Grammatica van het Spokaans
172. Namen, titels en familierelaties √
Opbouw van dit hoofdstuk:
Blokken: |
Dit hoofdstuk bestaat uit vier secties:
172.2 ad § 172.1 A. Namen en naamgeving
Het in de volgende paragrafen besproken systeem van naamgeving is in 1852 wettelijk vastgelegd, maar vóór die tijd werd het al veel langer facultatief toegepast.
In het algemeen heeft elke Spokaniėr twee achternamen die met een koppelstreepje (-) verbonden zijn. Stel een man krijgt bij zijn geboorte de namen Heenōe-Zōler (we laten de voornamen even buiten beschouwing) en een vrouw krijgt bij haar geboorte de namen Oten-Stootā. Als deze twee personen met elkaar in het huwelijk treden (en dat kan zowel een katholiek, ergynisch als burgerlijk huwelijk zijn) vervalt van beiden de tweede achternaam en worden beide eerste achternamen zodanig verbonden dat de mans naam voorop staat, aldus: de heer en mevrouw Heenōe-Oten. De kinderen die uit dit huwelijk geboren worden krijgen eveneens deze naam.
Stel er wordt een zoon geboren die later trouwt met mevrouw Mindefit-Hārt. Het nieuwe echtpaar en ook hun kinderen heten dan Heenōe-Mindefit.
Schema:1
A-B ◊ C-D ↠ A-C + A-C |
» A-C / A-C |
1 | Een dergelijk schema moet als volgt gelezen worden:
|
---|
Kinderen die uit een ongehuwde moeder geboren worden (en dat is binnen de Ergynne-cultuur heel gebruikelijk) krijgen slechts de eerste achternaam van de moeder: stel mevrouw Irjen-Olōf is ongehuwd en heeft een zoon en een dochter. Beide kinderen heten slechts Irjen, dus:
A-B |
» A / A |
Als een zoon met één achternaam in het huwelijk treedt met een vrouw die twee achternamen heeft, bestaat de nieuwe naam van het echtpaar en die van hun uit dit huwelijk geboren kinderen uit de mans achternaam, gevolgd door de eerste vrouws achternaam. De heer Irjen trouwt met mevrouw Manōf-Henkaler. Beiden heten dan Irjen-Manōf, dus:
A ◊ B-C ↠ A-B + A-B |
» A-B / A-B |
Als een dochter met één achternaam in het huwelijk treedt met een man die twee achternamen heeft, bestaat de nieuwe naam van het echtpaar en hun kinderen uit de vrouws achternaam, gevolgd door de mans eerste achternaam. Stel mevrouw Xamān trouwt met de heer Rānt-Otaniy. Beiden en hun kinderen heten dan Xamān-Rānt, dus:
A-B ◊ C ↠ C-A + C-A |
» C-A / C-A |
Als zowel man als vrouw één achternaam heeft, worden deze namen bij het huwelijk samengevoegd, zodanig dat de vrouws naam voorop staat: mevrouw Xamān trouwt met de heer Mikkon. Beiden en hun kinderen heten dan Xamān-Mikkon, dus:
A ◊ B ↠ B-A + B-A |
» B-A / B-A |
Resumerend: In principe komt de mans (eerste) naam voorop te staan, gevolgd door de vrouws eerste naam. Als de vrouw een kind is van een ongehuwde moeder en derhalve slechts één achternaam bezit, komt deze bij een huwelijk altijd voorop te staan.
Kinderen van ongehuwde moeders hebben dezelfde status als kinderen uit een huwelijk. In de praktijk komen kinderen van ongehuwde katholieke moeders niet zo veel voor. Mocht een dergelijk "ongeluk" toch plaatsvinden en wil de moeder voorkómen dat haar kind binnen de katholieke gemeenschap erop aangekeken wordt dat zijn/haar moeder ongehuwd is, dan kan de moeder een verzoek bij de rechtbank indienen om haar kind de beide achternamen van de moeder te mogen geven, dus:
A-B |
» A-B / A-B |
Om het allemaal nog ingewikkelder te maken, laten bekende persoonlijkheden (artiesten, politici) in het dagelijks leven vaak een van beide achternamen weg. Bij veel schrijvers, schilders, musici en componisten is vaak niet of nauwelijks bekend wat hun officiėle dubbele achternaam is.
Artiesten laten soms niet een deel van hun achternaam weg, maar (ook) hun voornaam. De overgebleven achternaam krijgt dan een onofficiėle status van voornaam. Zo is de bekende graficus
Moffain Riygt-Stex slechts bekend onder de naam Stex die het karakter van voornaam gekregen heeft.
Monniken, nonnen en andere geestelijken die in een kloostergemeenschap zijn opgenomen, schaffen hun achternaam of achternamen geheel af (hoewel ze bij de Burgerlijke Stand wel blijven bestaan). Vaak kiest men ook voor een andere voornaam, de zogenoemde "kloosternaam". Kloosternamen gaan altijd vergezeld van een titel, zoals frera (broeder) voor een monnik. Zo kan een man die bij de Burgerlijke Stand ingeschreven staat als Lerdu Bjarater-Pōmān de kloosternaam Benedicto aannemen als hij monnik wordt. Hij wordt vervolgens Frera Benedicto genoemd, een aangesproken met Moncharor Frera (zie ook Blok 172.29). Dit geldt voor zowel ergynische als rooms-katholieke kloosterlingen.
Als een achternaam uit twee delen bestaat die nķét door een koppelstreepje verbonden zijn, kunnen wij er zeker van zijn met een adellijke achternaam te doen te hebben. In het verleden (toen er nog (nauwelijks) achternamen bestonden, bestond een adellijke naam vaak uit een voornaam, gevolgd door een locatief (een geografische naam of aanduiding die de afkomst of woonplaats van de persoon aangeeft).
Zo leefde er in de 14e eeuw een ridder met de voornaam Cala. Om hem te onderscheiden van een andere persoon met deze naam, werd de ridder Cala rifo ef wālj’ (letterlijk: Cala van het woud) genoemd. De andere Cala had als locatief: rifo ef jakām (van het veld). De voornaam Cala met de locatief rifo ef wālj’ heeft zich ontwikkeld tot de dubbele (adellijke) familienaam Cala Rifo Ef Wālj’. De man die Cala rifo ef jakām werd genoemd was niet van adel en daarom bestaat er géén familienaam Cala Rifo Ef Jakām. Wel bestaat de niet-adellijke naam Rifo Ef Jakām (Van Het Veld, ofwel Vandervelde), maar deze is niet per se van genoemde Cala afkomstig. Zulke locatieven zijn overal in het land in gebruik geweest en kunnen dus op meerdere plaatsen als familienaam in zwang zijn gekomen. Heel vaak beginnen ze met Rifo (Van), zoals Rifo Hirdo (Van Hirdo) of Rifo Ef Knurfel (Van Het Water), soms ook niet, zoals Ameronne (naar de gelijknamige stad) of Fōrestā (Bos).
Ook in de tijd dat achternamen in zwang kwamen, was het mogelijk om een locatief toe te voegen om er een adellijke naam van te maken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de naam Itārzatreef Rifo Troef, toen Moffain Itārzatreef in ca. 1855 in de adelstand werd verheven en hij toen de locatief Rifo Troef toevoegde (naar het landgoed Troef, waar hij in de buurt woonde). Merk op dat de adellijke naam Frākkeny Rifo Flāgpe op een andere manier is samengesteld: het gaat niet om de achternaam Frākkeny, gecombineerd met een locatief, maar om de combinatie van twee achternamen, waarbij Rifo Flāgpe op zich oorspronkelijk wel een locatief was, maar ook als achternaam ging fungeren.
Bij de adellijke namen Oyff ur Teta en Rifo Feen tukst Klamitje is weer iets anders aan de hand: het gaat om de combinatie van twee locatieven die aangeven welk grondgebied in handen van de adellijke familie was. Oyff en Teta verwijzen beide naar de landgoederen Oyff-Froemiy (bij Staef; in 1944 opgeheven) en Hogorit Teta bij Gasky. Bij Rifo Feen tukst Klamitje (lett. "Van Veen tot Moeras") gaat het niet zozeer om geografische namen als wel om het veengebied en het moeras bij Klaeu (tussen het Hupster Racōn-meer en het rofly-meer), waar het landgoed van de adellijke familie lag.
Na invoering van de Burgerlijke Stand (in 1860-65) zocht de adelstand naar manieren om ook bij de wettelijk gedefinieerde achternamen te voorzien in een dubbele achternaam, teneinde zich te onderscheiden van de "gewone burger" die nooit zo'n dubbele naam had.
Algemeen werd het de gewoonte voor een adellijke man die ging trouwen om de naam van zijn moeder nķét te laten wegvallen maar deze tezamen met de vaders naam te behouden, echter zonder koppelstreepje, dus (het onderstreepte deel is een adellijke achternaam geworden):
A-B ◊ C-D ↠ A B-C + A B-C |
» A B-C / A B-C |
Voorbeeld: stel een ongetrouwde man heet Flās-Comāf en een ongetrouwde vrouw heet Hālef-Firos. De man is van adel, zijn aanstaande vrouw Hālef-Firos is dat niet. Bij het huwelijk heten zij en hun kinderen Flās Comāf-Hālef. Stel hun zoon, óók Flās Comāf-Hālef, gaat trouwen met een niet-adellijke vrouw Diez-Jūst. Bij hun huwelijk gaan zij Flās Comāf-Diez heten.
Het zou ook kunnen dat een adellijke, ongetrouwde man al direct voor een dubbele achternaam kiest. In dit geval laat hij het koppelstreepje tussen zijn vaders naam en zijn moeders naam weg, dus (↠ drukt de naamsverandering uit):
A-B ↠ A B |
Als deze man gaat trouwen, wordt de vaders naam van zijn vrouw eraan toegevoegd. Beide partners krijgen dan dezelfde naam, en ook hun kinderen heten dan zo, volgens:
A B ◊ C-D ↠ A B-C + A B-C |
» A B-C / A B-C |
Ook een adellijke vrouw heeft het recht om de naam van haar moeder te behouden als zij trouwt. Stel een niet-adellijke man Jeers-Flofariy gaat trouwen met een adellijke vrouw Heenōe Zyftoen. Bij het huwelijk gaan zij en hun kinderen Jeers-Heenōe Zyftoen heten. Stel hun zoon (Jeers-Heenōe Zyftoen dus) treedt in het huwelijk met een niet-adellijke vrouw Farth-Grāf. Om te zorgen dat de adellijke naam in het geslacht behouden blijft krijgen zij en hun kinderen niet de naam Jeers-Farth, maar Heenōe Zyftoen-Farth. Dus:
A-B ◊ C D ↠ A-C D + A-C D |
» A-C D / A-C D |
A-C D ◊ E-F ↠ C D-E + C D-E |
Als we de regel in acht nemen dat een adellijke naam altijd behouden dient te blijven en dat in geval van twee adellijke namen de mans naam behouden dient te blijven, zijn de volgende voorbeelden duidelijk (met ◊ wordt bedoeld: "treedt in het huwelijk met"):
Adellijke man Flās Comāf-Heenōe Zyftoen ◊ adellijke vrouw Aqué Trānn-Moett: zij en hun kinderen heten na het huwelijk: Flās Comāf-Aqué Trānn:
A B-C D ◊ E F-G ↠ A B-E F + A B-E F |
Adellijke man Flās Comāf-Maliy ◊ adellijke vrouw Mōn-Rames Zjae: zij en hun kinderen heten na het huwelijk: Flās Comāf-Rames Zjae:
A B-C ◊ E-F G ↠ A B-F G + A B-F G |
Niet-adellijke man Rusen-Sprōns ◊ adellijke vrouw Jālba Holiy-Huss: zij en hun kinderen heten na het huwelijk: Rusen-Jālba Holiy:
A-B ◊ C D-E ↠ A-C D + A-C D |
Het kan soms voorkomen dat de naam van de moeder gelijk is aan de naam van de vader. Indien het om enkelvoudige, niet-adellijke namen gaat, maakt dit niet uit. Stel de heer Heelfer-Stootā trouwt met mevrouw Heelfer-Metrusse. Na het huwelijk heten zij en de kinderen Heelfer-Heelfer, dus:
A-B ◊ A-C ↠ A-A + A-A |
Als het echter om adellijke namen gaat, en het koppelstreepje vervalt, is het de gewoonte om het voegwoord ur (en) tussen de identieke elementen te plaatsen. Stel de heer Montrō-Hast trouwt met mevrouw Montrō-Oyff. Na het huwelijk heten zij en hun kinderen Montrō-Montrō. Hun zoon Montrō-Montrō huwt met mevrouw Mōja-Znūft. Hij wordt in de adelstand verheven, mag zijn moeders naam behouden en zou dus moeten gaan heten: Montrō Montrō-Mōja. Deze naam wordt dan echter Montrō ur Montrō-Mōja, dus:
A-B ◊ A-C ↠ A-A + A-A |
» A-A |
A-A ◊ B-C ↠ A ur A-B + A ur A-B |
Als een adellijke ongehuwde vrouw kinderen krijgt, krijgen deze altijd de adellijke naam van de moeder, in plaats van haar eerste naam, want een adellijke naam moet altijd doorgegeven worden aan de volgende generaties. Stel mevrouw Zlaje-Stāmp Rumer is ongehuwd en krijgt een kind. Dat heet dan Stāmp Rumer, dus:
A-B C |
» B C |
Het Spokanische vorstenhuis heeft een eigen systeem: elk lid van de koninklijke familie krijgt bij zijn/haar geboorte twee voornamen. Tot zijn/haar achttiende jaar heeft het kind de achternaam van de vader. Op deze leeftijd ondergaat het kind een ritueel in de Ergynne-kerk en mag hij/zij bekend maken welke achternaam hij/zij in het verdere leven wenst te dragen. Dit moet
wel een naam zijn die reeds voorkomt in de stamboom van het Huis. Alle namen kunnen zowel als voor- als als achternaam gebruikt worden. Zo gebruikt koning Huron Herco Loefe IV de naam Huron als voornaam. De 18e-eeuwse koning Gremsū Halorius Huron had Huron als achternaam.
Een vrouw die trouwt met een lid van het Koninklijk Huis, mag zelf beslissen of zij haar eigen naam of namen wil behouden, of dat zij deze vervangt door de achternaam van haar man. De namen van de leden van het Koninklijk Huis worden niet als adellijke namen beschouwd, zodat een vrouw met een adellijke naam die met een van de leden van dit Huis trouwt, er de voorkeur aan zal geven haar adellijke naam te behouden.
Een (meestal adellijke) achternaam kan de status van voornaam krijgen indien de drager/draagster ervan via een huwelijk lid wordt van het Koninklijk Huis. Zo is Stjerwéńg een Garosische achternaam, maar toen Ina Stjerwéńg dankzij haar huwelijk met prins Mōlastiy Thor Ferwen de titel van prinses kreeg, werd Stjerwéńg een voornaam. De achternaam Nieche Burton wordt gedragen door baron Pōšil Nieche Burton, de echtgenoot van kroonprinses Emanuala. Als zij koningin wordt, zal de baron de titel van prins mogen dragen. In dat geval zal hij prins Pōšil Burton gaan heten, waarbij het tweede deel van zijn achternaam dus een voornaam wordt. Deze "promotie" van het tweede deel van zijn achternaam leidt ertoe dat zijn achternaam nu Nieche is. Dit is dus een voorbeeld hoe een adellijke dubbele achternaam binnen de naamconventies van het vorstenhuis weer verdwijnt.
De één of twee achternamen van een Spokaniėr worden altijd voorafgegaan door een voornaam. Alleen in katholieke kringen is het gebruikelijk om de kinderen meerdere voornamen te geven. Ouders die niet kunnen aantonen praktiserend katholiek te zijn, zullen bij de Burgerlijke Stand vaak moeilijkheden ondervinden als zij hun pasgeboren kind meer dan één naam willen geven.
De ambtenaar van de Burgerlijke Stand (rānteramā; in iedere gemeente) accepteert in principe alleen voornamen die geregistreerd staan in een officiėle lijst, genaamd Stat-lyst furt Quankas (Staatslijst voor Namen). Een voornaam kan alleen toegestaan zijn voor jongens (hajajan-quanka), alleen voor meisjes (pirinin-quanka), of voor beiden (efanty-quanka), respectievelijk 'jongensnaam', 'meisjesnaam' en 'kindernaam'. Sommige voornamen bestaan ook als achternaam.
Als een bepaalde voornaam niet in de Staatslijst voor Namen voorkomt, maar een moeder of vader kan aantonen dat die naam ooit in het verleden in Spokaniė gebruikt is, zal de Burgerlijke Stand zo'n naam accepteren, en wordt deze aan de Lijst toegevoegd. Om dit te kunnen aantonen zal men meestal oude archieven moeten raadplegen, maar ook de zogenoemde poirmips (levensboeken) zijn een veelgebruikte bron. Dat zijn de registers in parochies of communes waarin geboortes, huwelijken en sterfgevallen werden bijgehouden, totdat de Burgerlijke Stand (ingevoerd in 1860-65) deze taak ging overnemen.
Ingezetenen in Spokaniė die "van buitenlandse afkomst" zijn (allochtonen), mogen hun kind een naam geven die in het desbetreffende land gebruikelijk is. Men heet "allochtoon" te zijn als uit de Burgerlijke Stand of de Levensboeken blijkt dat men zelf, of een voorouder die in Spokaniė gewoond heeft, in een ander land dan Spokaniė is geboren.
De Staatslijst voor Namen bevat naast de "echte" Spokaanse namen ook alle niet-Spokaanse namen die ooit in Spokaniė zijn gebruikt en geaccepteerd. Hieronder vallen alle Pegrevische en Garosische namen, en verder alle namen van buiten Spokaniė, ook al is zo'n naam maar één keer gebruikt. Stel dat de Finse naam Pekka nog niet in de Lijst voorkomt. Als een Finse in Spokaniė woonachtig is en zij haar zoon zo wil noemen, is dat toegestaan, en wordt de naam aan de Lijst toegevoegd. Vanaf dat moment kan elke Spokaniėr zijn/haar zoon Pekka noemen.
Maar als Spokanische ouders hun zoon de Finse naam Taika willen geven, is dat verboden, want de naam staat (nog) niet in de Lijst.1
Voor een Spokaniėr is er daarom maar één manier om haar/zijn kind een naam te geven die niet in de Lijst voorkomt. Men kan de Koning verzoeken om een naam te accepteren. Een dergelijk verzoek dient men te richten aan een geestelijke (Ergynne of RK), die er dan zorg voor draagt dat het verzoek bij de Koning terechtkomt. Dat bij deze procedure de kerk nog een rol speelt, is een relict uit de tijd dat vóór de invoering van de Burgerlijke Stand de kerk tot taak had om de Levensboeken bij te houden.
1 | In 2005 is er een wetswijziging geweest zodat ook Spokaniėrs hun kind een buitenlandse naam mogen geven die nog niet eerder in de Staatslijst voor Namen is opgenomen. De ouders moeten wel kunnen aantonen dat de naam elders op de wereld bestaat (wat tegenwoordig via Google tamelijk simpel kan zijn). Een wetsvoorstel om élke voornaam te accepteren (mits deze niet "ongepast" is; het een en ander te beslissen door de ambtenaar van de Burgerlijke Stand), is in 2005 door de Volksvertegenwoordiging verworpen. |
---|
Van diverse voornamen bestaan spellingsvarianten. Dit is meestal een gevolg van fouten gemaakt door ambtenaren die een voornaam moesten registreren. Als namen met zulke spelfouten eenmaal geregistreerd zijn, gelden ze als "officiėle naam", ook al hebben de ouders het recht om een correctie te eisen. Zo kan het voorkomen dat een jongen onder de (niet bestaande) naam Diyfy wordt ingeschreven, terwijl dit een verschrijving is van de (wel bestaande) naam Diyfiy. Ook als de ouders bezwaar maken en de foute naam Diyfy alsnog in Diyfiy gecorrigeerd wordt, blijft de variant Diyfy bestaan als nu officiėle naam. Deze wordt dan aan de Lijst toegevoegd en andere ouders mogen hun zoon dus zo gaan noemen. Het idee om fout gespelde namen in de Lijst op te nemen, is ontstaan om te voorkómen dat een kind met een fout gespelde naam feitelijk een naam heeft die wettelijk verboden zou zijn, mochten de ouders de fout niet ontdekken of wel willen accepteren.
Behalve een enkelvoudige voornaam (bijvoorbeeld Moffain of Lerdu), kan iemand ook een samengestelde voornaam hebben, bijvoorbeeld Moffain-Lerdu. Samengestelde voornamen hebben altijd een koppelstreepje, en worden als één voornaam beschouwd; zij zijn ook in de Staatslijst voor Namen opgenomen. Iemand kan ook een dubbele of zelfs driedubbele voornaam hebben, bijvoorbeeld Eltu Lezo, of Petriy Jānes Moffain. In een (drie)dubbele voornaam kan ook weer een samengestelde naam voorkomen, zoals Lerdu-Sypa Jānes. Ongeveer een derde van de Spokaniėrs heeft een (drie)dubbele voornaam, maar vrijwel altijd wordt alleen de eerste naam gebruikt.
Bij een (drie)dubbele voornaam worden óf alle namen voluit geschreven, óf alleen initialen gebruikt. Het is niet de gewoonte om bijvoorbeeld alleen de eerste naam voluit te schrijven, en de volgende als initiaal. Correct zijn dus Lerdu Jānes Nramel en L.J. Nramel; maar een vorm als Lerdu J. Nramel komt niet voor (dat wordt als een verwerpelijk amerikanisme gezien).1
1 | De bekende journalist en tv-presentator Eeriys P. Melter altijd uit op provocatie heeft bewust de initiaal P. aan zijn naam toegevoegd, om zijn naam met deze middle initial een "Amerikaans karakter" te geven. Hij bezit echter geen tweede voornaam die met een P begint. |
---|
Bij samengestelde voornamen ligt het initiaalgebruik niet vast. Als een vrouw Tempa-Justa Palest heet, kunnen we de volgende initiaalvarianten tegenkomen: T.J.; T.-J. en T-J.. De eerste wordt over het algemeen afgekeurd omdat T.J. een dubbele voornaam suggereert, de tweede wordt door velen afgekeurd vanwege de lelijke combinatie van punten en koppelstreepje; de laatste wordt vrijwel altijd geprefereerd. In telefoonboeken (en andere formele lijsten) wordt vaak spaarzaam met de ruimte omgesprongen en blijven punten bij initialen achterwege. Dus Tempa-Justa Palest wordt hoe dan ook TJ Palest. Er is dus geen verschil met een dubbele voornaam: Tempa Jeely Palest wordt eveneens TJ Palest. Maar velen geven er de voorkeur aan om in een telefoonboek alleen de (eerste) voornaam voluit vermeld te zien: Tempa Palest, of Tempa-Justa Palest (indien het om een samengestelde voornaam gaat).
Ten slotte kunnen ook nog samengevoegde voornamen onderscheiden worden: het gaat hierbij om één naam die bestaat uit twee afzonderlijke namen, zoals Jānpyt. Samengevoegde voornamen (Jānpyt) worden als één naam beschouwd en dienen in de Staatslijst voor Namen opgenomen te zijn om geaccepteerd te kunnen worden. Daarentegen wordt een samengestelde naam (Jān-Pyt) als twee namen beschouwd. Als zowel Jān als Pyt in de officiėle lijst staat vermeld, wordt Jān-Pyt dus zonder meer geaccepteerd.
Resumerend: Iemand die Jān Pyt Kjārter heet, heeft een dubbele voornaam (ofwel: twee voornamen; initialen J.P. Kjārter); Jān-Pyt Kjārter heeft een samengestelde voornaam (initialen bij voorkeur J-P. Kjārter); Jānpyt Kjārter heeft een samengevoegde voornaam (initiaal J. Kjārter).
172.22 Namen noemen in de media
In kranten, tijdschriften en op de radio, televisie of het internet worden personen in het algemeen met voor- en achternaam aangeduid, als ze de eerste keer worden genoemd, het liefst met de officiėle titel indien deze bestaat, dus: menester Jānes Omeriy-Mip Seert. Komt de persoon meer dan één keer in het bericht voor, dan kan verder volstaan worden met het noemen van voornaam en eerste achternaam, dus: Jānes Omeriy. Het is niet beleefd om een persoon zonder voornaam te noemen, dus omschrijvingen als menester Omeriy-Mip Seert of zelfs alleen Omeriy-Mip Seert worden vermeden.
Een uitzondering op deze beleefdheidsregel vormen namen die door de drager ervan zelf reeds zijn veranderd, dus eigenlijk pseudoniemen zijn geworden. Als de graficus Moffain Riygt-Stex zich alleen Stex noemt, mag dat natuurlijk in de media zo blijven, en zou het erg vreemd staan om hem volgens de etiquette Moffain Riygt te noemen.
Toevoegingen van beroep of functie zijn heel gebruikelijk, maar toevoeging van kwalificaties als Merater (de heer) of Mosjeus (mevrouw) wordt door de meeste Spokaniėrs als dialectisch, ouderwets of oubollig gevoeld. En het gebruik van initialen in plaats van de gehele voornaam is absoluut taboe, hoewel ook hier weer uitzonderingen op bestaan als iemand zélf kiest voor dit gebruik van initialen. Zo noemde de dichter Eltu Lezo Names-Pofā zichzelf altijd E.L. Names-Pofā (dit stond ook zo op zijn boeken), dus mogen deze initialen in de media zo gehandhaafd worden; ook de straat in Lassos die naar hem vernoemd is, handhaaft de initialen: E.L. Names-Pofā-plep (vergelijk ook de opmerking over Stex hierboven).
Resumerend:
Voor het noemen van beroepen en titels, zie verder § 172.2931.
Indien de context (zoals sociale omgangsvormen en bekendheid met de persoon) daartoe aanleiding geeft, spreekt men iemand bij de voornaam aan. In een meer formele situatie wordt de eerste achternaam gebruikt, voorafgegaan door een titel. In het algemeen is dat merater (meneer), mosjeus (mevrouw) of ratersjeus (meneer en mevrouw). Het is in Spokaniė niet gebruikelijk om een [titel +] eigennaam als bijstelling vooraan een zin te plaatsen. Achteraan is in familiaire stijl wel mogelijk (vooral bij vragen).1 Vergelijk:
(1) | a. Aftel Petriy zecofe cafer? |
b. Aftel tu zecofe cafer, Petriy? | |
c. ? Petriy, aftel tu zecofe cafer? | |
Petriy, wil je koffie?; Wil je koffie, Petriy?
| |
---|---|
(2) | a. Aftel mosjeus Mindefit zecofe cafer?2 |
b. Aftel g’rs zecofe cafer, mosjeus Mindefit? | |
c. ? Mosjeus Mindefit, aftel g’rs zecofe cafer? | |
Mevrouw Mindefit, wilt u koffie?
| |
(3) | a. Kirro invóbe ratersjeus Xamān ón ef kluntā. |
b. ? Kirro invóbe g’rs ón ef kluntā, ratersjeus Xamān. | |
c. ?? Ratersjeus Xamān, kirro invóbe g’rs ón ef kluntā. | |
Meneer en mevrouw Xamān, we nodigen u [beiden] uit voor de receptie. |
De varianten in a. klinken het meest natuurlijk. In b. staat een familiaire bejegening die in een vragende zin wel past, maar in andere gevallen vreemd overkomt (zoals in (3b)). In c. staat een formele, autoritaire stijl, waarbij de aangesprokene het gevoel krijgt op een nadrukkelijke manier tot de orde te worden geroepen. Alleen als de bijstelling qua intonatie geheel los staat van de vervolgzin, is dit acceptabel, bijvoorbeeld:
(2) | c′. Mosjeus Mindefit. Aftel g’rs zecofe cafer? |
Mevrouw Mindefit. Wilt u koffie? |
---|
In (2c′) klinkt Mosjeus Mindefit (met een dalende toon) alsof er niets meer volgt. Na een korte pauze komt de tweede zin.
Zie ook § 70.9 voor het gebruik van tu en g’rs.
1 | Niet alle zinnen lenen zich ervoor om de aangesprokene in de vorm van een subject of object in de zin te integreren. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een imperatief (die in het Spokaans altijd in een beleefde context gebruikt kan worden, zie ook § 150.158).
Stel dat meneer Kārder binnenkomt en de gastheer wil zeggen "Meneer Kārder, neemt u plaats". Dan zijn er verschillende mogelijkheden:
In variant a. wordt een imperatief vermeden. Hier is de naam van de aangesprokene in de zin geļntegreerd. Deze formulering is nogal afstandelijk, want feitelijk wordt er iets óver meneer Kārder gezegd; het is niet direct een verzoek om plaats te nemen. De bijstelling achteraan de zin (in b.) is in een wat minder formele context wel mogelijk (en wordt tegenwoordig steeds vaker gebruikt). In c. klinkt de bijstelling erg autoritair en dus onbeleefd. Een goede oplossing staat in d., waar meneer Kārder eerst begroet wordt, en hij vervolgens het verzoek krijgt om plaats te nemen. | ||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2 | Merk op dat de combinatie van mosjeus + naam (of merater + naam) wel gebruikelijk is om een vrouw (man) aan te spreken, maar nķét om het óver iemand te hebben, zoals bedoeld in § 172.23. |
De aanspreektitels merater, mosjeus en ratersjeus kunnen nooit zonder een naam en/of beroepsaanduiding gebruikt worden. In het Nederlands kunnen 'meneer' en 'mevrouw' als bijstelling gebruikt worden om de aandacht te trekken.1 In het Spokaans kan de aandacht getrokken worden met bijvoorbeeld hato (goedendag), vergelijk:
a. | * Mosjeus nert garagog kusama! |
b. | * Mosjeus, g’rs nert garagog kusama! |
c. | Hato, g’rs nert garagog kusama! |
goedendag, u mag daar niet parkeren | |
Mevrouw, u mag daar niet parkeren! |
---|
Een politieagent die een vrouw erop wil wijzen dat ze daar niet mag parkeren, zal variant c. gebruiken. Varianten a. en b. zijn fout omdat mosjeus niet door een achternaam wordt gevolgd, en b. is bovendien fout omdat mosjeus als bijstelling is toegevoegd.
1 | Alleen in korte frases (dus geen volledige zinnen) kunnen titels als merater en mosjeus zonder naam gebruikt worden. In dat geval zijn ook "titels" als efanty (kind), 'nin (meisje) ed. mogelijk:
|
---|
Personen met een beroep dat "status" heeft, kunnen wel aangesproken worden met merater of mosjeus, gevolgd door het beroep, en eventueel ook nog de naam. Vergelijk:
(1) | Aftel merater notarrs [Ferdu] c’rtiravy eft testamentos ón gress? |
(lett. "Meneer [de] notaris [Ferdu], kunt u me helpen met een testament?")
| |
---|---|
(2) | ¢£ Aftel merater plūmbūmtiy [Kōmba] reparerecū ef lecelira hek? |
(lett. "Meneer [de] loodgieter [Kōmba], kunt u de lekkende kraan repareren?") |
Zin (1) past goed in een min of meer formele setting, en is het beste te vertalen met 'Meneer Ferdu, kunt u me helpen met een testament?'. Zin (2) klinkt vreemd omdat hier aan de loodgieter een "status" wordt toegekend die hij niet heeft. De loodgieter zal dit dan ook als humoristisch, ironisch of beledigend opvatten.
Bij bepaalde functies, beroepen of status worden de algemene aanspreekvormen merater, mosjeus en ratersjeus vermeden en vervangen door een meer formele titel. Bijvoorbeeld:
(1) | Kirro invóbe tevi prifjiof Halest ón ef ’mannos enn eft wuxos-furt. |
wij uitnodigen graag professor Halest voor het houden van een lezing | |
Professor Halest, we nodigen u graag uit om een lezing te komen houden.
| |
---|---|
(2) | Eertef Merater Oemāve sen perke beri ekspresere ’ršaag terat.1 |
Minister Oemāve, u moet zich duidelijker uitdrukken.
| |
(3) | Gress osavy Ylamo Rigter Metrusse tu belt duet den g’rs uzige |
ik wil-met-klem-wijzen geėerde jurist Metrusse op haar plicht dat u behartigt | |
ef yjéfiys rifo sener morg.2 | |
de belangen van uw cliėnt | |
Meester Metrusse, ik wil u met klem wijzen op uw plicht om de belangen van uw cliėnt te behartigen. |
Zin (2) kan een taaluiting zijn tijdens een debat waarbij een Volksvertegenwoordiger de aanwezige minister erop aanspreekt dat hij zich niet duidelijk uitdrukt. Zin (3) is een vermaning van een rechter die een advocaat terecht wijst. In de context van de rechtspraak wordt een advocaat aangesproken met de titel Ylamo Rigter (Meester, lett. "geėerde jurist"), en de rechter wordt aangesproken met Ylamo Dekeniy (Edelachtbare, lett. "geėerde rechter"). Bij de rechter blijft de naam over het algemeen achterwege omdat hij/zij anoniem is (of geacht wordt dat te zijn).
1 | Dat de formele titel Eertef Merater (feitelijk 'Excellentie') nog weinig te maken heeft met de meer informele aanspreekvorm merater, blijkt uit het feit dat ook een vrouwelijke minister met Eertef Merater wordt aangesproken (en niet met Eertef Mosjeus, want dat betekent 'first lady', oftewel de vrouw van een president!). |
---|---|
2 | Merk op dat het eerste deel van de zin in de 3e persoon staat (belt duet 'haar plicht') terwijl het deel achter den in de 2e persoon staat (g’rs 'u' en sener morg 'uw cliėnt'). |
Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen een aanspreekvorm die men gebruikt als men iemand persoonlijk aanspreekt, en een vorm die men gebruikt om het over een [aanwezige] persoon te hebben. Dit verschil komt goed tot uitdrukking in bijvoorbeeld debatten in de Volksvertegenwoordiging. Vergelijk de volgende hypothetische woordenwisseling:
a. | Kamerlid Ilsa Pelger-Rakāl: | Aftel Eertef Merater Tānsāk pry’llavy, kluft g’rs splōnja ef lef ef remarcos "ef nert lelperre kost progrām"? |
---|---|---|
Minister Tānsāk, kunt u uitleggen wat u bedoelde met de opmerking "daar heb ik geen boodschap aan"?
| ||
b. | Minister Ōrs Tānsāk: | Ylamo Zāmrater Pelger meltāt jazy hāgypalelira tiff'kurriy den g’rs unerecū kost remarcos. |
Kamerlid Pelger, u moet toch intelligent genoeg zijn om mijn opmerking te kunnen begrijpen.
| ||
c. | Kamerlid Ilsa Pelger-Rakāl: | Aftel Ylamo Ziyter iyziy-kettavy menester Tānsāk frópj’ groft érchūvelira vertaros? |
Meneer de voorzitter, kunt u minister Tānsāk terechtwijzen vanwege zijn denigrerende antwoord?
| ||
d. | Minister Ōrs Tānsāk: | Gress nert pilde den ziyter Fjerma pallesimuāt zāmrater Pelgerex ef pryos. |
Ik vind niet dat voorzitter Fjerma op het verzoek van Kamerlid Pelger hoeft in te gaan. |
In a. richt het Kamerlid Pelger-Rakāl zich direct tot de minister; ze gebruikt dan de aanspreektitel Eertef Merater (lett. "excellentie"), gevolgd door zijn naam (onderstreept). In b. richt minister Tānsāk zich direct tot het Kamerlid; hij gebruikt dan de aanspreektitel Ylamo Zāmrater (lett. "Geėerd Kamerlid"), gevolgd door haar naam. In c. richt het Kamerlid zich direct tot de voorzitter van de Volksvertegenwoordiging; ze gebruikt dan de aanspreektitel Ylamo Ziyter (lett. "Geėerde Voorzitter"), maar zónder naam (want er is maar één persoon met de functie van voorzitter in de vergaderzaal). Maar Pelger spreekt hier óver minister Tānsāk, en daarom gebruikt ze de titel menester. In d. maakt de minister de algemene opmerking dat hij vindt dat de voorzitter hierop niet hoeft in te gaan. Hij spreekt dus óver de voorzitter en óver het Kamerlid, en daarom gebruikt hij de titels ziyter resp. zāmrater.1
Zie verder Blok 172.29 voor een overzicht van de functies en beroepen waarbij personen op een specifieke manier worden aangesproken.
1 | Tānsāk had hier ook ervoor kunnen kiezen om de voorzitter direct aan te spreken: Gress nert pilde den Ylamo Ziyter ... (Meneer de voorzitter, ik vind niet dat ...). Maar deze directe confrontatie met de voorzitter lijkt Tānsāk te willen vermijden. |
---|
Onder "titels" verstaan we hier specifieke kwalificaties om aan personen te refereren of om ze aan te spreken, gebaseerd op iemands opleiding, functie of status. Anders dan in Nederland kent Spokaniė maar een beperkt aantal specifieke aanspreekvormen. Over het algemeen kan worden volstaan met een omschrijving als merater direkter (mijnheer de hoofdcommissaris) of mosjeus notarrs (mevrouw de notaris), indien het om beroepen met "status" gaat (een aanspreekvorm als mosjeus mingatra (mevrouw de werkster) klinkt vreemd; zie ook § 172.26).
In onderstaand blok worden een aantal functies en kwalificaties opgenomen die een bijzondere aanspreekvorm vereisen. Voor een uitgebreid overzicht van titels en titulatuur wordt verwezen naar Keldes-Oparigel (1981).
Zie ook § 172.3341 voor Correspondentie.
Titels en aanspreektitels | |||
---|---|---|---|
Algemeen | |||
Noemen | Aanspreken | ||
merater (mrt. of Mrt.) | merater × | merater ° | meneer |
mosjeus (msj. of Msj.) | mosjeus × | mosjeus ° | mevrouw |
ratersjeus | ratersjeus × | ratersjeus ° | meneer en mevrouw |
eby | | eby! * | geachte aanwezigen! |
Opleiding | |||
Noemen | Aanspreken | ||
prifjiof (Pf.) | prifjiof × | prifjiof ° | professor, doctor, meester (hoogste univ. titel, na promotie) |
prifjiof fes rigt (Pf-Ri.) | prifjiof × | prifjiof ° | meester in de rechten (hoogste univ. titel, na promotie) |
primiter (Pr.) | primiter × | primiter ° | (ong.) doctorandus, master (iemand die het 1e univ. examen heeft gehaald) |
flartolar (Fl.) | flartolar × | flartolar ° | ingenieur (univ. titel) |
Politiek, Justitie | |||
Noemen | Aanspreken1 | ||
menester (Men.) | menester × | Eertef Merater + (Ee.M./É.M./é.m.) | minister, excellentie (ook als het een vrouw betreft) |
menester (Men.) | menester × | Eertef Menester + (Ee.Ms./É.Ms./é.ms.) | minister-president, excellentie |
zāmrater (Zr.) | zāmrater × | Ylamo Zāmrater + (YZ) | Kamerlid |
rigtātatjen (Rgt.) | rigtātatjen × | Ylamo Dekeniy + (YD) | rechter, Edelachtbare |
lacsater (Lcs.) | lacsater × | Ylamo Rigter + (YR) | advocaat, meester |
Geestelijkheid | |||
Noemen | Aanspreken | ||
prijollus | follus × | Moncharor Follus * | prior, vader-overste |
šābro | frera × | Moncharor Frera * | monnik |
prijóntur (RK) | sientur × | Moncharor Sientur * | priores, moeder-overste |
nuna (RK), rifiy (Erg) | sour × | Moncharor Sour * | non |
pryst (RK) | follus × | Moncharor Lytt * | priester |
partes/kinusala (Erg) | partes × | Moncharor Lytt * | priester |
Reelā (Erg) | Reelā * | Moncharor Reelā * | (hoofd v.d. Erg-kerk) |
ryltiy (Erg) | ryltiy × | Moncharor Ryltiy * | "bisschop" in Erg-kerk |
biyōp (RK) | biyōp × | Hupster Merater * | bisschop (RK) |
× | Deze titels kunnen alleen gevolgd worden door iemands naam. |
---|---|
° | Deze titels worden alleen gevolgd door iemands naam. Alleen buiten een zinsverband kan de naam achterwege blijven, zoals in siy merater (ja meneer) of fes fittas prifjiof (goedemiddag professor) |
+ | Deze titels kunnen zowel met als zonder naam gebruikt worden. |
* | Deze titels kunnen alleen zónder naam gebruikt worden. |
Voor militaire rangen en aanspreektitels wordt verwezen naar .
1 | De afkortingen kunnen alleen gebruikt worden als een gesproken taaluiting als geschreven citaat weergegeven wordt: Tara linna: "Aftel E.M. Grenta enn ef rapors trempe pip?" (Tara vroeg: "Minister Grenta, heeft u het rapport al gelezen?"). Uiteraard heeft Tara voluit Eertef Merater gezegd, en niet alleen de twee letters E en M. Zeker in notulen en verslagen van de Volksvertegenwoordiging is het gebruikelijk om bij directe citaten deze afkortingen te schrijven. |
---|
We moeten een onderscheid maken tussen een toevoeging die het beroep of de functie aangeeft, en een mogelijke titel die bij een bepaald beroep of bepaalde functie hoort. Vergelijk:
(1) | Ef mimpit stindalije pai [ef] kleterkett Moffain Hāstāf-Plomyta. |
Het boek is geschreven door [de] journalist Moffain Hāstāf-Plomyta.
| |
---|---|
(2) | Ef mimpit stindalije pai prifjiof Moffain Hāstāf-Plomyta. |
Het boek is geschreven door dr. Moffain Hāstāf-Plomyta.
| |
(3) | Ef mimpit stindalije pai [ef] kleterkett prifjiof Moffain Hāstāf-Plomyta. |
Het boek is geschreven door de journalist dr. Moffain Hāstāf-Plomyta. |
In (1) en (3) geldt kleterkett als een nadere specificatie. Deze beroepsomschrijving kan zowel met als zonder lidwoord worden toegevoegd; vergelijk ook § 50.19. In (2) is prifjiof een wetenschappelijke titel; deze krijgt nooit een lidwoord. Zin (3) laat zien hoe specificatie en titel ook gecombineerd kunnen worden. Zie ook § 172.23.
Sommige beroepen worden soms als zo prestigieus of belangrijk beschouwd dat ze als "titel" worden behandeld. Vergelijk:
(1) | Ef ālbe-glūfiy tasso fes d’fosmurfiy ur ef prest Wōlta Pramiyr it’rra helkara Irlandes. |
Het bouwbedrijf is failliet gegaan en de directeur Wōlta Pramiyr is naar Ierland gevlucht.
| |
---|---|
(2) | Ef ālbe-glūfiy tasso fes d’fosmurfiy ur prest Wōlta Pramiyr it’rra helkara Irlandes. |
Het bouwbedrijf is failliet gegaan en directeur Wōlta Pramiyr is naar Ierland gevlucht. |
In (1) blijkt uit het lidwoord bij ef prest dat hier een nadere specificatie wordt bedoeld. Hier zou ook een frase als ... ur Wōlta Pramiyr, meldelira ef prest, it’rra ... (... en Wōlta Pramiyr, de directeur, is ...) gebruikt kunnen worden. Zin (2) is feitelijk ambigu, want kan hetzelfde betekenen als (1), maar gezien de belangrijkheid van de functie zou prest hier ook als "titel" kunnen worden opgevat. Sommigen geven er dan de voorkeur aan om Prest met een hoofdletter te schrijven.
Zie ook Blok 172.29 waarin voorbeelden staan hoe bepaalde beroeps- en functienamen in įlle gevallen als titel worden behandeld. Bijvoorbeeld:
(1) | Ef tangodām fesperkosavy flartolar Elsa Heemān fara ef kleter ātviserr. |
De regering wil ingenieur/ir. Elsa Heemān aanstellen als nieuwe adviseur.
| |
---|---|
(2) | * Ef tangodām fesperkosavy ef flartolar Elsa Heemān fara ef kleter ātviserr. |
De regering wil de ingenieur Elsa Heemān aanstellen als nieuwe adviseur. |
Zin (2) wordt als incorrect beschouwd omdat flartolar hier als een nadere specificatie van het beroep wordt behandeld, terwijl het in alle gevallen als titel gebruikt moet worden.
We moeten onderscheid maken tussen een adellijke titel en de erbij behorende titulatuur, oftewel de wijze waarop men iemand krachtens zijn titel aanschrijft of aanspreekt.
Adellijke titels en titulatuur | |||
---|---|---|---|
Titel | Titulatuur | ||
kindis | koning | Korretarpu (Kt.) | [Zijne] Majesteit |
kindista | koningin | Korrepir (Kr.) | [Hare] Majesteit |
prens (Pr.) | prins | Mortetarpu (Mt.) | [Zijne] Koninklijke Hoogheid |
prensa (Pra.) | prinses | Morterepir (Mr.) | [Hare] Koninklijke Hoogheid |
vereslytt | hertog | Vereslytt | |
vereslytta | hertogin | Vereslytta | |
marcess | markies | Marcess | |
marcessa | markiezin | Marcessa | |
’rslāfer | graaf | rslāfer | Hooggeboren heer |
’rslāfera | gravin | rslāfera | Hooggeboren vrouwe |
manter | burggraaf | Manter | Hooggeboren heer |
mantera | burggravin | Mantera | Hooggeboren vrouwe |
jolarater | baron | Jolarater | Hoogwelgeboren heer |
jolasjeus | barones | Jolasjeus | Hoogwelgeboren vrouwe |
ylarater | jonkheer | Ylarater | Hoogwelgeboren heer |
ylasjeus | jonkvrouw | Ylasjeus | Hoogwelgeboren vrouwe |
cāblān | ridder | Cāblān | Hoogwelgeboren heer |
cāblāna | ridderes | Cāblāna | Hoogwelgeboren vrouwe |
De koninklijke titulatuur wordt tegenwoordig alleen nog gebruikt als aanspreektitel.
Een omschrijving als Korretarpu Kindis Huron Herco IV (Zijne Majesteit Koning Huron Herco IV) staat in een gedrukte tekst erg ouderwets. Daarentegen is het wel gebruikelijk om de koning aan te spreken met Korretarpu (dus zonder verdere toevoegingen). We kunnen volstaan met Kindis Huron Herco IV (of korter nog Kindis Huron IV). Maar zie ook § 172.34 hoe leden van het Koninklijk Huis bij correspondentie aangeschreven moeten worden.
In geschreven teksten kunnen adellijke personen met hun titel genoemd worden, zoals: Manter Sylvest Crympāf Hueste sterdo fes 1991 (Burggraaf Sylvest Crympāf Hueste is in 1991 overleden).
Behalve bij koningen/koninginnen en prinsen/prinsessen, is de titulatuur gelijk aan de adellijke titel (maar dan met een hoofdletter). De titulatuur wordt ook gebruikt als aanspreekvorm. Dus een baron begroet je als: "Fes fittas Jolarater" ("Goedemiddag baron").
172.33 ad § 172.1 C. Correspondentie
Welke frases worden er in Spokaniė gebruikt bij de adressering, aanhef en ondertekening van brieven? Hier volgen de meest gebruikelijke regels. Merk op dat de hier gebruikte titels kunnen afwijken van de aanspreektitels zoals beschreven in Sectie B.
Het gebruik van initialen is altijd taboe, dus we schrijven de voornaam/voornamen altijd voluit (zie ook § 172.23). Bij een formele brief kunnen we achter de naam een kwalificatie toevoegen: Ylamo Merater (Weledele heer) of Ylamo Mosjeus (Weledele vrouw), bijvoorbeeld: Gyzell Zampy-Neeferf Ylamo Mosjeus (Weledele vrouw Gyzell Zampy-Neeferf). Iets minder formeel is om deze kwalificaties af te korten tot Y.M. Dat is vooral handig als we niet weten of we met een man dan wel vrouw te doen hebben (aan vele voornamen is dat niet te zien), bijvoorbeeld: Lerdu Metrusse Y.M.
De minst formele vorm is om alleen de voornaam/voornamen en achternaam te noemen, zonder enige kwalificatie. Dit is ook gebruikelijk bij nota's, brieven en andere (meestal zakelijke) poststukken afkomstig van bedrijven en instanties.
Als we niet weten wat iemands voornaam is, mag de kwalificatie Ylamo evenmin gebruikt worden. Wel kunnen we Merater (de heer) of Mosjeus (mevrouw) vóór de naam toevoegen, bijvoorbeeld: Merater Metrusse of Mosjeus Zampy-Neeferf. Velen vinden dit een (te) familiaire of onpersoonlijke vorm. Let op dat Merater en Mosjeus nooit gebruikt mogen worden als de voornaam wél is toegevoegd; een vorm als Merater Petriy Metrusse-Lob’nn is dus fout.
Brieven aan de Koning worden geadresseerd als Korretarpu Kindis rifo Spooksoliy. Voor de Koningin geldt: Korrepir Kindisa rifo Spooksoliy. Voor een kroonprins resp. kroonprinses worden gebruikt: Mortetarpu Ecron-prens rifo Spooksoliy resp. Morterepir Ecron-prensa rifo Spooksoliy. Bij overige prinsen en prinsessen wordt altijd de naam erbij genoemd, omdat er meestal meerdere prinsen en prinsessen zijn. Bijvoorbeeld: Mortetarpu Prens Karl Jāndra resp. Morterepir Prensa Tena Gizell. Bij de adressering aan prinsen en prinsessen die bij hun naam worden genoemd, kunnen ook de afkortingen Mt. (Z.K.H.) en Mr. (H.K.H.) gebruikt worden. Bij een koning, koningin, kroonprins of kroonprinses worden de titels altijd voluit geschreven.
Na de naam van de persoon kunnen de naam van het paleis of landgoed en de gemeente volgen waar hij/zij woont. Voor de kroonprinses kunnen we dus volstaan met volgende adressering:
Morterepir Ecron-prensa rifo Spooksoliy | H.K.H. Kroonprinses van Spokaniė |
---|---|
Kōtagjes Lindo | Landhuis Lindo |
2302-Kjeja | 2302-Kjeja |
Als iemand een adellijke titel heeft, kan deze voor de naam worden toegevoegd. Het staat netjes om de voornaam/voornamen toe te voegen, maar die mogen ook weggelaten worden: Jolarater Moffain Ilo Zjae-Aqué Trān, of Jolarater Ilo Zjae-Aqué Trān (Baron ...). De titel kan eventueel afgekort worden: Jl. Moffain Ilo Zjae-Aqué Trān, of Jl. Ilo Zjae-Aqué Trān.
Het voluit schrijven heeft dezelfde formele status als het gebruik van titulatuur in het Nederlands (voor een baron: Hoogwelgeboren heer ...). Een afgekorte titel is minder formeel.
Ook voor sommige belangrijke functies bestaan er titels. Zo kan een brief aan de minister-president geadresseerd worden als: Eertef Menester Lerdu Itell-Husofater (vgl. Zijne Excellentie Lerdu Itell-Husofater). Iets minder formeel: Ee.Ms. Lerdu Itell-Husofater Ook hier kan bij minder formele correspondentie de voornaam weggelaten worden.
Soms weten we wel de functie of titel van iemand, maar niet zijn/haar naam. In dat geval is de formele oplossing om de kwalificatie Ylamo Merater (of Mosjeus) vooraf te laten gaan door de functie (met lidwoord en hoofdletter), bijvoorbeeld: Ef Prest Ylamo Merater (De Weledele heer Directeur), Ef Tāx-blaffoser Y.M. (De Weledele heer/vrouw Belastinginspecteur). Sommige beroepen en functies staan nóóit toe dat er een naam wordt toegevoegd. Het gaat hierbij om functies die op de een of andere manier als "uniek" worden beschouwd, of waarbij het individu op de achtergrond is geraakt. We noemen er enkele:
In al deze gevallen dient men in de adressering wel het instituut of de plaats te vermelden waar de persoon zijn belangrijke functie uitoefent, dus: Ef Monercō rifo Amahagge Y.M. (De weledele heer de Burgemeester van Amahagge), Ef [Adoror] Biyōp rifo Hildi (De [Aanbeden] Bisschop van [het bisdom] Hildi), Ef Presta rifo Brūfala Ylamo Mosjeus (De weledele vrouw Directrice van Brūfala = de naam van een gevangenis), Ef Prijóntur rifo ef Sinto-Nicels-covent (Moeder-overste van het Sinto-Nicels-klooster). Merk op dat een archaļsche titulatuur (zoals Zijne Hoogwaardige Excellentie voor een bisschop, of Eerwaarde moeder voor een moeder-overste) in het Spokaans niet bestaat. Wel kunnen katholieken uit respect bij een hogere geestelijke (zoals een bisschop) de kwalificatie Adoror (Aanbeden) toevoegen.
In al deze gevallen geldt: bestaat er een specifieke titel, gebruik die dan, ontbreekt die, voeg dan Ylamo Merater of Ylamo Mosjeus (of Y.M. indien het geslacht onbekend is) toe.
Bij brieven die aan een echtpaar zijn gericht, luidt de adressering als volgt: Merater ur Mosjeus Metrusse-Laji (dus geen voornamen of initialen). Eventueel afgekort tot: Mrt. ur Msj. Metrusse-Laji. Vormen als Mrt.+Msj., Mrt. & Msj. en dergelijke worden afgekeurd. Ook de titel ratersjeus (meneer en mevrouw) die gangbaar is als we een echtpaar persoonlijk aanspreken (zie § 172.24) wordt bij een adressering vermeden.
Is een brief voor het hele gezin bestemd, dat zijn er twee standaardmogelijkheden. De formele oplossing is om de brief aan het echtpaar te richten, en de kinderen eraan toe te voegen, bijvoorbeeld:
Mrt. ur Msj. Metrusse-Laji ur Waler | (... en Zoon) |
---|---|
Mrt. ur Msj. Metrusse-Laji ur Walers | (... en Zonen) |
Mrt. ur Msj. Metrusse-Laji ur Ūsto | (... en Dochter) |
Mrt. ur Msj. Metrusse-Laji ur Ūstos | (... en Dochters) |
Mrt. ur Msj. Metrusse-Laji ur Efantys | (... en Kinderen) |
Let op dat de term "ur Walers" in dergelijke adresseringen altijd slaat op uitsluitend zonen. Dit in weerwil van de grammaticaregel die stelt dat het meervoud van een mannelijk woord ook de vrouwelijke personen kan omvatten!
Maar minder formeel en handiger is om de brief gewoon aan de hele familie te richten: Fatasōr Metrusse-Laji (de familie ...). Met de kwalificatie Fatasōr kan tegenwoordig van alles bedoeld worden: een kinderloos echtpaar, een echtpaar met kinderen, een vader met zijn zoon, partners (en kinderen) bij een geregistreerd partnerschap, enzovoort. Als het maar om meer dan één persoon gaat.
De aanhef dient qua (in)formeel karakter overeen te komen met het karakter van de adressering. Indien de adressering titels of kwalificaties bevat, kan deze letterlijk zo als aanhef worden gebruikt, en worden afgesloten met een uitroepteken. Indien de adressering slechts de voor- en achternaam bevat (dus de informele variant), of indien de voornaam geheel ontbreekt (de familiaire variant), kan in de aanhef volstaan worden met niet meer dan Merater of Mosjeus, gevolgd door een komma (nooit een uitroepteken!). Als we naar een goede bekende schrijven, gebruiken we de informele adressering, maar we kunnen de aanhef naar eigen goeddunken formuleren. Heel algemeen is Rovret (+ voornaam), te vertalen als 'Beste ...' of 'Lieve ...'. Maar ook kreten als Hato! (Hallo!) of Fes tof! (Goedendag!) zijn mogelijk. Als Rovret + voornaam wordt afgesloten met een komma, is dat iets minder intiem dan een uitroepteken. We kunnen dit vergelijken met het verschil tussen 'Beste' en 'Lieve'.
Ook indien in een adressering de naam ontbreekt, wordt deze vorm zo letterlijk overgenomen in de aanhef. Als een brief gericht is aan een hele familie (Fatasōr), kan de aanhef luiden: Fatasōr Metrusse-Paja (formele variant: herhaling van de adressering), of Rovret Fatasōr (familiair).
In zakelijke brieven of circulaires die duidelijk aan meer dan één persoon zijn gericht, is de meest neutrale aanhef Qupp merater/mosjeus (Geachte heer/mevrouw), maar de aanhef kan ook wat creatiever zijn. Een frase als Respekteror Energiy-tijākeldatjen! (Geachte Energieverbruiker!) is tegenwoordig geheel geaccepteerd (van een energiebedrijf). Vooral de kwalificatie Respekteror (lett. "gerespecteerd") is tegenwoordig erg populair, mits gevolgd door de functie die de geadresseerde vanuit het perspectief van het bedrijf heeft. Als een uitgever zijn abonnees aanschrijft, kan hij Respekteror Ābonematjen (Geachte Abonnee) gebruiken. Ook de Belastingdienst kan eventueel Respekteror Tāx-kafter gebruiken (mits de brief het karakter van circulaire heeft, en niet persoonlijk aan één individu is gericht). Let op dat de "functie" met een hoofdletter staat. Een term als Respekteror kan nimmer gebruikt worden in combinatie met een echt beroep of een naam. Aanheffen als: Respekteror Tāx-blaffoser (Geachte Belastinginspecteur) of Respekteror Mariy Olana zijn óf lachwekkend óf zelfs ronduit beledigend. Een aanhef met Respekteror dient altijd met een uitroepteken afgesloten te worden. Ook een komma is hier beledigend.
In e-mails en andere digitale correspondentie kan tegenwoordig altijd de aanhef Hato! of Hato X! gebruikt worden, waarbij X de voornaam is.
Tegenwoordig is de afsluitende frase Hānclabiy (hoogachtend; met vriendelijke groet), gevolgd door een komma, het meest geaccepteerd. Deze frase kan bij elke vorm van adressering gebruikt worden. Erg formele brieven (dus ook met een erg formele adressering en dito aanhef) kunnen ook afsluiten met de frase Icāriyn (Hoogachtend); dit gaat meestal samen met de aanhef Qupp ... (Geachte ...). In sommige gevallen wordt een meer specifieke afsluiting verwacht. Zo zal een ergynische gelovige een brief die aan een geestelijke is gericht, altijd afsluiten met G’rs challefosāte kost nāf (Moge u zich over mijn ziel ontfermen). Een katholiek gelovige zal afsluiten met Diō meltāte giynattiy furt gress (Moge God mij genadig zijn). Brieven die gericht zijn aan een belangrijke overheidsfunctionaris, en waarin om een gunst of verzoek wordt gevraagd, worden afgesloten met de frase Ef gresserelira respecciy ender lire helkara gert gōrōg empajaos (Ik, respectvolle dienaar, vertrouw op uw verstandige overweging). Deze frase moet met beleid gehanteerd worden: hij is niet op zijn plaats in een brief waarin iemand de belastinginspecteur verzoekt om een bepaald formulier toe te sturen (dat is een routinehandeling), maar wel als iemand de belastinginspecteur verzoekt om een aanslag van vele duizenden herco's kwijt te schelden (dan kan het geen kwaad om enige onderdanigheid te tonen). Als je een brief schrijft naar een klooster met commerciėle pensionfaciliteiten om daar een kamer te bespreken, kun je met Hānclabiy volstaan. Wil je onderdak in een katholiek klooster waarbij je weet dat je gebruikmaakt van de liefdadigheid van dat klooster, dan kun je beter voor de frase Kost trustos ón Diō j’etāte ón gert mion (Moge mijn vertrouwen in God bijdragen tot uw missie) kiezen.
Al deze frases komen in de plaats van het algemene Hānclabiy of het meer formele Icāriyn, en zijn dus niet een extra toevoeging! De frases eindigen met een komma, en dan volgt de ondertekening, en daaronder de naam en eventueel de functie van de afzender.
In e-mails en andere digitale correspondentie kan tegenwoordig altijd de afsluiting Hānclabiy X gebruikt worden, waarbij X de voornaam is. Heel informeel is om Hānclabiy af te korten tot Hānc.
172.42 ad § 172.1 D. Familierelaties
We zullen de familierelaties uitleggen aan de hand van een gefingeerde (maar "ideale") stamboom:
De relaties worden bekeken vanuit het perspectief van de ego. In de figuur staat twee ego's: de rode Q is een man, en de rode q is een vrouw. Q en q zijn met elkaar getrouwd. Twee ego's zijn noodzakelijk omdat er ook meerdere perspectieven op de familierelaties mogelijk zijn. Zo is de moeder van q de schoonmoeder van Q. Evenzo is de broer van q de zwager van Q.
In het schema worden vrouwen met een kleine letter aangeduid, mannen met een hoofdletter.
Twee gehuwde personen worden aan elkaar gekoppeld met een *. Personen die broer en/of zus van elkaar zijn, hebben altijd dezelfde letter, maar met een rangnummer (zo is T1 de oudste broer (tevens het oudste kind van de vier), t2 en t3 zijn zijn jongere zusjes, en T4 is de jongste broer (tevens het jongste kind van de vier)). Verwantschap wordt verder aangegeven met zwarte lijnen.
Op basis van dit schema kunnen nu vanuit de ego's q en Q alle relaties beschreven worden.
Ego's q en Q: partners
Als q en Q getrouwd zijn, is q de echtgenote (q = marianto van Q), en is Q de echtgenoot (Q = mariant van q). Ze kunnen samengevat worden als echtpaar (marianten).
Als q en Q een geregistreerd partnerschap hebben, is q de partner van Q, en Q de partner van q. Ongeacht het geslacht wordt voor 'partner' de term c’rolle gebruikt. Het is sinds 2002 ook mogelijk dat mensen van hetzelfde geslacht een geregistreerd partnerschap aangaan, dus q+q of Q+Q.
Ego q: broers en zusters (rechte lijn)
De vrouwelijke ego (q) heeft een oudere broer (N1 = pomiy), een oudere zus (n2 = tojoredo), een jongere broer (N3 = frera) en een jongere zus (n4 = sour). Alle broers en zusters tezamen worden samengevat met de term freras, feitelijk het meervoud van frera, maar hier vallen ook vrouwen onder (uitgelegd in § 22.7).
De oudere broer (N1) is getrouwd met p, dus de schoonzus van q (p = tosour), en het jongste zusje (n4) is getrouwd met R, dus de zwager (schoonbroer) van q (R = tofrera). Alle zwagers en schoonzusters tezamen worden samengevat met de term tofreras.
In het dagelijkse spraakgebruik worden de ietwat formele woorden pomiy en tojoredo vermeden en noemt men elke broer liever frera en elke zuster sour.1
1 | Pomiy en tojoredo kunnen wel relevante termen zijn binnen bijvoorbeeld het erfrecht als de oudste broer/zuster (meer) rechten heeft dan zijn/haar andere broers en/of zusters. |
---|
Ego Q: zwagers en schoonzusters (rechte lijn)
In de optiek van Q zijn de broers en zusters van de kant van zijn vrouw (q) "aangetrouwde familie". Dit wordt uitgedrukt met het suffix -mālp. Zo is de oudere broer van q (N1) de zwager van Q (N1 = pomiy-mālp, of minder formeel frera-mālp), de schoonzus van q (p) is eveneens de schoonzus van Q (p = tosour-mālp). De jongste zus van q (n4) is de schoonzus van Q (n4 = sour-mālp) en de zwager van q (R) is eveneens de zwager van Q (R = tofrera-mālp).
Merk op dat zwager en schoonzus in het Nederlands drie betekenissen hebben: (1) de partner van iemands broer of zuster; (2) de broer of zuster van iemands partner; (3) de partner van de broer of zuster van iemands partner. Het Spokaans heeft aparte woorden voor deze drie verschillen.
Ego's q en Q: kinderen (dalende lijn)
Ego q en haar man Q hebben vier kinderen (T1+t2+t3+T4 = efantys): de oudste zoon (tevens oudste kind) heeft een aparte naam (T1 = hārs, de andere zoon (T4) is waler, voor de dochters (t2+t3) bestaat de term ūsto. Als het oudste kind een dochter geweest was, heette zij hārsa. Elk echtpaar met twee of meer kinderen heeft dus altijd óf een hārs óf een hārsa. In het dagelijkse spraakgebruik wordt echter elke zoon waler en elke dochter ūsto genoemd.
Ego's q en Q: partners van kinderen (dalende zijlijn)
Dochter t2 is getrouwd met V, dus de schoonzoon van q+Q (V = waler-mālp of towaler), en zoon T4 is getrouwd met w, dus de schoondochter van q+Q (w = ūsto-mālp of toūsto). Alle schoonkinderen tezamen worden samengevat met de term efantys-mālp of toefantys (schoonkinderen).
Ego q: kinderen van broers en zusters (zijlijn)
De oudste broer en schoonzus (N1+p) van q hebben twee kinderen: zij zijn een neef en nicht van q (S1+s2 = 2 nef[w]alers), die zijn te splitsen in 1 neef van broers kant (S1 = nef[w]aler) en 1 nicht van broers kant (s2 = nefūsto). De jongste zus van q en zwager (n4+R) hebben eveneens twee kinderen, dat zijn q's neef en nicht van zusters kant (u1+U2 = 2 olunef[w]alers), die zijn te splitsen in 1 nicht van zusters kant (u1 = olunefūsto) en 1 neef van zusters kant (U2 = olunef[w]aler). In het dagelijkse spraakgebruik zal q het over nef[w]aler of nefūsto hebben.1
Ego Q: kinderen van broers en zusters van de partner (zijlijn)
In de optiek van Q zijn de neven en nichten van de kant van zijn vrouw (q) "aangetrouwde familie". Dit wordt uitgedrukt met het suffix -mālp. Zo zijn S1, s2, u1 en U2 dus resp.: nef[w]aler-mālp, nefūsto-mālp, olunef[w]aler-mālp en olunefūsto-mālp. In het dagelijkse spraakgebruik zal Q het evenals zijn partner over nef[w]aler of nefūsto hebben.1
Ego's q en Q: partners en kinderen van neven en nichten (dalende zijlijn)
De partners van neven en nichten worden uitgedrukt met het subst. diy (partner van ...) dat achter de term voor de neef of nicht wordt gevoegd. Als de ego haar neef nef[w]aler (S1) noemt, zal de vrouw van S1 nef[w]aler-diy (lett. "neef-echtgenote") heten. Omdat Q de neef van zijn vrouw nef[w]aler-mālp (S1) noemt, zou hij de vrouw van S1 feitelijk nef[w]aler-mālp-diy moeten noemen. Dergelijke samengestelde termen worden echter zelden gebruikt, behalve in gedetailleerd beschreven genealogieėn.
Merk op dat de kinderen van de neven en nichten (dus "achterneven" en "achternichten") net zo genoemd worden als de neven en nichten zelf. Als de nicht van q (dus u1 = olunefūsto) een dochter heeft, zal zij eveneens olunefūsto heten.1
Ego's q en Q: kinderen van kinderen (dalende lijn)
De dochter van q+Q (t2) is getrouwd met V, de schoonzoon. Zij hebben twee kinderen die dus de kleinkinderen van q+Q zijn: X1 is de kleinzoon (tōgt of liftaler), en x2 is de kleindochter (nennše of liftūsto). De kleinkinderen tezamen heten pyzōs. Ook het meervoudige tōgts kan naar kleinkinderen (oftewel kleinzonen + kleindochters) verwijzen. Zie ook § 22.7. De term liftefanty voor 'kleinkind' (in navolging van liftūsto en liftaler) wordt uitsluitend soms in de genealogie gebruikt. De andere kleinkinderen zijn z1 en Z2 (de kinderen van T4+w).
Voor achterkleinkinderen geldt dezelfde terminologie als voor kleinkinderen.
1 | In plaats van het prefix nef- mag ook su- gebruikt worden (su[w]aler, suūsto enz.). |
---|
Ego q: ouders (stijgende lijn)
Ego q heeft een vader (J3 = pomiy) en een moeder (k1 = sientur), tezamen haar ouders (fosies). De vader van een vrouw wordt evenals de oudste broer van een vrouw formeel pomiy genoemd, maar in het dagelijkse taalgebruik heet de vader follus. De vader van een man is altijd follus.
Ego Q: ouders van q (stijgende lijn)
De ouders van q zijn voor Q de schoonvader (J3 = follus-mālp) en schoonmoeder (k1 = sientur-mālp), tezamen zijn schoonouders (fosies-mālp).
Ego q: broers en zusters van ouders (stijgende zijlijn)
De ouders van q hebben broers en zusters: de broer en zuster van haar vaders (J3) kant zijn haar oom (J1 = c’rlo) en tante (j2 = tlokko); de broer en zuster van haar moeders (k1) kant zijn haar oom (K3 = oluc’rlo) en tante (k2 = olutlokko). C’rlo en tlokko worden samen c’rlos genoemd; evenzo worden oluc’rlo en olutlokko samen oluc’rlos genoemd. Maar met c’rlos kunnen ook įlle broers en zusters van beide ouders bedoeld worden. En in het dagelijkse spraakgebruik worden c’rlo en tlokko ook gebruikt in plaats van oluc’rlo en olutlokko.
Ego q: partners van broers en zusters van de ouders (stijgende zijlijn)
De partners van ooms en tantes worden aangeduid met het subst. diy dat 'echtgenoot/echtgenote van ...' betekent. Dus q noemt de vrouw van J1 (c’rlo) tante (g = c’rlo-diy) en de man van j2 (tlokko) is dan H = tlokko-diy. Evenzo is L = olutlokko-diy de man van tante k2, en m = oluc’rlo-diy de vrouw van K3. Maar in het dagelijkse spraakgebruik worden in alle gevallen de termen c’rlo en tlokko gebruikt (dus c’rlo-diy = tlokko en tlokko-diy = c’rlo).
Ego Q: broers en zusters van de ouders van q, en de partners van de broers en zusters (stijgende zijlijn)
De man van q (Q) kan de tantes, ooms en hun partners aanduiden met dezelfde terminologie, waarachter het suffix -mālp. Dus j2 (tante van q) is voor Q: tlokko-mālp. De man van j2 is H. Voor Q is dat tlokko-diy-mālp (lett. "tante-echtgenoot-aangetrouwd"). Ook hier wordt in het dagelijkse spraakgebruik de voorkeur gegeven aan de eenvoudige termen c’rlo en tlokko.
Ego's q en Q: kinderen van ooms en tantes (dalende zijlijn)
Als de ooms en tantes van q (dus de broers en zusters van q's ouders) kinderen hebben, zijn dat neven en nichten. Een zoon van een oom of tante heet altijd oluquy (neef) en een dochter heet altijd āfla (nicht) (deze staan niet in de figuur). Eventueel kan de term quy gebruikt worden als het specifiek om de zoon van een oom of tante van vaders kant bedoeld wordt; en oluāfla als het specifiek om een dochter van een oom of tante van moeders kant gaat.
Het voorvoegsel olu- duidt altijd op een familielid van moeders of zusters kant, behalve bij oluquy!
Ego Q kan expliciet aangeven dat het om neven en nichten van zijn partner gaat, door het suffix -mālp toe te voegen: oluāfla-mālp is dat een nicht van q, van haar moeders kant (in het schema dus een kind van k2+L).
Ego's q en Q: kinderen van neven en nichten (dalende lijn)
Kinderen van neven en nichten zijn achterneven en achternichten; zij worden nefoluquy (achterneef) en nefāfla (achternicht) genoemd. Het prefix olu- wordt hier niet gebruikt, evenmin als het suffix -mālp.1
Ego q: grootouders en overgrootouders (stijgende lijn)
Ego q heeft ook grootouders (liftosies), op te splitsen in de grootvader en grootmoeder van vaders kant (C = liftollus, resp. b = liftientur), en de grootvader en grootmoeder van moeders kant (E = oluliftollus, resp. f = oluliftientur). Deze vier termen worden ook gebruikt voor de overgrootouders. In het dagelijkse spraakgebruik worden alleen de woorden liftollus en liftientur gebruikt. Kinderen zeggen meestal op (opa) en om (oma) (waarschijnlijk leenwoorden uit het Nederlands en/of Duits).
Ego Q: grootouders en overgrootouders van q (stijgende lijn)
De (over)grootouders van q zijn voor Q de "schoongrootvader" (C en E = liftollus-mālp) en "schoongrootmoeder" (b en f = liftientur-mālp), tezamen zijn "schoongrootouders" (liftosies-mālp). Het is niet gebruikelijk dat Q onderscheid maakt tussen de "schoongrootouders" van vaders kant en die van moeders kant (dus geprefigeerd met olu-, zoals q met haar grootouders kan doen).
Ego's q en Q: broers en zusters van grootouders van q (stijgende lijn)
In het schema staat broer D van grootmoeder b genoemd. Dit is in het Nederlands een oudoom. Voor dergelijke familierelaties heeft het Spokaans geen specifieke terminologie. Zowel q als Q kan de broers en zusters van alle grootouders c’rlo (oom) resp. tlokko (tante) noemen.
Ego's q en Q: achterneven en achternichten van q (stijgende lijn)
Als de broers en zusters van de grootouders (dus de oudtantes/oudooms van de ego) kinderen hebben, worden deze
oluquy en āfla genoemd, dus feitelijk gewoon 'neef' en 'nicht'. In het Nederlands heten zij echter achterneef en achternicht.
1 | In plaats van het prefix nef- mag ook su- gebruikt worden (su[w]aler, suūsto enz.). |
---|
In het volgende blok zijn alle familierelaties opgenomen, beredeneerd vanuit de ego en de alter (de partner van de ego). De vetgedrukte codes verwijzen naar de relaties in de stamboom in de vorige paragraaf.
Familierelaties | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
c’rlo × | J1,K3 | 1. oom (broer van follus of sientur) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D | 2. oudoom (broer van liftollus of liftientur) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c’rlo-mālp | J1,K3 | oom (broer van follus-mālp of sientur-mālp) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c’rolle | | partner (bij geregistreerd partnerschap) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-diy ° | | aangetrouwde partner van een neef, nicht, (oud)oom of (oud)tante | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
efantys | T1,t2,t3,T4 | kinderen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
efantys-mālp | V,w | schoonkinderen (partners van iemands kinderen) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
follus | J3 | (alg.) vader | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
follus-mālp | J3 | 1. schoonvader (vader van alter) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 2. stiefvader | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fosies | J3+k1 | ouders van ego | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fosies-mālp | J3+k1 | schoonouders (ouders van alter) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
frera × | N1,N3 | broer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
frera-mālp | N1,N3 | zwager (broer van alter) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hārs | T1 | oudste kind als dit een zoon is | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hārsa | | oudste kind als dit een dochter is | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liftaler | X1,Z2 | kleinzoon (zoon van waler of ūsto) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liftefanty | X1,x2,z1,Z2 | kleinkind (kind van waler of ūsto) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liftientur | b,f | [over]grootmoeder van ego | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liftientur-mālp | b,f | [over]grootmoeder van alter | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liftollus | C,E | [over]grootvader van ego | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liftollus-mālp | C,E | [over]grootvader van alter | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liftosies | b,C,E,f | [over]grootouders van ego | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liftosies-mālp | b,C,E,f | [over]grootouders van alter | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liftūsto | x2,z1 | kleindochter (dochter van waler of ūsto) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mariant | Q | echtgenoot | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
marianten | Q+q | echtpaar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
marianto | q | echtgenote | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nefoluquy | | achterneef (zoon van oluquy of āfla) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nefāfla | | achternicht (dochter van oluquy of āfla) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nefūsto | s2,u1 | nicht (dochter van frera+tosour of van sour+tofrera) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nefūsto-mālp | s2,u1 | nicht (dochter van frera-mālp+tosour-mālp of van sour-mālp+tofrera-mālp) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nef[w]aler | S1,U2 | neef (zoon van frera+tosour of van sour+tofrera) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nef[w]aler-mālp | S1,U2 | neef (zoon van frera-mālp+tosour-mālp of van sour-mālp+tofrera-mālp) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nennše | x2,z1 | kleindochter (dochter van waler of ūsto) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oluc’rlo | K3 | oom (broer van sientur) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oluliftientur | f | grootmoeder van moeders kant van ego | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oluliftollus | E | grootvader van moeders kant van ego | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
olunefūsto | u1 | nicht (dochter van sour+tofrera) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
olunefūsto-mālp | u1 | nicht (dochter van sour-mālp+tofrera-mālp) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
olunef[w]aler | U2 | neef (zoon van sour+tofrera) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
olunef[w]aler-mālp | U2 | neef (zoon van sour-mālp+tofrera-mālp) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oluquy | | 1. neef (zoon van oom of tante) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 2. achterneef (zoon van oudoom of oudtante) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oluquy-mālp | | neef (zoon van c’rlo-mālp of tlokko-mālp) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oluāfla | | nicht (dochter van c’rlo of tlokko van moeders kant) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oluāfla-mālp | | nicht (dochter van c’rlo-mālp of tlokko-mālp van moeders kant) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
olutlokko | k2 | tante (zuster van sientur) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pomiy | N1 | 1. broer van ego die ouder is dan ego | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J3 | 2. vader van vr. ego | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pomiy-mālp | N1 | zwager (broer van alter die ouder is dan alter) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pyzō | X1,x2,z1,Z2 | kleinkind (kind van waler of ūsto) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
quy | | neef (zoon van c’rlo of tlokko van vaders kant) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
quy-mālp | | neef (zoon van c’rlo-mālp of tlokko-mālp van vaders kant) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
āfla | | 1. nicht (dochter van oom of tante) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 2. achternicht (dochter van oudoom of oudtante) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
āfla-mālp | | nicht (dochter van c’rlo-mālp of tlokko-mālp) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
serr | | vader van een man | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sientur | k1 | moeder | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sientur-mālp | k1 | 1. schoonmoeder (moeder van alter) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 2. stiefmoeder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sour | n2,n4 | zuster | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sour-mālp | n2,n4 | schoonzuster (zuster van alter | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tlokko | j2,k2 | 1. tante (zuster van follus of sientur) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| 2. oudtante (zuster van liftollus of liftientur)
tlokko-mālp | j2,k2 | tante (zuster van follus-mālp of sientur-mālp)
| toefantys | V,w | schoonkinderen (partners van iemands kinderen)
| tofrera | R | zwager, schoonbroer (man van sour)
| tofrera-mālp | R | zwager (man van sour-mālp)
| tōgt | X1,Z2 | kleinzoon (zoon van waler of ūsto)
| tojoredo | n2 | zuster van ego die ouder is dan ego
| tosour | p | schoonzus (vrouw van frera)
| tosour-mālp | p | schoonzus (vrouw van frera-mālp)
| toūsto | w | schoondochter (vrouw van iemands zoon)
| towaler | V | schoonzoon (man van iemands dochter)
| ūsto | t2,t3 | dochter
| ūsto-mālp | w/B> | schoondochter (vrouw van iemands zoon)
| waler | T1,T4 | zoon
| waler-mālp | V | schoonzoon (man van iemands dochter)
| |
× | Het meervoud van deze mannelijke woorden verwijst ook naar de vrouwelijke tegenhanger. Dus c’rlos betekent '(oud)ooms en (oud)tantes', freras betekent 'broers en zusters'. |
---|---|
° | Let op: een c’rlo-diy is de aangetrouwde partner van een c’rlo (oom), dus dat is de aangetrouwde tante. In het dagelijkse spraakgebruik is de c’rlo-diy dus een tlokko. |
Aan een getrouwd familielid kan samen met zijn/haar partner worden gerefereerd met de uitgang -mari (feitelijk een verkorting van mariant/marianto (echtgenoot/echtgenote). Dit is voornamelijk spreektaal. De omschrijving kost ūsto-mari betekent dus kost ūsto ur belt mariant, oftewel 'mijn dochter en haar man' (= dochter plus schoonzoon). Hift tōgt-mari betekent 'hun kleinzoon en zijn vrouw'. In het meervoud: kult efantys-mari (onze kinderen en hun partners/"aanhang").
Alle familieleden die op grotere afstand van de ego en alter staan dan in de stamboom aangegeven, kunnen in meer algemene termen worden omschreven, waarbij de toevoeging plāks 'ver' betekent:
In het volgende blok staan de relaties waarbij overlijden of scheiden in het spel is, ze zijn niet in de stamboom opgenomen. Deze termen worden in de dagelijkse taal gebruikt. Er bestaan ook juridische termen om de situaties nog gedetailleerder te omschrijven.
Bijzondere relaties | |
---|---|
dykse | stiefmoeder/pleegmoeder (situatie A) |
efanty-mālp | stiefkind (situatie C of D) |
follus-mālp | stiefvader (situatie D); ook schoonvader |
hocilās | stiefkind (vader of beide ouders overleden) |
keltealer | stiefzoon (moeder overleden) (situatie A) |
keltefanty | stiefkind (situatie A) |
kelteūsto | stiefdochter (moeder overleden) (situatie A) |
lardacc | voogd (situatie F) |
lerp | zoon van alleen de vader of alleen de moeder (er is geen moeder resp. vader; of vader/moeder heeft andere partner |
métās | pleegbroer/pleegzoon (ouder dan de echte broers en/of zusters) |
mjochare-efanty | adoptiekind (situatie G of H) |
mjochare-follus | adoptievader (situatie H) |
mjochare-fosies | adoptieouders (situatie G) |
mjochare-sientur | adoptiemoeder (situatie H) |
orycc | wees(kind) (beide ouders zijn gestorven; in weeshuis of pleeggezin, of geadopteerd) |
sientur-mālp | stiefmoeder (situatie C); ook schoonmoeder |
sompfollus | stiefvader (situatie B) |
tārkiy | weduwe |
tārko | weduwnaar |
toefantys | pleegkinderen (situatie E); ook schoonkinderen |
tofollus | pleegvader (situatie E) |
tofosies | pleegouders (situatie E) |
tofrera | pleegbroer (situatie E); ook zwager (schoonbroer) |
tosientur | pleegmoeder (situatie E) |
tosour | pleegzuster (situatie E); ook schoonzuster |
toūsto | pleegdochter (situatie E); ook schoondochter |
towaler | pleegzoon (situatie E); ook schoonzoon |
zōrter | pleegmoeder/pleegvader (iemand die een vondeling vindt en zich erover ontfermt en opvoedt) |
Situaties | |
A | De natuurlijke moeder is overleden; een andere vrouw fungeert nu als moeder (dit kan de tweede vrouw van de vader zijn). |
B | De natuurlijke vader is overleden; een andere man fungeert nu als vader (dit kan de tweede man van de moeder zijn). |
C | De natuurlijke moeder leeft nog; de vader is met een andere vrouw getrouwd en die fungeert nu als moeder. |
D | De natuurlijke vader leeft nog; de moeder is met een andere man getrouwd en die fungeert nu als vader. |
E | Pleegouders zijn mensen die kinderen verzorgen en opvoeden die niet hun natuurlijke (biologische) kinderen zijn. Aanleiding tot pleegzorg is dat de natuurlijke ouders door verschillende oorzaken (tijdelijk of langdurig) niet of niet voldoende in staat zijn om hun eigen kinderen de juiste zorg en aandacht te bieden. In tegenstelling tot adoptiekinderen zijn pleegkinderen niet de wettelijke kinderen van de pleegouders. Er zijn officiėle instanties die kinderen bij een pleeggezin kunnen plaatsen, maar het komt ook vaak voor dat dit onderling (binnen de familie- of kennissenkring) geregeld wordt. Als de rechter bepaalt dat de pleegouders bovendien als voogd mogen optreden (pleegoudervoogdij), hebben de natuurlijke ouders feitelijk niets meer in te brengen.
Zowel bij C als D is het de stiefvader of stiefmoeder die het kind van de andere partner efanty-mālp noemt. Er bestaan geen woorden voor "stiefzoon" en "stiefdochter". |
F | Een voogd is door de rechter aangesteld om de belangen te behartigen van een minderjarige of niet-handelingsbekwame, indien de ouders, de moeder (indien de vader ontbreekt) of de vader (indien de moeder ontbreekt) dat niet willen of kunnen doen. De voogd regelt allerlei zaken, maar doet nķét de opvoeding (daarvoor zijn de pleegouders). In een aantal gevallen heeft de wet het voogdijschap geregeld en hoeft een rechter daar dus niet over te beslissen. |
G | Adoptieouders zijn echtparen die een of meer kinderen hebben geadopteerd. Adoptiekinderen worden gelijkgesteld aan natuurlijke kinderen. Adoptieouders kunnen alleen adoptiekinderen hebben, maar ook een combinatie van adoptiekinderen en hun eigen kinderen. |
H | Van een adoptiemoeder of adoptievader is sprake bij mensen van hetzelfde geslacht die een geregistreerd partnerschap hebben. Eén van de partners is de natuurlijke moeder of vader, en de andere partner is dan de adoptiemoeder of adoptievader. Voor de adoptiemoeder resp. adoptievader geldt dan dat zij/hij een adoptiezoon of adoptiedochter heeft (of meerdere adoptiekinderen). Dit zijn echter formele termen. In de praktijk zullen geregistreerde partners hun kinderen in alle gevallen als hun "echte" kinderen beschouwen en de kwalificatie "adoptie" weglaten. |
© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands