Grammatica van het Spokaans
83. Morfologie van werkwoorden √
Opbouw van dit hoofdstuk: |
83.1 Werkwoordvorming d.m.v. affigering van een niet-werkwoord
In het Spokaans kan d.m.v. een grammaticaal affix een werkwoord uit een niet-werkwoord gevormd worden. Het niet-werkwoord kan zijn:
83.2 ad § 83.1 A. Werkwoord uit een substantief
De meest elementaire (en productieve) methode om van een substantief een werkwoord te vormen is door toevoeging van het verbale suffix -e (infinitief-e, zie § 81.1). Bijvoorbeeld:
INTRANS. | |
ef afdrâk ~ afdrâke | de woekering ~ woekeren; welig tieren |
---|---|
ef ânkest ~ ânkeste | de angst ~ angst hebben; bang zijn |
ef cûnðiyt ~ cûnðiyte1 | de bereidheid ~ bereid zijn |
ef slapelsat ~ slapelsate | het bed ~ naar bed gaan |
ef fotel ~ fotele2 | de fout ~ één fout maken
|
OBTRANS. | |
ef drém ~ dréme | de droom ~ dromen |
ef uokk ~ uokke3 | de rook ~ roken (v. sigaret) |
ef rutôs ~ rutôse | de zee, oceaan ~ uitspreiden |
ef trojy ~ trojye | de zede ~ mores leren; tot de orde roepen |
ef prusot ~ prusate | de rivier ~ verbannen |
ef ÿroff ~ ÿrofe | de wals ~ walsen; pletten
|
SEMTRANS. | |
ef finn ~ finne4 | het begin ~ beginnen |
ef mux ~ muxe5 | de taal ~ spreken; zich in taal uitdrukken |
Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat er bij sommige verbaliseringen lexicalisatie optreedt (zoals bij ef rutôs > rutôse). Ook kunnen er kleine spellingvariaties opdoemen (ef prusot > prusate en ef ÿroff > ÿrofe).
1 | Van cûnðiyte is weer afgeleid: ef cûnðiytos. Dit abstr. substantief is synoniem met cûnðiyt (-os-afleiding, zie § 20.18). |
---|---|
2 | Vergelijk ook fotelare (§ 83.23). |
3 | Vergelijk ook uokjame (§ 83.51). |
4 | Sommige grammatici menen, dat finne niet is afgeleid van finn, maar net andersom. Er zijn inderdaad voorbeelden van werkwoorden waarvan een substantief d.m.v. inf.-e-deletie is afgeleid (zoals wertye > werty). Zie ook § 20.32. |
5 | Zie ook § 20.32. |
Zeer uitzonderlijk zijn de verbaliseringen van substantieven die zelf reeds d.m.v. -os van een werkwoord zijn afgeleid. Bijvoorbeeld:
OBTRANS. | |
jÿzoe ~ jÿzoos ~ jÿzooše | opslaan (v. goederen) ~ opslag ~ hamsteren |
---|---|
perke ~ perkos ~ perkoše | moeten ~ noodzaak ~ noodzaken; verplichten |
Let op dat in deze gevallen de s van -os verandert in š.
Soms valt de eindvocaal van het substantief weg, als -e toegevoegd wordt:
OBTRANS. | |
ef barera ~ barere | de afrastering ~ versperren |
---|---|
ef pleko ~ pleke | het zand ~ schuren (verf, hout) |
ef ÿkaô ~ ÿkae-fes1 | de vesting ~ omsingelen
|
INTRANS. | |
ef krântsa ~ krântse | de doorwaadbare plaats ~ [met paard] een rivier/beek doorwáden/oversteken
|
SEMTRANS. | |
ef aniâ ~ prap anie | het vermaak ~ zich vermaken |
1 | Het werkwoord *ÿkae (zonder -fes (in)) komt niet voor (zie § 83.29). Vergelijk ook ÿkaqure (§ 83.51). |
---|
Een tweede elementaire methode om van een substantief een werkwoord te vormen is door toevoeging van het suffix -are. Bijvoorbeeld:
INTRANS. | |
ef sért ~ sértare | het huis ~ verhuizen |
---|---|
ef slapelsat ~ slapelsatare1 | het bed ~ overnachten
|
OBTRANS. | |
ef ânkest ~ ânkestare1 | de angst ~ beangstigen; bang maken |
ef ecron ~ ecronare [fes] | de kroon ~ kronen [tot] |
ef pémah ~ pémahare | de hoon, smaad ~ versmaden; met smaad behandelen |
1 | Van slapelsat en ânkest zijn ook werkwoorden op -e afgeleid (zie § 83.2). Daarom wordt er in verscheidene grammatica's van uitgegaan dat de -are-vormen niet van het substantief, maar van de (reeds afgeleide) werkwoorden op -e zijn afgeleid. Inderdaad kennen veel werkwoorden een -are-variant (zie § 83.23). |
---|
Soms valt de eindvocaal van het substantief weg, of wordt deze gewijzigd, als -are toegevoegd wordt. Als de eindvocaal reeds een a is, zouden we ook kunnen zeggen dat het suffix -re toegevoegd is:
INTRANS. | |
ef kolofâ ~ kolafare | de winter ~ naar de wintersport gaan; op wintersport zijn |
---|---|
ef proba ~ probare | de opzet, moedwil ~ willen |
ef silenco ~ silencare | de stilte ~ stil zijn |
ef jeji ~ jejare [beri] | het bankbiljet ~ verplicht zijn [om te]
|
OBTRANS. | |
ef biynðe ~ biynðare | het verband; de zwachtel ~ verbinden; zwachtelen |
ef crusa ~ crusare | het kruis ~ kruisigen |
ef ðÿny ~ ðÿniare | de prijs ~ prijsgeven |
Een bijzonder geval is:
OBTRANS. | |
ef kinner ~ kinnare | de landkaart ~ in kaart brengen |
---|
Voor deze afleiding zijn drie verklaringen, waarvan de eerste de meest aannemelijke is:
Een gereduceerde vorm van -are is -ere. Deze wordt soms gebruikt als het afleidende substantief een gefixeerd accent draagt. Bijvoorbeeld:
INTRANS. | |
ef poll ~ pollere | de windvlaag ~ waaien |
---|---|
ef misst ~ misstere1 | de briket (v. steenkool) ~ briketten stoken
|
OBTRANS. | |
ef hégg ~ héggere | het kogelgat; de bres ~ bestoken; beschieten |
In enkele gevallen komt -ere in een woord met variabel accent voor:
OBTRANS. |
ef poert ~ poertere |
de [vrijstaande] hoge muur ~ restaureren (v. oude gebouwen) |
---|
Overigens komt de uitgang -ere ook veelvuldig voor bij Latijnse en Franse leenwoorden, zoals:
côntrolere | controleren |
---|---|
demonstrere | demonstreren |
In dergelijke woorden klinkt -ere als [ÿje].
1 | Vergelijk: coc ~ cocare (cokes ~ cokes stoken). |
---|
Het productieve circumfix lâ--e betekent 'voorzien van', en kan aan een groot aantal substantieven gehecht worden. Alle aldus ontstane werkwoorden zijn obtrans. Bijvoorbeeld:
OBTRANS. | |
ef sel ~ lâsele | het zout ~ zouten |
---|---|
ef sut ~ lâsute | het kostuum ~ kostumeren |
ef bû ~ lâbûe | de boei, ton ~ betonnen (v. vaarwater) |
ef gum ~ lâgume | het rubber ~ coveren (autobanden v. nieuw rijvlak voorzien) |
ef âsfalt ~ lââsfalte | het asfalt ~ asfalteren |
ef lÿnt ~ lâlÿnte1 | de lijn ~ liniëren; van lijnen voorzien |
Het prefix lâ- dient ook voor de transitivering van intrans.werkw.n. Zie hiervoor § 80.17–19. Bovendien kan lâ- samen met het suffix -or een additief uit een substantief vormen, zoals:
ef sut ~ lâsutor | het kostuum ~ gekostumeerd |
---|---|
ef lÿnt ~ lâlÿntor | de lijn ~ gelinieerd |
ef belk ~ lâbelkor | de vrucht ~ vruchtdragend; vol vruchten |
In § 41.18 is erop gewezen dat veel additieven gevormd met lâ--or ook beschouwd kunnen worden als een volt.dw., zoals:
lâsute ~ lâsutor | kostumeren ~ gekostumeerd |
---|
1 | Omdat ook het werkwoord lÿnte bestaat, zouden we lâlÿnte ook kunnen beschouwen als afgeleid van lÿnte (zie § 83.20). |
---|
Het productieve circumfix ide--e betekent 'verwijderen; weghalen' en kan aan veel substantieven gehecht worden. Bijna alle aldus ontstane werkwoorden zijn obtrans. Ide--e is het antoniem van lâ--e (voor zover er geen lexicalisatie optreedt). Bijvoorbeeld:
INTRANS. | |
ef kles ~ ideklese | het gras ~ onkruid wieden
|
---|---|
OBTRANS. | |
ef cârbon ~ idecârbone | de koolstof ~ ontkolen |
ef smyl ~ idesmyle | de boshut ~ uit een woning/kamer gezet worden |
ef vetse ~ idevetsée | het boord (v. schip) ~ ontschepen |
Veel substantieven kennen reeds een verbale afleiding zónder ide-. In dat geval kan de ide-vorm ook beschouwd worden als een afleiding van een werkwoord (zie § 83.19). Vergelijk:
ef flecs ~ flecse ~ ideflecse | het vuur ~ vuur geven; stoken ~ temperen |
---|
Het archaïsche, tegenwoordig improductieve prefix bza- (met als variant bze-) betekende oorspronkelijk 'doen'. Het dient voor de verbalisering van enkele substantieven die op een a of e eindigen. De "toevallige" eind-e wordt na verbalisering met bza- of bze- dan de inf.-e. Voor de eind-a geldt dat deze in een inf.-e verandert. Bijvoorbeeld:
OBTRANS. | |
ef éa ~ bzaée | het houvast; de grip ~ vangen |
---|---|
ef coe ~ bzagoe1 | lei voor het doorgeven van [geheime] berichten (in oorlogstijd) ~ uiteenzetten; interpreteren |
ef vure ~ bzeure2 | afwezig persoon over wie gesproken wordt ~ ~ 1 betreffen; 2 verzuimen
|
INTRANS. | |
ef ûtra ~ bzaûtre | het ontstaan ~ ontstaan |
ef dâmena ~ bzadâmene | gebed; overpeinzing ~ bidden; gezamenlijk overpeinzen (Erg.) |
1 | Het archaïsche karakter van bza-/bze- blijkt ook uit de zogenoemde consonantharmonie die in het Oer- en Laatspokanisch (en tegenwoordig nog in het Pegrevisch) voorkwam: veel woorden bezaten óf alleen stemloze, óf alleen stemhebbende consonanten, en bovendien waren in sommige gevallen ook eigenschappen als "explosief" of "fricatief" relevant bij de consonantharmonie. De oorspronkelijk stemhebbende explosief c van coe is onder invloed van de stemhebbende fricatieve cluster in bza- eveneens een stemhebbende fricatief geworden (c > g: bzagoe). |
---|---|
2 | De v van vure is na prefigering een [w] geworden (niet geschreven). Deze verandering van stemhebbende [v] naar stemloze [w] is schijnbaar in tegenspraak met wat in voetnoot 1 hierboven beweerd is. Onder invloed van de stemhebbende cluster in bze- zouden we zeker de stemhebbende fricatief [v] verwachten (dus *bzevure), maar dit is niet zo omdat hier een proces van bilabialisatie (v wordt bilabiale w) het proces van stemtoevoeging verdrongen heeft. |
Een grote groep Spokaanse werkwoorden is met een onregelmatig affix van een substantief afgeleid. We volstaan met enkele voorbeelden:
INTRANS. | |
ef fort ~ prap fortasse | de tijd ~ zich [tevergeefs] haasten |
---|---|
ef koles ~ kolestÿne1 | de school ~ op school zitten; school gaan |
ef loa ~ loatite2 | de goede∩slechte bui ~ zich inbinden, beheersen |
ef koba ~ prap kobature lef3 | de zelfopoffering ~ zich verdiepen in |
ef pleko ~ plekote4 | het zand ~ verzanden (lett.)
|
VOLTRANS. | |
ef koles ~ koleste4 | de school ~ onderwijzen
|
OBTRANS. | |
ef bax ~ baxeske | het oordeel ~ oordelen over |
ef ðiyc ~ ðiycyne | de deuk ~ inbreuk maken op |
ef eggo ~ eggote4 | de echo ~ verklikken |
ef verfu ~ verfute4 | de verf ~ verven; schilderen |
ef mofla ~ mofle5 | het zaaisel ~ zaaien |
ef tjel ~ tjelfe6 | de straf ~ straffen |
ef texos ~ texoske7 | het geknip, knipsel ~ verpesten; verknoeien |
Sommige grammatici beschouwen -tite als (restant van) een werkwoord. In dat geval moet loa ~ loatite bij § 83.50 ondergebracht worden.
1 | Voor het suffix -ÿne, zie § 83.25. |
---|---|
2 | Ef loa is een ideoantoniem, zie Hoofdstuk 161. |
3 | -ture drukte oorspronkelijk een causatief uit ('laten'). Het is nu improductief en in combinatie met substantieven komt het verder niet voor. Zie ook kirture (§ 81.18). |
4 | Het suffix -te komt relatief vaak voor (vooral na een vocaal); daarom valt er iets voor te zeggen om -te als variant van -e te beschouwen. |
5 | Er zijn ook argumenten te bedenken waarom mofla afgeleid zou kunnen zijn van mofle. In dat geval hoort mofla ~ mofle thuis in § 20.32. |
6 | Een archaïsche variant is †tjelf. In dat geval is tjelfe een regelmatige afleiding. |
7 | Texos is reeds een afleiding van texe (knippen). Vergelijk ook § 83.3. |
83.12 ad § 83.1 B. Werkwoord uit een additief
De productieve verbale afleidingen van additieven zijn reeds besproken in Hoofdstuk 44. Ook resultatieve additieven kunnen geverbaliseerd worden: zie § 63.40–51.
Veel additieven kennen echter (ook) een onregelmatige verbalisering, al dan niet naast boven bedoelde productieve vorm. In een aantal gevallen is het afleidingssuffix -te. Dit wordt wel als variant van -e beschouwd (zie § 83.11 voetnoot 4). Voorbeelden:
INTRANS. | |
pijâ ~ pijate1 | volkomen; geheel ~ samenlopen; samenstromen (v. wegen of rivieren) |
---|---|
tijâ ~ tyjare | weg; verdwenen ~ verborgen zijn |
tyrâk ~ tyrne | gebrekkig ~ ontbreken |
uco'liy ~ uco'lite | tevergeefs; onnodig ~ tevergeefs zijn
|
OBTRANS. | |
etet ~ etetje | gevoelig ~ gevoelig zijn voor |
kachiy ~ kachiyte | vervloekt ~ vervloeken |
tarpen ~ tarpenne | erkentelijk ~ waarderen |
yfla ~ yflane | edel; voortreffelijk ~ veredelen; louteren (metaal) |
jÿzoošiy ~ jÿzoošiyte2 | in voorraad; voorradig ~ in voorraad hebben |
kir ~ kirture3 | los ~ laten; niet verhinderen; afblijven
|
SEMTRANS. | |
k'ma ~ k'maje4 | daar ~ daar zijn; zie daar |
k'mi ~ k'mije4 | hier ~ hier zijn; zie hier |
Het suffix -te is productief bij de verbalisering van additieven die met pû--iy gevormd zijn. Dit is behandeld in § 44.2.
1 | Van pijâ is ook afgeleid het substantief pijat (samenloop) (v. wegen of rivieren). Er lijken géén diachronische bewijzen te bestaan om aan te nemen dat pijate van dit substantief is afgeleid. |
---|---|
2 | Jÿzoošiy is reeds afgeleid van jÿzoos (opslag) (v. goederen), dat weer afgeleid is van jÿzoe (opslaan). Het komt zelden voor dat er van een afgeleid substantief op -os weer een afleiding volgt. Zie ook § 83.3. |
3 | Kirture is een semtrans.werkw. als het een Causatief uitdrukt (§ 81.18). Zie ook § 83.11, voetnoot 3. |
4 | K'ma en k'mi zijn gereduceerde vormen van kusama resp. kusami. Zij zijn evenals de afleidingen k'maje en k'mije voornamelijk spreektaalvormen. |
Een bijzonder geval vormt het obtrans.werkw. kimore (noemen). Dit is regelmatig afgeleid van het oude volt.dw. kimor, dat tegenwoordig de status van additief heeft, met de betekenis 'met name'. Kimor komt van het niet meer bestaande werkwoord †kime (de bijzaak zijn; ondergeschikt zijn) (?). Wel is nog in gebruik het verwante concr.subst. kim (bijzaak). Voor additieven op -or, zie § 41.5. Zie ook § 44.5.
83.14 ad § 83.1 C. Werkwoord uit een voorzetsel
Van diverse voorzetsels is een werkwoord afgeleid. Bijvoorbeeld:
INTRANS. | |
blef ~ bleffe | achter ~ achterblijven; niet kunnen bijhouden |
---|---|
tuf ~ tufare | maal; keer; bij ~ vermenigvuldigen
|
OBTRANS. | |
furt ~ furte | voor ~ vóór zijn; eerder zijn dan (lett.) |
hogorit ~ hogorite | boven ~ verhogen (lett.) |
ûqu ~ ûque | tegen; contra ~ tegen zijn (fig.) |
lo ~ loke1 | evenals; gelijk ~ lijken op; eruitzien als |
1 | Volgens Evergreen (1964) is lo afgeleid van loke. Er zijn overigens meer voorzetsels van een werkwoord afgeleid. Zie § 140.29–30. |
---|
83.15 ad § 83.1 D. Werkwoord uit een voegwoord
Verbale afleidingen van voegwoorden zijn ongebruikelijk. Wij kunnen slechts één voorbeeld aanhalen:
OBTRANS. | |
âme ~ âmée [flaju] | indien; mits ~ [iets] op voorwaarden doen |
---|
Iets algemener zijn de voegwoorden die van een werkwoord zijn afgeleid. Zie ook § 122.56.
83.16 ad § 83.1 E. Werkwoord uit een nominaal of lexicaal affix
In § 21.3–14 zijn de lexicale affixen behandeld. Enkele hiervan kennen een verbale afleiding. Bijvoorbeeld:
VOLTRANS. | |
stin- ~ stinde1 | schrijf- ~ schrijven
|
---|---|
OBTRANS. | |
ral- ~ raliye | mede- ~ aanhangen (v. leer ed.) |
1 | Er zijn ook argumenten te bedenken om aan te tonen dat stin- de gereduceerde vorm van stinde is, en dus niet als het afleidende element voor dit werkwoord optreedt. |
---|
In § 21.28–36 zijn de nominale affixen behandeld. Enkele hiervan kennen een verbale afleiding. Bijvoorbeeld:
INTRANS. | |
-hynne ~ hynnere1 | -eiland ~ op een eiland[je] wonen |
---|---|
-ârp ~ ârpe | -haak, -oog; bevestigingspunt ~ bijten (v. vissen); toehappen (fig.)
|
OBTRANS. | |
vas- ~ vase | -handvat ~ aanpakken; [vast]grijpen (bij handvat) |
-clén ~ clene | wat met reinigen te maken heeft ~ schoonmaken; vaat wassen |
1 | -hynne komt voornamelijk voor in de namen van de kleine eilandjes in de Spokanische zeestraten, zoals Râsterhynne (in het Larmin) of Côltehynne (in de Aflif-straat). Het werkwoord hynnere echter is toepasbaar met betrekking tot welk eiland dan ook. |
---|
83.18 Nieuw werkwoord d.m.v. affigering oud werkwoord
Het Spokaans kent een aantal lexicale affixen waarmee de betekenis van een werkwoord gewijzigd of nader gespecificeerd kan worden. Verscheidene van deze affixen kunnen ook aan een substantief gehecht worden. Veel van deze substantieven zijn trouwens van een geaffigeerd werkwoord afgeleid, of andersom. Zie ook § 21.2–5.
Affigering van werkwoorden leidt veel vaker tot lexicalisatie dan affigering van substantieven. Het lijkt bij werkwoorden ook een minder productief procédé. Zie ook § 21.6.
Voorbeelden van lexicale prefixen:
cha- (mondeling; met mond of stem):
ebe ~ chabe1 | weggooien ~ afschaffen |
---|---|
quinde ~ chaquinde | gebaren; tekens geven ~ spreken |
foste ~ chafoste2 | samenscholen ~ zingen |
1 | Ebe is ontstaan uit het archaïsche †be. Dit blijkt ook uit de gramst., die is ebet. Een gramst. op -et is karakteristiek voor een monosyllabisch werkwoord (be > bet). Zie ook § 82.15. |
---|---|
2 | Oorspronkelijk was "zingen" in de Spokanische cultuur een typisch groepsgebeuren. Vandaar de associatie met "samenscholen". |
cria- (hand-):
rekke ~ criarekke | wringen ~ handenwringen |
---|
fro- lichaams-):
ðiycyne ~ froðiycyne3 | inbreuk maken op ~ mishandelen |
---|---|
texe ~ frotexe | knippen; snijden ~ opereren |
3 | Ðiycyne is afgeleid van ðiyc (deuk), zie § 83.11. |
---|
ide- (ont- (tegenstelling)):
âlbe ~ ideâlbe | bouwen ~ afbreken; slechten |
---|---|
blaveše ~ ideblaveše4 | wensen ~ verwensen |
gûne ~ idegûne | bewapenen ~ ontwapenen |
flecse ~ ideflecse | vuur geven; stoken ~ temperen |
tamÿre ~ idetamÿre | vieren (v. touw) ~ aanhalen |
mariane ~ idemariane | gehuwd zijn ~ scheiden |
4 | Blaveše is samengesteld uit bla- + veše; zie § 83.37. |
---|
kerr- (ook; eveneens; na-):
drave ~ kerrdrave | tekenen ~ natekenen; omtrekken |
---|---|
paine ~ kerrpaine | doen ~ nadoen; imiteren |
stinde ~ kerrstinde | schrijven ~ overschrijven; kopiëren |
Van kerr- is ook afgeleid het additief kerru (ook; eveneens).
lâ- (be-):
Transitiveert dikwijls een intrans.werkw., zie § 80.17:
armâtate ~ lâarmâtate | verlichten; licht geven ~ belichten (v. film) |
---|---|
lÿnte ~ lâlÿnte1 | [aan]strepen ~ liniëren |
krume ~ lâkrume | buigen; gebogen zijn ~ bocht nemen; door de bocht gaan |
farte ~ lâfarte | lopen ~ belopen; lopen op/over (lett.) |
tire [furt] ~ lâtire | wedden [om] ~ wedden om |
cÿrbare [rifo] ~ lâcÿrbare2 | voorzien [van] ~ voorzien van; uitrusten met |
1 | Zie ook § 83.8. |
---|---|
2 | Cÿrbare is samengesteld uit cÿr- + bare; zie § 83.38. |
nâs-- (her-; opnieuw):
trempe ~ nâs-trempe | lezen ~ herlezen; overlezen |
---|---|
ôrganisere ~ nâs-ôrganisere | organiseren ~ reorganiseren |
palle- (tegen-; terug-; weer-):
simue ~ pallesimue | werpen; smijten ~ [weer]kaatsen |
---|---|
harbe ~ palleharbe | [be]dienen ~ [aan]manen |
kette ~ pallekette | geven ~ onterven |
ral- (mede-):
Ook als suffix, zie § 83.25:
putte ~ ralputte | nemen ~ meenemen |
---|
su- (neven-; onder-):
âpe ~ suâpe1 | geschikt zijn ~ minder geschikt zijn; niet goed passen |
---|
1 | Vergelijk ook het niet-samengestelde werkwoord suâpe met de betekenis 'trekken' (v. lot, prijs, pijp). Dit werkwoord heeft een regelmatige uitspraak met het accent op de voorlaatste lettergreep: [suwâpe]. Daarentegen wordt in het samengestelde suâpe het accent op het prefix su- gelegd: [suwâpe] (zie ook § 11.26). |
---|
ta- (mis-; mislukt):
eftarse ~ taeftarse | lukken ~ [doen] mislukken |
---|---|
kâle ~ takâle | versieren ~ ontsieren |
tiffe ~ tatiffe | kennen; weten ~ miskennen |
to- (schijn-; vals; niet echt):
cirre ~ tocirre | in het spel brengen; de gelegenheid geven ~ ~ valse beloftes doen; voorspiegelen |
---|---|
drave ~ todrave | tekenen ~ schetsen |
choše ~ tochoše | verwerven ~ ronselen |
gytoze ~ togytoze | minachten ~ geringschatten |
kasse ~ tokasse | martelen ~ treiteren |
zjoffe ~ tozjoffe | beweren ~ opscheppen |
za-1 (echt-; onverbiddelijk):
Geeft als prefix een definitief aspect aan een inchoatief of onafgesloten handeling:
allove ~ zaallove | verdwijnen ~ verdwenen zijn |
---|---|
cyare ~ zacyare2 | uit de war kammen ~ uitkammen (zodat losse haren en klitten in de kam achterblijven) |
kvârfe ~ zakvârfe | op het punt staan te verdrinken ~ verdrinken |
nyke ~ zanyke | dreigen te stromen over ~ overlopen; stromen over de rand van (water uit een emmer ed.) |
zâmpe ~ zazâmpe | bevolken; vol mensen raken ~ vol mensen zijn |
1 | Zie ook § 110.86a. Za treedt ook op als een additief met dezelfde betekenis: eft za ÿrmetiyn (een onverbiddelijk standpunt). Za is verwant met het suffix --sa, zie § 83.25. |
---|---|
2 | Cyare is afgeleid van cye (kammen); zie § 83.23. |
Bij de lexicale suffixen welke aan een werkwoord gehecht kunnen worden, is het onderscheid scheidbaar ~ onscheidbaar vérstrekkender dan bij de prefixen, of bij de suffixen die achter een substantief verschijnen (§ 21.4). Dit komt doordat in een scheid.samst. de oorspronkelijke inf.-e behouden blijft (het suffix wordt scheidbaar aan het oorspronkelijke werkwoord gehecht), terwijl in een onscheid.samst. de oorspronkelijke inf.-e vervalt. We houden dan per definitie de wortelstam over (zie § 82.2), en de inf.-e is een element van het suffix. Voorbeelden:
-are:
Wordt door veel grammatici als een grammaticaal suffix beschouwd. Dit suffix betekende oorspronkelijk 'doen; laten; worden', zoals nog blijkt bij de verbalisering van additieven (§ 44.1), bijvoorbeeld:
kariy ~ kariyare | lelijk ~ lelijk worden |
---|
In veel gevallen heeft -are zijn semantische aspect verloren en dient het slechts om een nieuw werkwoord te vormen, waarvan de betekenis in meer of mindere mate verwant kan zijn aan de betekenis van het afleidende werkwoord.
Een andere gebruiksmogelijkheid kent -are als transitiveringssuffix (zie § 80.20) of als causatief-vormend suffix (§ 152.8).
Soms is het moeilijk om al deze verschillende functies van -are uit elkaar te houden:
albe ~ albare | [ver]mijden; schuwen ~ terugschrikken voor |
---|---|
âlbe ~ âlbare | bouwen ~ afbouwen (gereed) |
âlkibire ~ âlkibirare | ordenen ~ doordénken |
kirture ~ kirturare | laten ~ toelaten; weglaten |
âskâne ~ âskânare | sporen; in het spoor lopen (lett.) ~ met achterdocht bespeuren (fig.) |
ba'efre ~ ba'efrare | snijden ~ bijsnijden; couperen |
baxeske ~ baxeskare | oordelen over ~ vonnissen |
berre ~ berrare | trakteren ~ ronddelen |
choše ~ chošare | verwerven ~ inkopen; inslaan |
cye ~ cyare | kammen ~ uit de war kammen; uitkammen |
fâlmpe ~ fâlmpare | uitknijpen (tube) ~ kneuzen |
folte ~ foltare1 | vouwen ~ kreuken; kreukelen |
fotele ~ fotelare1 | één fout maken ~ [veel] fouten maken |
gréle ~ grélare | doorwáden ~ overzetten (met veerpont) |
prye ~ priare | verzoeken om ~ bidden |
tunde ~ tundare | los-, uitbarsten ~ breken |
uokke ~ uokkare2 | roken (sigaret) ~ roken (ham, worst) |
Een aantal werkwoorden eindigt op -are zonder dat er van een afleiding sprake is. Zoals:
póbare | verkopen |
---|---|
quondare | invoeren; importeren |
vobare | vormen |
bare3 | gadeslaan |
1 | -are drukt hier een soort iteratief (herhaling van de handeling) uit, die normaliter met reduplicatie uitgedrukt wordt (§ 64.62). |
---|---|
2 | Vergelijk ook uokjame (§ 83.51). |
3 | Zie ook § 83.38. Het archaïsche werkwoord †be (§ 83.19, voetnoot 1) vertoont geen enkele verwantschap met bare (gadeslaan). |
-ere:
Is de gereduceerde variant van -are. Het suffix -ere wordt soms gebruikt bij werkwoorden met een gefixeerd accent, zoals reeds opgemerkt is in § 83.7. Bijvoorbeeld:
fortasse ~ fortassere | zich haasten ~ de tijd hebben |
---|---|
lelperre ~ lelperrere | hebben ~ bezitten |
Het suffix -ere wordt voorts in enkele gevallen gebruikt als er tevens een vorm op -are bestaat. Vergelijk:
gre ~ grare ~ grere | draaien ~ omkeren; omdraaien ~ verdraaien; anders draaien |
---|---|
giffe ~ gifare ~ giffere1 | staan ~ gaan staan; opstaan ~ stil [gaan] staan |
poire ~ poirare ~ poirere2 | leven ~ opwinden (v. klok) ~ leven om/voor |
†tinke ~ tinkare ~ tinkere3 | behouden ~ verworden; ontaarden ~ worden |
1 | De regel "bij een gefixeerd accent wordt -are gereduceerd tot -ere" lijkt hier een tegenovergestelde interpretatie uit te lokken, namelijk: "als -are níét gereduceerd wordt tot -ere, verandert het gefixeerde accent in een variabel accent" (ff > f). |
---|---|
2 | Poirare betekent letterlijk 'laten leven', en is dus de causatief van poire (zie § 152.8). |
3 | Tinke (behouden) heeft vanaf de 15e eeuw het veld moeten ruimen voor het synoniem wencate. Vandaar de "archaïsche" markering †. |
-ÿne (af-; weg):
Drukt verwijdering uit:
obezjere ~ obezjerÿne1 | lachen ~ uitlachen |
---|---|
orore ~ ororÿne | [af]zagen ~ afzagen; in stukken zagen |
ba'efre ~ ba'efrÿne | snijden ~ afsnijden |
pollere ~ pollerÿne2 | waaien (v. voorwerp in de wind) ~ af-, wegwaaien |
kette ~ kettÿne [kura] | geven ~ overlaten [aan] |
tundare ~ tundarÿne3 | breken ~ afbreken |
gre ~ grÿne | draaien ~ af-, losdraaien |
Verder komt -ÿne voor bij de verbalisering van additieven (§ 44.1) en bij:
koles ~ kolestÿne | school ~ op school zitten; school gaan |
---|
Zie ook § 83.11.
1 | Zie ook zjere (glimlachen) in § 83.48. |
---|---|
2 | Pollere is de -ere-verbalisering van poll (windvlaag) (zie § 83.7). |
3 | Tundare is al een afleiding, nl. van tunde (zie § 83.23). |
--ral (mede-):
Ook als prefix, zie § 83.21:
paine ~ paine-ral | doen ~ meedoen; deelnemen |
---|---|
chylfe ~ chylfe-ral | slepen ~ meeslepen (lett.) |
In de schrijftaal is --ral productief. In de spreektaal wordt de voorkeur aan het losse additief rala gegeven. Vergelijk:
$ Óps faletaves-ral. = £ Óps faletaves rala. | Ze willen meebeslissen. |
---|
--sa (tóch; ondanks alles/een verbod):
Do arfine-sa. | Hij komt tóch. |
---|---|
Kirro obezjere-sa. | Wij blijven ondanks alles lachen. |
Do ufiravy-sa lef ef râk. | Ondanks de lekke band wil hij blijven doorrijden. |
Verscheidene grammatici willen in --sa een scheidbaar aangehecht aspectssuffix zien. Zie ook § 110.86b. Het suffix --sa is verwant met het prefix za-, zie § 83.22.
Voor de uitspraak gedraagt --sa zich alsof het onscheidbaar is aangehecht. Dit betekent dat in werkwoorden met een variabel accent het accent een lettergreep naar rechts verschuift als --sa wordt toegevoegd. Als het accent op -a of -u ligt (suffixen voor de def.tijd en toek.tijd), verandert er niets. Vergelijk:
arfine [aRfine] | ~ arfine-sa [aRfinesa] |
obezjero [obezjero] | ~ obezjero-sa [obezjerosa] |
obezjera [obezjera] | ~ obezjera-sa [obezjerasa] |
ufiravy [ufiravy] | ~ ufiravysa [ufiravysa] |
Soms wordt er een nieuw werkwoord gevormd door een oud werkwoord te prefigeren met een nominaal suffix (§ 21.28–30). Dit is een improductief procédé waarbij een suffix als prefix kan fungeren:
-ârp + fixe > ârpixe | -oog; -haak + vastmaken > aan een oog/haak bevestigen |
---|---|
-bâl + merre > bâlmerre1 | -bal + spelen > voetballen |
sty- + sÿrte > stysÿrte | -gesteldheid; -staat + plaatsen; zetten > concluderen; vaststellen |
1 | Voor merre zie ook § 83.50. |
---|
83.27 Nieuw werkwoord d.m.v. voorzetsel-affigering oud werkwoord
Evenals het Nederlands kent ook het Spokaans de mogelijkheid om een nieuw werkwoord te vormen met behulp van voorzetsel-affigering van een oud werkwoord. In het Spokaans kan dit op drie manieren:
De betekenis van een voorzetseldragend werkwoord vertoont dikwijls geen enkele verwantschap met de betekenis van het oorspronkelijke werkwoord, vooral niet bij abstracte betekenissen.
83.28 ad § 83.27 A. Onscheidbare prefigering met voorzetsel
Een werkwoord met een onscheidbaar aangehecht voorzetsel heeft bijna altijd een abstracte betekenis. Vooral de voorzetsels armt (aan), fes (in), kaf (op), mip (uit), mitai (door) en tijâ (weg) zijn zeer geliefd bij dergelijke onscheidbare prefigeringen.1 Van mitai wordt dan de gereduceerde vorm mita- gebruikt. Voorbeelden (de met × gemerkte voorbeelden kennen ook een scheidbare variant, zie § 83.30):
armt- (aan):
arfine ~ armtarfine2 | komen ~ samenkomen |
---|---|
hendre ~ armthendre | aangrijpen; zich vastklampen aan; te baat nemen ~ dwepen met |
kobature [lef] ~ armtkobature3 | zich verdiepen [in] ~ afgaan op |
woiyste ~ armtwoiyste | benutten ~ beheersen; machtig zijn |
1 | Het betreft hier de zogenoemde universele voorzetsels. In § 140.11 wordt dit begrip nader verklaard. |
---|---|
2 | Arfine is afgeleid van ar- + fine (§ 83.36). |
3 | Kobature is afgeleid van koba + -ture (§ 83.11). |
blef- (achter):
rupke ~ blefrupke | roepen ~ lasteren |
---|
ðô- (erop af):
pâre ~ ðôpâre | halen ~ strijken (zeil, sloep) |
---|
fes- (in):
pâre ~ fespâre × | halen ~ hekel hebben aan |
---|---|
âlbe ~ fesâlbe × | bouwen ~ overrompelen |
quondare ~ fesquondare4 | invoeren; importeren ~ uitvoeren; exporteren |
rupke ~ fesrupke | roepen ~ waarschuwen |
tjerpe ~ festjerpe | duizelig/draaierig zijn ~ flauwvallen |
4 | Quondare is níét afgeleid van *quonde; zie § 83.23. |
---|
furt-/fut- (voor):
kafte ~ furtkafte [kura] × | betalen ~ vrijwaren [van] |
---|---|
miype ~ furtmiype × | denken ~ voorlijk zijn; bijdehand zijn |
vende ~ futvende 5 | gaan ~ voorgaan |
5 | Furt is hier gereduceerd tot fut- (gebeurt zelden!). |
---|
ja- (tussen):
bince ~ jabince | tol heffen ~ toestaan |
---|---|
ufire ~ jaufire | rijden ~ invoegen (auto in verkeer) |
kaf- (op):
putte ~ kafputte × | nemen ~ onthouden; in zich opnemen |
---|
kura- (over):
reppe ~ kurareppe | zeggen ~ citeren; aanhalen |
---|
luft- (bij):
reppe ~ luftreppe | zeggen ~ opgeven (naam) |
---|
mip- (uit):
arfine ~ miparfine × | komen ~ verbijsteren |
---|---|
farte ~ mipfarte | lopen ~ emigreren |
mita- (door):
choše ~ mitachoše | verwerven ~ opnemen (film, geluid) |
---|---|
paine ~ mitapaine | doen ~ bezig zijn met |
na- (met [behulp van]):
paine ~ napaine | doen ~ overdoen; opnieuw doen |
---|
šâm- (zonder):
sÿrte ~ šâmsÿrte | plaatsen; zetten ~ uitsluiten |
---|
Šâmsÿrte komt voor in een idiomatische uitdrukking met als Nederlands equivalent 'wel ..., maar niet ...'. Bijvoorbeeld:
Do affionnose ki ef leffys, mit šâmsÿrte ef geffys. |
hij houdt.van DET de peren, die uitsluiten de appels |
Hij houdt wel van peren, maar niet van appels.
|
---|
Tu jazy lâpittog ef mirra, šâmsÿrtelira ef platform. |
je toch mag.fietsen.op de straat, uitsluitende de stoep |
Je mag wel op straat fietsen, maar niet op de stoep.
|
Kirroex ef xny lÿrômos šâmsÿrte mas.6 |
wij-GEN het huidige werkenDV sluit.uit morgen |
We werken vandaag wel, maar morgen niet. |
6 | Voor de gedeverbaliseerde constructie, zie Hoofdstuk 126. |
---|
tijâ- (bij ... vandaan; weg van ...):
ðobiyre ~ tijâðobiyre | plaatsen ~ opruimen |
---|---|
vende ~ tijâvende | gaan ~ verlopen; verstrijken |
Tijâ fungeert ook als een additief met de betekenis 'weg' (zie § 83.46).
ump-/un- (jegens):
kette ~ umpkette | geven ~ kwijt zijn |
---|---|
kette ~ unkette7 | geven ~ zich overgeven aan |
quardere ~ unquardere7 | bezoeken ~ lastig vallen |
7 | Un- is de gereduceerde vorm van ump (maar er is ook verschil in betekenis). |
---|
83.29 ad § 83.27 B. Scheidbare suffigering met voorzetsel
Werkwoorden met een scheidbaar aangehecht voorzetsel hebben dikwijls een concrete betekenis. Bijvoorbeeld (de met × gemerkte voorbeelden kennen ook een scheidbare variant met het voorzetsel als prefix, zie § 83.30):
--blef (achter):
zerfe ~ zerfe-blef | zien ~ omkijken naar |
---|
--fes (in):
ðobiyre ~ ðobiyre-fes1 | [neer]zetten ~ inladen (lading) |
---|---|
pâre ~ pâre-fes × | halen ~ inhuldigen |
*ÿkae ~ ÿkae-fes2 | Ø ~ omsingelen |
zerfe ~ zerfe-fes | zien ~ inzicht hebben in |
1 | Vergelijk de verschillende vertalingen voor 'laden':
Voor de prefixen lâ- (be-) en ide- (ont-) in c., zie § 83.20 en § 83.19. | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2 | Het werkwoord *ÿkae komt zonder -fes niet voor; het is afgeleid van ÿkaô (vesting) (zie § 83.4). |
--fesdu (binnen):
bore ~ bore-fesdu | boren ~ doorbóren |
---|
--furt (voor):
gre ~ gre-furt | draaien ~ voorzetten (klok) |
---|---|
kafte ~ kafte-furt × | betalen ~ voorbarig zijn met |
--kaf (op):
arfine ~ arfine-kaf | komen ~ opkomen; omhoogkomen |
---|---|
putte ~ putte-kaf × | nemen ~ inhaleren |
zerfe ~ zerfe-kaf | zien ~ opzien; omhoog zien |
--kest (om):
dvébe ~ dvébe-kest | zwaaien; zwieren ~ omslaan (mantel, sjaal) |
---|
--mip (uit):
arfine ~ arfine-mip × | komen ~ bedragen; belopen |
---|---|
âskâne ~ âskâne-mip | in het spoor lopen; sporen ~ ontsporen (lett.) |
ðobiyre ~ ðobiyre-mip3 | [neer]zetten ~ uitladen (lading) |
vende ~ vende-mip | gaan ~ uitgaan (school, theater) |
3 | Zie ook voetnoot 1 in deze paragraaf. |
---|
--piti (tot):
gûfque ~ gûfque-piti | klagen ~ beklagen |
---|
--zléf (vast [aan]):
gre ~ gre-zléf | draaien ~ vastlopen (v. wiel, motor ed.) |
---|---|
farte ~ farte-zléf | lopen ~ buiten adem raken (lett. "vastlopen") |
83.30 ad § 83.27 C. Scheidbare prefigering met voorzetsel
Bij enkele werkwoorden wordt een voorzetsel als scheidbaar prefix gebruikt. Deze werkwoorden kennen dan tevens een onscheidbare voorzetsel-prefigering en meestal ook een (scheidbare) voorzetsel-suffigering.
Vergelijk de volgende voorbeelden met de onscheidbare varianten in § 83.28 (gemarkeerd met ×) en de scheidbare varianten in § 83.29 (gemarkeerd met ×):
âlbe ~ fes-âlbe1 | bouwen ~ inbouwen |
---|---|
miype ~ furt-miype1 | denken ~ vooruitdenken |
arfine ~ mip-arfine | komen ~ uitkomen (lett.) |
kafte ~ furt-kafte | betalen ~ vooruitbetalen |
pâre ~ fes-pâre | halen ~ inhalen; innemen; binnenhalen |
putte ~ kaf-putte | nemen ~ opnemen (in ziekenhuis) |
1 | Bij âlbe en miype ontbreken de afleidingen *âlbe-fes resp. *miype-fes. |
---|
Voorzetsels die als scheidbaar affix aangehecht zijn, zijn zogenoemde perifere affixen. Dit betekent dat zij altijd aan de buitenkant (als eerste of laatste element) van het geaffigeerde werkwoord verschijnen en dat alle andere affixen (zowel scheidbare als onscheidbare) tussen het voorzetsel en het afleidende werkwoord gevoegd worden.
Onscheidbaar aangehechte voorzetsels zijn intrinsiek: zij vormen met het basiswerkwoord één geheel en alle overige affixen worden aan de buitenkant aangehecht. Vergelijk de posities van het circumfix ÿ--os in de volgende deverbaliseringen:
furtkafte ~ ef ÿfurtkaftos | vrijwaren ~ de vrijwaring |
---|---|
furt-kafte ~ ef furt-ÿkaftos | vooruitbetalen ~ de vooruitbetaling |
kafte-furt ~ ef ÿkaftos-furt | voorbarig zijn ~ het voorbarig-zijn |
Ook in § 21.10 is geconstateerd dat bij combinatie van twee prefixen of twee suffixen het scheidbare affix altijd het verst van het basiswoord af staat. Zie ook § 83.52a.
Ook als er andere scheidbare affixen toegevoegd worden, blijven de voorzetsels perifeer. Zie de toevoegingen van de lexicale affixen nâs-- (her-), --ral (mede-) en --sa (tóch) (§ 83.21 en § 83.25):
kafputte ~ nâs-kafputte | onthouden ~ opnieuw onthouden |
---|---|
kaf-putte ~ kaf-nâs-putte | opnemen ~ heropnemen (in ziekenhuis)
|
Óps ÿkae-fes ef sÿrt. ~ Óps ÿkae-sa-fes ef sÿrt. |
Zij omsingelen de stad. ~ Zij omsingelen de stad tóch.
|
---|
Ef fradâs âskâne-mip ur ef wagens âskâne-ral-mip. |
De locomotief ontspoort en de wagons ontsporen mede. |
Er bestaat ook een uitspraakverschil tussen scheidbare en onscheidbare prefixen. Scheidbare prefixen krijgen het (hoofd)accent, terwijl in woorden met een onscheidbaar prefix het accent regelmatig is (dus bij een variabel accent op de voorlaatste lettergreep). Vergelijk:
fes-âlbe [fesâLbe] | ~ fesâlbe [fesâLbe] |
mip-arfine [mipaRfine] | ~ miparfine [mipaRfine] |
Zie ook § 83.21 voetnoot 1 voor een uitzonderingsgeval waarbij het accent op een onscheidbaar aangehecht prefix ligt.
Ook de passieve pers.vnw.n kunnen als scheidbaar suffix aangehecht worden. Hiermee wordt onder meer de Imperatief uitgedrukt (Hoofdstuk 110). Ook nu blijkt dat een voorzetsel perifeer is:
Zerfe-gôrse quista! ~ Zerfe-gôrse-blef quista! |
Kijkt u goed! ~ Kijkt u goed om!
|
---|
Ubere-tûe ef gumbâl! ~ Ubere-tûe-kaf ef gumbâl! |
Pak de bal! ~ Raap de bal op! |
Hier tegenover staat dat scheidbaar aangehechte lexicale affixen (dus anders dan voorzetsels) al dan niet perifeer kunnen zijn, als zij gecombineerd worden met een ander scheidbaar affix:
Paine-tûe-ral! = Paine-ral-tûe! Doe mee!
|
Wencate-tûe-ral-tijâ ef karé! = Wencate-ral-tûe-tijâ ef karé!1 |
Hou de boot mee af!; Help mee de boot afhouden! |
---|
Zie verder bij de behandeling van de Imperatief in § 110.42–43.
1 | -ral en -tûe zijn geen van beide specifiek perifeer; -tijâ (als voorzetsel) daarentegen wel, dus dit moet in alle gevallen geheel achteraan komen. |
---|
Bij de behandeling van de voorzetsels (Hoofdstuk 140) zal blijken hoe het Spokaans een nogal strikt onderscheid maakt tussen voorzetsels van plaats, van grensoverschrijdende beweging, van tijd en van betrekking. Bij een aantal plaatsbepalende voorzetsels is een splitsing tussen beweging en stilstand (binnen dezelfde ruimte) noodzakelijk. Vergelijk:
(1) | Do farte ânt ef mittus. | Hij loopt in de kamer [rond]. |
---|---|---|
Do feldre fes ef mittus. | Hij zit in de kamer. | |
(2) | Do vende fesdu ef mittus. | Hij gaat de kamer in/binnen. |
Het prepositionele onderscheid tussen plaats, beweging, tijd en betrekking (zoals uiteengezet in de vorige paragraaf) komt te vervallen als voorzetsels de functie van werkwoord-affix krijgen. Er is telkens sprake van een "universeel" voorzetsel dat de rol van affix kan spelen, daarmee het gebruik van verwante voorzetsels uitsluitend (zie ook § 140.11). In de voorbeeldzinnen van § 83.34 wordt onderscheid gemaakt tussen ânt, fes en fesdu, maar als werkwoord-affix komt alleen de "universele" vorm fes in aanmerking. Vergelijk (1) en (2) uit de vorige paragraaf met:
(1′) | Do krose-fes ef šark. (niet *krose-ânt) | Hij doorkruist het land. |
---|---|---|
(2′) | Do fesufire ef gara. (niet *fesduufire) | Hij rijdt de garage binnen. |
Meestal hebben werkwoorden met een voorzetsel-affigering niet zo'n concrete betekenis als krose-fes of fesufire. Het is bij dergelijke minder concrete werkwoorden dan ook niet relevant om te constateren dat een geaffigeerd voorzetsel zijn aspect van plaats of beweging verloren heeft.
83.36 Nieuw werkwoord d.m.v. improductieve afleiding oud werkwoord
Verscheidene werkwoorden zijn op een improductieve wijze afgeleid met behulp van een onscheidbaar archaïsch prefix. Dergelijke prefixen zijn dikwijls gereduceerde vormen van Oerspokanische of Oudspokaanse voorzetsels, of lexicale prefixen die tegenwoordig hun semantische aspect verloren hebben. Soms is het afleidende werkwoord in onbruik geraakt of heeft het een dialectische status gekregen.
Een keuze uit dergelijke archaïsche prefixen:
a-/o-/y-:
Maakte in het Oudspokaans van een obtrans.werkw. een voltrans. variant met een indirect object of instrumentalis in de resultatieve vorm (tegenwoordig vervangen door een echo of een voorzetselbepaling), vergelijk:
† Pôlfiy akimore zirrel korsaraterr. = Pôlfiy akimore zirrel tukst korsarater. |
Pôlfiy benoemt hem tot lakei. |
---|
De meeste a-/o-/y-afleidingen zijn tegenwoordig sterk gelexicaliseerd:
âlbe ~ aâlbe | bouwen ~ bebouwen |
---|---|
lycre ~ alycre | uitdrogen (v. bouwland) ~ draineren; droogleggen |
xerme ~ axerme kura | baten ~ baat vinden bij |
ajare ~ oajare | aangetast zijn (door vocht/bijtende stof) ~ invreten; etsen |
cÿrme ~ ocÿrme | op de hoogte zijn van ~ [zich] gedragen |
ošéme ~ yošéme [helkara] | goed gelukt/succesvol zijn ~ bevorderen [tot] |
rôqule ~ yrôqule1 | vangen ~ gewaarworden; ontwaren |
furte ~ yfurte2 | vóór zijn (lett.) ~ vóór zijn (fig.: niet tegen zijn) |
1 | Rôqule is dialectisch geworden (Liftka, Tigof, Lomky). |
---|---|
2 | Zie ook furt ~ furte (§ 83.14). |
ar-:
Vormt een verwantschapswoord (vergelijk ook cÿr-/ÿr-, § 83.38):
fine ~ arfine | ontstaan; verschijnen ~ komen |
---|---|
vende ~ arvende | gaan ~ voorbijgaan; passeren |
kette ~ arkette3 | geven ~ huilen |
3 | Kette kan ook wederkerend gebruikt worden: prap kette (zich geven = emoties tonen). Ook arkette was tot het begin van de 20e eeuw een wederkerend werkwoord. |
---|
bla-:
Oorspronkelijk blaf-, zoals nog voorkomt in blaffe ([op]eisen):
dide ~ bladide | genoegen nemen met ~ wensen; willen hebben |
---|---|
veše ~ blaveše1 | aanbieden ~ [toe]wensen |
1 | Veše is archaïsch en dialectisch (Liftka), maar wordt overal nog wel ironisch gebruikt:
(Moestof is de personificatie van het Weer, en deze uitdrukking wordt gebezigd als het noodweer is/dreigt te worden). |
---|
ca-:
Drukte oorspronkelijk een "persoonlijke intentie" of een "bij zichzelf te rade gaan" uit:
lare ~ calare | zich inleven in ~ meemaken |
---|---|
lijanone ~ calijanone | veelzeggend zijn ~ bedoelen; menen |
šoe ~ cašoe | uithoren; ondervragen ~ erkennen |
liyce ~ caliyce2 | stiekem doen ~ stiekem van plan zijn; in zijn schild voeren |
2 | Niet te verwarren met naliyce (verzorgen; verplegen; onderhouden). |
---|
cÿr-/ÿr-:
Drukken vaak een verwantschapswoord uit (vergelijk ook ar-). Soms is deze verwantschap nog slechts in de Oerspokanische, Oudspokaanse of Pegrevische equivalenten te ontdekken. Verder kunnen cÿr- en ÿr- toegevoegd worden aan een van de woorden die een homoniempaar vormen. Het zijn zeer frequent voorkomende prefixen waarvan de oorsprong, functie en betekenis nog niet tot ieders tevredenheid vastgesteld zijn. Râkala besteedt veel aandacht aan deze prefixen in zijn boek Spocanian Affixes (1979):
âcÿre ~ cÿrâcÿre | afnemen; verminderen ~ belasten (fig.) |
---|---|
bare ~ cÿrbare [rifo] | gadeslaan ~ voorzien [van] |
bo'estre ~ cÿrbo'estre | rollen (lett.) ~ zich gesteld zien voor |
éze ~ cÿréze | observeren ~ verwijten |
rootamðe ~ cÿrootamðe1 | hunkeren naar ~ voorbestemmen |
tyrâhe ~ cÿrtyrâhe | blussen ~ bijstand verlenen aan |
tire ~ cÿrtire2 | wedden ~ helpen |
ðele ~ ÿrðele | trillen ~ bibberen (v. kou) |
dlave ~ ÿrdlave | verspríngen ~ heen en weer zwiepen |
fóte ~ ÿrfóte | plooien; rimpelen ~ zich aanpassen |
slompe ~ ÿrslompe | degraderen; achteruitgaan ~ wijken; toegeven |
1 | Rootamðe is samengesteld uit twee werkwoorden; zie § 83.55. |
---|---|
2 | Zie ook § 83.20 (lâ-). |
i-:
Was tot de 16e eeuw (en ook nu nog wel dialectisch) productief als intensiveringsprefix:
chize ~ ichize | vluchtig zoenen; elkaar met de wangen aanraken ~ zoenen |
---|---|
jabie ~ ijabie | aanraken; beroeren ~ zich vastklampen aan |
pâle ~ ipâle | wandelen ~ [rond]dolen |
la-:
Vormde een inchoatief of mutatief:
bore ~ labore | zich voortzetten (lett.) ~ ontstaan; ontspringen (rivier ed.) |
---|---|
refe ~ larefe | fel gloeien ~ ontbranden |
anše ~ laanše1 | voortduren ~ oprichten; stichten |
1 | Anše is dialectisch (Tjemp, Plefô, Munt) of poëtisch. |
---|
qu-:
Geeft negatieve gevoelswaarde:
âme ~ quâme | teweegbrengen ~ uitlokken |
---|---|
frate ~ qufrate | overtuigen ~ wijsmaken |
vârpje ~ quvârpje2 | zich begeven naar ~ in aantocht zijn |
2 | Quvârpje heeft het negatieve aspect verloren, maar nog in de negentiende eeuw bracht het subject bij dit werkwoord altijd onheil (epidemie, vijandig leger, onweer). |
---|
Een bijzonder prefix is ÿ-. Dit maakt samen met -os een gedeverbaliseerd werkwoord (Blok 126.5).
Soms heeft deze gedeverbaliseerde vorm het karakter van een echt substantief gekregen, zodat het circumfix ÿ--os niet meer als deverbaliseringsaffix geïnterpreteerd wordt, met als gevolg dat bij "her-verbalisering" (terugleiding tot werkwoord) het prefix ÿ- is blijven "hangen". Het is een vastklampend of allectief prefix geworden. Het gevolg is dat een aantal werkwoorden twee varianten kennen: een meestal archaïsche vorm zónder ÿ-, en een moderne vorm met ÿ-. Een concreet voorbeeld: het Oudspokaans kende het werkwoord chisre (versieren). Dit wordt gedeverbaliseerd tot ÿchisros ([de handeling van] het versieren), en nu vindt er een betekenisverschuiving plaats naar 'versiering; versiersel' (datgene wat ter versiering dient). Ÿchisros heeft dan het karakter gekregen van een concr.subst. dat met -os afgeleid is van een werkwoord (§ 20.17). Dit werkwoord zou dan ÿchisre zijn. Voorbeelden († = archaïsch):
†chisre ~ ÿchisre | versieren; decoreren |
---|---|
†azjâpje ~ ÿazjâpje 1 | bespoedigen |
†gaufje ~ ÿgaufje | vergeven |
†glyne ~ ÿglyne | opofferen |
†pûle ~ ÿpûle2 | stom zijn; bot zijn ~ rotzooien; aanklungelen; hannesen |
1 | Als een werkwoord met een vocaal begint, verandert ÿ- in het prefix l-; zie § 124.2. In plaats van ÿazjâpje zouden we dus verwachten: *lazjâpje. Nônga (1978) toont aan, dat ÿ- als het oorspronkelijke deverbaliseringsprefix beschouwd moet worden en dat de variant l- pas opgang vond toen het vastklampingsproces van ÿ- reeds uitgekristalliseerd was (waarschijnlijk 12e of 13e eeuw). |
---|---|
2 | Dit is het enige geval waarbij de ÿ-vorm een andere betekenis heeft gekregen. |
Het is de vraag of een werkwoord met een allectieve ÿ- bij deverbalisering opnieuw geprefigeerd moet worden (maar dan met l-, want ÿ- is immers een vocaal). Bijvoorbeeld:
ÿpûle ~ ef lÿpûlos | rotzooien; hannesen ~ het gerotzooi; gehannes |
---|
Ripau (1965) en Kojen-Pôt (1977) wijzen stapelvormen als lÿpûlos af, en geven de voorkeur aan vormen als ÿpûlos. Dit is een zeer formalistische benadering; in de praktijk heeft niemand bezwaar tegen deze stapelvormen (en die worden ook niet als zodanig gevoeld). Zie ook § 126.5a.
We besluiten de behandeling van de improductieve werkwoord-afleidingen met een overzicht van improductieve, onregelmatige suffixen.
Allereerst het suffix -ere. In § 83.24 is dit suffix als variant van -are genoemd. Suffigering met -ere wordt als regelmatig procédé beschouwd indien het werkwoord een gefixeerd accent heeft, of indien reeds een suffigering met -are bestaat. In alle andere gevallen is -ere improductief en onregelmatig, zoals:
quarde ~ quardere | toeven; verblijven ~ bezoeken |
---|---|
lisage ~ lisagere | vertroetelen ~ in behandeling nemen |
Voorbeelden van overige improductieve suffixen (in plaats van de oorspronkelijke inf.-e):
-âbe: | xóbre ~ xóbrâbe ° | steigeren (dier) ~ aanmoedigen |
---|---|---|
-ae: | fjoje ~ fjojae | rollen (deeg, gras) ~ slechten; met de grond gelijkmaken |
larde ~ lardae1 | eten ~ voederen; te eten geven | |
-age: | râgte ~ râgtage ° | laten blijken ~ blijken [te zijn] |
-efe/-eve: | perke ~ perkefe | moeten ~ verplichten |
jerdonne ~ jerdonneve | in opspraak zijn ~ slechte indruk maken | |
-ice: | pitste ~ pitstice ° | [los]tornen ~ peuteren; friemelen |
-ie: | dÿfe ~ dÿfie | eindigen ~ staken (werk) |
xâmée ~ xâme'ie | stijgen∩dalen ~ opleveren; opbrengen | |
-[i]yre: | hurte ~ hurtiyre | opschieten; voortmaken ~ haast hebben; zich haasten |
pafe ~ pafyre | ruisen (alg) ~ ruisen (poëtisch: beek, gebladerte) | |
-je: | klate ~ klatje2 | overtuigen van ~ overtuigd zijn |
-te: | miyne ~ miynte | trekken (koffie, thee) ~ besprenkelen; pekelen (v. weg) |
Onder meer Pelder-Stootâ (1998) beschouwt de met ° gemerkte vormen niet als de toepassing van een improductief suffix, maar als een partiële reduplicatie. In deze vormen wordt in ieder geval een stamconsonant geredupliceerd (bij pitstice is tst geredupliceerd en gereduceerd tot c).
1 | Vergelijk ook lardare (water geven; begieten) (v. planten). |
---|---|
2 | Gezien de betekenissen van klate en klatje geven sommige grammatici er de voorkeur aan om klate te beschouwen als afgeleid van klatje (dus deletie van een foneem, te vergelijken met de e-deletie in § 83.43). |
Improductief en onregelmatig is ook het deleren van e in de stam, of van het Latijnse leensuffix -ere:
ba'eke ~ bake | losrukken ~ de wijk nemen |
---|---|
cÿraele ~ cÿrale | bewijzen ~ besluiten (plan hebben) |
forsere ~ forse | forceren; doordrijven; openbreken ~ [aan]dringen |
Bij één werkwoord is het duidelijk dat er een nieuw werkwoord ontstaan is door verbalisering van een gramst.:
gret ~ grete | (gramst. van gre (draaien)) ~ ronddraaien |
83.44 Nieuw werkwoord d.m.v. een samenstelling met een oud werkwoord
Een nieuw werkwoord kan gevormd worden door een samenstelling van een oud werkwoord met:
Samenstellingen van een werkwoord met een additief of met een substantief kunnen zowel scheidbaar als onscheidbaar zijn. Als een nieuw werkwoord gevormd wordt d.m.v. een samenstelling van twee oude werkwoorden, is er altijd sprake van een onscheid.samst.
83.45 ad § 83.44 A. Samenstelling met additief
Bij scheid.samst.n met een additief staat dit additief óf voor óf achter het basiswerkwoord. Bij een onscheid.samst. staat het additief er zonder uitzondering vóór. Zie ook § 40.25 voor zulke samenstellingen, vergeleken met het gebruik van een obj.add.
Deze regel is identiek aan de regel die geldt voor werkwoorden met voorzetsel-affigering, zie § 83.27. Voorbeelden van scheid.samst.n met additief vooraan:
ðônos + ðobiyre > ðônos-ðobiyre |
samen + [neer]zetten > combineren
|
---|
ðônos + rupke > ðônos-rupke |
samen + roepen > bijeenroepen
|
dres + cryre > dres-cryre |
zelf; eigen + vriezen > bevriezen
|
dres + dama'ife > dres-dama'ife |
zelf; eigen + onderhevig zijn aan > verfoeien
|
fest + giffe > fest-giffe |
vast + staan > opstellen (lett.); schikken (v. bloemen)
|
jÿrðen + uokke > jÿrðen-uokke |
voortdurend + roken > kettingroken |
Voorbeelden van scheid.samst.n met additief achteraan:
bure + velp > bure-velp |
branden + leeg > uitbranden (v. huis)
|
---|
farte + hups > farte-hups |
lopen + hard; zeer > hollen; hardlopen
|
trempe + hups > trempe-hups |
lezen + hard; luid > voorlezen
|
kârðe + tÿrt > kârðe-tÿrt |
stuiten; tegenhouden + terug > terugkaatsen
|
tôrte + tijâ > tôrte-tijâ |
trappen; schoppen + weg > aftrappen (v. schoenen) |
Voorbeelden van onscheid.samst.n met een additief (altijd vooraan):
ðônos + miype > ðônosmiype |
samen + denken > associëren
|
---|
fest + loine > festloine [kaf] |
vast + richten > vestigen [op] (v. blik)
|
jola + kette > jolakette |
vrij + geven > ontheffen; ontlasten
|
k'ma1 + melde > k'mamelde |
daar + zijn > aanwezig zijn
|
k'sa1 + farte > k'safarte |
daar + lopen > weglopen
|
ommon + ecole > ommonecole |
stotend (lett.) + raken > stoten
|
pijâ + kafte > pijâkafte |
volkomen; geheel + betalen > met gepast geld betalen
|
trajo + futsitée > trajofutsitée |
gewrongen + met kracht in elkaar schuiven > verwringen
|
tûgt2 + zerfe > tûgtzerfe |
omlaag; neerwaarts + zien > vernederen
|
preip2 + âlbe > preipâlbe |
omhoog; opwaarts + bouwen > optrekken (v. muur of huis) |
1 | K'ma en k'sa zijn beide gereduceerde vormen van kusama (daar). De vorm k'sa komt zelden als prefix voor, daarentegen treedt k'ma in de spreektaal ook op als zelfstandig woord, als synoniem van kusama. |
---|---|
2 | Tûgt (omlaag) en preip (omhoog) kunnen hier ook als voorzetsel beschouwd worden. |
Bij onscheid.samst.n met een additief treedt dikwijls vocaalreductie, contractie of morfeemdeletie op. In dit laatste geval is er sprake van de kapregel, zoals genoemd in § 21.8. Bijvoorbeeld:
brôep + tiffe > brópiffe |
zeker; beslist + weten > er zeker van zijn
|
---|
holfe + sperde > holfsperde1 |
half + splitsen > halveren
|
ubâfta + zjere > obezjere |
echt + glimlachen > lachen
|
ubâfta + pétse > obepétse |
echt + dribbelen > in looppas lopen
|
yggiy + bronne > ygbronne2 |
bijdehand en opmerkzaam + in het middelpunt van de belangstelling staan > bemerken
|
sésiy + tocirre > séstocirre3 |
stoer + valse beloftes doen; voorspiegelen > verergeren
|
ðônos + ÿrôme > ðônosrôme4 |
samen + werken > meewerken met; samenwerken met
|
xla + wencate > xlacate5 |
extra + [be]houden > in reserve houden |
1 | Omdat holfe ook een abstr.subst. is ('helft'), zou holfsperde ook bij § 83.50 ondergebracht kunnen worden. |
---|---|
2 | Bronne is de verbale afleiding van bronn (in het middelpunt van de belangstelling staand; een centrale positie innemend). |
3 | Tocirre is afgeleid van cirre. Zie ook § 83.22. |
4 | Het prefix ÿr- is in ðônosrôme gereduceerd tot een r. Er bestaat echter geen werkwoord *ôme, maar vergelijk het lexicale suffix -ôm (industrieel; werk-) (§ 21.4). |
5 | Wen- is géén prefix bij -cate. Deletie van wen- valt dus niet onder de kapregel, maar is slechts een vorm van contractie. |
83.49 ad § 83.44 B. Samenstelling met substantief
Een substantief staat altijd vóór het werkwoord, ongeacht of er van een scheid. of een onscheid. samst. sprake is. Voorbeelden van scheid.samst.n:
districa + zâre > districa-zâre |
streek; gebied + wonen > buiten/op het platteland wonen
|
---|
kôbo + wike > kôbo-wike |
zon + baden > zonnebaden
|
sôg + wike > sôg-wike |
douche + baden > douchen
|
lacs + fixe > lacs-fixe1 |
wet + vastmaken > de wet voorschrijven
|
mir + noftate > mir-noftate |
haar + wisselen > verharen
|
tjel + reve > tjel-reve |
straf + schieten > fusilleren |
1 | Zie ook lacsriffe (§ 83.50). |
---|
Voorbeelden van onscheid.samst.n:
bâr + tece > bârtece1 |
boter + doen > boter[ham] smeren; beboteren
|
---|
dâmennt + telstje > dâmenntelstje2 |
gepeins + stilstaan bij; zich realiseren > peinzen
|
quamp + tûne > quamptûne |
winst + behalen; verwerven > winnen
|
tûrg + jue > tûrgjue |
maat + overeenstemmen > passen (de goede afmetingen hebben)
|
domino + merre > dominomerre3 |
dominospel + spelen > domineren; dominospelen
|
vjola + merre > vjolamerre3 |
viool + spelen > vioolspelen
|
lacs + riffe > lacsriffe4 |
wet + maken > wettigen; wettig maken
|
wâfer + sence > [prap] wâfersence |
rooilijn; grens tussen openbaar en particulier terrein + innemen; in beslag nemen > [zich] bevinden |
1 | Tece is archaïsch en sinds de 18e eeuw algemeen vervangen door paine. |
---|---|
2 | Telstje heeft als gramst. telst, maar de gramst. van dâmenntelstje is dâmentell (en niet *dâmenntelst). Kennelijk wordt dâmenntelstje niet meer als een samengesteld werkwoord beschouwd. Zie ook § 82.35. |
3 | En zo vele sporten, spellen en muziekinstrumenten met -merre. Zie ook § 83.26 (bâlmerre). |
4 | Zie ook lacs-fixe (§ 83.49). |
Evenals bij onscheid.samst.n met een additief (§ 83.48) treedt ook bij samenstellingen met een substantief dikwijls vocaalreductie, contractie of morfeemdeletie op. Bijvoorbeeld:
jumpâ + tece > jumpetece1 |
sprong + doen > springen
|
---|
flecs + csule > flecsule |
vuur + spugen > vuur spuwen
|
krôsta + quâme > krôsquâme |
leed + uitlokken > medelijden inboezemen
|
tûrg + kette > tûrgette |
maat + geven > opmeten
|
uokk + njame > uokjame2 |
rook + spuien; lozen > roken (v. schoorsteen)
|
wertlâ + knôfe > wertknôfe |
wereld + bekend zijn > ruchtbaar maken
|
ÿkaô + qure > ÿkaqure |
vesting + grijpen; pakken > innemen (v. stad) |
1 | Zie § 83.50, voetnoot 1. |
---|---|
2 | Vergelijk ook uokke ~ uokkare (§ 83.23). |
Let op de wijziging van de stamvocaal in:
nes + clene > nescléne1 |
neus + schoonmaken > neus snuiten
|
---|
defô + lée > defôliye |
plaag; ziekte + ontvouwen; open laten vallen (lett.) > plagen; kwellen |
Let op de consonantveranderingen bij:
xliffa + xennde > xliffašene |
afwerend gebaar + smalen op > veronachtzamen; negéren |
---|
De xl in xliffa wordt uitgesproken als [þl]. De x in xennde is [kþ], maar wordt in samenstellingen gereduceerd tot [þ], en vervolgens tot [š], geschreven als š. Verder wordt onder invloed van de lange i in xliffa de e in xennde kort (dit blijkt uit de verenkeling van nn), en vervalt de d.
1 | Vergelijk ook de é/e-wisseling bij het nominale suffix -clén (-reiniger, -filter, -veger) (§ 21.30). |
---|
In § 83.31–33 is uitgelegd dat scheidbaar aangehechte voorzetsels perifeer zijn, oftewel ze staan altijd aan de buitenkant van het geaffigeerde werkwoord. Hetzelfde geldt voor scheidbaar aangehechte additieven en substantieven. Vergelijk de scheidbaar aangehechte elementen in a. met de onscheidbare varianten in b.:
a. | migte-ðônos ~ ef ÿmigtos-ðônos | samenpersen ~ het samenpersen; samengepers |
---|---|---|
a. | ðônos-rupke ~ ef ðônos-ÿrrupkos | bijeenroepen ~ het bijeenroepen; bijeengeroep |
b. | ðônosmiype ~ ef ÿðônosmiypos | associëren ~ het associëren; geassocieer
|
a. | fest-giffe ~ ef fest-ÿgiffos | opstellen; schikken ~ het opstellen; schikken |
b. | festloine ~ ef ÿfestloinos | vestigen ~ het vestigen (v. aandacht)
|
a. | lacs-fixe ~ ef lacs-ÿfixos | wet voorschrijven ~ het voorschrijven van de wet |
b. | lacsriffe ~ ef ÿlacsriffos | wettigen; wettig maken ~ het wettig maken |
Zie ook § 20.43.
83.53 ad § 83.44 C. Samenstelling met ander werkwoord
Een samenstelling met twee werkwoorden is bijna altijd onscheidbaar (zie ook § 82.3). Bijvoorbeeld:
reppe + tjyme > reppetjyme |
zeggen + zich afvragen > (mondeling) vragen
|
---|
lâfse + sype > lâfsype = lâfesype |
verwelken + verdwijnen > langzaam te gronde richten
|
rafe + ane > rafane |
acht slaan op + [stomme] opmerking maken > vertellen
|
hale + fiytje > halefiytje1 |
dóórmaken + uitkiezen > onthouden; nog weten
|
ÿrge + fûðe > ÿrgefûðe2 |
vullen + bij elkaar horen > bevatten; vol zitten |
1 | Fiytje is een archaïsche variant van fiysde (uitkiezen). We kunnen beide vormen terugvoeren op de gereconstrueerde Oerspokanische vorm †fiyče, waarin de uitspraak van č varieert tussen [ts] en [T]. Zie ook § 70.4 punt 4. (čem > sem/tem). |
---|---|
2 | Bij fûðe gaat het feitelijk om twee werkwoorden: een obtrans.werkw. met de betekenis 'vol zitten met', en een intrans.werkw. met de betekenis 'bij elkaar horen'. |
Het eerste werkwoord in een dergelijke samenstelling verschijnt soms in de vorm van een wortelstam (§ 82.2) (deletie van de inf.-e is een toepassing van de kapregel):
dvagge + cvyste > dvagcvyste1 |
morsen + verspillen > vermorsen
|
---|
jarre + môje > jarmôje1 2 |
zweven + draaien (van molenwieken) > zweefvliegen
|
farte + arvende > fartarvende |
lopen + voorbijgaan > voorbijlopen
|
wârbie + mapyre > wârbimapyre |
uitdenken + overwinning behalen > een taak volbrengen
|
zerfe + gre > zerfgre |
kijken; zien + draaien > rondkijken; rondzien
|
ÿone + zerfe > ÿonzerfe |
zich verwonderen + zien > toezien op |
Ook bij een van de weinige scheid.samst.n met twee werkwoorden verschijnt de wortelstam:
stâge + šove > stâg-šove |
optreden + tonen > voordoen; voorbeeld geven |
---|
1 | Tevens wordt de stamvocaal van het eerste werkwoord verkort (consonant-verenkeling). |
---|---|
2 | Môje wordt hier in de betekenis van zôlumôje gebruikt, zie § 83.55. |
Soms wordt de inf.-e van het eerste werkwoord in een andere vocaal veranderd; dit is een vorm van vocaalreductie:
claje + zuobe > clajûzuobe |
uiteenvallen in + afwijzen > in de steek laten
|
---|
roe + tamðe > rootamðe |
nijgen; buiging maken + koesteren; zorgvuldig bewaren > hunkeren naar
|
hûche + melle > hûchâmelle |
oplossen + bereiken (fig.) > tot een oplossing komen
|
uše + melle > ušâmelle |
gebruiken + bereiken (fig.) > gebruik maken van
|
zôle + môje > zôlumôje1 |
vliegen (dieren) + draaien (molenwieken) > vliegen (vliegtuigen)
|
1 | Zôlumôje kwam na de uitvinding van de propeller als neologisme in zwang. Het draaien van de propeller riep associaties op met het draaien van molenwieken. Bij straal- en zweefvliegtuigen en raketten heeft het element môje zijn betekenis verloren, wat onder meer blijkt uit het analoog gevormde jarmôje (zweefvliegen), dat eigenlijk *zôlujarre of *jarzôle zou moeten zijn; zie ook § 83.54. Bij 'ballonvaren' bestaat zo'n analoog gevormd werkwoord niet: het is dus niet *balônmôje, maar wel balônzôle (lett. "ballonvliegen"). Dit komt doordat ballonvaren al veel eerder mogelijk was dan vliegen met een vliegtuig, dus dat werkwoord is ook veel ouder. |
---|
Soms vinden er naast vocaalreductie ook nog contractie en morfeemdeletie plaats:
uzige + vertare > uzigfetare |
behartigen + antwoorden > beantwoorden [aan]
|
---|
vasse + melle > vâselle |
verbreken + bereiken (fig.) > ophouden; belemmeren; storen |
© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands