Grammatica van het Spokaans
30. Meervoud van nominale elementen √
Opbouw van dit hoofdstuk: Blokken: |
Dit hoofdstuk is onderverdeeld in vier secties:
30.2 ad § 30.1 A. Meervoud van (semi-)concrete substantieven
Als we het over concr.subst.n (§ 20.23) hebben, worden impliciet ook de semi-concr.subst.n (§ 20.6) bedoeld, tenzij deze expliciet uitgesloten worden. Het meervoud van concr.subst.n kan op drie manieren gevormd worden:
30.3 ad § 30.2 a. Meervoudsvorming volgens de hoofdregel
De basis van de hoofdregel luidt: het meervoud wordt gevormd door het suffix -s. Dit geldt, tenzij anders bepaald, voor alle concr.subst.n, of ze nu een samenstelling zijn of niet. Bijvoorbeeld:
CONCREET | |
ferdu ~ ferdus | stoel ~ stoelen |
---|---|
'nin ~ 'nins | meisje ~ meisjes |
mite-sért ~ mite-sérts | huurhuis ~ huurhuizen |
zillepip ~ zillepips | dak ~ daken |
frondoiy ~ frondoiys1 | bobbel ~ bobbels |
cōnstruerr ~ cōnstruerrs | constructeur ~ constructeurs |
mirraukér ~ mirraukérs | landweg ~ landwegen |
tufcnō ~ tufcnōs1 | knoopsgat ~ knoopsgaten |
mustrif ~ mustrifs | schoenmaker ~ schoenmakers |
tāxeren ~ tāxerens | belastingstelsel ~ belastingstelsels |
flā ~ flās1 | vlag ~ vlaggen |
réng ~ réngs2 | dekzeil ~ dekzeilen
|
SEMI-CONCREET | |
emoo ~ emoos | emotie ~ emoties |
hoggebim ~ hoggebims | heerlijkheid ~ heerlijkheden |
rofonoser’te ~ rofonoser’tes | boosaardigheid ~ boosaardigheden |
1 | De meervouds-s zorgt ervoor dat de onmiddellijk hieraan voorafgaande ā, iy, ō en ū uitgesproken worden als resp. [a], [i], [o], [u] (zie § 11.3). Bijvoorbeeld:
| |||
---|---|---|---|---|
2 | De cluster ng wordt op het woordeinde uitgesproken als [nē], maar als deze gevolgd wordt door een meervouds-s, klinkt ngs als [nkž] of [n°kž] (zie § 11.4). Sommigen menen dat deze afwijkende uitspraak ook in de spelling tot uitdrukking moet komen, en schrijven daarom liever nx, bijvoorbeeld: rénx (dekzeilen). Door deze afwijkende schrijfwijze wordt ten onrechte de indruk gegeven dat we met een uitbouw van de basisregel te maken zouden hebben (en dus in Blok 30.5 opgenomen zou moeten worden). |
In een aantal gevallen is het meervoudssuffix -s om fonologische redenen onmogelijk, en wel als het enkelvoud van een substantief eindigt op een sibilant (x, s) of op een h. Daarom heeft de hoofdregel niet alleen een basis, maar ook een uitbouw met een aantal -s-vervangende suffixen. De complete hoofdregel met basis en uitbouw is in Blok 30.5 samengevat.
Meervoud van (semi-)concrete substantieven | ||
---|---|---|
Hoofdregel: basis met uitbouw | ||
Enkelvoud van (semi-)concr.subst. eindigt op: | Meervoud krijgt als suffix: | |
-ah | wordt | -alōsta |
-eh | wordt | -enōsta |
-oh | wordt | -ōsta |
-uh | wordt | -ōsta |
-ch | wordt | -cet |
-x | wordt | -set |
-s | wordt | -sz × |
-? | wordt | -?s ° |
× | -sz wordt uitgesproken als [sT]; zie § 11.2. |
---|---|
° | Met ? wordt bedoeld: elke willekeurige eindletter of combinatie van (twee) eindletters die niet als zodanig in dit Blok genoemd zijn (basisregel § 30.3); dit is de basis van de hoofdregel voor de meervoudsvorming. Voor substantieven die eindigen op ss, zie § 30.28. |
CONCREET | |
kah ~ kalōsta | kade ~ kades |
---|---|
chaleh ~ chalenōsta | manoeuvre ~ manoeuvres |
kostoh ~ kostōsta | geest ~ geesten |
duh ~ dōsta | gebaar ~ gebaren |
ych ~ ycet | spade; schop ~ spades; schoppen |
lafex ~ lafeset | schaar ~ scharen |
petsquts ~ petsqutsz | orde ~ ordes |
vevās ~ vevāsz | weverij ~ weverijen
|
SEMI-CONCREET | |
fyrah ~ fyralōsta | principe; richtlijn ~ principes; richtlijnen |
m’ch ~ m’cet | radeloosheid ~ radeloosheden |
30.6 ad § 30.2 b. Meervoudsvorming volgens secundaire regels
Bij een aantal groepen van substantieven wijkt de meervoudsvorming van de hoofdregel (Blok 30.5) af. Deze afwijkende groepen zijn herkenbaar aan de volgende suffixen:
1. | -os | (afleiding van werkwoorden; § 20.17) | § 30.79 |
2. | -ao | (afleiding van Latijnse leen-werkwoorden; § 20.30) | § 30.1011 |
3. | -a | (vrouwelijke vorm; § 22.3) | § 30.1213 |
4. | -a | (leenwoorden uit het Frans, oorspronkelijk -age) | § 30.14 |
Het meervoud van de substantieven die op deze suffixen eindigen wordt volgens secundaire regels gevormd.
Concr.subst.n die d.m.v. het grammaticale suffix -os van een werkwoord zijn afgeleid krijgen in het meervoud -ōsta (i.p.v. -os):
qutsos ~ qutsōsta | ontdekking ~ ontdekkingen |
---|---|
ispsótos ~ ispsótōsta | achterstand ~ achterstanden |
lardos ~ lardōsta | eten; voedsel ~ verschillende soorten voedsel; porties |
jalos ~ jalōsta | offer ~ offers |
blaffos ~ blaffōsta | belastingaanslag ~ belastingaanslagen |
fiys-gros ~ fiys-grōsta | schroevendraaier ~ schroevendraaiers |
Opmerking 1: Diverse substantieven eindigen op de letters os zonder dat hier van een grammaticaal suffix sprake is. In § 22.4 is hierop reeds de aandacht gevestigd in het geval van keltos (boerin). Alle concr.subst.n die "toevallig" op os eindigen, schikken zich naar de hoofdregel in Blok 30.5, wat inhoudt dat hun meervoud -osz wordt, bijvoorbeeld:
CONCREET | |
keltos ~ keltosz | boerin ~ boerinnen |
---|---|
plos ~ plosz | egel ~ egels |
monumentos ~ monumentosz | standbeeld ~ standbeelden |
moftos ~ moftosz | wortel ~ wortels (v. boom) |
liskos ~ liskosz1 | fles ~ flessen
|
SEMI-CONCREET | |
cōsmos ~ cōsmosz | kosmos ~ kosmossen |
’centos ~ ’centosz2 | gemoed ~ gemoederen |
1 | Liskos is een twijfelgeval: het Pegrevische equivalent hiervan is {leskos} en dit is met het grammaticale suffix {-os} afgeleid van het werkwoord {leske} (schenken; gieten). Er is dus reden om aan te nemen dat ook het Spokaanse liskos van een werkwoord is afgeleid (zie ook Kojen-Pōt, 1977), maar omdat een dergelijk werkwoord in het Spokaans niet (meer) voorkomt, wordt liskos beschouwd als een nominale wortel (§ 20.12) zodat het de hoofdregel van de meervoudsvorming volgt. (Pegrevische woorden staan tussen {...} om aan te geven dat het hier een transcriptie van het Pegrevische alfabet betreft.) |
---|---|
2 | Het semi-concr.subst. ’centos is feitelijk opgebouwd met het circumfix ’--os, dat in principe dient voor de vorming van een gedeverbaliseerde bijzin (§ 126.2), en waarin het element -os identiek is aan het suffix -os uit Blok 30.15. In het geval van ’centos heeft er lexicalisatie plaatsgevonden en is er een echt substantief ontstaan, waarin os niet meer als suffix beschouwd wordt. |
Opmerking 2: Een groot aantal leenwoorden eindigt op de letters os (meestal als deel van -grafos of -fonos). Ook deze volgen de hoofdregel:
fotografos ~ fotografosz | fotograaf ~ fotografen1 |
telegrafos ~ telegrafosz | telegraaf ~ telegrafen |
---|---|
telefonos ~ telefonosz | telefoon ~ telefoons |
Toen dergelijke woorden tezamen met de bijbehorende techniek in de negentiende eeuw hun intrede in het Spokaanse taalgebied maakten, werd aanvankelijk het meervoudssuffix -ōsta gebruikt:
telefonos ~ telefonōsta; telegrafos ~ telegrafōsta; enz. |
Omstreeks 1910 is deze onlogische meervoudsvorming vervangen door de productieve hoofdregel.
1 | In § 22.7 is erop gewezen dat de meervoudsvorm van mannelijke substantieven altijd neutraal (ofwel: niet gemarkeerd voor een geslacht) is. Dit betekent dat de meervoudsvorm fotografosz ook aan vrouwen refereert, dus de adequate vertaling is feitelijk 'fotografen en fotografes'. Zonder ons schuldig te willen maken aan discriminatie zullen wij in dit grammaticaboek de vrouwelijke versie niet altijd expliciet uitdrukken. Als wij fotografosz vertalen met louter 'fotografen', moet het als vanzelfsprekend beschouwd worden dat hierin ook vrouwelijke fotografen (dus fotografes) inbegrepen zijn. |
---|
Concr.subst.n die met het grammaticale suffix -ao van een uit het Latijn stammend woord zijn afgeleid krijgen in het meervoud -aa (i.p.v. -ao). Bijvoorbeeld:
CONCREET | |
ōrganisao ~ ōrganisaa | organisatie ~ organisaties |
---|---|
informao ~ informaa1 | informatie ~ informaties, inlichtingen |
riskao ~ riskaa | risico ~ risico's |
importao ~ importaa | import ~ importen
|
SEMI-CONCREET | |
inspirao ~ inspiraa | inspiratie ~ inspiraties |
predestinao ~ predestinaa | voorbeschikking ~ voorbeschikkingen |
1 | De meervoudsvorm informaa (inlichtingen) komt (vooral in advertenties, brochures ed.) zo frequent voor dat velen dit niet meer als meervoud voelen, en dan de stapelvorm informaas gebruiken, om er "alsnog" een meervoud van te maken. |
---|
Echter, in populair en modern taalgebruik wordt het meervoud van de Latijnse woorden op -ao vaak volgens de hoofdregel gevormd:
ōrganisao ~ ōrganisaos; riskao ~ riskaos; enz. |
Deze verschuiving van secundaire regel naar hoofdregel is te vergelijken met wat er begin twintigste eeuw met de leenwoorden op -grafos en -fonos gebeurd is (§ 30.9). Uit de populaire meervoudsvormen ōrganisaos, riskaos en dergelijke ontstaan in onverzorgde spreektaal soms stapelvormen als ōrganisaōsta of riskaōsta, omdat de uitgang os niet als meervoud geļnterpreteerd wordt maar als grammaticaal suffix, zodat de secundaire regel uit § 30.7 ten overvloede toegepast wordt. Uit een sociolinguļstisch onderzoek van Dercs-Heenōe (1974) blijkt dat dergelijke (en ook nog andere) stapelvormen opvallend frequent onder de arbeidersbevolking in de grote steden van West-Berref aangetroffen worden.
Concr.subst.n die met het feminiserende suffix -a van een mannelijke persoons- of diernaam zijn afgeleid krijgen in het meervoud -’ (i.p.v. -a):
frinta ~ frint’ | vriendin ~ vriendinnen |
---|---|
māseratjena ~ māseratjen’ | masseuse ~ masseuses |
glydaa ~ glyda’ | vr. lid ~ vr. leden (v. vereniging) |
giraffa ~ giraff’ | vr. giraffe ~ vr. giraffes |
moilokinita ~ moilokinit’1 | zangeres ~ zangeressen |
Dergelijke vrouwelijke vormen komen bij semi-concr.subst.n niet voor.
1 | Moilokinita kan ook de onregelmatige meervoudsvorm van de mannelijke variant moilokinit (zanger) zijn; zie § 30.17. |
---|
De secundaire regel met het suffix -’ geldt alleen bij vrouwelijke substantieven die met het productieve suffix -a gevormd zijn. Alle andere feminiserende suffixen zijn improductief en hierbij wordt het meervoud volgens de hoofdregel gevormd (ook al kan een improductief suffix op a eindigen!). Bovendien mag het vr.subst. geen basiselement van een onscheid.samst. zijn. Bijvoorbeeld:
jabārina ~ jabārinas1 | koningin ~ koninginnen |
---|---|
marianto ~ mariantos | echtgenote ~ echtgenotes |
ot’ ~ ot’s | verpleegster ~ verpleegsters |
leja ~ lejas2 | leeuwin ~ leeuwinnen |
festfrinta ~ festfrintas3 | boezemvriendin ~ boezemvriendinnen |
menngekkera ~ menngekkeras3 | hoofdonderwijzeres ~ hoofdonderwijzeressen |
1 | Met het improductieve -ina afgeleid van jabār (koning). |
---|---|
2 | Improductieve afleiding van leé (leeuw). |
3 | Zie verder § 30.34. |
Concr.subst.n die uit het Frans ontleend zijn en oorspronkelijk op -age eindigden, eindigen in het Spokaans op -a en krijgen in het meervoud -es (achter de -a):1
etala ~ etalaes | etalage ~ etalages |
---|---|
gara ~ garaes | garage ~ garages |
repōrta ~ repōrtaes | reportage ~ reportages |
bāra ~ bāraes | stuwdam ~ stuwdammen (Frans: 'barrage') |
1 | Dergelijke leenwoorden kunnen op twee manieren uitgesproken worden:
Omdat het meervoudssuffix -es als extra lettergreep optreedt, verschijnt in het meervoud de klemtoon altijd op de laatste a (want dat is de voorlaatste lettergreep geworden): [etalawes]; [garawes]; enz. |
---|
Aan Blok 30.5 kan nu een nieuw Blok toegevoegd worden, waarvan de toepassing voorrang heeft boven die van Blok 30.5 (m.a.w. als een meervoud niet gevormd kan worden met Blok 30.15, dan wordt het gevormd met Blok 30.5; Blok 30.15 "verdringt" dus Blok 30.5):
Meervoud van (semi-)concrete substantieven | |||
---|---|---|---|
Secundaire regels | |||
Enkelvoud van (semi-)concr.subst. eindigt op: | Meervoud krijgt als suffix: | Opmerkingen | |
-os | wordt | -ōsta | zie Blok 20.28 |
-ao | wordt | -aa | (Latijns leenwoord) algemeen |
-aos | populair en modern | ||
-a | wordt | -’ | algemeen feminiserend |
-as | vr.subst. in onscheid.samst. | ||
-a | wordt | -aes | (Frans leenwoord) oorspr. -age |
-? × | wordt | Blok 30.5 |
× | Met ? wordt bedoeld: elk willekeurig grammaticaal suffix dat niet als zodanig in dit Blok genoemd is. |
---|
30.16 ad § 30.2 c. Onregelmatige meervoudsvorming
De hoofdregel in Blok 30.5 wordt in principe toegepast op alle concr.subst.n die niet volgens de secundaire regels in Blok 30.15 gepluraliseerd worden. Er zijn echter uitzonderingen. Een aanzienlijke groep (meer dan 300) concr.subst.n wordt volgens improductieve regels gepluraliseerd en alleen woordenboeken of de officiėle Plurullramā ur Resultateffōc ('Pluralis- en Resultatieflijst', kortweg PuR) kunnen uitsluitsel geven welke substantieven dit zijn en hoe de meervouden hiervan gevormd worden. Wij volstaan hier met het aanstippen van een aantal veelvoorkomende mogelijkheden van onregelmatige meervoudsvorming. In Appendix 190 zijn de belangrijkste onregelmatige meervouden opgenomen.
Improductief meervoudssuffix -a:
aderessōs ~ aderessōsa | adres ~ adressen |
---|---|
ōldis ~ ōldisa | brievenbus ~ brievenbussen |
moilokinit ~ moilokinita1 | zanger ~ zangers |
warmohit ~ warmohita2 | fornuis ~ fornuizen |
jabār ~ jabāra3 | koning ~ koningen |
akora ~ akoraa4 | map; grote envelop ~ mappen |
Er zijn ongeveer 35 substantieven die in het meervoud -a krijgen.
1 | Zie ook § 30.12. |
---|---|
2 | In de betekenis van 'kachel' heeft warmohit een regelmatig meervoud: warmohits (kachels). |
3 | Zie § 30.36. |
4 | De regelmatige meervoudsvorm akoras wordt tegenwoordig steeds vaker gehoord in kantoren en bedrijven; het is een vorm van "ambtenaren-jargon". |
Improductief meervoudssuffix -e tezamen met een pira op de laatste vocaal (zie ook § 10.17):
arpinzol ~ arpinzōle | plan ~ plannen |
---|---|
quola ~ quolāe | kist ~ kisten |
smyl ~ smiyle | boshut ~ boshutten |
pilot ~ pilōte | piloot ~ piloten |
mittor ~ mittōre1 | trap ~ trappen |
ark ~ ārke2 | land ~ landen |
Er zijn ongeveer 60 substantieven die in het meervoud -e + pira krijgen.
1 | De regelmatige meervoudsvorm van mittor (dus mittors) heeft tegenwoordig het karakter van een enkelvoud gekregen en is daarom synoniem geworden met mittor, echter met dit verschil:
Uit een semantisch onderzoek van Dercs-Heenōe (1980) blijkt onder meer het volgende: Bovendien blijkt de keuze tussen beide woorden ook bepaald te worden door de fysieke inspanning die het kost om de trap te beklimmen, want oudere mensen en invaliden noemen een trap met weinig treden eerder mittors dan personen die er makkelijk overheen springen. | ||||
---|---|---|---|---|---|
2 | Het meervoud ārke is voornamelijk dialectisch (Oost-Liftka en Br’r). In de standaardtaal wordt de regelmatige vorm arks gebruikt. |
Improductief meervoudsprefix o-:
kr’m ~ okr’m | gelegenheid ~ gelegenheden |
---|---|
mittus ~ omittus | kamer ~ kamers |
zymk ~ ozymk | hengel ~ hengels |
Een stuk of 10 substantieven krijgen o-. Dit zijn woorden die in de 16e en 17e eeuw uit het Pegrevisch ontleend zijn. Het prefix o- is feitelijk een Pegrevisch lidwoord voor meervoudige substantieven. Het substantief zelf krijgt in het Pegrevisch geen meervoudssuffix als het reeds door een meervoudig lidwoord voorafgegaan wordt.
Improductief meervoudsprefix ūr-:
vrānt ~ ūrvrānt | turf ~ turven |
---|---|
rozjep ~ ūrozjep1 | peddel; stuurwiel ~ peddels; stuurwielen |
Slechts 4 substantieven krijgen ūr-. Dit is een variant van het Pegrevische lidwoord o-, zoals besproken in de vorige paragraaf.
1 | In ūrozjep is een r weggevallen. |
---|
Deletie van het prefix c’r- en eventueel wijziging in de resterende stam:
c’rbott ~ bott | bout ~ bouten (v. vogel) |
---|---|
c’rtolōfo ~ tolōfft | sardine ~ sardines |
C’r-deletie komt bij ongeveer 10 substantieven voor. Oorspronkelijk vormde het prefix c’r- een collectief bij substantieven waarvan de meervoudsvorm gelijk was aan de enkelvoudsvorm. De geprefigeerde collectiefvorm heeft de enkelvoudsfunctie overgenomen en de oorspronkelijke stamvorm heeft tegenwoordig uitsluitend een meervoudige betekenis.
Vocaalwisseling:
mārc ~ merc | merk; kenteken ~ merken; kentekens |
---|---|
ōx ~ ax | os ~ ossen |
ūcs ~ ’cs | klip ~ klippen |
uza ~ ūzā1 | kruis ~ kruisen |
fe ~ fa2 | oor ~ oren |
Vocaalwisseling komt in ongeveer 15 substantieven voor; de meeste hiervan zijn monosyllabisch.
1 | Oorspronkelijk was het meervoud van uza: uzāe (zie § 30.18). Het suffix -e is weggevallen en onder invloed van de a-pira heeft ook de u een pira gekregen (een vorm van vocaalharmonie). In archaļsche en poėtische teksten komt de meervoudsvorm uzāe nog wel voor. |
---|---|
2 | In het Oudspokaans had fe nog als meervoud: fea (zie § 30.17). |
Willekeurig meervoudssuffix:
artiys ~ artiyst1 | artiest ~ artiesten |
---|---|
cek ~ ceky | toon ~ tonen |
pen ~ pentja | pen ~ pennen |
lippio ~ lippiones2 | poot ~ poten |
l’ ~ l’je3 | zeis ~ zeisen |
’f ~ ’flo | onderdeel ~ onderdelen |
Ongeveer 25 substantieven krijgen een willekeurig suffix.
1 | Ook wel regelmatig: artiysz. |
---|---|
2 | Een archaļsche variant van lippio is lippione. De meervoudsvorm lippiones is dus regelmatig als we de archaļsche vorm als het oorspronkelijke enkelvoud beschouwen. Lippione betekent zoveel als "het ding waarmee je loopt" en is afgeleid van het niet meer bestaande werkwoord ©lippe (lopen). |
3 | Het suffix -je is historisch gezien een variant van -e, en daarom kan l’ feitelijk ook ondergebracht worden in § 30.18. Een ’-pira bestaat niet. |
Suffigering + vocaalwisseling:
baby ~ babes | baby ~ baby's |
---|---|
šyg ~ šiygt | stop; dop ~ stoppen; doppen |
lup ~ lūps | vat; ton ~ vaten; tonnen |
peple ~ peplān | populier ~ populieren |
De schijnbaar willekeurige suffigering (eventueel met vocaalwisseling) zoals in deze en de vorige paragraaf genoemd, komt dikwijls voor bij leenwoorden uit het Pegrevisch en Garosisch waarbij ook de in deze talen gebruikelijke meervoudsvorm is overgenomen. Dit is bij ruim 25 woorden het geval.
Reduplicatie:
mipper ~ mipperper | zuil; kolom ~ zuilen; kolommen |
---|---|
crōgtu ~ crōgtutu | kerkbank ~ kerkbanken |
verres ~ verresres | weelde ~ weeldes (vormen van weelde) |
Alleen bij deze 3 substantieven is de geredupliceerde vorm het meervoud geworden. Zie verder § 21.2325.
Enkelvoud en meervoud komen van verschillende nominale wortels:
tof ~ terrats1 | dag ~ dagen |
---|---|
’mann ~ ’nt | orkaan ~ orkanen |
kornin ~ kartafiy | papier; akte; bewijs ~ papieren; aktes; bewijzen |
Meervoudsvorming met verschillende nominale wortels komt bij een stuk of 5 substantieven voor.
1 | De regelmatige meervoudsvorm van tof (tofs) en de regelmatige enkelvoudsvorm van terrats (terrat) komen alleen in onscheid.samst.n voor. Zie § 30.32. |
---|
Suffigering + consonantwisseling (soms tevens vocaalwisseling):
āng ~ ānka | bult ~ bulten |
---|---|
aptoppat ~ aptoppest | museum ~ musea |
dufja ~ dūfts | duivel ~ duivels |
és ~ essa | kin ~ kinnen |
lūnters ~ lūnteori | (bepaald soort klimop) |
elbina ~ elbori | liniaal; dirigentenstokje |
woche ~ wōx | tralie ~ tralies |
Er zijn ongeveer 30 substantieven waarvan de meervoudsvorming buiten elke systematiek valt, al zijn de meeste onsystematische meervoudsvormingen wel verklaarbaar. Zo was lūnters twee eeuwen geleden nog het meervoud van lūnter. Toen dit meervoud zich tot enkelvoud ging ontwikkelen (en het oorspronkelijke enkelvoud verdween) was er behoefte aan een nieuwe meervoudsvorm, en hiervoor ging de oorspronkelijk onscheid.samst. lūnteori (lett. "lūnter-bundel") dienen. Ook in de meervoudsvorm elbori zie we een samenstelling met jori (bundel). We kunnen ons voorstellen dat het hier oorspronkelijk om (rechte) twijgjes ging die als een bundeltje waren samengebonden (bedoeld om een openhaard aan te steken).
Substantieven die op ss eindigen hebben altijd een onregelmatig meervoud. Dit is de enige groep substantieven waarbij men zeker weet dat de meervoudsvorming buiten elk regelsysteem valt. Er zijn ongeveer 30 substantieven op ss, maar dit aantal kan toenemen omdat ook nieuwe leenwoorden op deze klank kunnen eindigen. Bij een stuk of 10 substantieven op ss wordt het meervoud met het suffix -es gevormd, waarbij ss in sommige gevallen verenkelt tot s. Het suffix -es lijkt de gangbare meervoudsvorming voor alle nieuwe leenwoorden op ss te zijn. Bijvoorbeeld:
cress ~ cresses | vacht ~ vachten |
---|---|
nucless ~ nuclesses | celkern ~ celkernen |
reless ~ relesses | relais ~ relais (mv.) |
sypress ~ sypresses | cipres ~ cipressen |
coliss ~ colises | coulisse ~ coulissen |
prognoss ~ prognoses | prognose ~ prognoses |
Bij een stuk of 8 substantieven op ss wordt het meervoud gevormd met het suffix -a (of als variant: -ta), waarbij ss eventueel verenkelt tot s:
less ~ lessa | luis ~ luizen |
---|---|
cobuss ~ cobusa | kantine ~ kantines |
priss ~ prisa | prijs; inzet ~ prijzen; inzetten |
me'uss ~ me'usta | draaikolk ~ draaikolken |
ūstess ~ ūstesta | teek ~ teken |
Bij 4 substantieven op ss wordt het meervoud gevormd met het suffix -e. Hierbij verenkelt ss tot . Als ss in tact blijft, wordt een pira toegevoegd en is er sprake van de meervoudsvorming volgens § 30.18:
almuss ~ almue | kap; capuchon ~ kappen; capuchons |
---|---|
regliss ~ reglie | regel; voorschrift ~ regels; voorschriften |
tyss ~ tiysse | muziekinstrument ~ muziekinstrumenten |
lomess ~ lōmesse1 | moeilijkheid∩makkelijkheid ~ moeilijkheden∩makkelijkheden |
1 | Lomess is een ideoantoniem, ofwel een woord dat twee tegengestelde betekenissen in zich draagt. Afhankelijk van de context, de syntactische structuur van de zin waarin dit woord voorkomt, of de gelexicaliseerde omschrijving, wordt hetzij de positieve, hetzij de negatieve betekenispool "geactiveerd". Zie verder Hoofdstuk 161. |
---|
Ten slotte zijn er nog 3 substantieven op ss met een geheel afwijkende meervoudsvorm:
aupross ~ auprā1 | beleid ~ beleiden (vormen van beleid) |
---|---|
ofiss ~ ofiser | kantoor; bureau ~ kantoren; bureaus |
’rtāness ~ ’rtānester | kabinet ~ kabinetten (regering) |
1 | Aupross wordt meestal uitgesproken als [wupro:s], maar auprā heeft de regelmatige uitspraak [awuprā]. |
---|
Definitie: onder "onscheid.samst." verstaan we in de volgende paragrafen een samenstelling waarvan het basiselement een concr.subst. is. Aan dit basiselement is op onscheidbare wijze minstens één sub-element gehecht dat zowel een woord als een lexicaal affix kan zijn. In § 20.42 en § 21.19 zijn voorbeelden te vinden waarbij het sub-element een woord is; in § 21.36 zijn voorbeelden te vinden waarbij het sub-element een lexicaal affix is.
Alle substantieven die een onregelmatig meervoud hebben, maar niet op ss eindigen, (§ 30.1627) krijgen hiervoor in de plaats een regelmatig meervoud (Blok 30.5) als zij basiselement van een onscheid.samst. worden. Deze regel wordt de "eliminatieregel" genoemd.1 Bijvoorbeeld:
slue ~ sluen | sluis ~ sluizen |
---|---|
> gayslue ~ gayslues | > schutsluis ~ schutsluizen
|
ōmhūls ~ ōmhūlsen | gewaad ~ gewaden |
> fentōmhuls ~ fentōmhūlsz | > feestgewaad ~ feestgewaden
|
tof ~ terrats2 | dag ~ dagen |
> kōbotof ~ kōbotofs3 | > zondag ~ zondagen |
> fentatof ~ fentatofs | > feestdag ~ feestdagen
|
ārtycla ~ ārtycele | artikel ~ artikelen |
> mennārtycla ~ mennārtyclas | > hoofdartikel ~ hoofdartikelen
|
lūnters ~ lūnteori | (bepaald soort klimop) |
> blaklūnters ~ blaklūntersz | > witte lūnters (met sneeuw bedekt)
|
knegg ~ knega | knecht ~ knechten |
> korknegg ~ korkneggs | > paleisknecht ~ paleisknechten |
> kneggukér ~ kneggukérs4 | > boerenknecht ~ boerenknechten
|
c’rtolōfo ~ tolōfft | sardine ~ sardines |
> toc’rtolōfo’ ~ toc’rtolōfo’s4 | > school sardines ~ scholen sardines |
1 | Ook in het Nederlands is soms sprake van de eliminatieregel, maar dan bij werkwoorden: sterke werkwoorden (als onregelmatig beschouwd) worden soms zwak (dus regelmatig) als ze in een onscheidbare samenstelling voorkomen. Bijvoorbeeld:
| ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2 | De enkelvoudsvorm van terrats (dus terrat) komt eveneens in enkele onscheid.samst.n voor, zoals: fesmiypterrat (herdenkingsdag). | ||||||||
3 | Analoog aan kōbotof gaan alle dagen van de week. Zie ook § 171.6. | ||||||||
4 | De meervouds-s van kneggukérs en toc’rtolōfo’s moet beschouwd worden als behorend bij het basiselement knegg resp. c’rtolōfo, en niet bij het sub-element -ukér resp. to--’. |
De onregelmatige meervoudsvorm van substantieven op ss blijft ook in onscheid.samst.n behouden; vergelijk ook § 30.2831:
reless ~ relesses | relais ~ relais (mv.) |
---|---|
> mennreless ~ mennrelesses | > hoofdrelais ~ hoofdrelais (mv.)
|
ofiss ~ ofiser | kantoor ~ kantoren |
> suofiss ~ suofiser | > bijkantoor ~ bijkantoren
|
’rtāness ~ ’rtānester | kabinet ~ kabinetten |
> to’rtāness ~ to’rtānester | > schijnkabinet ~ schijnkabinetten1 |
Vooral in journalistiek taalgebruik komen we wel een regelmatig meervoud van een onscheid.samst. op ss tegen:
suofiss ~ suofissz; to’rtāness ~ to’rtānessz; enz. |
Echter, wanneer het meervoud met -es is gevormd, wordt het regelmatige suffix -z niet gebruikt (want -es wordt al als min of meer "regelmatig" gevoeld):
mennreless ~ *mennrelessz; enz. |
1 | D.w.z. een kabinet waarvan drie of meer ministers demissionair zijn. Zo'n kabinet kan eventueel nog gered worden, maar meestal is dit een voorbode dat het gehele kabinet zal gaan vallen. |
---|
Reeds in § 30.13 is aangestipt dat de secundaire meervoudsregel: feminiserende -a wordt -’, plaats maakt voor de hoofdregel als een vr.subst. op -a basiselement wordt van een onscheid.samst.:
frinta ~ frint’ | vriendin ~ vriendinnen |
---|---|
> festfrinta ~ festfrintas | > boezemvriendin ~ boezemvriendinnen
|
presta ~ prest’ | directrice ~ directrices1 |
> supresta ~ suprestas | > onderdirectrice ~ onderdirectrices |
Tot omstreeks 1960 bleef de -’-vorm in onscheid.samst.n echter behouden. Vergelijk:
festfrinta ~ festfrint’; supresta ~ suprest’; enz. |
Dergelijke vormen doen tegenwoordig archaļsch aan, behalve als de onscheid.samst. een sterk gelexicaliseerd karakter heeft, bijvoorbeeld:
pjōlera ~ pjōler’ | praatster ~ praatsters (vrouw die veel/gezellig praat) |
---|---|
> jāstepjōlera ~ jāstepjōler’ | > kwebbelkous ~ kwebbelkousen (lett. "mosterdpraatster") |
1 | De mannelijke vorm prest (directeur) kan in het Spokaans nooit aan een vrouw refereren. Dit in tegenstelling tot het Nederlandse "directeur", waarmee ook een vrouw bedoeld kan worden. Kennelijk wil men het woord "directrice" mijden omdat men vindt dat dit een negatieve bijklank heeft. Zulke emotionele overwegingen spelen bij Spokaniėrs geen rol: zij gebruiken consequent een vrouwelijke vorm als er ook een vrouw bedoeld wordt. |
---|
Het Engelse leenwoord quizz (quiz) (spreek uit [kświ:s]) kent alleen het meervoud quizzt (spreek uit [kświ:st] of [kświ:sT]), ook al is het een basiselement in een onscheid.samst.:
mennquizz ~ mennquizzt | hoofdquiz ~ hoofdquizzen |
---|
Jabār (koning) heeft twee meervoudsvormen, een regelmatige (jabārs) en een onregelmatige (jabāra). De regelmatige vorm wordt gebruikt voor koningen (en eventueel koninginnen) die nog in leven zijn (of voor een aantal koningen/koninginnen van wie er minstens één nog in leven is); de onregelmatige meervoudsvorm geldt voor overleden en hypothetische koningen/koninginnen. Vergelijk:1
ef frakas jabāra | de Franse koningen (historisch gezien) |
---|---|
ef xny tangodamelira jabārs | de huidige regerende koningen |
ef sveden jabārs | de Zweedse koningen (want er is er nog een in leven) |
ef sveden jabāra l’ p’r 18 | de Zweedse koningen uit de 18e eeuw |
Finlandes lelperro kvā jabāra. | Finland heeft nooit koningen gehad. (hypothetisch) |
Opmerking: jabār wordt nooit voor Spokanische koningen gebruikt. Een Spokanische koning heet altijd kindis (meervoud kindisz), en een Spokanische koningin heet kindista (meervoud kindistas).
1 | In de vertalingen wordt niet expliciet "[en koninginnen]" genoemd, hoewel de meervoudsvormen jabāra en jabārs voor wat betreft het geslacht ongedefinieerd zijn. Zie § 22.7. |
---|
In onscheid.samst.n komt het meervoudssuffix achteraan de hele vorm:
ūsto ~ ūstos | dochter ~ dochters |
---|---|
> ūstoukér ~ ūstoukérs | > boerendochter ~ boerendochters |
In scheid.samst.n blijft het meervoudssuffix achter het basiselement:
ūsto-mālp ~ ūstos-mālp | schoondochter ~ schoondochters |
---|
Bovendien blijft in een scheid.samst. een onregelmatige meervoudsvorm behouden:
tlokko-mālp ~ tlokkōe-mālp | tante ~ tantes (v. echtgenoot/echtgenote) |
---|
Maar in een onscheid.samst. wordt het meervoud regelmatig:
tlokko ~ tlokkōe | tante ~ tantes |
---|---|
> tlokkoukér ~ tlokkoukérs | > boerentante ~ boerentantes
|
c’rzvogg ~ zvogt | opzichter ~ opzichters |
> c’rzvoggōm ~ c’rzvoggōms | > bedrijfsopzichter ~ bedrijfsopzichters |
Vergelijk ook § 30.32 voetnoot 3.
30.38 ad § 30.1 B. Meervoud van abstracte substantieven
Het meervoud van abstr.subst.n (§ 20.2 en § 20.4) wordt bepaald door het grammaticale suffix waarop het substantief eindigt. We moeten daarom de volgende groepen van abstr.subst.n onderscheiden:
30.39 ad § 30.38 a. Abstracte substantieven op -os
Abstr.subst.n die met het grammaticale suffix -os van een werkwoord zijn afgeleid, krijgen in het meervoud -z (achter -os):
promisos ~ promisosz | belofte ~ beloftes |
---|---|
ciynitros ~ ciynitrosz | schande ~ schandes |
rovretos ~ rovretosz | liefde ~ liefdes |
blaffos ~ blaffosz1 | eis ~ eisen |
De uitgang sz wordt uitgesproken als [sT] en verschilt daarmee niet van -sz bij concr.subst.n (Blok 30.5).
1 | In de betekenis van 'belastingaanslag' is blaffos CONCREET; zie § 30.7. Er zijn meer substantieven die zowel CONCREET als ABSTRACT zijn. |
---|
Abstr.subst.n die met de grammaticale suffixen -iy of -er van een additief zijn afgeleid, hebben een ongemarkeerde meervoudsvorm, oftewel het meervoud is gelijk aan het enkelvoud:
ef primitāiy ~ ef primitāiy | de bekwaamheid ~ de bekwaamheden |
---|---|
ef ifōciy ~ ef ifōciy | de goedgeefsheid ~ de goedgeefsheden |
ef graver ~ ef graver | de ernst ~ de ernstigheden |
Het Nederlands heeft niet altijd de mogelijkheid om een abstr.subst. in het meervoud te zetten. Dat het Spokaans hier soepeler mee moet zijn, blijkt in § 31.21.
Of een abstr.subst. op -iy of -er als enkelvoudig dan wel als meervoudig geļnterpreteerd moet worden blijkt dikwijls uit een bijbehorend element dat wél voor het meervoud gemarkeerd wordt, zoals een voornaamwoord, lidwoord, additief of modaal suffix van het werkwoord, bijvoorbeeld:
kā urpiy ~ kās urpiy | deze naastenliefde ~ deze vormen van naastenliefde |
---|---|
ef šóciy ifōciy ~ ef šóciyn ifōciy | de gemene goedgeefsheid ~ de gemene goedgeefsheden
|
Sest kāmpaiy meltecū plafūf. ~ Sest kāmpaiy meltecos plafūf. | |
Zo'n waarheid kan kwetsend zijn. ~ Zulke waarheden kunnen kwetsend zijn. |
30.42 ad § 30.38 c. Abstracte substantieven gelijk aan additief
Abstr.subst.n die dezelfde vorm hebben als een additief krijgen in het meervoud -s, ook al eindigt dit substantief op -iy of -er:
móf ~ ef móf ~ ef mófs | verboden (bvnw.) ~ het verbod ~ de verboden |
---|---|
piaquan ~ ef piaquan ~ ef piaquans | vriendelijk ~ de vriendelijkheid ~ de vriendelijkheden |
rāviy ~ ef rāviy ~ ef rāviys | opmerkelijk ~ de opmerking ~ de opmerkingen |
In een aantal gevallen is het meervoudssuffix -s om fonologische redenen onmogelijk, namelijk als de enkelvoudsvorm van een abstr.subst. op een sibilant (x, s) of een h eindigt. In dat geval wordt de -s door -es vervangen. Bijvoorbeeld:
ef iylācs ~ ef iylācses | dat wat niet te verwezenlijken is |
---|---|
ef wynch ~ ef wynches | de trots ~ de [gevoelens van] trots |
ef pémah ~ ef pémahes | de hoon; smadelijke bejegening ~ de smadelijke bejegeningen |
Vergelijk ook de hoofdregel voor het meervoud van concr.subst.n in Blok 30.5.
Er zijn slechts 2 abstr.subst.n met een onregelmatige meervoudsvorm:
ef car ~ ef cāre | de daad ~ de daden |
---|---|
ef uss ~ ef usta | het toeval, toevalligheid ~ de toevallen, toevalligheden |
Evenals bij concr.subst.n wordt ook het meervoud van de twee abstr.subst.n uit de vorige paragraaf regelmatig als ze het basiselement in een onscheid.samst. worden. Bijvoorbeeld:
ef menncar ~ ef menncars | de hoofddaad ~ de hoofddaden |
---|---|
ef qummertuss ~ ef qummertusses | het onbegrijpelijke (onverklaarbare) toeval ~ ~ de onbegrijpelijke toevallen |
Zie ook § 30.3237.
30.46 ad § 30.1 C. Bijzondere meervoudsvormen
Het Spokaans kent een aantal substantieven en eigennamen die alleen in het meervoud verschijnen, de zogenoemde pluralia tantum (zie ook § 22.8). Bijvoorbeeld:
ef fosies1 | de ouders |
---|---|
ef brans | de jongens en meisjes |
ef tiynstes | de rommel, rotzooi |
ef tiyns ur tiynstes | de rommel, rotzooi |
ef treno-forts2 | de dienstregeling; het spoorboekje |
Pyrnees | de Pyreneeėn |
Ālps | de Alpen |
ef Onōs, ef Lassos3 | (namen van Spokanische rivieren) |
1 | Fosies is de enige meervoudsvorm die geredupliceerd kan worden: ef fosieses (de rij ouders) (zie § 64.28). De laatste decennia is ook de enkelvoudige vorm fosie (ouder) steeds algemener geworden. |
---|---|
2 | Het enkelvoudige treno-fort is de niet-gelexicaliseerde vorm en betekent letterlijk 'treintijd'. |
3 | Er zijn circa 10 rivier- en beeknamen waarvan met zekerheid gezegd kan worden dat ze meervoudig zijn. Bij Onōs en Utās blijkt de meervoudsvorm ook uit de uitspraak: [onos] resp. [utas]. De ō en ū klinken dus als [o] resp. [u], wat aangeeft dat de eropvolgende s feitelijk een meervouds-s is (zie § 11.3). |
Een aantal substantieven hebben weliswaar een oorspronkelijke meervoudsvorm, maar zij gedragen zich als een stoff.subst. Bijvoorbeeld:
derrs1 | baksteen |
---|---|
flecs | vuur |
gārlis | knoflook |
jiys | lover, loof |
kles2 | gras |
piylās3 | druiven; druiventros[sen] |
1 | Derrs kan ook als concr.subst. (voorwerpsnaam) gebruikt worden: eft hupster derrs (een grote baksteen). In dit geval is het meervoud: derrsz (bakstenen) dus eigenlijk een stapelvorm. |
---|---|
2 | Van kles is afgeleid: klesiy (grassprietje), dat sinds de 18e eeuw de oude enkelvoudsvorm kle (grassprietje) vervangt. |
3 | Naast piylās bestaat het concr.subst. cosis (druif); ondanks de eind-s is dit géén meervoudsvorm; het meervoud is cosisz (druiven). Dat piylās in feite meervoudig is, blijkt uit de uitspraak: [pīlas], en niet |
Ook zijn er substantieven waarvan de tegenwoordige enkelvoudsvorm in het Oudspokaans nog een meervoud was. Deze meervoudsvorm wordt als zodanig niet meer geļnterpreteerd, met als gevolg dat er een nieuw meervoud ontstaan is. Deze stapelvormen zijn dikwijls onregelmatig. Bijvoorbeeld:
oud enkelvoud | oud meervoud is nu enkelvoud | tegenwoordig meervoud | |
jegache | jegaches | jegachesz | rommel |
---|---|---|---|
kole | koles | kolesz | school |
lūnter | lūnters1 | lūnteori1 | (soort klimop) |
kōtagje | kōtagjes | kōtagja | landhuis |
lemnā | lemnās | lemnāsa | grafheuvel |
ūc | ūcs | ’cs2 | klip, rotspunt |
beldras | beldrast3 | beldrusts | kussen, peluw |
chafos | chafost3 | chafosten | lied |
’ros | ’rost3 | ’rōste | long |
1 | Zie § 30.27. |
---|---|
2 | Zie § 30.22. |
3 | Het oude meervoudssuffix -t komt overeen met de huidige -z (geaspireerde t: [T]) die het meervoud achter een eind-s vormt. |
Het Spokaans dat langs de Zuidkust van Berref (Zverosta-kust) gesproken wordt, is sterk beļnvloed door het Zverostaļsch, het dialect dat in deze streek een belangrijke rol naast de officiėle landstaal Spokaans vervult.
Het meest in het oog springende fenomeen van deze beļnvloeding is de meervoudsvorming waarbij nauwelijks gebruikgemaakt wordt van de in dit hoofdstuk behandelde suffixen, maar die met reduplicatie (§ 21.2325) tot uitdrukking komt.
In plaats van de gebruikelijke meervoudsvormen in kolom A vinden we met name in de spreektaal langs de Zverosta-kust de geredupliceerde vormen uit kolom B. In de schrijftaal komen deze geredupliceerde vormen slechts incidenteel voor, maar er zijn periodes aan te wijzen waarin een toenemende voorkeur voor deze dialectische variant bestond, zoals in de laat 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse literatuur.
kolom A | kolom B | |
miflifs | mifliflif | ramen; vensters |
---|---|---|
frint’ | frintata | vriendinnen |
chafosten | chafostost | liederen |
blaffosz | blaffafos1 | eisen |
blaffōsta | blaffafos1 | belastingaanslagen |
rāviys | rāviyviy | opmerkingen |
akoraa | akorara | mappen; grote enveloppen |
1 | Zie § 30.39. Het onderscheid CONCREET ~ ABSTRACT verdwijnt bij reduplicatie. |
---|
De elders in het Spokaanse taalgebied onregelmatige vormen mipperper (zuilen; kolommen), crōgtutu (kerkbanken) en verresres (weeldes) (§ 30.25) zijn langs de Zverosta-kust dus regelmatig, met als gevolg dat deze vormen ook in een onscheid.samst. behouden blijven (§ 30.32):
kolom A | kolom B | |
lurgmippers | lurgmipperper | middenzuilen |
---|---|---|
doacrōgtus | doacrōgtutu | zwarte kerkbanken |
Als reduplicatie voor de meervoudsvorming gebruikt wordt, moet de oorspronkelijke betekenis van een geredupliceerd substantief ('rij; reeks; herhaling' ed., zie § 64.53) omschreven worden:
eft mimpit-qutva | een rij boeken |
---|---|
eft kirt-reks | een serie flitsen; voortdurend geflits/geflikker |
Het gebruik van de reduplicatie voor het meervoud heeft nog een opvallende consequentie, want nu er bij de meervoudsvorming geen onderscheid meer gemaakt wordt tussen CONCREET en ABSTRACT (vergelijk blaffafos in § 30.50), is dit onderscheid ook op andere gebieden verdwenen. Zo maken de meeste dialectsprekers langs de Zverosta-kust geen onderscheid meer tussen de aanwijzende voornaamwoorden mittof (bij concr.subst.n) en kā (bij abstr.subst.n): alle substantieven krijgen kā (dit, deze) (zie § 52.6), of tussen de betrekkelijke voornaamwoorden té (CONCR.) en sem (ABSTR.): aan alle substantieven wordt gerefereerd met té (dat, die) (zie § 124.3 voetnoot 1).
30.54 ad § 30.1 D. Meervoud van niet-substantieven
Achtereenvolgens worden behandeld:
De meervoudsvorming van alle niet-substantieven (behalve nominale affixen) geschiedt met het suffix -s, of met -es als het niet-substantief eindigt op een sibilant (x, s) of op een h. Dit is dus dezelfde regel als die welke geldt voor abstr.subst.n met dezelfde vorm als een additief (§ 30.4243).
De meervoudsvorming van nominale affixen is in principe analoog aan die van concr.subst.n.
30.55 ad § 30.54 a. Afkortingen en letterwoorden
Afkortingen en letterwoorden zijn reeds besproken in § 21.39.
De meervoudsvorm van een afkorting (waarbij de letters elk apart uitgesproken worden) is gelijk aan het meervoud van de laatste letter. Bijvoorbeeld:
Do melde prest rifo dur TC-s. (spreek uit: te-ces) |
Hij is directeur van drie NV's.
|
---|
Eft tobacclot lef ten S-es.1 (spreek uit: et-éses) |
Een tabaksdoos met twee zilvermerken.
|
Do kafte tjāg dur B-s.2 (spreek uit: be-ets) |
Hij betaalt met drie bankcheques. |
1 | S = ifer-ségg. De afkorting wordt slechts in het vakjargon van antiquairs, juweliers ed. gebruikt. De naam van de letter s eindigt op een sibilant en daarom is het meervoudssuffix -es. |
---|---|
2 | B = benc-ecc. Omdat de naam van de letter niet op een sibilant eindigt (maar op een t: et), is het meervoudssuffix -s. |
De meervoudsvorm van een letterwoord (een reeks afkortingsletters die samen als één woord uitgesproken worden) wordt bepaald door de laatste klank in dat woord. Bijvoorbeeld:
Ef EECRLUM-s fes metteraf s’rts. (spreek uit: éc’rlums)1 |
De EHBO's (EHBO-organisaties) in diverse steden. |
---|
Het verschil tussen de meervoudsvorm van een afkorting (met apart uitgesproken letters) en de meervoudsvorm van een letterwoord blijkt goed uit:
ef VH-s (spreek uit: ive-hajis)2 | de militaire hospitalen |
---|---|
ef DUH-es (spreek uit: dūhes)3 | (de harmonieėn die "Durf en Overwinning" heten; eig. "de DEO's") |
1 | Hier is feitelijk sprake van het meervoud van een eigennaam. Zie ook § 30.61. |
---|---|
2 | VH = verestā-hōspitalo (legerhospitaal). |
3 | DUH = Daros ur Huch. Het concr.subst. duh (gebaar) heeft volgens de hoofdregel in Blok 30.5 als meervoud: dōsta. |
Zodra een letterwoord het karakter van een "echt" substantief krijgt (§ 20.4748 en § 21.38) geldt ook de hoofdregel van de meervoudsvorming volgens Blok 30.5. Vergelijk:
ef Migmax-es (spreek uit: migmaxes)1 | de Militaire Ontspannings Korpsen |
---|---|
ef migmaset2 | de migmax'en |
1 | Migmax = Militerr Gmafae-Xōlah (een besloten, exclusieve sociėteit voor hogere beroepsmilitairen). Migmax is een letterwoord dat hier omwille van het voorbeeld in het meervoud geplaatst is. |
---|---|
2 | Het woord migmax is een concr.subst. (afgeleid van het letterwoord) met de betekenis 'exclusieve besloten club/sociėteit'. Deze behoeft in het geheel niet militair te zijn. |
Zoals reeds in § 21.3739 besproken, kunnen letters, cijfers, leestekens en andere symbolen op twee manieren geschreven worden:
Voluit geschreven namen van letters gedragen zich bij de meervoudsvorming als een abstr.subst. met dezelfde vorm als een additief (zie § 30.4243). De suffixen -s en -es worden dus zonder filāsto aan het woord gehecht. Bijvoorbeeld:
dur šets | drie š's | ten éses | twee s'en | fār éxes | vier x'en |
---|---|---|---|---|---|
dur kajis | drie k's | ten a-piras | twee ā's | fār qus | vier q's |
Voluit geschreven namen van cijfers, leestekens en andere symbolen (behalve letters) worden als een concr.subst. volgens de hoofdregel van Blok 30.5 gepluraliseerd. Bijvoorbeeld:
ten sersz | twee 6'en | dur fārs | drie 4'en |
---|---|---|---|
ten linne-pontos | twee vraagtekens | ten klāms | twee haakjes |
dur prosents1 | drie procenttekens (%%%) | ten euros1 | twee eurotekens () |
Let op: plūs 'plusteken (+)' heeft het onregelmatige meervoud plūses (plustekens; plussen) en sluit zich dus eigenlijk aan bij de meervoudsregel voor letters.
1 | Omdat prosent als rekeneenheid altijd in het enkelvoud wordt gebruikt, is er een duidelijk verschil tussen dur prosents (drie procenttekens = %%%) en dur prosent (drie procent = 3%). Dit onderscheid verdwijnt bij telwoorden die een enkelvoud vereisen, zoals in hent prosent, dat zowel 'vijf procenttekens' (%%%%%) als 'vijf procent' (5%) kan betekenen (§ 31.20).
Een dergelijke verwarring bestaat ook bij valutanamen, aangezien deze in het meervoud gebruikt mogen worden (§ 31.1920). Daarom is ten euros ambigu, want het kan zowel 'twee eurotekens' () als 'een bedrag van twee euro' (2) betekenen. Over het algemeen wordt er daarom de voorkeur aan gegeven om bij het noemen van het aantal symbolen het woord blātiy (teken) toe te voegen, dus analoog aan het Nederlands. Bijvoorbeeld: dur prosent-blātiys (drie procenttekens), hent prosent-blātiy (vijf procenttekens), ten euro-blātiys (twee eurotekens), ér herco-blātiy (één hercoteken), enzovoort. |
---|
Bij tekens wordt het meervoudssuffix met een filāsto aangehecht en welk suffix er gebruikt wordt, wordt bepaald door de regels die bij het voluit schrijven gelden. Vergelijk de voorbeelden uit § 30.59 met:
3 š-s | 2 s-es | 4 x-es |
3 k-s | 2 ā-s | 4 q-s |
2 6-z | 3 4-s | |
2 ?-s | 2 )-s of 2 (-s | |
3 %-s | 2 -s | |
3 +-es | 3 plussen |
---|
30.61 ad § 30.54 c. Eigennamen
Eigennamen zijn reeds besproken in § 21.4142.
Meervoudsvormen van eigennamen komen hoofdzakelijk in de spreektaal voor. Bij het schrijven ervan komt er een filāsto tussen eigennaam en affix. Bijvoorbeeld:
Dur Petriy-s ur fār Els-es melde fes ef c’rt. |
Er zitten drie Petriy's en vier Els'en in de klas.
|
---|
Fes Spooksoliy v’r Eon-s melde. |
In Spokaniė liggen vijf Eon's (vijf plaatsen die Eon heten).
|
Ef Azerche-s ’rylare ef zomar Gasky. |
De Azerches ressorteren onder de gemeente Gasky. |
In de schrijftaal wordt de voorkeur aan een omschrijving gegeven, zoals:
Dur 'jans pelira Petriy ur fār 'nins pelira Els melde fes ef c’rt. |
Er zitten drie jongens die Petriy heten en vier meisjes die Els heten in de klas.
|
---|
Fes Spooksoliy v’r Eon-s’rts melde. |
In Spokaniė liggen vijf plaatsen Eon. (lett. "vijf Eon-plaatsen")
|
Azerche-Pāndra ur Azerche-Taj ’rylare ef zomar Gasky.1 |
Azerche-Pāndra en Azerche-Taj ressorteren onder de gemeente Gasky. |
1 | Het gaat hier om twee dorpen, beide met een dubbele naam, waarbij het eerste deel identiek is. |
---|
We maken hier onderscheid tussen
30.63 ad § 30.62 1. Nominale suffixen
Nominale suffixen zijn besproken in § 21.2730. Het zijn feitelijk concr.subst.n die alleen in een onscheid.samst. kunnen optreden, en daarin het basiselement vormen. Het meervoud van dergelijke samenstellingen is afhankelijk van de vorm van het nominale suffix, en wordt gevormd met de hoofdregel (basis en uitbouw) uit Blok 30.5.1 Bijvoorbeeld:
-bāl | > sn’bāl ~ sn’bāls | sneeuwbal ~ sneeuwballen |
---|---|---|
-nolac | > kinānolac ~ kinānolacs | ziekenauto ~ ziekenauto's |
-ultes | > kursuusultes ~ kursuusultesz | bloedproef ~ bloedproeven |
-mech | > knurfelmech ~ knurfelmecet | plas water ~ plassen water |
1 | De secundaire regels uit Blok 30.15 zijn nu niet van toepassing omdat een nominaal suffix nooit verlengd kan worden met een grammaticaal suffix zoals in dit Blok genoemd. |
---|
Er zijn enkele nominale suffixen met een onregelmatig meervoud: zij krijgen het improductieve suffix -e met een pira (zie ook § 30.18). De twee bekendste voorbeelden zijn:
-fāsto | > kelbrafāsto ~ kelbrafāstōe | tafelkleed ~ tafelkleden |
---|---|---|
-klan | > wagenklan ~ wagenklāne | karrenwiel ~ karrenwielen |
Merk op dat de eliminatieregel, die zegt dat een onregelmatige meervoudsvorm in een onscheid.samst. door een regelmatige vorm vervangen moet worden (§ 30.32), in het geval van nominale suffixen niet opgaat.
Zou de eliminatieregel ook gelden voor nominale suffixen met een onregelmatig meervoud, dan zouden er in het geheel geen nominale suffixen met een onregelmatige meervoudsvorm bestaan, immers: een nominaal suffix kan per definitie alleen maar in een onscheid.samst. voorkomen.
De eliminatieregel treedt echter wel in werking indien een onscheid.samst. met een nominaal suffix als basiselement op haar beurt deel van een samst. gaat worden:
kelbrafāsto ~ kelbrafāstōe | tafelkleed ~ tafelkleden |
---|---|
> blakkelbrafāsto ~ blakkelbrafāstos | wit tafelkleed ~ witte tafelkleden
|
wagenklan ~ wagenklāne | karrenwiel ~ karrenwielen |
> doawagenklan ~ doawagenklans | zwart wagenwiel ~ zwarte wagenwielen |
Als een nominaal suffix achter een reeds bestaande onscheid.samst. geplaatst wordt, blijft het onregelmatige meervoud echter behouden:
kinā- > kinānolac | ziekenauto |
---|---|
> kinānolacklan ~ kinānolacklāne1 | wiel van ziekenauto ~ wielen van ziekenauto |
1 | In deze onscheid.samst. leidt aanhechting van -klan tot de lettercombinatie ck, die normaal gesproken niet voorkomt in het Spokaans. Omdat de c als de k klinkt, kan gesteld worden dat ck hier feitelijk in de plaats van kk staat. Deze consonantverdubbeling leidt volgens de uitspraakregels tot een gefixeerd accent op de hieraan voorafgaande consonant (§ 11.1719): kinānolacklan resp. kinānolacklāne dienen dan ook uitgesproken te worden als [kinānola:klan] resp. [kinānola:klāne]. Zie ook § 21.30. |
---|
30.66 ad § 30.62 2. Nominale prefixen
Nominale prefixen zijn behandeld in § 21.2729.
Daar nominale prefixen per definitie gevolgd worden door een onscheidbaar aangehecht sub-element, volgt het meervoudssuffix dat hypothetisch bij het prefix hoort, altijd achter het sub-element. Het heeft daarom geen zin om bij dergelijke prefixen een uitbouw van de hoofdregel of een onregelmatige pluralisering aan te nemen. Of in concreto: het heeft geen zin om te stellen dat het meervoud van vas- (-handvat) zoiets is als *vasz- (-handvatten), omdat deze constructie nooit zelfstandig kan bestaan:
ef vasvelt ~ ef vasvelts (en niet: *vaszvelt) |
het handvat van de krat ~ de handvatten van de krat[ten] (lett. "krathandvatten") |
---|
Het meervoud van een woord met een nominaal prefix is altijd regelmatig, ook al heeft het sub-element een onregelmatig meervoud (het meervoudssuffix hoort immers bij het prefix, niet bij het sub-element). Vergelijk a. met b.:
a. | ef quola ~ ef quolāe | de kist ~ de kisten |
---|---|---|
b. | ef vasquola ~ ef vasquolas | het handvat van de kist ~ de handvatten van de kist[en]
|
a. | ef wōt ~ ef wete | de beker ~ de bekers |
b. | ef fugōwōt ~ ef fugōwōts | de voet van de beker ~ de voeten van de bekers |
Daarentegen passen de meervoudssuffixen zich wel aan bij de vorm van het sub-element, voor zover fonologische regels zo'n aanpassing (= uitbouw van de hoofdregel in Blok 30.5) noodzakelijk maken:
eft skokas ~ ef skokasz | een jaszak ~ de jaszakken |
---|---|
ef tufbōx ~ ef tufbōset | het gat in de doos ~ de gaten in de doos/dozen (lett. "doosgaten") |
ef vasloroh ~ ef vaslorōsta | het hengsel van de gieter ~ de hengsels van de gieters |
Merk op dat in de voorbeelden van § 30.68 het prefix het basiselement van de woorden is, en dat het vetgedrukte meervoudssuffix dus een meervoud van dat basiselement uitdrukt. Vergelijk de onderstreepte basiselementen:
a. | ef skokas ~ ef skokasz | de jaszak ~ de jaszakken |
---|---|---|
b. | ef gurtkas ~ ef gurtkasz | de ochtendjas ~ de ochtendjassen |
In a. gaat het om het meervoud van sko- (-zak), in b. om het meervoud van kas (jas).
Als het sub-element een zodanige vorm heeft dat de meervoudsvorming ervan gevoelig is voor de secundaire regels in Blok 30.15, kan gekozen worden uit twee alternatieve meervoudsvormingen:
stynaliycos ~ stynaliycosz |
staat van onderhoud ~ staten van onderhoud |
---|
In dit voorbeeld wordt genegeerd dat het sub-element naliycos (onderhoud) met -os is afgeleid van het werkwoord naliyce (verzorgen; onderhouden), wat feitelijk zou moeten leiden tot de meervoudvorm naliycōsta.
stynaliycos ~ stynaliycōsta | (idem) |
---|
Kojen-Pōt (1977) geeft de voorkeur aan de theoretische benadering 1., maar tekent hierbij aan dat constructies die samengesteld zijn met een nominaal prefix en een sub-element waarvan het suffix gevoelig is voor secundaire meervoudsvorming zo zeldzaam zijn, en bovendien nog een gelexicaliseerd karakter hebben, dat de praktische benadering 2. in feite meer overeenstemt met het taalgevoel dan de theoretische variant.
Als een nominaal prefix een entiteit uitdrukt waarvan er maar één exemplaar bij het sub-element past, zal het meervoud van het prefix ook een meervoudige interpretatie van het sub-element inhouden. Vergelijk (1) en (2) met (3):
(1) | ef vasknyfo ~ ef vasknyfos |
het heft van het mes ~ de heften van de messen (lett. "mesheften")
| |
---|---|
(2) | ef iyxespero ~ ef iyxesperos |
de speerpunt ~ de speerpunten (= de punten van de speren)
| |
(3) | ef vasvelt ~ ef vasvelts |
het handvat van de krat ~ de handvatten van de krat[ten] (lett. "krathandvatten") |
Omdat een mes (in (1)) maar één heft heeft, zal het meervoud van "heft" tevens een meervoudige interpretatie van "mes" uitlokken. In een samenstelling als mesheften is "mes" niet gemarkeerd voor enkel- of meervoud, maar in de omschrijving heften van de messen komt het meervoud van "mes" wel expliciet tot uitdrukking. Evenzo gaat het bij iyxesperos in (2) om meer dan één speer, aangezien er sprake is van meerdere speerpunten, en één speer maar één punt kan hebben.
Voorbeeld (3) is ambigu: aangezien een krat meerdere handvatten kan hebben, hoeft "krat" niet per se een meervoudige lezing te krijgen. Krathandvatten kan dus geļnterpreteerd worden als "handvatten van de krat" of "handvatten van de kratten".1
1 | In (3) weten we niet of het om één krat of om meer kratten gaat. Het prefix vas- kan echter vervangen worden door een omschrijving, bijvoorbeeld:
In a. weten we niet of het om één handvat of om meer handvatten gaat. Dit komt omdat crialelts (handvatten) hoe dan ook in het meervoud moet, omdat ze bij meer dan één krat horen, ongeacht of een krat één of meer handvatten heeft. Het enkelvoudige crialelt leidt tot semantische onzin omdat dit zou impliceren dat er slechts één handvat is dat aan meerdere kratten tegelijk is gemonteerd. Dit is fysiek onmogelijk. Vergelijk daarentegen:
Terwijl meerdere kratten niet gezamenlijk één handvat kunnen hebben, kunnen ze wel gezamenlijk één eigenaar hebben. |
---|
© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands