Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans
Spokaans—Nederlands A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Nederlands—Spokaans
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
i:: (naam vd letter I) i {C}.
•iaan:: •ianiy {SX > zn} (aanhanger vd leer ve persoon); (bijv) freudiaan: Freudianiy {C}; keynesiaan: Keynesianiy {C}.
•iaans:: •ianise {SX > add} (naar de leer ve persoon); (bijv) freudiaans: Freudianise {I}; keynesiaans: Keynesianise {C}.
ideaal::
idealist:: idealistiy {C}.
idealistisch:: idealistise {I}.
idee:: (=denkbeeld) moris {C; mv= morises}; (=plan) arpinzol {SC; mv= arpinzôle}; ze hebben het ~ om te komen: óps lelperre ef moris den arfine (minder sterk dan "van plan zijn"); geen ~ hebben (het niet weten): ef lelperre nÿf belt morises; geen flauw ~ hebben: ef lelperre nÿf prôx morises; vreemde ~ën hebben (een rare kijk op de dingen hebben): ÿrmete {E}; vol ~ën (vindingrijk): lâminkedosor {I}; op het ~ komen: prap kette ef moris; naar mijn ~ (opvatting): fitfara kost obléskros; het ~ achter iets: ef moris blef flaju.
ideeënrijk:: (=innovatief) prinnketmorisiy {I}.
idee-fixe:: (=dwaalbegrip) sto'ecc {SC}; een ~ hebbend: dislostriy {I}.
idem:: ôc {I}, idem {I}; ik heb rood haar en mijn zusje ~ [dito]: gress lelperre mindefit mirs, ur kost ôc/idem sour; (idem vervangt soms ook een gedeleerd woord in een bijzin:) ik rook een sigaret en hij [rookt] een pijp: gress uokke eft sigarett ur do idem eft pypa; (idem herhaalt een add binnen één constituent) hij houdt van wijn uit Lomky en [~ van] bier uit Lomky: do affionnose ef lomky sectâ ur idem léf.
identiek:: montiy {I}; ~ aan: montiy kaf (vz-uitdr); »gelijk.
identificatie:: identifikašo {C}.
identificeren:: iemand ~: identifisere rast |..ÿje| {K}; zich ~: ef kette sener identifikašo.
identiteit:: identitiy {C}.
identiteitsbewijs:: (zoals Spok burgers bij zich moeten dragen) identiyfâ {C}; zie ook Identiteitsbewijzen in .
ideoantoniem:: iðoantonymiy {C}; (Spok woord dat zonder nadere omschrijving twee aan elkaar tegengestelde betekenissen kan hebben, in dit woordenboek aangegeven door beide Nederlandse polen te scheiden door ||) groot||klein: bôlf; stijgen||dalen: xâmée; (zie desbetreffende lemma's).
ideologie:: iðolôiy {C}.
ideologisch:: iðologise {I}.
idiolect:: iðolektiy {C}.
idiolectisch:: iðolektise {I}.
idiomatisch:: iðomatise {I}.
idioom:: iðomiy {C}.
idioot::
idylle:: idyll {C}.
idyllisch:: zvalira {I; mv=enk}, rajânta {I}; ~ [gelegen]: syl-sÿrtiy {I}; ~ zijn: zvalirae {U}.
ieder::
ieders:: »iedereen 2.
iel:: (dun) quns {I}.
iemand:: rast {ZV; gnp= raster; rs= raste} (enk); hij heeft ~s jas gestolen; hij heeft de/een jas van ~ gestolen: do raster kas kuntiyre; (samen met ontkenning: soms) râst; ik zie hier nooit ~: kusami gress zerfe kvâ râst; nog altijd ~: alt rast = âlte râst[e]; zo ~ (een dergelijk persoon): fitaju rast; ~ anders: lelpiru rast; van ~ anders (=andermans): lelpirutter {OV} (enk-concr); »anders.
iep:: ypriy {C} (in Spok vrnl de Spokanische iep (L. Ulmus x spocanica), een bastaard tussen Engelse veldiep (L. U- procera) en ruwe iep (L. U- glabra)); gladde ~: iylma {C} (L. U- carpinifolia); ruwe ~: bergo-ypriy {C} (L. U- glabra).
iepenspintkever:: ypriy-njoratjen {C} (L. Scolytus); grote ~: hupster ypriy-njoratjen (L. S- scolytus); kleine ~: belt ypriy-njoratjen (L. S- multistriatus).
iepziekte:: ypriy-svûlg {C}.
Ier:: Irann = Irlando {Cef}; (zie OPM. bij »Ierland).
Ierland:: Irano = Irlandes {G}; (OPM. sinds Irân + afleidingen algemener is dan de oude naam Persiy + afleidingen, wordt voor "Ierland" en aanverwante woorden liever de naam Irlandes + afleidingen gebruikt).
Iers::
iglo:: iygol {C}.
ijdel:: tyrsa {I}; zeer ~e man (fat): tyka {C}; (=nutteloos) ðÿm hâc.
ijdelheid:: tyrs {SC}; (Erg: =nutteloosheid/ledigheid) quilist {SC}.
ijken:: (v gewichten) gÿpe {K}; (v gewichten/weegschaal) yge {K}.
ijking:: (gewicht/weegschaal) ygos {C}.
ijkmeester:: gÿpatjen {C}.
ijl:: zóf {I}.
ijlen:: (in koorts) dârte {U}; iemand die ijlt van de koorts: dârter {U}.
ijlings:: hurta {I}.
ijlte:: ul {C}.
ijs:: pica {S}; stuk[je] ~ (ijsblokje): piciyn {C}; (en/of sneeuw) réc {S}; beslagen ten ~ komen: ef stâge lef rist ur chutân; (sprkw ong) het ~ is gebroken (de kogel is door de kerk: als een pijnlijke kwestie op tactvolle wijze tot een oplossing gebracht is): blul enn ef chénts riffelije niyn ral.
ijsbeer:: picašutû {C}.
ijsberg:: pica-bergo {C}.
ijsbergsla:: Teujan-slaja {S}; krop ~: Teujan-slajiyn {C}.
ijsbloemen:: (op de ruit) viyrâgt {S}.
ijsblokje:: (stuk[je] ijs) piciyn {C}.
ijsco:: (=ijsje) larde-pica {C}, picciy {C} (pop).
ijsduiker:: (vogel) rut-plônsatjen {C} (L. Gavia immer).
ijselijk:: pakât {I}.
ijshockey:: pica-hôky {C}.
ijsje:: (=ijsco) larde-pica {C}, picciy {C} (pop).
ijskast:: (ook als "koelkast" bedoeld wordt) picalot {C}.
ijskelder:: pica-mittus {C; mv= ..-omittus}.
ijskoud:: (alg) picaiy {I}, pica-martel {I}; (v weer) cryr'martel {I}.
IJsland:: Yslandes {G}.
IJslander:: Yslando {Cef}.
IJslands::
ijspegel:: [pica-]sfég |-svég| {C}.
ijssalon:: pica-bar {C} (zelfbedieningszaak waar je ijs kan eten).
ijsschots:: pica-tât {C}.
ijsvogel:: krato-vogily {C} (L. Alcedo atthis).
ijsvogelvlinder:: kleine ~: Lafter-flyddere {C} (L. Ladoga camilla).
IJszee:: Pica-zee {G}.
ijver:: (=vlijt) gisa {C}; het tonen van ~/voortvarendheid: gissos {A}.
ijverig:: (=vlijtig) giss {I}; ~ zijn (=vlijtig zijn): gisse {U}.
ijverzucht:: gisakinâ {SC}.
ijverzuchtig:: gisakinn {I}.
ijzel:: (met nadruk op materiaal) yšen {S}; (met nadruk op gladheid op de weg) zâgnesen {C}.
ijzelen:: het ijzelt: ef cryre yšen.
ijzer:: feri {Sef}; fjer {Sef} (dl= Liftka); van ~ (ijzeren): feri {I}; fjer {I} (dl= Liftka); stuk ~: qurtyff {C}; ~ met handen breken (het onmogelijke doen): ef pliyfone kÿpony knurfel; (sprkw) smeed het ~ als het heet is: joggen, fara ef boerts sena crazare!.
ijzeren:: (van ijzer) feri {I}; fjer {I} (dl= Liftka); ~ blok/klomp: qurtyff {C}.
ijzererts:: err {S}.
ijzergieterij:: lorgissâs = lorgisser {C}.
ijzerhard:: (=ijzerkruid) oceskiy {S} (L. Verbena officinalis).
ijzerkruid:: »ijzerhard.
ijzervreter:: hij is een ~ (onverschrokken krijger): do brae veldurtiyse {S}.
ijzig:: mialiy {I; [mv=enk]}, pics {I}.
ijzingwekkend:: mialiy {I; [mv=enk]}.
1niv | {PV} | pass. | verbaal |
---|---|---|---|
standaard-Spok Ÿrofly-Spok | gress* gre = griy | gróse groe | gressere° greere |
* (alg) |ges/gess|; (poe) |gress| ° |gessere| |
illegaal::
illusie:: ilusy {SC}; (iets dat niet te verwezenlijken is) iylâcs {Aef}.
illustratie:: ilustrašo {C}; (=beeld) fjy {C}.
illustreren:: (verluchten v boek) lâfjye {K}; (fig) fjy-kette {K}; geïllustreerd boek: lâfjymip {C}.
imago:: imago {SC}.
imitatie:: (=namaak) imitašo {C}, kerrpainos {C}.
imiteren:: (=nadoen) imitere |..ÿje| {K}, kurae {K}, kerrpaine {K}; iemands stem ~: kerrpjôle {K}; iemands bewegingen/gebaren ~: kerrutre {K; gst= kerrutt}.
imker:: biyatjen {C}.
immens:: (=reusachtig) frÿcciy {I}.
immer:: (=altijd) riyfain {III}, piptim |pitim| {III} (arch/emf), af {III} (dl= Liftka).
immers:: (toch) af {III}.
immigrant:: fesfartatjen {C}.
immigratie:: fesfartos {C}.
immigreren:: fesfarte {U}.
immoreel:: nemorela {I}.
immuun:: ~ zijn voor: fraje {K; gst= frat}; »onvatbaar.
impact:: (sterke uitwerking/sterk effect) efeccos {C}.
impactvol:: (uitwerking/effect hebbend) mipÿrômiy {I}.
impasse:: zléfvendos {A}.
imperiaal:: (=bagagerek: op auto) wagâg-zillepip {C}.
implementeren:: implementere |..ÿje| {K}.
impliciet:: interm {I}.
imponeren:: aerune {U}.
impopulair:: nepopulerr {I}.
import:: importašo {C}; (=invoer) quondaros {C}.
importeren:: importere |..ÿje| {K}; (=invoeren) quondare {K}.
importeur:: importerr {C}.
impregneren:: fes-sókare {K}.
impressie:: impressy {C}.
impressum:: (opgave v naam ed v drukker/uitgever) pracâ-jérstos {C}.
improvisatie:: (muziek/toneel) luftstâgos {C}; (alg: GEEN toneel ed) feslupsos {A}.
improviseren:: (muziek/toneel) luftstâge {K}; (alg: GEEN toneel ed) feslupse {K}.
impuls:: croja {C}.
impulsief:: ~ reageren (een bevlieging hebben): verkate {E}.
inachtneming:: (het in acht nemen) kafkrosos {C}; met ~ van: lóf kafkrosos rifo (vz-uitdr).
inademen:: aderme-fes {K}, ûeme-fes {U}.
inademing:: adermos-fes {C}, ûemos-fes {C}.
inanimaat:: (taalk: =onbezield: alle entiteiten die geen mens of dier zijn) trÿkyliy {I}.
inbedden:: ~ [in]: festamðe [fes] {K}.
inbeelden:: zich ~: upjôce {K}.
inbeelding:: upjôcos {A}.
inbegrepen:: alles ~ (inclusief): kettfese {I} (afk= kes.); niet ~ (exclusief): kettotoje {I} (afk= kot.); (vz of achterzetsel) lo kettfese.
inbegrip:: met ~ van ...: tukst ... luft ef; de bewoners met ~ van (inclusief) de huisdieren: ef zâreldurs tukst ef sértbelps luft ef (dus de huisdieren worden ook tot de bewoners gerekend).
inbeslagname:: (fig) slitûšaros {C}.
inbeslagneming:: investeros {A}, dres-kettos {C}.
inbinden:: zich ~ (fig: zich beheersen): loatite {U}.
inblazen:: qugle-fes {K}; iets nieuw leven ~: ef qugle-fes ef kleter iyc luft flaju.
inboedel:: sértmul {C}; (=huisraad) sértiynstes {S}.
inboeten:: ~ aan: haóge-fes tukst {U}; worstelen heeft als populaire sport ingeboet: ef vrestos haógo-fes tukst eft populerr sport.
inboezemen:: (aanstichten) [fes]qugle {K; gst= [fes]qugg}; iemand angst ~: ef qugle ânkest ón rast.
inboorling:: (=inlander) opârga {C}.
inbouw:: fes-âlbos |fEsâlbos| {C}.
inbouwen:: (lett) fes-âlbe |fEsâlbe| {K}.
inbraak:: pramt {C}.
inbraakgevoelig:: pramt-etet {I}.
inbreken:: ~ bij iemand: ef kette pramt ón rast (ón is vz); ~ in [een huis]: ef kette pramt fes [eft sért].
inbreker:: pramter {C}.
inbreuk:: (fig) ðiycsû {C}; ~ maken op: ðiycyne {K}; het ~ maken op: ðiycynos {A}.
incasseren:: kafquiyrâše {K}.
incasseringsvermogen:: râmpe {C}.
incest:: insest {C}.
incidenteel:: insidentela {I}.
inclusief:: inkluseff {I}; (alles inbegrepen) kettfese {I} (afk= kes.); (met inbegrip van): tukst ... luft ef; de bewoners ~ de huisdieren: ef zâreldurs tukst ef sértbelps luft ef (dus de huisdieren worden ook tot de bewoners gerekend).
incompetent:: (=onbekwaam) neprimitâ {I}.
incompleet:: necômplett {I}.
inconsequent:: net-dres-oaro {I}.
indachtig:: (=met ... voor ogen) eitelira {VZ}.
indelen:: luftjesme {K; gst= luftjess}.
indeling:: luftjesmos {C}, zrakefô {C}.
inderdaad:: (werkelijk: toegeving) jazy {III}.
indertijd:: kvazuf {III}.
index:: indeks {C}.
India:: Indyja {G}.
indiaan:: inðan {C}; (pej: roodhuid) mindefit {C}.
Indiaas:: (bv) indyja {IIef}; Indiase vrouw: Indyjana {Cef}.
indicatie:: indikašo {C}.
indicator:: indikaterr {C}.
indien::
indienen:: fespilde {K}; een verzoek ~ bij: ef reppe-mip eft pryos luft ... (ambtelijke taal); een verzoekschrift ~: ef qualostiye eft prÿmafiy.
indiening:: fespildos {A}.
Indiër:: (man uit India) Indyjany {Cef}; (bewoner van Indië maar niet uit India) Indÿr {Cef}.
indijken:: (=inpolderen) grulôte {K}.
indijking:: (=inpoldering) grulôtos {C}.
indirect:: (zijdelings) nedirecc {I}.
individu:: (=mens: zowel mnl als vrw) veldur {C}; (=persoon) dresa {C}; (=wezen) uchah {C}.
individualisme:: individualesmiy {SC}; (vrnl Erg: het alleen-zijn en je niet bemoeien met anderen, zoals de Ergemip voorschrijft) mainkeltiy {SC}.
individualistisch:: individualistise {I}.
individueel:: individuela {I}.
Indogermaans:: indogermanise {I}.
Indonesië:: Indoneša {G} (arch); Indonesyja {G}.
Indonesiër:: Indonesyjany {Cef}.
Indonesisch::
indopen:: nôbe {K}.
indringen:: (=binnendringen) ulljeve {K}.
indringer:: ulljevatjen {C}.
indringing:: (=binnendringing) ulljevos {C}.
indrogen:: zârve {E}; (=slinken) frûnspe {U}.
indroging:: zârvos {C}; (=slinking) frûnspos {C}.
indruisen:: ~ tegen: tygtjabyte {K}.
indruk:: (lett: =afdruk) fesðéos |..stj..| {C}; (fig) aerunel {SC}; ~ maken: aerune {U}; de ~ wekken: aerunte {E}; de ~ maken dat: tóte beri/den {U}; ik kan me niet aan de ~ onttrekken dat ...: gress nert véniestarecû ef aerunel den ...; slechte ~ (afgang): jerdonnevos {C}; slechte ~ maken (afgaan): jerdonneve {U}.
indrukwekkend:: aerunelira {I}.
industrialiseren:: lâfabroke {K}; geïndustrialiseerd land (industrieland): fabrošark {C}.
industrie:: fabrokaliyto {C}; geautomatiseerde ~: otoôm {C} (fabriek waar alles geautomatiseerd is; bijv robotten die een auto in elkaar zetten).
industrieel:: (bv) industriela {I}.
industriegebied:: (met meerdere bedrijven) fabrokaliyto {C}.
industriehaven:: portôm {C}.
industrieland:: (geïndustrialiseerd land) fabrošark {C}.
industriestad:: fabrosÿr {C}.
industrieterrein:: (waar één bedrijf is gevestigd) areôm {C}, emplasement {C}; (=industriegebied: met meerdere bedrijven) fabrokaliyto {C}.
industriewezen:: (alles wat met de industrie te maken heeft) ômeren {C}.
ineen:: (inéén: in elkaar) fesses {III}.
ineendraaien:: (=ineenstrengelen) mitawente (mitaente) {K}.
ineens:: (=plotsklaps) wôlp {III}.
ineenstorting:: (fig: v succesvolle onderneming ed) tujen {C}.
ineenstrengelen:: (=vlechten) wila'e {K; gst= wilat; wst= wila•}; (=ineendraaien) mitawente (mitaente) {K}.
ineenstrengeling:: wila'os {C}.
ineenzakken:: blôfare {U}.
ineenzakking:: blôfaros {C}.
inenten:: tijâtnesste {K}.
inenting:: tijâtnesstos {C}.
infecteren:: (ziekte) festasse {K}.
infectie:: (=besmetting) infekšo {C}, festassos {C}.
inferieur:: inferierr {I}.
inferno:: (=vuurzee) qul {C}.
infinitief:: kimore-kanas {C}.
inflatie:: inflašo {C}.
influisteren:: iemand iets ~: ogpetare flaju piti rast {K}.
informant:: informerr {C}.
informatie:: (=inlichting) informašo {C}; (vaak in het mv: informaša).
informatief:: informateff {I}.
informeren:: ~ [over]: informere [kura] |..ÿje| {K}.
infrarood:: infra-mindefit {I}.
infraroodkijker:: infra-mindefit-jénszerfi {C}.
infrastructuur:: infrastrûkturiy {C}.
ingaan::
ingang:: (v kamer/gebouw) fesfiy {C}; met ~ van: finnelira lef (afk= f/l) (vz-uitdr).
ingebruikneming:: ju'eccos {C}.
ingeklemd:: (aan beide kanten omgeven) jater {I}.
ingelegd:: (vloer: met mozaïek[motief]) muriy {I}.
ingenaaid:: (boek) pónt {I}.
ingenieur:: (titel) flartolar {C} (afk= Fl.); (als beroep; geen titel) ingenerr {C}.
ingenomen:: ~ zijn met (in zijn nopjes): nélape {K}.
ingesloten:: rijess {I}; (=opgesloten) vlofiy {I}; ~ tussen: jacjolor fes {vdw}; het contract is ~ (in een envelop): ef bjeltafiy melde fes ef riješos.
ingetogen:: (=stemmig) šerft {I}.
ingetogenheid:: šerftiy {A; mv=enk}.
ingevaarbrenging:: (het in gevaar brengen) kvikšos {A}.
ingeven:: iemand iets ~ (=toedienen: voedsel/medicijn): fespaine flaju ón rast {K}; (=inboezemen) fesqugle {K; gst= fesqugg}; ik weet niet wat hem ingaf zoiets te doen: gress nert tiffe, kluft fesquglo ón do frópjÿ ef ÿpainos enn fitaju.
ingeving:: (fig: inval) klymâtos {C}.
ingevolge:: (=naar aanleiding van) tsazi {VZ2n}; (=als reactie op) pallepainelira {VZ}; »volgens.
ingewanden:: totarmÿ {C}; ef fester tiyns.
ingewijd:: ûfómiy {I; [mv=enk]}.
ingewijde:: (zn) kadyr {C}.
ingewikkeld:: (=lastig) mâltefiy {I}; (=gecompliceerd) loftus {I}.
ingeworteld:: (fig) ulljef {I}.
ingezetene:: (=inwoner) olimanna {C}.
ingraven:: delpe-fes {K}.
ingraving:: delpos-fes {C}.
ingrediënt:: (=bestanddeel) ótauc {C}; alle ~en nodig voor een bepaald recept: clobjiyt {C}.
ingreep:: (medisch ed) wôlpios {C}; een ~ in (aantasting van) het recht op onderwijs: eft wôlpios rifo ef kolestiy-rigt.
ingrijpen:: ~ in/bij: wôlpie {K}; het ~ (ingrijping): wôlpios {A}.
ingrijpend:: (verandering ed) ulljevelira {I}.
ingrijping:: (het ingrijpen) wôlpios {A}.
inhaalmanoeuvre:: (het inhalen) mertos {C}.
inhakken:: ~ op (in stukken slaan): berke {K; gst= berek}.
inhalen:: (=binnenhalen) fes-pâre |fEspâre| {K}; (v auto) merte {K}; het ~ (inhaalmanoeuvre): mertos {C}; zich niet laten ~ door (lett/fig: voorblijven): ume ón {U}.
inhaleren:: putte-kaf {K; vdw= potter-kaf}.
inhalering:: puttos-kaf {C}.
inhalig:: ~ zijn: fesucjyfe {U}.
inhaligheid:: fesucjyfos {A}.
inhaling:: (=binnenhaling) fes-pâros |fEspâros| {C}.
inham:: (=baai: smal) fonis {C}; (=baai: breed) móg {C}; (=nis: in muur) mér {C}; een ~ IN de muur: eft mér MIP ef krur.
inhechtenisneming:: ularâf-quriyos {C}.
inheems:: (=binnenlands) festnese {I}; (daar waar je thuishoort) nalém {I}.
inherent:: (onlosmakelijk verbonden) fest-yplemeriy {I}.
inhoud:: ÿrtÿr {C; mv= ÿrtÿruba}.
inhouden::
inhouding:: (het niet-uitbetalen) migûos {A}; na ~ van: frópjÿ ef migûos rifo (vz-uitdr); voor fiscale termen, zie .
inhoudsmaat:: festûrg {C}.
inhuis-type:: fesdusért-frenvu {C} (boerderijtype waarbij het woongedeelte als een apart huisje in een groot bouwwerk is opgenomen).
inhuldigen:: pâre-fes {K}; iemand ~: ef qugle tâgt ón rast.
inhuldiging:: pâros-fes {C}.
initiaal:: ponto-roji {C}.
initiatief:: inišateff {C}.
injectiespuit:: frojâsper {C}.
inkennisstelling:: ÿmattremoânos {A}.
inkeping:: prošôc {C}; (=inkerving) qukos {C}; ~[en] maken (insnijden): ba'efre-fes {K}.
inkerving:: (=inkeping) qukos {C}.
inkijken:: (=inzien) zerfare {K}.
inklappen:: (=invouwen) folte-fes {K}.
inklaren:: (douane) kofane {K}.
inklaring:: (douane) kofanos {A}.
inklinken:: (v grond) pune {K}.
inklinking:: (v grond) punos {C}; »inkrimping 2.
inkomen:: (zn: =inkomsten) fes-jalos {C}.
inkomsten:: (zn: =inkomen) fes-jalos {C}; fes-jalôsta {Cmv}; bron van ~: fes-jalos-riffô {C; mv= ..-riffós}.
inkomstenbelasting:: fes-jaletâx {C}; zie ook Inkomstenbelasting in .
inkoop:: furtlorerdos {A}, chošaros {C}.
inkopen:: furtlorerde {K}; (=inslaan) chošare {K}.
inkrimpen:: (lett) pune {K}; (fig: verminderen) haóge {K}.
inkt:: iynk {C/S}.
inktpot:: iynklot {C}.
inktvis:: spôrp {C}.
inktvlek:: iynk-splâk {C}.
inktzwam:: iynk-chént {C} (L. Coprinus); geschubde ~: lâtiypor iynk-chént (L. C- comatus); kale ~: quennelira iynk-chént (L. C- atramentarius).
inkwartieren:: oftiane {K}.
inkwartiering:: oftianos {C}.
inladen:: (volladen: v schip/voertuig) lâmule {K}; (v lading) ðobiyre-fes {K}; hij laadt de auto in: do lâmule ef oto; hij laadt de koffer in: do ðobiyre-fes ef sviba; het ~ (v lading): ðobiyros-fes {C}.
inlading:: (het inladen v lading) ðobiyros-fes {C}.
inlander:: (persoon die ergens thuishoort) nalémer {C}; (=inboorling) opârga {C}.
inlassen:: (=tussenvoegen) fesnivie {K; gst= fesnivit}.
inlassing:: (=tussenvoeging) fesnivios {C}.
inlaten:: (lett: naar binnen laten: persoon/zon) šôme {K}; (fig) zich ~ met iets: ef munke flaju armt ef jûk {C}.
inleggeld:: pennen {C}.
inleggen::
inleiden:: armtðée |amðée| {K}; (=introduceren) prucre {K; gst= prucc; wst= pruc•}.
inleiding:: armtðéos |amðéos| {C}; (=introductie) prucros {A}.
inleven:: zich ~ in (meeleven met): lare {K}.
inleveren:: feskette {K}.
inlevering:: feskettos {C}.
inlevingsvermogen:: lare-ÿtin {C}.
inlichten:: ~ [over]: informere [kura] |..ÿje| {K}.
inlichting:: (=informatie) informašo {C}.
inlijven:: (fig) kestmilâe {K}; een land ~: ef qugle eft šark fes kuraroitos.
inlijving:: (fig) kestmilâos {A}; (v land) kuraroitos {A}.
inloggen:: (op een website) digi-fesende {K}.
inloopkast:: lômðe {C}.
inmaken:: (=wecken: voedsel) téfire {K; vdw= téfira}; ingemaakt/geweckt voedsel/fruit: téfiros {C}.
inmengen:: zich ~ in (zich bemoeien met): taffe rifo {Upr}.
inmenging:: (=bemoeiing) taffos {C}.
inmiddels:: festint {I}.
innaaien:: (v boeken) pónte {K}.
innemen:: (alg) fes-pâre |fEspâre| {K}; (stad) ÿkaqure {Krs}; (in beslag nemen: v ruimte) sence {K}; (medicijn) putte-fes {K; vdw= potter-fes}; het ~ (medicijn): puttos-fes {C}.
inneming:: (alg) fes-pâros |fEspâros| {C}; (stad) ÿkaquriy {C}.
innen:: (geld) fesblaffe {K}.
innerlijk:: fesÿrs {C}; fester {I}.
innig:: jÿrs {I; vt= krajyn; ot= ibréf} (de onr trappen v verg worden alleen bij personen gebruikt:) Petriy houdt ~er van Elsa dan van Mariy: Petriy affionnose krajyn Elsa dus do paine Mariy; de band tussen de industrie en de banken is ~er/hechter dan de band tussen de industrie en de overheid: ef bjeltos jen ef fabrokaliyto én ef bencs melde jÿrs terat dus ef bjeltos jen ef fabrokaliyto én ef stat.
inning:: fesblaffos {C}.
innovatie:: (=uitvinding) armtgvârcos {C}; (verfrissend nieuw idee) prinnketmoris {Crs}.
innovatief:: (=ideeënrijk) prinnketmorisiy {I}.
inpakken:: (v koffer/cadeautje) nânce {K}; het ~: nâncos {C}.
inpandig:: fesdusértiy {I}; een ~e schuur: eft fesdusértiy kul.
inpassen:: ~ in: lâmrâtare fes {K}; ik kan de nieuwe opdracht niet in het tijdschema ~: gress nert lâmrâtarecû ef kleter xafolla fes ef fort-sgema.
inpolderen:: (=indijken) grulôte {K}.
inpoldering:: (=indijking) grulôtos {C}; zie ook Inpoldering in .
input:: input |input| {C}.
inquisitie:: incisišo {C}.
inrichten:: (huis ed) wiysve {K; gst= wiyss}; het ~ (inrichting): wiysvos {C}.
inrichting:: (voorwerpen waarmee een huis ingericht is) wiysvosiy {C}; (het inrichten: huis ed) wiysvos {C}; (=installatie: apparaat/combinatie v apparaten) todreutÿ {C}.
inrijden:: (binnenrijden) fesufire {K}; (v nieuwe auto) pilfse {K}; het ~ (v nieuwe auto): pilfsos {C}.
inrit:: erfo {C}.
inroepen:: hulp ~: ef rupke furt cÿrtiyr.
inruilen:: iets ~/omwisselen voor/tegen (iets anders): kurakette flaju helkara/ump {K}.
inrukken:: idezrârte {U}; (brandweer/leger ed) zrârte-fes {U}.
inrukking:: (brandweer/leger ed) zrârtos-fes {C}.
inschakelen:: (lett: stroom/licht ed) kenke-fes {K}; (fig) fesjikate {K}; hij wil de rechter ~ (een rechtszaak beginnen): do fesjikatavy ef dekeniy.
inschakeling:: (lett) kenkos-fes {C}; (fig) fesjikatos {A}.
inschatten:: (proberen erachter te komen wat iemand van plan is) šume {K}.
inschenken:: (v vloeistof) nytre {K; gst= nytt}, lorgisse-fes {K}; ze schenkt de thee in: eup lorgisse-fes ef miyna; (v emmer/kopje: volschenken) lorgisse-armt {K}.
inschepen:: lâvetsée {K}.
inschieten:: (verloren gaan, achterwege blijven) caribe-tijâ {Upr}; het etentje schiet erbij in: ef lardos sen caribe-tijâ.
inschikkelijk:: (=welwillend) tizjyrelira {I}.
inschrijven:: (=boeken: reis/excursie ed) stinde-fes {K; vdw= stindas-fes}; (=intekenen: aannemer/abonnement/boek ed) vômange {U}; (club/cursus ed) fesstinde {K}; ik heb me ingeschreven voor/op een computercursus: gress sen fesstinda furt eft cômputer-fartos; ingeschreven staan bij: ef lelperre eft fesstindos luft.
inschrijving:: (=boeking: reis/excursie ed) stindos-fes {C}; (=intekening: aannemer/abonnement/boek ed) vômangos {C}; (club/cursus ed) fesstindos {C}.
insect:: roli-belp {C}, flygiy {C} (poe).
insecticide:: insektisitt {S}.
insgelijks!:: (als antwoord op een groet of wens) fraji!; ef monta!.
insider:: (als tegenstelling ve leek) kadyr {C}.
insigne:: lédo {C}.
inslaan::
inslag:: (v bliksem) bytos {C}; (bij weven) lafro {C}; »schering.
inslapen:: (in slaap vallen) essare {U}.
inslikken:: voedsel/drank ~: jûxe {K}; (lett/fig) kvârde-fes {K}; het ~: kvârdos-fes {C}.
inslinken:: »inkrimping 2.
insluiten:: (=opsluiten) vlofje {K; gst= vloff}, fesqurstoxe {K}; (in envelop) riješe {K}; ~ tussen (twee of meer personen/zaken): jacjole fes {K}; het contract is ingesloten (in een envelop): ef bjeltafiy melde fes ef riješos; de drie politieagenten sluiten hem in: ef dur âpips jacjole do.
insluiting:: (=opsluiting) vlofjos {C}, fesqurstoxos {C}; (in envelop) riješos {C}.
insmeren:: šmestare |smestare/šestare| {K}.
insnijden:: (inkeping[en] maken) ba'efre-fes {K}.
insnijding:: (kerf) prošôc {C}; (door heuvel: voor spoorlijn ed) letver {C}.
inspannen:: (paard) dreumâne {K}; zich ~ [om]: salbe beri {E}.
inspanning:: salbos {A}; het kost ~: ef scemre ón ef salbos {gst= scemm} (ón is vz); dat wat met ~ verkregen is: fentestos {A}.
inspecteren:: šéntriye {K}.
inspecteur:: inspekterr {C}.
inspectie:: šéntriyos {A}.
inspelen:: ~ op: lâvetsée luft {Upr}; ~ op een situatie: ef prap lâvetsée luft eft situašo.
inspinnen:: (lett: omstrengelen) fitéte {K}.
inspinning:: (omstrengeling) fitétos {C}.
inspiratie:: inspirašo {SC}; ~ hebben (geïnspireerd zijn): bârše {U}; ~ geven (inspireren): obârše {K}.
inspireren:: (inspiratie geven) obârše {K}; (aanvuren) inspirere |..ÿje| {K}.
inspraak:: ralpjôlos {A}; ~ hebben: ralpjôle {U}.
inspringen:: (te hulp schieten: taak/baan ed) giffe-fortos {K}; hierop ~ (de kans te baat nemen): ef hendre ef uchafmrâ.
inspuiten:: jâspe-fes {K}.
instaan:: ~ voor (garanderen): xômarste {K}.
installatie:: (=inrichting: apparaat/combinatie v apparaten) todreutÿ {C}; (het installeren) xagdos {C}.
installatiemateriaal:: »schakelmateriaal.
installeren:: xagde {K} een commissie ~: ef xagde eft cômišo.
instandhouding:: xâxos {A}.
instantie:: zrakefô {C}, feslosos {C}; in eerste ~ (om te beginnen): fara finne; »stichting; zie ook Instanties in .
instap:: bordos {C}.
instapkaart:: (vliegtuig) borde-lofa {C}.
instappen:: (in voertuig) borde {U}; het ~ (instap): bordos {C}.
insteekhaven:: tôrse-port {C}.
insteken:: (auto in parkeervak) sÿrte-fes {U}.
instellen:: (=invoeren) armtstâge {K}; (afstellen: machine/camera ed) feslose {K}.
instelling:: (=instantie) feslosos {C}; »stichting; zie ook Gemeentelijke instellingen in .
instemmen:: ~ met: luftchaquinde |lufch..| {K}.
instemming:: luftchaquindos |lufch..| {A}.
instinct:: ylga {Aef}.
instinctief:: ylga {I}; mip ef probaros {A}.
instituut:: instituša {C}; zie ook Instituten in .
instorten:: (lett) fesbône {U}.
instorting:: (lett) fesbônos {C}; (v mijnschacht/tunnel) tujen {C}; (geestelijk) fesblôfos {A}; (fig: ineenstorting v succesvolle onderneming ed) tujen {C}.
instructie:: (=onderricht) fesprabaros {C}; (=aanwijzing) praba {C}.
instrueren:: (=onderrichten) fesprabare {K}.
instrument:: (=werktuig) dreut {C}; (muziek~) tyss {C; mv= tiysse}.
instrumentenmaker:: dreutrif {C}.
instrumentenpaneel:: moter-ÿrpaafâ {C}.
instuderen:: (=repeteren: toneel ed) jymazôzje {K; gst= jymazôss}.
instudering:: (toneel ed) jymazôzjos {C}.
integendeel:: isofé {III}.
integratie:: integrašo {C}.
integreren:: integrere |..ÿje| {U}.
intekenen:: (=inschrijven: aannemer/abonnement/boek ed) vômange {U}.
intekening:: (=inschrijving: aannemer/abonnement/boek ed) vômangos {C}.
intellectueel:: (bv) quergane {I}.
intelligent:: (=intellectueel) quergane {I}; (snel begrijpend) tiff'kurriy {I}; (=schrander) mitazerfiy {I}.
intelligentie:: quergane {Aef}.
intensief:: ôapuqu {I}.
intensiteit:: ôapuc {C}.
intensive care:: ôapuqu-naliycos {A} (afk= ÔN); hij ligt op de ~: do zirde/melde fes ÔN.
intensivering:: (=verheviging) klôrtos {A}.
Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank:: Inter-ameriy Weelfa'ece-benc {N}.
intercity:: (luxe sneltrein) menntreno {Crs} (afk= MT); intercity {C} (sinds 1992 is de naam menntreno officieel in intercity veranderd).
interessant:: mesÿa {I}; (=belangwekkend) ÿrfótelira {I}; het is ~ om [veel te reizen]: ef melde mesÿa beri [tupplipe pert].
interesse:: tevitiff {SC}; ~ tonen voor iets: ef šove tevitiffs armt flaju.
interesseren:: zich ~ voor: interesere armt |..ÿje| {Upr}, mesÿe furt {U; gst= mesÿt; vdw= mesen}; iemand voor iets ~: mesÿe flaju ón rast {K; gst= mesÿt; vdw= regelm.}; iets interesseert iemand: flaju qugle tevitiff ón rast; computers ~ hem in hoge mate: cômputers qugle hupster tevitiff ón do.
interest:: (=rente) rente {C}.
interieur:: fesstjecos {C}.
interlokaal:: kurasÿrtos {I}; ~ telefoongesprek: interhor-chaquindos {C/A}.
intern:: interm {I}; (binnen een organisatie ed) fester {I}.
internaat:: (alg: onderwijsinstituut waar leerlingen ook wonen) fes-koles {C}, zâraje-koles {C}; (Erg) riys {C} (onderwijs op ergynische grondslag, geleid door geestelijken).
internationaal:: (waarbij Spok buitengesloten is; alg: alle landen vd wereld) internašonalo {I}; (waarbij Spok betrokken is: Spok en andere landen) fesaquonda {I}; de internationale belangen van Spokanië: ef fesaquonda côstišerpses rifo Spooksoliy; de internationale media: ef internašonalo medyms (vanuit Spok gezien: alle media in andere landen).
internationalist:: fesaquondatjen {C} (ihb iemand die Spok niet wil afzonderen vd rest vd wereld).
internet:: internet {C}, Internet {N}; zie ook Internet in .
interpretatie:: (=uitleg) bzagoos {C}, interpretašo {C}.
interpreteren:: (=uitleggen) bzagoe {K}, interpretere |..ÿje| {K}; ~ als: interpretere lo {K}.
interruptie:: (=onderbreking) interupšo {C}.
interval:: (=tussenpoos) jenfort {C}.
interview:: (=vraaggesprek) intervju {C}.
intervocaal:: intervokelise {I}.
intiem:: (v kamer ed) lâsimmor {I}; (contact tussen 2 mensen) perogiffiy {I}.
intocht:: (=binnenkomst) entros {C}.
intolerant:: intolerant zijn||tolerant zijn: uzóge {Uid}; .
intransitief:: (taalk) ularâfelira {I} (in de Spok taal: alle werkwoorden die in dit woordenboek met {U} zijn gemerkt).
intrekken:: (v benen/kattennagel) portâre {K}; (vervallen verklaren: v vergunning/paspoort ed) idejufte {K}; ~ bij (de persoon met wie men zojuist getrouwd is): feschebae {K}; ze trekt in bij haar man die visser is (in zijn hut): eup feschebae eft kratoer jerp.
intrekking:: (=vervallenverklaring) idejuftos {A}.
intrige:: (=verwikkeling) joho {C}.
intrigerend:: ÿonatt {I}.
intrinsiek:: (=oorspronkelijk/inwendig) ÿzâm {I}.
introduceren:: introdusere |..ÿje| {K}; (=inleiden) prucre {K; gst= prucc; wst= pruc•}; (=voorstellen: zijn naam noemen) garde {K}.
introductie:: (=inleiding) prucros {A}.
introvert:: fesduloinor {I}.
intuïtief:: lef mybbe; ~ gevoel: mybbe {SC}.
intussen:: (=onderwijl) fesfort {III}.
inval::
invalide:: (zn) tôgéror {C}; (bv: gebrekkig) tôgériy {I}; (iemand die zich moeilijk voortbeweegt) pakker {C} (pej/iro).
invalidenkaart:: tôgéror-kornin {C; mv= ..-kartafiy} (afk= TÔKO); .
invallen:: (een [vijandelijke] inval doen) sôgare {K}; (v kou/vorst) pue {U}; het ~ (v kou): puos {C}; (v muziek) cÿrmerre {U}; ~ voor (iemand vervangen): pryke {K}; het ~ (voor een persoon): prykos {C}.
invaller:: (=vervanger) pryker {C}.
inventarisatie:: toramâÿ {C}.
inventariseren:: inventarisere |..ÿje| {K}.
inventie:: invenšo {C}.
inventief:: inventeff {I}.
investeren:: (geld) investere |..ÿje| {K}; (anders dan geld) spendyre {K}.
investering:: (geld) investašo {C}; (anders dan geld) spendyros {C}.
invloed:: krabé {C}; ~ uitoefenen op: krabéare {K}; het uitoefenen van ~: krabéaros {A}; [een] ~ [hebben] op: [ef lelperre] eft krabé tukst; onder ~ van: tjâg ef krabé rifo (vz-uitdr).
invloedrijk:: lâkrabéor {I}, bosâniy {I}.
invoegen:: japaine {K}; ~ tussen (auto in verkeer): jaufire {K}; het ~ (invoeging): jaufiros {C}.
invoeging:: japainos {C}; (het invoegen: in verkeer) jaufiros {C}.
invoegmanoeuvre:: (v auto) jaufiros {C}.
invoegsein:: (spoorwegen) jaufire-sÿn {C}.
invoer:: (=import) quondaros {C}.
invoeren:: (=instellen) armtstâge {K}; (=importeren) quondare {K}.
invoering:: (=instelling) armtstâgos {A}; (=import) quondaros {C}.
invoerrechten:: quondare-hóf {C}.
invouwen:: (=inklappen) folte-fes {K}.
invreten:: oajare {K}.
invriezen:: ingevroren (als diepvries): fes cryros {C}.
invulformulier:: scriftafiy {C}.
invullen:: (v formulier ed) scrifte {K}; (opvullen) ÿrgare {K}.
invulling:: (v formulier ed) scriftos {C}; (fig) lâmrâtaros {A}; de financiële ~: ef finanšela lâmrâtaros (zodanige financiële maatregelen nemen dat het plan uitgevoerd kan worden).
inwendig:: (in het lichaam) interm {I}; (=intrinsiek) ÿzâm {I}; de ~e mens: ef fester tiyns.
inwerken:: [in]werken op (fig): merre armt {U}.
inwijden:: kadyre {K}.
inwijding:: kadyros {C}; (Erg: ritueel waarbij baby/kleuter in Erg-kerk aangenomen/gedoopt wordt) kadyr {C}.
inwikkelen:: rôlnânce {K}; ~ [in]: kre [fes] {K; gst= kret}.
inwikkeling:: (het ergens in wikkelen) kros {C}.
inwilligen:: (concessies doen aan) kafqummerte {K}.
inwilliging:: (=concessie) kafqummertos {A}.
inwinnen:: (v inlichtingen) feslelde {K}.
inwinning:: (v inlichtingen) fesleldos {C}.
inwonend:: (bij iemand in huis wonend) jupaniy {I}.
inwoner:: (=ingezetene) olimanna {C}; ~s (bewoners): jupan {S}; ~s•, wat betreft de ~s/bewoners: jupana {I}; aantal ~s/bewoners (inwonertal): jupano {C/S}.
inwonertal:: jupano {C/S}; zie ook Inwonertallen in .
inwrijven:: gleche-fes {K}.
inzage:: ter ~: furt torkaros (afk= f/t).
inzake:: (in het kader van) mrâ {VZ}; (=met betrekking tot) frópjÿ {VZ}.
inzamelen:: téruvvere {K}.
inzameling:: (=collecte) téruvvos {C}.
inzegenen:: signere {K; vdw= sigen}.
inzegening:: signeros {A}.
inzenden:: zâlbinase-fes {K}; het ~ (inzending): zâlbinasos-fes {A}.
inzending:: (wat ingezonden is) feszâlbinasos |fesâ..| {C}; (het inzenden) zâlbinasos-fes {A}.
inzepen:: sepe {K}.
inzet:: (wedstrijd) priss {C; mv= prisa}; (het inzetten: v leger/politie) quxeros {C}; (=toewijding) fesfartos {A}.
inzetten:: (v muziek/lied) fesceke {U/K}; (v leger/politie) quxere {K}; het ~: quxeros {C}; zich ~ voor: fesfarte kaf {Upr}.
inzicht:: zerfos-fes {A}; ~ hebben in: zerfe-fes {K}; (lett/fig) ~ krijgen in: ef pónze ef zerfos-fes frópjÿ.
inzien:: (=inkijken) zerfare {K}; (=toegeven) styne {K}; (willen begrijpen) haógare {K}; bij nader ~: miyparâloper {III}.
inziens:: stynn {SC} (altijd samen met bz); mijns ~: kost stynn; zijns ~: groft stynn.
inzinking:: (geestelijke instorting) fesblôfos {A}.
inzouten:: sele {K}.
inzuigen:: (=ad-/absorberen) stûlée {K}.
inzuiging:: (=ad-/absorptie) stûléos {C}.
Iraaks:: (bv) irâk {IIef}; ~e vrouw: Irâka {Cef}.
Iraans:: (bv) irân {IIef}; ~e vrouw: Irâna {Cef}.
Irak:: Irâk {G}.
Irakees:: Irâky {Cef}.
Iran:: Irân {G}.
Iraniër:: Irâny {Cef}.
ironie:: tocÿrspos {A}, tygtjakâmpaos {A}.
ironisch:: tocÿrspiy {I}.
irrealis:: (taalk) nehâfteriy {I} (in Spok: uitgedrukt met tempus-sx •ui).
irritant:: iriterelira {tdw}; (=ergerlijk) reédiy {I}.
irritatie:: (lett: op huid ed) iritašo {C}; (fig: ergernis) iriteros {A}.
irriteren:: iritere |..ÿje| {K}.
IS:: »Islamitische Staat.
islam:: islâm {C}.
islamistisch:: (politiek) islâmistise {I}.
islamitisch:: (geloof) islâmiy {I}.
Islamitische Staat:: (afk= IS): Islâmiy Stat {N} (afk= ISTA).
isoglos:: isoglôsa {C}.
isolatie:: isolašo {C}.
isolationistisch:: (ihb als Spok politiek beleid) isolašonistise {I}, isoliso {I} (pop); ~e politiek: isolašonistiy {C}, isoliso-politiyc {C} (pop).
isoleren:: isolere |..ÿje| {K}; iets ~ van ... (afzonderen): ef isolere flaju rifonn ....
isotherm:: isotermiy {C}.
Israël:: Israjel {G}.
Israëliër:: Israjo {Cef}.
Israëlisch::
issue:: (kwestie) ponto {C}; (vrnl in samenstellingen:) een haat-~: eft hatre-ponto.
Italiaan:: Jakilany {Cef}.
Italiaans::
Italië:: Jakila {G}.
item:: tiyn {C}.
ivoor:: yfôr {S}; van ~ gemaakt (ivoren): yfôriy {I}.
ivoorboleet:: aljâgôtser {C} (L. Suillus placidus).
Ivoorkust:: de ~: Yfôr-xijera {G}.
ivoren:: (van ivoor gemaakt) yfôriy {I}.
Ivoriaan:: (van de Ivoorkust) Yfôro {Cef}.
Ivoriaans:: (bv: van de Ivoorkust) yfôr-xijera {IIef}; ~e vrouw (van de Ivoorkust): Yfôra {Cef}.
Ivriet:: (taal; =Israëlisch) israjos {C}.
© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DICTIO