Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans
Spokaans—Nederlands A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Nederlands—Spokaans
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
p:: (naam vd letter P) pe {C}.
paal:: kibâ {C}, paliy {C}.
paapje:: (vogel) tûfjana {C} (L. Saxicola rubetra).
paar::
paard::
paardenbloem:: dândeljon {C} (L. Taraxacum officinale).
paardendeken:: (onder zadel) glûnk {C}.
paardenfokker:: blofer {C}.
paardenfokkerij:: (het bedrijf) kafrytos {C}; (gebouw waarin het fokken plaatsvindt) gâlk {C}.
paardenhaar:: (één haar) blof-mir {C}; paardenharen (haardos): blof-mirs (mv!).
paardenhoefklaver:: kycve-xejafiy {S} (L. Hippocrepis comosa).
paardenkastanje:: [witte] ~: blof-ðâftyiy {C; rs= ..-ðâftyte} (L. Aesculus hippocastanum).
paardenkracht:: (PK) blofôgjélen {C} (afk= Bô).
paardenmarkt:: blof-stovy {C}.
paardenrennen:: blof-zylos {C}.
paardenstaart:: (in menselijk haar) weliyp {C}; (=heermoes: plant) reve-esa {C} (L. Equisetum arvense); reuzen~: keša reve-esa (L. E- telmateia).
paardenstal:: (dikwijls: openbare stal waar iedereen zijn paard voor korte tijd kwijt kan: "parkeergarage voor paarden") kredek {C}.
paardenstalling:: blofquÿer {C}.
paardenvlieg:: (daas) kônka {C} (ihb: L. Tabanus bromius).
paard-en-wagen:: blofnolac {C}; ([eenvoudige] koets) rótnolac {C}.
paardrijden:: rÿte {U}, spuje {E; gst= spujer} (dl= Centraal-Berref).
paarlemoer:: perle-sientur {C/S}.
paars:: bârÿr {I}, bâra• {PX.c > c}.
paarsblauw:: bârablotter {I}.
paartje:: (stelletje: mensen) tiyp {C}.
paasavond:: Pask-lók {C} (de zaterdagavond vóór eerste paasdag als de katholieke Spokaniërs de voorbereidingen voor het vieren vh paasfeest treffen, zoals vreugdevuren ontsteken en broden in de vorm v lammeren bakken).
paasdag:: Pask-tof {C; mv= ..-terrats}; eerste ~: Pask-kôbotof {N}; tweede ~: Pask-lunatof {N} (officiële feestdagen; op tweede ~ zijn winkels beperkt geopend).
paasfeest:: (=Pasen) Pask {N}.
pacht:: ozyrr {C}, šaméros {C}.
pachten:: šamére {K}.
pachter:: šamérputter {C}.
pad::
paddenstoel:: (ihb: met duidelijke hoed en steel, zoals champignon) chént {C}; (ihb zonder duidelijke steel en hoed, zoals koraalzwam of varkensoor; dikwijls ook giftig) missis {C; mv= missisa}.
padvinder:: (=scout) pât-minkeder {C} (afk= PM).
page::
pagina:: (=bladzijde) pracâ {C} (afk= pr.), pagina {C}; »bladzijde.
pagode:: pagoda {C}.
pakhuis:: tryfter {C}.
Pakistaan:: Pakistâny {Cef}.
Pakistaans:: (bv) pakistân {IIef}; ~e vrouw: Pakistâna {Cef}.
Pakistan:: Pakistân {G}.
pakje:: (=pakketje) labiniy {C}, pâk {C}; (voor sigaretten ed) bôx |ks| (bôks) {C}; ~ sigaretten: sigarett-bôx; sigaretten~: sigarettlot {C}.
pakken::
pakkerd:: (=knuffel) riyer {C}.
pakket::
pakpapier:: [vel] ~: nânce-kornin {C/S; mv= ..-kartafiy}.
pal::
Palau:: Palao {G}.
paleis:: lofipana {C}, korsért {C}; zie ook Paleizen in .
paleisdeur:: korgerat {C}.
paleisraam:: (v gekleurd/bewerkt glas) kormiflif {C}.
paleistrap:: kormittors {C}.
paleistuin:: korarâbe {C}.
paleiswacht:: korgert {C}.
Palestijn:: Palestyno {Cef}.
Palestijns:: (bv) palestynn {IIef}; ~e vrouw: Palestyna {Cef}.
Palestina:: Palestynn {G}.
palet:: palett {C}.
paling:: (=aal) iyliy {C}, ÿl {C} (dl= West-Liftka) (L. Anguilla anguilla).
palm:: (boom) palûm {C}.
palmboom:: palûm {C}.
pamflet:: (mededelingenblad) blompafiy {C}, šôfk {C}; (vlugschrift) pâmflett {C}.
pan:: (om in te koken) hecc {C}, pân {C}.
Panama:: Panama {G}.
Panamakanaal:: Panama-kanol {G}.
Panamees::
pand:: (huis) zârato {C}; (onder~) hakéf {C}; (slip: v jas) ingoch {C}.
paneel:: hâmos {C}; (=scherm: vooral in samenstellingen) ÿrpaafâ {C}.
paneermeel:: âkrôtos {S}.
paneren:: âkrôtare {K}.
paniek:: mÿchef {C}; in ~ raken: mÿchefe {U}; ze vluchten in ~ alle kanten op: óps itÿrre mÿchefelira cradefovap {tdw}.
panisch:: mÿchefiy {I}.
panlat:: régâl {C}.
panne:: (=pech: met auto) stûrt {C}.
pannendak:: tuttos {C}.
pannenkoek:: (slap en dun) crepp {C}; (knapperig) lett {C}.
pannenkoekje:: (flensje) belt-crepp {C}.
pannenlap:: heccfâsto {C; mv= heccfâstôe; rsmv= heccfâstott}.
pantalon:: bof {C}.
panter:: (mnl/ntr) pantriy {C}.
panteramaniet:: pucc-mitramissis {C} (L. Amanita pantherina).
pantoffel:: beltmust {C}; (=slof) zveje-tiffug {C}, zvejet {C} (pop).
pantoffelbloem:: zveje-tiffuger {C} (L. Calceolaria herbeohybride).
pantser:: (=harnas) roli {C}.
pantseren:: rolie {K}.
panty:: (maillot) malo {C}.
pap:: (brij) molarriy {S}.
papa:: pâp {C}, pôp {C} (dl= Tigof/Lomky/Garos), pûpp[e] {C} (dl= Zverosta).
papaver:: (alg) kruyc {C} (L. Papaver somniferum); pôpfe {C} (vrnl in samenstellingen als pleko-pôpfe = gele hoornpapaver).
papegaai:: papiygoe {C; rs= papiygott}.
papegaaiduiker:: plônse-fols {C}.
paperclip:: kornin-chiyper {C}.
papier:: (alg) kornin {C/S; mv= kartafiy}; (als materiaal) pâpre {S}; van ~ gemaakt (papieren): pâpriy {I}; (=schrijfpapier: meestal ook beschreven) scrÿfkt |..ft| {C}; velletje ~: cfoliy |cvo..| = cvoliy {C}.
papieren:: (van papier gemaakt) pâpriy {I}.
papiermand:: (=prullenbak) korninlot {C}.
Papoea-Nieuw-Guinea:: Papua-Nie-Gynee {G}.
papperig:: (tot moes) frûfiy {I}.
paprika:: pimento {C}.
paraaf:: tozalo {C}.
paraat:: (bij de hand) feng {I}.
parabel:: parabel {C}.
paracetamol:: parasetamôl {S}.
parachute:: ânt-tass {C; mv= ..-tassa}.
parachutespringen:: (als sport) parachutos {C}; (de sport beoefenen) ef merre parachutos; hij gaat elke zaterdag ~: do merre parachutos jadâk sâmtof.
parachutist:: ânt-tasser {C}.
parade:: parâde {C}.
paradepaard:: (met afgeschoren manen en staart) sâgt {C}.
paradigma:: paradigma {C}.
paradijs:: paradiso {C}.
paradox:: paradôks {C}.
paradoxaal:: paradôksala {I}.
paraferen:: (=aftekenen) ÿrûše {K}.
parafering:: (=ondertekening) ÿrûšos {C}.
paraffine:: parafynn {S}.
parafraseren:: ~ als: kaftyre lo {K}.
paragraaf:: quzÿr {C} (afk= Qz.); (lid: v wetboek ed) manta {C} (afk= Mt).
Paraguay:: Paraquiy {G}.
Paraguees::
parallel::
parallelweg:: (=ventweg) nefmirra = sumirra {C}.
paramedisch:: mediseerÿ {I}.
paramilitair:: (bv: semimilitair) militerrerÿ {I}.
paranormaal:: paranôrmala {I}.
paraplu:: (=regenscherm) lagitofidal {C}, lada {C} (pop).
parapsychologie:: parapsygolôiy {C}.
parasiet:: parasytja {C}.
parasol:: (=zonnescherm) lagitofôbo {C}, labo {C} (pop).
parasolzwam:: grote ~: hupster nurpzorâ {C} (L. Macrolepiota procera).
pardoes:: (hals-over-kop) pâdâ {III}.
pardon:: (=vergiffenis) ÿroiyvos {A}; ~! (sorry!): elleria!, eller! (spr/dl= Berref); sorry! |Eng.| (verontschuldiging).
parel:: perle {C}.
parelduiker:: (vogel) hupster plônsatjen {C} (L. Gavia arctica).
parelgras:: eenbloemig ~: melika-kles {S} (L. Melica uniflora).
parelmoervlinder:: grote ~: perle-sientur-flyddere {C} (L. Mesoacidalia aglaja).
parelmossel:: rivier~: prusot-perlemit {C} (L. Margaritifera margaritifera).
parelstuifzwam:: perlebâl {C} (L. Lycoperdon perlatum).
paren:: (geslachtsgemeenschap hebben) pature {U}.
parfum:: (welriekende stof) mrunala {C}.
paria:: paria {C; rs= pariat}.
Parijs:: Paris = Pariys {G}.
paring:: (geslachtsgemeenschap) paturos {C}.
park:: (in stad) pârc {C}; nationaal ~ (natuurreservaat): zille-areû {C; rs= ..-areût} (afk= ZA); zie ook Parken in .
parka:: (anorak: jas met capuchon) pârka {C}.
parkeerautomaat:: garage-otomat {C}.
parkeergarage:: gara-sért |gAra-/garA-| {C}.
parkeermeter:: garage-kloppa {C}.
parkeerplaats:: (voor auto's) garage-sÿrt {C} (afk= GS).
parkeerterrein:: (voor auto's) garage-sÿrt {C} (afk= GS).
parkeerverbod:: garage-móf {A} (afk= GM).
parkeerverbodzone:: (in centra v grote steden) garage-móf-zône {C} (afk= GMZ).
parkeervergunning:: garage-jabincos {A}.
parkeren:: (auto, fiets, paard) garage {K}; verboden te ~ (als opschrift: NP): garage-móf {A} (afk= GM).
parket:: (=stalles: voorste rijen, gelijkvloers, in theater) suqutt {C}; (~vloer) muriyos {C}; iemand in een moeilijk ~ brengen: ef ðée rast armt eft sgârf rist.
parketvloer:: muriyos {C}.
parkiet:: percette {C} (L. Melopsittacus).
parklandschap:: pârc-šarkofiy {C}.
parlement:: pârlement {C}.
parlementair:: pârlementerr {I}.
parnassia:: pârnaša-kolinixog {C} (L. Parnassia palustris).
parochie:: parochiy {C}.
parodie:: parodÿ {C}.
parool:: (=leuze) stint {C}; (=wachtwoord) quiyr {C}.
paroxytonon:: (taalk: woord met hoofdaccent op voorlaatste syllabe, zoals in elk Spok woord met variabel accent) towâlc-âksenter {C}.
part:: (gedeelte) indon {C; mv= indino}; (klein gedeelte) stôl {C}.
parterre:: (in theater: gelijkvloers achter stalles) mennqutt |mennqut| {Crs}; op de ~/begane grond: fes ef értef tróda.
partij:: (strijdende groep; politiek; jur) party {C}; (=feest) fenta {C}; (goederen) lôt {C}; (muziek) part {C}; ~ kiezen voor (staan achter): ovape {K}; het ~ kiezen voor: ovapos {C}; politieke ~: politiyc-party {C}; zie ook Politieke partijen in .
partijdig:: partijdig||onpartijdig: tôspiy {Iid}; .
partijdigheid:: partijdigheid||onpartijdigheid (subjectiviteit||objectiviteit): tôsp {Aid}; .
partje:: (sinaasappel) stôl {C}.
partner:: (alg: degene met wie men iets doet) cheber {C}; (persoon met wie men samenleeft, maar met wie men niet getrouwd is) cÿrolle {C}.
partnerschap:: (het samenleven v 2 personen) cÿrollos {C}.
pas::
Pasen:: (=paasfeest) Pask {N}; zo goed als elk jaar met ~: paskas {III}; elk jaar met ~: riyfain paskas; met de komende ~: lelmo Pask.
pasfoto:: (op paspoort) pâstây {C; rs= pâstâte}; (op ander identiteitsbewijs) identifjy {C}.
pasje:: (=plastic kaart) kârta {C}.
paskamer:: trijelmit {C}.
pasmunt:: (=kleingeld) todrurÿ {C}.
paspoort:: pâs {C}; zie ook Paspoorten in .
paspop:: (=buste) trÿkyl {C}.
passage:: (overdekte straat) galeriy {C}; (deel ve tekst) pâsa |pÂsa/pâsA| {C; mv= pâsaes}; (het passeren) pašos {C}.
passagier:: pâsager {C}.
passen::
passend:: (op maat) tûrgjuiy {I}.
passer:: (om cirkels te trekken) sqularr {C}.
passeren:: (gaan door/langs) paše {K}; de grens ~: ef paše ef fini; (voorbijrijden zonder te stoppen) arvende {K}, arvende luft {U}; de trein rijdt het station voorbij (stopt er niet): ef treno arvende luft ef garrent; laten ~ (voorbij laten gaan): lâste {K} (fig: v tijd, narigheid, boze bui ed).
PASSIEF: basisschema | |
---|---|
actieve basiszin: Elsa geeft het boek aan Ôrs = Elsa kette ef mimpit ón Ôrs | |
object wordt zinskern | |
met agens |
(Het boek wordt door Elsa aan Ôrs gegeven) Ef mimpit kettelije pai Elsa ón Ôrs |
zonder agens |
(Het boek wordt [aan Ôrs] gegeven) Blul kettelije ef mimpit [ón Ôrs] |
echo wordt zinskern | |
met agens |
(Aan Ôrs wordt het boek door Elsa gegeven) Ôrs kettelitâ pai Elsa enn ef mimpit |
zonder agens |
(Aan Ôrs wordt het boek gegeven) Blul kettelitâ Ôrs [enn ef mimpit] Ôrs kettelitâ enn ef mimpit |
zie ook: »worden 4/5; »er 1 |
passievrucht:: pâsiy {C}.
passiviseren:: (taalk: passief maken) pâseffare {K}.
pasta:: (smeersel) pâsta {S}; (deegwaren) blot-pâsta {S}.
pastei:: (gebak, gevuld met vlees/vis) piyya {Crs}.
pastel:: (kleurstof) pâstell {C/S}; (tekening) pâstellos {C}.
pasteltekening:: pâstellos {C}.
pasteuriseren:: pâsturizere |..ÿje| {K}.
pastinaak:: pâstenc {C} (L. Pastinaca sativa).
pastoor:: (RK) pâstor {C}.
pastorie:: (RK) pâstoriy {C}.
patat:: »patates frites.
patates:: ~ frites: spana cartôlks {Cmv}.
patent:: (=octrooi) brevett {C}.
pater:: fols {C}.
pathologie:: patolôiy {C}.
patiënt:: (=zieke) kinet {C}, wâzer {C}; (iemand die behandeld wordt) floma {C}.
patio:: (binnenplaats) patjo {C}; (ommuurde tuin) eâs-arâbe {C}.
patrijs:: pertres {C} (L. Perdis perdix).
patrijspoort:: hégg {C}, riyn-miflif {C}.
patriot:: trimÿra {C}.
patroon:: (model) quzÿr {C}; (huls: v metaal) patroniy {C}; (fig: ook motief op stof ed) torutÿ {C}.
patrouille:: (groep mensen) tovéertÿ {C}; (het patrouilleren) véeros {C}.
patrouilleren:: véere {K}.
pauk:: derrs-drôm {C}.
paus:: popp {C}.
pauselijk:: poppiy {I}.
pauw:: vÿttiyrâ {Crs} (L. Pavo cristatus).
pauwoogpijlstaart:: lâeitor vogily-flyddere {C} (L. Smerinthus ocellata).
pauze:: panot {C; mv= opanot}; ~ houden (pauzeren): ef wencate panot.
pauzeren:: (pauze houden) ef wencate panot.
paviljoen:: pavelonn {C}.
pech:: (=tegenslag) zrytacc {SC}; hij heeft ~ [gehad]: do melde fes râk; (=panne: met auto) stûrt {C}.
pectine:: pektynn {S}.
pedaal:: pedaliy {C}.
pedagogisch:: pedagogise {I}.
peddel:: (=riem) rozjep {C; mv= ûrozjep}.
pedicure:: tiffug-naliyc {C}.
pedofiel:: (zn) pedofyliy {C}; (bv) pedofylo {I}.
peen:: (plant) carot {C} (L. Daucus carota); (wortel: groente) pjén {C}.
peer:: (vrucht) leffy {C}; (boom met eetbare peren) leffys-vildul {C}, toleffyÿ {C}; (boom: wilde peer) wuma-toleffyÿ {C} (L. Pyrus communis).
pees:: quroblô {C}.
Pegrevië::
Pegreviër::
Pegrevisch::
peignoir:: (=ochtendjas) gurtkas |..rk..| {C}.
peil:: pilo {C}; (fig) op ~ zijn: ef melde fes nivo; het onderwijs staat op hoog ~: ef kolestiy melde fes hardlap nivo.
peilen:: (v diepte/schip) lode {K}; het ~ (peiling): lodos {C}; (v gedachten) nalalôve {K}.
peiling:: (het peilen v diepte) lodos {C}.
peilloos:: nert lod'kurre |lokurre of lotkurre| {I}.
peilstok:: (voor olieniveau in motor) ool-zeff {C}.
peinzen:: dâmenntelstje {U; gst= dâmentell; wst= dâmenntelst•}.
pek:: (=teer) târ {S}, ytter {S}.
pekel:: sel-knurfel {S}.
pekelen:: (v gladde weg) miynte {K}.
pekeling:: (v gladde weg) miyntos {C}.
pelgrim:: piylgrem {C}.
pelikaan:: (vogel) pelcan {C} (L. Pelecanus onocrotalus).
pellen:: friylpe {K}.
pels:: (levend: op dier) bônt {C}; (dood: =bont) furo {C/S}; van ~ gemaakt: fura {I}.
peluw:: (=kussen) beldrast {C; mv= beldrusts}.
pen:: (=pin) riygt {C}; (=pal) kiyk {C}; (stevige vogelveer) dóc {C}; (vrnl schrijfgerei) pen {C; mv= pentja}; in de ~ klimmen: ef ykelbare sener pen (vooral een boze brief schrijven of klacht indienen); ze zijn direct in de ~ geklommen: óps sener pentja ykelbare nurpel; aan een ~ steken (v vlees): pinne {K}; aan ~ gestoken vlees: pinnos {C}; heb je even een ~ voor me?: (iro) aftel tu lelperre stindostjaga furt gress dus?.
pendelaar:: (=forens) cômuter {C}, fôren {C}.
pendelen:: (=forenzen) cômutere |..ÿje| {U}.
pendule:: penduliy {C}.
penetreren:: penetrere |..ÿje| {K}.
penhouder:: pen-lelder {C}.
penning:: (alg) léma {C}; (munt[stuk]) drur {C}.
penningmeester:: drurater {C}, smurfer {C}.
penny:: (Eng munt) peniy {C}.
pens:: vômp {C}.
penseel:: (=kwastje) klômpi {C}; grote ~ (=kwast): brâst {C}.
penseelstreek:: uster {C}.
pensioen:: spâke-smurf {S}; met ~ gaan: ef arfinare armt spâke-smurf; iemand met ~ sturen (pensioneren): ef qugle spâke-smurf ón rast.
pension:: (=hotel: particulier) hotela {C}; (eenvoudig, beheerd door een toeristen-, jongeren- of studentenorganisatie) entrafer-sért {C}; zie ook Pensions in .
pensionaris:: penšonars {C}.
pensioneren:: iemand ~ (met pensioen sturen): ef qugle spâke-smurf ón rast.
peper:: (plant) tocÿrpepÿ {C} (L. Piper nigrum); (specerij) cÿrpep {S}; witte ~: blakcÿrpep {S}; zwarte ~: doacÿrpep {S}; groene ~ (vers): mÿfto {S}; Spaanse ~: fecc {S}.
peperboleet:: cÿrpep-chént {C} (L. Chalciporus piperatus).
peper-en-zoutvlinder:: mito-flyddere {C}; donkere ~: doffiy mito-flyddere {C} (L. Biston carbonaria); lichte ~: grist mito-flyddere (L. Biston betularia).
pepermelkzwam:: groenkleurige ~: mesâ-helter {C} (L. Lactarius pergamenus).
pepermunt:: (plant) pepsmint {C} (L. Mentha piperita); (snoepgoed) mintgrum {C}.
pepermuntje:: (snoepgoed) mintgrum {C}.
pepervaatje:: (ook: zoutvaatje) rûslot {C}.
per::
perceel:: (alg: terrein) terÿnn {C}; (afgegrensd stukje bouwgrond) pazzokanas {Crs}; (gebouw) zléftiyn {C}.
percentage:: prosent-šifrô {C}.
perenboom:: leffys-vildul {C}, toleffyÿ {C}; »peer.
perfect:: (=uitmuntend) pijâ-riffor {I}.
performance:: performance |Eng.| {C}.
pergola:: pergola {C}.
perikelen:: (=wederwaardigheden) zefarôsta {Cmv}.
perikoop:: (genummerde alinea/vers in Ergemip) hym {C} (afk= Hm).
periode:: (tijdvak) iyra {C}; (kringloop; in wiskunde) perjodiy {SC}; buiten de ~: dalotoje ef iyra.
periodiek::
peristaltisch:: ~e beweging[en]: ulliyos {C}; ~e bewegingen maken: ulliye {E}.
perk:: (deel ve tuin) even {C}; (fig) binnen de ~en: fes ef fini-lÿnts.
perkament:: (materiaal) pergâmt {S}, viyl {S}; vel/stuk ~: pergâmt {C}, viyl {C}; van ~ gemaakt (perkamenten): pergâmtiy {I}.
perkamenten:: (van perkament gemaakt) pergâmtiy {I}.
permafrost:: permacryros {C}.
permanent::
permitteren:: zich ~: armtreppe {Kpr}; iets wat gepermitteerd is: armtreppos {A}.
peroxide:: perôksitt {S}.
perron:: platform {C}.
pers:: (om uit te persen) sóðer {C}; (journalistiek) preše {C}.
Pers:: (bewoner) Perso {Cef}.
persen:: (=uitpersen) sóðe {K}.
persing:: (=uitpersing) sóðos {C}.
personeel:: creft {C}, hômage {C}.
personeelsoverschot:: pâltcreft {C}.
personenauto:: veldur-oto {C}; zie ook Weggebruikers in .
personenrijtuig:: (spoorwegwagon) veldurnolac {C}.
personificatie:: (het resultaat v personifiëring) (alg) personifikašo {C}; (als Erg godheid) landrô {SC}; hij bidt dagelijks onder Eik: do lôve toftas zjoba Ÿc (de eikenboom waaronder hij bidt, heeft nu de "eigennaam" Ÿc gekregen); zie ook Personificaties en goden in .
personifiëring:: (het proces dat leidt tot een personificatie) personifieros {C}.
persoon:: (=mens: zowel mnl als vrw) veldur {C}; (=individu) dresa {C}; (belangrijk/vreemd type) typ {C}; (degene die optreedt, vooral in roman/toneelstuk) letratjen {C}; zie ook Personen in .
persoonlijk:: cÿrachômm {I}; ~ voornaamwoord: painoroni {C}.
persoonlijkheid:: cÿrachômmast {C}.
perspectief:: zefazerfi {C}; (fig) perspekteff {SC}.
pertinent:: (=categorisch, zonder te twijfelen) ijabiy {I}.
Peru:: Peru {G}.
Peruaan:: Peruny {Cef}.
Peruaans:: (bv) peru {IIef}; ~e vrouw: Peruna {Cef}.
pervers:: (=verdorven) qufendriy {I; [mv=enk]}.
Perzië:: Persiy {G}.
perzik:: perše {C}.
Perzisch::
pessimisme:: pesimesmiy {SC}, zutterzerfer {A; mv=enk}.
pessimist:: zutterzerfatjen {C}.
pessimistisch:: pesimistise {I}, zutterzerfiy {I}.
pest:: (ziekte) ret {S}; de ~ hebben aan (hekel hebben aan): ef kette restânp ón {SC}; de ~ hebben aan (afkerig zijn van): ef melde fÿkriyf fes; een man die aan veel dingen de ~ heeft: eft fÿkriyf merater; er de ~ in hebben: mitlâfe {E}; mijden als de ~: ef rotjule lo ef ret; (fig: ellende) dufja {C}; hij is de ~ van dit land ontvlucht: do ouma ef dufja rifo dena šark.
pesten:: (=plagen) vâpje {K; gst= vâpp}; (=treiteren) tokasse {K}; (Erg: iemand net zo lang ~/dwarszitten tot hij sterft, ziek wordt of zelfmoord pleegt) šeksÿe {K}; het ~: šeksÿos {C}.
pesterij:: (=geplaag) vâpjos {C}.
pesticide:: (=bestrijdingsmiddel) pestisitt {S}.
pet:: (hoofddeksel met klep) pet {C}; (=muts: stevige vorm) ÿra {C}; (=muts: zonder klep, en slap) zieo {C; rs= ziet}.
peterselie:: perselle {S} (L. Petroselinum crispum).
petroleum:: petrolém {S}.
petroleumlamp:: mataaré {C}.
Petrus:: (bijbel) Petrus {N} (afk= Pet).
peuk:: [sigaretten]~je: témp {C}.
peul:: (dop/schil) plûf {C}; (groente) plûfpear {C}; (plant) plûfer {C} (L. Astragalus) (vrnl in samenstellingen als boert-plûfer = hokjespeul).
peuter:: (=dreumes) éðâg {C}.
peuteraar:: (iemand die met zijn vingers overal aan zit) pitsticer {C}.
peuteren:: (=prutsen) pitstice {U}.
pianist:: pjanomerr {C}.
piano:: pjano {C; mv= pjanôe; rsmv= pjanott}.
pianoles:: pjano-belasto {C}; hij wil ~ hebben: do lelperravy pjano-belastos (mv!).
pianostuk:: pjano-stû {C}.
picknick:: piykniyk {C}.
picknicken:: piykniyke {U}.
picknicker:: piykniykatjen {C}.
picknickmand:: crûchétlot {C}.
pick-up:: (open bestelauto) lâmule-oto {C}.
piek:: (bergtop; in grafiek) tims {C}.
piekeren:: (=tobben) ucoðe {U}.
piekfijn:: tiytpenða {I}.
piepen:: (v dier) mipe {U}, empe {U}; (=knarsen: deur ed) rÿge {U}, gnycheme {U}.
pieper:: (vogel) kvipp {C} (L. Anthus).
piepjong:: (heel jong) ÿrkamÿr ðyss.
piepkuiken:: efanty-striymâ {C}.
pier:: (in zee) pyr {C}.
pierensteker:: (iemand die beroepshalve wormen voor vis-aas opgraaft) fer-delperreratjen {C}.
pies:: (vrnl v kleine kinderen) siyt {S}; (vrnl v dieren) sât {S}.
piespot:: kvâlo {C}.
pietepeut:: (ziekelijk precies mens) koffatjen {C}.
pij:: (overkleed) kerly {Cef}.
pijl:: (alg) pyl {C}; (vrnl om mee te schieten) kroff {C}.
pijler:: pir {C}.
pijlgras:: kroff-kles {S}, pyl-kles {S} (soort helmgras in Noord-Spok) (L. Ammophila pilata).
pijlkruid:: kroff-lofa {C/S} (L. Sagittaria sagittifolia).
pijlsnel:: ðofšiy {I; [mv=enk]}; (=vliegensvlug) reve-tmopiy = reve-vita {I}.
pijlstaart:: (eend) trunn-dôlze {C} (L. Anas acuta).
pijlstaartrog:: choftôûc {C} (L. Dasyatis pastinaca).
pijlstaartvlinder:: (kolibrievlinder) grist vogily-flyddere {C} (L. Macroglossum stellatarum).
pijlstormvogel:: Noordse ~: doffiy nesnep {C} (L. Puffinus puffinus).
pijn:: ÿkatle {C}; iemand ~ doen (bezeren: personen): ÿkate rast {K}, kate rast {K} (arch); zich ~ doen (zich bezeren): ÿkate {Upr}; het ~ doen (bezering): ÿkatos {C}; iemand ~ doen (kwellen: ook fig): feskvâle {K}; ~ doen (steken: v wond ed): tnesstere {U}; iets wat ~ doet (kwelling): feskvâlos {C}; ~ lijden: ÿkatelare {U}.
pijnbank:: cyrotâ {C}.
pijnboom:: (=den) sparot {C} (L. Pinus).
pijnigen:: (=folteren) fromigte {K}.
pijniging:: ÿkatos {C}; (=foltering) fromigtos {C}.
pijnlijk:: (lett) ÿkately {I}; (lett/fig) drent {I}; (fig) ~ zijn: drente {U}; (fig) ~ worden: drentare {U}; ~e wond: ÿkatos {C}; een ~e situatie: eft stâgelira ess-farter.
pijnscheut:: lump {C}.
pijnstillend:: idefeskvâlelira {I}.
pijnstiller:: (medicijn) ÿkatle-ôtlazrer {C}.
pijpensteel:: het regent pijpenstelen: ef bidale lo eft gmoliy néfâc; râliyn chats bidale.
pijpenstrootje:: bindakles {S} (L. Milinia caerulea).
pijptorkruid:: agen-snerf-krutt {C/S} (L. Oenanthe fistulosa).
pik:: (lul) nôk {C} (vulg); stijve ~ (erectie): slÿfiy {C} (vulg).
pikdonker::
pikken::
pikzwart:: zjol-doffiy {I}; ~ haar (met een donkerblauwe glans): nydamirs {Cmv}.
pil:: (=tablet) piyl {C}.
pilaar:: (=kolom) môlt {C}; (=zuil) zull {C}.
piloot:: (=vliegenier) pilot {C; mv= pilôte}.
pilsje:: (biertje, glas bier) bjerr {C}, sitt {C} (pop).
pilvaren:: stâ-ferre {C/S} (L. Pilularia globulifera).
piment:: (Jamaicapeper) nelk-fecc {S}.
pimentboom:: pimenta {C} (L. Pimenta dioica).
pimpelmees:: blotter-helk {C} (L. Parus caeruleus).
pimpernel:: grote ~: pimpernela {C} (L. Sanguisorba officinalis).
pin:: (=pen) riygt {C}.
pincet:: blermiys {C}.
pincode:: CIK {C} (cÿrachômm identifikašo-kote); PIN {C}.
pinda:: ypinât {C}.
pindakaas:: ypinâtramiy {S}.
pingelen:: (bij voetbal) flyde {U}; (v motor) pinke {U}.
pinguïn:: pengun {C}.
pink:: (kleine vinger) kjest {C}, belt-ÿrliriy {C} (dl= Berref).
pinksteranjer:: lôbâ-jamóta {C} (L. Dianthus gratianopolitanus).
pinksterbloem:: (in hooiland) hôsta-huron {C} (L. Cardamine pratensis); (in duinvalleien) dunje-huron (L. C- palustris).
Pinksterdag:: Eerste ~: Pentecôt-kôbotof {N} (officiële feestdag); Tweede ~: Pentecôt-lunatof {N} (geen officiële feestdag, maar in RK gebieden zijn veel instanties gesloten).
Pinksteren:: Pentecôt {N}; zo goed als elk jaar met ~: pentecôtas {III}; elk jaar met ~: riyfain pentecôtas; met de komende ~: lelmo Pentecôt.
pinnen:: (met bankpasje met pincode): (betalen) PIN-kafte {K}, CIK-kafte {K}; (geld uit een automaat halen) PIN-fesubere {K}, CIK-fesubere {K}.
pioen:: pjona {C} (L. Paeonia).
pion:: (v spel) ebirr {C}.
pionier:: (baanbreker) âskân-dreuter {C}.
pipet:: pipett {C}.
piraat:: pirata {C}.
piramide:: piramitt {C}.
pis:: (vrnl v kleine kinderen) siyt {S}; (vrnl v dieren) sât {S}.
pissebed:: tûstiffug {C} (L. Oniscus asellus).
pistache:: (noot) pistaša {C}.
pistool:: (=revolver) refjéns {C}.
pit:: (in vrucht) neg {C}; (v kaars/lamp/gas) beder {C}; iemand met ~ (doorzetter): damaef {C}.
pitrus:: (plant) blufk-ponto-óf |blufpo..| {S} (L. Juncus effusus).
pitten:: (aardappels) zjôdele {K}; (=slapen) prôâte {Upr} (pop); hij ligt te ~: do sen prôâtelira.
pittig:: (v smaak) nôts {I}; (energiek) néstil {I}.
pizza:: pizza {C}.
pizzeria:: pizza-lurfel {C}.
plaat:: (tekening) platono {C}; (v hout: dikke plank) šolg {C}; (v metaal/kunststof) plâc {C; mv= plec}; hij heeft de ~ gepoetst (hij is 'm gesmeerd): do vlemóte ef renðe.
plaatijzer:: plâcferi {Sef}; van ~ gemaakt (plaatijzeren): plâcferi {I}.
plaatijzeren:: (van plaatijzer gemaakt) plâcferi {I}.
plaatje:: (prent) kabe {C}; (afbeelding) tjeft {C}; het financiële ~: ef finanšela kabe.
plaatsbepaling:: sÿrt-qurtos {A}.
plaatselijk:: (alg) sÿrtos {I}.
plaatsen:: (alg: =neerzetten) sÿrte, ðobiyre {K}; (richten) xuriyme {K}; hij wil zijn artikel in L&T ~: do xuriymavy sener ârtycla fes L&T (een taaltijdschrift); opnieuw ~: nâs-sÿrte {K}; het opnieuw ~: nâs-sÿrtos {C}; hoger ~ (in rang): preipe {K}.
plaatsing:: (lett) sÿrtos {Cef}, ðobiyros {C}; (fig) xuriymos {C}.
plaatsnaam:: sÿrt-quanka {C}.
plaatsruimte:: fessÿrtos {C}.
plaatsvervanger:: minkÿrcralôf {C}.
plaatsvinden:: (doorgang hebben) cÿrchof'te {U; gst= cÿrchoft}; (=gebeuren) hâftere {E}; het ~: cÿrchof'tos {C}; vaak ~d (frequent): lâcÿrs {I}.
plafond:: (=zoldering) tlafo {C}; koepelvormig ~: lanko-tlafo {C}.
plag:: (zode: v gras/turf ed) ôlgt {C}.
plagen:: (=pesten) vâpje {K} (gst= vâpp); (=kwellen) defôliye {K}; het ~ (kwelling): defôliyos {A}.
plaid:: (=reisdeken) plÿðe {C}.
plak:: (=reep: chocola ed) table {C}; (=schijf: vlees/worst) vlep {C}.
plakband:: uûxe-bent {S}.
plakboek:: (=album) platimip {C}.
plakken:: (=kleven: kleverig zijn) uûxe {U}; (=vastplakken) somonoe {K; vdw= somonor}; (=lijmen) keldeste {K}; iets ~ op iets: ef keldeste flaju lef flaju.
plakker:: (vlinder) Rominâstra-zôler {C} (L. Lymantria dispar).
plakkerigheid:: (=kleverigheid) uûxos {C}.
plakplaatje:: (=sticker) gorbas {C}.
plan:: (=idee) arpinzol {SC; mv= arpinzôle}; (opzet) plan {C}; (het plannen maken, planning; plannen) plânos {C/S}; ~nen maken (plannen): plâne {K}; van ~ zijn: ytende beri/den {E}; hij is van ~ om veel geld te verdienen: do ytende beri rinne pert smurf; van een ~ afzien: nertytende beri/den {E}; iets slechts van ~ zijnd: slémiypiy {I}; de bezuinigingsplannen (het gehele pakket maatregelen dat de overheid voorstelt): ef huare-plânos {S}.
planeet:: gre-star {C}; op deze ~ (op de aard/aardbol): teclabae {I}.
plank:: (alg) nregtâ {Cef}; van ~en gemaakt: nregtâ {I}; dikke ~ (houten plaat): šolg {C}; smalle ~ (lat): cÿrotzorâ {C}; (fig) van de bovenste ~: mynall-nurp {C}.
plankenkoorts:: (bang om op te treden) stâge-baniyl {I}.
plankton:: plânkton {S}.
plannen:: (plannen maken) plâne {K}.
planning:: (het plannen maken) plânos {C/S}.
planologie:: (vlakke meetkunde) planolôiy {C}.
planoloog:: planolôche {C}.
plant:: ardekir {C}; (alg: met scherpe smaak) riypser {C}; zie ook Planten in .
plantaardig:: ardekirsót {I}.
plantage:: (aanplant) plânta |plÂnta/plântA| {C; mv= plântaes}.
planten:: azerše {K}, ardekire {K}; (v boom; ter herinnering aan overleden familielid) tytage {K}; het ~: tytagos {C}.
plantenbak:: ardekirlot {C}.
planteneter:: (=herbivoor) kleser {C}.
plantengroei:: azeršatt {C}.
plantsoen:: pâdra {C}.
plantsoenendienst:: (bij de gemeente) pârceren (C); Pârceren {N}.
plas::
plassen:: (alg) csese {U}; (klotsend geluid maken) chese {E}; (urine lozen) ðâge {K}; het ~ (urinelozing): ðâgos {C}; hij heeft in zijn broek geplast: do csesa fes ef bof.
plastic:: (zn: kunststof) plastic {Sef}; (bv: van ~ gemaakt) plastic {I}; ~ voorwerp; stuk ~: plastic {Cef}.
plastificeren:: lâplastice {K}.
plat::
plataan:: plataniy {C} (ihb L. Platanus X hybrida); »populier.
platbuik:: (libel) blotter draca-kroff {C} (L. Libellula depressa).
platdrukken:: (alg) plette {K}; het ~: plettos {C}.
plateau:: (alg) plato {C}; (vlak gebied in de bergen) tôlest {C}.
platenspeler:: (=grammofoon) plata-gros {C} (afk= PG).
platform:: (=verhoging) hogoritos {C}; (=podium) podym {C}.
platgebrand:: (v aarde/akker) xnep {I}.
platina:: (zn) platnâ {Sef}; (bv: van ~ gemaakt) platnâ {I}; ~ voorwerp; stuk ~: platnâ {Cef}.
platje:: (plat dak) olos {C}.
platonisch:: ~e liefde: sÿsiyx-rovretos {A}.
plattegrond:: (indeling v huis ed) skene {C}; (kaart v stad ed) kinner {C}; de ~ van het kasteel: ef skene furt/rifo ef husof; een ~ van Bôrâ: eft kinner furt/rifo Bôrâ; zie ook Plattegronden en landkaarten in .
platteland:: tumt {S}; op het ~: fes ef tumt; van het ~ (landelijk): šarkos {I}; op het ~ wonen: districa-zâre {U}; leven op het ~ (landleven): tumtos {C}.
plattelandsvrouw:: šark-tubôs {C} (vrouw v boer of landarbeider).
platvoet:: tûstiffug {C}; persoon met ~en: tûstiffuger {C}.
plaveien:: (=bestraten) hastre {K; gst= hast; wst= hast•}.
plaveisel:: (=bestrating) hast {C}.
plavuis:: (=vloertegel) krûpt {C}.
plechtig:: orp {I}.
plechtigheid:: orpoi {C; rs= orpoe}.
pleebaniet:: (mnl lid v RK kloosterorde) pleebaner {C} (Pleeba-orde).
pleebanites:: (vrw lid v RK kloosterorde) pleebanera {C; mv= pleebanerÿ} (Pleeba-orde).
pleegbroer:: tofrera {C}; ~/pleegzoon (als oudste van zijn echte broers en zusters): métâs {C}.
pleegdochter:: toûsto {C}.
pleegmoeder:: tosientur {C}; (elke vrouw die als moeder fungeert maar niet de natuurlijke moeder is) dykse {C}; ~/pleegvader van een vondeling (alg iemand die een vondeling vindt en zich erover ontfermt en opvoedt): zôrter {C}.
pleegvader:: tofollus {C}; ~/pleegmoeder van een vondeling (alg iemand die een vondeling vindt en zich erover ontfermt en opvoedt): zôrter {C}.
pleegzoon:: towaler {C}; ~/pleegbroer (als oudste van zijn echte broers en zusters): métâs {C}.
pleegzus:: tosour {C}.
pleegzusje:: tosour {C}.
plegen:: (=begaan: v misdaad/moord ed) klâfe {K}; het ~: klâfos {C}; ~ te (gewoon zijn om): hitse beri/den {U}; ik pleeg (ben gewoon om) elke ochtend te wandelen: gress hitse beri mirre riyfain gurtas.
pleidooi:: narântariy {C}.
plein:: lirrotiy {C} (afk= liy); (marktplein: in Peg) juf {C}; op een/het ~: fes eft/ef lirrotiy.
pleinvrees:: lirrotiy-baniylos {C}.
pleister:: (op wond) plâst {C}; (op muur) prôp {S}.
pleisteren:: (v muur) prôpe {K}.
pleisterwerk:: prôpos {C}.
pleite:: ~ gaan ('m smeren): ef lukte sener tiffugs (pop).
pleiten:: ~ voor: querde {K}.
plensbui:: sôg-gura {C}.
pletten:: (vlak maken/plat slaan) ole {K}; (vlak/plat worden) ole {Upr}; het gras plet onder zijn voeten: ef kles sen ole zjoba groft tiffugs; het ~: olos {C}.
pletter:: »zuipen.
plevier:: (vogel) plier {C} (alg: L. Charadrius of Pluvialis); kleine ~: pleko-plier (L. Ch- dubius).
plezier::
plezierig:: aniâ {I}; als er iets ~s gebeurt (in een vrolijk geval): ollerami {I}.
plezierjacht:: ~je (kleinere motor- of zeilboot, voornamelijk voor vermaak op de binnenwateren): funâ-stôl {C}.
plicht:: duet {SC}; iets als ~ beschouwen: mitaperke flaju {K}.
•plichtig:: (alleen in samenstellingen) •-duetiy {I}; (bijv) leerplichtig: koles-duetiy.
plichtsbesef:: duet-feskettos {A}.
plint:: (onder langs vloer) flor-lânt = floôr-lânt {C}.
ploeg:: (landbouwwerktuig) ÿjalos {C}; (=team: ploegendienst/sport) vrašy {C}.
ploegbaas:: cÿrater {C}.
ploegen:: ÿjale {K}.
ploeger:: ÿjalatjen {C}.
ploegsnede:: (=voor) ÿjalos {C}, ÿjaler {C}.
ploert:: (=schoft) stûfta {C}.
ploeteren:: (lett: door modder/moeras waden) sprâme {U}.
plomp::
plompverloren:: pâdâ {III}.
plonzen:: kompe {U}.
plooi:: (=rimpel) fótos {C}; »hangen.
plooibaar:: (lett) fóte-âp {I}.
plooien:: (=rimpelen) fóte {K}; zich ~ (geplooid zijn): ÿje {U; gst= ÿjet; vdw= regelm.}.
plooiing:: (=rimpeling) ÿjos {C}.
plotseling:: (=opeens) plirtof {I}, chorda {I} (arch/dl= Liftka).
plotsklaps:: (=ineens) wôlp {III} (spr).
pluche:: plucha {Sef}; van ~ gemaakt (pluchen): plucha {I}.
pluchen:: (van pluche gemaakt) plucha {I}.
plug:: (stekker: elektrisch) plûg {C}; (houten kegeltje/stop) jeskô {C}.
pluim:: fjóper {C}, jéqu {C}.
pluimasperge:: (kamerplant) fedre-âspers {C} (L. Asparagus plumosus).
pluimes:: (soort es) hârt-éšy {C} (L. Fraxinus ornus).
pluimstaartmos:: jâbé {S} (donkerrode variant: L. Rhytidiadelphus sanguineus).
pluimvee:: fedre-belps {Cmv}; tozelfÿ {S} (spr).
pluis:: plus {C}.
pluisje:: plus {C}; (=stofje) tus {C}.
pluisjesmos:: wola-cÿralo {S} (L. Dicranella heteromalla).
pluk::
plukken:: (alg: v fruit ed) prucce {K}; (v gevogelte) idedóce {K}; het ~: pruccos {C}; (v gekweekt fruit: in boomgaard) talje {K; gst= tall} (dl= Liftka); (zoeken v eetbare paddenstoelen/bessen) lenabe {K}; het ~: lenabos {C}.
plumeau:: fjóper {C}.
plunderaar:: plûnder {C}; (=vandaal) plûnter {C}.
plunderen:: plûnde {K}.
plundering:: (=plundertocht) plûndos {C}.
plundertocht:: (=plundering) plûndos {C}.
plunje:: (=vodden/kleren) tojelbi {C} (pej).
pluralis:: »meervoud.
plus:: (bij optellen) ôsp {VZ} (betrekking); drie ~ twee is vijf: dur ôsp ten kette hent; (plusteken: +) plûs {C/A; mv= plûses}.
plusteken:: (+) plûs {C/A; mv= plûses}.
Plymouth:: Pliymutt {G}.
po:: (=piespot) kvâlo {C}.
Po:: (rivier) Po {G}.
pochen:: bÿlyze {U}.
pocher:: bÿlyzer {C}.
pocherij:: bÿlyzos {C}.
podium:: (klein verhoginkje) prart {C}; (verhoging, ophoging) hogoritos {C}; (toneel: vrnl concreet) bunâ {C}; (toneel: lett/fig) podym {C}.
podiumkunst:: ~[en]: podym-kûra {C/S}.
poedel:: (hond) pót = putt {C}; (bep soort in Spok) wola-pót = wola-putt {C} ("wolpoet": met dikke grijze krullende vacht).
poeder:: tâmlek {S}; (grof soort: stof in korrelvorm) la {S}.
poel:: maklu {C}.
poelier:: gâm-vlemót {C}.
poelkikker:: maklu-fors {C} (L. Rana lessonae).
poelslak:: maklu-limaciy {C} (L. Lymnaea peregra); grote ~: ses-limaciy {C} (L. Lymnaea stagnalis).
poelsnip:: (vogel) medriy-nése {C} (L. Gallinago media).
poen:: (geld) qusst {S} (pop).
poep:: (=stront) skés {S} (spr), chÿt {S} (spr), pék {S} (vulg), st[r]ÿf {S} (vulg).
poepbruin:: skés-marâsiy {I}.
poepdoos:: pôftlot {C}.
poepen:: skéše {U} (spr), chÿte {U} (vulg); het ~ (gepoep): skéšos {C} (spr).
poes:: (vrw kat) dôf {C}.
poëtisch:: (=dichterlijk) poitise {I}.
poetsen:: (vrnl v zilver/koper) glyle {K}; het ~: glylos {C}; (v schoenen) glântre {K; gst= glânter}; het ~: glântros {C}.
poëzie:: (=dichtkunst) poésy {S}; wat betreft de ~: poésyne {I}.
pofbroek:: (broek met wijde pijpen, gedragen in laarzen: bij Spok klederdracht) išâmt {C; mv= išâmta}.
poffen:: (v kastanjes/maïs) hûmfe {K}.
pogen:: (=proberen) efôrme beri/den {U}; (=streven/trachten) âteme {U}; »proberen.
pogende:: efôrm {I}; een man die pogingen doet (iets durft te wagen): eft efôrm merater.
poging:: âtemos {A}; (het proberen) efôrmiy {A; mv=enk}; in een ~ om ...: âtemelira beri ...; hij heeft haar een plant gegeven, in een ~ om de ruzie bij te leggen: do eft ardekir kette ón eup, âtemelira beri nânce ef gurnus; een man die ~en doet (iets durft te wagen): eft efôrm merater.
pokken:: (ziekte) topuccÿ {C}.
polarisatie:: polarisašo {C}.
polder:: pôlder {C}; zie ook Polders in .
poldermodel:: pôlder-modell {C}.
polemiek:: stinde-jesfsâ |-jestâ/-jefsâ| {C}.
Polen:: Pôlsa {Gef}.
poliep:: polepp {C}.
polijsten:: koibare {K}; gepolijst voorwerp: koibaros {C}.
polijsting:: koibaros {C}.
polikliniek:: (ong) medisentrym {C}.
polio:: (=kinderverlamming) polio {S; rs= poliot}.
polis:: (v verzekering) pols {C}.
politicologie:: politikolôiy {C}.
politicus:: politiycer {C}.
politie:: (korps) polišo {C}; (formeel: als gehele organisatie) âpippolâ {S}; bereden ~: lôvân-polišo {C} (afk= L.P.); (in Spok een omvangrijke politiemacht met sterke paarden, die vrnl patrouillediensten verricht); lid v bereden ~: lôvân {C}; zie ook Politie in .
politieagent:: âpippolâ {C}, âpip {C} (pop); (die op straat patrouilleert en de veiligheid bewaakt) gerdre-âpippolâ {C}; ("bureauagent": in Spok: politieman die vrnl administratief werk verricht en in rechtszaal als parketwacht optreedt) buroâpip {C}.
politiebureau:: âpipsért {C}; zie ook Politiebureaus in .
politiedistrict:: »politieregio.
politiek::
politiekorps:: polišo {C}.
politieleiding:: polišo-wethuderÿ {C} (groep v hogere politiemensen die de leiding hebben over een gemeentelijk politiekorps).
politieregio:: polišo-arr {C}; zie ook Politieregio's in .
pollan:: (=marene: vis) verc {C} (L. Coregonus); grote ~: miterus verc (L. C- nasus).
pollepel:: hecc-leftel {C}, pâko {C}.
pols:: (handgewricht) pôls {C}, cria• {PX > c}, mil• {PX > c} (dl= Centraal-Berref/Tjemp); verstuikte ~: stuke-pôls {C}.
polshorloge:: criaklop {C}, milklop {C} (dl= Centraal-Berref/Tjemp).
Polynesië:: Polynesiy {G}.
pomp:: (gemaal) echuh {C}.
pompen:: echue {K}; het ~ (gepomp): echuos {C}.
pompoen:: mûtmo {C}.
poncho:: »cape.
pond:: (500 g) holfe kilogrâma {C}, holfe kilog {C} (spr); (oud Spok gewicht) pôndiy {C} (afk= P); 1 pôndiy = 1P = 14 kolini = 108,223 kg; ~ sterling (Eng munteenheid): pônt {C} (afk= PT of £); een bankbiljet van 20 ~: eft pônt-aerg-sers-jeji.
poneren:: (als hypothese aannemen) kurazjoffe {K}.
ponsband:: fiynte-bjelt {C}.
ponsen:: fiynte {K}.
ponskaart:: fiynte-fjatôniy {C}.
pont:: (=pontveer) nûrcus {C}.
pony:: (=hit) šetliy {C}.
pooier:: (souteneur) piymp {C}; (=patser) chômpa {C}.
pook:: (v kachel) rakel {C}.
pool:: (noord- of zuidpool) ysnurp {C}; (v magneet) poliy {C}.
Pool:: (man uit Polen) Pôlsany {Cef}.
poolcirkel:: yslÿnt = ys-lÿnt {C}.
poollicht:: ysnurptat {C}.
Pools::
poolshoogte:: ~ [gaan] nemen: ef nalalôve ef nupps.
poolster:: ys-star {C}.
poon:: (=knorhaan: vis) gûnker {C} (L. Trigla).
poort:: (vrnl als opening in muur) kaltân {C}; (vrnl als sierobject) tryjumf {C}.
poos:: (spanne tijds) panot {C}; een ~/tijd geleden: lâst fortarr.
poot:: (ve dier met TWEE poten) bonarô {C}; (ve dier met MEER dan twee poten; v tafel/stoel of ander voorwerp) lippio {C; mv/rsmv= lippiones; rs= lippót}; lippione {C} (arch); (=nicht/homofiel) dvâfâ {C} (pej); de drie poten van de [letter] m: ef émecÿr dur lippiones; blijf met je poten/tengels van die vaas af!: qufferte-tûe ef vasa na ef rašes!.
pop::
popartiest:: pôp-artiys {C; mv= ..-artiyst}.
poppenkast:: kyllot {C}.
populair:: ([bij het volk] geliefd) zampôrquiyr {I}; (geliefd, veelgevraagd) fartelira {I}, linniy {I}; (algemeen begrijpelijk; gemeenzaam) populerr {I}; ~ bij: populerr furt (evtl als vz-uitdr); ~ zijn bij: ef melde populerr furt; [zeer] ~ zijn (artiest ed): bronne {U}.
populariteit:: ([bij het volk] geliefd) zampôrquiyr-tiyn {SC}.
populier:: (alg: smal en hoog) peple {C; mv= peplân} (L. Populus); Italiaanse ~: [mintepot] peple (L. P- nigra var. Italica); gegroefde ~: [lâstyfor] peple (L. P- striata); zwarte ~: doffiy peple (L. P- nigra); witte ~ (witte abeel): blakker peple (L. P- alba); (plataanachtige soort, veel geplant langs Spok wegen) lertâ {C} (L. Populus platanea).
populisme:: populesmiy {C}.
populistisch:: populistise {I}.
poreus:: poruss {I}, spârotiy {I}.
porie:: spârot {C}.
porren:: (vuur) rakle {K; gst= rakk}; (=aansporen) éne {K}, croje {K; gst= crot} (dl= Lomky/Tigof).
porring:: (=aansporing) énos {C}.
porselein:: minnepirta {S}; van ~ gemaakt (porseleinen): minnepirtiy {I}.
porseleinen:: (van porselein gemaakt) minnepirtiy {I}; ~ voorwerp: minnepirt {C}.
porseleinvlinder:: pluquah-zôler {C} (L. Abraxas sylvata).
porseleinzwam:: blakker glaza-missis {C; mv= ..-missisa} (L. Oudemansiella mucida).
port:: (wijnsoort) opôrto {S}; een glaasje ~: eft opôrto {C}, eft pôrt {C} (pop).
portaal:: querk {C}.
portefeuille:: pôrtfulla {C}.
portemonnee:: smurflot {C}, pôrtmôné {C}.
portie:: stôl {C}.
portiek:: pôrtiyc {C}, querk {C}.
portier:: (=uitsmijter) argerat-gert {C} (afk= AG); (=deur) argerat {C}.
porto:: (=frankering) gorbasos {C}; (alle op één brief geplakte postzegels) pôstsmurf {C}.
portokosten:: gorbasos {C}.
Portoricaan:: Pôrtoricony {Cef}.
Portoricaans:: (bv) pôrtorico {IIef}; ~e vrouw: Pôrtoricona {Cef}.
Portorico:: Pôrtorico {G}.
portret:: pôrtreta {C}.
Portugal:: Portagel {G}.
Portugees::
pos:: (vis) salpjy {C} (alg: L. Gymnocephalus cernua) (ihb: Firani-pos (L. G- Phirania).
pose:: (stand vh lichaam) pose {C}.
positie:: posišo {C}; centrale ~ innemend: bronn {I}.
positief:: positeff {I}.
post::
postbode:: (brievenbesteller) (in stad) pôster {C}; (op platteland) trofiyatjen {C}.
postbus:: (in postkantoor) pôstbôx {C}; (autobus vd posterijen) pôst-gerlas {C}.
postcode:: pôst-hor {C} (in Spok 4 cijfers); zie ook Postcodes in .
postconsonantisch:: (taalk) pôstcônsonentise {I}.
postelein:: pepliys {S} (vrnl in de samenstelling: knurfel-pepliys = waterpostelein).
poster:: (=affiche) poster {C}.
posterijen:: (=postwezen) (in stad) pôsteren {C}, pôst {C}; (op platteland) trofiy {C}; zie ook Posterijen in .
postgiro:: otokafter {C} (afk= OK).
posthoornslak:: hôrna-ÿtiner {C} (L. Planorbis corneus).
postkantoor:: (in stad) pôstsért {C}; (op platteland) trofsért {C}.
postrijtuig:: (trein) pôstnolac {C}.
poststation:: (tot 19e eeuw: plaats waar paarden gewisseld konden worden) mindistiy {C} (na 1903: hotel).
poststuk:: (alg) trofiytiyn {C}.
posttarief:: pôst-tareff {C}; zie ook Posttarieven in .
postuum:: (na iemands dood) fes ef kostoh.
postvocaal:: (taalk) pôstvokelise {I}.
postvocalisch:: (taalk) pôstvokelise {I}.
postwezen:: »posterijen.
postwissel:: smurfetter {C}.
postzegel:: gorbas {C}; zie ook Postzegels in .
pot::
poten:: (v aardappels ed) hastae {K}.
potig:: (=stevig: v persoon) cmÿrta {I}.
potje:: een ~ vrijen: ef réze ja ef dândeljons.
potlood:: potilast {C; mv= potilâste}; heb je even een ~ voor me?: (iro: "schrijfhoutje") aftel tu lelperre stindostjaga furt gress dus?.
pottenbakkerij:: klalbâs {C}.
pover:: (=schamel) bavriy {I; [mv=enk]}.
Praag:: Praga {G}.
praal:: (=pracht) hadra {C}.
praalgraf:: hadra-kul {C}.
praat:: iets aan de ~ krijgen: ef ðobiyre flaju fes ef gros.
praatje:: (vaak niet geheel waar) dett {C}; mooie ~s: quista detts; een ~ beginnen met iemand (aanpappen): (op vriendelijke wijze) fûppe ón rast {U}; (op opdringerige wijze) fûppe-fes rast {K}.
praatster:: (vrouw die [veel] praat) pjôlera {C}; ze is een gezellige ~: eup melde eft aoliy pjôlera.
pracht:: (=luister) fiyt {Aef}, lustriy {C}; (=heerlijkheid) hoggebim {SC}; (=praal) hadra {C}.
prachtig:: (=luisterrijk) fiyt {I}; (=schitterend) hordaos {I}, ojic {I}; fiyt én ojic (nadrukkelijker dan alleen fiyt of alleen ojic).
praktijk:: (alg: v dokter, criminele praktijken ed) ðâklen {C}; in de ~ brengen: ðâklen-riffe {K}; het in de ~ brengen (praktische uitvoering): ðâklen-riffos {A}.
praktisch::
praline:: (=bonbon) šoclagrume {C}.
prat:: »belezenheid.
prater:: (iemand die [veel] praat) pjôler {C}; hij is een gezellige ~: do melde eft aoliy pjôler.
precario:: (belasting voor het hebben v voorwerpen onder, op of boven de openbare gemeentegrond; onbekend in Spok); »reclamebelasting.
precies:: (=juist) bloirâ {I}; (=juist/pal) neryt {III}; (juist ja; spr) bloirâ siy; ~ voor de deur: neryt furt ef argerat; (=nauwkeurig) kvópus {I}; ziekelijk ~ mens (pietepeut): koffatjen {C}.
preconsonantisch:: (taalk) precônsonentise {I}.
predicaat:: (alg/logica) predikatiy {C}; (taalk: gezegde) painer-grup {C}.
predikant:: (=dominee) predikent {C}.
prediken:: predike {U}.
Prediker:: (bijbel) Prediker {N} (afk= Pre); Eklesiâst-mimpit {N}.
preek:: prediyk {C}; (Erg) opðent {C}.
preekstoel:: predike-hÿkot {C}.
prefabricatie:: preriffes {C}.
prefereren:: (de voorkeur geven aan) preferere |..ÿje| {K}.
prefix:: (taalk: =voorvoegsel) fesfiy {C}.
pregnant:: (=nadrukkelijk) purfatiy {I}.
prehistorie:: wufe-pirâmer {C}.
prei:: (groente) porân {S}.
preiplant:: (=preistengel) porân-ðiynk {C}.
preistengel:: (=preiplant) porân-ðiynk {C}.
premie:: premy {C}.
première:: mennstâgos {Crs}.
premisse:: premiss {C; mv/rsmv= premisses}.
prent:: (=tekening) platono {C}; (=plaatje) kabe {C}.
prepareren:: (=voorbereiden) preparere |..ÿje| {K}.
preparering:: (=voorbereiding) preparašo {C}.
presens:: (taalk: tegenwoordige tijd) ralotiy {C}.
presentator:: (=omroeper: bij de tv) portzerfiter |..ts../..dz..| {C}.
presentatrice:: (=omroepster: bij de tv) portzerfita |..ts../..dz..| {C; mv= portzerfitas}.
presenteerblad:: (=dienblad) leÿr {C}.
presenteren:: (=tonen) šove {K}; (tonen en openbaar maken: v onderzoek, rapport, boek ed) šovenne {K}.
presentje:: (=cadeautje) pamel {C}.
president:: presedent {C}.
presidentieel:: presedenšela {I}.
prestatie:: jikatâ {C}; een ~ leveren: ef holare eft jikatâ.
presteren:: jikate {K}.
prestige:: dres-envanos {A}.
prestigieus:: reputabliy {I}; lef dres-envanos.
pret:: (=schik) géta {C}.
pretpark:: (recreatiepark: met kermis ed) nefâr {C}.
prettig:: aoliy {I; [mv=enk]}; (=aangenaam) trojo {I; vt= vózÿr; ot= trotiy; vk= lâgt; mt= qury}.
preuts:: uârt {I}.
prevelen:: bribe {K}.
preveling:: bribos {C}.
preventief:: ðulent {I}.
prevocaal:: (taalk) prevokelise {I}.
prevocalisch:: (taalk) prevokelise {I}.
prieel:: cluzâs {C}.
priem:: sleg {C}.
priester::
prijs::
prijsgeven:: ðÿniare {K}.
prijsgeving:: ðÿniaros {C}.
prijspeil:: ðÿny-nivo {C}.
prijsvraag:: priss-kettos {C}.
prijzen:: (de prijs vermelden) ðÿny-kette {K}; (belonen/loven) ksvenne {K}; het ~ (het loven): ksvennos {A}; (sprkw) prijs de dag niet voor de avond: eft pratelira karé strâ mešana.
prijzenswaardig:: (onvolprezen) ksvenne-âp {I}.
prik::
prikkel:: (vrnl lett) obârs {C}; (fig) obâršos {A}.
prikkelbaar:: (kregelig; uit zijn humeur) eterrenx {I}; ~ zijn: triskete {E}.
prikkelbaarheid:: trisketos {A}.
prikkeldraad:: priyke-drat {C}.
prikkelen:: (inspiratie geven) obârše {K}.
prikken:: (=steken) priyke {K}, gayše {K}, xôte {K}, tnesste {K}; ik prik mij aan de doorn: ef qurt tnesste gress; ~ in (lichaamsdeel): priyke {Upr}; ik prik in mijn vinger: kost ére ÿrliriy sen priyke.
pril:: rija {I}.
primair:: bentsÿrtiy {I}.
primitief:: laborventiy {I}, primiteff {I}; (on[der]ontwikkeld) primi• {PX}.
primula:: primula {C} (L. Primula obconica).
principe:: fyrah {SC}, prinsypp {C}; in/uit ~: fara prinsypp (afk= f/p); in ~: ðÿm moris.
Principe:: Prinsypp {G}.
principieel:: prinsipiela {I}.
prins:: prens {C} (afk= Pr.).
prinsdom:: prenstat {C}.
prinses:: prensa {C} (afk= Pra.).
Prinsjesdag:: (ong: Spok feestdag op 12 mei; opening vh nieuwe regeringsjaar, waarbij de koning de Nâmpa-quariy ("troonrede") voorleest en vervolgens over de inhoud ervan in het openbaar discussieert met de zâmporementec ("volksvertegenwoordiging")) Nâmpa-tof {N}.
printen:: (afdrukken met een printer) kabi-stinde {K; vdw= ..-stindas}.
printer:: (afdrukapparaat bij computers) kabier {C}.
prioriteit:: (voorrang: NIET in het verkeer) prioritiy {C}, bentarfinos {A}.
prisma:: presma {C}.
privatiseren:: veršôtare {K} (overheidstaken door een particulier bedrijf laten uitoefenen).
privatisering:: veršôtaros {A}.
privé:: (bv: particulier) pryfé {I}.
privéonderneming:: (particulier bedrijf) mainkloitoh-glûfiy {C}.
privilege:: kâjesafiy {C}; (=voorrecht) ÿrozzermos {A}.
pro:: (voor) ort {VZ} (betrekking).
probeer•:: (proef•) trÿ• {PX.c > c}.
probeersel:: (iets wat [uit]geprobeerd wordt) trijos {C}; (experiment) fatôða {C}.
probleem:: môntyos {A}; (=vraagstuk) tolinnosÿ {C}; een ~ zijn (problematisch zijn): môntye {E}; geen [enkel] ~: larôk {C}; dat is geen enkel ~ [voor mij]!: eft larôk melde [ón gress]!; het is geen enkel ~ voor mij om op je kinderen te passen: eft larôk melde, den gress kaftare vilt efantys; een ~ hebben met iets; problemen hebben met iets: ef melde fes môntyos lef flaju; in de problemen zitten: ef farte fes fallos.
probleemloos:: môntyos-velp {I}.
probleemmaker:: (=ruziezoeker) wolaji {C}.
problematiek:: tomôntyosÿ {C}.
problematisch:: ~ zijn (een probleem zijn): môntye {E}.
procedé:: qulséfen {C}.
procedure:: prosedÿr {C}.
procent:: prosent {C}, ri'pérsa {C} (afk= /rp of %); 3% = 3 ri'pérsa = 3/rp.
procentteken:: prosent {C}, ri'pérsa {C}; 3 ~s (%%%): 3 prosents = 3 ri'pérsas.
proces:: (alg, behalve rechtszaak) ðeér {C}; (rechtszaak) rigteér {C}; een ~ voeren: ef ciyfe eft rigteér.
processie:: prosešo {C}, xlâtos {C}; in een ~ meelopen: xlâte {U}.
proces-verbaal:: nalalôfafiy {C}.
proclamatie:: proklamašo {C}; (=afkondiging) rupkos-fes {A}.
proclameren:: (=afkondigen) rupke-fes {K}.
procuratiehouder:: mitarepp-hut {C}.
procureur:: tiyn-wencater {C}.
producent:: produsennt {C}.
produceren:: produsere |..ÿje| {K}.
product:: prodûk {C}; zie ook Ambachtelijke producten in en Producten en merken in .
productie:: produkšo {C}.
productie-assistentie:: (tv/film) produsere-cÿrtiros {C}.
productiebelasting:: (soort BTW op buitenlandse en luxe goederen) produkšo-tâx {C} (afk= P.T.).
productief:: ÿrfâshâc {I}.
productiviteit:: ÿrfâshâc {Aef}.
proef:: prufa {C}; op ~: prufatiy {I}; (proefmodel) trijos {C}; •proef (•test): •ultes {SX > c}; (bijv) bloed~: kursuusultes; op de ~ stellen (beproeven): ucôgare {K}.
proefdier:: trÿbelp {C}.
proefdraaien:: (intrans) ef poire prufatiy {I}.
proefmodel:: trÿjÿnt {C}, trijos {C}.
proefondervindelijk:: prufatiy {I}, trijeniy {I}.
proefpersoon:: trÿveldur {C}.
proefschrift:: (=dissertatie) prifjiofer {C}, priff {C} (pop).
proefstation:: kipt {C}, trÿsÿrt {C}.
proesten:: (lachen) njânte {U}; (snuiven: paarden) funse {U}.
proeven::
profeet:: profett {C}.
professional:: slojeter {C}.
professioneel:: gillt-kûr {I}.
professor:: (hoogste universitaire titel) prifjiof {C} (afk= Pf.).
profetisch:: profetise {I}.
profiel:: profilâ {C}; (fig) tolânt {C}.
profiteren:: ~ van: luftblaffe |luvb..| {K}; het ~: luftblaffos |luvb..| {A}.
prognose:: prognoss {C; mv/rsmv= prognoses}.
programma:: (alg) progrâm {C}.
programmeur:: (voor computers) cômputarer {C}.
progressief:: (vooruitstrevend) progreseff {I}.
project:: projecc {C}.
projecteren:: quzÿrzerfe {K}; het ~ (projectie): quzÿrzerfos {C}.
projectie:: (geprojecteerd beeld) quzÿrzerfi {C}; (het projecteren) quzÿrzerfos {C}.
projectiel:: simuer {C}.
projectiescherm:: (v film ed) nÿle-kerpa {C}.
proletariaat:: proletarât {C}.
proloog:: (voorspel: v toneel) prologiy {C}.
promille:: promil {C}, ri'main-pérsa {C} (afk= /rmp of ‰); 3‰ = 3 ri'main-pérsa = 3/rmp.
promotie:: promošo {C}.
pronken:: kôlme {U}; ~ met: kafprabare {K}, hadrae {K}; ~ met andermans veren: ef kafprabare ef âstiemzerer lores-pârs.
pronkkastje:: (=etagère) hadraos {C}.
pronksteelboleet:: Koronalista-chént {C} (L. Boletus calopus).
pronkstuk:: het museum toont de Chinese vaas als ~ op/van de tentoonstelling (belangrijkste item): ef musém jikate ef china rélâft fes ef eksposišo.
pronomen:: (taalk: =voornaamwoord) roni {C}.
pronominaal:: pronominale e (sx •e waarop een Spok infinitief eindigt; tevens de woordenboekvorm van een ww): pronomiy-e {C}; (in oude/gekalligrafeerde teksten soms wel als een "lange e" () geschreven: finne = begin, en finn = beginnen).
pronominaliseren:: roni-riffe {K}.
prooi:: (v roofdier) xomiyftâ {C}.
proost:: ~! (op je gezondheid!: bij het glas heffen): ÿrðeff!.
prop:: (papier/watten ed) miyk {C}; (=stop: gatdichting) kâps {C}.
propaganda:: propagandâ {C}.
propageren:: propagere |..ÿje| {K}.
propeller:: (=schroef) zâlft {C}.
proper:: (=rein) ming {I}.
properheid:: (=reinheid) minga {C}.
propos:: Ȉ 4.
propvol:: (=stampvol: v zaal/tribune ed) klâxa {I}; (v fles ed) ÿrgaror {I}.
prospectus:: luftreppafiy {C}.
protectionisme:: protekšonesmiy {C}.
proteïne:: (eiwit[ten]) proteynn {S}.
protest:: protestašo {C}; uit ~: gâšâ protestašo.
protestant:: (zn: persoon) reformer {C}; (bv: =hervormd) reformeriy {I}.
protestantisme:: reformer-korda {C}.
protesteren:: ~ [tegen]: protestere [ûqu] |..ÿje| {U}.
protestmars:: protestere-xlât {C}.
prothese:: protese {C}.
prototype:: prototyp {C}.
Provence:: de ~ (in Zuid-Frankrijk): Provence = Provense |..ense| {G}.
proviand:: (voorraad) crûchét {S}; genoeg ~ hebben (om de winter door te komen/de reis te kunnen volbrengen ed): zyre {U}; we hebben voldoende ~ voor de overtocht: kirro zyre lóf ef njebop [frópjÿ ef ubara].
proviandzak:: crûchétlot {C}.
provider:: (aanbieder v communicatiediensten, zoals telefoon en internet) cômu-ketter {C}.
provinciaal:: (=gewestelijk) mantaiy {I}.
provincie:: (=gewest/landstreek: vrnl in Romeinse rijk en Nederland; nooit in Spok) provvenše {C}; (in Spok: district) distrycc {C}; »district; »districts-.
provisie:: kanas-smurf {S}.
provisiekamer:: ubarmit {C}.
provisorisch:: fes perkaliy {C}.
provocatie:: provokašo {C}.
provoceren:: provosere |..ÿje| {U}.
proza:: prosy {S}; wat betreft ~: prosyne {I}.
pruik:: wyger {C}.
pruilen:: mâsce {U}.
pruillip:: jerrðe-motrik {C}.
pruim:: (vrucht) zuffu {C}.
pruimeboom:: zuffus-vildul {C}, tozuffuÿ {C} (ihb L. Prunus domestica).
pruimenwijn:: karuff {S} (vooral bij bruiloften gedronken uit wit-porseleinen kelken); een glas/kelk ~: eft karuff {C}.
Pruis:: Prusann {Cef}.
Pruisen:: Prussa {G}.
Pruisisch:: (bv) prussa {IIef}; ~e vrouw: Prusana {Cef}.
prul:: (=lor) chût {C}.
prullenbak:: (=papiermand) korninlot {C}.
prut:: (=brij) smâs {S}.
prutsen:: (=peuteren) pitstice {U}; (=knutselen) friylpe {U}.
pruttelen:: (koken) drôbe {U}, brûpe {U}.
PS:: (naschrift) dÿfo-mux {C} (afk= DM).
psalm:: psâlm {C}.
Psalmen:: (bijbel) Psâlms {N} (afk= Psâ).
pseudo•:: »schijn•.
pseudoniem:: toquanka {C}; een ~ (een aangenomen naam): eft kir quanka {C}.
psychiater:: psygiatriy {C}.
psychiatrie:: psygiatros {C}.
psychiatrisch:: ~e patiënt (geestelijk gehandicapte): brenkâ-wâzer {C}; ~e inrichting: brenkâ-wâzer-sért {C}.
psychisch:: psygise {I}.
psychologie:: psygolôiy {C}.
psychologisch:: psygologise {I}.
psycholoog:: psygolôche {C}.
pub:: »café.
puber:: (=adolescent) mrest {C}.
puberteit:: adolesenšo {C}, adoliy {C} (pop).
public:: en plein ~: fes tuffes cômas.
publicatie:: publikašo {C}; zie ook Publicaties in .
publiceren:: (openbaar maken) publisere |..ÿje| {K}.
publiciteit:: publisitiy {C}.
pudding:: plumbôr {C}; (vla/vruchtenpap: als nagerecht) zva {C/S}.
Puerto:: ~ Rico: »Portoric- (en afleidingen).
Puerto Rico:: »Portoric- (en afleidingen).
puilen:: nâlmece {U}.
puimsteen:: pumâs {S}; stuk ~: pumâsiy {C}.
puin:: klâk {S}.
puinhoop:: (lett) klâkos {C}; (lett/fig) ðo'yte {C}.
puist:: (=pukkel) pucc {C}.
puitaal:: (vis) póter {C} (L. Zoarces viviparus).
pukkel:: (=puist) pucc {C}.
pul:: (eendenkuiken: tam) cucc {C}; (bierpul) kmâst {C}.
pullover:: (trui zonder mouwen, en evtl met V-hals) kura-trut {C}.
punaise:: ðériygt {C}.
punch:: punch |punše| {S}.
punt::
puntenslijper:: potilast-riff {C}.
puntig:: (=spits) xest {I}; (met punten/stekels) agren {I}.
puntkomma:: (leesteken ;) tocôma {C}.
puntstuk:: (v wissel bij spoorwegen) ponto-kanas {C}.
pupil:: (in oog) pupilâ {C}.
puppy:: (jong hondje) hônt {C}.
puree:: sûlp {S}; tot ~ maken (pureren): sûlpe {K}.
pureren:: (tot puree maken) sûlpe {K}.
purisme:: puresmiy {C}.
purper:: purper {I}.
purperlichtmot:: Flenazjekk-flâ {C} (L. Pyrausta purpuralis).
purser:: (hofmeester: v schip/vliegtuig) korsarater {C}.
pus:: (=etter) slâf {S}.
put:: (=kolk) kréa {C; rs= krée}; (drinkwaterput) kupân {C}; in de ~ zitten (fig): ef feldre fes ef kelâr.
puts:: (soort emmer) pelcan {C}.
putsteelmelkzwam:: kôbo-helter {C} (L. Lactarius scrobiculatus).
putten:: (v water) nolce {K}.
putter:: (vogel) cârdvel {C} (L. Carduelis carduelis).
puur:: (=louter) nucer {I}; ~ geluk: nucer geffal; (onvermengd/ongerept) emlot {I}; pure chocolade: zutter šocla.
pyjama:: (=nachthemd) miskofkas {C}.
Pyreneeën:: de ~: Pyrnees {Gmv}.
pyriet:: pyritiy {S}.
pyromaan:: (zn) bedarkinner {C}; (bv) bedarkinn {I}.
© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DICTIO