Spokanisch Archief
Gerelateerde bestanden Godsdienst: ergynne en katholicisme Ergynne-kalender (inrichting en tabellen) Kloosterordes en sektes |
Zie ook Goden (personificaties) |
Dit bestand A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Status: Dit bestand is in bewerking. Teksten moeten nog aangevuld worden. |
Een mini-encyclopedie met de uitleg van termen met betrekking tot de oorspronkelijke godsdienst van Spokaniė, bekend onder de naam Ergynne.
Zie bij Riys.
De crana of het crana-teken is het symbool voor de Ergynne, zoals het kruis het symbool is voor het christendom. Crana's komen we op talloze plaatsen tegen. Als voorwerp staan ze bijvoorbeeld op daken en torens van Ergynne-kerken of ze worden als sieraad gedragen. We zien ze afgebeeld in drukwerk, op schilderijen, vlaggen en wapens. Een driedimensionale weergave van de crana zien we bij een prūgt. Over de precieze betekenis van het symbool bestaat onduidelijkheid. Algemeen wordt aangenomen dat het een sleutel moet voorstellen die de toegang tot de Heboreta symboliseert. De vorm van een crana kan variėren, maar er is altijd sprake van een cirkel (of bol), en twee dwarsbalken. Het teken moet dus niet verward worden met het symbool voor "vrouwelijk", waarbij één dwarsbalk gebruikt wordt.
|
In het Spokaans: misse-olg. Een houten bord met een dankwoord (vaak in de vorm van een kort gedicht), meestal versierd met bloem- of landschapsmotieven. Zulke borden worden door dankbare Ergynne-gelovigen aan een priester of kerk geschonken. Het is een typisch Berrefs gebruik. (DOM 25)
........
"Heilige schrift" van de Ergynne waarin onder meer het ontstaan van het leven en de daden van Erget beschreven worden; beroemdste uitgave dateert uit 1769. ........
........
"Ergets Gebeden- en Zegeningenregister". Een verzameling teksten van gebeden en zegeningen, die bij allerlei religieuze rituelen en gelegenheden gebruikt kunnen worden. Sommige gebeden en zegeningen mogen alleen door officiėle geestelijken in het openbaar en/of gericht aan een bepaalde persoon uitgesproken worden. Andere teksten kunnen door iedereen gelezen, gebeden of voorgedragen worden.
De voorloper van het huidige Register is omstreeks 1550 geschreven in het Jannen-covent te Keranōs-s’rt. In de loop de eeuwen hebben vele kloosters hun eigen versie van het Register gemaakt, waarbij het aantal teksten allengs werd uitgebreid. In 1788 besloot de Reelā dat er een einde moest komen aan de diversiteit aan registers, en dat er één standaardregister moest komen waarin alle tot dan toe bekende teksten waren opgenomen.
Een speciale commissie is zeker 12 jaar bezig geweest om tot een dergelijk standaardwerk te komen. Men diende alle kloosters te bezoeken, alle teksten en varianten ervan te verzamelen, en uit te maken welke teksten "oorspronkelijk" waren. In 1803 werd het standaardregister gepubliceerd. Er zijn vervolgens 21 drukken verschenen met correcties, wijzigingen en uitbreidingen De laatste druk, uit 1903, wordt tegenwoordig als "definitief" beschouwd, en is al vele keren herdrukt, waarbij alleen alfabet en spelling aan de laatste regels worden aangepast.
Naam van de Spokanische staatsgodsdienst waarbij de aanbidding van de natuur en de individuele vrijheid centraal staan; de Ergynne stoelt op 4 principes ofwel marāts:
........
In dit geesthuisje vinden we een allegaartje aan spullen: flesjes met drank, botjes,
paardentanden, een Spokanisch vlaggetje en een ijshockeyspeler.
Op de achtergrond hangt een "maanbril" met groene fluorescerende glazen.
Een geesthuisje (kostōsert) ziet er meestal uit als een flink vogelhuisje, met twee deurtjes die opengeklapt kunnen worden. De geesthuisjes zijn te vinden tegen de gevel van een huis, aan een wand van de schuur of op een paal, dikwijls bij de entree van een woning of boerderij. Oorspronkelijk dienden zij als "onderdak" voor kwade geesten, die dan gelokt werden met voedsel, drank en voorwerpen die door zulke geesten op prijs gesteld worden. Als de boze geesten het in hun eigen huisje naar hun zin zouden hebben, zouden ze zich niet nestelen in een menselijk huis, zo veronderstelde men. Op deze wijze bleven mensen gevrijwaard van de plagen die de boze geesten bij mensen thuis zouden kunnen veroorzaken.
In sommige delen van Spokaniė hebben de geesthuisjes nog steeds een dergelijke bestemming. Gelovigen leggen er voedsel in en als dit verrot is of door de maden aangevreten, is dat een bewijs dat de geesten zich er te goed aan hebben gedaan.
Men kan er ook allerlei voorwerpen in leggen waar de geesten van houden, zodat ze zich in het hokje echt "thuis" voelen. Dikwijls gaat het om botten, skeletten en schedels van kleine zoogdieren of vogels. Maar ook een meer "naļeve" benadering is mogelijk, zoals een poppenhuis-inrichting met miniatuurmeubeltjes, of zelfs pornografische prentjes. In dat geval gaat de bewoner van het "echte" huis ervan uit dat de geesten voorkeuren hebben die typisch menselijk zijn.
In gebieden waar de Ergynne minder orthodox beleden wordt, kunnen geesthuisjes het karakter krijgen van een rommelkastje, waarin dierbare spulletjes worden bewaard. Sommigen stoppen er alles in wat men niet kwijt wil, maar er zijn ook mensen die hun keuze beredeneren en een band proberen te leggen tussen hun eigen voorkeuren en die van vermeende geesten.
Een unieke collectie geesthuisjes is te bewonderen in het museumkasteel Zobidā bij Tsjech.
Groepstherapie die tot doel heeft het individualisme en intuļtivisme van de verschillende deelnemers te ontplooien; de therapie is ontwikkeld door professor Lariy Husof van het Ergynne-seminarium in Kruic, en gebaseerd op de oude priestertraining (13e, 14e eeuw) zoals beschreven in de Ergemip.
| Oefenzaal van het Hebor Therapeutisch Centrum in Gralkrich. Op de achtergrond het driepotig altaar, modern van vormgeving. Hier laten de "therapisten" een offer achter, terwijl zij zich uitstrekken op de glimmende vloer, om daar de therapeutische oefeningen en meditatie te ondergaan. |
Gespreksruimte in de tuinzaal van het Hebor Therapeutisch Centrum in Gralkrich. In een grote kring kunnen de "therapisten" hier de ervaringen evalueren die zij tijdens de therapie hebben opgedaan. De "therapeut" loopt onafgebroken rond de centraal opgestelde tafel om de discussie tussen de deelnemers aan te horen en zo nodig bij te sturen. |
De "Ergynne-hemel", bevolkt door de "goden". In feite zijn dit personificaties van begrippen die een rol spelen bij de uitoefening van en beroep, of van abstracte eigenschappen. De personificaties worden in de Ergemip beschreven als mensen uit een grote familie. De familieverhoudingen moeten begrepen worden als de concretisering van meer abstracte relaties die de begrippen en eigenschappen onderling vertonen. Zie ook het Overzicht met de belangrijkste goden.
"Lammerenfeest" (door de Reelā vastgestelde dag waarop 762 lammeren geslacht worden en heel Spok lamsvlees eet; de huiden v deze lammeren worden geprepareerd en bewaard totdat de Reelā sterft en er een nieuwe gekozen moet worden; Javlān Dirr had de ~ op 24 juni 1982 gesteld......
Ritueel om een kind "aan te nemen" in de Ergynne-kerk. Alle genodigden deponeren sappig fruit, geurende bloemen of verse groente in een marmeren schaal, waarna de inhoud fijngestampt wordt en aangelengd met wijn en honing. Hierin wordt de ontklede aannemeling (meestal zo'n jaar of zes oud) ingewreven. Het arme kind ligt vervolgens van top tot teen onder de kleverige brij op het altaar te rillen, terwijl zijn familie en kennissen de kerkelijke feestelijkheden voortzetten. Tot slot wordt de aannemeling met gekookt rivierwater gewassen, zoals trouwens ook vlak na de geboorte gebeurt.
Een Marāt is een regel of gebod waaraan Ergynne-gelovigen zich dienen te houden. De meeste zijn als zodanig terug te vinden in de Ergemip, maar er bestaan er ook honderden die in de loop der eeuwen door geestelijken zijn geformuleerd, meestal op basis van andere uitspraken en passages in de Ergemip. Aan gezien de Ergemip niet door iedereen op dezelfde wijze wordt geļnterpreteerd, worden de "gereconstrueerde" marāts evenmin door iedereen erkend.
Met mariy wordt de huwelijksplechtigheid in een Ergynne-kerk bedoeld (het algemene woord voor "huwelijk" is ’marianos).
De hier afgebeelde mustknyf is in de jaren tachtig gestolen op een tentoonstelling in het Lijnbaancentrum in Rotterdam.
De Ergynne kent vier Mennmarāts; zij vormen "de kapstok waaraan de Ergynne opgehangen is".
Eerste Mennmarāt
Dit religieuze uitgangspunt heeft onder meer de volgende staatkundige consequenties: euthanasie is zowel religieus als juridisch toegestaan, ja wordt zelfs in bepaalde gevallen aangeraden. De wet kan een individu nergens toe verplichten, noch in negatieve zin, zoals het betalen van belasting of verzekeringspremie of het vervullen van dienstplicht, noch in positieve zin zoals het accepteren van een sociale uitkering of het bezitten van een paspoort.
Tweede Mennmarāt
Tot het einde van de achttiende eeuw werd dit zeer letterlijk opgevat: als Moffain zijn rivaal wurgt, kan Moffain er zeker van zijn dat ook hijzelf tot de wurgdood veroordeeld wordt. Als Lena haar zuigeling te vondeling legt, in de hoop dat een gewetensvolle voorbijganger zich over het kind ontfermt, zal Lena zelf op de openbare weg aan de paal gebonden worden, waar ze mag hopen door een gewetensvolle voorbijganger verlost te worden. Lijfstraffen zijn in 1863 afgeschaft, maar de doodstraf is gehandhaafd. Tegenwoordig wordt deze Mennmarāt in juridische context wat subtieler toegepast. Een automobilist die een boom omverrijdt zal geruime tijd bij de stadskwekerij jonge boompjes moeten planten. Als Lerdu een gepensioneerde zijn net opgehaalde AOW afhandig maakt, kan Lerdu er zeker van zijn later nimmer recht op een AOW-uitkering te hebben.
Derde Mennmarāt
Interesse en capaciteiten zijn de hoofdvoorwaarden die de ontwikkeling van een individu bepalen. De invloed van de ouders en van hun afkomst op het kind moet zo gering mogelijk blijven. In religieuze kringen worden kinderen dan ook liever in een commune of kostschool opgevoed dan in een gezin met sociale status.
Vierde Mennmarāt
Voor een Ergynne-gelovige is al het levende bezield. Een bloem plukken of een mug doodslaan beschouwt Erget, wiens geest in al het levende huist, evengoed als moord als het neersteken van je buurman. Elk mens heeft recht op "ontheffingen" of "privileges" en hij kan in bepaalde gevallen door middel van een ritueel vergiffenis krijgen voor zijn moord op een bloem of mug. Specifieke ontheffingen (een riyts) gelden vooral voor degenen die beroepshalve moeten doden, zoals houthakkers, slagers, vissers en beulen. Ook een schapenscheerder of koeienmelker kan een riyts ontvangen: bepaalde passages in de Ergemip kunnen namelijk zo geļnterpreteerd worden dat zelfs de handelingen van scheerders of melkers als tot moord leidend beschouwd worden.
Torentje op een grafheuvel, in hoogte variėrend van 50 cm tot wel 21 m. De nāks vergemakkelijken de ouderdomsbepaling en vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw werd er steeds vaker een jaartal op de torentjes aangebracht. In meer dan 370 nāks wordt permanent een vlam brandend gehouden, vroeger alleen kaarsen, tegenwoordig vooral olie- en gaslicht. Vaak staat er naast de grafheuvel nog een prūgt, een stenen beeld of zuil in de vorm van een crana. Op Oost-Liftka speelt de afstand van prūgt tot nāk een rol: hoe kleiner deze afstand, hoe meer aanzien de begraven personen genoten. Slechts bij twee grafheuvels staat de prūgt er bovenop, vlak naast de nāk.
Het woord pakra betekent in eerste instantie "volle maan", een van de schijngestalten van de maan. Het is dus een astronomische term zonder verdere religieuze connotaties. In tweede instantie wordt er het "vollemaansfeest" of de "aanbidding van de volle maan" mee bedoeld. Nu gaat het om een religieus ergynisch begrip.
Een geestelijke, hiėrarchisch onder de suryltiy of ryltiy. Terwijl het aantal (su)ryltiys nauwkeurig is vastgesteld (er zijn 41 ryltiys, elk als hoofd van een ryltiyeren, en er zijn 214 suryltiys, meer of min gelijkelijk verdeeld over de 41 ryltiyerens), is het aantal partesz gerelateerd aan het aantal "levende" Ergynische kerkgebouwen (een kerk(gebouw) heet "levend" als er diensten en rituelen worden gehouden; is het buiten gebruik, dan heet het "dood"). Kleinere kerken zullen slechts één partes hebben, maar grotere kunnen er ook twee of meer hebben; in dat geval is een van hen de mennpartes (de hoofd-geestelijke van die kerk). Om partes te worden, begin je als monnik in een Ergynisch klooster. Vervolgens dien je een religieuze studie te volgen, hetzij in dit klooster, hetzij in een ander klooster als het jouwe niet in zo'n studie voorziet. Als je van plan bent om via partes naar (su)ryltiy op te klimmen is een studie aan het Kindisiy Erget-institua in Lostō de aangewezen weg.
In het algemeen is een pōndo een geheim dat één persoon koestert of samen met een intieme vriend deelt. Het kan een afspraak of wetenswaardigheid zijn, maar ook een (verborgen) voorwerp of schat.
Een prūgt is een driedimensionale voorstelling van een crana. Het is meestal een ronde of veelhoekige zuil, met een platte schijf of bol bovenop. Hieronder zitten armen of schijven die de dubbele dwarsbalk van het crana-teken moeten voorstellen.
...
Het Qurharrt-beginsel is zo genoemd naar een zeventiende-eeuwse geestelijke, en wordt in ongeveer 50 kentsa (communes) aangehangen. Men gaat uit van het idee dat een kind bij de moeder hoort en dat elke kents-man in principe de vader van elk kents-kind kan zijn, zowel in fysiek als in psychologisch opzicht. Maar een intieme relatie tussen twee personen wordt niet verloochend: het verschijnsel "huwelijk" bestaat wel degelijk, al staat het bezitten van kinderen hier geheel los van (zie ook mariy).
De belangrijkste geestelijke is de Reelā, hij is het hoofd van de Ergynne-kerk. Hij woont in de Lotāndrynne-commune in Jerkō en heeft zijn kantoor in het Herengebouw (Merater-huflif) te Lostō. Wat de Paus is voor de rooms-katholieken, is de Reelā voor de ergynisten. Bij zijn dood komt een ingewikkelde procedure op gang om zijn dood te verkondigen en een nieuwe Reelā te kiezen. De 254 hogere geestelijken (ryltiys en suryltiys) moeten elk drie vragen op religieus gebied formuleren, die alle op een geprepareerd lamsvel worden gekalligrafeerd; alle (su)ryltiys moeten daarna alle vragen beantwoorden en degene die dit "examen" het beste volbrengt maakt kans om de nieuwe Reelā te worden. De 3 x 254 = 762 lamsvellen zijn op het Lammerenfeest (Hōjūfos) geprepareerd en worden sindsdien in de kelders van het Merater-huflif bewaard) (UIS 123-124).
.......
Tot 1825 deed iemand die Reelā werd afstand van zijn achternamen; hij droeg alleen nog zijn voornaam. Vanaf 1825 bestaat een nieuwe regeling, waarbij een Reelā altijd een enkele achternaam heeft. Mocht hij bij zijn geboorte of huwelijk een dubbele naam gekregen hebben, dan dient hij één ervan te laten vallen.
Een riys is een internaat met onderwijs op ergynische grondslag, gegeven door geestelijken. Het kan gaan om basisonderijs (lagere school), om middelbaar onderwijs (vergelijk atheneum), of om beide. Verscheidene internaten hebben dependances; deze worden atariys ("neven-riys") genoemd.
........
Een ryltiy is een hoge geestelijke die aan het hoofd staat van een ryltiyeren, een kerkdistrict, te vergelijken met een bisdom bij de rooms-katholieke kerk. Ryltiys worden daarom wel de "bisschoppen van de Ergynne" genoemd. Hoewel hun functies verschillen, hebben zij dezelfde status en worden zij op dezelfde manier bejegend bij officiėle gelegenheden.
Elke ryltiyeren wordt door een ryltiy bestuurd, en zijn residentie heet ryltiy-rens (vergelijk dit met een bisschoppelijk paleis). Deze residentie heeft over het algemeen het karakter van een riant landhuis, idyllisch gelegen temidden van gazons en bospartijen. In principe ligt de residentie in of bij de meest centrale stad van een ryltiyeren, ongeacht de grootte ervan. Sommige onaanzienlijke stadjes hebben daardoor een zeker religieus, cultureel en bestuurlijk prestige, alleen maar omdat ze door hun centrale ligging toevallig in aanmerking kwamen voor de ryltiy-rens. Als geen enkele stad duidelijk in het centrum ligt, wordt voor de belangrijkste (in principe de grootste) plaats gekozen.
Overzicht van de 40 ryltiyerens (alfabetisch)
"Absorptie" (Erg ritueel waarbij men de levenskracht van de volle maan tot zich neemt door middel van een zegening met de sproa (zegenstaf), het drinken van slofaro (geheiligde wijn) en het offeren van een lam. Een kerkganger kan zijn wens tot actieve deelname aan de Stūleeos kenbaar maken door voor de aanvang van de pakra (vollemaansfeest) een persoonlijk voorwerp in een kist te deponeren. De voorwerpen worden tijdens het ritueel een voor een getoond en de bezitter ervan mag het ritueel ondergaan, waarna hij het voorwerp terugkrijgt. Het soort voorwerp verraadt dikwijls aan welke abstracte eigenschap de bezitter veel waarde hecht: een bankbiljet of munt betekent "vertrouwen" (omdat iedereen kan beweren dat het geld v hem is); een persoonlijke mascotte betekent "individualisme"; een bloem betekent "liefde voor de natuur", enz. Gelovigen bewaren zulke voorwerpen dikwijls in een kostōsert (geesthuisje). De Stūleeos wordt uitgevoerd onder aanroeping van Rommuāle.
Hoge geestelijke, in rang tussen de ryltiy en de partes. Qua religieuze functie is er nauwelijks verschil tussen een ryltiy en een suriyltiy; het belangrijkste onderscheid is administratief: een ryltiy staat aan het hoofd van een ryltiyeren (kerkelijk district) en een suryltiy niet. Er zijn formeel 41 ryltiyerens en even zovele ryltiys; er zijn 214 suryltiys, min of meer gelijkelijk verdeeld over de 41 ryltiyerens. In het dagelijks taalgebruik wordt altijd van 40 ryltiyerens gesproken, waarbij de ryltiyeren van Lostō wordt buitengesloten (dit is de mennryltiyeren waar de Reelā als ryltiyeren fungeert).
Ergynische "drieėenheid", gesymboliseerd door geesten (= bedreiging), paddestoelen (= beschermende krachten) en vogelnesten (= bescherming, afweer tegen de bedreiging). Hoewel deze drie elementen reeds in de Ergemip een belangrijke rol spelen, zijn zij in ca.1650 als drieėenheid" verklaard, als een soort parodie op de christelijke pendant; het idee van de "drieėenheid" is waarschijnlijk afkomstig van enkele monniken in het Br’ro-klooster bij Metie.
Deze trull bevindt zich langs weg 30, bij het dorp Plōme (gem. C’r’rtina, district Renō).
Spokaniėrs die principieel elke burgerlijke verplichting weigeren, zoals het betalen van belasting, kunnen zich laten "uitklaren". Zij worden feitelijk statenloos, en komen daarom evenmin in aanmerking voor alle gunsten of hulpverlening die verbonden zijn aan de Spokanische nationaliteit, zoals het recht op een paspoort of een rijbewijs, actief en passief stemrecht, het recht op uitkeringen, AOW of pensioen.
Uvory-motieven zijn kaders en vlakverdelingen van in elkaar gevlochten driehoeken, rechthoeken en cirkels. Van oorsprong hadden deze een religieuze betekenis, maar vanaf begin 16e eeuw werden de motieven meer en meer als zuivere decoratie toegepast, op boekomslagen, meubels, kerkinterieurs ed. Ze zijn vaak als smeedijzer uitgevoerd bij balustrades en leuningen. Beroemde uvory-motieven zijn te zien op de Bribāmip en in de Ficrynne-kerk te Post. (DOM 26)
Zo'n omstreden (en praktisch onuitvoerbare) marāt is bijvoorbeeld: "Gij zult niet het groene sprietsel ontluikend uit de aarde pletten". Dit verbod om op gras te lopen is omstreeks 1500 door enkele monniken uit het Jannen-klooster (Keranōs-s’rt) geformuleerd. Zij destilleerden deze marāt uit een passage in de Ergemip, waarin beschreven wordt hoe Neeftōs (personificatie/god van de Dood en Ziekte) door Erget terecht wordt gewezen als hij een spoor van uit de modder getrokken graspollen achterlaat, als gevolg van zijn manke voet die hij over het gras sleept en de twee krukken waarop hij steunt en die hij diep in de modder prikt. Rondom kloosters waar deze marāt geėerbiedigd wordt zal men dan ooit nooit gras of andere begroeiing aantreffen waarover men kan lopen.
Er bestaan 4 marāts die als de basis van de Ergynne beschouwd worden. Zij worden de Mennmarāts (Hoofdmarāts) genoemd.
Een Ergynne-huwelijk is alleen mogelijk met een "bindmiddel" (kalo) tussen de beide partners. Er zijn allerlei kalo's mogelijk: het samen leven in kentsverband, het samen aanvaarden van een heilige opdracht of religieuze taak (bijvoorbeeld een non en een monnik die zich samen voor de verkondiging van de Ergynne zullen inzetten), het samen opvoeden van een kind. Dit laatste is de meest voorkomende kalo buiten de kents. In de praktijk gaat het daarom meestal als volgt: een man en een vrouw willen - omdat ze elkaar liefhebben en/of omdat ze van belastingvoordelen, sociale voorzieningen of goede huisvesting willen profiteren - een huwelijk aangaan. De man zorgt dat de vrouw zwanger raakt en als zij minstens zes maanden zwanger is, of als het kind reeds geboren is, bestaat er een kalo, zodat het huwelijk gesloten kan worden.
Soms maken Ergynne-gelovigen geen haast met het huwelijk. Het is niets bijzonders als een kleuter of tiener de huwelijksvoltrekking van zijn ouders meemaakt. Als het kind, of de kinderen, reeds aangenomen zijn in de Ergynne-kerk (het kadyr-ritueel ondergaan hebben), is het huwelijk van de ouders aanleiding tot grootse feesten. Dan is het bijvoorbeeld de gewoonte dat de kinderen op school op perziken of peren trakteren. Dat hiervoor speciaal sappig fruit gebruikt wordt is niet toevallig: het associeert met het Kadyr-ritueel.
Wat het ja-woord in het stadhuis is, ook in een Spokanisch stadhuis moeten beide partners "siy" zeggen, is de hāldrec bij de kerkelijke inzegening. Dit is een enorme cake met honing en bessensap, sponsachtig van samenstelling en bedekt met warme vanillesaus. De cake wordt gebakken door de aanstaande bruid, die geassisteerd wordt door haar moeder of een oudere, in het bakken gespecialiseerde vrouw, want het recept is gecompliceerd en de cake wordt per definitie meestal maar één keer in iemands leven gemaakt. Regelmatig staan er in de krant advertenties van vrouwen die hun diensten als "hāldrec-bakster" aanbieden!
De aanstaande bruidegom heeft ook een taak: hij moet een mustknyf (schoenmes) zien te bemachtigen. Als hij het niet van zijn schoonouders kan krijgen zal hij een goede vriend (de "hartgenoot") opdracht geven om voor zo'n mes te zorgen. Dit kan via de geestelijke van de kerk waar het huwelijk gesloten zal worden. Deze geestelijke is overigens met bijna de hele organisatie van het huwelijk belast, hij zorgt voor de klederdrachten, de uitnodigingen, voedsel, drank, muziek, enzovoort. Hiervoor heeft hij een staf ondergeschikten in dienst, de helbiatjens (letterlijk: "kleders").
De mustknyf, ofwel het schoenmes, vinden we ook
terug op de vlag van het district Ales.
De punt van de mustknyf eindigt in een sierlijke krul, als van een oosterse pantoffel. Het geheel zit in een houten schede waaruit alleen het gedraaide houten handvat steekt. Mes en schede hangen met een ketting of koord aan de gordel die bij het traditionele kostuum van de bruidegom hoort. Het meest opvallende aan het mes is het zeer botte lemmet. Het is de bedoeling dat de hāldrec met dit mes aangesneden en onder de bruiloftsgasten verdeeld wordt en om de zachtheid van de cake aan te tonen dient het mes bot te zijn. De bruid geeft feitelijk haar ja-woord door de cake inderdaad mals te maken (het recept is zodanig dat de cake keihard wordt als deze maar even te lang in de oven staat) en de bruidegom geeft zijn ja-woord door de cake inderdaad aan te snijden. Op de schede van een mustknyf staat altijd de volgende spreuk:
Ef mariyer tibān / melde ef maser mān
Letterlijk: "de wetenschap van het huwelijk is de mens van morgen", waarmee bedoeld wordt:
door het huwelijk blijft de mensheid voortbestaan. (Ergynische tegenstanders van het homohuwelijk beroepen zich altijd op deze spreuk die immers impliceert dat er in een huwelijk kinderen geboren moeten kunnen worden.)
(UIS 71-73)
Het handelen van de mens is gebaseerd op individualisme (Mainkeltiy). Elk mens is vrij in zijn hele doen en laten voor zover een ander er niet bij betrokken raakt, maar hij is ook voor honderd procent aansprakelijk voor de gevolgen van zijn handelen.
Geen enkele Spokaniėr hoeft dus belasting te betalen, maar om toch van een volle schatkist verzekerd te zijn, kent de overheid een hecht koppelsysteem van positieve en negatieve maatregelen. Zo komt een Spokaniėr slechts voor een paspoort, rijbewijs of uitkering in aanmerking als hij loon- en inkomstenbelasting betaalt. Zo mag een Spokaniėr slechts aan een universiteit studeren en ontvangt hij een studiebeurs als hij er minstens tien uur per week bij werkt. Hoe vervelender het bijbaantje, hoe hoger de toegekende beurs. Deze werkplicht maakt "gastarbeiders" overbodig en voorkomt grote werkloosheid.
Een Spokaniėr mag slechts op creatieve wijze in zijn levensonderhoud voorzien (kunstschilder, literair schrijver, acteur, e.d.) als hij zich contractueel verplicht om drie procent van zijn creatieve inkomsten te storten in een fonds dat minder succesvolle artiesten ondersteunt.
Spokaniėrs die principieel elke verplichting weigeren (en daarom voor geen enkele gunst of hulpverlening in aanmerking kunnen komen), kunnen zich laten "uitklaren". Een uitgeklaarde leeft een vrij leven, hij wordt door anderen vaak als een anarchistische recalcitrant gezien hoewel religieuze overwegingen veel eerder een reden voor de uitklaring zullen zijn. Veel uitgeklaarden wonen in een commune of klooster en zijn op deze wijze verzekerd van hulp als zij door ziekte of werkloosheid dreigen te verkommeren. Zelfs charitatieve instellingen als de I.I. of kerkelijke sociale diensten laten de onverzekerde uitgeklaarden links liggen. Spokaniė telt bijna een half miljoen uitgeklaarden, dat is 14% van de totale bevolking.
Hoewel het begrip "Mainkeltiy" een religieuze basis heeft, vindt het ook weerklank in het neoliberalisme: "elke burger zoekt het zelf maar uit en de overheid bemoeit zich er zo min mogelijk mee". De politieke partij Liberala Zampōr probeert "Mainkeltiy" en het neoliberale gedachtegoed onder één noemer te brengen, en is daarmee feitelijk ook een op religie gebaseerde partij.
Dezelfde straf volgt uit dezelfde (mis)daad (Monta tjel sompe ef monta painos), dus feitelijk het "oog om oog, tand om tand"-principe.
De strafwerkzaamheden worden onder toezicht uitgevoerd en in iets ernstiger gevallen worden de nachten in een gevangenis doorgebracht. Zware misdadigers kunnen tot langdurige straffen in de gevangenis op het geļsoleerde eiland Rurf (in de zeestraat het Larmin) veroordeeld worden. In tegenstelling tot wat men in een menslievende rechtsstaat als Spokaniė zou verwachten, wordt er slechts sporadisch van psychiaters, sociaal werkers of heropvoedingsinrichtingen gebruik gemaakt. Persoonlijke problemen, geestelijke onvolwaardigheid en dergelijke gelden nooit als "verzachtende omstandigheden".
Sinds circa 1990 is de rechtspraak wel wat humaner geworden en houden rechters meer rekening met verzachtende omstandigheden. Zo probeert Spokaniė (onder meer onder druk van de Verenigde Naties en de Europese Unie) meer te voldoen aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, en andere verdragen.
Persoonlijke ontplooiing van een kind gaat vóór de ontwikkeling van een sociale status, ofwel: sociale gelijkheid, afhankelijk van capaciteiten (Leldelira ūlg-’rlikkiy).
Juridisch (en ook sociaal) gezien bestaat er geen onderscheid tussen kinderen van gehuwde of ongehuwde ouders, tussen hetero- of homofiele relaties of tussen ras en geslacht. Omdat de Ergynne-grondbeginselen en die van het katholicisme niet altijd goed met elkaar te rijmen vallen, maakt het Spokanische recht wél onderscheid tussen een al dan niet katholieke onderdaan.
Dit religieuze uitgangspunt werkt niet altijd goed in de praktijk - tenslotte zijn velen niet "religieus genoeg" om deze mennmarāt op te volgen. Daarom zijn het verbod op discriminatie, de vrijheid van godsdienst en vele andere zaken ook in wet- en regelgeving verankerd. Merk op dat de sociale gelijkheid niet per definitie betekent dat mensen in alle opzichten (voor de wet) gelijk zijn. Zo is het huwelijk nog steeds voorbehouden aan mensen van verschillend geslacht; mede door de invloed van de roomskatholieke kerk zijn homohuwelijken (nog) niet mogelijk.
Zoals het water is voor de vis, de lucht voor de vogel, zo is de Natuur voor de mens. Aanbid en eerbiedig haar als uw geliefde. Samengevat: natuurverering (ašōr-ergās).
De vierde Mennmarāt verplicht ook elke gelovige om de eerste dag na volle maan de door de maan uitgestraalde en door de bomen en planten geabsorbeerde levenskrachten in zich op te nemen, er zich door te laten sterken. Dit gebeurt door in de vrije natuur te wandelen of door bepaalde kerkdiensten (de pakra-diensten) bij te wonen. Op vollemaansnacht geven velen zich over aan het zogenoemde "maanbaden", waarbij men langdurig in de stralen van de volle maan gaat liggen. Hierbij zet men vaak een "maanbril" op, voorzien van heilige symbolen en/of allerlei uitsteeksels die als antennes de maanstraling kunnen opvangen.
Op pakra-dag dienen de lichaamsvochten zo veel mogelijk in het lichaam te blijven en dat schept allerlei verplichtingen zoals seksuele onthouding, matig eten en drinken (om het toiletbezoek te reduceren), niet te veel lichamelijke inspanning (transpiratie!), niet huilen (tranen), spugen, niesen, verwonden (bloedverlies). De pakra-dag is vooral de laatste vijftig jaar uitgegroeid tot een landelijke wandel- en picknickdag waarop alle Spokaniėrs, gelovig of niet, vrij hebben. De massale uittocht uit de steden zorgt elke maand voor een enorme verkeerschaos en de uitgestorven steden zijn een paradijs voor inbrekers. Bij diefstallen buiten de pakra-dagen zal ook de bestolene door de rechter aan de tand gevoeld worden over in hoeverre hij "gelegenheid tot diefstal" gegeven heeft. Maar voor een dief die op pakra-dag zijn misdaad pleegt, zal de rechter geen goed woord over hebben, tenzij de bestolene praktizerend katholiek is, want dan ziet de rechter geen reden waarom het slachtoffer juist op de feestdag van de concurrerende religie zijn huis moest verlaten.
Natuurverering vertaalt zich in een nogal strikte wet- en regelgeving op het gebied van natuur(behoud) en milieu. Wat dit betreft ligt Spokaniė vele jaren voor op een groot aantal landen in Europa. Zo is de plezierjacht verboden en moeten boeren aan strenge regels voldoen op het gebied van natuurbeheer en dierenwelzijn. Veel katholieken zijn van mening dat deze wet- en regelgeving veel te veel gestoeld is op de ergynische opvatting van "ašōr-ergās", en dat het voor niet-Ergynne-gelovigen wel wat soepeler kan. Zo wijst de politieke partij Demokratiy-Farte er herhaaldelijk op dat, in het algemeen, de wetgeving in veel opzichten veel minder strikt is dan de Ergynne-marāts voorschrijven, omdat godsdienst en staat gescheiden moeten blijven en het katholieke en niet-gelovige volksdeel niet per se een op ergynische principes gestoelde wetgeving opgedrongen moeten krijgen. Dus waarom dan wel al die strenge wetten op milieu-, natuur- en dierenwelzijnsgebied, zo vraagt de partij zich af. Bedenk dat Demokratiy-Farte ("Vooruitgang der Democratie") in 1952 ontstaan is na een fusie met onder meer de Generāl Cātoliyc Party en er nog steeds een grote dosis katholicisme in de partij huist.
(UIS 52-55) (tekst over de marāts moet nog aangepast!)
Omdat in de Ergynne het licht van de volle maan beschouwd wordt als iets dat eigen is aan de maan, en niet een reflectie van de zonnestralen, worden er allerlei krachten aan toegekend. Het vollemaanslicht bevordert gezondheid, geneest diverse kwalen, is goed voor de vruchtbaarheid van vrouwen en gewassen, loutert, reinigt, geeft rust, en ga zo maar door.
Geen wonder dat Ergynne-gelovigen vele rituelen en methoden kennen om dit licht te absorberen of te aanbidden. Veel Ergynne-kerken hebben dan ook een toren met een platform om zo hoog mogelijk de maanstralen te kunnen ervaren. Er worden offers gebracht, men bidt en men kan ook nog "maanbaden". Bij "maanbaden" ga je met je gezicht in de stralen van de maan liggen, niet om bruin te worden zoals bij zonnebaden, maar om de geneeskrachtige en louterende werking van de stralen in je op te nemen. Velen zeten hierbij een "maanbril" op, voorzien van speciaal geslepen glazen om de maanstralen via de ogen het hoofd binnen te kunnen laten dringen. Maanbrillen hebben zich in de loop der tijd ontwikkeld van een simpel hulpmiddel tot ware kunstwerken, met een esthetische of kunstzinnige functie, waarbij allerlei decoratie ook nog beschouwd wordt als een uiting voor respect of een offerteken aan de maankrachten. Over maanbrillen is al veel geschreven, zie onder meer het verhaal De opkomst en verwording van de maanbrillen.
Een bijzonder soort vollemaansfeest vindt plaats bij een maansverduistering. Bij een volledige maansverduistering kleurt de maan bloedrood en is het maanlicht te zwak om te kunnen absorberen. In dit geval zullen gelovigen ook niet gaan "maanbaden" maar sluiten zij zich daarentegen op in een geheel geblindeerde kerk, om elke aanraking met de zwakke straling juist te voorkómen. Men spreekt dan van een "zieke maan", en vreest dat de zwakke straling ook ziekmakend is. Terwijl in alle landen van de wereld de mensen juist naar buiten gaan om die prachtige bloedrode maan te aanschouwen, vluchten ergynische gelovigen juist naar binnen. "Een goede gelovige hoort een maansverduistering nimmer in zijn leven gezien te hebben", zo luidt het gezegde. In de nacht van 27 op 28 september 2015 was het zover: om circa 4.00 uur zaten alle ergynische gelovigen in geblindeerde vertrekken te bidden, terwijl anderen buiten genoten van het prachtige schouwspel.
Veel ergynische geestelijken koesteren hun religieus getinte pōndo. Het kan een voorwerp zijn (zoals vaak bewaard in een geesthuisje), maar ook een aan het papier toevertrouwde persoonlijke ontboezeming, een dagboek, een religieuze overpeinzing, enzovoort. Onder meer de geestelijken van de Kinusall-orde bewaren hun pōndo in een knapzak die zij aan een stok over de schouder meedragen.
(afb. uit: "Encyclopaedia Spocanica", Hirdo 1948)
Prūgts staan dikwijls bij een grafheuvel; op Oost-Liftka geldt dat hoe dichter de prūgt erbij staat, hoe meer aanzien de persoon genoot die hier begraven is; er zijn ingewikkelde regels om de plaats van de prūgt nauwkeurig te bepalen. In een zeldzaam geval staat de prūgt bovenop de heuvel. Bij twee grafheuvels staat de prūgt bovenop de grafheuvel vlak naast de nāk. Prūgts met een vlakke bovenkant dienen soms tevens als offer-altaar (trull); kleinere prūgts staan soms als zerk op een gewoon graf).
Het hoofd van een religieuze kents die het Qurharrt-beginsel aanhangt is de sakdos. Deze geestelijke leider wordt geassisteerd door de claecc, die bij de aanhangers van het Qurharrt-beginsel ontdaan is van alle menselijke aspecten. Alle godheden in de Ergynne, inclusief de oppergod Erget, zijn personificaties van abstracte begrippen. Zo'n personificatie is méér dan een persoon, het is de combinatie van een concreet persoon plus een abstract begrip. Het hoofd van de kents, de sakdos, is een persoon. Hij mist dus het abstracte aspect. Om het ideaal van Erget zo veel mogelijk te kunnen benaderen, om zo veel mogelijk op Erget te "lijken", moet de sakdos dus tevens een abstract aspect bezitten. Dit laatste wordt door de claecc voorgesteld. Dat is een vrouwelijke geestelijke die niet meer als mens beschouwd wordt en daarom ook geen naam heeft. Ze mag geen vaste relaties, vrienden of familie hebben, ze behoort in gelijke mate aan alle kentsbewoners toe. In de praktijk betekent dit dat zij bemiddelaarster of sociaal werkster bij de problemen binnen de commune is, maar ook dat zij bereid moet zijn om open te staan voor typisch menselijke emoties van anderen: zij moet troosten, meelachen, meehuilen en bovendien aan de seksuele wensen van de kentsbewoners tegemoet komen. Want de behoefte aan troost, medeleven, voedsel en drank wordt gelijkgesteld aan de behoefte aan seksuele bevrediging.
Ook buiten het commune-verband speelt het Qurharrt-beginsel een belangrijke rol, hoewel dan niet alle facetten van deze leer in de praktijk gebracht hoeven te worden. Het meest springt het Qurharrt-beginsel bij het huwelijk in het oog. Zowel de meest gangbare interpretatie van de Ergemip als de wetgeving gaan ervan uit dat er slechts een moeder-kind-binding bestaat. Pas als een moeder gehuwd is ontstaat er tevens een vader-kind-binding. Zie verder bij mariy.
Reelā leeft regeert
Lerdu Fōlsa 1738-1799 1782-1799
Krafta 1727-1812 1799-1812
Hōla 1760?-1825 1812-1825
Nyzer Oemāve 1777-1852 1825-1852
Lyndyll Kanea 1803-1867 1852-1867
Tāsto Purāsh 1811-1882 1867-1882
Genoll Monāc 1836-1888 1882-1888
Drōmote Halasdre 1826-1907 1888-1907
Moffain Bliymplōf 1872-1934 1907-1934
Hānes Kroeta 1881-1955 1934-1955
Hysa Pano 1903-1978 1955-1978
Javlān Dirr 1926-1998 1978-1998
Uteer Leffef 1950- 1998-
Als een Reelā van vóór 1825 een dubbele naam heeft, kunnen we ervan uitgaan dat het om een dubbele voornaam gaat, en nooit om een voornaam plus achternaam (dit is bijvoorbeeld het geval bij Lerdu Fōlsa).
De Reelā is per definitie woonachtig in Lostō. Dit betekent dat hij tot 1894 de Pegrevische nationaliteit had, want tot dat jaar behoorde Lostō bij het Koninkrijk Pegreviė. Pas na de samenvoeging van Pegreviė en Spokaniė zijn de Reelās Spokanisch staatsburger geworden. Maar in tijden dat Pegreviė en Spokaniė (tamelijk) vredig naast elkaar konden bestaan, kwam het ook wel voor dat een Spokaniėr Reelā werd, en dan vanwege die functie de Pegrevische nationaliteit kreeg.
Spokaniė kent 40 "gewone" ryltiyerens (vergelijk dit met de slechts 6 bisdommen) en 1 mennryltiyeren (het bestuurlijke gebied van de Reelā, het hoofd van de Ergynische kerk, die tevens ryltiy is; vergelijk aartsbisdom). De grenzen van deze gebieden zijn veelal historisch bepaald, maar zijn sinds ca. 1840 wel zo verschoven dat zij altijd samenvallen met de gemeentegrenzen. Hier en daar vallen zij ook samen met districtsgrenzen, maar dat is meer een kwestie van "toeval". In het algemeen geldt: hoe orthodoxer de Ergynne, hoe kleiner de ryltiyeren. Grote ryltiyeren-gebieden zijn te vinden daar waar het katholicisme de overhand heeft. Op Tigof vallen de twee ryltiyerens precies samen met de districten en het eiland Lomky is samen met Garos in zijn geheel één ryltiyeren: hier is het aantal Ergynne-gelovigen zo gering dat het niet de moeite loont om deze eilanden in meerdere ryltiyerens op te splitsen (vergelijk dit met het bisdom Tanb’r dat enorm groot is omdat er nauwelijks katholieken wonen).
In sommige gevallen zijn er kunstgrepen uitgehaald om een bepaalde stad in het centrum van een ryltiyeren te krijgen. Lostō, de zetel van de Reelā, diende uiteraard een centrale ligging in te nemen. Op basis hiervan zijn de grenzen van de ryltiyeren rondom Lostō zodanig gekozen dat de stad in het centrum ligt (hierbij zijn de historische grenzen tussen de oude koninkrijken Spokaniė en Pegreviė verloochend, wat voor velen nauwelijks acceptabel is). Hetzelfde geldt voor Hirdo, G’rō en Manes-Sjeny, en globaal ook voor Lammafin. Manes-Sjeny is weliswaar niet een erg grote stad, maar om historische redenen wel belangrijk als geestelijk en cultureel Ergynne-centrum. Vandaar dat het een centrale plaats in de ryltiyeren heeft gekregen. Zie ook de historische ontwikkeling van de grenzen rondom Tona a/e Grāt, en verder de
kaarten
.
naam district(en)*
naam district(en)*
0 Lostō° Ben/Ales (mennryltiyeren)
1 Afarcal Ales
21 Lammafin Plefō/Tjemp
2 Alerita Jelafo
22 Lankos Neze/Kina/Garos
3 Clatō Ben
23 Lapoā Teujan
4 Cōs Ben/Renō
24 Lassos Litii
5 Šebantiy Ales
25 Lor Teujan
6 Entā Bloi/Ziyp
26 Manes-Puriy Neno
7 Floran Ben
27 Manes-Sjeny Munt
8 Grlabō Bloi
28 Manes-Toniys Litii/Flenazjekk
9 G’rō Jelafo/Ales/Renō
29 Mūninū Ales
10 Hajofese Ziyp/Munt
30 Nayes Renō/Jelafo
11 Halaresto × Flāp
31 Oneus’rt Ben
12 Halepoai Renō
32 Opjevu Renō
13 Has-belt × Plefō/Munt
33 Quafaiy Flenazjekk
14 Hier Munt/Ziyp
34 emp Ziyp
15 Hirdo × Ziyp
35 Sinto-Groje × Jelafo
16 Ies × Jelafo
36 Stanō Bloi
17 Imenal Ben
37 Tura × Ziyp
18 Jentu Plefō
38 Tuūn Flenazjekk
19 Klaeu Ales
39 Xaqua Bloi
20 Kussik Tjemp
40 rtanū Tjemp
* Het district waar de zetel zich bevindt, wordt het eerst genoemd.
Als er geen districten zijn wordt het eiland genoemd.
° Lostō als mennryltiyeren wordt altijd apart van de rest genoemd.
× Op een aantal regiokaarten staat de residentie van de ryltiy vermeld.
Dit zijn de adressen:
regiokaart Asjetto: Wašaly-weg, 7500-Halaresto
regiokaart Trondom: Hāslāf-plep, 1302-Has-belt
regiokaart Hirdo: Fālbe-plep, 3002-Hirdo
regiokaart Ies: Dubla Wiger-plep, 4203-Ies
regiokaart Ozaneto: Rens-pāt, 4500-Sinto-Groje
regiokaart Ef Pārenkiy: Ef Qutwa, 3077-Tura
Zodra een Reelā overlijdt, wordt het (administratieve) onderscheid tussen ryltiys en suryltiys genegeerd en heten ze allen ryltiy. Dan zijn er dus 254 ryltiys (namelijk 40+214, waarbij de 41e niet meetelt, want dat is de overleden Reelā). Als deze 254 geestelijken via een ingewikkelde procedure uit hun midden een nieuwe Reelā hebben gekozen, wordt het onderscheid ryltiy vs. suryltiy weer gehanteerd. Maar aangezien één van hun nu Reelā is, zijn er dus nog maar 39 ryltiys, danwel 253 suryltiys. In het eerste geval zal een suryltiy uit de ryltiyeren van de nu verdwenen ryltiy gekozen worden als nieuwe ryltiy. Een lagere geestelijke (een partes) van elders zal nu de nieuwe suryltiy in dit ryltiyeren worden. Ook in het tweede geval komt een partes van elders in aanmerking voor de functie van suryltiy in de ryltiyeren.
Offertafel. Meestal een platte steen, ergens onder een heilige boom, of op een andere gewijde plek in de natuur, waar lammeren geslacht en geofferd kunnen worden. Ook meer symbolische offerrituelen zijn hier mogelijk.
Trulls vinden we overal langs wegen, paden en oevers in de Ergynne-streken.
Een uitgeklaarde leeft in principe een vrij leven, maar het wordt natuurlijk steeds moeilijker om je weg te vinden in een maatschappij die doordrenkt is van bureaucratie en regelgeving. Daarom zal een uitgeklaarde al gauw huisvesting zoeken in een commune of klooster, waar hij verzekerd is van onderdak en verzorging. Veel mensen laten zich om religieuze redenen uitklaren, en zijn automatisch al aangesloten bij een sekte of kloosterorde die zich isoleert van de reguliere Spokanische maatschappij. Het land telt bijna een half miljoen uitgeklaarden, dat is 14% van de totale bevolking.
Kinderen die in communes geboren worden waar het uitgeklaard-zijn een voorwaarde is, zijn per definitie bij hun geboorte al uitgeklaard. Als zij de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt (volwassenheid), kunnen zij bij het Ministerie van Justitie een verzoek tot "inklaring" indienen. Daarmee worden zij een normale Spokanische ingezetene, met alle rechten, plichten en voorrechten van dien. In de praktijk betekent dit tevens dat men afstand doet van de sektarische principes waarmee men is opgegroeid.
© De Twee Hanen v.o.f. Kimswerd The Netherlands
DA 00 SPARC 22 nov 1998