Spokanisch Archief
Terug naar Bouwwerken | |
Status: Nog uitwerken. |
Alle monumenten, herinneringsbouwwerken en folly's met culturele, historische, landschappelijke of kunstzinnige waarde, of ergens in het Spokanisch Archief genoemd.
Het Spokaanse woord monumentos betekent "standbeeld", terwijl er met môbâriy "monument" bedoeld wordt.
Als een item op een -deelkaart is aangegeven, staat het aanklikbare kaartnummer tussen {..}.
Tussen rechte haken [..] staat het aanklikbare nummer waarmee het monument op de
Centrumkaart van Amahagge dan wel op de
Centrumkaart van Zest is aangegeven.
Monumenten in Amahagge en Zest zijn nog niet opgenomen.
De aanklikbare code [hirdo] leidt naar de Centrumkaart van Hirdo waarop het desbetreffende monument met zijn naam staat aangegeven.
Verwijzing naar een regiokaart waarop het item staat aangegeven
Alle kaarten en plattegronden worden in een apart venster geopend.
Voorbeeld van een monument met zijn naam op een deelkaart.
Onderstreepte namen van monumenten kunnen aangeklikt worden voor een afbeelding.
Zuil naast de Bribâbof-kerk in Hirdo. Deze is 21 m hoog en in 1788 opgericht ter nagedachtenis aan koningin Larô Atori Thyrra (leefde 1711-1783, regeerde 1714-1770).
Soort triomfboog uit de 15e eeuw, op het Belfiyc-plein. Hieronderdoor trok ooit de traditionele "priesterparade", met de Reelâ voorop. Dit gebruik is halverwege de 18e eeuw afgeschaft.
Schets van het monument; aanwezig in het Fysieke Archief . Op de poort staat de spreuk Kult jabâra poirûs ðônos lef Erget ("Dat onze koningen samen met Erget mogen leven"). Bedoeld wordt: dat de koningen na hun dood in het Rijk van Erget (= de Hemel) mogen vertoeven. |
Toen Materrôl Poji Huron in 1793 koningin werd, heeft ze op 10 juni dat jaar Hirdo als hoofdstad van Spokanië uitgeroepen. Ter herinnering hieraan liet ze in het Mompef-park een triomfpoort met altaar bouwen, opgedragen aan haar vader Gremsû Halorius Huron, die in 1793 afstand van de troon had gedaan maar nog tot halverwege 1798 zou leven. Het monument is in augustus 1794 met een Ergynne-ritueel ingewijd, waarbij 3 lammeren op het altaar onder de poort zijn geofferd. De schedels van deze dieren worden bewaard in een dichtgemetselde nis in de poort. Sommige kronieken vermelden dat Gremsû Halorius Huron bij de inwijding aanwezig was, maar er zijn ook documenten die dat juist tegenspreken, omdat hij te ziek zou zijn om vanuit Blort, waar hij nog woonde, naar Hirdo te reizen.
Merk op dat het Spokaanse woord tryjumf geen "triomf" betekent, maar "poort".
Wonderlijk bouwwerk in de vorm van een grote zwarte prûgt, aan de oever van het Ÿrofly-meer, ontworpen door de architect Côldy Fâjas.
.......
Het "Vreugdevuur-monument" op het landgoed Ifôlta-jakâm bestaat uit een gekanteelde toren van ca. 15 meter hoogte, omstreeks 1740 gebouwd door de landheer Freema Marys die dat landgoed toen bewoonde. Hij ontstak met het Vollemaansfeest (Pakra) een groot vreugdevuur op de toren, om op deze manier een veldslag te herdenken die zijn voorvaderen ooit op de Ašas-jakâm gewonnen zouden hebben. Waarschijnlijk gaat het hier om een zelfbedachte legende. Freema Marys heeft op de voet van de toren een gietijzeren plaquette laten aanbrengen waarop de bijzonderheden over deze veldslag zijn te lezen. Ook staat er de zin: Mintof kost koffona melde ef flecs tyrâhor pÿriy ("Na mijn dood zal het vuur eeuwig geblust zijn"). Men neemt aan dat de landheer hiermee wilde zeggen dat het vreugdevuur na zijn dood nooit meer aangestoken mocht worden. Dat is inderdaad ook niet meer gebeurd. Het landgoed wordt nog bewoond door nazaten van Freema Marys, maar is vrij toegankelijk en de toren kan beklommen worden.
Het "Voorspoedsmonument" op een heuvel in het môliy-gebied ten oosten van Trendon is in 1950 door koningin Falyssa Monincro Lerdu onthuld, en hiermee gaf het koninklijk huis een officieel tintje aan het nieuwe regeringsbeleid om Spokanië van een feodaal land te ontwikkelen tot een welvarende geïndustrialiseerde staat.
Monument uit 1933 bij het verkeersplein Kôbo-Rônter, langs de hoofdweg tussen Tura en Tona a/ Grât. Toen hier over de Krappa een brug werd gebouwd, is de oude veerpont naast het verkeersplein op een sokkel geplaatst, als aandenken aan deze veerverbinding. Vanwege de rode kleur is de pont altijd "De Rode Veerpont" genoemd. De werkelijke naam (Kôboka = De Zon) is bij weinigen bekend.
Monument uit 1948 op het Gûca-plein in Hirdo, in de vorm van een doolhof. Sinds zomer 1999 staat er bij het monument een soort kaartjes-automaat. Als men hierin 50 toeftos werpt krijgt men een plattegrondje van het doolhof, zodat met de uitgang weer kan vinden. (DOM 38)
Kitscherige fontein in Husta met spuitende olifanten; het enige "leuke" in deze verder zo grauwe stad. Wat er precies "herdacht" wordt is niet geheel duidelijk. Officieel wordt de enorme stadsbrand uit 1712 herdacht, waarbij een kleine duizend inwoners omkwamen. Maar algemeen is bekend dat Pegrevische nationalisten de fontein zien als een eerbetoon aan de voormalige onafhankelijkheid van het Koninkrijk Pegrevië. (UIS 12-13)
Dit monument herinnert aan de Slag bij Feuni in 1588 tussen de legers van de Pegrevische koning Lotôlmensten en de Spokanische koning Klesto Mercu. De veldslag vond plaats op Spokanisch grondgebied en het is Lotôlmensten niet gelukt om het gebied bij Pegrevië in te lijven. Het monument bestaat uit een 5 meter hoge sokkel met twee vechtende paarden, uitgevoerd in grijs en zwart marmer, en is in 1593 opgericht. Op de sokkel stond oorspronkelijk een heldhaftig verhaal gebeiteld hoe de laffe en agressieve Lotôlmensten door de moedige Klesto Mercu in de pan werd gehakt, maar deze tekst is in 1894 verwijderd, toen Pegrevië en Spokanië één koninkrijk werden en niets meer aan de voormalige rivaliteit mocht herinneren.
Het "Grensmonument" staat op de plek waar ooit de grens tussen Pegrevië en Spokanië liep, tegenwoordig de grens tussen de districten Renô en Jelafo. Het was ooit een uitkijkpost van de Pegrevische grenswachten, maar na de vereniging van beide landen in 1894 werd de toren tot monument verklaard.
Een groot standbeeld van de held Grurve op zijn paard, langs de weg naar de Zrâvve-pas. Het standbeeld is hier in 1900 door prinses Lindokiy Huron (zuster van koning Huron Herco II) onthuld.
"Overwinningsmonument", bestaande uit een kring kastanjebomen met een ruw gevormde steenklomp in het centrum. Op een marmeren plaquette wordt in nogal wollige en warrige bewoordingen uitgelegd om welke overwinning het hier gaat: het is de rechtvaardigheid die zegeviert over terreur. Hiermee wordt gerefereerd aan de afloop van de Tweede Wereldoorlog. In 1946 zijn de bomen door scholieren uit de omgeving geplant en dat was tevens de "onthulling" van het monument.
Standbeeld van koning Huron Herco II op een steigerend paard, midden op het beroemde Harboembo-plein. Ook Jolaiy-môbâriy genoemd.
Bronzen standbeeld van Huron II, onthuld in 1935. De koning (ca. 2,5 meter groot) staat fier rechtop, op een bakstenen sokkel van 3 meter hoogte. In de sokkel is een "multireligieuze" gebedsruimte waar men voor de overleden koning kan bidden en kaarsen kan branden. Men heeft getracht om het hier voor zowel ergynische als katholieke gelovigen naar de zin te maken, maar velen vinden dat het eerder "onreligieus" geworden is.
Standbeeld van Huron III, onthuld in 1965. Een betonnen gevaarte van ca. 20 meter hoogte, waarin slechts met veel fantasie een menselijke gestalte valt te ontdekken. Omdat koning Huron Herco IV het beeld van zijn vader zeer waardeert, is het ongepast om je er kritisch over uit te laten.
Het "Vaderlandsmonument" in het Ziffon-gebergte staat op de plek waar de straaljagerpiloot Peoll Lômbert-Hajegge van de Luchtmacht in 1955 tegen een berghelling te pletter vloog. Algemeen wordt gevonden dat de man "voor het vaderland" is gestorven, vandaar de naam. Het gedenkteken bestaat uit een gemetselde zuil met enkele nissen waarin onder meer een buste van de piloot, enkele brokstukken van zijn vliegtuig en de zegenstaf die een priester gebruikt heeft om het stoffelijk overschot van de piloot te zegenen. (DOM 42, 125)
Zie Huron II-môbâriy.
Gemaakt door Zjurre Ozzûpiyle en in 1962 door de burgemeester van de stad onthuld. Het monument bestaat uit een ca. 30 meter hoge, roestvrijstalen ladder vol naakte mannen, vrouwen en kinderen (van brons) die zich via de sporten, tussen de sporten door en langs de stijlen een weg omhoog banen - kennelijk hun vrijheid tegemoet. Het monument is omstreden: velen vinden het kitscherig en velen snappen de functie niet omdat het niet aan een specifieke gebeurtenis of bepaald persoon refereert. Als betekenisloos en kitscherig bouwsel wordt het daarom wel de "ladderfolly" genoemd.
Spokanië is rijk aan monumenten die geen enkel historisch of cultureel aanknopingspunt hebben. Ze zijn er om er te zijn. Heel vaak heten ze "Vrijheidsmonument", en zijn ze niet meer dan een folly. Zo ook het Vrijheidsmonument in de Lajetu-duinen onder Tanburo: een golvend "plein" van 100 bij 100 meter, geplaveid met kinderhoofdjes en marmeren platen, en in het centrum ervan verheft zich een smeedijzeren gekronkel van zo'n 20 meter hoogte. Dit alles te midden van een ongerept duin- en môliylandschap. Eigenlijk is het meer een voorbeeld van landschapskunst dan van een traditioneel "monument". De F.A.S. heeft dit monument tot beschermd object verklaard, zie object 439 .
Granieten zuil op Mikkon, waarop de geografische positie is aangegeven (20°40' WL en 49°12' NB), en de afstanden tot andere plaatsen in Spokanië. In 1581 geplaatst door Koning Klesto Mercu om het middelpunt van Spokanië te markeren. De lengte- en breedtegraden zijn in 1886 aangebracht. De F.A.S. heeft dit monument tot beschermd object verklaard, zie object 442 . (DOM 22) ........
Het "Koninkrijksmonument" staat midden op de Egpeeff-vlakte en herinnert aan het feit dat Pegrevië en Spokanië in 1894 samen één koninkrijk werden. Het monument, een 43 meter hoge vierkante zuil, opgetrokken uit flâkâ-steen en getooid met een enorme bronzen kroon, rijst op imponerende wijze uit de vlakte op. Elk jaar op 12 augustus trekken mensen van gemengd Spokanisch-Pegrevische afkomst naar het monument om daar voor vrede en tolerantie te bidden. Zij knopen dan lange groene linten om de zuil.
In het Trobensta-park, op de hoek van het Klevylla-pât, staat een beeld van een vrouw die, gezeten op een rotsblok, peinzend over het glooiende grasveld naar de bebouwing van de stad staart. Het beeld is niet erg bijzonder, maar kwam in 1983 in het nieuws omdat Helee Galadryll-Fens, archivaris op het stadhuis, een gravure had ontdekt waarop dit beeld met vleugels stond afgebeeld, dus feitelijk een engel. Hierna ontspon zich de discussie of Klevylla (zoals het beeld in de wandeling wordt genoemd) nu weer van vleugels voorzien moest worden of niet. En zo ja, van welk materiaal de vleugels moesten worden, en hoe ze vandaal-bestendig konden worden aangebracht. Tot op heden (anno 2010) zit Klevylla nog zonder vleugels op het rotsblok, hoewel het gerucht gaat dat er wel een paar vleugels van kunststof zijn vervaardigd en ergens in een gemeentelijke opslagplaats liggen. Genoemd in de Amahâkšo . |   |
Zie beschrijving bij foto.
De Pegrevische koning Lotfalyten regeerde van 1701 tot 1723. Omstreeks 1725 is er een monument voor hem opgericht, bestaande uit een opgeworpen heuvel met daarop een marmeren standbeeld van de koning te paard. Tegenwoordig staat het geheel er enigszins vergeten bij: overwoekerd met klimop en het hoofd van het paard ligt in brokken onder zijn voorbenen.
Het "Monument voor Vrede" is in 1919 onthuld als poging om de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog niet te vergeten. Het monument bestaat uit een cirkel met een doorsnede van bijna 400 meter, die op de grond is uitgelegd met grote ruwe rotsblokken. Binnenin de cirkel is met stenen de tekst Eerpâf tur eefti kva ("Eens maar nooit meer") neergelegd. Men wist in 1919 nog niet dat er ook nog een Tweede Wereldoorlog zou komen. Aangezien Spokanië noch bij de Eerste noch bij de Tweede Wereldoorlog actief betrokken was, vinden velen het ongepast dat dit land zulke monumenten opricht. Anderzijds is het ontwerp van het Monument voor Vrede zodanig dat velen er een vroege vorm van landschapskunst in zien.
Het "Duel-monument" herinnert aan het duel tussen twee ridders in de sage van Tâlteejeh, dat een hele dag duurde. De ridders lijken meer op een soort veelkoppige draken, want telkens als de ene ridder met zijn zwaard een hoofd van de ander aflaat, verdubbelt het aantal hoofden zich. Zo hebben beide ridders na een dag enkele miljoenen hoofden en lukt het niet meer om die eraf te slaan. Een absurd verhaal, uitgebeeld in een monument dat bestaat uit een soort piramide, opgebouwd uit bolvormige elementen met elk twee gaten. We kunnen hier hoofden of schedels in zien. Ook hier weer lijkt eerder sprake van een kunstwerk dan van een bouwsel om een historisch feit te vereeuwigen.
Bestaande uit een 60 meter hoge piramide van Afachisch marmer, die beklommen kan worden en een mooi uitzicht biedt op de noordkust van Teujan. De Vereniging van Gepensioneerde Officieren (SOQU) schonk dit monument in 1960 aan de bevolking van Teujan, als dank voor de "gastvrijheid" die het leger op het eiland genoot (een groot deel van Teujan is militair oefengebied). Naast het monument staat nog een andere uitzichttoren, en verder is er een prachtig uitzicht vanaf de hoog gelegen kust.
In het onherbergzame Cÿrofly-gebergte staat het "Pegrevië-monument". Het stamt uit 1895 en is opgericht door een politieke groepering die de samenvoeging van Pegrevië en Spokanië in 1895 ten zeerste bestreed. Het monument bestaat uit een 2 meter hoge ronde sokkel waarop een granieten beeld van twee mannen die elkaars rechterhand stevig omknellen. In grote Pegrevische lettertekens staat rondom de sokkel: "Wij laten niet los!!". Hiermee wordt het verzet bedoeld dat volgens de groepering nodig is om Pegrevië onafhankelijk te houden. Het monument is stiekem onthuld. Pas in 1901 werd het ontdekt door een van de eerste "toeristen" die dit onherbergzame gebied exploreerde. Het is tekenend voor de eenzaamheid en achterlijkheid van Spokanië/Pegrevië dat zo'n bouwwerk in de bergen pas na 6 jaar ontdekt werd.
Tegenwoordig is het een geliefde ontmoetingsplek voor leden van de
Culturele raad van Pegrevië.
Monument op Garos, op ca. 300 m hoogte, vlakbij de Tycoñg-top. Het is een allegorische voorstelling van Tareut, de Godin van de Vrijheid en Vrede, die met een van smart vertrokken gelaat over een Spaanse ruiter (van prikkeldraad dus) hangt. In zowel het Spokaans als het Garosisch lezen we de tekst: Furt ef lemnâs-ÿmpos ón ef naurratjens / Fes memórjem rifo ef nwúratjeñges ('Ter nagedachtenis aan hen die vielen'). En verder: Berrefka – Zûmbara-zee – jûn 1944. Dit verwijst naar het Spokanische transportschip Berrefka dat in juni 1944 voor de kust van Garos in de Zûmbara-zee door een Duitse torpedo de grond in is geboord. Het vervoerde 981 vrijwilligers, militairen die de Engelsen steun bij de invasie in Normandië wilden verlenen. 112 Soldaten kwamen om, de rest kon door een Engelse mijnenveger gered worden. Dit is de enige daadwerkelijke inbreng van het verder neutrale Spokanië in de Tweede Wereldoorlog - en dat ging nog fout ook. Op het monument staan alle 112 slachtoffers genoemd. (UIS 110)
Een neergestort vliegtuig uit de jaren twintig? Een ineengezegen lifttoren van een failliete kolenmijn? De restanten van een verwrongen korset van een verkrachte lichtekooi? De voltreffer op het ingedutte Spokanië van Osama bin Laden?
Zie hier enkele karakteristieken voor het "Monument der Techniek", bedoeld als hulde aan Spokaniës technische vooruitgang, maar gevoeld als een disaster.
De abstracte contraptie van roestvrijstaal en eikenhout die op een kale heuveltop tussen Halefiytjô en Seertzeekoles (zuidwesthoek van Liftka) te bewonderen is, werd op 10 mei 1997 door prinses Chila Fantin onthuld. Van deze plechtigheid bestaan geen foto's, omdat Hare Koninklijke Hoogheid grote bezwaren maakte om "samen met dit gedrocht op een foto te prijken", zoals zijzelf in een onbezonnen ogenblik aan de pers openbaarde.
Koning Mazu Pliy Thyrra regeerde van 1539 tot 1571, maar zijn vrouw, koningin Dânda Lerdu, had in werkelijkheid de touwtjes in handen. Toen haar man in 1571 zo dement werd dat het te veel zou gaan opvallen dat zij feitelijk regeerde, heeft zij het zo gearrangeerd dat de koning afstand van de troon deed ten gunste van zijn halfbroer, Klesto Mercu (die zich als een heus dictator zou ontpoppen).
Koningin Dânda Lerdu kreeg kennelijk spijt van de wijze waarop zij haar man koeioneerde en van de foute keus die ze met betrekking tot Klesto Mercu had gemaakt, en liet daarom in 1573 een monument ter ere van haar man oprichten: een ietwat plomp uitgevallen Corinthische zuil van ca. 25 meter hoogte met daarbovenop een standbeeld van de koning. Dit gebeurde bij Kûrânien omdat zijzelf in die omgeving was geboren - het kwam niet bij haar op om het monument in de omgeving van zijn geboorteplaats (het koninklijke landgoed Ef Sinto-Aša) op te richten.
Het ergynische begrip "Trisâgo" wil zeggen: geesten (= bedreiging), paddestoelen (= beschermende krachten) en vogelnesten (= beschutting, bescherming). Maar in veel contexten gaat het eerder om het getal "drie" dat de volmaaktheid symboliseert (dit onder invloed van het christelijke gloof).
Aangezien dit monument op een "drielandenpunt" staat (te weten, daar waar de grenzen van de districten Ben, Renô en Ales samenkomen), is de naam wel te verklaren. Regelmatig wordt er echter gespeculeerd welk van de drie districten nu de "geesten", de "paddestoelen" en de "vogelnesten" representeert. Nationalistische Pegreviërs zullen Ales met de "geesten" vereenzelvigen (een niet-Pegrevisch district, dus een vijand). Aan de Spokanische kant ziet men graag Ben als de "geesten" (het district dat het meest anti-Spokanië is), terwijl Renô dan de "paddestoelen" is (vanwege een weinig extreem politieke standpunt).
Het monument is in feite niet meer dan een bakstenen zuil die omstreeks 1650 op dit punt is neergezet om de grenzen tussen de Pegrevische districten Ben en Renô, en het Spokanische district Ales te markeren. In 1912 is het bouwsel door de drie districtsbesturen als "monument" uitgeroepen.
Deze betonnen constructie staat in een gebied dat, samen met een deel van het natuurreservaat Gâp-klarbÿr, tot ca. 1970 een militair oefengebied was. Het monument is feitelijk het restant van een commandotoren, en houdt de herinnering levend aan de tijd dat het Spokanische leger hier intens samenwerkte met zijn Amerikaanse collega.
Een standbeeld van de Viking Leif Ketilbjornsson, op de plaats waar hij volgens de overlevering in ca. 1000 voet aan land zette. Hij wordt als eerste "koning" van Spokanië beschouwd, maar zal in werkelijkheid niet meer geweest zijn dan een leider wiens macht zich niet verder uitstrekte dan de zuidkust van Berref.
Herinnert aan een veldslag in 1609 tussen het leger van koning Hacori Festo Zlebaôno (regeerde 1599-1624) en opstandige troepen, aangevoerd door enkele machtige landheren die weigerden om de koning onvoorwaardelijk te gehoorzamen. De koning verloor deze slag en moest het jaar erop zijn macht in het Spokanische deel van Liftka opgeven, dat toen in handen kwam van de grootgrondbezitters.
Het monument heeft de vorm van een grote grafheuvel, met binnenin een ergynische meditatieruimte. Toen het omstreeks 1615 werd gemaakt, was het de bedoeling dat hier gemediteerd en gebeden kon worden om de goden gunstig te stemmen zodat de Spokanische koning zijn grondgebied van Liftka weer zou kunnen heroveren (vandaar de naam "Oorlogsmonument"). Tegenwoordig is het eerder een "Vredesmonument" waar je voor de vrede kunt bidden en mediteren.
© De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DA 00 • SPARC 08 jul 1995
namen van monumenten - DICTIO {N} - 24.03.06