Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 174 | Hoofdstuk 190 >>
18. Schrift en tekst

180. Pegrevisch schrift


Opbouw van dit hoofdstuk:
  1. Basisletters
  2. Diakritische letters
  3. Postconsonantische tekens
  4. Letterverdubbelingen
  5. Letterverbindingen
  6. Dittografie
  7. Alfabetisering
  8. Leestekens
  9. Getallen
  10. Tekstvoorbeelden

Blokken:


180.1   Kort historisch overzicht

Het Pegrevische alfabet is niet specifiek voor de Pegrevische taal bedoeld, maar geldt ook voor het Spokaans. Daarentegen is het Garosisch altijd met het Latijnse alfabet geschreven.
Voor een kort historisch overzicht wordt ook verwezen naar § 10.7–9.

In dit hoofdstuk wordt het Pegrevische alfabet primair behandeld zoals dat voor het Spokaans gebruikt werd, en incidenteel nog wel gebruikt wordt. Aangezien de Pegrevische taal diverse klanken kent die in het Spokaans ontbreken, kent het alfabet voor de Pegrevische taal ook extra lettertekens. In § 180.28 worden een aantal voorbeelden besproken hoe het Pegrevische schrift in de praktijk wordt toegepast.

180.2

Kort historisch overzicht
tot ca. 1910Heel Spokanië gebruikt het Pegrevische alfabet, behalve Garos (was geen deel van Spokanië).
vanaf 1910Vooral in het Spokaanse (wefot-spokânda) taalgebied worden veel boeken in het Latijnse alfabet gedrukt.
12 april 1922Wet op de Alfabethervorming (Abeke-nâs-vobare-lacs; ANVOL): het Spokaans (standaardtaal) moet in het Latijnse alfabet geschreven worden, en dit moet op alle lagere scholen onderwezen worden (maar er is nog geen definitieve spelling).
1922 tot
  ca. 1940
Ook het Tjemps, Zverostaïsch en Cheetuc gaan over op het Latijnse alfabet.
1931Eerste Spellingscommissie voor vaste Spellingsregels (Eertef Stabôos-cômišo furt ef Ÿrnô-stabôe-vlassa; EeSŸr): publiceert een rapport met een voorstel voor vaste spellingsregels. De Volksvertegenwoordiging gaat ermee akkoord en de minister van Onderwijs (Kers Kolra-Ojic) legt dit in een richtlijn vast.
1950Het Pegrevische alfabet wordt officieel afgeschaft; het wordt op de lagere school niet meer verplicht onderwezen.
ca. 1955Nog maar 15% van de boeken en tijdschriften wordt in het Pegrevische schrift uitgegeven.
1965Vanaf ca. 1965 wordt het Pegrevische alfabet alleen nog in bijzondere publicaties gebruikt.
1966Na diverse ad-hoc-hervormingen komt de Tweede Spellingscommissie (Tentef Stabôos-cômišo; TSC) met een aangepaste Nieuwe Spelling (Kleter Stabôos; KS).
ca. 1970Op de lagere scholen wordt het Pegrevische alfabet niet meer onderwezen (behalve natuurlijk in het Pegrevische taalgebied). Studenten die toegang moeten hebben tot oudere geschriften, zijn genoodzaakt om alsnog cursussen te volgen om het alfabet te leren lezen (en wellicht ook schrijven).
1977Opnieuw enkele aanpassingen, nu niet voorgesteld door een spellingscommissie, maar door de Koninklijke Academie van Spokanië (Spooksoliyex ef Kindisiy Akademiy), in samenwerking met de in 1974 opgerichte Commissie voor Lexicologie (Cômišo furt Lexikolôiy). De minister van Onderwijs (Petriy Côlmer-Sÿss) stelt deze aanpassing via een herziene ANVOL verplicht.
1981Enkele hoogleraren van de Universiteit in Zest richten de Stichting ter Bevordering van het Pegrevische schrift (Feslosos furt ef Pegrefiy-krodanaros; FPK) op omdat ze constateren dat de kennis van dit alfabet drastisch afgenomen is en vooral jongeren niet meer in staat zijn om teksten in het Pegrevische alfabet te lezen. Dit is vooral bij het universitaire onderwijs een handicap. Maar ook het feit dat velen de oude of nostalgische uithangborden en opschriften van winkels en cafés niet meer kunnen lezen, wordt als een vorm van culturele armoede gezien. De hoogleraren beschouwen kennis van het oude schrift als een inherent onderdeel van de Spokanische cultuur, en vinden dat elke Spokaniër toegang tot oudere geschriften moet hebben.
2003Na 22 jaar heeft de FPK bereikt wat ze wilde: het Pegrevische alfabet wordt een verplicht onderdeel van het vak Spokaanse taal in het laatste jaar van het basisonderwijs. Hiervoor was het wel noodzakelijk dat vanaf 1995 de basisschooldocenten eerst zélf het alfabet onder de knie kregen.

180.3

Het Pegrevische alfabet bestaat uit 24 basisletters (lÿnt-blâtiys), 7 diakritische tekens (cvyffs), 3 postconsonantische tekens (blef-blâtiys) en 10 leestekens (trempe-blâtiys). Om getallen uit te drukken, worden lettertekens gebruikt, inclusief twee tekens die niet als letter voorkomen. Van veel tekens bestaan nog diversie varianten.

We behandelen achtereenvolgens:

  1. Basisletters (§ 180.4)
  2. Diakritische letters (vanaf § 180.5)
  3. Postconsonantische tekens (vanaf § 180.12)
  4. Letterverdubbelingen (vanaf § 180.14)
  5. Letterverbindingen (§ 180.19)
  6. Dittografie (§ 180.20)
  7. Alfabetisering (vanaf § 180.20a)
  8. Leestekens (vanaf § 180.21)
  9. Getallen (vanaf § 180.25)
  10. Tekstvoorbeelden (§ 180.28)

180.4   ad § 180.1   A. Basisletters

De basisletters (oftewel lijnsymbolen) zijn de "echte" lettertekens, die op de schrijflijn geplaatst worden (of er met een "stok" of "haak" onderuit steken). De meeste kunnen met een enkele Latijnse letter getranscribeerd worden, maar in een enkel geval moet er voor een lettercombinatie of een diakritische variant gekozen worden, zoals tl, qu, ÿ en ^.

Basisletters (lijnsymbolen)
a  l  t
e  m  tl
×  n  u
f  o  x
g  p  y
h  °qu  ÿ
i  r  *' (glottisslag)
k  s  ^ (pira)

×Infinitief-e, oftewel "lange e", als infinitief-markeerder;
hierop komt nooit een diakritisch teken. Zie § 180.7.
°Omdat de q in het Spokaans altijd gevolgd wordt door
een u, staat de letter voor de combinatie qu.
*De glottisslag wordt in het Pegrevische alfabet als letter
beschouwd, maar in het Latijnse schrift als leesteken
(namelijk een apostrof). Zie § 180.6.

Verder bestaat nog de basisletter , die alleen in combinatie met een gebruikt wordt: is de verkorte vorm voor het werkwoord (melde) dat meestal als [mÿ] wordt uitgesproken (zie ook § 81.3 voetnoot 1).
Let op het verschil tussen de "gewone" e in bijvoorbeeld het subst.  (eft lâske = 'een las') en de inf.-e in het werkw. (lâske = 'lassen').

180.5   ad § 180.1   B. Diakritische letters

Diakritische letters worden altijd op de erop volgende basisletter geplaatst. De diakritische tekens drukken de vocalen a, e, é, i, o en u uit, en verder is er een teken voor m/n.

Diakritische letters
A B
a  â
e    
é    
i  iy
o  ô
u  û
m/n  mm/nn

In kolom A staan alle diakritische letters, waarbij de oranje blokjes een willekeurige basisletter voorstellen. In kolom B zijn deze diakritische letters gecombineerd met een basisletter, met een specifieke betekenis. Merk op dat feitelijk geen letter is maar de Pegrevische variant van de pira ^.
Een begin- of eindvocaal van een woord wordt altijd als basisletter geschreven, dus aftel wordt geschreven als , en niet als *. Een eindvocaal kán niet eens een diakritisch teken zijn, want er volgt geen basisletter waarop dat diakritische teken geplaatst zou kunnen worden.
Ook een m of n aan het begin van een woord is altijd een basisletter. Dus schrijven we (nregtâ = 'plank'), maar niet *.

180.6

De glottisslag wordt in het Latijnse schrift weergegeven met een apostrof (') (zie § 10.15 en § 11.5 voetnoot 1), maar in het Pegrevische schrift bestaat de speciale basisletter . Deze letter is per definitie intervocalisch, oftewel, wordt altijd voorafgegaan en gevolgd door een vocaal. Velen geven er de voorkeur aan om de voorafgaande vocaal als basisletter te schrijven, bijvoorbeeld: (fi'one = 'verslaan; verslag uitbrengen'), maar een diakritisch teken op de is ook mogelijk, dus .
Onder meer Daufenbach (1952) heeft gesuggereerd dat ooit een leesteken was (zoals tegenwoordig de apostrof), en dat een diakritisch teken hierop dus niet mogelijk is. Alleen de vorm zou dus correct zijn. Er bestaan geen bronnen waarin gesuggereerd wordt dat een leesteken zou zijn, omdat een dergelijke discussie in vroeger eeuwen niet gevoerd werd.

180.7

De infinitief-e ( ) is altijd de laatste letter van een werkw., dus: (farte = 'lopen'). Wordt een werkw. verlengd met een suffix, dan verandert de in een gewone e, die als diakritisch teken op de volgende consonant wordt gezet. Bijvoorbeeld: (fartelira).1
Op de basisletter komt nooit een diakritisch teken. Vergelijk het subst. fisae in a. met het werkwoord in b.:

a.fisae2 (subst.)= vis
b.fisae (werkw.)= vissen

In a. staat de diakritische a op de e (samen ); in b. staat de a als basisletter vóór de inf.-e . Zie ook § 81.1–3 voor de inf.-e.


1In de tijd dat werkwoorden nog op -el eindigden (tot ca. 1450), diende het Pegrevische teken om "el" uit te drukken. Een vorm als moest dus gelezen worden als "fartel". Sinds de l van de infinitief verdwenen is, moet dit tegenwoordig gelezen worden als "farte".
De def.tijd werd uitgedrukt met een verdubbeling van de l, en hiervoor werden twee vormen gebruikt: en (fartell). In de eerste variant wordt het teken verdubbeld, in de tweede wordt een extra (l) toegevoegd.


2Fisae is de resultatieve vorm van fisa.

180.8

Korte woordjes die uit slechts één basisletter zouden bestaan, worden meestal zodanig geschreven dat ze uit twee basisletters bestaan. Dit betekent dat een diakritisch teken vervangen wordt door een basisletter, of dat er een letter wordt toegevoegd. Dit heeft te maken met het feit dat er in het Spokaans geen woorden met één letter bestaan, en dus ook in het Pegrevische schrift geen woorden met één basisletter mogelijk zijn.
Zo wordt het lidwoord ef geschreven als en niet als *. Zo staat voor de combinatie qu, zoals in (quâ = 'behalve') en (quc = 'bult; bobbel'), maar in het woord qu wordt ook de u geschreven: .

180.9

Staan er twee vocalen achter elkaar, dan zijn er twee mogelijkheden:

  1. De eerste vocaal staat als diakritisch teken op de tweede vocaal, dus:
    (real = 'waarachtig; echt') of (klao = 'klei').
  2. De tweede vocaal staat als diakritisch teken op de erop volgende consonant, dus:
    (real), of staat eveneens als basisletter indien er geen consonant volgt, dus:
    (klao).

Sommigen zijn van mening dat alleen mogelijkheid 2. correct is (tenzij beide vocalen samen één klank of een verdubbeling vormen). Maar het is hoe dan ook aan te raden om binnen één tekst voor een van beide mogelijkheden te kiezen, en ze niet door elkaar te gebruiken. Bedenk ook dat de huidige mening die mensen hebben feitelijk gaat over een schrift dat al lang niet mee gebruikt wordt en het dus eerder een historische discussie betreft.

180.10

De m en n worden in principe als diakritische consonant geschreven als deze klank gevolgd wordt door een andere consonant. De vocaal vóór een m of n wordt dan als basisletter geschreven. Soms wordt echter van deze regel afgeweken. Vergelijk de twee schrijfwijzen van het woord hurons (bloemen): in staat de n als diakritisch teken op de s (zoals de voorkeursregel is); naar in staat de o als diakritisch teken op de n. Dit wordt niet door iedereen goedgekeurd, maar sommigen verdedigen deze variant, omdat hierbij beter tot uitdrukking komt dat het gaat om de enkelvoudige vorm huron, gevolgd door een meervouds-s.

Een diakritische m/n wordt nooit op een basisvocaal gezet, in dat geval wordt ook voor de m of n een basisletter gebruikt. Vergelijk (runt = 'strook land in de verte; bomen aan de horizon') met een diakritische n op de t, met (runa = 'sluitsteen') met een diakritische u op de n. De schrijfwijze *, met een diakritische n op de a, is dus fout.

Soms wordt er voor een m of n een basisletter gekozen om ambiguïteit te vermijden. Zo kan gelezen worden als hômp (vermoeid; moe) of hônp (stuk vlees). Meestal wijst de context wel uit wat er bedoeld wordt, maar als dat niet zo is, kan of geschreven worden.

180.11   Pegrevische taal

In vroegere handschriften werden de diakritische vocalen meestal weggelaten, tenzij er dan verwarring kon ontstaan. Als het Pegrevische schrift tegenwoordig nog voor de Spokaanse taal gebruikt wordt, wordt het weglaten van de diakritische vocalen als een slordigheid beschouwd. Daarentegen is het weglaten van deze tekens bij het schrijven van de Pegrevische taal veel meer geaccepteerd. Sommigen vinden dat het toevoegen van diakritische vocalen een kinderachtige indruk maakt (tenzij een ambiguïteit opgeheven moet worden); het wordt gezien als een hulp voor mensen die de Pegrevische taal niet goed machtig zijn. Tegenwoordig zijn de diakritische vocalen wel toegevoegd op Pegrevische plaatsnaamborden (zie figuur 1), hoewel de namen ook zonder deze tekens goed te begrijpen zijn (in het woordje fes bij de afstand is de diakritische e weggelaten). De Pegrevische taal gebruikt nog een extra teken (een stip), om een aantal klankvarianten uit te drukken die het Spokaans niet kent.1


 

    Figuur 1
    2


1De stip wordt ook wel gebruikt in de plaats van andere diakritische tekens, oftewel de stip geeft alleen aan dat er een vocaal aanwezig is. Zie hiervoor de voorbeelden van de krantenlogo's in § 180.28.


2In figuur 1 zijn de Pegrevische plaatsnamen niet altijd identiek aan de Spokanische, vergelijk:

SpokaansPegrevisch (transcriptie)
EratiyftEraëteƒ
ZimpZiümp
CerobiyCerobý

Waarbij de ë in Eraëteƒ geschreven wordt als een stip boven de t, dus . De ü in Ziümp verschijnt als , dus met een stip op de u. De letter ý in Cerobý wordt geschreven met een stip op de y, dus . Verder is de laatste letter van Eraëteƒ een ƒ (een bilabiale f, zie § 10.15), in het Pegrevisch geschreven als , dus een "ronde" variant van de (f).

De combinatie in Eraëteƒ klinkt ongeveer als het Nederlandse "auw", de in Ziümp klinkt als "ieuw" en de ý in Cerobý klinkt als "aai".


180.12   ad § 180.1   C. Postconsonantische tekens

Postconsonantische tekens staan altijd direct achter een basisletter, om een nieuwe letter uit te drukken. De drie symbolen heten riygt (staaf), qurt-zvygoh (doorntak) en ÿc-nutâ (eikel).

Postconsonantische tekens
staaf doorntak eikel
b  ch  j
c  ð  w
d  é    
dl  ó    
v  š    
z  ×č ×    

×De en č komen in het hedendaags Spokaans niet meer voor.

180.13

De "staaf" wordt gebruikt om een stemhebbende consonant uit te drukken. Hierbij gelden de volgende klankparen: p~b, k~c, t~d, tl~dl, f~v, s~z. Zo staat voor de letter p, en wordt de b geschreven als . Tegenwoordig klinken c en k in het Spokaans identiek (als [k]), maar vroeger, en ook nog in de Pegrevische taal, was de c de stemhebbende variant van de k ([G]: als g in het Engelse good).
De "doorntak" wordt gebruikt om de letters š (als variant van de s), ð (als variant van de d), ch (als variant van de h), é (als variant van de e) en ó (als variant van de o) weer te geven. Zo wordt de h geschreven als en ch als .
De "eikel" wordt gebruikt om de j en w weer te geven (als varianten van i, respectievelijk f). Vergelijk: = f, = v en = w.

180.14   ad § 180.1   D. Letterverdubbelingen

Voor het dubbelschrijven van consonanten wordt altijd een ligatuur gebruikt, dat is een versmelting van twee identieke basisletters. Bij de verdubbeling van twee stemhebbende consonanten wordt de postconsonantische "staaf" slechts één keer geschreven (achter de ligatuur). De verdubbeling van m en n, en ook de vocaalverdubbelingen worden geschreven met een combinatie van een basisletter en het diakritische teken. Omdat er voor y en ÿ geen diakritisch teken bestaat, worden de verdubbelingen yy en ÿÿ met een ligatuur uitgedrukt. Het een en ander is weergegeven in Blok 180.15.
In enkele woorden komt een verdubbeling van de â voor; dit is altijd het gevolg van een samenstelling (zoals nregtâârp (console; steun voor een plank)) of een afleiding (zoals lââpe (bewapenen)). Voor dergelijke verdubbelingen kent het Pegrevische schrift geen ligatuur, dus lââpe wordt geschreven als .

180.15

Letterverdubbelingen
+= aa  += jj×  += ss*
+= bb  += of kk  += tt
+= of cc  += of ll  += uu
+= dd  += mm°  += vv
+= of ee  += nn°  += yy
+= ff  += oo  += ÿÿ
+= gg  += pp  += zz*
+= ii×  += rr     

×niet te verwarren met = ij.
°niet te verwarren met = mn, en = nm.
*niet te verwarren met = sz.

180.16   Problemen met é, ee, ó en oe

In de huidige spelling met het Latijnse alfabet wordt over het algemeen de klank [é] geschreven als é, terwijl de combinatie ee geldt als twee aparte klanken [e], verbonden met een bilabiale [w], dus [ewe]. Voor de klank [ó] geldt hetzelfde. Deze wordt in het algemeen geschreven als ó, terwijl de combinatie oe geldt als twee aparte klanken, verbonden met een bilabiale [w], dus [owe].
In eigennamen worden de letters é en ó echter nooit gebruikt, maar wordt altijd ee resp. oe geschreven. Wordt in een eigennaam niet de klank [é] of [ó] bedoeld, maar de combinatie [ewe] of [owe], dan wordt een trema gebruikt. Zo worden de eigennamen Reëta en Loën uitgesproken als [reweta] resp. [lowen]. Vergelijk dit met de namen Reexa [rékþa] en Loet [lót]. Dit onderscheid kan het Pegrevische schrift niet maken, omdat hierin geen trema bestaat.

De specifieke letters é en ó hebben ook in het Pegrevische alfabet een eigen schrijfwijze, namelijk en (dus de letters met een "doorntak"). Maar evenals é en ó in eigennamen worden vermeden, komen ook en niet in eigennamen voor. En evenals é en ó in eigennamen vervangen worden door de vocaalcombinaties ee en oe, kent ook het Pegrevische alfabet diverse vocaalcombinaties om in eigennamen ee en oe uit te drukken.

Een vergelijking tussen het Latijnse schrift en het Pegrevische schrift is samengevat in Blok 180.18. Zie ook § 11.34–37.

180.17

Ook de combinaties ée = eeë, = eee, = oee kunnen problemen opleveren. We herhalen hier wat er in § 11.36 gezegd is. De combinaties met een é gelden in de standaardspelling. De combinaties met ee worden in eigennamen gebruikt. Een bekend voorbeeld is zéer-póntel als 'zeemanscafé' wordt bedoeld, en Zeeër-Poentel als het om een café met die naam gaat.
In eigennamen worden , en vermeden, en maakt men gebruik van vocaalcombinaties. Zie Blok 180.18.

Let verder op dat het in de combinatie oer altijd gaat om een aparte o en e, dus niet om de klank [ó]. Daarom zijn in het Pegrevisch de schrijfwijzen en correct, maar * niet, net zo goed als in het Latijnse schrift ór niet voorkomt.

180.18

é en ó in eigennamen
klanknormaaleigennaam
[é]é of  ee of 
[ewe]ee of 
[ó]ó oe of 
[owe]oe of  of  of 
[ower]oer of  oer of 
[ewé] of  of  eee of 
[éwe]ée of  of  eeë of 
[owé] of  of  oee of 

180.19   ad § 180.1   E. Letterverbindingen

Basisletters bevatten dikwijls een horizontale lijn; deze kan bovenaan, op de schrijflijn of halverwege zitten. De horizontale lijnen die bij twee opeenvolgende basisletters op gelijke hoogte zitten, worden meestal met elkaar verbonden tot één lijn. Een postconsonantisch teken verhindert deze doorverbinding meestal, tenzij het om korte, veelgebruikte woordjes gaat. In dat geval wordt een postconsonantische "staaf" dikwijls verkort, zodat een horizontale streep hierboven of hieronder doorgetrokken kan worden. Soms wordt een verbinding bewust vermeden om verwarring te voorkomen. Kans op verwarring is er vooral bij letters die erg op elkaar lijken, zoals (a), (h) en (r). Voorbeelden van letterverbindingen:

= = ur = = eft
= = ÿr = 2= kirro
= 1= ki = 3= do
= = pek = 4= brâ

Noten

  1. Deze verbinding van met komt alleen bij het woord ki voor. In alle andere woorden staan de letters k en i los.
  2. Deze verbinding is opvallend omdat de rechter stok van de verlengd is om een verbinding met de balk van de aan te gaan. Een alternatieve verbinding is waarbij de balk van de aan de linker stok van de is verbonden. Eventueel kan hier ook elke verbinding aan de bovenkant achterwege blijven, dus: .
  3. is een voorbeeld hoe de staaf achter de verkort is om een verbinding tussen en mogelijk te maken.
  4. is een voorbeeld hoe de staaf achter de verkort is om een verbinding tussen en mogelijk te maken. Een alternatief is om de staaf zo kort te maken dat deze geheel binnen de valt, dus: . Dit is voornamelijk gebruikelijk bij frequent voorkomende korte woordjes, zoals brâ.

180.20   ad § 180.1   F. Dittografie

Dittografie (dubbelschrijven) komt voor als stijlmiddel (emfatisch) of voor een grammaticaal onderscheid. Dittografie kan beschouwd worden als een vervanging van hoofdletters, maar is niet verplicht. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen dittografie, zoals hieronder in het kader weergegeven, en ligaturen zoals in Blok 180.15. Ligaturen worden bij transcriptie weergeven met een letterverdubbeling, maar dittografie wordt bij transcriptie door een hoofdletter vervangen. Bijvoorbeeld:

Hirdo 
Erget 
ninker-koleslagere school (als schoolsoort)
Ninker-KolesLagere School (als instituut)

Letters die een postconsonantisch teken bevatten (Blok 180.12) kunnen op twee manieren dubbelgeschreven worden: óf elke letter heeft zijn eigen postconsonantische teken, óf alleen de tweede letter heeft er een. Vergelijk: (Berref) en . Maar mag ook omdat het algemeen bekend is dat het bij Berref om een eigennaam gaat (naam van een eiland), dus een expliciete markering van een hoofdletter is redundant.

180.20a   ad § 180.1   G. Alfabetisering

Tot omstreeks 1900 was de alfabetisering van woorden gebaseerd op de volgorde van de basisletters zoals opgenomen in Blok 180.4. Dit hield in dat bijvoorbeeld de (b) te vinden was onder de (p), en de (j) onder de (i). De regel was dat bij overigens identieke woorden een letter zónder diakritisch of postconsonantisch teken vóór een letter met een dergelijk teken werd geordend. Zodoende komt (prats = 'heggenmus') alfabetisch dus vóór (brats = 'mul' (zeevis; mv.)), want de is een simpele basisletter, terwijl de feitelijk een p gevolgd door een postconsonantisch teken is.
En (polta = 'gedroogde ham') komt alfabetisch vóór (pâlta = 'hoogtepunt') want de komt vóór de (dat het laatste basisteken in de reeks in Blok 180.4 is).

Vanaf ca. 1900 is een nieuw systeem in zwang gekomen waarbij ook de basisletters met een postconsonantisch teken als "eigen" letter worden behandeld. Op die manier volgt de dus niet meer achter de , maar staat hij tussen (a) en (c) in, conform het Latijnse alfabet. Alleen de diakritische tekens vallen buiten de alfabetische reeks – maar dat is ook zo bij het Latijnse alfabet, waar een woord als flâjû achter flaju volgt. Zo ook staat (slamiy = 'haksel; fijngehakt stro') vóór (salamiy = 'salami') omdat beide woorden in het Pegrevische schrift alleen verschillen in de diakritische (a) op de (l), en het woord zonder dit diakritische teken voor gaat.

180.20b

In onderstaand blok is het Pegrevische alfabet van na 1900 opgenomen.

Pegrevisch alfabet
a  k  u
b  l  v
c  m  w
d ð dl  n  x
e   o  y
f  p  ÿ
g  qu  z
h  r  ' (glottisslag)
i  s š  ^ (pira)
j  t tl    
180.20c

Als twee woorden alleen verschillen tussen bijvoorbeeld een d en een ð, komt het woord met d eerst, dus (deff = 'doof') komt vóór (ðeff = 'berusting').
De ligaturen die letterverdubbelingen weergeven (zie Blok 180.15) gelden bij de alfabetisering als dubbele basisletters. Dus (zefe = 'bellen') komt vóór (zeffe = 'vertellen').
Let ook op dat de lettertekens (dl) en (tl) in het Latijnse schrift behandeld worden als combinaties van d en l resp. t en l. Daarom staat tlosiy (alledaags; gewoon) vóór tosiy (korte broek; short), maar in het Pegrevische schrift is het andersom, want in wordt behandeld als een variant van , en die komt ná de , dus (tosiy) staat vóór (tlosiy).1

In § 180.10 is uitgelegd hoe woorden waarin een m of n direct voor een andere consonant staat, op twee manieren kunnen worden gespeld, bijvoorbeeld: of (stant = 'kroonluchter'), waarbij óf de n als diakritisch teken op de t staat (heeft de voorkeur), of de a als diakritisch teken op de n staat. De twee spellingvarianten hebben invloed op de alfabetisering, want komt vóór bijvoorbeeld (stala = 'fundament; basis'), omdat de vóór de komt (anders gezegd: sta... komt vóór stl...), maar de variant komt ná , omdat de na de komt (of anders gezegd: stn... komt ná stl...).


1Dat het Pegrevische schrift aparte lettertekens voor dl en tl kent, komt doordat deze combinaties uitgesproken worden als een hechte verbinding tussen d en l, resp. tussen t en l, namelijk als [dł] resp. [tł] (zie § 10.15).
Sommige Spokaniërs zijn van mening dat deze uitspraak alleen geldt voor inheemse woorden, en niet voor leenwoorden, waarin de d/t en l duidelijk als twee afzonderlijke letters klinken, zoals bijvoorbeeld in Atlânto-zee (Atlantische Oceaan). In zo'n geval is ook een Pegrevische spelling als te verdedigen, dus met een aparte en .

180.21   ad § 180.1   H. Leestekens

In Blok 180.22 staan de algemeen gebruikte leestekens opgesomd. In oude handschriften en tegenwoordig ook wel in bijzonder drukwerk kunnen ook nog andere leestekens gebuikt worden, bijvoorbeeld om het begin van een alinea aan te geven, of om de beginletter van een woord extra te markeren (om er als het ware een "hoofdletter" van te maken; het onderscheid tussen hoofd- en kleine letters is in het Pegrevische schrift afwezig; zie vorige paragraaf).
Het aanhalingsteken wordt altijd dubbel gebruikt. Als woorden afgebroken worden, wordt een speciaal afbreekteken gebruikt (; in het Latijnse alfabet werd het =-teken gebruikt om een Spokaans woord af te breken, maar tegenwoordig is ook een enkel streepje (-) gebruikelijk, zie § 11.41–42).

180.22

Leestekens
grote punt (.)  apostrof (')
punt (.)  streepje (-)
komma (,)  afbreekstreepje (= of -)
dubbele punt (:)  uitroepteken (!)
puntkomma (;)  vraagteken (?)
aanhalingsteken (")  .punt ×

×Punten worden gebruikt in afkortingen, zoals in . (f.l.h.),
maar kunnen ook weggelaten worden als het zonder meer
duidelijk is dat het om een afkorting gaat; zie § 180.24.
Ook in bedragen waarvan de cijfers in Pegrevische tekens
worden weergegeven, is een punt mogelijk; zie § 180.27.

De "grote punt" wordt alleen in bijzondere gevallen gebruikt, soms ook in plaats van een "gewone punt" , om een alinea af te sluiten.

180.23

Het Pegrevische schrift maakt een onderscheid tussen een glottisslag (die feitelijk een letter is) en een apostrof (die aangeeft dat er een letter is weggelaten). In het Latijnse schrift wordt dit onderscheid niet gemaakt. Vergelijk de apostrof in a. en b. met de glottisslag in c.:

a.'jan= jongen
b.beld'mimpit= leerboek, studieboek
c.ba'eke= losrukken

In a. staat een apostrof om aan te geven dat 'jan de verkorte vorm van hajajan is; in b. geeft de apostrof aan dat dit de verkorte vorm is van belde-mimpit; in c. staat tussen a en e de glottisslag als klank. Zie ook § 180.6 voor de glottisslag.1


1Soms dient in het Latijnse schrift een apostrof voor zowel een glottisslag als een weglatingsteken, zoals in co'ess (vervolgens), dat feitelijk een verkorting van colafess is. De apostrof geeft niet alleen aan dat laf is weggelaten, maar ook dat er tussen de o en e een glottisslag staat. In het Pegrevische schrift wordt in dit geval het teken voor de glottisslag gebruikt, dus of  , maar niet * .

180.24   Afkortingen

Hoe het Pegrevische schrift met afkortingen moet omgaan, ligt niet echt vast. Afkortingen die per letter worden uitgesproken, worden geheel in basisletters geschreven, zoals (f.l.h. = fes loin helkara = 'met het oog op'). Hier kunnen ook punten tussen de letters staan, zoals in . Vergelijk ook (wet) als afkorting van wetestof (woensdag) met het additief wet (weer, opnieuw). Afkortingen die als woord worden uitgesproken, kunnen eveneens in basisletters worden geschreven, maar als de afkorting het karakter van een subst. of eigennaam krijgt, kan dit ook volgens de regels zo geschreven worden, dus met gebruikmaking van diakritische tekens (zie ook § 20.46). Vergelijk: (Sokin gezien als afkorting) met (als eigennaam).1
Bedenk dat afkortingen vaak ontstaan zijn nadat het Pegrevische alfabet al in onbruik is geraakt, en dat er daarom geen duidelijke regels zijn hoe het Pegrevische alfabet ermee om moet gaan.


1Sokin staat voor Sošala Kinâ-insûrânsos (het niet-verplichte "ziekenfonds") en wordt altijd uitgesproken als letterwoord (eigennaam), dus als [sokin].

180.25   ad § 180.1   I. Getallen

Getallen worden weergegeven met basisletters, die meestal de eerste letter van het telwoord in het klassieke talstelsel (§ 170.6) voorstellen (dus voor het getal "6" wordt de s van sers gekozen). Voor het getal "1" bestaat een apart teken, en voor "7" wordt een variant van de letter e gebruikt ("7" is heferg en hiervoor zou eigenlijk de letter h gebruikt moeten worden, maar die is al in gebruik voor "5", uitgesproken als hent). De letterweergave voor telwoorden volgt de klassieke uitspraak van de getallen. Zo wordt het getal "39" uitgesproken als rân-dur, oftewel "zesendertig-drie", en daarom geschreven met de Pegrevische letters i (voor "36") en d (voor "3"). De rekenkundige uitspraak is dursa-nyn, maar dat kan niet worden weergegeven met Pegrevische letters. Zie ook Blok 170.34.
Letters die getallen weergeven, worden voorafgegaan door een speciaal teken dat (sleutel) wordt genoemd. Deze sleutel staat ook dikwijls achter het getal om aan te geven waar het getal eindigt.

180.26

Getallen
0zerâ  5hent ×  10main ×
1ér  6sers  11lÿn
2perdÿr ×  7heferg  12tesen
3dur  8âke ×  13râsen
4fâr  9nyn  14erg
28tenerg  100pérsa
36rân  10.000plâr
of  50main-hent   100.000lôki
72tenrân  1.000.000melôn

×Voor de getallen "2", "5", "8" en "10" bestaan ook de alternatieve
namen ten, vÿr, nala resp. tenhent, maar de Pegrevische symbolen
zijn gebaseerd op de beginletters van de namen in dit blok, en
niet op die van de alternatieve namen.

Het getal "50" is een buitenbeentje, want "main-hent" is geen optelling van "10+5=15", maar een vermenigvuldiging van "10×5=50". Wat dit betreft wordt "main-hent" niet als een "echte" samenstelling (lees: optelling) van twee telwoorden beschouwd. Dit weerspiegelt zich in de variant , waarbij de telwoorden en een ligatuur vormen.

Getallen worden precies zo weergegeven als ze in het klassieke talstelsel worden uitgesproken (zie Hoofdstuk 170). Bijvoorbeeld:

erg-ten16  (= 14+2)
rân-heferg43  (= 36+7)
main-hent-lÿn of  61  (= 50+11)
tenrân-erg-tesen98  (= 72+14+12)

180.27

De Pegrevische getallen worden vrijwel alleen gebruikt in een lopende tekst zonder "getalsmatig" karakter. Om hoeveelheden, maten, gewichten, bedragen en dergelijke aan te duiden, wordt de voorkeur aan Arabische getallen gegeven.
Bij bedragen bestaan drie schrijfwijzen, bijvoorbeeld:

  1. = 185 60   (pérsa-tenrân-râsen herco main-hent-main tóftos)
  2. = 185,60
  3. 186 60

Variant 1. is het meest omslachtig: het bedrag in herco's en het bedrag in tóftos worden beide tussen de sleutels gezet, elk gevolgd door het valutasymbool. Variant 2. is iets korter: hier wordt een punt tussen de herco's en de tóftos gezet. Variant 3. is het meest gebruikelijk – zowel in teksten met het Pegrevische als in die met het Latijnse schrift. Hierbij wordt ook de verwarring vermeden dat   zowel voor "herco" als voor "5" kan staan, en zowel voor "tóftos" als voor "12".

180.28   ad § 180.1   J. Tekstvoorbeelden

In deze paragraaf worden een aantal voorbeelden van Pegrevische tekst getoond en besproken.


Voorbeeld van een Spokaanstalig tijdschrift uit 1905, geheel in Pegrevisch schrift

transcriptie
EF KÔBO
Ef prÿmiy quiysta melde eft
kviksiâ furt ef gien korsamm-follus

Minkafiy 5 ogust 1905 HR 976 * Ðÿny 7

vertaling
DE ZON
De verleidelijke maagd is een
gevaar voor de trouwe huisvader

Weekblad 5 augustus 1905 Nr 976 * Prijs 7 tóftos

Let op enkele typografische eigenaardigheden:
In de titel is in de letter de diakritische o versmolten met de basisletter , zodat er alleen een "haakje" overblijft.
Geheel onderaan is de valuta tóftos als basisletter in een kadertje gezet, om het duidelijk te onderscheiden van de letters die als getallen fungeren.


Grafsteen bij Ef Ten Ÿrliriys (De Twee Vingers), twee torens aan
de rand van het Krappa-gebergte bij Nustiy.
De tekst luidt: Kusami kost kâle crûste (Hier rust mijn rakker)
(let op de alliteratie!).
Waarschijnlijk ligt hier een hond begraven.

Logo van de vuurwerkfabriek Plinker in Laloje. Een van de
weinige bedrijven die tegenwoordig nog het Pegrevische alfabet
in hun logo gebruiken. Maar Laloje ligt op Teujan waar men nog
de Pegrevische taal spreekt en dus ook het alfabet nog frequent
gebruikt.
Merk op dat de diakritische n op de hier weergegeven is met
een enkel streepje, en dat de e als diakritisch teken op de laatste
r ontbreekt.
Het is typerend voor de Pegrevische taal om diakritische vocalen weg te laten als er geen verwarring ontstaat; zie hiervoor
§ 180.11.

Logo's van hedendaagse Pegrevischtalige kranten
a. Iyf Pegrefytiy
b. Ef Pegrefytiy
a. Pegryclóm
b. Pegrycloem
a. Zûmbara-Yclóm
b. Zûmbara-Ycloem

Variant a. is de letterlijke transcriptie van het Pegrevische schrift zoals dat hier voor de Pegrevische taal is gebruikt. Variant b. is de Spokanische transcriptie zoals de naam van deze kranten in een Spokaanse tekst wordt genoemd.
Diakritische tekens zijn bij de eerste twee krantenlogo's vrijwel afwezig. Bij Iyf Pegrefytiy wordt met een stip een "hint" bij de (f) gegeven dat we hier iyf moeten lezen, en de stip op moet begrepen worden als een i, dus feitelijk .
In het Spokaans wordt in eigennamen de lettercombinatie oe in plaats van ó gebruikt (zie § 180.16–18), maar dat geldt niet voor de Pegrevische taal, want : in Pegrycloem en Zûmbara-Ycloem zou geschreven worden als of indien het Pegrevische schrift voor het Spokaans gebruikt zou worden. Overigens moeten we : in de logo's opvatten als de Pegrevischtalige variant van de Spokaanstalige standaardschrijfwijze (oe).


Het eerste couplet van het gedicht Âme'f kôbo (1836)
van Lofjec Quûzzt (1782–1841)


 1  Âme'f kôbo ÿkaqure ef nydalanko ur blakdÿtântos
 2  Ur ef chiqursz âmpiym zerre ef bâragruvvâs ur mitraagers
 3  Âme kâ hâftere
 4  Âme fit fartere,
 5  Kost zûps dus prâcte lef ÿpântos,
 6  Kost basc sen fule tjâg ef cragers,
 7  Râchetelira den ef šiyxât,
 8  Óps siše den ef flâxe...

Schoolkaart Pegrevische alfabet
Antiquarisch model uit 1942
(Museum Stadsbibliotheek, Amahagge)

TOP
<< Hoofdstuk 174 | Hoofdstuk 190 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands