Spokanisch Archief
Gerelateerd bestand Literatuur | |
Status: Bestand is nog in wording. |
Het woord "sage" wordt hier gebruikt als vertaling van het Spokaanse begrip yzlāt. Een yzlāt hoeft niet per se over de heldendaden van een heerser te handelen, maar kan ook een religieuze beschouwing zijn die feitelijk een aanvulling is op de Ergemip. Sommige yzlāts hebben meer het karakter van een sprookje of liefdesroman. Maar ze hebben allemaal gemeen dat ze anoniem zijn en behoren tot de mondeling overgebrachte literatuur en vertelkunst.
Pas in het begin van de 20e eeuw is men begonnen om de yzlāts systematisch te verzamelen en om uit de verschillende versies die de ronde doen een soort "oervorm" of "basisverhaal" te destilleren. Het is vooral Leffy Teecrā geweest die in dit opzicht veel werk heeft verricht. In 1917 verscheen zijn Hupster Sagamip (Grote Sagenboek), waarin de yzlāts in een literaire vorm zijn te vinden. Het is tekenend voor zijn tijd dat hij de voorkeur gaf aan het woord saga in plaats van yzlāt, want in het begin van de 20e eeuw legden de geleerden graag een verband tussen de Spokanische cultuur en die van de Scandinavische landen. Spokanische en IJslandse "saga's" hebben echter over het algemeen weinig verwantschap met elkaar; het gaat om twee geheel verschillende genres.
In deze sage komt een jager voor met de naam Flortof. Deze vraagt toestemming aan de edelman Lufanius om op diens land te mogen jagen. Lufanius is een gelovig mens en duldt alleen jagers op zijn terrein die een riyts hebben ontvangen om te mogen jagen. Flortof beweert zo'n riyts in zijn bezit te hebben. Als later uitkomt dat dit gelogen is, wordt Flortof gestraft door de goden. Het is zijn eigen vrouw die het goddelijke bericht aan hem moet doorgeven. Dit valt haar zo zwaar dat zij zelfmoord pleegt. Flortof wordt in een tempel onthoofd die tegenwoordig bekend staat als de Lufanius-tempel. Deze heeft waarschijnlijk op de Rofonos-heuvel bij het dorpje Est (even ten westen van Hirdo) gestaan. In ieder geval staat hier nu een gedenkteken met de volgende tekst:
Toen Flortof was opgestaan, zei zijn schone vrouwe tot hem: "Weest u niet bang, gij zijt nog niet geofferd aan de goden."
Waarop Flortof antwoordde: "Maar mijn lichaam zal deze schone dag ten offer gebracht moeten worden, omdat ik Lufanius bedrogen heb. Gij zult mij deze dag voorgoed zien heenspoeden naar de tempel."
Flortof was in de tempel aangekomen en werd geofferd aan de goden. Toen kwam een bode van Lufanius naar Flortof's vrouwe, en zeide tot haar: "De tweede dag van de Volle Maan zult gij uzelf doden."
Dit gedenkteken is hier omstreeks 1600 neergezet en bestaat uit een gemetselde constructie van blokken bazalt. Van de tempel zelf is geen spoor terug te vinden. Volgens de sage was deze gebouwd van tufsteen en bazalt. Zie Citaten.
..... Zie Citaat.
De held Tāstō heeft van een landheer opdracht gekregen om alle gevaarlijke en griezelige dieren in het bosgebied van de landheer te doden, omdat deze dieren de jacht op reeėn en vossen onmogelijk maken. Als Tāstō met zijn gevolg te paard het bos intrekt merkt hij dat het bij al die gevaarlijke dieren om mythologische schepsels gaat, die niet zonder meer door een mens
te doden zijn.
In de Sage wordt uitgebreid beschreven op welke wijze zulke schepsels gedood kunnen worden, en hoe Tāstō daar al dan niet in slaagt. Een van de felste gevechten moet hij leveren met een Oefler (een leeuw met vleugels en een arendsnavel, die ook het Spokanische wapen omflankt). Deze kan alleen gedood worden door een lid van het voldersgilde, door de Oefler onder te dompelen in een vollerskuip met zeep en vollersaarde. Maar dat weet Tāstō niet. Na een van zijn gevechten is zijn mantel dermate gescheurd dat hij een nieuwe nodig heeft. Deze laat hij maken van een dikke vilten stof en zodoende maakt hij kennis met een volder, die hem het geheim vertelt. De volder wil een belachelijk hoge beloning hebben voor het doden van de Oefler, en dat leidt ertoe dat de volder door Tāstō gegijzeld wordt en gedwongen wordt om de Oefler te doden.
Maar Tāstō heeft er niet op gerekend dat andere leden van het voldersgilde de gegijzelde te hulp komen, eenvoudig door hem als lid te royeren. Iemand die géén lid is van dit gilde kan een
Oefler immers nooit doden! Uiteindelijk komt het voor Tāstō goed uit dat de Oefler niet gedood kan worden, want hij zal dat dier nog nodig hebben om een grote kudde Priysāms te kunnen uitroeien. Priysāms zijn slangachtige wezens met een grote bek vol snijtanden. Ze bewegen zich op 5 kippepoten: 2 bij de schouders, 2 bij de staart en 1 in het midden onder de buik, omdat de lange beesten anders doorzakken.
Deze gedrochten leven in kuddes aan de rand van bossen en eten jonge vogels, egels, muizen en eekhoorns. Als ze zich door mensen bedreigd voelen kunnen ze een voet afbijten. Ze kunnen niet gedood worden, behalve door een Oefler, want die kan ze met huid en haar verslinden.
..... Zie Citaat.
..... Zie Citaat.
..... Lees fragment uit Uit in Spokaniė
Helurfe is de koning (?) die in het paleis Helurfe-Seert aan de noordkust van Tjemp heeft gewoond. Zie UIS 85.
.....
Landheer Ricoh heerste over een groot gebied langs de bovenloop van de Qulboech (op Lomky), en heeft, naar men zegt, ook de vesting van de huidige stad Lankos gebouwd. Hij was jong, knap en rijk, en daarom begeerd door 291 vrouwen, zoals het in de sage staat. Een van deze vrouwen, Lyst, is het gelukt om de echtgenote van Ricoh te worden (er is een bergpas naar haar vernoemd).
Dat heeft ze aan haar vader, Pāzerster (van Garosische afkomst), te danken, die op een slimme en ingewikkelde manier een weddenschap arrangeerde, die globaal als volgt in zijn werk ging: als Ricoh het Proeft-monster voorgoed van de landerijen van Pāzerster wist te verjagen, zou Ricoh deze landerijen erven, met als voorwaarde dat Pāzersters dochter Lyst er met haar gezin in het grootste kasteel mocht blijven wonen. Maar als Ricoh er niet in zou slagen om het Proeft-monster te verjagen, diende hij met Lyst te trouwen. In dat geval zou Ricoh geen land van Pāzerster erven, maar zou zijn land uiteindelijk in handen van de familie van Lyst en Pāzerster komen.
Het Proeft-monster (zie ook de waterval met die naam) was een vraatzuchtig, krokodilachtig dier, dat elk jaar opnieuw in staat was om de akkers en druivenvelden van Pāzerster kaal te vreten. Pāzerster zag twee mogelijkheden om van deze plaag af te komen: óf Ricoh moest het monster verjagen, óf, als dat niet lukte, kon het monster de landerijen van Ricoh belagen.
Volgens de sage is Ricoh er niet in geslaagd om het Proeft-monster te verjagen, en daarom moest hij met Lyst trouwen. Maar het Proeft-monster was ook niet gek, en gooide het op een akkoordje met Lyst: hij zou in het vervolg geen enkele akker meer kaalvreten als er aan één voorwaarde werd voldaan: Ricoh uit de weg ruimen. Dat had tot gevolg dat Lyst de landerijen van Ricoh erfde, en dat zij kon hertrouwen met de man die ze wilde. En zo maakten Lyst en het Proeft-monster een plan om Ricoh uit de weg te ruimen. Lyst zei tegen het Proeft-monster: "Het zal Ricoh's wens zijn om te sterven op het strand" (zie Citaat). Het monster zag het niet zitten om Ricoh op een strand op te vreten, en antwoordde: "Het is mijn wens om Ricoh te laten sterven in mijn grot."
En inderdaad, het tafereel hoe het Proeft-monster op het punt staat om Ricoh te verslinden, terwijl Lyst toekijkt, is nog steeds te zien in de Hoegtō-grot bij St.Mōnt-Ālbān.
Hoewel haar naam nergens in de sage genoemd wordt, zal met de "moedige prinses" de vrouw bedoeld worden die later bekend werd als koningin Fantin ymmiy. Als prinses wordt zij geroemd vanwege haar moed en heldendaden, als koningin wordt zij opgehemeld vanwege haar bestuurlijke kwaliteiten, maar als zij na de dood van haar man geheel gek wordt, en wordt opgesloten in het kasteel ymmiy-seert (nu een ruļne), lijkt ze al haar goodwill verloren te hebben en haalt de sage ook haar vroegere kwaliteiten als prinses en koningin onderuit. Haar gekte lijkt aanleiding om ook haar vroegere, vele positieve eigenschappen in één klap belachelijk te maken. De sage geeft een gedetailleerde beschrijving van het leven op het kasteel, maar de chronologie met betrekking tot de personen die een rol in het verhaal spelen is danig door de war gehaald. Zo wordt er een broer van de "moedige prinses" beschreven die alle kenmerken vertoont van de latere koning Roensa Thyrra - in werkelijkheid de zoon van deze vrouw, en niet haar broer! Zie Citaat.
Het muziekdrama Veldurs arvendo van Leffy Gyndiroh is hierop gebaseerd. ....
Hierin wordt beschreven hoe twee veldheren een duel met elkaar aangaan om de hand van de Pegrevische prinses Elveg (ca.1241). Een van de veldheren sneuvelde en zijn schedel werd door zijn tegenstander op een bepaalde plek begraven, waar vervolgens de stad Floran werd gebouwd. ......
Hierop is het muziekdrama Hyra Liskos (1712) gebaseerd. ...
..... Zie Citaten.
.....
..... Zie Citaat.
.....
© De Twee Hanen v.o.f. Kimswerd The Netherlands
DA 00 SPARC 05 feb 1998