Grammatica van het Spokaans
82. Verbale stammen √
Opbouw van dit hoofdstuk:
Blokken: |
Elk Spokaans werkwoord heeft twee stamvormen:
De wortelstam heet zo omdat deze (althans bij niet-samengestelde en niet-afgeleide werkwoorden) gelijk is aan de verbale wortel. Bij een samengesteld of afgeleid werkwoord is de wortelstam gelijk aan de verbale wortel + alle afleidende of samenstellende elementen.
De gramst. is in tegenstelling tot de wortelstam een lexicaal morfeem, al dan niet uitgebreid met afleidende of samenstellende elementen. Een gramst. kan als zelfstandig woord optreden (het fungeert dan als een van de volt.dw.n, zie Blok 101.3).
Sommige grammatici brengen de wortelstam en grammaticale stam in één groep van woordklassen onder, die zich daardoor van alle andere woordklassen onderscheidt, dat de beide stammen slechts geaffigeerd kunnen optreden. Bij een gramst. kan het affix (suffix) dan echter ook Ø zijn.
De wortelstam wordt gevormd door weglating van de inf.-e (§ 81.1). We houden dan een vorm over die nimmer zonder suffix kan optreden. De wortelstam is dus geen zelfstandig woord, en dit wordt uitgedrukt door altijd een filâsto (koppelstreepje) achter de wortelstam te schrijven (deze schrijfwijze is ook gebruikelijk bij affixen, die nooit als zelfstandig woord kunnen optreden). Bijvoorbeeld:
zerfe ~ zerf- | kijken | gre ~ gr- | draaien |
---|---|---|---|
plurre ~ plurr- | sneeuwen | pe ~ p- | heten |
harbe ~ harb- | dienen | bzaée ~ bzaé- | vangen |
trije ~ trij- | proberen | furt-kafte ~ furt-kaft- | vooruitbetalen |
cermâxle ~ cermâxl- | verloren gaan | kafte-furt ~ kaft--furt | voorbarig zijn |
zerfgre ~ zerfgr-1 | rondkijken | ÿkae-fes ~ ÿka--fes | omsingelen |
1 | Zerfgre is samengesteld uit de wortelstam van zerfe (zien) (zerf-) en het werkwoord gre (draaien). |
---|
Als het werkwoord samengesteld is uit twee andere werkwoorden (§ 83.53) vervalt alleen de inf.-e van het basiselement (laatste element). In de volgende twee voorbeelden is de oude inf.-e vet gedrukt; deze dient nu als een soort bindvocaal tussen de samenstellende delen:
reppetjyme ~ reppetjym- | vragen |
---|---|
ÿrgefûðe ~ ÿrgefûð- | bevatten |
Uit een aantal voorbeelden van § 82.2–3 blijkt dat een wortelstam geen zelfstandig woord kan zijn, want veel wortelstammen voldoen niet aan de regels van de Spokaanse fonologie.
Zo eindigen harb- en ÿrgefûð- op een stemhebbende consonant; zo eindigt trij- op een j; zo eindigen cermâxl- en zerfgr- op clusters die aan een woordeinde onuitspreekbaar zijn; zo bestaan gr- en p- uit louter consonanten.
Enkele werkwoorden hebben naast de hierboven bedoelde "gewone" wortelstam bovendien een zogenoemde verkorte wortelstam. Deze wordt als een onregelmatige variant beschouwd, en wordt gevormd door weglating van de inf.-e plus de laatste consonant. Deze consonant maakt altijd deel uit van een cluster. Bijvoorbeeld:
werkwoord | gewone wortst. | verkorte wortst. | |
co'ifche | co'ifch- | co'if- | negéren |
---|---|---|---|
cÿrspe | cÿrsp- | cÿrs- | spotten |
feldre | feldr- | feld- | zitten |
kôsempje | kôsempj- | kôsemp- | verrijken |
krusve | krusv- | krus- | verbrijzelen |
rilkrikbe | rilkrikb- | rilkrik- | schommelen |
telstje | telstj- | telst- | zich realiseren |
Sommige werkwoorden hebben weliswaar dezelfde clusters als werkwoorden die een verkorte wortelstam kennen, maar missen deze verkorte stam. Vergelijk:
feldre ~ feldr- ~ feld- | zitten |
---|---|
geldre ~ geldr- ~ Ø | mogen
|
kôsempje ~ kôsempj- ~ kôsemp- | verrijken |
xlompje ~ xlompj- ~ Ø | ten goede komen aan |
Bij vier werkwoorden valt de laatste consonant weg, zonder dat deze deel uitmaakt van een cluster; het gaat hierbij altijd om een j of een glottisslag (geschreven als '):
werkwoord | gewone wortst. | verkorte wortst. | |
mentÿje | mentÿj- | mentÿ- | verwaarlozen |
---|---|---|---|
tyna'e | tyna'- | tyna- | zich verschuilen |
wila'e | wila'- | wila- | vlechten |
ÿrfla'e | ÿrfla'- | ÿrfla- | begeleiden |
Bij vier werkwoorden is de verkorte wortelstam optioneel, ofwel: we mogen in alle gevallen van de gewone, regelmatige, wortelstam gebruikmaken. Deze werkwoorden zijn:
werkwoord | gewone wortst. | optionele verkorte wortst. | |
jûmpre | jûmpr- | jûmp- | verlaten |
---|---|---|---|
kÿponje | kÿponj- | kÿpon- | [af]drogen |
pitste | pitst- | pits- | [los]tornen |
zrempje | zrempj- | zremp- | blijken uit |
Vergelijk (a. = gewone wortst.; b. = verkorte wortst.):
kÿponje > | a. kÿponj- | > | ef kÿponjos | het [af]drogen; de droging |
---|---|---|---|---|
kÿponjor | [af]gedroogd | |||
b. kÿpon- | > | kÿponor | (idem)
| |
jûmpre > | a. jûmpr- | > | ef jûmpratjen | de verlater |
  | ef ÿjûmpros | het verlaten | ||
b. jûmp- | > | ef ÿjûmpos | (idem) |
Let op het uitzonderlijke geval dat het met -os afgeleide substantief bij pitste níét van de gewone wortelstam, maar van de verkorte variant, afkomstig is:
pitste ~ pits- | > | ef pitsos (niet *pitstos) |
[los]tornen | > | de torn; losse naad |
---|
In Appendix 191 zijn alle werkwoorden met een verkorte wortelstam opgenomen.
De verkorte wortelstam wordt in slechts vier gevallen gebruikt:
In alle andere gevallen wordt de gewone (regelmatige) wortelstam gebruikt.
Vergelijk (a. = gewone wortst.; b. = verkorte wortst.):
cÿrspe | spotten | > | a. cÿrsp- > ef cÿrspos | de spot |
---|---|---|---|---|
b. cÿrs- > ef ÿcÿrsos | het spotten
| |||
xalbre | ontluiken | > | a. xalbr- > ef xalbros | de ontluiking |
b. xalb- > xalbor | ontloken
| |||
ÿrfla'e | begeleiden | > | a. ÿrfla'- > ef ÿrfla'ôk | de begeleider |
b. ÿrfla- > do ÿrflaa | hij heeft begeleid |
Bij werkwoorden die d.m.v. een inf.-e zijn afgeleid van een andere woordsoort, is de wortelstam identiek aan dat afleidende woord. Vergelijk:
additief: | ||
---|---|---|
mindefit > | mindefite ~ mindefit- | rood > rood zijn; blozen |
kariy > | kariye ~ kariy- | lelijk > lelijk zijn
|
substantief: | ||
ef letra > | letrae ~ letra- | de brief > corresponderen |
ef drém > | dréme ~ drém- | de droom > dromen
|
voorzetsel: | ||
hogorit > | hogorite ~ hogorit- | boven > verhogen |
furt > | furte ~ furt- | voor > vóór zijn
|
affix: | ||
vas- > | vase ~ vas- | handvat > aanpakken |
-ârp > | ârpe ~ ârp- | haak, oog; bevestigingspunt > > bijten (v vissen); toehappen (fig) |
82.10 ad § 82.1 B. Grammaticale stam
De gramst. kan op 3 manieren gevormd worden:
82.11 ad § 82.10 a. Stamvorming volgens de hoofdregel
De Basis van de hoofdregel luidt:
In dit geval is de gramst. dus identiek aan de wortelstam, met dien verstande dat de gramst. een zelfstandig woord is, en dus niet afgesloten wordt met een filâsto. Vergelijk:
wortst. | gramst. | ||
bârste | bârst- | bârst | barsten |
---|---|---|---|
ðée | ðé- | ðé | duwen |
furt-kafte | furt-kaft- | furt-kaft | vooruitbetalen |
kafte-furt | kaft--furt | kaft-furt | voorbarig zijn |
léche | léch- | léch | schuilen |
reppetjyme | reppetjym- | reppetjym | vragen |
tensce | tensc- | tensc | hobbelen |
texe | tex- | tex | knippen |
ÿkae-fes | ÿka--fes | ÿka-fes | omsingelen |
Omdat de Spokaanse fonologie geen stemhebbende consonanten of š aan het woordeinde toestaat, kent hoofdregel (1) uit § 82.11 een Uitbouw, om ervoor te zorgen dat een eindconsonant van een gramst. stemloos wordt. De Uitbouw van de hoofdregel luidt:
Stemverlies van eindconsonanten bij de grammaticale stam | ||
---|---|---|
eindconsonant(en) is/zijn: | gramst. krijgt: | |
-b | wordt | -p |
-bb | wordt | -pp |
-d | wordt | -t |
-ð | wordt | -t |
-dd | wordt | -tt |
-š | wordt | -s |
-v | wordt | -f |
-vv | wordt | -fft * |
-z | wordt | -s |
-zz | wordt | -sst * |
* | Let op de paragogische t. |
---|
Voorbeelden:
harbe ~ harp | dienen |
---|---|
nôbe ~ nôp | indopen |
ôgrylmde ~ ôgrylmt | rijden (v. schip tegen de wal) |
holfsperde ~ holfspert | halveren |
ÿrgefûðe ~ ÿrgefût | bevatten |
karrðe ~ karrt | uitsnijden (vlees of gezwel) |
oxodde ~ oxott | bepleiten |
laeše ~ laes | opzwellen |
mârnše ~ mârns | durven; wagen |
eróve ~ eróf | stinken |
sivve ~ sifft | conserveren; bewaren |
eittôze ~ eittôs | beogen |
vlazze ~ vlasst | regelen; organiseren |
82.14 ad § 82.10 b. Stamvorming volgens secundaire regels
Veel werkwoorden hebben een zodanige fonologische structuur dat er ook na toepassing van de hoofdregel (Basis met Uitbouw) een onacceptabele fonologische vorm overblijft. Van dergelijke werkwoorden wordt de gramst. dan volgens een secundaire regel gevormd. De secundaire regels komen in de plaats van de hoofdregel, en luiden (B en C zijn willekeurige, maar verschillende, consonanten):
Regel A: | achter de inf.-e komt een -t dus: ...e > ...et |
Regel B: | -he, -je, -'e en -che worden veranderd in een -t dus: ...he/...je/...'e/...che > ...t |
Regel C: | de inf.-e wordt veranderd in een -t dus: ...e > ...t |
Regel D: | inf.-e en eindconsonant vallen weg; de voorlaatste consonant wordt verdubbeld (er vindt dus vocaalverlenging plaats) dus: ...BCe > ...BB |
Regel E: | inf.-e vervalt en tussen de laatste twee consonanten wordt een e ingevoegd dus: ...BCe > ...BeC |
Regel F: | inf.-e en eindconsonant vallen weg; vóór de consonant die nu als eindconsonant fungeert wordt een e ingevoegd dus: ...BCe > ...eB |
Regel G: | inf.-e en eindconsonant vallen weg dus: ...Be > ... |
In de volgende paragrafen zal nagegaan worden in welke gevallen welke van bovenstaande regels toegepast moeten worden.
Allereerst: monosyllabische werkwoorden.
Omdat er van een monosyllabisch werkwoord slechts een consonant of een cluster overblijft als de inf.-e vervalt, wordt de gramst. van dergelijke werkwoorden met Regel A gevormd. Bijvoorbeeld:
pe ~ pet | heten |
---|---|
fle ~ flet | 1 klimmen; 2 afwijzen; verwerpen |
gre ~ gret | draaien |
Deze stamvorm blijft behouden als een monosyllabisch werkwoord hoofdelement in een samenstelling of afleiding wordt (en dus het monosyllabische karakter verliest). Vergelijk:
gre ~ gret > armtgre ~ armtgret | draaien > zich veroorloven |
---|---|
gre ~ gret > mitagre ~ mitagret | draaien > ontzetten; uit zijn verband brengen
|
kre ~ kret > lâkre ~ lâkret | [in]wikkelen > zich wikkelen in; zich iets aanmeten (fig) |
Voor alle werkwoorden die eindigen op een vocaal + -he, vocaal + -je of vocaal + -'e (glottisslag + -e) geldt Regel B.
Het bestaan van deze regel is begrijpelijk met betrekking tot de werkwoorden op vocaal + -je/-'e, want na weglating van de inf.-e zou de stam immers op een j of een glottisslag eindigen, en dat is tegen de fonologische regels. Minder vanzelfsprekend is Regel B bij werkwoorden op -he, want een h kan als eindconsonant optreden (vergelijk lekkoh (lekker) of duh (gebaar)).
Vergelijk:
génehe ~ génet | opschieten |
---|---|
cÿrtyrâhe ~ cÿrtyrât | bijstand verlenen aan |
quiquije ~ quiquit | zich bewust zijn van |
claje ~ clat | uiteenvallen in |
trije ~ trit | proberen |
moje ~ mot1 | 1 afleggen (v. dode); 2 maaien |
ÿje ~ ÿt2 | verspreiden; verdelen |
ybeje ~ ybét3 | [ver]zwikken |
wila'e ~ wilat | vlechten |
1 | In de betekenis van 'maaien' mag ook de onregelmatige gramst. mojet gebruikt worden. Zie § 82.31. |
---|---|
2 | Ÿje in de betekenis van 'gerimpeld zijn' heeft de onregelmatige gramst. ÿjet. Zie § 82.31. |
3 | Let op dat in ybét de oorspronkelijke e gewijzigd is in é. |
Als een additief op een h eindigt, en dit additief wordt d.m.v. het suffix -e geverbaliseerd (§ 44.1–1a), dan zou de gramst. volgens Regel B op een -t moeten eindigen. Bijvoorbeeld: lekkohe (lekker zijn) zou dan de gramst. *lekkot moeten krijgen, en van spûgahe (ongerept zijn) zou de stam *spûgat moeten worden.
Omdat vormen als lekkot of spûgat in feite een verandering van de additieven lekkoh of spûgah zijn, worden werkwoordsvormen waarin zulke gramst.n gebruikt moeten worden, vermeden. Dan wordt de voorkeur aan bijvoorbeeld een hulpwerkw., koppelwerkw. of voegwoord gegeven, vergelijk:
(1) | a. | * Sest tval leffys nert lekkotecos. |
b. | ? Sest tval leffys nert kurre beri lekkohe. | |
c. | Sest tval leffys nert meltecos lekkoh. | |
Zulke rotte peren kunnen niet lekker zijn.
| ||
---|---|---|
(2) | a. | * Stus ker ierquog gy, ef šaðôr spûgatilóme velk kusami. |
b. | ? Stus ierquog gy, taufen ef šaðôr spûgahe velk kusami. | |
c. | Stus ker ierquog gy, ef šaðôr meltilóme velk spûgah kusami. | |
Men mag hier jagen, hoewel de natuur hier nog ongerept is. |
De zinnen (1a) en (2a) zijn vanwege de gramst. ongrammaticaal. Het gebruik van het hulpwerkwoord kurre in (1b), en van het voegwoord taufen in (2b) leidt tot twijfelachtige constructies, omdat verbalisering van additieven op een h sowieso afgeraden wordt (zie hiervoor § 44.1a). De zinnen (1c) en (2c), waarin wordt afgezien van verbalisering, zijn correct.
De werkwoorden die eindigen op één vocaal + inf.-e worden voor de vorming van de gramst. in 2 groepen gesplitst:
Groep 1: | hiervan wordt de gramst. volgens de hoofdregel gevormd: |
ðée ~ ðé | duwen |
---|---|
šeksÿe ~ šeksÿ | ontzenuwen; verzwakken (fig.) |
ÿfalye ~ ÿfaly | berusten op |
Groep 2: | hiervan wordt de gramst. volgens Regel C gevormd. Deze werkwoorden eindigen in het Oudspokaans op -ƒe (bilabiale f, zie § 10.15). Bijvoorbeeld († is de Oudspokaanse vorm): |
ae (†aƒe) ~ at | aaien |
---|---|
aroe (†aroƒe) ~ arot | zeker zijn van |
megiye (†megiyƒe) ~ megiyt | vrezen; duchten |
znée (†znéƒe) ~ znét | smelten |
In Appendix 191 zijn de werkwoorden van Groep 2 opgenomen.
De gramst. van een werkwoord dat eindigt op twee of meer vocalen + inf.-e wordt in alle gevallen gevormd door Regel C:
gvoie ~ gvoit | een beroep doen op |
---|---|
quÿe ~ quÿt | wachten |
biÿae ~ biÿt1 | op stapel staan |
xâme'ie ~ xâmeit2 | opbrengen; opleveren |
1 | In biÿt valt bovendien de a weg. |
---|---|
2 | Voor de deletie van de glottisslag, zie § 82.36. |
Als een additief op een vocaal eindigt en dit additief wordt d.m.v. het suffix -e geverbaliseerd (§ 44.1), dan kan de gramst. van dit werkwoord (= geverbaliseerd additief) op twee manieren gevormd worden:
De gramst. die volgens de hoofdregel gevormd wordt, is homofoon met het afleidende additief. Daarom wordt deze gramst. alleen in gesuffigeerde vorm gebruikt. In alle gevallen waarin de gramst. als zelfstandig woord opereert (Blok 101.3) zal de secundaire afleiding (Regel C) gebruikt worden.
Bijvoorbeeld:
additief | werkwoord | gramst. | |||
---|---|---|---|---|---|
i. | ii. | ||||
ošo | nat | ošoe | nat zijn | ošo | ošot |
pâstiy | berouwvol | pâstiye | berouw hebben | pâstiy | pâstiyt |
cerviy | opgewekt | cerviye | opgewekt zijn | cerviy | cerviyt |
chylo | geestdriftig | chyloe | geestdriftig zijn | chylo | chylot |
Sommige geverbaliseerde additieven zijn zodanig een "eigen leven als werkwoord" gaan leiden dat de keuze tussen de twee gramst.n (die zo typisch is voor een geverbaliseerd additief) is komen te vervallen. In de eerste plaats betreft het hier natuurlijk verbaliseringen met een gelexicaliseerde betekenis, maar er bestaan ook enkele niet-gelexicaliseerde additief-verbaliseringen die de keuzemogelijkheid missen:
additief | werkwoord | gramst. | |||
moi | geschikt om te ondersteunen | moie | stutten; bijstaan (fig.) | moit | (niet *moi) |
---|---|---|---|---|---|
kry | glooiend | krye | glooien | kryt | (niet *kry) |
nestiy | nodig | nestiye | nodig zijn | nestiy | (niet *nestiyt) |
Als het geverbaliseerde additief eindigt op twee of meer vocalen + -e, geldt alleen secundaire Regel C (analoog aan wat er in § 82.18 gezegd is). Bijvoorbeeld:
additief | werkwoord | gramst. | ||
frenvuiy | veelsoortig | frenvuiye | veelsoortig zijn | frenvuiyt |
---|---|---|---|---|
luy | gemakzuchtig | luye | gemakzuchtig zijn | luyt |
rea | buitenissig | reae | buitenissig zijn | reat |
Als bij een werkwoord op twee consonanten + -e de toepassing van de hoofdregel leidt tot een gramst. met een onuitspreekbare eindcluster, dan geldt Regel D.
Als "onuitspreekbaar" worden onder meer beschouwd:
Bijvoorbeeld:
bôrle ~ bôrr | borrelen |
---|---|
ciynitre ~ ciynitt | schandelijk zijn |
eriythe ~ eriytt | zonder aandacht luisteren |
siycle ~ siycc1 | cirkelen |
ahoqugme ~ ahoqugg | schrikken |
krikbe ~ krikk | wiegen |
jesme ~ jess | verdelen |
wagje ~ wagg | belonen |
rytle ~ rytt | missen; niet raken |
smyfge ~ smyff | snuffelen |
cÿrna'eche ~ cÿrnaecc2 | onderzoeken |
cecte ~ cecc3 | knallen |
De x wordt nooit verdubbeld, dus:
cermâxle ~ cermâx | verloren gaan |
---|---|
treoxje ~ treox | schroeien; blakeren |
1 | De onregelmatige vorm siycel is ook toegestaan. Zie § 82.33. |
---|---|
2 | Voor de deletie van de glottisslag, zie § 82.36. In verscheidene gramst.n wordt -ch wél als uitspreekbaar beschouwd; zie onder meer léche ~ léch (§ 82.11). |
3 | In verscheidene gramst.n wordt -ct wél als uitspreekbaar beschouwd, zoals in: prâcte ~ prâct (slaan). De vorm cecc (i.p.v. *cect) is waarschijnlijk onder invloed van het subst. cecc (knal) ontstaan. |
Als de toepassing van Regel D tot gevolg heeft dat de gramst. op een stemhebbende (dubbele) consonant uitgaat, vindt er een consonantwisseling plaats, en wel volgens onderstaand Blok:
Consonantwisseling bij de grammaticale stam | ||
---|---|---|
bb | wordt | pp |
dd | wordt | tt |
vv | wordt | ff * |
zz | wordt | ss * |
* | Let op dat er nu geen paragogische t verschijnt (zoals in Blok 82.13). |
---|
Voorbeelden (* geeft de fonologisch incorrecte vorm vóór de toepassing van bovenstaand Blok aan):
chabre ~ (*chabb) chapp | nader brengen |
---|---|
fûrtibje ~ (*fûrtibb) fûrtipp | eggen |
codre ~ (*codd) cott | naaien |
jodle ~ (*jodd) jott | jodelen |
cjestovle ~ (*cjestovv) cjestoff | bedriegen |
wévle ~ (*wévv) wéff | [rond]tollen |
huzve ~ (*huzz) huss | zuchten |
Als bij een werkwoord op drie of meer consonanten + -e de toepassing van de hoofdregel leidt tot een gramst. met een onuitspreekbare eindcluster, dan maakt de hoofdregel plaats voor drie secundaire regels (§ 82.14):
Regel E geldt voornamelijk voor werkwoorden waarvan de laatste consonant r of l is:
ândre ~ ânder | speuren |
---|---|
geldre ~ gelder1 | mogen |
infre ~ infer | wegwerpen |
ritsle ~ ritsel | ritselen |
ufspre ~ ufesper2 | missen; niet raken |
1 | Van geldre bestaat ook de gramst. gelt, zie § 82.35. |
---|---|
2 | Bij ufesper zijn twéé e's ingevoegd. |
Regel F geldt vooral voor veel werkwoorden waarvan de laatste consonant een j of h is:
bléskre ~ blések | overtuigd zijn van |
---|---|
étârtje ~ étâret | splijten |
marestje ~ mareset | waken over |
pôrtje ~ pôret | stropen (jagen) |
liyrshe ~ liyrres1 | te wijten zijn aan |
1 | In liyrres is bovendien de r verdubbeld. |
---|
Voorbeelden van Regel G:
rencle ~ renc | rinkelen |
---|---|
stômple ~ stômp | strompelen |
šâftre ~ šâft | schuld hebben |
plincre ~ plink1 | blinken |
flôgcpe ~ flôg2 | vermanen |
cÿrbo'estre ~ cÿrbós2 | zich gesteld zien voor |
telstje ~ telst3 | zich realiseren |
1 | Let op de wisseling van c naar k (uitspraak gelijk). Historisch gezien drukt de c de stemhebbende consonant [G] uit (§ 10.15), dus de wisseling c~k is vergelijkbaar met b~p; v~f ed. Zie ook § 82.27. |
---|---|
2 | Hier worden twee consonanten gedeleerd. Zie § 82.36 voor de wisseling o'e~ó bij cÿrbo'estre. |
3 | Zie ook voetnoot 2 bij § 82.32. |
Als na toepassing van Regel G (§ 82.26) de gramst. op een stemhebbende consonant eindigt, wordt deze volgens Blok 82.13 stemloos gemaakt. In de voorbeelden geeft * de fonologisch incorrecte vorm vóór de toepassing van Blok 82.13 aan:
koldre ~ (*kold) kolt | gooien; werpen |
---|---|
ombre ~ (*omb) omp | overschaduwen |
vôrdre ~ (*vôrd) vôrt | arresteren |
tiylvle ~ (*tiylv) tiylf | 1 dwarrelen; 2 warrig praten |
Bij werkwoorden op een of meer consonanten + -che wordt de gramst. volgens Regel B gevormd:
co'ifche ~ coift1 | negéren |
---|---|
fesmonche ~ fesmont2 | overreden |
1 | Voor de deletie van de glottisslag, zie § 82.36. |
---|---|
2 | Merk op dat -nch feitelijk níét tot de onuitspreekbare eindclusters behoort, zoals blijkt uit onder meer wynch (trots) en tûnch (onvermurwbaar). Toch wordt -nch in een gramst. niet getolereerd. |
Bij werkwoorden op -ÿrre wordt de gramst. volgens Regel G gevormd:
itÿrre ~ itÿr | vluchten |
---|---|
wÿrre ~ wÿr | fluiten (met lippen) |
De verdubbelde r is het orthografische hulpmiddel om aan te geven dat ÿr als één lettergreep uitgesproken moet worden. Deletie van een r houdt in dat ÿr disyllabisch wordt ([ÿjer]); zie § 11.2.
82.30 ad § 82.10 c. Onregelmatige stamvorming
In § 82.11–29 zijn de productieve gramst.-vormende regels gegeven. Het bleek dat we de werkwoorden in verschillende fonologische categorieën dienden in te delen, al naar gelang van het aantal eindvocalen, het aantal eindconsonanten, de oppositie stemloos ~ stemhebbend, de aanwezigheid van een eind-j, eind-[c]h of eind-glottisslag, enzovoort.
Per categorie zijn een of meer gramst.-vormende regels gegeven. Dit konden de hoofdregel (al dan niet met Uitbouw) en/of secundaire regels zijn.
De meeste van deze fonologische categorieën bevatten wel werkwoorden waarvan de gramst. níét volgens de voor deze categorie typerende regels gevormd wordt. In dit geval wordt de gramst. per definitie op onregelmatige wijze gevormd.
Een onregelmatige stamvorming geschiedt met behulp van:
Wij wijzen erop dat het criterium regelmatige/onregelmatige gramst.-vorming bepaald wordt door de combinatie van fonologische categorie en toegepaste secundaire regel. Zo is toepassing van Regel A bij monosyllabische werkwoorden regelmatig (productief); zie § 82.15. Maar Regel A wordt ook toegepast bij enkele werkwoorden op vocaal + -je, en dit is een onregelmatig procédé (§ 82.31).
Bij enkele werkwoorden op vocaal + -je wordt de gramst. op onregelmatige wijze gevormd, en wel:
Volgens Regel A:
vizaje ~ vizajet | voor dag en dauw opstaan |
---|---|
moje ~ mojet1 | maaien |
ÿje ~ ÿjet2 | gerimpeld zijn |
Suffix -r:
spuje ~ spujer | paardrijden |
---|---|
wyje ~ wyjer | wijden [aan] |
Suffix -s i.p.v. -je:
cyfâje ~ cyfâs | beklijven |
---|---|
lahâje ~ lahâs3 | rekenen op |
stovyje ~ stovys | rondventen |
Deletie van -je:
skreje ~ skre | gillen |
---|
1 | Zie voetnoot 1 bij § 82.16. |
---|---|
2 | Zie voetnoot 2 bij § 82.16. |
3 | Ook regelmatig volgens Regel B, dus lahât. |
Een aantal werkwoorden op één of meer consonanten + -je krijgt een gramst. met behulp van Regel B:
châmpje ~ châmpt | spreiden |
---|---|
drynje ~ drynt | wijden; heiligen (Ergynne-term) |
vârje ~ vârt | wurgen |
stiybje ~ stiyt1 | vitten op |
telstje ~ telst2 | zich realiseren |
1 | Bij stiyt is bovendien de b weggevallen. In spellingen van vóór 1950 komen we nog wel tegen: stiybt (waarin de b stom is). |
---|---|
2 | Bij telst valt het suffix -t samen met de laatste t van de stam: *telstt > telst. We hebben telstje ook reeds ondergebracht bij de regelmatige gramst.-vorming in § 82.26: sommige grammatici geven de voorkeur aan een diachronische benadering en menen aanwijzingen gevonden te hebben dat telstje zich in het Oudspokaans onderwierp aan Regel B (of liever: aan de Oudspokaanse variant van Regel B). Bij een synchronische benadering ligt het voor de hand om telstje te onderwerpen aan de productieve Regel G. |
Een aantal werkwoorden op één consonant + -le/-re krijgt een gramst. met behulp van Regel E:
siycle ~ siycel1 | cirkelen |
---|---|
mâgle ~ mâgel1 | zegenen (Ergynne-term) |
gédre ~ géter2 | africhten v. valken (voor de jacht) |
ufre ~ ufer | bederven |
1 | Ook de regelmatige vormen siycc en mâgg zijn correct; zie voetnoot 1 bij § 82.22. |
---|---|
2 | In géter is de stemhebbende d stemloos geworden. Alleen in de berggebieden van Liftka wordt dialectisch nog de oude vorm géder gebruikt. |
Enkele werkwoorden op twee consonanten krijgen een opmerkelijke gramst.:
letve ~ letver1 | een omweg maken |
---|---|
azje ~ azjet2 | de knecht zijn van; behoren tot het personeel van |
quazje ~ quasst3 | sjouwen |
cyrtâche ~ cyrtâk | verspreiden |
1 | Naast letver bestaat ook de regelmatige vorm lett. Aan het onregelmatige letver wordt echter de voorkeur gegeven omdat er reeds drie andere werkwoorden bestaan waarvan de gramst. lett is, namelijk: letge (overhellen), letre (vóórkomen) en lette (spijtig zijn). Zie ook § 82.37. |
---|---|
2 | Azjet is gevormd n.a.v. een foute etymologische opvatting: zou het werkwoord azje zijn afgeleid van het monosyllabische werkwoord zje (gramst. zjet volgens § 82.15) dan zou azjet de juiste gramst. zijn. Maar azje is géén afgeleid werkwoord en daarom zou de enige juiste gramst. *ass geweest zijn. |
3 | Bij de vorming van quasst lijkt abusievelijk gebruikgemaakt te zijn van de consonantwisselingen uit Blok 82.13 (zz > sst) i.p.v. die uit Blok 82.23 (zz > ss). |
Enkele werkwoorden op drie of meer consonanten krijgen een gramst. die zich niet of nauwelijks laat verklaren:
cÿrfre ~ cÿrferâ | overtreden |
---|---|
dûccle ~ dûcel | schenden |
félcle ~ félt | voorafgaan aan |
geldre ~ gelt1 | mogen |
dâmenntelstje ~ dâmentell2 | peinzen |
fiymbre ~ fiymet | rafelen |
lozôstje ~ lozôster | afvaardigen |
flectre ~ felec | buigen |
ierche ~ ierrt | voltrekken |
quirche ~ quirs | afleren |
Bij welke werkwoorden de gramst. op welke wijze gevormd wordt, is lang niet altijd te voorspellen. In Appendix 191 zijn alle werkwoorden opgenomen waarvan de gramst. anders gevormd wordt dan met behulp van de hoofdregel en de Uitbouw ervan.
1 | De meer algemene gramst. van geldre is gelder, zie § 82.24. Gelt is voornamelijk spreektaal en dan bij voorkeur samen met de suffixen -ilóme, -ilomije en -ilomitâ (§ 122.5). |
---|---|
2 | Dâmenntelstje is samengesteld uit dâmennt (gepeins) en telstje (zich realiseren) (§ 83.50). Het is zeer uitzonderlijk dat de gramst. een geheel andere wordt als een werkwoord deel gaat uitmaken van een samenstelling. Vergelijk ook telstje in § 82.26 en § 82.32. |
De glottisslag die in een aantal werkwoorden voorkomt, verdwijnt bij een deel van deze werkwoorden in de gramst. Bijvoorbeeld:
co'ifche ~ coift1 | negéren |
---|---|
cÿrna'eche ~ cÿrnaecc2 | onderzoeken |
ba'efre ~ baeff | snijden |
cho'ate ~ choat | wanhopen |
dama'ife ~ damaif | onderhevig zijn aan |
ky'are ~ kyar | scheuren |
xâme'ie ~ xâmeit3 | opbrengen; opleveren |
cÿrbo'estre ~ cÿrbós4 | zich gesteld zien voor |
In andere werkwoorden daarentegen blijft de glottisslag behouden, zoals in:
xone'ite ~ xone'it | voortgaan |
---|---|
la'yce ~ la'yc | waard zijn |
a'ešane ~ a'ešan | ophijsen |
fi'one ~ fi'on | verslaan; verslag geven |
1 | Zie ook § 82.28. |
---|---|
2 | Zie ook § 82.22. |
3 | Zie ook § 82.18. |
4 | Zie ook § 82.26. Als de glottisslag tussen o en e verdwijnt, versmelten o en e tot de diftong ó. |
Doordat er bij de vorming van gramst.n dikwijls voor het werkwoord karakteristieke consonanten gedeleerd worden, is de kans op homonymie van gramst.n betrekkelijk groot. Vergelijk:
belde ~ belt | leren |
---|---|
belðe ~ belt | verfoeien |
belte ~ belt1 | verkleinen
|
gâffe ~ gâff | omspitten (aarde) |
gâfje ~ gâff | ontnemen |
gâfle ~ gâff | brandmerken
|
letge ~ lett | [over]hellen |
letre ~ lett | vóórkomen |
lette ~ lett2 | spijtig zijn |
letve ~ lett3 | omweg maken
|
qugge ~ qugg | grommen (v. hond) |
qugle ~ qugg | veroorzaken |
qugme ~ qugg | wennen aan
|
šoe ~ šot | ondervragen |
šote ~ šot | schieten
|
téðe ~ tét | [voort]schuifelen; voorzichtig lopen (langs richel, smal bruggetje, afgrond ed.) |
téje ~ tét | dooien |
téte ~ tét | doden |
Deze homonymie is de reden dat een constructie met een gramst. wel vervangen wordt door een equivalent zonder gramst. Zie § 110.22. Voor het gebruik van een gramst. in de functie van volt.dw., zie ook § 101.3 en § 101.8.
1 | Bovendien bestaan er nog de homofonen: belt (zij; pers.vnw.); belt (haar; bez.vnw.); belt (liefje; schatje) en belt (klein). |
---|---|
2 | Bovendien bestaan er nog de homofonen: lett (spijt); lett (spijtig); lett (knapperige pannenkoek) en lett (zelden) (dialectisch). |
3 | Zie ook § 82.34. |
Het valt buiten het kader van dit hoofdstuk om dieper in te gaan op de gebruiksmogelijkheden van de gramst. Deze zijn zo uiteenlopend van aard dat zij beter zijn onder te brengen bij de stof van andere hoofdstukken. De gramst. wordt voornamelijk gebruikt bij:
Vorming van de grammaticale stam | ||||
---|---|---|---|---|
werkwoord eindigend op | regelmatige gramst. | onregelmatige gramst. | ||
Hoofdregel (evtl. met Uitbouw) 1 | Secundaire regel(s) 2 | Secundaire regel(s) 3 | overig 4 | |
-Ce | × | – | – | – |
-CCe | × | D | – | × |
-CCC[C]e | × | E, F, G | – | × |
-Che | – | D | – | – |
-CC[C]he | – | F | – | – |
-Cje | – | D | A, B | × |
-CC[C]je | – | F, G | B | × |
-C[C]che | – | B | – | × |
-Cle/-Cre | – | D | E | × |
-CC[C]le/-CC[C]re | – | E, G | – | × |
-ÿrre | – | G | – | – |
-Ve * | × | C | – | – |
-VV[V]e | – | C | – | × |
-V[V]he | – | B | – | – |
-V[V]je | – | B | A | × |
-V[V]'e | – | B | – | – |
-V[V]che | × | D | – | × |
-V[V]le/-V[V]re | × | – | – | – |
monosyllabisch | – | A | – | – |
* | een werkwoord op -Ve dat van een additief is afgeleid, heeft twee gramst.n: via de hoofdregel én via Regel C. |
---|---|
– | niet van toepassing. |
× | wel van toepassing. |
-CCe | eindigend op twee consonanten + -e. |
-V[V]je | eindigend op één of meer vocalen + -je, enzovoort. |
Uitleg van de kolommen:
kolom 1: | Hoofdregel: inf.-e > Ø (§ 82.11) Uitbouw: zie Blok 82.13
|
kolom 2 en kolom 3: | Regel A: inf.-e > -et Regel B: -he/-je/-'e/-che > -t Regel C: inf.-e > -t Regel D: C1C2e > 2C1 (consonantverdubbeling) Regel E: C1C2e > C1eC2 Regel F: C1C2C3e > C1eC2 Regel G: Ce > Ø Uitbouw: zie Blok 82.23
|
kolom 4: | gramst. wordt met behulp van een met name te noemen suffix, deletie of letterwijziging gevormd. Zie Appendix 191. |
Kolommen 1 en 2 staan in complementaire distributie tot elkaar; dit geldt ook voor de kolommen 3 en 4.
© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands