ef poiros (het leven) tot Poiros (Leven). De Spokaanse naam van de sage luidt: Rÿrðaex ef koffonaecÿr Yzlât. Hier vormt Rÿrðaex de gen.bep. bij koffonaecÿr (ef koffona (de dood)). Rÿrðaex ef koffonaecÿr vormt in zijn geheel een gen.bep. bij yzlât (sage). |
Als een abstr.subst. op twee of meer vocalen eindigt, dan wordt het gen.suffix vervangen door de gereduceerde vorm -x:
kult piaquix ef nešâftros | de onschuld van onze vriendschap |
---|
Het gereduceerde suffix -x wordt echter níét gebruikt bij eigennamen en gepersonifieerde abstr.subst.n:
Caruaex ef esne | Carua's ezel |
---|---|
Piaquiex ef nešâftros | de onschuld van de Vriendschap |
Het meervoudssuffix -sz (Blok 30.5) wordt gewijzigd in -st als het gevolgd wordt door het gen.suffix -ex:
ef yrôqulosz ~ ef yrôqulostex ef travÿ |
de gewaarwordingen ~ de schrik van de gewaarwordingen |
---|
De uitspraak [sT] van -sz verandert dienovereenkomstig in [st].
Als een eigennaam uit meer elementen bestaat (bijvoorbeeld een dubbele naam, een voor- en achternaam, een titel met naam) krijgt alleen het laatste element het gen.suffix:
Mona-Lisaex ef zjeros | de glimlach van Mona-Lisa |
---|---|
Leffy Leenex ef dravôsta | de tekeningen van Leffy Leen |
Ârmyll Laji-Qurharrtex ef sientur | de moeder van Ârmyll Laji-Qurharrt |
merater Warnerex ef hurts | de honden van de heer Warner
|
Ÿrslâfera Nieche Comâf-Thor Matildaex ef husof | |
het kasteel van de Hooggeboren Vrouwe (gravin) Nieche Comâf-Thor Matilda |
Vergelijk ook § 61.80.
Tot omstreeks 1900 was het gebruikelijk om zowel het laatste lid van de voornaam als het laatste lid van de achternaam te suffigeren, dus:
† Leffyex Leenex ef dravôsta | de tekeningen van Leffy Leen |
---|---|
† Lerdu-Peollex Jastaf-Fes Umynsex ef efantys | de kinderen van Lerdu-Peoll Jastaf- Fes Umyns |
Een dubbele naam vóór de filâsto (dus een adellijke naam) werd echter eveneens gesuffigeerd:
† Ÿrslâfera Nieche Comâfex-Thor Matildaex ef husof |
het kasteel van de Hooggeboren Vrouwe (gravin) Nieche Comâf-Thor Matilda
|
---|
† Moffainex Frâkkeny Rifo Flâgpeex-Hojic Manôfex ef aša-hurts |
de hazewindhonden van Moffain Frâkkeny Rifo Flâgpe-Hojic Manôf |
Dit dubbele (bij adellijke namen zelfs driedubbele) gebruik van het suffix -ex komen we heden ten dage nog tegen in ambtelijke stukken, met name dagvaardingen, dwangbevelen en dergelijke. Vergelijk ook § 61.81. Voor het systeem van naamgeving in Spokanië wordt verwezen naar Hoofdstuk 172.
Als een naam voorafgegaan wordt door een functie of beroep, mag deze functie of dit beroep voorzien worden van het gen.suffix -er. Vergelijk:
menester Dysse Flofarriex ef arpinzôle = = menesterer Dysse Flofarriex ef arpinzôle | de plannen van minister Dysse Flofarri |
---|---|
prifjiofa Yne Gâns-Nômerex ef côlé = = prifjiofaer Yne Gâns-Nômerex ef côlé1 | het college van professor Yne Gâns-Nômer |
1 | Let op de vrouwelijke vorm prifjiofa (vr. professor). |
---|
Deze suffigering komt niet voor bij "lagere" beroepen, met name van ambachtslieden en arbeiders. Zo klinken de volgende suffigeringen komisch of ironisch:
® krodûrer Ugen Tycaex ef misan | de winkel van bakker Ugen Tyca |
---|---|
® mingatraer Sofiy Qull-Olôfex ef prûla | de bezem van werkster Sofiy Qull-Olôf |
Zie ook § 61.82.
Geografische namen en begrippen worden soms als eigennaam beschouwd en aldus met -ex gesuffigeerd. Deze constructie doet tegenwoordig bij geografische begrippen (zoals "rivier") nogal archaïsch aan; bij namen (zoals "Krappa") wordt het door velen als ouderwets of ambtelijk gevoeld. Zo'n genitief kan beter vervangen worden door een voorz.-constructie, door een additief, door een scheid.samst. of (alleen bij geografische begrippen) door een gen.-constructie met -ecÿr.1
Zie ook § 40.63–64, en § 41.31–39. Bijvoorbeeld:
Spooksoliyex ef prusots = ef spooksoliy prusots | de Spokanische rivieren; de rivieren van (= in) Spokanië |
---|---|
Hôlandesex ef sÿrts = ef hôlandes sÿrts | de Hollandse steden |
Pogalo-sÿrtex ef mirras = ef pogalo mirras2 | de straten van Pogalo-sÿrt |
† ef jakâmex ef vilduls = ef jakâmecÿr vilduls | de bomen van het veld |
Nenoex ef sectâ = ef sectâ lÿ Neno | de wijn uit (het district) Neno |
Bloiex ef dunjes = ef Bloi-dunjes | de duinen van (het district) Bloi |
† ef prusotsex ef klarbÿrs = ef prusotsecÿr klarbÿrs | de oevers van de rivieren |
1 | Als dergelijke gen.-constructies onderdeel zijn van een eigennaam (naam van een instituut o.i.d.), blijft -ex natuurlijk altijd behouden. Zo kunnen we de naam Spooksoliyex ef Kindisiy Akademiy (Koninklijke Academie van Spokanië) niet veranderen in * ef Spooksoliy Kindisiy Akademiy. |
---|---|
2 | Zie § 41.35 voor het additivische gebruik van pogalo uit de plaatsnaam Pogalo-sÿrt. |
Als een geografische naam uit meer dan één deel bestaat, wordt alleen het laatste deel gesuffigeerd:
Harâfloja-Ÿrtuhajex ef monercô | de burgemeester van Harâfloja-Ÿrtuhaj |
---|---|
Sinto-Oaji-Quzoex ef terfs | de stegen van Sinto-Oaji-Quzo |
Manes-Lašerex ef sectâ | de wijn uit Manes-Lašer |
Tona armt ef Grâtex ef polišo | de politie van Tona armt ef Grât |
Tot omstreeks 1900 was het echter gebruikelijk om alle nevengeschikte delen van een geografische naam van -ex te voorzien. Vergelijk ook § 60.28. Bijvoorbeeld:
† Harâflojaex-Ÿrtuhajex ef monercô | de burgemeester van Harâfloja-Ÿrtuhaj |
---|---|
† Manesex-Lašerex ef sectâ | de wijn uit Manes-Lašer |
† Sintoex-Oajiex-Quzoex ef terfs | de stegen van Sinto-Oaji-Quzo |
Deze dubbele of zelfs driedubbele suffigering gold echter niet voor ondergeschikte elementen:
Pogalo-sÿrtex ef mirras1 | de straten van Pogalo-sÿrt |
---|---|
Prenses-bajûftoex ef garrent | het station van Prenses-bajûfto |
Prens-Hady-sÿrtex ef ebesport | de vissershaven van Prens-Hady-sÿrt |
1 | Zie ook § 60.30. In feite zijn alle plaatsnamen op -sÿrt (stad), -zeces (dorp) e.d. geen dubbele namen; dikwijls vormen de achtervoegsels -sÿrt, -zeces e.d. een onscheid.samst., zoals in: Troebasÿrt; Lajetusÿrt; Wefotzeces. |
---|
Als een plaatsnaam gevolgd wordt door een riviernaam waaraan deze plaats ligt, kreeg (tot omstreeks 1900) de plaatsnaam het gen.suffix, en werd het fundament tussen plaatsnaam en rivierbepaling geplaatst. Het een en ander kwam overeen met de additivering van geografische namen, zoals besproken in § 41.31. Vergelijk:
Tona armt ef Grâtex ef polišo1 = = ef tona polišo armt ef Grât2 = = † Tonaex ef polišo armt ef Grât3 | de politie van Tona a/e Grât |
---|
1 | Zie § 60.31. |
---|---|
2 | Zie § 41.31. |
3 | Gebruikelijk tot ca. 1900. |
Ook namen van schepen, voertuigen, bedrijven, verenigingen, instanties ed. worden als eigennaam beschouwd. Zij kunnen dus het suffix -ex krijgen, zoals:
Volvoex ef fabriyks | de fabrieken van Volvo |
---|---|
Mercedes Benzex ef emploés | de werknemers van (= bij) Mercedes Benz |
Nuserkaex ef prate-fort | de vertrektijd van de Nuserka (veerboot) |
Titanic-kaex ef bové | de ondergang van de Titanic |
Šempoeg Fisa-clupex ef glydas1 | de leden van de Visclub van Šemp |
Spooksoliy Arânkasex ef perdosz | de verliezen van de Spokanische Spoorwegen |
1 | In de verenigingsnaam (= eigennaam) Šempoeg Fisa-clup zit reeds een genitief met het suffix -oeg. Zie hiervoor § 60.37. |
---|
In § 20.46 is geconstateerd hoe afkortingen en letterwoorden als eigennaam kunnen fungeren. Dit impliceert dat ook het gebruik van -ex mogelijk is. Evenals bijvoorbeeld een meervoudssuffix, wordt ook het suffix -ex met een filâsto aangehecht (vergelijk § 30.61):
SA-ex ef perdosz | de verliezen van de SA |
---|---|
Stami-ex ef ðÿny-kafpainosz1 | de prijsverhogingen van Stami |
EECŸRLUM-ex ef mennofiss | het hoofdkantoor van de EECŸRLUM |
1 | Dat Stami (naam van een warenhuisketen) van oorsprong een afkorting is (van stat-misan (staatswinkel)), wordt tegenwoordig nauwelijks nog zo gevoeld. Daarom kan de gen.vorm Stamiex (dus zonder filâsto) ook goedgekeurd worden, zoals besproken in § 60.34. |
---|
In § 60.8 is aangetoond dat een gen.bep. een lidwoordvervangende constructie is, m.a.w. het fundament heeft door de bijbehorende gen.bep. altijd een bepaald karakter (uitgedrukt door ef, indien de gen.bep. vervangen wordt door een voorz.bep.).
In § 60.23 hebben we geconstateerd dat een gen.bep. welke gevormd wordt met het suffix -ex, nog gevolgd wordt door het bepaalde lidwoord ef. Dit is als volgt schematisch weer te geven:
1. | ef kyl | (de pop) | ||
rifo Elsa = | Elsaex ef | (van Elsa; Elsa's) |
» Elsaex ef kyl (Elsa's pop)
Volgens schema 1. is rifo equivalent aan de gen.-constructie -ex + ef, waarbij dan de functie van bepaaldheid van ef verloren is gegaan – ef is een "dummy" geworden. In Pârdova (1980) wordt deze analyse verworpen, en de volgende analyse verdedigd:
2. | Ø ef kyl | (de pop) | ||
rifo Elsa = | Elsaex | (van Elsa; Elsa's) |
» Elsaex ef kyl (Elsa's pop)
Uit 2. kan het volgende geconcludeerd worden: een gen.bep. van een eigennaam wordt geplaatst vóór een complete constituent (m.a.w. lidwoord of lidwoordvervangend voornaamwoord blijft behouden). Pârdova (1980) toont aan dat de onderliggende structuur van het Spokaans een "gat" vertoont (in 2. gemerkt met Ø), onmiddellijk vóór een nominale constituent; dit gat kan opgevuld worden door een gen.bep. (in 2.: Elsaex). Zij trekt na een discussie, die buiten het kader van dit grammaticaboek valt, de conclusie dat het lidwoord ef (van ef kyl) dus geen "dummy" is en derhalve zonder bezwaar zou kunnen wijken voor een lidwoordvervangend voornaamwoord of een ander lidwoord (eft). Theoretisch zouden de volgende constructies volgens Pârdova correct moeten zijn:
? Elsaex eft kyl | een pop van Elsa |
---|---|
? Elsaex dena kyl | deze pop van Elsa |
? Elsaex kyls | poppen van Elsa |
De twijfelachtigheid van deze constructies doet vermoeden dat er na de gen.insertie volgens schema 2. een blokkeerregel in werking treedt die lidwoordvervangende procedures tegengaat.
Bovenstaande drie constructies zijn met "twijfelachtig" gemarkeerd, en niet met "ongrammaticaal", omdat het Spokaans enkele dialecten kent (met name het Môliy-Spokaans op West-Liftka) waar dergelijke "twijfelachtige" constructies wél gangbaar zijn. In deze dialecten schijnt een blokkeerregel dus niet te werken.
60.37 ad § 60.6 d. Geografische namen
Ouderwetse of ambtelijke gen.vormen van geografische namen zijn behandeld in § 60.30–33. We zullen ons nu beperken tot het hedendaagse gen.suffix -óg. Dit suffix wordt voornamelijk gebruikt om een soort, type, ras, afkomst of anderszins een hechte band tussen gen.bep. en fundament uit te drukken. Dit geldt bijvoorbeeld bij bepaalde producten waardoor een plaats of streek bekendheid gekregen heeft, of als de gehele gen.-constructie de naam is van een krant, vereniging, instantie e.d., of als een plaats bekendheid geniet als geboorteplaats van een bekend persoon. Bij producten gaat het ook vaak om een soortnaam: zo is Leidenóg blarâs (Leidse kaas) een bepaald soort kaas die niet per se uit Leiden afkomstig hoeft te zijn. Daarentegen komt Vlÿsóg sectâ (wijn uit Vlÿs) wel altijd uit de streek Vlÿs, omdat het hier om een beschermde naam gaat ("beschermde oorsprongsbenaming"). Zie ook § 40.65. Bijvoorbeeld:
ef Trendonóg minnepirta | het porselein van Trendon |
---|---|
Leidenóg blarâs | Leidse kaas |
Vlÿsóg sectâ | wijn uit Vlÿs (streek op Lomky) |
Belganoóg róts | het ras van Belgische trekpaarden |
ef Mindeóg stindiy H. Gynÿnn | de Minde'se schrijver H. Gynÿnn |
Ef Kleter Hirdoegg1 | (lett. "De Nieuwe Hirdo'se" (dagblad)) |
Šempoeg Fisa-clup1 | (lett. "Visclub van Šemp") |
De met 1 gemerkte eigennamen kunnen bovendien zelf als gen.bep. fungeren (zie ook § 60.34):
Ef Kleter Hirdoeggex ef ârtycele2 | de artikelen van (= in) Ef Kleter Hirdoegg |
---|---|
Ef Šempoeg Fisa-clupex ef glydaÿ | de vrouwelijke leden van de Visclub van Šemp |
1 | Deze constituenten worden in zijn geheel als eigennaam opgevat waardoor -óg als -oeg geschreven wordt (§ 11.34). Bij de krantennaam Ef Kleter Hirdoegg ontbreekt het fundament achter de genitief; oorspronkelijk heette de krant Ef Kleter Hirdoegg Quiyrda (De Nieuwe Hirdo'se Courant). Let ook op wat er bij Hirdoegg gebeurd is: de oorspronkelijke genitief van Hirdo is Hirdoóg. Het accent is dus verschoven van de i naar de o (voorlaatste lettergreep). De vorm -oóg (uitspraak [owóg]) is gereduceerd tot -óg, er is dus een lettergreep verloren gegaan, zodat de i weer de voorlaatste lettergreep geworden is. Om nu te voorkomen dat het accent weer terugschuift naar deze i, wordt dit accent met behulp van consonantverdubbeling (g > gg) op de laatste lettergreep gefixeerd. Dit resulteert in de vorm Hirdógg, die als deel van een eigennaam geschreven wordt als Hirdoegg. |
---|---|
2 | Hirdoeggex is een zeldzaam geval van dubbele gen.-markering! Dit is mogelijk omdat het fundament ontbreekt (zie voetnoot 1). |
Zowel de gen.bep. als het fundament kan door een of meer additieven en/of een telwoord bepaald worden. Bijvoorbeeld:
ef rovret 'niner kyl | de pop van het lieve meisje |
---|---|
kost liftkar otoecÿr quÿe-trôchâ | het reservewiel van mijn oude auto |
lelmos dur kordasecÿr sers tarisz | de zes torens van deze drie kerken |
ef kelteer lÿn miterus hâpyjas | de elf bruine schapen van de boer |
groft juvel ÿksanuterser dur ÿrts hurts | de drie valse honden van zijn wrede buren |
poirdÿf Moffainex ef hupster šâfts | de grote schulden van de overleden Moffain |
ef mindefit naurrblufkex ef pÿriy môkestos1 | de eeuwige dreiging van het rode slagveld |
kost terat dres-tif ki sourer hupster oras uas-tegt | de grootste blunder van mijn zeer eigenwijze zuster |
1 | In dit citaat uit Senÿðiy Prensaer Yzlât (Sage van de moedige Prinses, hoofdstuk III, hym 3) wordt naurrblufk (slagveld) als geografisch begrip opgevat. Het gebruik van het gen.suffix -ex doet hier archaïsch aan. |
---|
Twee additieven die bij hetzelfde substantief horen, worden altijd met én verbonden, indien dit substantief een gen.bep. of fundament is. Er is in dit geval dus geen keuze tussen een komma en het voegwoord én, zoals besproken in § 40.7:
groft juvel ÿksanuterser ÿrts én kariyn hurts |
de valse, lelijke honden van zijn wrede buren
|
---|
Nyjâ ahoqugme furt ef habilem én kleter cafermôjôlecÿr psermt én effekluft wempelira mabys.1 |
Nyjâ schrikt van het schrille en enigszins zeurderige geluid van de handige nieuwe koffiemolen. |
1 | Citaat uit de roman Ylsa (Honing) van Ârmyll Jelafoiy-Reâmehhe (1973). |
---|
Additieven die een bepaling vormen bij een gen.bep. worden niet meer beschouwd als attributieve additieven, maar als adjectivische additieven (zie § 40.2 en § 40.4). Dit komt doordat een attr.add. per definitie een bepaling vormt bij een substantief (of substantiefvervangende woordsoort), en een gen.bep. is niet langer een "ongeschonden" substantief – het is een bepaling geworden die ondergeschikt is aan een andere constituent (t.w. het fundament), en dus het karakter van een additief heeft gekregen. Vergelijk a. en b., waarbij a. reeds in het schema van § 40.4 voorkwam:
a. | b. |
Een attr.add. is naar de vorm niet te onderscheiden van een adj.add., behalve als ze eindigen op -iy of -lira en verlengd zijn met een meervoudssuffix. (§ 42.2 en § 42.5). Nu blijkt dat het meervoudssuffix -n verandert in -m, zodra add. + subst. een gen.bep. vormen, of met andere woorden: het attr.add. wordt een adj.add (zie ook § 42.6). Vergelijk de attr.add.n (met -n) in a., en de adj.add.n (met -m) in b.:
a. | ef zlÿšiyn 'nins | de verwende meisjes |
---|---|---|
b. | ef zlÿšiym 'ninser kyl | de pop van de verwende meisjes
|
a. | ef sÿstriyn fabriyks | de vervallen fabrieken |
b. | ef sÿstriym fabriyksecÿr terÿnn | het terrein van de vervallen fabrieken
|
a. | tem simajeliran efantys | deze achterbakse kinderen |
b. | tem simajeliram efantyser vlaxânðo | de streek van deze achterbakse kinderen
|
a. | ef kluršiyn knurfel | het kabbelende water |
b. | ef kluršiym knurfelecÿr mabys1 | het geluid van het kabbelende water
|
a. | ef môntyeliram choffiyn dreutôsta | de onnoemelijk rumoerige machines |
b. | ef môntyeliram choffiym dreutôstaecÿr crubunos2 | het gedreun van de onnoemelijk rumoerige machines
|
a. | ef ÿtineliran mosjeusz | de zwangere vrouwen |
b. | ef ÿtineliram mosjeuster naliycosz | de verzorging van de zwangere vrouwen |
1 | Daar we volgens § 42.3 een stoff.subst. ook enkelvoudig mogen behandelen, kunnen we schrijven: ef kluršiy knurfel, en: ef kluršiy knurfelecÿr mabys. Als we vinden dat er eerder een semantische relatie bestaat tussen mabys (geluid) en kluršiy[m] (kabbelend), dan tussen mabys en knurfel (water), dan kunnen we de gen.-constructie beter vervangen door een voorz.bep.: ef mabys rifo ef kluršiy[n] knurfel (zie verder § 60.48 punt 5.). |
---|---|
2 | Môntyeliram is zowel in a. als in b. een adj.add. dat een bepaling vormt bij het attr.add. choffiyn in a., en bij het adj.add. choffiym in b. |
Let op de volgende discrepantie: als de schema's a. en b. van § 60.40 met lexicale elementen ingevuld worden, krijgen we bijvoorbeeld:
a. | ef graviym flifados 'jans (de verschrikkelijk aardige jongens) | |
b. | ef zlÿšiym 'ninser kyl (de pop van de verwende meisjes) |
In schema a. dankt het adj.add. (graviym) in positie A zijn meervoudssuffix -m aan het feit dat het element in positie C (het subst. 'jans) in het meervoud staat. Het element in positie B (attr.add. flifados) oefent wat betreft de oppositie enkelvoud ~ meervoud géén invloed op A uit.
In schema b. daarentegen dankt het adj.add. (zlÿšiym) in positie A zijn meervoudssuffix -m aan het feit dat het element in positie B (de gen.bep. 'ninser) in het meervoud staat. Het element in positie C (fundament kyl) oefent wat betreft de oppositie enkelvoud ~ meervoud géén invloed op A uit. Deze discrepantie is in het volgende schema verduidelijkt:
a′. | b′. |
Volgens Blok 42.23 is -m het enige meervoudssuffix dat door een adj.add. gedragen kan worden. Dit betekent dat het meervoudssuffix voor een extern meervoud (-[e]s) komt te vervallen als een attr.add. binnen een gen.bep. verandert in een adj.add. Zie ook § 42.12. Vergelijk:
(1) | a. | ef blakkers chat ur hurt |
de witte kat en [witte] hond | ||
---|---|---|
b. | ef blakker chatecÿr ur hurtecÿr spâklân | |
de eigenaar van de witte kat en hond
| ||
(2) | a. | ef oménkas fabriyks ur knoiyts |
de verlaten fabrieken en [verlaten] loodsen | ||
b. | ef oménka fabriyksecÿr ur knoiytsecÿr miflifs | |
de vensters van de verlaten fabrieken en loodsen |
Uit (1b) blijkt niet meer dat het add. blakker ook bij hurt[ecÿr] hoort. Uit (2b) blijkt niet meer dat het add. oménka ook bij knoiyts[ecÿr] hoort. Deze onduidelijkheid is op te heffen door (i) het voegwoord ur in én te veranderen (zie § 120.86–87), of door (ii) het spoor idem toe te voegen (zie § 132.45). Vergelijk de b-zinnen met c.:
(1) | c. | ef blakker chatecÿr én hurtecÿr spâklân |
c. | ef blakker chatecÿr ur idem hurtecÿr spâklân | |
de eigenaar van de witte kat en de [witte] hond
| ||
---|---|---|
(2) | c. | ef oménka fabriyksecÿr én knoiytsecÿr miflifs |
c. | ef oménka fabriyksecÿr ur idem knoiytsecÿr miflifs | |
de vensters van de verlaten fabrieken en de [verlaten] loodsen |
Gecombineerd gebruik van én en idem wordt als incorrect (sommigen zeggen: hypercorrect) beschouwd.
Als een fundament bestaat uit een substantief dat (met -os) van een werkwoord is afgeleid, is de semantische verhouding gen.bep. ~ fundament in het algemeen equivalent aan de verhouding object ~ predicaat. Bij de volgende voorbeelden wordt in a. het subject voorgesteld door X. In b. staat een voorz.bep. die níét door een gen.-constructie vervangen kan worden omdat het fundament nooit uit een nominaal gebruikte infinitief mag bestaan. In c. staat een substantief dat van een werkwoord is afgeleid; hier is dus een gen.-constructie (na het =-teken) mogelijk. Merk op dat er in de c-zinnen sprake is van een "deactivering": terwijl in b. de nadruk wordt gelegd op de feitelijke handeling, wordt in c. een toestand beschreven, die hetzij een "fotografische momentopname" van de handeling voorstelt (zoals bij kassôsta), hetzij het gevolg van de handeling uitdrukt (zoals bij kainos). Bijvoorbeeld:
a. | X kasse ef slaviys. | X martelt de slaven. |
---|---|---|
b. | ef kasse rifo ef slaviys | het martelen van de slaven (= de slaven worden gemarteld) |
c. | ef kassôsta rifo ef slaviys = = ef slaviyser kassôsta1 | de marteling van de slaven (= de slaven ondergaan de marteling)
|
a. | X kaine ef telebôs. | X vernielt de telefooncel. |
b. | ef kaine rifo ef telebôs | het vernielen van de telefooncel (= de cel wordt vernield) |
c. | ef kainos rifo ef telebôs = = ef telebôsecÿr kainos | de vernieling van de telefooncel (= de telefooncel bevindt zich in vernielde staat) |
1 | Kassôsta (marteling[en]) staat in het meervoud omdat elke slaaf "zijn eigen marteling" ondergaat, ofwel: er zijn evenveel "martelacties" als slaven. |
---|
In de vorige paragraaf gaat het om een gen.-constructie die de verhouding object ~ predicaat uitdrukt. Als we de verhouding subject ~ predicaat in een gen.-constructie willen uitdrukken, moeten we gebruikmaken van een verbale genitief. Zie hiervoor § 60.59 en verder. Alleen als het fundament bestaat uit een substantief dat van een intransitief werkwoord is afgeleid, is de semantische verhouding gen.bep. ~ fundament equivalent aan de verhouding subject ~ predicaat. Bijvoorbeeld:
a. | Ef publiyc obezjere. | Het publiek lacht. |
---|---|---|
b. | ef obezjere rifo ef publiyc1 | het lachen van het publiek (= het publiek lacht) |
c. | ef obezjeros rifo ef publiyc1 = = ef publiycer obezjeros | het gelach/lachen van het publiek |
In b. wordt de nadruk gelegd op de actie van het lachen, terwijl in c. eerder sprake is van een "fotografische momentopname", van de wijze van lachen, of van één (kortstondige) lach.
1 | Een voorz.bep. waarin het subject (i.p.v. het object) uitgedrukt wordt, maakt liever gebruik van het voorzetsel pai (door): ef farte pai Jân of ef fartos pai Jân. Zie Blok 140.10. |
---|
Soms bestaat een fundament uit een substantief dat weliswaar van een werkwoord is afgeleid, maar dat door lexicalisatie een "eigen" betekenis (onafhankelijk van het werkwoord) is gaan leiden. In dit geval komt de semantische verhouding gen.bep. ~ fundament lang niet altijd overeen met de verhouding object ~ predicaat, of eventueel subject ~ predicaat. Bijvoorbeeld:
lelperre ~ ef lelperros | hebben ~ het bezit (niet: "het hebben") |
---|---|
veve ~ ef vevos | weven ~ de geweven stof (niet: "het weven; het geweef") |
snue ~ ef snuos | snoeien ~ de gesnoeide heg (niet: "het snoeien; het gesnoei") |
Bij de volgende voorbeelden staat in b. een nominaal gebruikte infinitief waarbij de voorz.bep. het object uitdrukt. In c. staat het gelexicaliseerde substantief waarbij de voorz.bep. geen enkele relatie meer heeft met het object of subject uit a. (al kan het subject eventueel uitgedrukt worden). Met GEN wordt bedoeld: willekeurig gen.suffix (-er, -ecÿr enz.):
a. | X lelperre ef mimpit. | X heeft het boek. |
---|---|---|
b. | ef lelperre rifo ef mimpit | het hebben van het boek |
c. | ef lelperros rifo X = X-GEN lelperros1 | het bezit van X (= X bezit iets)
|
a. | X veve ef kósto. | X weeft het kleed. |
b. | ef veve rifo ef kósto | het weven van het kleed (= het kleed wordt geweven) |
c. | ef vevos rifo Y = Y-GEN vevos2 | het weefsel van Y; Y's weefsel
|
a. | X snue ef grûs. | X snoeit de heg. |
b. | ef snue rifo ef grûs | het snoeien van de heg (= de heg wordt gesnoeid) |
c. | ef snuos rifo Z = Z-GEN snuos3 | de gesnoeide heg van Z; Z's gesnoeide heg |
1 | De gen.bep. X-GEN drukt het subject uit (degene die iets bezit). Vergelijk: ef holos rifo ef mimpit = ef mimpitecÿr holos (het bezit van het boek). Nu gaat het om het object. |
---|---|
2 | De gen.bep. Y-GEN kan van alles zijn, ook een niet-persoon (dus ook een kleed). |
3 | De gen.bep. Z-GEN kan van alles zijn, ook een niet-persoon. Ze kan echter niet het object uit a. zijn, want ® "de gesnoeide heg van de heg" is semantisch vreemd. |
Een gen.-constructie is onmogelijk als het fundament onbepaald is (eft of geen lidwoord) of bepaald wordt door een lidwoordvervangend voornaamwoord (behoudens de dialectische spreektaalgevallen zoals aangestipt in § 60.36), maar als het bep.lidw. ef vervangen is door goe, is er geen bezwaar tegen om toch een gen.-constructie toe te passen. In dat geval keert de ambiguïteit die door goe opgeheven was, weer terug. Vergelijk ook (1), (2) en (3) in § 31.12. Met Ø wordt bedoeld: geen genitief mogelijk:
(1) | Ef stûdents trempe eft mimpit rifo ef bibliotekke. > Ø |
De studenten lezen een boek van (= uit) de bibliotheek.
| |
---|---|
(2) | Ef stûdents trempe gopirus mimpits rifo ef bibliotekke. > Ø |
De studenten lezen enige boeken van (= uit) de bibliotheek.
| |
(3) | a. Ef stûdents trempe ef mimpits rifo ef bibliotekke. > |
b. > Ef stûdents trempe ef bibliotekkecÿr mimpits. | |
De studenten lezen de boeken van (= uit) de bibliotheek.
| |
(4) | a. Ef stûdents trempe goe mimpits rifo ef bibliotekke. > |
b. > Ef stûdents trempe ef bibliotekkecÿr mimpits. | |
De studenten lezen [elk] een boek van de bibliotheek. |
De gen.-constructies (3b) en (4b) zijn identiek, zodat de betekenisverschillen die in (3a) en (4a) uitgedrukt worden, nu geëlimineerd zijn. Zie ook § 60.11.
In een aantal gevallen wordt de gen.-constructie hetzij bij voorkeur, hetzij verplicht vervangen door een voorz.bep.:
ûqu ef achômm rifo Petriy (i.p.v. ? ûqu Petriyex ef achômm) |
in het nadeel van Petriy
|
---|
lef ðônos-ÿrôm rifo ef âpippolâ (i.p.v. ? lef ef âpippolâecÿr ðônos-ÿrôm) |
in samenwerking met de politie
|
ef lelperre ef pevutro rifo eft oto (i.p.v. * ef lelperre eft otoecÿr pevutro) |
de beschikking hebben over een auto |
ef leÿr rifo ef menngarrent-lurfel-harber1 (i.p.v. ? ef menngarrent-lurfel-harberer leÿr) |
het dienblad van de ober uit het restaurant op het centraal-station |
---|
1 | Velen zullen de scheid.samst. ef menngarrent-lurfel-harber afkeuren en de voorkeur geven aan een gen.-constructie als: ef menngarrent-lurfelecÿr harber (de ober van het centraal-station-restaurant). |
---|
ef oto rifo ef tjondatjener ûsto (i.p.v. ? ef tjondatjener ûstoer oto2) |
de auto van de kok zijn dochter |
---|
Uitzondering: een constituent welke als eigennaam fungeert en waarin een gen.bep. onverbrekelijk aanwezig is, kan in zijn geheel als gen.bep. dienen, zoals (zie ook § 60.37):
Ef Kleter Hirdoeggex ef dôndiyn ârtycele |
de brallende artikelen van (= in) Ef Kleter Hirdoegg
|
---|
Šempoeg Fisa-clupex ef glydas |
de leden van de Visclub van Šemp |
2 | Deze dubbele gen.-constructie wordt door sommigen zelfs als fout gerekend (? wordt *). |
---|
ef armâtat rifo ef litalu = ef armâtat mip ef litalu3 (i.p.v. ? ef litaluecÿr armâtat) |
het licht van (= uit) de lamp |
---|
Ook bij idiomatische uitdrukkingen, gedeverbaliseerde infinitieven en van werkwoorden afgeleide substantieven is de notie van "bezit" niet zo duidelijk. Zie onder punt 1. hierboven en § 60.44.
3 | In dit voorbeeld worden rifo en mip feitelijk beschouwd als richting-uitdrukkende voorzetsels: "het licht stroomt uit de lamp". Vergelijk dit met ef mimpits rifo ef bibliotekke (§ 60.47), waar eerder sprake is van het feit dat "de bibliotheek de boeken bezit". |
---|
(1) | a. ef kluršiym knurfelecÿr mabys |
b. ef mabys rifo ef kluršiyn knurfel | |
het geluid van het kabbelende water
| |
---|---|
(2) | a. ef fluoreserelira prasecÿr armtâ |
b. ef armtâ rifo ef fluoreserelira pras | |
het schijnsel van de fluorescerende horlogewijzers
| |
(3) | a. ef kinur meraterer festasser |
b. ef festasser rifo ef kinur merater | |
de besmettelijkheid van de zieke man |
Bij (1) associëren we "kabbelen" met een vorm van geluid; bij (2) is "fluorescerend" iets dat bij het schijnsel hoort; bij (3) denken we aan "besmettelijke ziekte".
Zie ook § 60.41 voetnoot 1.
In alle gevallen kan een gen.-constructie door een voorz.bep. vervangen worden. Dit gebeurt dan ook frequent in de spreektaal (voor het gemak) en eventueel in de schrijftaal (uit stilistische overwegingen). In poëtisch en ambtelijk taalgebruik is het niet ongewoon om zowel gen.-constructies als het voorzetsel rifo te vervangen door bepalingen met andere, semantisch minder "lege" voorzetsels. Het volgende voorbeeld is enigszins extreem omdat het zelden voorkomt dat in één lange zin óf slechts gen.-constructies, óf slechts voorz.bep.n achter elkaar volgen: a. is neutrale schrijftaal, b. is spreektaal, c. is ambtelijk:
a. | Ef brÿr stamelef Michequandroex ef zjoffos, ef mennmenesterer aupross-fotels vobarelira ef ekonomise mimðerecÿr riffô, melde ef minkecÿr fartos-cor, na lelmo gurtecÿr quiyrda.
|
b. | £ Ef zjoffos rifo ef brÿr stamelef Michequandro, ef aupross-fotels rifo ef mennmenester vobarelira ef riffô rifo ef ekonomise mimðer, melde ef fartos-cor rifo ef mink, na ef quiyrda rifo lelmo gurt.
|
c. | $ Ef zjoffos pai Brÿrex ef stamelef Michequandro, ef aupross-fotels mešanô ef mennmenester vobarelira ef riffô fân ef ekonomise mimðer, melde ef fartos-cor lóf ef mink, na ef quiyrda kest lelmo gurt.1
|
De bewering van Brÿrs eilandsafgevaardigde Michequandro, dat de beleidsfouten van de minister-president de bron van de economische ellende vormen, is de dooddoener van de week, aldus de krant van vanochtend. |
---|
De herhaalde opeenvolging van het gen.suffix -ecÿr in a., of van het voorzetsel rifo in b. zijn stilistisch niet erg fraai. De voorkeur wordt daarom gegeven aan een evenwichtige afwisseling van gen.- en voorz.-constructies.
1 | Voor de precieze betekenis van al deze "zware" voorzetsels wordt verwezen naar de Blokken 140.8 en 140.10. |
---|
60.50 ad § 60.6 e. Voornaamwoorden
Sommige voornaamwoorden kunnen voorzien worden van een gen.suffix. Het vrag.vnw. lomp (wie) kan gesuffigeerd worden met -er: lomper (wiens; wier; van wie). Zie ook Blok 150.45. Bijvoorbeeld:
Tu trempe lomper mimpit? | Wiens/wier boek lees je?; Van wie is het boek dat je leest? |
---|---|
Lomper oto melde? | Van wie is de/die auto? |
Lomper oto mesâe? | Wiens/wier auto is groen?; Van wie is de/die groene auto? |
Blul lomper kleter criamusts kuntiyrelije? | Wiens/wier nieuwe handschoenen zijn gestolen? |
Do linne, lomper mimpit meltât. | Hij vraagt, wiens/wier boek dit is. |
Voor vragende zinnen, zie Hoofdstuk 150.
Lomper kan evenals lomp ook als voegwoord fungeren, bijvoorbeeld:
a. | Gress nert tiffe, lomper tubôs do ustjâge ef.1 |
Ik weet niet wiens vrouwO hij bedriegt. | |
---|---|
b. | Gress nert tiffe, lomper tubôs ustjâge do. |
Ik weet niet wiens vrouwS hem bedriegt. |
Merk op dat in a. de vrouw het object is (zij wordt bedrogen); in b. is zij het subject (zij bedriegt).
Voor het syntactische onderscheid tussen een indirecte vragende zin en een ondergeschikte bijzin wordt verwezen naar § 150.167–170.
1 | De voegwoordelijke bepaling lomper tubôs verhuist van de objectpositie achter het werkwoord naar het begin van de bijzin. De nu opengevallen objectpositie wordt gevuld met het spoor ef. Zie hiervoor § 130.72–73. |
---|
Het vrag.vnw. kluft (wat; wie (dieren)) kan gesuffigeerd worden met -ecÿr:
kluftecÿr (van wat; waarvan; van wie (dieren)). Zie ook Blok 150.45. Bijvoorbeeld:
Kluftecÿr dreutos-partes tirduse? |
Waarvan zijn de machine-onderdelen kapot?; Van welke machine zijn de onderdelen kapot?
|
---|
Tu nert affionnose kluftecÿr fijânta? |
Van welk vlees houd je niet? (lett. "van wiens (= welk dier) vlees houd je niet?")
|
Eup linne, kluftecÿr blusôn meltât. |
Ze vraagt waar de/die bloesem van is. (= van welke boom die bloesem is)
|
Gress linne, Lena kluftecÿr hyrr mitachosât. |
Ik vraag, wiens/wier gezang (= gezang van welke vogel[s]) Lena (met de recorder) opgenomen heeft. |
Voor vragende zinnen, zie Hoofdstuk 150.
Kluftecÿr kan evenals kluft ook als voegwoord fungeren. Bijvoorbeeld:
Gress vraboe, kluftecÿr quÿe-trôchâ do kuntiyro ef.1 |
Ik vermoed, waarvan (= van welke auto) hij het reservewiel gestolen heeft.
|
---|
Gress nert tiffe, kluftecÿr decs melde. |
Ik weet niet waar dit deksel van is. (lett. "welks deksel")
|
Kirro vraboe, kluftecÿr mabys qugle ânkest ón do. |
We vermoeden, waarvan het geluid (= welks geluid) hem bang maakt. |
Voor het syntactische onderscheid tussen een indirecte vragende zin en een ondergeschikte bijzin wordt verwezen naar § 150.167–170.
1 | Zie § 60.51 voetnoot 1. |
---|
Ook de betr.vnw.n kunnen voorzien worden van een gen.suffix. Deze suffigering is enigszins onregelmatig en is te vinden in Blok 124.3. Wij volstaan hier met enkele voorbeelden. Vergelijk:
a. | Ef sért buro, té eft rittiy zillepip lelperre. |
Het huis, dat een rieten dak had, is afgebrand. | |
---|---|
b. | Ef sért buro, técÿr zillepip meldo rittiy. |
Het huis, waarvan (= welks) dak van riet was, is afgebrand.
| |
a. | Gress hatre ki ef tubôs, té farte ta tehaste. |
Ik haat de vrouw die daar op straat loopt. | |
b. | Gress hatre ki ef tubôs, téx sour farte ta tehaste. |
Ik haat de vrouw, wier zuster daar op straat loopt.
| |
a. | Do stjece ki eft zecofos, gress nert unere sem. |
Hij vertoont een genegenheid die ik niet begrijp. | |
b. | Do stjece ki eft zecofos, gress nert unere semÿr baso. |
Hij vertoont een genegenheid, waarvan ik de reden niet begrijp. |
Zie verder § 124.24–25.
Ook de meeste zelfst.vnw.n kunnen voorzien worden van een gen.suffix. Deze suffigering is enigszins onregelmatig en wordt behandeld in de Blokken 73.2–3. De bep.aank.vnw.n, en verder het voornaamwoord stus (men) kennen geen gen.afleiding. Wij volstaan hier met enkele voorbeelden. Vergelijk:
a. | Râste quartog fes ef tult. | |
Niemand mag zich in de gang ophouden. | ||
---|---|---|
b. | Râster kas menkeratog fes ef tult. | |
Niemands jas mag in de gang hangen; Niemand mag zijn jas in de gang hangen.
| ||
a. | Ef flâs latere fes ef omelech – minkers melde rôftiyn. | |
De vlaggen wapperen in de wind – sommige zijn gescheurd. | ||
b. | Ef flâs latere fes ef omelech – minkersÿr bôrtés melde rôftiyn.1 | |
De vlaggen wapperen in de wind – de rand[en] van sommige is/zijn gescheurd.
| ||
a. | Kirro nert unere fitaju. | Zoiets begrijpen we niet. |
b. | Kirro nert unere fitacÿr hâc. | Van zoiets begrijpen we het nut niet. |
1 | Bôrtés staat in het meervoud omdat elke vlag zijn eigen rand[en] heeft (§ 60.11). |
---|
In een aantal dialecten (o.a. Tjemp, Zverosta-kust, Tigof en Lomky) vervangt de gen.vorm van pers.vnw.n de expliciete bez.vnw.n (zie Blok 51.3). Zie ook Blok 70.5. Vergelijk:
kost blôlot = Δ gressex ef blôlot | mijn blokkendoos |
---|---|
belt kyls = Δ eupex ef kyls | haar poppen |
gert aerrf = Δ gÿrsex ef aerrf | uw hengst |
Ook het Standaardspokaans kent een geval waarin dergelijke gen.vormen gebruikelijk zijn. Zie § 60.60.
Het impliciete bez.vnw. sener (§ 51.5) is in feite de gen.vorm van sen (zich), zie Blok 72.3. In de dialecten waarin de expliciete bez.vnw.n plaats gemaakt hebben voor een genitief van de pers.vnw.n (§ 60.56), wordt sener dikwijls vervangen door senex ef. Dit analoog aan gressex ef, eupex ef, enzovoort:
Do ichize sener ûsto = Δ Do ichize senex ef ûsto. |
Hij kust zijn [eigen] dochter. |
---|
We besluiten de behandeling van de attributieve genitief met een overzicht van de verschillende suffixen:
Genitiefsuffixen | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
algemeen | V-ÿ | C-e | 1V-e | 3VVV | 2VV | |
concr.subst. * persoon | -er | -r | -er/-r | |||
concr.subst. * niet-persoon + stoff.subst. | -ecÿr | -cÿr/-ecÿr | -cÿr | -cÿr/-ecÿr | ||
abstr.subst. * | -ex ef | -ex ef | -ex ef | -x ef | ||
eigennaam | -ex ef |
* | -sz (meervoudssuffix) wordt -st + gen.suffix |
---|---|
V-ÿ | te suffigeren woord eindigt op één of meer vocalen + -ÿ |
C-e | te suffigeren woord eindigt op één of meer consonanten + -e |
1V-e | te suffigeren woord eindigt op één vocaal + -e |
3VVV | te suffigeren woord eindigt op drie of meer vocalen |
2VV | te suffigeren woord eindigt op twee vocalen |
60.59 ad § 60.5 B. Verbale genitief
De verbale genitief (verb.gen.) wordt gebruikt bij de deverbalisering van ondergeschikte bijzinnen. In Hoofdstuk 126 wordt besproken hoe een ondergeschikte bijzin veranderd kan worden in een nominale constituent welke de functie van subject of object in de hoofdzin kan krijgen. Bij deze deverbalisering wordt de zinskern (§ 90.3) van de bijzin een gen.bep. en krijgt het predicaat een deverbaliserings-affix1 waarna dit predicaat gaat fungeren als fundament bij de gen.bep.
1 | Prefix ÿ- + suffix -os als werkwoord met consonant begint. Prefix l- + suffix -os als werkwoord met vocaal begint. |
---|
De gen.bep. wordt bij een dergelijke deverbalisering altijd gevormd met het suffix -ex. Behalve bij eigennamen, wordt na twee of meer vocalen het gereduceerde suffix -x gebruikt. Tussen gen.bep. en fundament mag eventueel het lidwoord ef geplaatst worden. De suffigering van pers.vnw.n die in § 60.56 als dialectisch is bestempeld, is dus in het geval van de verbale genitief een algemeen, niet-dialectisch verschijnsel.
Voorbeelden van zinskernen met predicaten, welke gewijzigd worden in een verbale gen.-constructie:
Jân farte. > Jânex [ef] ÿfartos | Jân loopt. > het lopen van Jân |
---|---|
Ef efanty arkette. > ef efantyex [ef] larkettos | Het kind huilt. > het huilen van het kind |
Blul trempelije ef mimpit. > > ef mimpitex [ef] ÿtrempelijos | Het boek wordt gelezen. > > het lezen van het boek (lett. "het gelezen-worden van het boek") |
Kirro pitte. > kirroex [ef] ÿpittos1 | Wij fietsen. > het fietsen van ons; ons fietsen |
Óps byte do. > ópsex [ef] ÿbytos1 | Zij slaan hem. > het slaan door hen; hun slaan |
Blul bytelije ÿpse. > ópsex [ef] ÿbytelijos1 2 | Zij worden geslagen. > het slaan van hen (lett. "hun geslagen-worden") |
1 | In dergelijke gedeverbaliseerde constructies kunnen de gen.vormen van de pers.vnw.n níét vervangen worden door een bez.vnw. |
---|---|
2 | Hoewel deze agensloze passiefconstructie het passieve pers.vnw. ÿpse vereist (zie § 91.8), keert in de gedeverbaliseerde variant de genitief van de actieve vorm óps (zij) terug. |
Let op dat de semantische verhouding verb.gen. ~ fundament equivalent is aan de verhouding zinskern ~ predicaat, waarbij de zinskern een subject, object of echo mag zijn. Als het fundament bestaat uit een substantief dat van een werkwoord is afgeleid, is de semantische verhouding attr.gen. ~ fundament in het algemeen identiek aan de verhouding object ~ predicaat. Dit is reeds in § 60.44 uiteengezet, maar voor de duidelijkheid stellen we deze vorm van attr.gen. en de verb.gen. nu naast elkaar. In (1) is de zinskern gelijk aan het subject (ef 'jan). In de hiervan afgeleide verb.gen.-constructie (1′) is de gen.bep. eveneens een subject:
(1) | Ef 'jan vâpje ef 'nin. | De jongen pest het meisje. |
---|---|---|
(1′) | ef 'janex [ef] ÿvâpjos | het pesten van (= door) de jongen |
In (2) is de zinskern gelijk aan het object (ef 'nin). In de hiervan afgeleide verb.gen.-constructie (2′) is de gen.bep. eveneens een object:
(2) | Ef 'nin vâpjelije pai ef 'jan. | Het meisje wordt door de jongen gepest. |
---|---|---|
(2′) | ef 'ninex [ef] ÿvâpjelijos | het pesten van het meisje (lett. "het gepest-worden van het meisje") |
In (3) is van vâpje (pesten) het substantief ef vâpjos (het pesten; het gepest; de pesterij) afgeleid. In de aan (3) equivalente gen.-constructie (3′) vervult de gen.bep. dus de functie van object (zoals uitgelegd in § 60.44):
(3) | ef vâpjos rifo ef 'nin = |
(3′) | = ef 'niner vâpjos |
het pesten/de pesterij van het meisje (= het meisje wordt gepest) |
---|
(2′) en (3′) zijn synoniemen1, al zullen ze in verschillende syntactische omgevingen optreden: (2′) komt alleen voor als vervanger van een ondergeschikte performatieve bijzin in de trant van:2
Gress zerfe, den blul vâpjelije ef 'nin. =
= Gress zerfe ef 'ninex [ef] ÿvâpjelijos. |
Ik zie dat het meisje gepest wordt. =
= Ik zie het pesten van het meisje. |
---|
Daarentegen kan (3′) fungeren als een volwaardig object (in (4)) of als een voorz.bep. (in (5)):
(4) | Ef gekker cÿrlénare ef 'niner vâpjos fes ef cÿrt. |
De leraar stelt het pesten van het meisje in de klas aan de orde.
| |
---|---|
(5) | Ef gekker sen nert taffe rifo ef 'niner vâpjos. |
De leraar bemoeit zich niet met het pesten van het meisje. |
Zie ook § 126.80.
1 | Afhankelijk van de context zijn (2′) en (3′) niet exact synoniem: in ÿvâpjelijos zit nog een passief element (het suffix -lijos) en ligt de nadruk op de actie van "pesten"; vâpjos is een echt substantief dat niet langer de nadruk op een actie legt, maar op een bepaald soort gedrag (een "fotografische momentopname", zoals bedoeld in § 60.44–45). |
---|---|
2 | Voor een gen.-constructie waarin het subject uitgedrukt wordt (zie zin (1′)) bestaat geen synonieme attr.gen.-constructie (behalve als het substantief bij een intransitief werkwoord behoort, of de -os-afleiding gelexicaliseerd is, zie § 60.46). |
© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands