Spokanisch Archief

LITERATUUR
Gerelateerde bestanden
Kunst en cultuur
Sagen
Dit bestand
1. Smeulende-haardliteratuur
2. Ef Salonn
 
Status: Nog uitwerken. Wellicht samenvoegen met Kunstrichtingen?
 

1. Smeulende-haardliteratuur

"Blut-und-Boden", "nationalistische sprookjes" en "moralistisch geneuzel" – dat zijn enkele van de kwalificaties die het in Spokanië zeer populaire Vabje-lo˙buti-genre (letterlijk Smeulend-haardvuur) worden aangewreven. En, eerlijk is eerlijk, met hun vele clichés en stoplappen kunnen deze vertellingen soms wat oubollig aandoen, terwijl het gehamer op de schoonheid, waarheid en onovertroffenheid van alles wat Spokanisch is menigeen terecht irriteert. Toch zit er tussen het kaf ook koren en kan het genre dromerig of absurd zijn, wat het een zekere charme verleent.

De tijd waarin deze verhalen doorgaans spelen is een "onbestemd verleden" ook wel "gemengde tijd" genoemd, vaak met anachronismen en soms zelfs met verwijzingen naar de toekomst. Zo publiceerde de 28-jarige schrijver Mues Pűter-Gajener in oktober 1999 een sciencefiction-achtige novelle, spelend in een verre toekomst, maar niettemin met alle kenmerken van een Vabje-lo˙buti-verhaal.

In de Smeulende-haardliteratuur wordt dus het land, een streek of een gemeenschap bezongen, de Spokanische natuur "verklaard", of worden oudere volksverhalen zo veranderd dat er iets nieuws ontstaat. Deels pasticherend, met naďeve, sprookjesachtige trekken (die laten zien dat Spokanische sprookjes vaak Europese verwantschappen hebben; zie: Opie & Opie, Propp), maar soms ook met elementen van satire, maatschappijkritiek, polemiek, "broodje aap" of van "just-so stories" – van alles is mogelijk. Ook religieuze connotaties, zowel ergynisch als katholiek, komen regelmatig voor.
Het genre wordt in alle kringen gretig gelezen en wordt beoefend door zowel amateurs als beroepsschrijvers. Opmerkelijk is verder dat er jaarlijks op 12 november een Smeulende-haarddag is, waarbij alle kranten een Vabje-lo˙buti-bijlage publiceren, volgeschreven door de lezers zelf. De bedoeling is dan om een Spokanische streek, stad of gebruik te voorzien van een verklarende of idealiserende vertelling.

Het is daarmee een uiterst productieve vorm, en zo met het land verweven dat het voor de reiziger de moeite waard is er kennis van te nemen. Misschien is het niet echt uniek te noemen, internationaal gezien, maar het feit dat het ook heden ten dage zo populair is onder volwassen lezers lijkt ons dat wel. Waarschijnlijk is het onderscheid tussen volwassen en jeugdliteratuur, en ook tussen oud en modern, in Spokanië minder groot dan elders in Europa.

Een boerenhuis in het dorp Ekedalen in het Zweedse district Västergötland. Links met de slagschaduw staat een onbekende Zweedse boer; bij de open deur poseert Leffy Teecrâ, en in de deuropening is nog een hond te ontwaren. De bekende folklorist ondernam een avontuurlijke reis naar Zweden om te onderzoeken in hoeverre de Zweedse en Spokanische orale tradities aan elkaar verwant waren. De foto is omstreeks 1913 gemaakt.

Moffain Br˙stâ (1836–1901) geldt met de verhalenbundels Ef sel crusa ur ef grum oggo lek ef fesarfinosz pai eft pryst fes ef Moens-ilesets ("Het zoute kruis en de zoete wraak, ofwel de lotgevallen van een priester op de Stormeilanden", 1868) en Zeffôsta mip ef Moens-ilesets ("Verhalen van de Stormeilanden", 1869) als grondlegger van het genre, maar de term Vabje-lo˙buti-literatuur is ontleend aan de verhalenbundel Eft rafanos luft ef vabjelira lo˙buti ("Een vertelling bij de smeulende haard", 1912) van Leffy Teecrâ (1859–1932). Deze bundel werd bij verschijning nauwelijks opgemerkt, maar toen de folklorist Teecrâ vanwege zijn Hupster Sagamip ("Groot Sagenboek") in 1917 een beroemd man werd, kwam zijn bundel uit 1912 eveneens in de belangstelling. Verder is er een groep schrijvers die Lo˙buti-armtriffers ("Haard-aanwakkeraars") genoemd worden. Enkele bekende namen: Jysteryll Oftehynne-Gâres (1942–  ), Beja Leaner (1903–1977) en Jân Camyra (1929–1980).

© Joost den Haan

In het Spokanisch Archief zijn enkele verhalen in dit genre opgenomen:

Fr˙cc Berref ("De Reus Berref") (DOM 16)
Selrum pelira Selrum ("Selrum het Zoutmonster") (DOM 80)
Ef koffon mosjeus chaquinde ("De dode vrouw spreekt")


2. Ef Salonn

Zes bekende auteurs rondom de "stamtafel" van café Ef Môjôl-zelf˙ in Hirdo, waar de leden van Ef Salonn bij elkaar plegen te komen.
De foto is genomen in de zomer van 1971, vlak nadat Glopiy Côhale de Toneelprijs voor zijn abstracte drama Miskof-tof had ontvangen. Kennelijk wordt over deze gebeurtenis nog nagebabbeld (met wijn en sigaretten).
Zittend van links naar rechts: Jân Camyra (1929-1980), Glopiy Côhale (1926-1980), Mariy Alvarez (1930-2006), Hesta Đulű-Morris (1923-2002) en Olyna Florez (1924-1985; taalkundige, maar ze heeft ook enkele novelles op haar naam staan). Over het gezelschap gebogen: Ârmyll Jelafoiy-Reâmehhe (1935; toen nog jong en tamelijk onbekend).

Vanaf omstreeks 1962 komen schrijvers, dichters en anderen die banden hebben met de literatuur geregeld samen in het café Ef Môjôl-zelf˙ ("De Molenwiek", hoewel het meer gangbare woord hiervoor Ef Zâlft is) in Hirdo. Deze aanvankelijk nog spontane ontmoetingen zijn in de loop der decennia geformaliseerd tot culturele debatten over actuele onderwerpen en officiële presentaties van nieuw verschenen werk. De "stamtafel" in het café is nog steeds gereserveerd voor de auteurs; de overige tafels zijn voor het "publiek". Deze bijeenkomsten staan bekend onder de naam Ef Salonn (De Salon).

Anno 2015 is Ef Salonn nog steeds een begrip. Ârmyll Jelafoiy-Reâmehhe (1935) laat zich nog altijd regelmatig zien, en ook jongere auteurs als Tybelt Matteriy-Sinto-Vildul (1984) en Rynte Pajtôc-Verc (1993) schuiven regelmatig bij de stamtafel aan. Een nieuwe trend is dat deze bijeenkomsten niet alleen in het café plaatsvinden, maar ook in Ef Pâsiy ("De Passievrucht"), een theatertje waar publiek aanwezig is en de literaire en maatschappelijke debatten direct op de televisie uitgezonden worden.

© De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands

DA 00 • SPARC 17 jun 2000