Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans
Spokaans—Nederlands A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Nederlands—Spokaans
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
o:: (naam vd letter O) o {C}.
oase:: oasiy {C}; (lett) dester-ljÿniy {C}.
Obadja:: (bijbel) Obaða {N} (afk= Oba).
ober:: (=kelner) harber {C}.
object:: (alg, ook taalk) ôpjecc {C}; indirect ~ (taalk: gemarkeerd met dt ón): palletariy {Crs}.
objectief:: (taalk: wat betreft het object) ôpjekteff {I}.
objectiviteit:: objectiviteit||subjectiviteit (onpartijdigheid||partijdigheid) tôsp {Aid}; .
obligatie:: rente-fôrmler {C}.
observatie:: ézos {A}.
observatorium:: (ihb sterrenwacht) ôpservatorym {C}, star-ézâs {C}.
observeren:: éze {K}.
obsessie:: zléfmunkos {A}.
obstakel:: (=hindernis) zennt {C}; (hindernis: iets dat in de weg ligt/staat) nertuitiyn {C}.
occasion:: (tweedehandsauto) tentef-poira-oto {C}, tentef-poira {C}.
occlusief:: (plofklank: p, t) plâtsos {C}.
oceaan:: ošann {C}; (=zee) zé {C}, rutôs {C}.
oceanograaf:: ošanografos {C; mv= ošanografosz}.
och:: ~!: âke!.
ochtend:: (4-11 uur) gurt {C}; afgelopen ~: lâst gurt; zo goed als elke ~ ('s ochtends): gurtas {III}; elke ~: riyfain gurtas.
ochtendjas:: (=peignoir) gurtkas |..rk..| {C}.
ochtendblad:: (=ochtendkrant) gurtafiy {C}, gurtiyrda {C}.
ochtendkrant:: (=ochtendblad) gurtiyrda {C}, gurtafiy {C}.
ochtendnevel:: (boven moeras/weiland) ômicleh {S}.
ochtendschemering:: (tussen miskof en tof) koftof {C}.
octaaf:: (muziek) ôktaviy {C}.
octopus:: âkemilâ {C} (L. Octopus vulgaris).
octrooi:: (=patent) brevett {C}.
Oder:: Oder {G}.
odeur:: (welriekende stof) mrunala {C}.
oefenen:: ~ in: ufnare fes {K}.
oefening:: (=opgave) ufnos {C}.
Oekraïens::
Oekraïne:: [de] ~: Ukrain {G}.
Oekraïner:: Ukrainy {Cef}.
oen:: (gecastreerde ezel) quilch {C}; (stom persoon) ânda {C}.
oenologie:: (wijnkunde) vinolôiy {C}.
oenologisch:: (wijnkundig) vinologise {I}.
oenoloog:: (wijnkenner, wijnkundige) vinolôche {C}.
oeps:: (uitroep v verbazing/schrik, of als je een foutje of ongelukje merkt) hôps {!}; (uitroep v grote verbazing/verwondering) wonn {!}.
oer•:: (allereerste; waaruit de rest is ontstaan) bôr• {PX}.
oermens:: labore-veldur {C}.
oeroud:: qummertliftkar {I}.
oervorm:: labore-vobaros {C}, bôrvobaros {C}.
oerwoud:: jungel {C}.
OESO:: (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) Ôrganisašo furt Ekonomise Ðônosrômos een Weelfa'ecos {N} (afk= ÔEÐW).
oester:: [eetbare] ~: ûster {C} (L. Ostrea edulis).
oesterzwam:: miterus mutlek-missis {C; mv= ..-missisa} (L. Pleurotus ostreatus).
oeuvre:: (gezamenlijk werk ve kunstenaar) toqummertÿ {C}.
oever:: (meestal glooiend) rivo {C}; (kade) klarbÿr {C}; aan de ~: kaf ef rivo; kaf ef klarbÿr; de rivier treedt buiten haar ~s: ef prusot vende kaf rivo/klarbÿr.
oeverloper:: (vogel) river {C} (L. Actitis hypoleucos).
oeverpieper:: (vogel) rivo-kvipp {C} (L. Anthus spinoletta).
oeverspin:: klarbÿr-ÿrstippô {C} (L. Dolomedes fimbriatus).
oeverzwaluw:: ripariy {C} (L. Riparia riparia).
Oezbekistan:: Usbekistân {G}.
offer:: jalos {C}.
offeren:: jale {K}.
offersteen:: (Erg: =altaar; buiten, om lammeren/stierkalveren ritueel te slachten) trull {C}.
offertafel:: (Erg) trull-dryk {C}; »offersteen.
offerte:: (als document) offertos {C}.
officieel:: (van hogerhand) ðekmâc {I}.
officier:: (alg) ofeserr {C}; subalterne ~: ninker ofeserr (een na laagste officiersrang); voor militaire rangen, zie .
ofschoon:: (=hoewel: positieve toegeving) taufen {VG}, os {VG} (arch), ker {DT}; Elsa doet mee aan de Jareucâ-loop, ~ ze haar enkel verzwikt heeft: Elsa paine-ral fes ef Jareucâ-fartos, taufen eup lelperre eft stuke-gelp; ik zal de honden uitlaten, ~ het weer regent: ker bôrade gress ef hurts, ef bidalilóme wet; Drys maakt alweer een fles sektâ open, ~ de eerste nog niet leeg is: Drys ker gyre eft brôepwet sektâ-liskos, ef értef tiyn velpilóme strâe.
ofwel:: »of 5/6.
ogenblik:: (=moment) zerfefes {C}, zerfes {C}, momentos {C; mv= momentosz} (poe); een ~je (eventjes): begg {I}; een ~ (korte tijd) in je leven: uta {SC}; er komt [ooit] een ~ dat ...: ef mipslap kirre kva den ...; op het ~ dat: pejanuf {VG}; de telefoon gaat op het ~ dat ik in bad zit: ef telefonos rupke, pejanuf gress melde fes ef wik; op het ~ dat (juist als: gelijktijdigheid): kymentos {VG}; ik zit in bad op het ~ dat de telefoon gaat: gress feldre fes ef wik, kymentos ef telefonos rupke; op dát ~: ÿrmentos {III}; op dit ~ (=momenteel; deze periode): lóf ef zerfefes; ralmentos {III}; op één [en hetzelfde] ~: pejanuf {III}; op elk ~: riyfamentos {III}; op hetzelfde ~: pejanuf {III}; ik stapte in bad en op dat ~ gaat de telefoon: gress lappo fesdu ef wik ur pejanuf ef telefonos rupke; op welk ~ dan ook; elk [willekeurig] ~: folarra ÿrmentos; hij kan elk ~ komen: do arfine folarra ÿrmentos; op een bepaald/gegeven/zeker ~: serten ÿrmentos; op een ~ van boosheid: rofonomentos = rofonošami {III}; op een ongelegen/slecht ~: tildâmentos {III}; op een geschikt ~ (als het goed uitkomt): quistamentos {III}; op een rustig ~: lirdefmentos {III}; op een ~ met mooi weer (als het mooi weer is): crobbementos {III}.
ogenblikkelijk:: (zonder dralen) ðÿm ÿslapos-mip.
ogenschijnlijk:: (=schijnbaar) ÿrmoiy {I}.
ogenschouw:: in ~ nemen: queffe {K}; het in ~ nemen: queffos {A}.
ogentroost:: (plant) eit-hâng {C} (ihb: L. Euphrasia nemorosa).
oké:: (in orde) accarônt {I}, quâf {I}; (akkoord!) quts!; (afgesproken) lenn (pop).
oker:: (kleur) o'icrâ {I}; (donkergeel: zoals van Spok wegwijzers) horerus {I}; (bruin/donkergeel) mitra• {PX.c > c}.
okerkleurig:: »oker.
oksel:: bÿrðest {C}.
oktober:: ôktobry {Cef} (afk= ôk of ôkt); ôkhertel {C} (arch), ôktohertel {C} (arch).
oleander:: uliyja {C} (L. Nerium oleander).
olie:: ool {S}; (om te braden, bakken) larde-ool {S}; met/van ~ (oliehoudend): oola {I}; [met] ~ stoken: oolare {U}; een stoomlocomotief die met ~ gestookt wordt: eft oolarelira fradâs; (sprkw) ~ op het vuur gooien: ef flecse ef kÿpony hôsta.
oliedepot:: ool-zolle-sÿrt {C}.
oliehoudend:: (met/van olie) oola {I}.
olielamp:: mataaré {C}; klein ~je (meestal aardewerken potje met tuit waaruit een pit): hufôl {C}.
oliën:: oole {K}; het ~: oolos {C}.
olieverf:: ool-lâc {S}.
olieverfschilderij:: ool-platiranu {C; mv= ..-platiranûe; rsmv= ..-platirane}.
olifant:: (mnl/ntr) elefânt {C}; (vrw) elefânta {C}; (alg) habrynes {C} (dl= Peg).
olifantshuid:: met een ~: fûtmutiy {I} (fig); hij heeft een ~ (hij is ongevoelig voor beledigingen/kritiek): do zjoðe ef dakrosz lef eft [utô] zjeros.
olijf:: oljyvo {C}.
olijfgroen:: (=olijfkleurig) oljyvo-marâsiy {I}.
olijfkleurig:: (=olijfgroen) oljyvo-marâsiy {I}.
olijfolie:: oljyvojel {S}.
olijk:: (=guitig) deðâliy {I; [mv=enk]}.
olijvenboom:: oljyvos-vildul {C}.
olympisch:: (mbt Olympische Spelen) olympise {I}.
oma:: om {C} (pop/kindertaal); abulla {C} (dl= Tigof/Lomky).
Oman:: Oman {G}.
Omaniet:: (man uit Oman) Omany {Cef}.
Omanitisch:: (bv) oman {IIef}; ~e vrouw: Omana {Cef}.
omarmen:: embaraše {K}.
omarming:: embarašos {C}.
ombouwen:: (=verbouwen) âlbe-kest {K}.
ombrengen:: (=doden) njore {K}.
ombudsman:: ralpoirater {C}; voor ombudsmannen in Spok, zie .
ombuigen:: (anders buigen) lâglarfe {K}; (wringen) futsie {U}; (v beleid ed: fig) kestprâne |..sp..| {K}.
omdat::
omdraaien:: (=omkeren/wenden) grare {K}, wente {K}; »wenden.
omdraaiing:: (lett) (het omkeren) graros {C}; (=wending) wentos {C}.
omelet:: (eiergerecht met groente) ônlett {C; mv= ônlets}.
omfloerst:: (lett/fig) lâsimmor {I}.
omgaan::
omgaand:: per ~e (post): fes tÿrt-trofiy {C} (afk= f/tÿt).
omgaande:: »omgaand.
omgang:: (=trans: toren) rufa {C}; (verkeer: het met elkaar omgaan) parfâsos {A}.
omgekeerd:: (tegengesteld) kûfencatos {I}; (op zijn kop) tenurpe {I}.
omgelegen:: (=omliggend) roffot {I}.
omgespit:: stuk ~ land: gâffos {C}.
omgevallen:: (=omver) kestenn {I}.
omgeven:: (=omringen) plyte {K}, surronde {K}; het ~: surrondos {C}.
omgeving:: (omtrek: als gebied) surront {C}; (het omgeven) surrondos {C}; Xemân en ~: surrondelira Xemân; enkele mensen uit de ~ (buurt): gopirus tarô veldurs; de mensen uit de ~: ef veldurs mip ef surronts.
omgooien:: »omvergooien.
omhaal:: (=drukte) tosalbos {C}; met veel ~: lef muxkettos {A}.
omhakken:: axe {K}.
omhalen:: (muur) ta'ole-cor {K}.
omhebben:: (dragen: v sjaal ed) donne {K}.
omheen::
omheind:: lâniotor {I}.
omheining:: nio {C; rs= niet}, togrûsÿ {C}.
omhelzen:: elbe {K}.
omhelzing:: elbos {C}; (innig) fitétos {C} (poe).
omhoog:: (opwaarts) kafes {III}; preip {I}; ~ van; van ... ~: preip {VZ} (richting); de weg loopt van/uit het dal ~: ef mirra vende preip ef ðarmiy; hij klimt langs de rots ~: do fle lango preip ef lôbâ; de toegangsprijzen kunnen ~: ef fesrigts pónsecos hardlap terat.
omhooggaan::
omhooghalen:: (=ophalen: v zeilen ed) pâre-kaf {K}.
omhooghouden:: (lett: =ophouden) ularâfe-kaf {K}; het ~ (lett: het ophouden): ularâfos-kaf {C}.
omhoogkijken:: het ~ (lett: het opzien): zerfos-kaf {C}.
omhooglopen:: ~ naar (lett: =oplopen): farte-kaf {K}.
omhoogpompen:: (oppompen: v vloeistof) echue-kaf {K}.
omhoogsteken:: (lett: =opsteken) gayše-kaf {K}.
omhoogtrekken:: (=optrekken: gordijn/brug ed) trekke-preip {K}.
omhoogwippen:: (=openwippen) plype {K}.
omhoogzien:: (lett: =opzien) zerfe-kaf {U}.
omhullen:: (alg) hulle {K}; het ~ (omhulling): hullos {C}.
omhulling:: (omhulsel: lett) hulliy {C}; (het omhullen) hullos {C}.
omhulsel:: (v papier: hoes) envlôp {C}; (omhulling: lett) hulliy {C}.
omkantelen:: ta'ole {K}.
omkanteling:: ta'olos {C}.
omkeer:: (fig) graros {A}.
omkeren:: (=wenden) wente {K}; (=omdraaien) grare {K}; het ~ (lett: omdraaiing): graros {C}; »wenden.
omkijken:: ~ naar (lett): zerfe-blef {K}.
omkomen:: (=sterven) sterde {E}; (=sneuvelen) naurre {E}.
omkopen:: fesmite {K}.
omkoperij:: (=omkoping) fesmitos {C}.
omkoping:: (=omkoperij) fesmitos {C}.
omlaag:: (=neerwaarts) ryses {III}; tûgt {I}; ~ van; van ... ~: tûgt {VZ} (richting); de weg loopt van de heuvel ~: ef mirra vende tûgt ef kryobiy; hij klimt langs de rots ~: do fle lango tûgt ef lôbâ.
omleggen:: (omleiden: v weg/route) devijate {K}; (stand veranderen: v wissel) lose {K}; het [tijdelijk] ~ van een weg/route: devijatos {C}.
omleiden:: (v weg/route) devijate {K}; het [tijdelijk] ~ van een weg/route: devijatos {C}.
omleiding:: (=wegomlegging) devijate {C}.
omliggend:: (=rondomgelegen) roffot {I}.
omlijsten:: (lett/fig) lyste {K}.
omlijsting:: (lijst) lânt {C}; (lett/fig) lystos {C}, prâft {C}; (fig) tomiltÿ {C}; met muzikale ~: lef malodétiy tomiltÿ.
omloop:: (=omgang: toren) rufa {C}; (=omwenteling) slinâr {C}; (kringloop) mitakôltos {C}; geld in ~ brengen: ef kette smurf armt ef plaju.
omlopen:: (een omweg maken: niet de kortste weg nemen) zefâne {U}; vanwege de ingestorte brug moeten we ~ via Krappa: gâšâ ef fesbônor gÿrt kirro zefânûs vja Krappa; (fig) het hoofd loopt me om: gress mitapaine ef mârip.
ommekeer:: (fig) graros {A}.
ommezien:: in een ~: futtof ef urzôg zôle.
ommezijde:: (=achterzijde) gep {C}.
omnibus:: (=verzamelbundel) iplâfmip {C}; (arch: autobus) ômbus {C}.
omnivoor:: cralarder {C}.
omploegen:: (v akker) uzrare {K}.
ompolen:: (elektriciteit) kurapoliye {K}.
ompoling:: kurapoliyos {C}.
omrasteren:: kippe-kest {K}.
omrastering:: kippos-kest {C}.
omrijden:: (rijden met een omweg) zefânufire {U}; (alg: een omweg maken: niet de kortste weg nemen) zefâne {U}; vanwege de ingestorte brug moeten we ~ via Krappa: gâšâ ef fesbônor gÿrt kirro zefânûs vja Krappa.
omringen:: (geheel rondom) roffotte {K}; (=omgeven) plyte {K}; geheel ~ (omvatten; lett): mécare {K}.
omroep:: (systeem/organisatie v radio en tv) rélvâseren {C}; openbare ~ (niet-commercieel): kofano rélvâseren.
omroepbestel:: rélvâseren {C}.
omroepbijdrage:: (kijk- en luistergeld; in Spok) Kofano-reelvâseren-tâx {C} (afk= Koreeltâ).
omroeper:: (presentator: bij de tv) portzerfiter |..ts../..dz..| {C}; (voor radio/tv) rélvâs {C}; (nieuwsverkondiger in dorp) rélvâs {C}.
omroepster:: (presentatrice: bij de tv) portzerfita |..ts../..dz..| {C; mv= portzerfitas}; (voor radio/tv) rélvâsa {C; mv= rélvâsÿ}.
omruiling:: (=ruil) kurakettos {C}.
omschakelen:: (lett) kenke-kest {K}; (fig) luftkenke |lufk..| {K}.
omschakeling:: (lett) kenkos-kest {C}; (fig) luftkenkos |lufk..| {A}.
omscholen:: (vooral mbt agrariërs die vanaf ca 1955 fabrieksarbeider werden) zraze-querdo {K}.
omscholing:: zrazos-querdo {C}; een ~ tot arbeider: eft zrazos-querdo tukst ÿrômer.
omschrijven:: ~ [als]: kaftyre [lo] {K}; [gedetailleerd] ~ (detailleren): detÿle {K}.
omschrijving:: kaftyros {C}; [gedetailleerde] ~ (detaillering): detÿlos {C}.
omsingelen:: ÿkae-fes {K}.
omslaan:: (hoek) âglarfe {K}; het ~ (v hoek): âglarfos {C}; (bladzijde) gre {K; gst= gret}; (sjaal, mantel) dvébe-kest {K}; (=opslaan: mouw/broekspijp) rôle-luft {K}; (fig) ~ als een blad aan de boom: zÿfmie {U}.
omslachtig:: stâ'umt {I}.
omslag:: labân {C}; (=kaft) caribos {C}; (plotselinge verandering) kestgraros |..sg..| {A}.
omslagdoek:: (groot: cape) nirâs {C}.
omsluiten:: (lett: omvatten) fame {K}.
omsluiting:: (omvatting) famos {C}.
omspannen:: helme-kura {K}.
omspitten:: (v aarde/land) gâffe {K}, uzre {K; gst= uss}; omgespit stuk grond: uzros {C}; stuk omgespit land (groter dan uzros): gâffos {C}.
omspoelen::
omspoeling:: (ómspoeling: het ómspoelen vd vaat) smôlmclénos |smôlcl..| {C}.
omstanders:: (=toeschouwers) tolutterafatjenÿ {Crs}.
omstandig:: (=uitgebreid) lef muxkettos {A}; (=breedvoerig) plâkstarer {I}; ~e uitleg/verklaring: plâkstariy {C}.
omstandigheid:: (factor) miprif {C}; (=toestand) stânt {C}; (verhouding) glistiy {C}; onder geheimzinnige omstandigheden: fes pjakâriyn glistiys.
omstreden:: (=betwist) hybjiy {I}, tânessiy {I}.
omstreken:: ândyra {C}; in Amahagge en ~: fes ândyra-Amahagge.
omstrengelen:: (lett: inspinnen) fitéte {K}.
omstrengeling:: (inspinning) fitétos {C}.
omtrek:: (rondom iets) uzra'e {C}; (omgeving: als gebied) surront {C}; met een ~ van: roffottô {VZ} (maat); een cirkel/weiland met een ~ van 8 km: eft siyclo/blufk roffottô 8km.
omtrekken:: (lijnen om iets trekken) kerrdrave {K}.
omtrent:: (=omstreeks) kôlelira {I}; (= wat betreft) frópjÿ {VZ}.
omvallen:: tassare {U}; op het punt staan om om te vallen (=wankelen): ojabre {U; gst= ojaber}.
omvang:: (=grootte: lett) hupsteriy {C}; (lett/fig) mécarô {C}.
omvangrijk:: (lett/fig) lâmécaror {I}.
omvaren:: (een omweg maken: niet de kortste weg nemen) zefâne {U}; vanwege de marine-oefeningen moeten we ~ via de Aflif-straat: gâšâ ef Bas-Zeeex ef ufnôsta kirro zefânûs vja ef Aflif-strett.
omvatten:: (lett: =omsluiten) fame {K}; (lett: geheel omringen) mécare {K}; (fig: =behelzen) znynte {K}; het ~ (behelzing): znyntos {A}; (fig: =bestrijken) znyntare {K}.
omvatting:: (lett: =omsluiting) famos {C}.
omver:: (=omgevallen) kestenn {I}; (ondersteboven) hogozjoba {I}; ze loopt de stoel ~: eup farte ef ferdu lo hogozjoba.
omvergooien:: (=omverwerpen: lett) koldre-kest {K; gst= kolt-kest; wst= kold•-kest; vdw= koldôr-kest}.
omverliggend:: (=omgevallen) kestenn {I}.
omverlopen:: farte-cor {K}, farte-kestenn {K}.
omverrijden:: (=overrijden) idekronâmare {K}; (v boom, paal) ufire-cor {K}, ufire-kestenn {K}; axe {K} (spr); de auto rijdt de boom omver/kapot: ef oto lâufire ef vildull (rs!).
omverrijding:: (verkeersongeluk) idekronâmaros {C}.
omverwaaien:: »omwaaien.
omverwerpen:: (=omvergooien: lett) koldre-kest {K; gst= kolt-kest; wst= kold•-kest; vdw= koldôr-kest}; (fig: regering ed) ta'ole-cor {K}.
omverzagen:: orore-cor {K}.
omvouwen:: folte-kest {K}.
omwaaien:: [doen] om[ver]waaien: pollere-cor {K}; door de storm waait de boom om: ef móns pollere-cor ef vildul.
omwassen:: luktclene |lutcl..| {K}.
omweg:: (lett) zefânos {C}, asto'efy {C}; (lett/fig) ðubiy {C}; (om een heuvel om een sterke helling te vermijden) letvos {C}; een ~ maken (om een heuvel heen lopen/rijden teneinde een sterke helling te vermijden) letve {U; gst= letver of lett}; zonder ~en (lett: =rechtstreeks): bót {I}; zonder ~en (fig: radicaal; recht toe recht aan): šofprôg {I}; zonder ~en (fig: =kortaf): ðÿm wâms {C}.
omwentelen:: slinâre {K}; het ~ (omwenteling): slinâros {C}.
omwenteling:: (=omloop) slinâr {C}; (het omwentelen) slinâros {C}; (fig: verandering) palleuberos {Ars}.
omwille:: »wille.
omwisselen:: noftatare {K}; A ~/inruilen voor/tegen B: ef kurakette A helkara/ump B {K}.
omwisseling:: noftataros {C}; (omruiling) kurakettos {C}.
omwonend:: surront-zârelira {I}.
omwonenden:: (mv) ÿksana {C}; de ~: ef surront-zâreliran veldurs.
omzagen:: orore-cor {K}.
omzet:: tiynrinnos {A}.
omzetbelasting:: (ong) rinne-tâx {C}.
omzien:: ~ naar (lett/fig: uitkijken naar): zerfare helkara {U}.
omzomen::
omzwerving:: rinuffaloc {Crs}.
onaandoenlijk:: (fig: koel/geen emoties of vriendelijkheid tonend) tiympiy {I}.
onaangebroken:: (nog dicht: v fles wijn) klah {I}.
onaangedaan:: (=onbewogen) nesovósiy {I; [mv=enk]}.
onaangenaam:: net-olla {I}, neguria {I}, netrojo {I}.
onaangeroerd:: (v voedsel) klah {I}.
onaannemelijk:: (=ongeloofwaardig) nexâreâ {I}.
onaantastbaar:: vlânða {I}.
onaantrekkelijk:: cyriy {I; mv=enk}, net-ôsemah {I}.
onaanvaardbaar:: nequiyralôg {I}.
onaanzienlijk:: nelifrostos {I}.
onaardig:: neflifados {I}.
onachtzaam:: vâselliy {I}.
onachtzaamheid:: vâseller {A; mv=enk}.
onafgewerkt:: wiytlas {I}.
onafhankelijk:: fâpt {I}; ~ [van]: nenatumt [ón] {I} (ón is vz; evtl als vz-uitdr); ze zijn ~ van elkaar; ze hebben niets gemeen: óps nert melde nâzjasót ón wâlkân.
onafhankelijkheid:: nenatumtiy {A; mv=enk}.
onafhankelijkheidsbeweging:: nenatumtiy-rutros {C}.
onafscheidelijk:: neterpiy {I}; fûðelira {tdw} (in spr ook {I}); ~e vrienden: fûðelira[n] frints, markiyn frints.
onbaatzuchtig:: (=belangeloos) ðÿmyjéfiy = šâmyjéfiy {I; [mv=enk]}.
onbarmhartig:: xylemé {I}; ~ zijn: xylemée {U}.
onbarmhartigheid:: xyleméos {A}.
onbebouwd:: net-aâlp {I}; (zonder huizen) kall {I}.
onbedaarlijk:: buch {I}.
onbedachtzaam:: (=onbezonnen) jârt {I}.
onbedoeld:: nesplôntiy {I}.
onbedorven:: (rein/onbevlekt) prôltôt {I}.
onbedreven:: (=onervaren) zégtiy {I}.
onbedrevenheid:: (=onervarenheid) zégter {A; mv=enk}.
onbeduidend:: (onbelangrijk) nrychiy {I; [mv=enk]}; (niet veel betekenend) net-istjo {I}; (nietig) prôx {I}; ~ zijn (nietig zijn): fitajute {U}.
onbedwingbaar:: sôdartiy {I; [mv=enk]}.
onbegaanbaar:: nefartatt {I}; (weg/pad) wódeniy {I}.
onbegrensd:: ðÿmfiniiy = šâmfiniiy {I}; (=onbeperkt) tÿtyniy {I; [mv=enk]}.
onbegrijpelijk:: nert uner'kurre {I}; ~/onverklaarbaar toeval: qummertuss {Aef; mv/rsmv= qummertusses}.
onbehaaglijk:: ÿgco {I}.
onbeheerd:: (=onbewaakt) naoliy {I; [mv=enk]}.
onbeholpen:: hôšybriy {I; [mv=enk]}, ÿnt {I}.
onbeholpenheid:: hôšybriy {Aef}.
onbehoorlijk:: svót {I}.
onbehouwen:: (bruusk) krôk {I}; ~ persoon (woesteling): wiltro {C}; ~ kerel: raddyf {Crs}; »onbeschaafd.
onbekend:: neknôf {I}, knófe {I} (dl= Liftka); ~ zijn: neknôfe {U}.
onbekende:: (onbekend persoon) neknôfer {C}; (onbekend ding) neknôfo {C}.
onbekommerd:: sa'ecc {I}.
onbekwaam:: (=incompetent) neprimitâ {I}.
onbelangrijk:: nemikkelel {I}; ~/onbetekenend persoon (nietsnut): évumene {C}.
onbeleefd:: réte {I}, nepolityâ {I}.
onbeleefdheid:: (opmerking/gedrag) réteiy {A; mv=enk}.
onbelemmerd:: (=ongehinderd) kâjes {I}; ðÿm prés = šâm prés {SC}.
onbemiddeld:: ðÿmspâkiy = šâmspâkiy {I}.
onbenullig:: slemÿðiy {I; [mv=enk]}.
onbepaald:: (niet begrensd) wiytlas {I}; (niet vaststaand) nequrtiy {I}; ~ voornaamwoord: nefestoroni {C}.
onbeperkt:: (=onbegrensd) tÿtyniy {I; [mv=enk]}.
onbereikbaar::
onberekenbaar:: pu {I}.
onberijdbaar:: (v weg ed) net-ufiramiy {I}.
onberispelijk:: (correct) hudelira {I}.
onbeschaafd:: (ruw) nequeo {I}; (onopgevoed) nevobaror {I}; (spreken) sékótiy {I}; het ~ zijn (ruwheid: geen manieren kennen en/of geen opvoeding gehad hebben): réjer {A; mv=enk}; hij is erg ~/ruw/onbehouwen: do lelperre eft hupster réjer {A}.
onbeschaamd:: lelparus {I}.
onbescheiden:: (fig) kenjarosiy {I}.
onbeschoft:: pjohellelira {I}; (vlegelachtig) pra'iccerÿ {I}; ~e vent (vlegel): pra'icc {C}, zâlft {C}.
onbeschreven:: (blanco: papier) blânko {I}.
onbeschrijflijk:: nert vro'eg'kurre {I}.
onbeslist:: (twijfelachtig) ksvifass {I}; ~e toestand, ~e wedstrijd: ksvifassiy {A; mv=enk}.
onbeslistheid:: ksvifassiy {A; mv=enk}.
onbespreekbaar:: iets ~ maken: ef qugle eft net-oaroamiy tiyn ón flaju.
onbestaanbaar:: ynerpstâ |..rs..| {I}.
onbestendig:: (=wisselvallig) nôftiy {I}.
onbestendigheid:: (=wisselvalligheid) nôfter {A; mv=enk}.
onbesuisd:: mipurâ {I}.
onbetaalbaar:: (lett) nekaftatt {I}; (fig) nefexâiy {I}.
onbetekenend:: jafaystâ {I}; ~/onbelangrijk persoon (nietsnut): évumene {C}.
onbeteugeld:: iderâfor {I}.
onbetoond:: (niet gebleken) nepurfillor {I}.
onbetrouwbaar:: xipalô {I}.
onbetrouwbaarheid:: xipalôiy {A; mv=enk}.
onbetwist:: nehybjiy {I}, lacsiy {I}.
onbetwistbaar:: (beslist) fespilt {I}.
onbevaarbaar:: nenjebopâ {I}.
onbevangen:: (=onbevooroordeeld) nenâltoniy {I}.
onbevlekt:: (rein/onbedorven) prôltôt {I}.
onbevoegd:: onbevoegd||bevoegd: prôpen {Iid}; onbevoegd zijn||bevoegd zijn: prôpene {Uid}; .
onbevooroordeeld:: (=onbevangen) nenâltoniy {I}.
onbevredigd:: (onvoldaan) ezojjete {I}.
onbevredigend:: (resultaat ed) vly {I}.
onbevreesd:: nevariy {I}.
onbewaakt:: yâ {I}; (onbeheerd) naoliy {I; [mv=enk]}.
onbeweegbaar:: (lett: niet in beweging te krijgen) nerutramiy {I}.
onbeweeglijk:: (niet bewegend) nerutracc {I}; (roerloos) qupléâ {I}.
onbeweeglijkheid:: qupléâ {Aef; rs= qupléât}.
onbewerkt:: (=ruw: v materiaal/land) réklah {I}.
onbewogen:: (=onaangedaan) nesovósiy {I; [mv=enk]}; ~ persoon: mast {C}.
onbewolkt:: (=wolkeloos) net-epða {I}, ópðae {I} (dl= Liftka); het is ~ (=helder): ef crobbene {U}.
onbewoonbaar:: (huis) nert zâr'kurre {I}; (land, klimaat) sgaec {I}.
onbewoond:: nezârt {I}.
onbewust:: quâlostiy {I; [mv=enk]}.
onbezet:: (=ledig) stjach |stach| {I}; (vacant: v ruimte) necheba {I}; (niet door een leger bezet) net-ÿos {I}; ejjeose {I} (dl= Liftka).
onbezield:: (taalk: =inanimaat: alle entiteiten die geen mens of dier zijn) trÿkyliy {I}.
onbezonnen:: (blindelings) jârt {I}; ~ daad: jârtos {C}; ~ persoon (iemand die blindelings te werk gaat): jârter {C}.
onbezorgd:: (zonder zorgen) ybrôdée {I}; (luchtig/lichtvaardig) plypor {I}.
onbillijk:: (onredelijk) nekvâmpajé {I}, kurablaff {I}.
onblusbaar:: (lett) nert tyrâhe-âp {I}; (fig: niet te bevredigen) wychole-fest {I}.
onbrandbaar:: neburatt {I}.
onbreekbaar:: netundaratt {I}; ânt-fjâs-• {PX.c}.
onbruikbaar:: wepriyliy {I}.
onbuigbaar:: neflectren {I}.
onbuigzaam:: (fig) nebéln {I}.
oncomfortabel:: (=ongemakkelijk) net-ûma {I}.
ondankbaar:: péquh {I}.
ondankbaarheid:: péquhiy {A; mv=enk}.
ondanks::
onderaards:: »ondergronds.
onderarm:: rynde {C}.
onderbeen:: ÿrynde (ÿr-rynde) {C}.
onderbewustzijn:: (Erg) wâlfyccsoliy {SCrs}.
onderbouwen:: (fig) stute {K}.
onderbreken:: (schorsen) nrenpe {K}.
onderbreking:: (schorsing) nrenpos {A}; (interruptie) interupšo {C}; storende ~ (oponthoud: tijdens werk ed): vâsellos {C}.
onderbrengen:: ~ bij/in (huisvesten bij/in): luftpaine tukst |lufp..| {K}; de gemeente brengt de asielzoekers onder in de jeugdherberg/bij particulieren: ef zomar luftpaine ef wygce-wósers tukst ef efantoiy-sért/tukst veršôðûs; het ~ in een categorie (typering): frenvu-kettos {A}; »ondergebracht.
onderbroek:: ludâr {C}.
onderbuik:: beks {C}.
onderdaan:: kniyatjen {C}.
onderdak:: (=huisvesting) sérettos {C}, zillepipos {C}, lagitomÿrt {C} (pop/iro); ~ geven aan: zillepipe {K}.
onderdanig:: (gedwee) iyter {I}; ~ zijn tegen; zich ~ opstellen tegenover ("hielenlikken"): ÿazje ón {U; gst= ÿazjet} (dl= Peg).
onderdanigheid:: iyteriy {A; mv=enk}; ze geeft haar leven in ~ aan de Here Jezus: eup kette ÿazjelira sener poira ón Rater Jezus.
onderdeel:: partos {C}, ÿf {C; mv= ÿflo}; (component) parte {C}.
onderdeks:: (op een schip) lagitofô {I}.
onderdirecteur:: nefprest = suprest {C}.
onderdompelen:: (lett) slitûše {K}, plônsare {K}; (fig/lett) trence {K; vdw= trent}.
onderdompeling:: (lett) slitûšos {C}; (fig/lett) trencos {C}.
onderdoor:: »onder B.3.
onderdoorgang:: (pad, looproute ed ergens onderdoor) zjoba-galeriy {C}.
onderdrukken:: (=verdrukken) xéxâeme {K}.
onderdrukking:: (=verdrukking) xéxâemos {C}.
onderduikadres:: kelârzâros {C}.
onderduiken:: (lett) plônse-fes {U}; (fig) kelârzâre {U}.
onderduiker:: (fig) kelârzârer {C}.
onderduiking:: (fig) kelârzâros {C}.
ondereinde:: (=benedeneinde) tûgtquch |..gq..| {C}.
ondergaan::
ondergang:: (het óndergaan: vd zon) ÿrslompos {C}; (verderf; het te-gronde-gaan; schipbreuk; val; teloorgang) bové {C}; (vernietiging: fig) kaino'ag {SC}; de ~ van de Titanic/het Romeinse Rijk: ef bové rifo Titanic-ka/Romiy Empiyr.
ondergebracht:: ~ zijn bij (gehuisvest zijn in): luftpaine tukst |lufp..| {Upr}; het museum is ondergebracht in het voormalige ziekenhuis: ef musém sen luftpaine tukst ef bentmeldor hôspitalo.
ondergenoemd:: (=onderstaand) lagitofotiy {I}.
ondergeschikt:: (bijkomstig) luftzarô {I}; (bij•/neven•) nef• = su• {PX}.
ondergeschikte:: (zn) indse |intse| {C}, oibevender {C}.
ondergetekende:: (zn als bescheidenheidsomschrijving voor "ik") zaloer {C}; ondergetekende (= ik) is van mening dat ...: ef zaloer calijanone, den ....
ondergoed:: frohelbi {C}.
ondergronds:: (=onderaards) (lett) chucern {I}; (VLAK onder de oppervlakte) mof• {PX}; een ~e leiding: eft moflâftos {C}; ~e rivier/beek: quntiyst {C}; zie ook Ondergrondse waterlopen in .
ondergrondse:: (=metro) (alg) chucern-treno {C}, chuka {C}; (in Amahagge) lagizosti {C}; ef mote treno {C} (pop).
onderhandelen:: ~ met iemand over iets: wolte rast kura flaju {K}; kurrtôpe flaju ón rast {K}.
onderhandeling:: kurrtôpos {A}, woltos {C}.
onderhands:: nekofano {I}.
onderhavig:: (waar sprake van is) pjôlt {I}.
onderhelft:: (=benedenhelft) tûgtanas {C}.
onderhevig:: ~ zijn aan: dama'ife {K; gst= damaif; vdw= damâf}.
onderhoud:: naliycos {A}; staat van ~: stynaliycos {C}; in slechte staat van ~: luft eft tildâ stynaliycos; ([ernstig] gesprek) ygattos {C}; een ~ hebben met: ygatte {K}; een ~ over iets: eft ygattos kura flaju.
onderhouden:: naliyce {K}; (v relatie) luftpâre |lufp..| {K}.
onderhuren:: cheba-mite {K}.
onderhuur:: cheba-mitos {C}.
onderin:: kelârfes {III}; de dekens liggen ~: ef atyjes melde kelârfes; (vgl) de dekens liggen onder in de kast: ef atyjes melde rysfes ef feldariy; »onder B.1.
onderjurk:: germentâ {C}.
onderkaak:: yache-jugg {C}.
onderkant:: (=benedenzijde) tûgtovap {C}.
onderkast:: (kleine letter) nefroji = suroji {C}; in ~ (met kleine letters geschreven): lânefrojior = lâsurojior {I}.
onderkin:: pvâla-és {C; mv= ..-essa}, pvâssa {C} (pop).
onderkomen:: (zn) jelðâ {C}.
onderkruiper:: (degene die het werk ve staker doet) dÿfiatjen-kafóst[r]er {C}.
onderlaken:: (op bed) nefbrÿdâ = subrÿdâ {C}.
onderliggend:: (fig) chucern {I}.
onderlijf:: frotûgtanas {C}.
onderling:: perocallas {I}.
onderlip:: nefÿtro = suÿtro {C}.
ondermeer:: beri prôpnere (afk= b/pr); (vaak als bijstelling na een komma:) hij heeft ~ het gras gemaaid: do ef kles moje, beri prôpnere.
ondermijnen:: óst[r]e {Krs; gst= óster}.
ondermijning:: óst[r]os {A}.
ondernemen:: (bedrijf) enterprise {K}; (=aanpakken) ef paine leldelira (=tdw v lelde); er is niets door hem ondernomen: flâjû pai do painelije leldelira; actie[s] ~: ef enterprise âkšo[s].
ondernemer:: (v bedrijf) enterpriso {C}.
onderneming:: (=operatie: NIET militair of medisch) ÿrmannos {C}; (bedrijf) enterprisos {C}; zie ook Ondernemingen (bedrijven) in .
ondernemingsraad:: glûfiy-ratt {C}.
onderofficier:: (laagste officiersrang) nefofeserr (weinig gebruikelijk) = suofeserr (officiële term); voor militaire rangen, zie .
onderonsje:: (zn: samenzijn) ðônoseldos {C}; een gezellig ~: eft kittianer ðônoseldos.
onderontwikkeld:: (=onontwikkeld: persoon/land) uÿx {I}; primi• {PX}; ~ land (derdewereldland): primišark {C}.
onderpand:: hakéf {C}.
onderricht:: (instructie) fesprabaros {C}.
onderrichten:: (instrueren) fesprabare {K}.
onderschatten:: onderschatten||overschatten: lôhetje {Kid; gst= lôhett}; .
onderscheid:: distingašo {C}; het ~ tussen A en B: ef distingašo rifonn A helkara B.
onderscheiden:: distingere |..ÿje| {K}; zich ~ van (in positieve zin anders zijn dan): ðôtvoke {K}.
onderscheidend:: (=specifiek) distingeror {I}.
onderscheiding:: (prijs) ðôtvokos {C}; zie ook Onderscheidingen in .
onderscheidingsteken:: (=merkteken/keurmerk) lédo {C}.
onderschikken:: (taalk) sukoffe {K}; ~d voegwoord: sukoffe-yplemerer {C}.
onderschrift:: (=bijschrift) zat-tecše {C}; (onder foto ed) câptiy {C}.
onderstaand:: (=ondergenoemd) lagitofotiy {I}.
onderste:: lagitofotiy {I}; (=benedenste) zjobaiy {I}.
ondersteboven:: (lett) zjobakaf {I}; (omver) hogozjoba {I}.
onderstel:: moita {C}.
ondersteunen:: (lett: stutten; fig: bijstaan) moie {K; gst= moit; vdw= mót}; sterk genoeg om te ~: moi {I}; financieel ~ (tegemoetkomen): xlaharre {K}.
ondersteunend:: (lett: dragend) moi {I}.
ondersteuning:: (lett: =steunpunt) stunnos {C}; (lett/fig) moios {C}; sociale ~ (hulp, bijstand): sošala-moios {C}.
onderstrepen:: (vrnl lett) lÿnte {K}; (fig: benadrukken) purfille {K}.
onderstreping:: (lett) lÿntos {C}.
ondertekenen:: (handtekening zetten) zaloe {K}; (=paraferen) ÿrûše {K}.
ondertekening:: ([het zetten van] handtekening) zaloos {C}; (=parafering) ÿrûšos {C}.
ondertussen:: jenfortâ {III}.
onderuit:: er niet ~ kunnen om ...: ef melde zléf ef blaffos, den...; ergens ~ komen (je onttrekken aan iets): ef fistôre cupp flaju.
onderverdelen:: quunge {K}; in afdelingen ~ (afdelen): ÿrzjôdele {K}.
onderverdeling:: quungos {C}.
onderverhuren:: cheba-mitare {K}.
onderverhuur:: cheba-mitaros {C}.
ondervinden:: (=ervaren) lénse {K}, uzjôce {K; vdw= puzjôce}.
ondervinding:: (=ervaring) lénsos {A}, uzjôcos {A}.
ondervragen:: (=enquêteren) enketere |..ÿje| {K}; (=uithoren) šoe {K; gst= šot}.
ondervraging:: (=enquête) enketašo {C}; (=verhoor) nutos-mip {C}, šoos {C}.
onderweg:: fes pelbôt {C}.
onderwereld:: (Erg: Onderwereld, Hel) Xamirâs {N}.
onderwerp::
onderwerpen:: iemand aan iets ~: lelde-fes flaju tukst rast {K}; mjoche rast ón flaju {K} (ón is dt/vz); onderworpen zijn aan: ef melde mjochor fes {I}.
onderwerping:: mjochos {A}.
onderwijl:: (=intussen) fesfort {III}.
onderwijs:: kolestiy {C}; minister van ~: kolestiy-menester {C}; zie ook Onderwijs in .
onderwijsinstituut:: (=opleidingsinstituut) qummertare-instituša {C}.
onderwijzen:: iemand iets ~ (leren): koleste flaju ón rast {K}; het ~: kolestos {C}.
onderwijzer:: (=leraar) gekker {C}.
onderwijzeres:: (=lerares) gekkera {C}.
onderworpen:: ~ zijn aan: ef melde mjochor fes {I}.
onderzeeër:: (=duikboot) plônska {C}.
onderzees:: zé-chucern {I}.
onderzetter:: (ook: bierviltje; onder een glas) kliqu-zjober {C}.
onderzoek:: (verificatie) cÿrna'echos {C}; (naspeuring) cÿrzvogos {A}; (alg: het onderzoeken) quÿlapos {C}; (vrnl wetenschappelijk) quÿlapp {C}; een ~ [doen] naar: [ef paine] eft quÿlapp helkara; nauwgezet ~ (nauwgezette controle): ópiyr {C}.
onderzoeken:: cÿrna'eche {K; gst= cÿrnaecc}; (naspeuren) cÿrzvoge {K}; (ontleden) cÿrzvogare {K}; (vrnl wetenschappelijk) quÿlape {K}; het ~: quÿlapos {C}.
onderzoeker:: (wetenschappelijk) quÿlapatjen {C}; overdreven nieuwsgierige ~ (speurneus): spurpits {C}.
onderzoeking:: (ontleding) cÿrzvogaros {A}.
onderzoeksterrein:: cÿrzvoge-areû {C; rs= ..-areût}.
ondeugd:: qufiyntos {A}; (stout kind) wyde {C}.
ondeugdelijk:: (slecht) flâx {I}.
ondeugend:: (=stout/lastig) nerovret {I}, rôvrete {I} (dl= Liftka); (=stout: minder erg dan nerovret) xÿg {I}; ([vrolijk] spottend) deðâliy {I; [mv=enk]}.
ondiep:: zendorÿn {I}; ondiep||diep: merrat {Iid}; .
ondier:: tjôfbelp {C}.
ondoelmatig:: majek {I}.
ondoelmatigheid:: majekiy {A; mv=enk}.
ondoenlijk:: nepainen {I}; ~ zijn: nepainare beri/den {U}; het is mij ~ om straks te komen: gress nepainare beri arfine kelt; dat is ~ [om te doen]!: mittof nepainare beri paine!.
ondoordacht::
ondoordringbaar:: (voor vloeistof) nert feskôlte-âp {I}; (vrnl v dichte begroeiing) higgteriy {I; [mv=enk]}.
ondoorgrondelijk:: lirjâs {I}.
ondoorschijnend:: (niet transparant) nelent {I}.
ondraaglijk:: nereopatratt {I}.
ondrinkbaar:: (fysiek onmogelijk/te gevaarlijk) nepliyfonamiy {I}; (te vies om te drinken) maklutiy {I}.
ondubbelzinnig:: érsplôn {I}.
onduidelijk:: (duister) legquiy {I; [mv=enk]}.
onduidelijkheid:: legquer {A; mv=enk}.
onecht:: šiyx {I}; (=gefingeerd) toubâfta {I}.
oneerbiedig:: tapagiyry {I}.
oneerlijk:: âmjegus {I}, ulûpt {I} (arch); iemand die ~/vals speelt: priss-zaft = priss-zâft {C}; oneerlijk||eerlijk: séqurt {Iid}; .
oneffen:: (hobbelig: v terrein) greppiy {I}; (stroef: v oppervlak) greps {I}.
oneindig:: emmetiy {I}; (zonder op te houden) vila {I}; (onnoemelijk/buitengewoon) môntyelira {I}.
onenigheid:: zaapp {SC}; (=tweedracht) pallehudos {Ars}.
onervaren:: (=onbedreven) zégtiy {I}; ~/ongeoefend persoon: zégt {C}.
onervarenheid:: (=onbedrevenheid) zégter {A; mv=enk}.
oneven:: (v getal) nepartatt {I}.
onevenwichtig:: aolaniy {I}; ~ zijn (fig): aolane {U}.
onfatsoenlijk:: nenéruvva {I}; (=ongepast) lypónke {I}; (=ongehoord: in zeer grote mate) siléntiy {I; [mv=enk]}; hij is ~ rijk: do melde siléntiy ielba.
onfeilbaar:: tófiy {I; [mv=enk]}; (=foutloos) zjôrp {I}.
onfris:: (duf/muf) kûsô {I}.
ongaarne:: (niet graag) dlynâ {III; vt= dotriy; ot= sfûntâ; vk= stârt; mt= pojâ}; (vt:) meer ~ (met meer tegenzin): dotriy {III}; Elsa gaat niet graag naar de tandarts, maar ik nog minder: Elsa quardere dlynâ ef ynt-medikiy, tur gress paine dotriy ef; (ot:) [het] meest ~ (met de meeste tegenzin): sfûntâ {III}; ik drink koffie met de meeste tegenzin (ik drink álles al met tegenzin): gress pliyfone sfûntâ cafer; (vk:) minder ~ (met minder tegenzin): stârt {III}; Elsa gaat met minder tegenzin naar de tandarts dan ik (maar geen van beiden doen we het graag): Elsa quardere stârt ef ynt-medikiy dus gress paine; (mt:) [het] minst ~ (met de minste tegenzin): pojâ {III}; ik drink koffie het minst ~ (met de minste tegenzin: maar evenals andere dingen drink ik het toch niet graag): gress pliyfone pojâ cafer.
ongeacht:: eâriy {VZ} (betrekking); ik rijd altijd paard, ~ het weer: gress rÿte ra eâriy ef stywónzol.
ongearticuleerd:: (lett/fig) net-ârticuleror {I}.
ongebaand:: (met hindernissen) lâzenntor {I}.
ongeblust:: netyrâhor {I}; ~e kalk: netyrâ-câlko {S}.
ongebroken:: (heel/ongeschonden) netirdus {I}.
ongebruikelijk:: net-ušâf {I}; (niet gangbaar) net-oskiy {I}; (zonder dat het de gewoonte is) ôskiye {I}.
ongedaan:: iets ~ maken: ef qugle flaju lo nepainelira {III}; de minister wil de restricties ~ maken: ef menester quggavy ef fesbindosz lo nepainelira.
ongedeerd:: priyllte {I}.
ongedierte:: nefbelps = subelps {Cmv}.
ongeduldig:: ongeduldig||lankmoedig: prósiy {Iid}; .
ongedwongen:: (=ongekunsteld) netokûrata {I}; (=vrij: v vertaling ed) lef spinn {C}.
ongedwongenheid:: (=ongekunsteldheid) netokûrataiy {A; mv=enk; rs= netokûratate}.
ongeëvenaard:: lûettiye {I}.
ongegeneerd:: eprâgstiy {I; mv=enk}.
ongegrond:: nert pryÿll'kurre {I}.
ongehinderd:: (=onbelemmerd) kâjes {I}; ðÿm prés = šâm prés {SC}.
ongehoord:: (=buitensporig) kainelira {I}; (=onfatsoenlijk: in zeer grote mate) siléntiy {I; [mv=enk]}; hij is ~ rijk: do melde siléntiy ielba; (=waanzinnig, verschrikkelijk: als versterking bij een ww of ander add) herotiyxiy {III}; de storm gaat ~ tekeer: ef móns herke herotiyxiy; een ~ goed boek: eft herotiyxiy quista mimpit.
ongehoorzaam:: nemirt {I}.
ongehuwd:: creâsiy {I}.
ongeïnspireerd:: (zonder zin/enthousiasme) miftsâ |..fs..| {I}.
ongekleed:: (zonder kleren) nucererÿ {I}; (niet volledig of vlgs de eis gekleed) helbi-meggor {I}.
ongekunsteld:: (=ongedwongen) netokûrata {I}.
ongekunsteldheid:: (=ongedwongenheid) netokûrataiy {A; mv=enk; rs= netokûratate}.
ongeladen:: (v vuurwapen) nelador {I}.
ongeldig:: nejuftelira {I}.
ongelegen:: (slecht uitkomend) quÿfe {I}; [zeer] ~ komend: quazjoðelira {I}; op een ~/slecht ogenblik: tildâmentos {III}.
ongeletterd:: primibelt {I}.
ongelijk::
ongelijkheid:: (het anders-zijn/verschillend-zijn) querdoiy {A; mv=enk; rs= querdote}.
ongelijkmatig:: (v tijd/beweging ed) nrenpiy {I}; (niet gelijkelijk verdeeld over een oppervlak) net-ÿrlikjakarsiy {I}.
ongelijkwaardig:: nemontaiy {I}.
ongelimiteerd:: tÿtyniy {I; [mv=enk]}.
ongelooflijk:: nexâreâ {I}; nert somp'kurre {I}.
ongeloofwaardig:: necafylô {I}; (=onaannemelijk) nexâreâ {I}; (fabelachtig) nert miyp'kurre {I}.
ongelovig:: (alg) hozâf-omber {I}; (zonder religie) nefûmpiy {I}.
ongelovige:: (iemand zonder geloof) nefûmper {C}.
ongeluk:: (het niet-gelukkig zijn; tegenspoed) ÿcheros {C}; (=ongeval) moplariy {C}; een ~ krijgen/hebben: moplare {U}; een ~ krijgen: ef pónze eft moplariy; per ~: lef moplariy, mopla {I}; noodlottig/fataal ~ (met dodelijke afloop): pentaler {A; mv=enk}; afgrijselijk ~: ezanyjo {Aef}; ~ brengen: stuixe {E}; het ~ brengen: stuixos {A}; hij is bij een ~ om het leven gekomen: do sterdo fes eft pentaler; »geluk.
ongelukkig:: (v mens/liefde) ôrfdrôg {I}; (spel/val/ontmoeting) tygtjakettiy {I}.
ongelukkigerwijs:: (helaas) méniy {I; [mv=enk]}; (als ongeluk) lo moplariy {C} (afk= l.m.).
ongemak:: zennler {C; mv= zenlare}.
ongemakkelijk:: (=oncomfortabel) net-ûma {I}.
ongemanierd:: (lomp) dlâc {I}; ~ persoon: épjôu {C; rs= épjote}; »onbeschaafd.
ongemerkt:: ðÿm râviy = šâm râviy {Aef}.
ongemoeid:: (=ongehinderd) kâjes {I}.
ongemotiveerd:: net-ilaciy {I}.
ongenaakbaar:: (vesting) tijâðét {I}; (mens) mintoxolijiy {I}.
ongenade:: korsta {Aef}, tokorstÿ {SC}; in ~ vallen bij: idefâšâmare {K}.
ongeneeslijk:: necuratt {I}.
ongenietbaar:: (fig: humeurig) epða {I}; ~ zijn (fig: humeurig zijn): epðae {U}; (v boek/voedsel/drank) mipnÿzzel {I}.
ongenoegen:: jopa'i {SC; rs= jopatt}.
ongenoemd:: (=verzwegen) nekimoriy {I}.
ongeoefend:: (=onbedreven) zégtiy {I}; ~/onervaren persoon: zégt {C}.
ongeoefendheid:: (=onbedrevenheid) zégter {A; mv=enk}.
ongeoorloofd:: nejabincor {I}; ~e daad: topyrfÿ {C}; wat hij doet is ~: do fanûme ef pyrf; »verbod; »verboden.
ongepast:: fermiy {I; [mv=enk]}, eacc |wa..| {I}; (=onfatsoenlijk) lypónke {I}.
ongerechtigheid:: (klein gebrek/vuiltje) tyrntiyn {C}; (=onrechtvaardigheid) net-kôglanûm {SC}.
ongeregeld:: (zonder systeem) pyzôiy {I}; (wanordelijk) ploteppa {I}; (zonder vast ritme) tacÿrlikfortiy {I}.
ongeregeldheden:: (=troebelen) plotepp {C}.
ongerept:: (natuur) spûgah {I}.
ongerijmd:: gôróge {I}.
ongerust:: (=bezorgd) ybrodé {I}, worÿ {I}; (=zorgelijk) nelatiy {I}; iemand ~ maken: ef qugle nelatiy ón rast; zich ~ maken over iets/iemand: chône furt flaju/rast {U}.
ongerustheid:: (=bezorgdheid) worÿtiy {SC}; (=zorg) chôn {C}.
ongeschikt:: net-âp {I}; ~ maken (verknoeien): texoske {Krs}; het ~ maken: texoskos {C}.
ongeschoeid:: nelâmustor {I}.
ongeschonden:: (heel/ongebroken) netirdus {I}.
ongeschoold:: nebeldor {I}.
ongesteld:: (beetje ziek) tokinur {I}; (v vrouw) luft ef kvâlo {C}.
ongestoord:: kettÿnor {I}.
ongestraft:: zrÿqu {I}.
ongetwijfeld:: neksvifiy {III}.
ongeval:: (=ongeluk) moplariy {C}.
ongevallenverzekering:: moplariy-insûrânsos {A}.
ongeveer:: (circa) pluzari {III} (afk= pl.); (zo'n, een stuk of) effers {I}; (=globaal) kôliy {I}; het kost ~ 100 herco: ef melde effers 100 herco; er wonen ~ 200 mensen in het dorp: effers 200 veldurs zâre fes ef zeces.
ongevoelig:: fratiy {I; [mv=enk]}; ~ maken voor: frajare {K}; ~ zijn voor: fraje {K; gst= frat}; »onvatbaar.
ongevoeligheid:: frater {A; mv=enk}.
ongevraagd:: nelinniy {I}.
ongewapend:: newapor {I}.
ongewenst:: nejóchet {I}.
ongewijzigd:: (onveranderd) nešampâiy {I}, fest {I}.
ongewisse:: in het ~ zijn/verkeren: ef dôxe toje kôbo fra bidalos.
ongewoon:: nepresÿr {I}; (=abnormaal) nenôrmala {I}.
ongezellig:: (=onplezierig) net-olla {I}.
ongezien:: (zonder gezien te worden) ðÿm/šâm eittass {C}; nequpp {I}.
ongezond:: (slecht voor de gezondheid) plucavy {I}; (=bedorven) tâmla {I}; (fig: ziekelijk) nehelt {I}.
ongrijpbaar:: psanur {I}.
ongunstig:: cÿrm {I}; ~ zijn: cÿrme {U}.
onhandelbaar:: onhandelbaar||handelbaar: prósa {Iid}; .
onhandig:: lât {I}; (=klungelig) stiirt {I}.
onhebbelijk:: nevyrtosiy {I}.
onheil:: toerva {SC}.
onheilspellend:: (=sinister) pérsfót {I}.
onherbergzaam:: sértoerÿe {I}; (=kaal: v land) réjiy {I; mv=enk}.
onherbergzaamheid:: (=kaalheid: v land) réjiy-tiyn {C}.
onherkenbaar:: kuraspippet {I}, neflovustatt {I}.
onherroepelijk:: (niet herroepbaar) net-luftrupkiy {I}; (=onvermijdelijk) rôtjulôlétt {I}.
onherstelbaar:: nert ni'kurre {I}.
onheugelijk:: sinds ~e tijden: er ef uprôja clajote.
onheus:: penfe {I}.
onhoorbaar:: fe-stylf {I}; nert nut'kurre {I}.
onhoudbaar:: (toestand) vârnosót {I}; (fig: niet te verdedigen: v standpunt/gedrag ed) ûskaliy {I; [mv=enk]}.
oningevuld:: (=blanco) nescriftor {I}.
onjuist:: onjuist||juist: hytâc {Iid}; .
onjuistheid:: onjuistheid||juistheid: hytâciy {Aid; mv=enk}; .
onkosten:: (extra kosten) xlaðôpecc {C}.
onkreukbaar:: (fig) cmartaroniy {I; [mv=enk]}.
onkreukbaarheid:: (vast karakter) cÿromfô {C}.
onkruid:: toklesÿ {C/S}, nefardekirs = suardekirs {Cmv}.
onkuis:: (=onzedelijk) neprôltôt {I}.
onkunde:: takûriy {A; mv=enk}.
onkwetsbaar:: ôtoquak {I}.
onlangs:: (=recent) resent {I}; (=laatst) ÿt {I}; (in bevestigende zinnen met aoristus op -o) ik heb ~ een elektrische tandenborstel gekocht: gress lorerdo ÿt eft elektrise yntclén.
onleesbaar:: (schrift) trempe-tivjâs {I}; ~/vervelend boek: papiygoe-mimpit {C}.
online:: online {I}; (meestal als samenstelling) een ~-winkel: eft online-misan.
on line:: »online.
onlogisch:: nelogise {I}.
onlosmakelijk:: nejelpjevelira {I}; ~ verbonden (inherent): fest-yplemeriy {I}.
onlust:: grÿfyni {C}.
onmacht:: (=machteloosheid) riyteiy {A; mv=enk}; in ~ vallen (bewusteloos raken): ef arfine netabarit.
onmeetbaar:: (v getal) nemessen {I}; (reusachtig groot) nert quimetselira {I}.
onmenselijk:: yamotiy {I}; (=barbaars) ÿrzée {I}.
onmerkbaar:: ÿlammefiy {I; [mv=enk]}.
onmetelijk:: (=grenzeloos) fiyniye {I}.
onmiddellijk:: (=direct) nurpel {I}; (zonder dralen) ðÿm ÿslapos-mip; (=rechtstreeks) bót {I}; (=rechtstreeks: ergens heen gaan) ÿbót {I}; (=net/juist/vlak) ta ... rô {III} (samen met vz); ~/net onder de grond: ta zjoba rô ef pazzosti; ~/vlak naast het huis: ta kusamat rô ef sért.
onmisbaar:: blaffelira {I}.
onmiskenbaar:: nert ksvif'kurre {I}.
onmogelijk:: neposibla {I}; (=krankzinnig: als versterking) nert-miypelira {I}; (=onuitstaanbaar: mens) slemðiy {I; [mv=enk]}; ~ zijn: neposiblae {U}; ~ maken (uitsluiten): idejénðe {K}; zich ~ maken: ef tânpe ef zâm tustus; het ~-maken (uitsluiting): idejénðos {A}.
onmogelijkheid:: neposiblatiy {C}.
onmondig:: (volk) tonatumt {I}.
onnadenkend:: takuramiypiy {I}.
onnatuurlijk:: (=tegennatuurlijk) tašaðôriy {I}.
onnauwkeurig:: net-engfartiy {I}.
onnavolgbaar:: mipspuriy {I}; (=enig/uniek) buchâ {I}.
onnoemelijk:: (oneindig/buitengewoon) môntyelira {I}.
onnozel:: (=onschuldig) sompyrâ {I}; (=dom) knokiy {I}; (=onbeduidend) nrychiy {I; [mv=enk]}.
onnuttig:: (=nutteloos) net-hâc {I}.
onomstotelijk:: (=onweerlegbaar: v feit) nepallefâlatt {I}.
onomwonden:: (=onverbloemd) ðÿmenvlôpiy = šâmenvlôpiy {I}.
onontbeerlijk:: cÿréef {I}.
onontgonnen:: (woest) ketšatû {I}.
onontwikkeld:: (=onderontwikkeld: persoon/land) uÿx {I}, primi• {PX}.
onooglijk:: (zeer lelijk) lovâniye {I}.
onopgemerkt:: (=stilletjes) tông {I}.
onopgevoed:: (=onbeschaafd) nevobaror {I}.
onophoudelijk:: (=voortdurend) fartâzjet {I}; (=doorlopend) jÿrðen {I}.
onoplettend:: jarrelira {I}.
onoplosbaar:: (in vloeistof) ÿcériy {I; [mv=enk]}; (v vraagstuk) nehûchatt {I}; (v probleem) festmer {C}.
onoprecht:: net-âšÿr {I}.
onoverkomelijk:: (niet te vermijden) nefesoumiy {I}; (vaststaand) dÿršen {I}.
onoverwinnelijk:: huch-enmÿt {I}.
onpartijdig:: nenâltoniy {I}; onpartijdig||partijdig: tôspiy {Iid}; .
onpartijdigheid:: onpartijdigheid||partijdigheid (objectiviteit||subjectiviteit): tôsp {Aid}; .
onpasselijk:: (=misselijk) ojaber {I}.
onplezierig:: net-aniâ {I}; (=ongezellig) net-olla {I}.
onpraktisch:: (voorwerp/daad; NIET v personen) xélmpâ |xémpâ| {I}; (persoon) vlazze-pôr {I}.
onraad:: taqurubos {C}; ik bespeur ~: ef taqurubos hulle gress.
onrecht:: latisé {SC}; ten ~e: fes latisé; ik doe hem ~ aan: gress qugle šapp ón do tjâg latisé.
onrechtmatig:: (=onwettig) ulûpt {I}.
onrechtvaardig:: rechtvaardig||onrechtvaardig: konaðe {Iid}; .
onrechtvaardigheid:: (ongerechtigheid) net-kôglanûm {SC}.
onredelijk:: (=onbillijk) nekvâmpajé {I}; (=buitensporig/overmatig) tijâsliyselira {I}.
onregelmatig:: (ruw/bobbelig: v oppervlak) net-ÿrlikÿjaiy {I}; (v tijd) net-ÿrlikfortiy {I}; (v tijd; afwijkend ve regel) nereglefort {I}; (v leven/gezicht) nesmotiy {I; [mv=enk]}.
onrein:: (niet schoon) neclenn {I}; (=onkuis) neprôltôt {I}.
onrijp:: knóniy {I; [mv=enk]}; onrijp||rijp: pitlo {Iid}; .
onroerend:: ~ goed: (alg) zléftiyns {Cmv}; (juridisch: opstal): kadâster-stent {C}; (met nadruk op gebouw(en)): zârato {S}.
onroerendezaakbelasting:: (grond- en onroerendezaakbelasting: in Spok één belastingsoort) kadâster-tâx {C}.
onrust:: šefetû {C}; (lett/fig: =deining) tÿrquðiy {C}.
onrustig:: šefetiy {I}; (snel heen en weer bewegend) kviylt {I}.
1niv | {PV} | {SX.vz}° | pass. | verbaal |
---|---|---|---|---|
standaard-Spok Tigof/Lomky | kirro kirros | •kirr - | kiyroe kiyrose/kiyross | kirrane kirrose |
° (dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) |
2niv | {PV} | rs (modern) | rs (arch) |
---|---|---|---|
uftel | ûftell | uftell |
onsamenhangend:: ðÿmfâgoiy = šâmfâgoiy {I}.
onschadelijk:: nenniy-qurubo {I}, net-nenn {I}; ~ maken (doden): ef kette ef zûps-gays {C}.
onschatbaar:: xlaherpsa {I}.
onscheidbaar:: neterpamiy {I}.
onschendbaar:: (v wet/recht) loinatiy {I; [mv=enk]}; (ve vorst ed) prÿzavlânða {I}, nepallefâlatt {I}.
onschuld:: mjûrter {A; mv=enk}, nešâftros {A}.
onschuldig:: (geen schuld) mjûrtiy {I; mv=enk}; (=onnozel) sompyrâ {I}; ~ zijn (vrijuit gaan): ônte {E}; onschuldig||schuldig: njata {Iid}; .
onsmakelijk:: ÿrrâgt {I}.
onsterfelijk:: nert doét'kurre {I}; (Erg) obula {I}.
onstevig:: (week) nestyp {I}.
onstuimig:: amenna {I}, wiltriy {I; [mv=enk]}.
onstuimigheid:: wiltrer {C}.
onszelf:: »ons B.
ontaard:: monentariy {I}.
ontaarden:: (=verworden) tinkare {E}; ~ in: monentare lo {E}.
ontaarding:: (=verwording) tinkaros {A}.
ontberen:: gémiye {K}; (=missen: vooral v iemand op wie men gesteld is) mise {K}; (missen) veste {K} (arch).
ontbering:: gémiyos {A}.
ontbieden:: (=roepen: vragen of iemand wil komen) tukstrupke |..ksr..| {K}.
ontbieding:: tukstrupkos |..ksr..| {C}.
ontbijt:: brakest {C}.
ontbijten:: brakest-larde {E}.
ontbijtgraan:: ontbijtgranen (cereals: cornflakes, muesli ed): côrna {C/S}.
ontbinden:: (lett: =losmaken) idebinde {K}; (=rotten) tére {U}; (v huwelijk) jure-tijâ {K}; (opheffen: v commissie ed) miprutôse {K}.
ontbinding:: (v huwelijk) juros-tijâ {A}; (opheffing: v commissie ed) miprutôsos {A}; (=rotting) téros {C}; in staat van ~ (v lijk): armt stytéros {C}.
ontbloot:: (lett) idehullor {I}; ~ van (verstoken van): vesta {VZ} (betrekking); ~ van (verstoken van): lef lânt tukst (idioom met ideoantoniem!); op het afgelegen eiland zijn we ~ (verstoken) van het wereldgebeuren: fes ef trâ ileset kirro melde lef lânt tukst ef wertlâ-hâfteros lo eft misos; ~ van iedere verdenking (boven iedere verdenking verheven): lef lânt tukst jadâk namoirose; »ontbrekend.
ontbloten:: (lett) xnepare {K}; (=onthullen: fig) idehulle {K}.
ontbloting:: (lett) xneparos {C}.
ontboezeming:: cente-mipa {C}, ÿcentos-mipa {C}.
ontbranden:: larefe {C}.
ontbranding:: larefos {C}.
ontbreken:: tyrne {U}; het ~ (ontbreking): tyrnos {A}; (=falen) fâle {K}; »ontbrekend.
ontbrekend:: ontbrekend||aanwezig: lânt {Iid}; .
ontbreking:: (het ontbreken) tyrnos {A}.
ontcijferen:: roji-ÿrðagare {K}.
ontcijfering:: roji-ÿrðagaros {C}.
ontdaan:: (ontsteld, van streek) jesmor {I}, stugât {I}; ~ van: (lett) ideleltiy mip {III} (vz-uitdr); (fig) ideleldor mip (vz-uitdr); de tuin is ~ van het onkruid: ef arâbe melde ideleltiy mip ef toklesÿ.
ontdekken:: qutse {K}; het ~: qutsos {A}.
ontdekking:: (wat ontdekt is/wordt) qutser {C}, qutsos {C}; (het ontdekken) qutsos {A}; (opheldering/oplossing: plotseling) idesakoos {C}; een ~ doen: ef paine eft qutsos {A}.
ontdekkingsreiziger:: qutse-tuppliper {C}.
ontdoen:: ~ van: idelelde mip {K}; we ~ hen van hun jas: kirro idelelde óps mip hift kasz; we moeten ons van Jân ~ (we moeten van Jân zien af te komen): kirro sena ideleltûs mip Jân; iemand ~ van iets (iemand iets ontfutselen): ef idefutsie flaju mip rast {K}; zich ~ van: tijâwente {K}; ze ~ zich van hun jas: óps tijâwente ef kasz; ik ontdoe me van mijn kleren: gress lôpse sener helbi.
ontdooien:: téjare {K}.
ontduiken:: (lett: wegduiken voor) plônse-tijâ furt {U}; (belasting) véniestare {K}.
ontduiking:: (belasting) véniestaros {A}.
onteigenen:: vâdrese {K}.
onteigening:: vâdresos {A}.
ontelbaar:: abjug {I}.
ontembaar:: (fig) xoneitÿ {I}.
onterecht:: (zonder reden) net-iyziy {I; [mv=enk]}.
onteren:: (schenden: alg) jÿsefðe {K}.
ontering:: (schending: alg) jÿsefðos {A}.
onterven:: pallekette {K}.
onterving:: pallekettos {Crs}.
ontevreden:: quivrôché {I}.
ontevredenheid:: quivrôché {Aef}.
ontfermen:: zich ~ over: chellefoše {K}.
ontferming:: chellefošos {C}; ~ over: chellefošos ón (ón is vz).
ontfutselen:: (ontnemen) idefutsie {K}; iemand iets ~: ef idefutsie flaju mip rast.
ontgaan:: stóte ump {U}; het verhaal ontgaat mij: ef storâs stóte ump gress; het is mij ontgaan (=ontschoten): ef farte dalotoje gress; het ontgaat me (het wordt/is me niet duidelijk): ef tinde fes ef medriy [furt gress].
ontgelden:: (bezuren) lâtreoxje {K; gst= lâtreox}.
ontginnen:: wulpe {K}; (exploiteren) opjÿge {K; vdw= opjÿg}.
ontginning:: wulpos {C}; (exploitatie) opjÿgos {C}.
ontgonnen:: (maar nog niet bewerkt: land, akker) dujiy {I; [mv=enk]}.
ontgoocheld:: diyslôst[r]e {I}.
ontgoochelen:: idedislostriye {K}.
ontgoocheling:: idedislostriyos {A}.
onthaal:: ašomt {C}.
onthaard:: lichaamsdeel dat ~ is (plek zonder haar): idemirtiyn {C}.
ontharen:: idemire {K}.
ontharing:: idemiros {C}.
ontheffen:: ~ van (=vrijstellen van): jolakette furt {K}.
ontheffing:: (=vrijstelling) jolakettos {A}.
ontheiligen:: (=ontwijden) (Erg) idedrynje {K; gst= idedrynt; vdw= idedrynet}.
onthouden:: (in zich opnemen) kafputte |kafpUtte| {K}; (nog weten) halefiytje {K; gst= halefiytt}; zich ~ (iets niet doen): mipnoftate {U}.
onthoudend:: zich ~ (niet-doende): mipnoftatiy {I}.
onthouding:: mipnoftatos {C}.
onthullen:: (=ontbloten: fig) idehulle {K}.
onthulling:: (lett: ook v standbeeld ed, indien er een doek af getrokken wordt) idehullos {C}; (fig) idehullos {A}.
onthutsen:: (verbijsteren) miparfine |miparfIne| {K}.
onthutst:: (verbijsterd) miparfinn {I}.
ontijdig:: tafortâme {I}.
ontkennen:: wa'ére {K; gst= waér; vdw= waér}; het valt niet te ~ dat ...: ef ðâzyhinne, den ... (den kan NIET door een lira-constructie vervangen worden); ontkennen||bevestigen: terfyre {Kid}; .
ontkennend:: (=negatief) negateff {I}.
ontkenning:: wa'éros {A}; ontkenning||bevestiging: terfyros {Aid}; .
ontkiemen:: (gewas) wufe {Upr}.
ontkieming:: (lett) wufos {C}.
ontkleden:: idehelbie {K}.
ontkleding:: (=ontkleedpartij) idehelbios {C}.
ontkleedpartij:: (=ontkleding) idehelbios {C}.
ontkolen:: idecârbone {K}.
ontkoling:: idecârbonos {A}.
ontkomen:: ~ aan: ÿrpune {K}.
ontkoming:: ÿrpunos {C}.
ontladen:: (uitladen: kar/schip) idelade {K}, miplade {K}; (lossen: lett) idemule {K}; (elektrisch) idemiltefe {K}.
ontlading:: (dat wat uitgeladen wordt: v kar/schip) idelados {C}; (het ontladen v kar/schip) miplados {C}; (lossing: lett) idemulos {C}; (elektrisch) idemiltefos {C}.
ontlasten:: (verlichten: fig) idemule {K}; ~ van (vrijstellen van): jolakette furt {K}.
ontlasting:: (vrijstelling) jolakettos {A}; (feces) mipriffos {C}; (poep) skés {S}.
ontleden:: ânalitje {K; gst= ânalitt}; (onderzoeken) cÿrzvogare {K}.
ontleding:: (onderzoeking) cÿrzvogaros {A}.
ontleend:: ~ zijn aan: tume-mip ón {Upr}.
ontlenen:: ~ aan: tume-mip ón {K}; hij ontleent zijn kennis aan een encyclopedie: do tume-mip sener tiffos ón eft tovro'egiosÿ.
ontlening:: tumos-mip {A}.
ontlopen:: (=ontkomen aan: lett) ÿrpune {K}; (fig: straf) véniestare {K}.
ontloping:: (straf) véniestaros {C}.
ontluchten:: (=ventileren) gere {K}.
ontluiken:: xalbre {U; gst= xalber; wst= xalb•}.
ontluiking:: xalbros {C}.
ontluisterend:: sraquatô {I}.
ontmaskeren:: ~ als (fig): nucere lo {K}; men ontmaskerde hem als een lafaard: stus do nucere lo eft fotter; hij werd ontmaskerd als een lafaard: do xnepa fes ef wertlâ lo eft fotter.
ontmoedigen:: fesqurstoxe {K}.
ontmoediging:: fesqurstoxos {A}.
ontmoeten:: (tegenkomen/aantreffen) méte {K; vdw= méts}; rynnte {K} (arch/dl= Tjemp}; elkaar ~: méte {Upr; vdw= méts}; de collega's die elkaar ontmoet hebben: ef méts côlegjes.
ontmoeting:: métos {C}; (het weerzien, na een lange tijd) rynn {C} (dl= Bloi/Ziyp).
ontnemen:: [iemand] iets ~ (lett/fig: afpakken): gâfje flaju [ón rast] {K; gst= gâff; wst= gâf•}; de voorzitter ontneemt het Kamerlid het recht om te spreken: ef ziyter gâfje ef rigt ón ef zâmrater den do chaquinde; iemand iets ~ (afpakken zonder fysieke kracht): stjoftôe flaju ón rast |stof..| {K}; iemand iets ~ (ontfutselen met fysieke kracht): idefutsie flaju mip rast {K}; »benemen.
ontneming:: (lett/fig) gâfjos {A}; (het afpakken van iemand) stjoftôos |stof..| {C}.
ontnuchterd:: (=ontgoocheld) diyslôst[r]e {I}.
ontnuchterend:: (fig) ÿrda'e {I}.
ontoegankelijk:: (lett) net-entren {I}; (fig) nert entre-âp {I}.
ontoelaatbaar:: nedloânen {I}.
ontoereikend:: nert ézót'kurre {I}; ontoereikend/onvoldoende||toereikend/voldoende: zjentiy {Iid}; .
ontoerekenbaar:: ÿgaufer {I}.
ontoerekeningsvatbaar:: ÿgaufer {I}.
ontploffen:: (exploderen) eksplodere |..ÿje| {U}; ([uit elkaar] springen) plâtse {U}.
ontploffing:: (explosie) eksploderos {C}, plâtsos {C}.
ontplooien:: (fig) plie {U}; (vrnl fig: =ontvouwen: plannen ed) wufe {K}.
ontplooiing:: (fig) plios {A}; (=ontvouwing) wufos {C}.
ontpoppen:: zich ~ als: prap idehulle [fit]fara {Upr}.
ontraden:: (=afraden) idexyfole ón {K}.
ontrading:: (het afraden) idexyfolos {A}.
ontroerd:: (=aangedaan) druff-uberor {I}.
ontroeren:: (=aangrijpen) cÿrge {K}, turrene {K}.
ontroerend:: cÿrg {I}; een ~e voorstelling: eft turrenelira stâgos.
ontroering:: cÿrgos {A}, turrenos {A}.
ontroostbaar:: wanysto {I}.
ontrouw:: (zn) tagien {Aef}; (bv) tagien {I}.
ontruimen:: (v gebouw ed) idechebae {K}; (alg: leegruimen) velpare {K}.
ontruiming:: (v gebouw ed) idechebaos {C}.
ontschepen:: idevetsée {K}.
ontsieren:: takâle {K}.
ontsiering:: takâlos {C}.
ontslaan:: dismyse {K; vdw= dismyst}.
ontslag:: dismysos {C}, xÿðu {C}; ~ nemen: xÿðuvvane {U}; ~ krijgen: xÿðupónze {U}.
ontslagbrief:: xÿðuafiy {C}.
ontslagen:: ~ worden (ontslag krijgen): xÿðupónze {U}.
ontslagneming:: xÿðuvvanos {C}.
ontsluiten:: (toegankelijk maken voor gebruik) idecjole {K}.
ontsmetten:: festass-zrame {K; vdw= ..-zrâg}.
ontsmetting:: festass-zramos {C}.
ontsnappen:: (v lucht/stoom ed) mipðéare {U}; laten ~ (laten glippen): idebere {K}; ~ [aan] (uit de gevangenis; aan achtervolgers ed): xafte [armt] {U}.
ontsnapping:: (het ontsnappen v lucht/stoom ed) mipðéaros {C}; (uit gevangenis ed) xaftos {C}.
ontspannen::
ontspanning:: (lett: veer/elastiek) armttrekkos {C}, ideroitos {C}; (fig: geen ruzie/oorlog ed) gmafaos {A}; (het uitrusten) nânkos {C}.
ontsporen:: âskâne-mip {U}.
ontsporing:: (v trein) âskânos-mip {C}.
ontspringen:: (v rivier/bron) labore {E}; plaats waar rivier ontspringt; het ~: laboros {C}.
ontspruiten:: ~ uit: erte {K}.
ontspruiting:: ertos {C}.
ontstaan::
ontsteking:: (ontvlamming) bedâ {C}; (v auto of bom; ook de installatie) bedos {C}; (v wond) tochos {C}.
ontsteld:: (=ontdaan, van streek) jesmor {I}.
ontstellen:: iemand ~ (iemand verbijsteren): ef qugle rast lo jesmor.
ontsteltenis:: (alg) lacÿr {C}; (schrik) lâpÿ {C}.
ontstemd:: (vals v muziekinstrument) ÿrtsiy {I}; ~ zijn over: yeffne |weffne| {K; gst= yefft}.
ontstemmen:: (uit zijn humeur brengen) yeffnere |weff..| {K}; (muziekinstrument vals maken) ÿrtsare {K}.
ontstoken:: »ontsteken 3.
onttrekken:: ~ aan: hyrgte tukst {K}; zich ~ aan: hyrgte tukst {Upr}; ik kan me niet aan de indruk ~ dat ...: gress nert véniestarecû ef aerunel den ....
ontucht:: quklymâ {C}.
ontvangbewijs:: kettara {C}.
ontvangen:: (radio/tv) strâlputte {K}; (brief) kettare {K}; ~ van (aankrijgen van: goederen): kettare rifonn {K}.
ontvangst:: (radio/tv) strâlputtos {C}; (brief/goederen) kettaros {C}; hartelijke ~ (zn: welkom): quistarfinner {A; mv=enk}.
ontvangstbalie:: (receptie: in hotel ed) kettaros {C}.
ontvankelijk:: aerunel-tuffes {I}; ~ zijn voor: veršare {K} (poe).
ontvelling:: mut-kôrgos {C}.
ontvlambaar:: bede-âp {I}.
ontvlammen:: (=ontsteken) bede {K}; (vuur) flecse {Upr}.
ontvlamming:: (=ontsteking) bedâ {C}.
ontvlucht:: (uitgebroken, op de vlucht geslagen: vrnl v dieren) gip {I} (arch).
ontvluchten:: oume {K}, quâðe {K}; ~ uit: quâðe mip {U}.
ontvluchting:: quâðos {C}.
ontvoerder:: leufer {C}.
ontvoeren:: leufe {K}; (=kidnappen) kidnape {K}.
ontvoering:: leufos {C}; (=kidnapping) kidnapos {C}.
ontvolken:: (leeglopen: v landstreek) idezâmpe {E}.
ontvolking:: idezâmpos {A}.
ontvouwen:: (lett: open laten vallen) lée {K}; (vrnl fig: =ontplooien: plannen ed) wufe {K}.
ontvouwing:: (vrnl fig: =ontplooiing) wufos {C}.
ontvreemden:: (=wegnemen) mipputte {K}.
ontvreemding:: (=wegneming) mipputtos {C}.
ontwaken:: kaine {Upr}.
ontwapenen:: idegûne {K}.
ontwapenend:: (fig) unkettelira {I}.
ontwapening:: idegûnos {C}.
ontwaren:: yrôqule {K}.
ontwaring:: yrôqulos {A}.
ontwarren:: (lett) idezômpae {K}; (fig: =ophelderen) poirare {K}.
ontwarring:: (lett) idezômpaos {C}; (fig: =opheldering) poiraros {A}.
ontwennen:: (=afwennen) idequgme {K; gst= idequgg}.
ontwenning:: (=afwenning) idequgmos {A}.
ontwerp:: desÿnn {C}; (schets/concept) nett {C}, bagiyn {C}.
ontwerpen:: desÿnne {K}.
ontwijden:: (alg) tasinte {K}; (=ontwijden) (Erg) idedrynje {K; gst= idedrynt; vdw= idedrynet}.
ontwijding:: (alg) tasintos {A}.
ontwijken:: (lett) langoare {K}; de automobilist probeert de boom te ~: ef lenker trije beri langoare ef vildul; (lett/fig: vermijden) rotjule {K}.
ontwijking:: (lett) langoaros {C}, rotjulos {C}; (fig) rotjulos {A}.
ontwijkmanoeuvre:: (lett) langoaros {C}.
ontwikkeld:: (v groei) lâlelt {I}; (v land) wélfaec {I}; ~ land: wélfašark {C}.
ontwikkelen:: wélfa'ece {K}; zich ~ tot (tot gevolg hebben): wélfaecare tukst {U}; (flink groeien) lâlelde {K}; (v foto) mipdreute {K}; (ontwerpen v nieuw product ed) wélfae {K}; wijze van ~: tûtrées {C}.
ontwikkeling:: wélfa'ecos {A}; •-farte {SX.c > c}; (ontwerpen v nieuw product ed) wélfaos {A}; de ~ (= vooruitgang) van de ruimtevaart: ef avyrgvârc-farte.
ontwikkelingsgang:: tûtrées {C}.
ontwortelen:: moftose-mip {K}.
ontwrichten:: (lett) gjorte {K}, (=verstuiken) idequblelle {K}; (fig) quazjoðe {K}.
ontwrichting:: (lett) gjortos {C}, (=verstuiking) idequblellos {C}; (fig) quazjoðos {C}.
ontzag:: (=eerbied) pagiyry {Aef}; met ~ (eerbiedig): pagiyry {I}; ~ inboezemen: aerune {U}.
ontzaglijk:: (=ontzettend: meestal als versterking v add) vârnosót {I}; ~ veel ...: sakos ur lûps lef ....
ontzeggen:: iemand iets ~: hintare flaju ón rast {K}; hinte rast furt flaju {K}; (ook met bijzin:) het bestuur ontzegt Elsa het bezoek aan de club: ef lydos hinte Elsa, den eup quardere ef clup.
ontzenuwen:: šeksÿe {K}.
ontzenuwing:: šeksÿos {A}.
ontzet:: (uit zijn verband: v muur ed) mitagreiy {I}; (bevrijding door leger) miplydos {C}.
ontzetten:: (uit zijn verband brengen: v machine/muur/as ed) mitagre {K; gst= mitagret}; uit een ambt/de ouderlijke macht ~: tijâvémâne {K}.
ontzettend:: (verschrikkelijk, heel naar/erg) graviy {I}, purfillus {I}; (=ontzaglijk: meestal als versterking v add) vârnosót {I}; een ~ huis (onaangenaam om in te wonen en/of slecht onderhouden): eft purfillus sért; een ~ mooi huis (heel erg mooi): eft purfillus/vârnosót hordâ sért.
ontzetting:: ~ uit een ambt/de ouderlijke macht: tijâvémânos {A}.
ontzield:: (zielloos) idenâfor {I}.
ontzien:: (eerbiedigen) pagiyrte {K}; (duchten) megiye {K; gst= megiyt}; niets of niemand ~ (over lijken gaan): ef lelperre ekaiyn halins; hij ontziet niets of niemand: do brae veldurtiyse {S}; niet ~ worden (meegesleept worden; fig): ef tasse fes ef tjondelira molarriy.
onuitputtelijk:: hâleskett {I}.
onuitsprekelijk:: nert lén'kurre.
onuitstaanbaar:: (=onmogelijk: mens) slemðiy {I; [mv=enk]}.
onuitvoerbaar:: onuitvoerbaar||uitvoerbaar: gremuh {Iid}; .
onuitwisbaar:: (fig) zjôdele-fest {I}.
onvast:: (lett/fig: labiel/wankel) ojabriy {I}; (v slaap/karakter) ojap {I}; (week/onstevig) nestyp {I}; (=week) vjent {I}.
onvatbaar:: ~ [voor]: neleldatt [armt] {I}; onvatbaar/ongevoelig/immuun zijn voor||vatbaar zijn voor: zjoðe {Kid}; .
onveilig:: nequrubo {I}; (=gevaarlijk) kviksiy {I}; ~/gevaarlijk zijn: kviksiye {U}.
onveranderd:: (=ongewijzigd) nešampâiy {I}, fest {I}; (=onverminderd) jÿrðiy {I; [mv=enk]}.
onveranderlijk:: (=bestendig) utôharbiy {I}.
onverantwoord:: yðoch {I}; ~ handelen (zonder na te denken/roekeloos): ef hanntele lef deff fe ur bliynt eit.
onverantwoordelijk:: yðoch {I}.
onverbeterlijk:: net-guldriy {I}.
onverbiddelijk:: za {I}; (=onvermurwbaar) tûnch {I}; (=pertinent) ijabiy {I}.
onverbloemd:: (=onomwonden) ðÿmenvlôpiy = šâmenvlôpiy {I}.
onverdiend:: tarinniy {I}.
onverdraaglijk:: plésbôk {I}, nereopatratt {I}.
onverdraagzaam:: mechiy {I; [mv=enk]}; onverdraagzaam zijn||verdraagzaam zijn: uzóge {Uid}; .
onverdraagzaamheid:: mecher {A; mv=enk}.
onverdroten:: nespépiy {I}, mâtréfiy {I}.
onverenigbaar:: dres-frenvutiy {I}.
onverenigbaarheid:: dres-frenvuter {A; mv=enk}.
onvergankelijk:: hill-fest {I}.
onvergeeflijk:: ÿgaufje-enmÿt {I}, gaufje-enmÿt {I} (arch/poe); ~ zijn: kafnjame {E}; ~e daad: kafnjamos {A}.
onvergetelijk:: (=heuglijk) iylftuberiy {I}; (lett: wat men niet kan vergeten: zowel goede als nare herinnering) krabô {I}; een ongeluk waaraan men altijd moet denken: eft krabô moplariy.
onverhard:: (v wegen: modder, zand, grind, steenslag) net-lâcÿror {I}; ~e weg (met steenslag of grind): amÿ {C}.
onverhoeds:: neluftmiypariy {I}.
onverholen:: (=openhartig) glitare {I}; (=rondborstig) šâm kerly = ðÿm kerly {Cef}.
onverhoopt:: râjiytôse {I}.
onverklaarbaar:: nert rep'kurre {I}; ~/onbegrijpelijk toeval: qummertuss {Aef; mv/rsmv= qummertusses}.
onverlaat:: (=booswicht) jûmporel {C}, tigter {C}.
onvermengd:: yrôja {I}.
onvermijdelijk:: (vrnl lett) nert rotjulole {I}; (=onherroepelijk) rôtjulôlétt {I}.
onverminderd:: (=onveranderd) jÿrðiy {I; [mv=enk]}; (vz) šâm tijâ rifo (vz-uitdr).
onvermoeibaar:: (=onvermoeid) hômba-fest {I}.
onvermoeid:: (=onvermoeibaar) hômba-fest {I}.
onvermogen:: kurre-sporch {C}.
onvermurwbaar:: kvâmpe-fest {I}; (=onverbiddelijk) tûnch {I}.
onverplaatsbaar:: nelosamiy {I}.
onverplaatsbaarheid:: nelosamer {A; mv=enk}.
onverricht:: ~er zake (zonder succes): ÿrpôte-xûstich {I}.
onversaagd:: (=onverschrokken) gosa'ita {I}.
onverschillig:: earg {I}; »welk 4.
onverschilligheid:: eargiy {A; mv=enk}.
onverschrokken:: (=onversaagd) gosa'ita {I}; hij is een ~ krijger (hij is een ijzervreter): do brae veldurtiyse {S}.
onverslijtbaar:: šûrste-fest {I}.
onverstaanbaar:: net-uneratt {I}.
onverstandig:: (persoon) negôrôg {I}; (=ondoordacht: daad, opmerking ed) topûl {I}.
onverstoorbaar:: nert sâjele-âp {I}.
onverteerbaar:: (lett) wencât {I}.
onvervalst:: yrôja {I}; (louter/rein) prôltôt {I}.
onvervreemdbaar:: net-bautoamiy {I}.
onverwacht:: (=onvoorzien) kemmurus {I}, net-chentamiy {I}.
onverwarmd:: necÿrzrâg {I}.
onverwijld:: ðÿm miypos {A}.
onverwoestbaar:: feswencâtiy |fesencâtiy| {I}.
onverwoestbaarheid:: feswencâter |fesencâter| {A}.
onverzadigbaar:: kvâcÿrg {I}.
onverzettelijk:: (=standvastig) stitiy {I; mv=enk}, net-ojabriy {I}.
onverzettelijkheid:: (=standvastigheid) stiter {A; mv=enk}.
onverzoenlijk:: gizzóðiy {I; [mv=enk]}.
onverzorgd:: (alg) krâk {I}; (zonder verzorging) nenaliycc {I}; (rommelig, slordig) gÿtrâs {I}; (uiterlijk) impaja {I}; (plat: v uitspraak) slûg {I}; ~e, platte uitspraak: slûg {Cef}.
onvindbaar:: xunatiy {I; [mv=enk]}, wégg {I}.
onvoldaan:: (onbevredigd) ezojjete {I}; (niet betaald) nemann {I}.
onvoldoende:: (kwaliteit, beneden de verwachting) fiylst {I}; (zn: slecht cijfer voor proefwerk ed) fiylster {C}; »ontoereikend; »weinig 2.
onvolkomen:: (niet helemaal) nepijâ {I}.
onvolledig:: nexulâ {I}, tyrnatiy {I; [mv=enk]}.
onvolmaakt:: ÿrovviqummert {I}.
onvolmaaktheid:: ÿrovviqummertiy {A; mv=enk}.
onvolprezen:: (prijzenswaardig) ksvenne-âp {I}.
onvoltallig:: nefull |nEfull| {I}.
onvoltooid:: tacÿrpôt {I}; ~e tijd (v werkwoorden): neperfecc {C}; ~ tegenwoordige tijd (taalk): ralo-neperfecc {C}; ~ verleden tijd (taalk): horit-neperfecc {C}.
onvolwassen:: talelt {I}.
onvoorbereid:: nezvÿcsiy {I}.
onvoordelig:: onvoordelig/nadelig zijn||voordelig zijn: lânte {Uid}; .
onvoorstelbaar:: (als bepaling bij adjectief) nemasótiy {III}.
onvoorwaardelijk:: môješôsiye {I}.
onvoorzichtig:: nerisinar {I}; (bruusk) brutt {I}.
onvoorzichtigheid:: nerisinariy {A; mv=enk}.
onvoorzien:: (=onverwacht) kemmurus {I}, net-chentamiy {I}.
onvrede:: nezovertiy {A; mv=enk}.
onvriendelijk:: (stug) herfy {I}; (v zaken: niet goed voor milieu, niet prettig voor een mens ed) neflifados {I}; een ~ bos: eft neflifados wuma.
onvrijwillig:: nejolabare {I}.
onvruchtbaar:: (=schraal) tavriy {I; [mv=enk]}; (niet succesvol; niet kunnende voortplanten) hendre-pôr {I}; (ook: bleek) fale {I}, falep {I}; ~ stuk grond; onvruchtbare grond/bodem: fale {Cef}, falep {Cef}.
onwaar:: (leugenachtig) nekâmpa {I}.
onwaarachtig:: (onwerkelijk) nert mel'kurre {I}.
onwaardig:: tivjâs {I}.
onwaarschijnlijk:: spakyll {I}; het ~e (~e gebeurtenis): ef spakyll {Aef}.
onwaarschijnlijkheid:: spakyll {Aef}, spakylliy {A; mv=enk}.
onweer:: tómaros {C}; hevig ~ (noodweer): wâst {C}.
onweerlegbaar:: (onomstotelijk: v feit) nepallefâlatt {I}.
onweerstaanbaar:: festuberelira {I}.
onwel:: ~ worden (niet goed [gaan] voelen): puare {U}.
onwelluidend:: nefliynkiy {I}.
onwelvoeglijk:: net-osksompiy {I}.
onwelwillend:: omiftsâ |..fsâ| {I}.
onweren:: tómare {E}, cyrdrutte {U}.
onwerkelijk:: nereal {I}; (=onwaarachtig) nert mel'kurre {I}.
onwetend:: tiyffiye {I}.
onwetendheid:: kiytuls {SC}.
onwettig:: talacsiy {I}; (=onrechtmatig) ulûpt {I}.
onwil:: sénta {C}; (=verzet) hybjos {A}.
onwillekeurig:: fes neproba {SC}.
onwillig:: séntiy {I}; ~/recalcitrant zijn (tegen de draad): tygtjare {U}.
onwrikbaar:: (lett: niet in beweging te krijgen) nerutramiy {I}; (lett/fig) rekfest {I}.
onzedelijk:: qufendriy {I; [mv=enk]}, (=onzedig) netroja {I}; (=onkuis) neprôltôt {I}.
onzedig:: (=onzedelijk) netroja {I}.
onzeker:: neserten {I}, ymâlgé {I}.
onzekerheid:: ymâlgé {Aef}; ~ met nieuwsgierigheid (Erg): tiyffóte {S}.
onzelfstandig:: nemainklotâ {I}; (=afhankelijk) natumtiy {I}.
onzelfstandigheid:: (=afhankelijkheid) natumtiy {Aef}.
onzelfzuchtig:: dres-ÿglyniy {I}.
onzelfzuchtigheid:: dres-ÿglyner {A; mv=enk}.
onzelieveheersbeestje:: »lieveheersbeestje.
Onze-Lieve-Vrouw:: (OLV) Kult-Sjeus {N} (afk= K.Sj.).
onzevader:: (gebed) Kult-Follus {N}; paternôster {C}.
onzichtbaar:: nezerfan {I}; (aan het oog onttrokken) eit-stylf {I}.
onzijdig:: (taalk: noch mannelijk noch vrouwelijk) tiynâe {I}.
onzin:: (nonsens) nonsens {C; mv/rsmv= nonsenses}.
onzindelijk:: nesâvriy {I; [mv=enk]}; (=morsig) dvagg {I}.
onzinnig:: (=dwaas) plukiy {I; [mv=enk]}.
onzorgvuldig:: (nonchalant) nelabinâr {I}.
onzorgvuldigheid:: (nonchalance) nelabinâriy {C}.
onzuiver:: (lett) neyuver (neuver) {I}; (fig) nešÿrðiy {I}; (=verkeerd) kell {I}.
oog::
oogarts:: eit-medikiy {C}.
oogje:: (waarin een haakje past) klâmriyn {C}; (voor schoenveter) mustbentârp |musb..| {C}.
oogkas:: celf {C}.
oogklep:: (voor paard) vjiyk {C}; met ~pen op lopen (fig): ef lelperre nar teffats.
ooglid:: eit-closs {C; mv= ..-closes}.
oogluikend:: ~ toestaan: ef jabince lef diô-probaros {A}.
oogmerk:: (=bedoeling) ejeliftiy {SC}, splônjos {A}.
oogpunt:: uit het ~ van: na ef eit tu (vz-uitdr); uit het ~ van efficiency: âfry ef efišenta tiyns.
oogst:: (wat geoogst is) ialef {C}, ruggos {C} (dl= Peg); (gewassen OP het land) râsdo |..zd..| {S}; (het ~en: als bezigheid) ialefos {C}.
oogsten:: ialefe {K}, rugge {K} (dl= Peg); het ~ (oogst: als bezigheid): ialefos {C}.
oogster:: (vooral: tijdelijk aangestelde knecht die boeren in de oogsttijd helpt en in natura uitbetaald wordt) ialefer {C}, ruggâ {C} (dl= Peg).
oogstschouw:: râsdo-tork |..zd..| {C} (geregelde rondgang ve grootgrondbezitter langs zijn akkers om te kijken hoe de gewassen erbij staan).
oogsttijd:: ialef-fort {C}.
oogwenk:: in een ~: lóf eft plâts {C}; futtof ef urzôg zôle.
ooi:: (vrw schaap) efti {C}.
ooievaar:: cÿrlaa {C; mv= lâen; rs= cÿrlâe} (L. Ciconia ciconia).
ooievaarsbek:: geranym {C} (L. Geranium); beemd~: blufk-geranym |blufge..| {C} (L. Geranium pratense); donkere ~: wuma-geranym {C} (L. Geranium phaeum); zachte ~: kles-geranym {C} (L. Geranium molle); zompige ~ (alleen in Blizerû-moeras op Tigof): zvâmp-geranym {C} (L. Geranium uliginosum).
ooit:: kva {III}; ~ wel eens: jazy kva; ik heb vroeger ~ (of: ~ vroeger) een motorfiets gehad: gress eft hupspitter lelperre kva horit.
oom:: (broer v vader/moeder) cÿrlo {C}; (cÿrlo v echtgenoot/-genote) cÿrlo-mâlp {C}; (echtgenoot v tlokko) tlokko-diy {C}; ~ en tante (oom is broer v vader/moeder; tante is aangetrouwd) cÿrlo-marianten {C}; (oom is aangetrouwd; tante is zuster v vader/moeder) tlokko-marianten {C}.
oor::
oorbel:: (=oorhanger) fe-kâla {C}.
oord:: (=plaats, oorspr burcht) manes {C}; »plaats; »plek.
oordeel:: bax {Aef}; een ~ vellend; wat betreft een ~: bax {I}; een man die zijn ~ te kennen geeft, die gerechtigd is een ~ te vellen: eft bax merater; de handelswijze stemt met het ~ overeen: ef paine-vrôk melde bax.
oordelen:: ~ over: baxeske {K; gst= baxess}.
oorhanger:: menker {C}; (=oorbel) fe-kâla {C}.
oorlel:: fe-sfég |-svég| {C}.
oorlog:: wÿsÿr {C}.
oorlogshandeling:: wÿsÿros {C}.
oorlogsschip:: (alg) wÿsÿrka {C}; (17e-eeuws Spok ~ met 3 masten en 8 zeilen) kajân {C}.
oorlogsvloot:: eccontân {Crs}.
oorschelp:: fe-kelg {C}.
oorsprong:: origiy {C}, labora {Aef}.
oorsprongsbenaming:: beschermde ~ (BOB): paaftor origiy-toquankaÿ {C} (afk= POT) (officieel keurmerk).
oorspronkelijk:: labora {I}; mip origiy {C}; (=inwendig/intrinsiek) ÿzâm {I}.
oorvijg:: fe-byt {C}.
oorworm:: ðotoch {C} (L. Forficula auricularia).
oorzaak:: zûpstiy {C}; de ~ zijn van (te wijten zijn aan): liyrshe {K; gst= liyrres; wst= liyrs•}; (datgene wat de ~ is van/te wijten is aan) liyrshos {A}; de ~ van de brand is nog onbekend: ef buros lelperre eft velk neknôf origiy; door welke ~ ... (= waardoor): tjâg folarra zûpstiy ....
oost:: opper {I}.
Oostblok:: het ~: ef Opper-klóta {G}.
oostelijk:: opper {I}.
oosten:: opper {Aef}, gurt-gÿp {C}; in het ~: armt opper; armt gurt-gÿp (afk= a/gg); in het ~ van: armt opper fes (vz-uitdr); in het ~ van Hirdo: Hirdo armt opper = armt opper fes Hirdo; ten ~ van: opper {VZ} (plaats); armt gurt-gÿp (afk= a/gg); ten ~ van Hirdo: opper Hirdo; A ligt ten ~ van B: A melde B armt gurt-gÿp; ten ~ langs: opper-lango {VZrs} (richting); wij rijden ten ~ langs Hirdo: kirro ufire opper-lango Hirdoe.
Oostenrijk:: Ostryja {G}.
Oostenrijker:: Ostryjany {Cef}.
Oostenrijks:: (bv) ostryja {IIef}; ~e vrouw: Ostryjana {Cef}.
oostenwind:: (wind die naar het westen waait) kÿl-gÿper {C}.
oosterlengte:: opper-šefc {C} (afk= OŠe).
oosterling::
oosters:: (ten oosten v Europa) opper-wertlane {I}.
Oost-Indisch:: ~ doof: torygdiy {I; [mv=enk]}.
oostkant:: opper-lango {VZrs} (richting); wij rijden Hirdo aan de ~ voorbij: kirro ufire opper-lango Hirdoe; aan de ~: opper-ovap {III}.
Oostzee:: Opper-zee {G}, Bâltiyc-zee {G}.
ootmoed:: (=deemoed) korsocÿrm {Aef}.
ootmoedig:: (=deemoedig) korsocÿrm {I}.
opa:: op {C} (pop/kindertaal); abull {C} (dl= Tigof/Lomky).
opaal:: (materiaal) opala {S}; (steen) opaliyn {C}; van ~ gemaakt; met opalen bezet (opalen): opaliy {I}.
opalen:: (van opaal gemaakt; met opaal bezet) opaliy {I}; ~ voorwerp: opaliyn {C}.
opbellen:: (telefoneren) krÿše {K}.
opbergdoosje:: simalot {C}.
opbergen:: (=opruimen) simaje {K; gst= simat; vdw= simer}.
opbeuren:: (=bemoedigen) pâple {K; gst= pâpp}.
opbeuring:: (=bemoediging) pâplos {C}; (verlichting: fig) idemulos {A}.
opbiechten:: alles ~ (precies vertellen wat je gedaan/misdaan hebt): ef ðobiyre sener korp kaf ef trulle (rs!).
opbiechting:: (fig) feskoffos {A}.
opbieden:: ozyre-kaf {K}.
opblaaspop:: fitrute-kaf-kyl {C}.
opblazen:: (met lucht vullen) fitrute-kaf {K}; (doen exploderen) kvânde {K}.
opblazing:: (=explosie) kvândos {C}.
opblijven:: (wakker zijn) kainote {E}; (niet naar bed gaan) ef tinde marest {III}.
opbloeien:: (fig) clajote-kaf {U}.
opbod:: per ~ verkopen (veilen): ozyrpóbare {K}.
opbolling:: frondoiy {C; rs= frondott}.
opbouw:: (lett: wat opgebouwd is) jomechâ {C}; (het opbouwen: lett) jomechos {C}; (fig: het doen ontstaan) netapûntos {A}.
opbouwen:: (lett) jomeche {K}; het ~ (opbouw: lett): jomechos {C}; (fig: doen ontstaan) netapûnte {K}.
opbreken:: (v rijweg) bône-armt {K}.
opbreking:: (v rijweg) bônos-armt {C}.
opbrengen::
opbrenging:: (v arrestant, schip) fesgabanos {C}.
opbrengst:: gaf {C}; (wat het oplevert) xâme'ios {C}; (bedrag) xômarsðÿn |..zð..| {C}.
opdagen:: komen ~ (tevoorschijn komen): lorake {U}; hij komt uit de mist tevoorschijn: do lorake cupp ef douba.
opdat::
opdelen:: ~ [in] (verdelen in): jesme [kaf] {K}.
opdienen:: (=opdoen: v eten) sleare {K}, armtharbe {K}, snufe {K} (pop); het ~ van voedsel: armtharbos {C}.
opdiepen:: (lett: uit het water halen) zefpâre {K}; (fig) pliare {K}.
opdieping:: (fig) pliaros {A}.
opdissen:: (v verhaal) quâðe {K}.
opdissing:: (v verhaal) quâðos {C}.
opdoemen:: eruptere |..ÿje| {U}; hij doemt op uit de duisternis: do eruptere mipenn ef finstro; ~ uit (het donker ed): pue rifonn {U}; het ~ (alg): puos {C}.
opdoen:: (=opzetten: hoed/masker ed) paine-kaf {Kpr}; (=opdienen: eten) sleare {K}, snufe {K} (pop); (=oplopen: ziekte) tâstare {K}; het ~: tâstaros {C}; (=verwerven: kennis) luftpónze |lufp..| {K}.
opdonder:: (=dreun) dófa {C}, tret {C} (dl= Ales); iemand een ~ geven (een dreun verkopen): dófa-kette rast {K}, trete rast {K} (dl= Ales).
opdonderen:: (=verdwijnen) slinâre {U} (pop); (=opsodemieteren) eruptere |..ÿje| {U} (vulg); donder op! (sodemieter op!): erupteren! |..eren| (vulg); méte gert tômp! (vulg).
opdraaien:: ~ voor iets: arfine-kaf furt flaju.
opdracht::
opdrachtgever:: (=lastgever) gôrfjôcer {C}.
opdragen::
opdreggen:: (lett: ophalen: drenkeling ed) voquge {K}.
opdregging:: (lett: ophaling: drenkeling ed) voqugos {C}.
opdrijven:: (lett: voortdrijven v kudde) krettare {K}; (fig: v prijs) kafðée {K}; (opvoeren/verhevigen) miltefare {K}.
opdrijving:: (lett: v kudde) krettsiy {C}; (fig: v prijs) kafðéos {A}; (verheviging) miltefaros {C}.
opdringen::
opdringerig:: ~ zijn: armtijabie {K}.
opdrinken:: pliyfonare {K}; ik drink mijn koffie op: gress pliyfonare sener cafer.
opdrogen:: zârve {E}; ~ en verschrompelen/krimpen/barsten (oude appel, droge kleigrond ed): vrelle {U}.
opdroging:: zârvos {C}.
opdruksein:: (spoorwegen) pârme-sÿn {C}.
opduiken:: (lett) plônse-kaf {K}; (plotseling te voorschijn komen) plype {Upr}.
opeengepakt:: jen wâlkân.
opeenhoping:: afriynos {C}; (lett/fig: stapel/berg/hoop) tnÿr {C}; (fig) luftdiusos |lufti..| {A}.
opeens:: (=plotseling) plirtof {I}; (=eensklaps) chorda {I} (poe/dl= Liftka); ik zie hem ~: gress bzaée do ðÿm vraboos.
opeenstapeling:: (=stapel) dius {C}; (het opstapelen) diusos {C}.
opeenvolgend:: (=achterelkaar) fôlgelira {I}.
opeenvolging:: fôlgos {A}.
opeisen:: envane {K}, blaffe {K}; (=opvragen) fôrdre {K; gst= fôrt; wst= fôrd•; vdw= fôrts}.
opeising:: slitûšaros {C}, envanos {A}; (=opvraag) fôrdros {C}.
openbaar:: (=publiek) publiyc {I}; (door de overheid, als tegenstelling v privaat) kofaniy {I}; [in het] ~ (bestemd voor iedereen): kofano {I}; in het ~ (in de openbaarheid): lo kofanoiy; ~ maken (=publiceren): publisere |..ÿje| {K}; ~ maken (=bekend maken): enne {K}; ~ vervoer: kofano gabanos {C} (afk= KG); openbare weg (jur): ef kofaniy mirra; de beroemde schrijver vertoont zich tegenwoordig nooit meer in het ~: ef huldufit otôr melde sefa mote; zie ook Openbaar vervoer in .
openbaarheid:: kofanoiy {A; mv=enk; rs= kofanote}; in de ~: lo kofanoiy; in de ~ treden: ef arfine fes ef kofanoiy.
openbaarmaking:: (=bekendmaking) ennos {C}.
Openbaar Ministerie:: (als Spok instantie) Publiyc Prosecutere-buro {N} (afk= PPB); voor Organisaties, zie .
openbaren:: ef qugle lo kofano {I}.
Openbaring:: (bijbel) Apocaliyps {N} (afk= Apo).
openbreken:: (lett: =forceren) quâðe {K}, forsere |..ÿje| {K}; het ~: forseros {C}.
openbreking:: quâðos {C}.
opendoen:: (iets openen) gyre flaju {K}; ik doe de deur open: gress gyre ef argerat; iemand ~ (de deur voor iemand openen): gyre ón rast {U}; ik doe mijn vriend open: gress gyre ón sener frint.
opendraaien:: (kraan ed) gre ... lo tuffes {K; gst= gret}; hij draait de kraan open: do gre ef hek lo tuffes.
openen:: tuffese {K}; (opendoen) gyre {K}; zich ~ (opengaan): gyre {Upr}; (museum, school, nieuw gebouw ed) gyrare {K}; de deur opent zich: ef argerat sen gyre; een bankrekening ~: ef lée eft zolle-nota.
opengaan:: (zich openen) gyre {Upr}; de deur gaat open: ef argerat sen gyre.
openhaardvuur:: (in huis) loÿbuti {C}.
openhartig:: (=onverholen: v gesprek ed) glitare {I}; (v persoon) rotrân {I}, frânc {I}; ~ zijn (v persoon): yelfte {U}.
openhartigheid:: yelftos {A}.
openheid:: (fig) tuffesiy {C}.
opening:: (gat) gyros {C}, tuffesât {C}; (plechtigheid: v nieuw gebouw ed) gyraros {C}; •~ (=•gat): tuf• {PX.c > c}; een ~ IN de muur: eft gyros/tuffesât mip ef krur; een ~/gat in een muur: eft tufkrur.
openingsplechtigheid:: (v nieuw gebouw ed) gyraros {C}.
openingstijd:: (v winkels ed) tuffes-fort {C} (meestal in mv).
openlijk:: kofano {I}, tuffesta {I}.
openlucht:: kiyn {C}; in de ~: luft kiyn.
openluchtbad:: kiyn-wik {C; mv= ..-wika}.
openluchtmuseum:: kiyn-musém {C}.
openrijden:: (=opensnijden: v wissels door een trein) ûesacÿre {K}; het ~: ûesacÿros {C}.
opensperren:: rófe {K}; het ~ (opensperring): rófos {C}.
opensperring:: (het opensperren) rófos {C}.
opensplijten:: (trans) ûesacÿre {K}; (intrans) ûesacÿre {Upr}.
opensplijting:: ûesacÿros {C}.
openstaan:: het gas (= de gaskraan) staat open: ef gaza kôlte; ~ voor iets: quÿe tuffes flaju; ik sta open voor suggesties: gress quÿe tuffes ef mitamorisôsta.
openwippen:: (=omhoogwippen) plype {K}.
opera:: opera {C}.
operatie::
operatiekamer:: frotexelmit {C}.
opereren:: (medisch) frotexe {K}.
operette:: operett {C}.
opeten:: larde-tijâ {K}.
opfrissen:: (=verfrissen) frotare {K}.
opfrissing:: (=verfrissing) frotaros {C}.
opgaan::
»stem.
opgang:: (trap) preipendos {C}; (=opkomst: v zon) égt {C}; ~ maken (lett: theatraal binnenkomen): entrare {U}; ~ vinden (opkomen): otrefe {E}.
opgave:: rekenkundige ~ (=som): šômtos {C}; (=taak) kafkettos {C}; (=oefening) ufnos {C}; (het opgeven: v naam/adres) luftreppos {C}.
opgeblazen:: (=gezwollen) fitrut {I}.
opgebruiken:: (=verbruiken) kelde {Krs}; iets ~ (opmaken): ef qugle flaju lo tijâ.
opgefokt:: (opgewonden: persoon) krus {I}.
opgeknapt:: geheel ~ (genezen): stómy {I}.
opgelaten:: (zich zo gedragen dat de aanwezigen zich ~ voelen en/of vertrekken) trjômpe |trô..| {U}.
opgelucht:: ~ adem halen (herademen): nâs-ûeme {U}.
opgericht:: ~ zijn (lett: rechtop staan): ykelbe {U}.
opgeruimd:: (=blijmoedig) potoe {I}; (aan kant) tmopplim {I}; ~ zijn (kamer/kast ed): tmopplime {U}.
opgeschrikt:: (=verstoord) ebljómiy |..bl..| {I}.
opgesloten:: (=ingesloten) vlofiy {I}.
opgeteld:: ~e bedrag (optelling): ôspsagos {C}.
opgetogen:: (in extase) ÿchis {I}.
opgetuigd::: de ~e prijs: ef ÿchisror ðÿny (met btw en accijns).
opgeven:: (opdragen v taak/werk) kafkette {K}; (v naam/adres voor examen; v prijs ed) luftreppe {K}; het ~ (opgave): luftreppos {C}; (afdanken/afschrijven) prence {Krs}; »inschrijven.
opgevoed:: »welopgevoed.
opgewassen:: ~ zijn tegen: armtpevutre {K; gst= armtpevutt}.
opgewekt:: (=jolig) móté {I}; (=monter) cerviy {I; [mv=enk]}; ~ zijn: cerviye {U; gst= cerviy[t]}.
opgewonden:: (verhit: persoon, discussie) cÿrzrâg {I}; (fig) upén {I}, laterelira {I}.
opgezet:: ~ dier: ÿrgiÿtt {C} (spr); »opzetten 3.
opgezwollen:: slÿf {I}; ~ zijn (alg): eše {U}; rode ~ neus (v drank/verkoudheid): slÿf-nes {C}.
opgooien:: kolen ~ (kachel/locomotief): luft-éne |lUfténe| {U}.
opgraven:: (delven) hustae {K}.
opgraving:: (delving) hustaos {C}.
opgroeien:: zetente {E}; het ~: zetentos {A}; ik ben op een boerderij opgegroeid: kost zetentos meldo luft eft keldus; snel ~ (gewas): armttrâne {U}.
ophaalbrug:: plype-gÿrt {C}.
ophalen::
ophaling:: (lett: opdregging: drenkeling ed) voqugos {C}.
ophangen:: (lett) munke {K}; het ~ (ophanging): munkos {C}; »droog 1; »drogen.
ophanging:: (het ophangen) munkos {C}.
ophebben:: (dragen: v hoofddeksel) donne {K}.
ophef:: pošahos {C}; ~ maken over: ef riffe pošahôsta frópjÿ.
opheffen:: (lett) gyfe {K}; (ontbinden: v commissie ed) miprutôse {K}; (fig: niet meer laten bestaan/schorsen) grÿðe {K}; nâs-ôrganisere |..ÿje| {K} (euf).
opheffing:: (lett) gyfos {C}; (ontbinding: v commissie ed) miprutôsos {A}; (fig: schorsing) grÿðos {A}; nâs-ôrganisašo {C} (euf).
ophelderen:: (fig: ontwarren) poirare {K}.
opheldering:: (fig: ontwarring) poiraros {A}; (oplossing/ontdekking: plotseling) idesakoos {C}.
ophemelen:: iemand ~: ef ðobiyre rast zjoba ef ecron.
ophijsen:: gyfare {K}, a'ešane {K}, dojelpe {K}; het ~; dat wat opgehesen wordt: dojelpos {C}.
ophitsen:: (fig: =aanvuren: positief) flecse {K}; (=aanhitsen: negatief) môrtéše {K}; iemand ~ tegen iemand: ef môrtéše rast ump rast.
ophitsing:: (fig: =aanvuring: positief) flecsos {C}; (=aanhitsing: negatief) môrtéšos {C}.
ophoepelen:: hoepel op!: vende crazelira!.
ophoging:: (verhoging, podium) hogoritos {C}.
ophokken:: (in hok of kooi opsluiten) môlarrese {K}.
ophokplicht:: môlarrese-duet {SC}.
ophopen:: (lett) ljocare {K}, trovôce {K}; het ~ (ophoping): trovôcos {C}; zich ~ (fig): luftdiuse |lufti..| {E}.
ophoping:: (opgehoopte hoeveelheid) ljocaros {C}; (berg/hoop) trovôctiyn {C}; (het ophopen) trovôcos {C}; (fig) luftdiusos |lufti..| {A}.
ophouden::
opiniepeiler:: mefrâ-lodatjen {C}.
opjagen::
opjaging:: (fig: aanzetting) ðéos {C}.
opjutten:: (=opstoken) byte-kaf {K}.
opkijken:: (de ogen opslaan) preipzerfe {U}; hij keek op van het boek: do preipzerfa rempe ef mimpit.
opklappen:: (=opvouwen) folte-preip {K}.
opklaren:: (v weer) grâte {U}.
opklaring:: (het opklaren vh weer) grâtos {C}; (opgeklaarde periode) grâtfort {C}.
opkloppen:: (slagroom ed) byte-kaf {K}.
opknapbeurt:: (v huis ed) grâtaros {C}, kafkleteros {C}.
opknappen:: (bijkomen: na ziekte) kafhelte {U}, nerkone {U}; (v huis ed) grâtare {K}, kafkletere {K}; een karweitje ~: ef nie eft qundré; ~ van karweitjes (het klussen): scvÿzos {C}.
opkoken:: [laten] ~ (v saus/pudding: tot het door koken opbruist): tjondere {K}.
opkomen::
opkomst:: (lett: het omhoog-komen) arfinos-kaf {C}; (=opgang: v zon) égt {C}; (bij verkiezingen) nole-quarderos {C}; (fig: het ontstaan) njamos {C}.
opkomstplicht:: (bij verkiezingen) quardere-duet {SC}.
opkoop:: miplorerdos {C}.
opkopen:: miplorerde {K}.
opkrikken:: (fig: stimuleren, aansporen) trekke-preip {K}.
opkroppen:: (v gevoelens) colye {K; vdw= colys}.
oplaag:: »oplage.
oplaaien:: (opvlammen: lett/fig) josle {U; gst= josel}.
oplapping:: (v schoenen) monchos {C}.
oplaten:: (v hoed, als men op bezoek is) lelperre-luft {K}.
oplegger:: (v vrachtauto, achter trekker) lajâfoto {C}; zie ook Weggebruikers in .
oplegging:: (het opleggen: maar NIET v schepen) pildos-kaf {C}; (v schepen) ryaros {C}; (v straf) armtmôquos {A}.
opleiden:: ~ tot/voor: qummertare armt {K}; ~ tot: traine helkara {K}.
opleiding:: qummertaros {C}, trainos {C}; hij heeft een goede ~ genoten: do eft quista qummertaros lelperre.
opleidingsinstituut:: (=onderwijsinstituut) qummertare-instituša {C}.
opletten:: ~ [op]: (in de gaten houden: v kind) mulkare {K}; (oppassen: voorzichtig zijn) kaftare {K}; let op!: kaftaren! (waarschuwing).
oplettend:: remarciy {I}, rÿvors {I}.
opleven:: znytesse {Upr}; doen ~: znytesse {K}.
opleveren::
oplevering::
opleving:: znytessos {C}.
oplichten::
oplichter:: (=bedrieger) ustjâger {C}, sectâ-znéer = sektâ-znéer {C} (pop).
oplichterij:: ustjâgos {C}.
oploop:: (=rel/opschudding; alg) lavÿ {C}; wast {C; mv= wâste}; (=opstootje/straatruzie) pûla {C}, ôtrert {C} (pop).
oplopen::
oplosbaar:: (in vloeistof) moqubut {I}; (v probleem) hûchatt {I}.
oplosmiddel:: (alg) moqubute-tiyn {C}; (=verdunner: voor medicijnen) vehikul {C}.
oplossen:: (in vloeistof) moqubute {K}; (v probleem, vraagstuk) hûche {K}; het probleem is opgelost: ef môntyos lelperre eft hûchos.
oplossing::
opluchten:: idemigte {K}.
opluchting:: idemigtos {A}.
opluisteren:: kâlare {K}.
opmaak:: (v krant) ðônos-riffos {C}; (het schminken) pevutros {C}.
opmaken::
opmerkelijk:: râviy {I; [mv=enk]}, remarces {I}, jôftiy {I}.
opmerken:: (=aanmerken) remarce {K}, risâne {K}; (= bemerken) ygbronne {K}; iemand die snel iets opmerkt (met veel opmerkingsgave): rijôft {C}.
opmerking:: (alg) râviy {Aef}, remarcos {C}; (=aanmerking) risânos {C}; een ~ maken: ef riffe eft râviy; geestige ~ (kwinkslag): mâmp {C}; gewaagde/dubbelzinnige ~: srâter {C}; hatelijke ~: quster {C}; korzelige ~: uxezurrer {C}; kwetsende ~: pakros {C}; stekelige ~: fatlonos {C}; stekelige ~en maken: fatlone {E}, nôtice {K} (pop); hij heeft altijd rot~en: do nôtice ef tiyns; een stomme ~ maken (ook: een stomme vraag stellen) ane {U}.
opmerkingsgave:: met grote ~: rijôftiy {I}; iemand met veel ~ (die [snel] alles opmerkt): rijôft {C}.
opmerkzaam:: remarciy {I}, rÿvors {I}; iemand ~ maken op iets: ef qugle risânos ón rast frópjÿ flaju; ~ en bijdehand: yggiy {I; [mv=enk]}.
opmeten:: (maat nemen van) tûrgette {K}, šume {K} (arch/poe).
opmeting:: tûrgettos {C}.
opname::
opnemen::
opneming:: (alg: het tot zich nemen) fesuberos {A}.
opnieuw:: (=weer) wet {I}; (=alweer) pipwet (pipet) {I}; (met nadruk op herhaling) tâzjiy {III}; kaf ef kleter (afk= k.e.k.).
opnoemen:: (=opsommen) kimorare {K}.
opnoeming:: (=opsomming) kimoraros {C}.
opofferen:: ÿglyne {Krs}, glyne {Krs} (arch/dl= Peg).
opoffering:: ÿglynos {A}.
oponthoud:: (=stagnatie/vertraging: trein ed) ybe {Aef}; (storende onderbreking: tijdens werk ed) vâsellos {C}.
oppakken:: ubere {K} (bijv door de politie).
oppassen:: ~ [op]: (in de gaten houden: v kind) mulkare {K}; (opletten: voorzichtig zijn) kaftare {K}; pas op!: kaftaren! (waarschuwing).
oppasser:: (=bewaker) gerdatjen {C}.
oppeppen:: (opporren: fig) rakle {K; gst= rakk}; (energie winnen) pâple {K}; ga je geestelijk wat ~: pâple-tûe sener rûl.
opper:: (hoopje drogend hooi) jert {C}.
opperbevel:: mennblaffos {A}.
opperen:: (naar voren brengen: v idee) karrðe {K}, kafplaše {K}.
oppergod:: menndiô {Crs}.
opperhoofd:: mennurp (mennnurp) {Crs}.
opperhuid:: froquâstiy {C}.
opperofficier:: (hoogste officiersrang bij land- en luchtmacht) hardlap ofeserr {C}; voor militaire rangen, zie .
opperschipper:: (marinerang) ajudent-suofeserr {C}; voor militaire rangen, zie .
oppervlak:: (ihb vd aarde, zee, stuk grond ed) jakarô {C}; »oppervlakte.
oppervlakkig:: jakarsiy {I}.
oppervlakte:: (ihb: grootte v iets) jakars {C}; »oppervlak; zie ook Oppervlaktes en Inwonertallen in .
oppervlaktewater:: rôry-knurfel {S}.
opperwachtmeester:: (land- en luchtmacht) mennseršent {Crs}; voor militaire rangen, zie .
oppeuzelen:: tolarde {K}; de eekhoorn zit het hazelnootje op te peuzelen: ef agrén tolardelira ef hâslâf; het ~ (gepeuzel): tolardos {C}.
oppikken::
oppoetsen:: (alg) glylare {K}; (schoenen) glântrare {K}.
oppompen:: (omhoogpompen: v vloeistof) echue-kaf {K}.
opporren:: (vuur) rakle {K; gst= rakk}.
opportunisme:: ôportunesmiy {SC}.
oppositie:: pallerupkos {Ars}, ôposišo {C}; (deel vd volksvertegenwoordiging dat niet meeregeert) ôposišo {C}.
oprakelen:: (fig) rakle {K; gst= rakk}.
opraken:: šâste-tijâ {E}; doen ~ ([ver]slijten): tijâfarte {K}.
oprapen:: ubere-kaf {K}; het ~: uberos-kaf {C}.
oprecht:: âšÿr {I}.
oprichten:: (lett: rechtop zetten) ykelbare {K}; (stichten: v vereniging ed) laanše {K}.
oprichting:: (lett: het rechtopzetten) ykelbaros {C}; (het stichten) laanšos {A}.
oprijden:: (v erf/pont/brug) kafufire {K}; hij rijdt de brug op (vanaf de weg): do kafufire ef pônt; ~ tegen (ongeluk veroorzaken): kafufire {K}; hij rijdt tegen de brug op (ongeluk): do kafufire ef pônt.
oprijlaan:: (alg: =oprit) erfo {C}; (naar paleis/kerk) kormirra {C}.
oprijzen:: cÿrsôge {U}.
oprispen:: (een boer laten) rue {U}.
oprisping:: (=boer) ruos {C}.
oprit:: (=oprijlaan) erfo {C}; (v autosnelweg/brug ed) kaflydos {C}.
oproep:: (=aanroeping) rupkos-kaf {A}; (=oproeping; gebod om ergens te verschijnen) kaffôrdros {C}.
oproepen:: (=aanroepen) rupke-kaf {K}; (fig) arfine helkara; jouw houding roept agressie op: vilt wencatos arfine helkara agresy; (fig) ~ tot: ÿrzoze helkara {K}; (gebieden om ergens te verschijnen) kaffôrdre {K; gst= kaffôrt; wst= kaffôrd•}.
oproeping:: »oproep.
oproer:: gjortyniy {C}, kestkoldros |..sk..| {C}.
oproerling:: (=rebel) kestkoldrer |..sk..| {C}.
oprollen:: (lett) rôle-kaf {K}; het ~: rôlos-kaf {C}; (v bende: fig) idenenne {K}.
opruien:: (ophitsen) môrtéše {K}.
opruimen:: (=opbergen) simaje {K; gst= simat; vdw= simer}; (v kamer ed) tmopplimare {K}; (v boeken ed) tijâðobiyre {K}; dode bomen/dood struikgewas ~ of rooien (GEEN levende bomen/struiken): ÿrqubre {E; gst= ÿrqupp}.
opruiming:: (v kamer ed) tmopplimaros {C}; (v boeken ed) tijâðobiyros {C}; ([grote] schoonmaak) tmopp {C} (spr).
oprukken:: (lett/fig) kafšâste {U}; (v troepen) merte {U}; het ~: mertos {C}.
oprukking:: (lett/fig) kafšâstos {C}; de ~ van de woestijn: ef desterecÿr kafšâstos.
opschepen:: met iemand opgescheept zijn/zitten: ef lelperre rast fes ef crûchétlot.
opscheppen:: (v soep ed) leftele {K}; (fig) bÿlyze {U}; ~ over: tozjoffe {K}.
opschepper:: bÿlyzer {C}, tozjoffatjen {C}.
opschepperij:: tozjoffos {A}; bÿlyzos {C}; (minder negatief dan bÿlyzos) bÿlys {C}.
opschik:: (=tooi) ches {C}; (=opsmuk) tâjos {C}.
opschikken:: (versieren v iets) kâle {K}; (=opsmukken) tâje {K; gst= tât}; (opschuiven, plaats maken) luftšefce {U}.
opschikking:: (het plaats maken) luftšefcos {C}.
opschorten:: ~ tot (uitstellen tot): miptrekke armt {K}; (voorlopig niet [uit]betalen) liskose {C}; de gemeente schort de (uitbetaling vd) subsidie op: ef zomar liskose ef supsiðy.
opschorting:: (ook: uitstel v betaling) miptrekkos {A}; voor fiscale termen, zie .
opschrift:: slegerm {C}, kafstint {C}.
opschrijven:: (noteren) kafstinde {K}; het ~: kafstindos {C}.
opschrikken:: ebljóme |..bl..| {U}; [doen] ~: ebljómare |..bl..| {K}.
opschrikking:: (verstoring) ebljómos |..bl..| {C}.
opschrokken:: markiyne {K}.
opschudden:: (ve kussen) freg-âlminde {K; vdw= ..-pâlminde}.
opschudding:: (=oploop/rel; alg) lavÿ {C}; wast {C; mv= wâste}; (=grote rel/opstand, ook politiek) rel {C}.
opschuiven:: (=verschuiven) šefcare {K}; het ~: šefcaros {C}; (opschikken, plaats maken) luftšefce {U}.
opsieren:: (=versieren) tâje {K; gst= tât}.
opslaan:: (v goederen) jÿzoe {K}; (=omslaan: mouw/broekspijp) rôle-luft {K}; (v tent: neerzetten) azerše {K}; (v ogen/boek) ûese {K}; (omhooggaan: v prijzen) tsazze {U}.
opslag:: (v goederen) jÿzoos {C}, cÿrsagagpiy {C}; (v prijzen) tsazziy {C}.
opslagplaats:: (=magazijn) jÿzoos {C}.
opslagruimte:: zollos {C}.
opslokken:: jytaðe {Krs}; het ~: jytaðos {C}.
opslorpen:: (opdrinken) flÿlse {K}, sfôse |sv..| {K}.
opslorping:: (geslorp) flÿlsos {C}.
opsluiten:: (=insluiten) vlofje {K; gst= vloff}.
opsluiting:: (=insluiting) vlofjos {C}.
opslurpen:: »opslorpen.
opsmuk:: (=opschik) tâjos {C}.
opsmukken:: (=opschikken) tâje {K; gst= tât}.
opsnuiven:: snufaderme {K}.
opsodemieteren:: (=opdonderen) eruptere |..ÿje| {U} (vulg), šute {U} (vulg).
opsommen:: (opnoemen) kimorare {K}.
opsomming:: (opnoeming) kimoraros {C}.
opsparen:: luftzolle {K}; het opgespaarde (wat opgespaard is): luftzollos {C}; het ~ (opsparing): luftzollos {A}.
opsparing:: (het opsparen) luftzollos {A}.
opspoelen:: wervare {K}.
opsporen:: spure {K}; iemand ~: ef sÿrte ef âskân rifo rast.
opsporing:: spuros {C}.
opspraak:: in ~ zijn: jerdonne {U}; in ~ brengen (compromitteren): tygtjatsazze {K}.
opstaan:: (gaan staan) gifare {E}; (uit bed komen) levere {K}; voor dag en dauw ~ (om te gaan jagen/vissen): vizaje {U; gst= vizajet}; het voor dag en dauw ~: vizajos {C}.
opstal:: (juridisch: onroerend goed) kadâster-stent {C}; (concreet: wat boven de grond gebouwd is) ykelbos {C}; recht van ~: ykelbare-rigt {C}.
opstand:: (=grote rel) rel {C}; (politiek) scermvust {C}.
opstandeling:: (=agitator) tuffesuberatjen {C}, T.U.batjen {C} (pop).
opstandig:: (op rellen belust) reliy {I}.
opstanding:: (verrijzenis) leveros {C}.
opstapelen:: diuse {K}; het ~ (opstapeling): diusos {C}; balen hooi ~: ziynðe {K}; het ~ van hooi: ziynðos {C}.
opstapeling:: (het opstapelen) diusos {C}; (stapel) dius {C}.
opstappen:: (weggaan) ðôgiffe {U}; ~ [op] (op de fiets ed): lâlappe {K}.
opstarten:: (computer) dreumâne {K}.
opsteken:: (lett: omhoogsteken) gayše-kaf {K}; (wind) égde {U}; het ~ (v wind): égt {C} (poe).
opstel:: (=schets) storiy {C}.
opstellen:: (lett: op een bepaalde wijze neerzetten) fest-giffe {K}; (fig) mitariffe {K}; opgesteld zijn (v tekst): feste {Upr}; het contract is opgesteld ten name van mijn vrouw: ef bjeltafiy sen feste fes ef quanka rifo kost tubôs.
opstelling:: (lett: arrangering) fest-giffos {C}; (fig) mitariffos {A}; (slagorde: v troepen) givân {C}.
opstijgen:: »stijgen.
opstoken:: (v kachel) poirare {K}; (fig: =opjutten) byte-kaf {K}.
opstootje:: (=relletje/straatruzie) pûla {C}, ôtrert {C} (pop).
opstropen:: (mouwen) ðônos-šefce {K}; het ~ (opstroping): ðônos-šefcos {C}.
opstroping:: (het opstropen) ðônos-šefcos {C}.
opstuiving:: skâðaros {C}.
optekenen:: recorde {K}; ik heb dat uit zijn mond opgetekend: gress ef recorde trâk groft motrikk.
optellen:: ôspsage {K}; het ~: ôspsagos {C}.
optelling:: (het optellen/opgetelde bedrag) ôspsagos {C}.
opticien:: ôptiker {C} (in Spok: gediplomeerd persoon met hbo-opleiding).
optie:: (keuzemogelijkheid) cos-kurre {C; mv= ..-kurres}.
optiek:: (fig) zerfe-koern {C}; in mijn ~ (zoals ik het zie): âfry kost zerfe-koern.
optilbaar:: niet ~ (te zwaar om op te tillen): neðaag {I}.
optillen:: (lett: =oplichten: v deksel) râdlare {K}, ÿrzoze {K}.
optimaal:: mippârelira {I}.
optimisme:: ôptimesmiy {SC}.
optimistisch:: ôptimistise {I}; ~ zijn (hoopvolle verwachtingen koesteren): undôxe {U}.
optocht:: (=stoet) gôs {C}; in een ~ [mee]lopen: gôse {U}.
optoveren:: (fig) monche {K; gst= mont}.
optovering:: monchos {C}.
optreden::
optrekken::
optuigen:: (schip) dreumâne {K}; (versieren) ÿchisre {K; gst= ÿchiss}; de opgetuigde prijs: ef ÿchisror ðÿny (met btw en accijns).
optutten:: (overdreven uitdossen) bloare {K}.
optutting:: (overdreven uitdossing) bloaros {C}.
opvallen:: (in het oog lopen) ef trekke kûltâs {C}; (opvallend zijn) ef qugle nijo; dat valt ons [meteen] op: mittof qugle [kafér] nijo ón kirro.
opvallend:: nijo {I}; ~ zijn (opvallen): ef qugle nijo; (verrassend: als bepaling bij bv) sûpriyse-• {PX}; (bijv) ~ mooi: sûpriyse-hordâ; ~ weinig: sûpriyse-litel.
opvang:: (fig) fanos {A}.
opvangcentrum:: (=opvangtehuis; voor zwervers/verslaafden ed) fansért {C}.
opvangen:: (lett) mitaubere {K}; (fig) fane {K}.
opvangtehuis:: (=opvangcentrum; voor zwervers/verslaafden ed) fansért {C}.
opvatten:: ~ als (beschouwen als): obléskre {K; gst= oblések; wst= oblésk•}; [iets] ~ als ...: ef melde uberelira ... [rifonn flaju] {=tdw v ubere}; ik vat het op als een leugen: gress melde uberelira eft merfos; hij vat mijn opmerking op als een belediging: do melde uberelira eft dakros rifonn kost râviy; hij vat A als B op: do obléskre A meldelira B.
opvatting:: obléskros {A}; naar mijn ~ (idee): fitfara kost obléskros.
opvegen:: brûste-kaf {K}, uste-kaf {K}.
opvlammen:: (oplaaien: lett/fig) josle {U; gst= josel}.
opvliegen:: (lett: vogels/insecten) zôle-kaf {U}; (fig: =opstuiven: v persoon) skâðe-kaf {U}; (zelfbeheersing verliezen) gâmpe {U}.
opvliegend:: (=driftig) wâstiy {I}; hij is een ~ mens: do melde fjoji ur dus fara eft bergo.
opvlieging:: (fig: het opstuiven: v persoon) skâðos-kaf {C}.
opvoeden:: (gezien als ouderlijke taak) hôfrue {K}; (vormen, ontwikkelen: gezien als taak vd school ed) hôfru-vobare {K}.
opvoeding:: hôfruos {A}; lichamelijke ~: frohôfruos {A}; een zeer strenge ~ krijgen: ef zetente korsamÿr.
opvoeren:: (uitvoeren: v toneel/ballet/concert ed) megge {K}; (fig: opdrijven/verhevigen) miltefare {K}.
opvoering:: (uitvoering: v toneel/ballet/concert ed) megg {C}; (opdrijving/verheviging) miltefaros {C}.
opvolgen:: (lett) pelle {K}; (lett/fig) fôlge {K}.
opvolger:: fôlgté {C}.
opvolging:: (lett) pellos {C}; (lett/fig) fôlgos {A}.
opvordering:: fôrdros {C}.
opvouwbaar:: folte-âp {I}.
opvouwen:: (=samenvouwen) ðônos-folte {K}; (=opklappen) folte-preip {K}; het ~: ðônos-foltos {C}.
opvraag:: fôrdros {C}.
opvragen:: (opeisen) fôrdre {K; gst= fôrt; wst= fôrd•; vdw= fôrts}.
opvreten:: svûlge {Krs}.
opvrolijken:: hupserare {K}.
opvullen:: (lett: =volstoppen) ÿrgare {K}.
opvulling:: (=opvulsel) ÿrgiÿtt {S}.
opvulsel:: (=opvulling) ÿrgiÿtt {S}.
opwaarts:: kafes {III}; (=omhoog) preip {I}; ~e druk: preippres {C}.
opwachten:: lâquÿe {K; gst= lâquÿt}; ik zal je bij het station ~: lâquÿe gress tu luft ef garrent.
opwachting:: (plechtig bezoek) dôx {C}; zijn ~ maken: ef paine ef dôx.
opwarmen:: (warm[er] worden) cÿrzrame {Upr; vdw= cÿrzrâg}; (opnieuw verwarmen: vrnl voedsel) nâs-cÿrzrame {K; vdw= ..-cÿrzrâg}.
opwarming:: cÿrzramos {C}; ~ van de aarde: wertlâ-cÿrzramos {C}.
opwegen:: ~ tegen (evenaren met): quimetse {K}.
opweging:: quimetsos {A}.
opwekken:: (elektriciteit, eetlust) armtmôque {K}; (verwachtingen) hagyre {K}.
opwekkend:: (opwékkend) gayšelira {I}.
opwekking:: (stroom, eetlust) armtmôquos {A}; (verwachtingen) hagyros {A}.
opwelling:: (=bevlieging) verkatos {C}.
opwinden:: (lett) a'ešane {K}; (v klok) poirare {K}; zich ~ (zich druk maken): vrennâfyte {E}; zich ~ over: e'umonare {Kpr}.
opwinding:: e'umonaros {C}.
opzadelen:: iemand ~ met iets: ef ziynðe flaju kaf raster scôl.
opzeggen:: (=afzeggen) idereppe {K}; (=reciteren: v les/gedicht) muxare {K}.
opzegging:: (=afzegging) idereppos {C}; (=afzegging: schriftelijk) idereppafiy {C}.
opzenden:: zâlbinase-armt {K}.
opzending:: zâlbinasos-armt {A}.
opzet:: (=plan) plan {C}; (v plan, schema, idee, concept) preipsÿrtos {C}; (=moedwil) proba {SC}; met ~ (=opzettelijk): fes proba {SC}.
opzettelijk:: fes proba {SC}; (=expres) ekspres {I}.
opzetting:: ([op]zwelling) laešos {S}.
opzichte:: »opzicht 2.
opzichter:: quÿlaper {C}, cÿrzvogg {C; mv= zvogt}.
opzichtig:: (kleding/uiterlijk) zerfetou {I}; niet ~ (stemmig: vooral kleding): lanbiy {I}.
opzien::
opzienbarend:: šaziy {I}, krech {I}; zeer ~ (=spectaculair): okrech {I}.
opzij:: (terzijde) ovap {I}; van ~ (terzijde): ovapa {III}; ga eens ~!: ovap yss [dus]!.
opzijgaan:: (=uitwijken) ~ [voor]: wygce [furt] {U}.
opzijschuiven:: (=opzijzetten) dlofe {K}; het ~ (het opzijzetten): dlofos {C}.
opzijzetten:: (=opzijschuiven) dlofe {K}; het ~ (het opzijschuiven): dlofos {C}; (fig: achteruitstellen) ðée bleftess {K}.
opzoeken:: (iets waarvan men [ongeveer] weet waar het zich bevindt) kafješe {K}; dat wat opgezocht wordt: kafješos {C}; ik kom je morgen ~: gress arfine mas fes vilt ÿzerfos.
opzuipen:: kalibatsovergave e-tijâ {K}.
opzwellen:: (=opzetten) laeše {U}; »uitzetting 3.
opzwelling:: (=opzetting) laešos {S}.
oraal:: oraliy {I}.
orakel:: oracliy {C}.
oranje:: roffiy {I}; rofa• {PX.c > c}.
oranjerood:: (kleur tussen oranje en rood in) rofamindefit {I}; zacht ~: korojelerÿ {I}.
oranjetip:: (vlinder) roffiy-zelfÿer {C} (L. Anthocharis cardamines).
orchidee:: ôrgidé {C}.
orchis:: vogily-huron {C}; gevlekte ~ (L. Dactylorhiza maculata): liyt Grât-ôrgidé {C}.
orde::
ordelijk:: (=geregeld) vlazziy {I}.
ordenen:: (=rangschikken) koffe {K}; (op orde brengen) âlkibire {K}.
ordening:: (=rangschikking) âlkibiros {C}; (=regeling) vlazzos {C}; (orde, regel) hyder {C} (arch/poe); ruimtelijke ~: planolôiy {C}.
order:: (regel/bevel) blaffos {A}; (=opdracht) xafolla {C}; tot nader ~: tuksof sompelira reftroos (totdat er een nieuwe beslissing valt).
oregano:: (specerij) oregann {S} (L. Origanum vulgare).
orgaan:: ôrgano {C}.
organisatie:: (met de nadruk op het bedrijf/instelling/instituut) ôrganisašo {C}; (met de nadruk op het organiseren [van iets]) vlazzos {C}; (=instelling) feslosos {C}; »stichting; zie ook Organisaties in .
organisch:: ôrganise {I}.
organisator:: ôrganiseratjen {C}.
organiseren:: ôrganisere |..ÿje| {K}; (=regelen) vlazze {K}; niet goed kunnende ~ (onpraktisch: persoon): vlazze-pôr {I}.
organisme:: ôrganesmiy {C}.
organist:: organmerr {C}.
orgasme:: (seksueel) mipbautoos |mipa..| {C}; ~ hebben (klaarkomen: seksueel): mipbautoe |mipa..| {Upr}.
orgel:: organ {C}.
orgie:: ôrgiy {C}.
oriëntatie:: (het oriënteren) loinfestos {A}.
oriënteren:: zich ~ (v juiste richting): loinfeste {U}; het ~ (oriëntatie): loinfestos {A}; zich ~ (v standpunt): ÿrmetare {U}.
originaliteit:: opârg {C}.
origineel::
Orion:: (sterrenbeeld) Orion |orjon| {N}.
orkaan:: ÿmann {C; mv= ÿnt}.
orkest:: (groep musici) mergrup {C}; (~bak: plaats v musici) musiyce-sÿrt {C}.
orkestbak:: (plaats v musici) musiyce-sÿrt {C}.
orthografie:: (=spelling) stabôos {C}.
orthografisch:: ôrtografise {I}.
orthologie:: ôrtolôiy {C}.
os:: (gecastreerde stier) ôx {C; mv= ax}; slapen als een ~: ef slape lo eft koffon kolini.
ossenhaas:: ôx-rôgtiyn {C}.
osteologie:: osteolôiy {C}.
otter:: knura {C; mv= knurren} (L. Lutra lutra).
oubollig:: toliftkarÿiy |..fk..| {I}, urrfeâ {I}.
oud::
oudbakken:: (v brood) liftkar |..fk..| {I}.
oudejaarsavond:: (31 december) liftkazemp |..fk..| {C}.
Oudejaarsdag:: Liftkazempof {N} (officiële feestdag, winkels beperkt geopend).
ouder:: (niet zo jong meer) qufaa {I; =vt v liftka}; een ~e heer (een heer op leeftijd): eft qufaa merater; ~e man: genk {C}; ~e vrouw: genka {C}.
ouderavond:: (op school) fosie-métos {C}.
ouderdom:: liftkariy |..fk..| {A; mv=enk}.
ouderlijk:: (vd ouders) fosiiy {I}; het ~ gezag; de ~e macht (oude term): ef fosies-pôr {SC}; ontheffing uit het ~ gezag: fosies-hintare-jabincos {A}.
ouders:: fosies {Cmv}, fosiers {Cmv} (arch/dl= Centraal-Berref).
ouderwets:: (vanouds) eker {I}.
oudheid:: liftkaros |..fk..| {C}.
oudheidkunde:: liftkaros-tibân |..fk..| {C}.
Oudnoords:: liftkar-nôrgise {C}.
output:: output |ottput| {C}.
ouwehoer:: (geweldige kletskous) pót {C}, bôrs-pjôler {C}.
ouwehoeren:: bôrs-pjôle {K}.
ouwel:: oblet {S}; (ongewijde hostie) râts {C}.
ovaal:: (=eirond) toronter {I}, tustu-ronter {I}.
ovatie:: (=toejuiching) scvéros {C}.
oven:: furnako {C}, hitt {C}; (om klei te bakken) klalbe-furnako {C}; uit de ~: rifonn ef furnako; in de ~ bereiden/bakken/stoken: furnake {K}.
ovenvers:: hitt-zâm {I}.
overal::
overall:: (werkpak) frohullos {C}, kurapip {C}; (werkkleding) helbiôm {C}.
overbelast:: (lett) pâltmuliy {I}; (fig: veel te druk) pâltÿrtân {I}.
overblijfsel:: kuramm {C}.
overblijven:: (overschieten) kurame {U}; (nog leven als anderen dood zijn) mipzurrere {U}; er blijft voor ons niet veel anders over dan te vertrekken, er blijft niet veel anders over dan dat we vertrekken: ef falétt monslenpe ne'âma piti kirro, den prate (piti eist hier pv 1niv).
overbodig:: barbelét {I}.
overboeken:: (óverboeken) kurazâlbinase {K}.
overboeking:: (óverboeking) kurazâlbinasos {C}.
overboord:: (buiten het schip) vetsotoje {VZ} (plaats/richting); vetsotoje {III}; hij valt ~ (hij valt van het schip af): do tasse vetsotoje ef karé; hij valt ~: do tasse vetsotoje.
overbrengen:: mitaholare {K}; het ~ (overbrenging): mitaholaros {C}.
overbrenging:: (het overbrengen) mitaholaros {C}.
overbuigen:: flectre-kura {U; gst= felec-kura; wst= flect•-kura}.
overbuur:: (mnl) ponta-ÿksanuter {C}.
overbuurman:: ponta-ÿksanuter {C}.
overdaad:: pâltpainos {C}.
overdadig:: pâltpainelira {I}; een ~e maaltijd: eft reo hiycce minkÿr ef ként.
overdag:: fes tof (afk= f.t.); (op klaarlichte dag) gestrer {I}.
overdekken:: (overdékken) caribe-kura {K}.
overdekt:: caripiy {I}; ~ met: caripiy pai (vz-uitdr).
overdenken:: (overdénken = denken aan) miypare {K}.
overdoen:: (=herhalen) napaine {K}; dat wat overgedaan wordt/moet worden: napainos {C}; het ~ (herhaling): napainos {A}; (=overmaken) copiere |..ÿje| {K}.
overdracht:: (fig) kuradragjaros {A}.
overdragen:: (fig) kuradragjare {K}.
overdreven:: pâltket {I}; niet ~ (matig, niet al te best): kômah {I} (vaak iro).
overdrijven::
overdrijving:: (overdríjving) kafreppos {A}.
overdruk:: (reproductie) kabitiyn {C}; (v gas) pâltpres {C}.
overeengekomen:: (=afgesproken) leniy {I; [mv=enk]}.
overeenkomen:: ~ wat de maat betreft (passen): tûrgjue {U}; iets ~ met iemand: smurfe rast fes flaju {K}; ik kom een prijs met hem overeen: gress smurfe do fes eft [serten] ðÿny; (overeenstemmen) ~ met: jue ón {E; gst= jut; vdw= jûs}; (hetzelfde zijn) met elkaar ~ wat betreft iets: ef zâre fes ef monta smyl frópjÿ flaju.
overeenkomst:: (het op elkaar lijken) smurfaros {A}; (van identieke aard; verdrag) lu'ettos {A}; (raakvlak, snijpunt) sume-ponto {C}; ~ sluiten met: lo'ife {K; gst= loif}; (capitulatie) piyrste-lu'ettos {A}.
overeenkomstig:: (=in overeenstemming met) juelira ón (vz-uitdr); ~ aan: luet ón (ón is vz; vz-uitdr); ~ zijn met: lu'ette ón {E}.
overeenstemmen:: ~ met: jue ón {E; gst= jut; vdw= jûs}.
overeenstemming:: juos {A}; (harmonie) gâsôl {C}; in ~ met: juelira ón (vz-uitdr); in ~ zijn met: jue ón {E; gst= jut; vdw= jûs}.
overeind:: (rechtop) kronâme {I}; ~ komen: ef pónze tetiffuge {I}.
overgaan:: (vrnl op school) krodanare {U}; ~ in: ÿrije {K; gst= ÿrit}; ~ op/tot iets (met het een ophouden en het ander beginnen): ef vende kurae flaju; we gaan over tot de orde van de dag: kirro vende kurae ef toftiy petsquts; het kantoor gaat over op een nieuw computersysteem: ef ofiss vende kurae eft kleter cômputereren; over laten gaan (voorbij laten gaan): lâste {K} (fig: v tijd, narigheid, boze bui ed).
overgang:: (vrnl op school) krodanaros {C}; (fig: verandering) ÿrijy {C}; (lett: het gaan over iets) vendos-kura {C}.
overgave:: (toewijding) unkettos {A}; (=capitulatie) [piyrste-]unkettos {A}; met ~ (ambitieus): hyc {I}; vol ~: lef ef pijâ unkettos; vol ~ (zeer ambitieus): ûrt hyc.
overgeven:: (kotsen) côše {U}; (braken) miprue {U}; het ~: mipruos {C}; zich ~ aan: fesoume luft {Upr}; zich ~ [aan] (capituleren): unkette {K}.
overgevoelig:: pâltetet {I}; »gevoelig; »vatbaar.
overgrootmoeder:: (ook: grootmoeder) liftientur {C}.
overgrootvader:: (ook: grootvader) liftollus {C}.
overhaastig:: kélfef {I}.
overhalen:: (=overreden) éne-luft {K}, trône {K}.
overhaling:: (=overreding) trônos {A}.
overhand:: de ~ hebben (domineren): keserfje {U; gst= keserft}.
overhandigen:: kuberre {K; vdw= kuberros of regelm.}; iemand iets ~: ef kuberre flaju ón rast.
overhandiging:: kuberros {C}.
overhebben:: ~ voor (doen voor): paine ón {K}; Mariy heeft alles over voor Lerdu: Mariy paine pipar ón Lerdu.
overheersen:: jacie-armt {E}; (fig: overweldigen) fesjacie {K}.
overheersing:: jacios-armt {A}.
overheid:: mippainos {C}; (=gezag) stat {C}.
overheidssector:: (tegenover marktsector) mippainos-siyclo {C}.
overhellen:: (v muur) letge {U; gst= lett}.
overhemd:: rytmlo |M| {C; rs= rytmlot}; (blouse, shirt) zleba {C}.
overhoop:: (wanordelijk) qu'âxÿiy {I}; (lett) iets ~ halen: ef ðobiyre flaju fes qu'âxÿs; de inbrekers hebben alles ~ gehaald: ef pramters cradef šôts ðobiyre fes qu'âxÿs.
overhoren:: (overhóren) mipnutare ón {K}.
overhoring:: (overhóring) mipnutaros {C}.
overhouden:: xlaencate {K}.
overig:: (resterend) nexizjiy {I}; (de rest van) lakâiy {I}.
overige:: (rest: zn) lakâ {C}.
overigens:: (trouwens) kûf {III}; ~, hij komt niet: kûf, do arfine noi; (anders; in andere gevallen) furtkurame {III}; (voor de rest geldend; afgezien van dit feit) lakâ-tindelira {I}; hij woont in een krot in een ~ nette villawijk: do zâre fes eft ÿrpô'as fes eft lakâ-tindelira penða villa-oftian.
overjarig:: (v planten: langer dan 1 jaar levend) pert-zemperiy {I}; (over een bepaalde termijn heen) ašy {I}; (vh vorige jaar) hols-zemperiy {I}.
overjas:: frâk {C}; (=mantel) kas {C}.
overkant:: (andere kant vd straat) gânamÿr {C}; (andere kant v straat/rivier ed) ponta {C}; aan de ~ [van]: pontiy {I}; aan/naar de ~: naponto {III}; hij zwemt naar de ~: do svime naponto.
overkapping:: krumaros {C}.
overkleed:: (pij) kerly {Cef}.
overkoepelen:: (welven: lett) helme {K}; (fig) kuraroite {K}.
overkoepeling:: (welving: lett) helmos {C}; (fig) kuraroitos {A}.
overkoken:: kaftjonde {U}; dat wat overgekookt is: kaftjondos {C}; de melk kookt bijna over [de pan]: ef tjondelira helt nyke [ef pân].
overkomen::
overkomst:: (het van elders komen) k'mamešanos {C}.
overladen::
overlading:: (óverlading: van plek veranderen) kuralados {C}.
overlappen:: elkaar ~ wat betreft iets: ef zâre fes ef monta smyl frópjÿ flaju.
overlast:: (hinder) jâlt {C}; »plaag.
overlaten:: ~ aan: kettÿne kura {K}; het ~: kettÿnos {A}; aan zijn lot ~: abândéne {Krs}.
overleden:: (gestorven) poirdÿf {I}.
overledene:: (persoon) poirdÿfer {C}.
overleg:: (=bespreking) oaroi {C; rs= oaroe}; (=beraadslaging) zvogos {A}; met ~ (beredeneerd): molaiy {I; [mv=enk]}; in ~ met: leniy qurtelira (vz-uitdr).
overleggen::
overlegging:: (óverlegging = het tonen) luftkettos |lufk..| {C}.
overleven:: crûche {K}; het ~ (overleving): crûchos {C}.
overleveren:: wertye {K}.
overlevering:: werty {C}.
overleving:: (het overleven) crûchos {C}.
overlezen:: (=herlezen) nâs-trempe {K}; het ~: nâs-trempos {C}.
overlijden:: (=sterven) poirdÿfe {U}; (zn) poirdÿfiy {C}.
overloop:: (galerij) mehan {C}, mehân {C} (dl= Peg).
overlooppijp:: fûst {C}.
overlopen::
overmaat:: pâlttûrg {C}; tot ~ van ramp: luft ef nert hâgypalelira nocmes.
overmacht:: xlapo'er {SC}.
overmaken:: (opnieuw maken) nâs-riffe {K}; het ~: nâs-riffos {C}; (overdoen) copiere |..ÿje| {K}; (óverschrijven: v geld/bedrag) mitakafte {K}.
overmaking:: (óverschrijving: v geld/bedrag) mitakaftos {A}.
overmatig:: xlakômah {I}; (=buitensporig/onredelijk) tijâsliyselira {I}.
overmeesteren:: xâxare {K}.
overmeestering:: xâxaros {C}.
overmoed:: pinochiyt {SC}.
overmorgen:: (over twee dagen) mas-kura {I}; (samen met "deel vd dag") mas-kura-• {PX}; (bijv) overmorgenochtend (4-11 uur): mas-kura-gurt.
overnachten:: slapelsatare {U}; zie ook Overnachten in Spokanië in .
overnachting:: slapelsatos {C}.
overname:: puttos-kura {C}.
overnemen:: (lett) putte-kura {K; vdw= potter-kura}; (fig) kurae {K}.
overpeinzen:: iets ~: ef kette dâmena ón flaju; (Erg: gezamenlijk ~; bidden) bzadâmene {U}.
overpeinzing:: (Erg: gebed) dâmena {C}.
overplaatsen:: (andere standplaats) lose {K}, nâs-sÿrte {K}.
overplaatsing:: (andere standplaats) losos {C}, nâs-sÿrtos {C}.
overproductie:: produkšo-kura {C}; pâltprodukšo {C}.
overreden:: (=overhalen) éne-luft {K}, trône {K}, fesmonche {K; gst= fesmont}.
overreding:: (=overhaling) trônos {A}, fesmonchos {A}.
overreiken:: (toereiken) ômdente {K}.
overreiking:: (terhandstelling) ômdentos {C}.
overrijden:: (omverrijden) idekronâmare {K}.
overrompelen:: fesâlbe |fesÂlbe| {K}; (fig: =overvallen) tûgtprese |..gp..| {K}.
overrompeling:: fesâlbos |fesÂlbos| {A}; (fig: =overval) tûgtpresos |..gp..| {A}.
overschaduwen:: (lett: schaduw werpen op) lâðâfe {K}; (lett: hoger zijn zodat de schaduw ervan over iets lagers valt; fig: overtreffen) ombre {K; gst= omp}.
overschaduwing:: (fig: overtreffing) ombros {A}.
overschakelen:: (lett) kenkare {K}; ~ op (fig): fistôrare tukst {U}.
overschakeling:: (het overschakelen: lett) kenkaros {C}; (fig: verandering) fistôraros {A}.
overschatten:: overschatten||onderschatten: lôhetje {Kid; gst= lôhett}; .
overschieten:: (=overblijven) kurame {U}.
overschilderen:: (reeds geschilderd voorwerp opnieuw v verflaag voorzien) nâs-verfute {K}.
overschoen:: bidale-must {C}.
overschot:: (wat te veel is) xlaencatos {C}; (=surplus) vek'net {C}; stoffelijk ~: frorûs {C}, lekk {C}.
overschrijden:: (lett/fig): zefâne {K}.
overschrijding:: (fig) zefânos {A}.
overschrijven:: (óverschrijven = herschrijven) nâs-stinde {K; vdw= ..-stindas of regelm.}; (óvermaken: v geld/bedrag) mitakafte {K}; (naschrijven) kerrstinde {K}.
overschrijving:: (óverschrijving = overmaking: v geld/bedrag) mitakaftos {A}; (herschrijving) nâs-stindos {C}.
overschrijvingsformulier:: mitakafte-scrift {C} (om geld vd ene bankrekening naar de andere over te maken).
overslaan::
overslag:: (het overslaan: v brand/ziekte) miprevos {C}.
overspannen:: (overspánnen)
overspanning:: (bouwwerk) ro'i {C}; (fig) mubâtol {C}.
overspel:: adulterym {C}.
overspoelen:: (overspóélen: =overstrómen) plite {K}; (fig) rôlnânce {K}.
overspuiten:: (opnieuw met verf bespuiten) nâs-jâsperfute {K}.
overstaan:: ten ~ van: moôs {VZ2n} (betrekking); we moeten het contract ten ~ van de notaris tekenen: kirro zaloûs ef côntrakt moôs ef notarrs.
overstap:: (het overstappen) yoros {C}; (het overstappen: bus/trein) noftatos {C}.
overstapje:: (trein-/tramkaartje om te kunnen overstappen) yore-lofa {C}, ylle {C} (pop).
overstappen:: (alg) yore {U}; het ~ (overstap): yoros {C}; waar moet ik ~?: ef yoros meltÿra?; (bus/trein) noftate {K}; het ~: noftatos {C}.
overste:: (broeder in klooster) prijollus {C}; (moeder in klooster) prijóntur {C}; (rang bij landmacht) qufaer {C}; (rang bij luchtmacht) vise-konell {C}; voor militaire rangen, zie .
oversteek:: ~ ve rivier/beek met een paard: krântsos {C}.
oversteekplaats:: (alg) kuramirra {C}; (zebrapad) [ja]krosos {C}.
oversteken:: (v straat) krose {K}, jakrose {K}; (v brug) jakrose {K}; het ~: [ja]krosos {C}; met een paard een rivier/beek ~ (doorwaden): krântse {U}.
overstelpen:: (fig) lâdiuse {K}.
overstelping:: (fig) lâdiusos {A}.
overstemmen::
overstromen::
overstroming::
overstromingsramp:: (watersnood) plite-nocmes {C}.
overstroomd:: plitiy {I}; ~ zijn: plitiye {U}; ~ gebied: plito {C}; ~e weg: plite-weg {C}.
overtocht:: njebop {C}.
overtollig:: (meer dan nodig is) pâltoiyst {I}; (te veel) bertert {I}; het ~e (overtolligheid): bertertiy {A; mv=enk}; »veel 3.
overtolligheid:: (het overtollige) bertertiy {A; mv=enk}.
overtreden:: cÿrfre {K; gst= cÿrferâ}; (schenden) dûccle {K; gst= dûcel; wst= dûcl•}.
overtreder:: cÿrfratjen {C}.
overtreding:: cÿrfros {A}; ~ maken: cÿrfre {K; gst= cÿrferâ}; (schending) dûcclos {A}.
overtreffen:: sgônse {K}; (fig: overschaduwen) ombre {K; gst= omp}.
overtreffing:: sgônsos {A}; (fig: overschaduwing) ombros {A}.
overtrek:: (hoes) pétempos {C}; (bekleding) lâfâstoos {C}; (tekening op transparant papier) mitadravos {C}.
overtrekken::
overtroeven:: mipmerre {K}.
overtroeving:: mipmerros {A}.
overtuigd:: klata {I}, piylgta {I}; ~ zijn: klatje {U; gst= klatt}; ~ zijn van: bléskre {K; gst= blések; wst= blésk•}.
overtuigen:: (doordringen) klostege {K}; iemand ~ van iets: klate rast rifo flaju {K}; iemand ~ van: frate ón rast {K}; ik overtuig jou van het probleem: gress frate ef môntyos ón tu.
overtuigend:: fylô {I}, klata {I}; (welsprekend) klatt {I}.
overtuiging:: klatos {A}; (doordringing) klostegos {A}.
overuren:: xlatnÿr |xlanÿr| {C}; ~ maken: ef farte fes xlatnÿr.
overval:: (lett) kafbytos {C}; ~ plegen (overvallen: lett): kafbyte {K}; (fig: =overrompeling) tûgtpresos |..gp..| {A}.
overvallen:: (overval plegen: lett) kafbyte {K}; (fig: =overrompelen) tûgtprese |..gp..| {K}.
overvaller:: (lett) kafbyter {C}.
oververmoeid:: pâlthômba {I}.
oververzadigd:: pâltsador {I}.
overvleugelen:: (fig) embaraše {K}.
overvleugeling:: (fig) embarašos {A}.
overvloed:: ôpalef {C}; (veelheid) pertsiy {Aef; mv=enk}.
overvloedig:: (rijkelijk) ôpalefiy {I; [mv=enk]}.
overvloedigheid:: ôpalefer {A; mv=enk}.
overvol:: pâltÿrg {I}.
overwaarde:: pâltla'ycâ {C}.
overweg::
overwegen::
overwegend:: (hoofdzakelijk) na miyparos {A} (afk= n.m.).
overweging:: empajaos {A}; (bepeinzing) kuramiypos {C}; (=beschouwing) torkos {A}; in ~ nemen [en de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen] (beschouwen): torke {K}; in ~ nemende (vaak ook een voorzichtige uitspraak: ik zou denken aan ...): gress miype torkiy armt ....
overwegwachter:: kurarels-gert {C}.
overweldigen:: armtryte {K}; (fig: overheersen) fesjacie {K}.
overweldigend:: fesjaciy {I}.
overweldiging:: armtrytos {C}; (fig) fesjacios {A}.
overwerk:: minkÿrÿrôm {C}; (op kantoor) tôxos {C}.
overwerken::
overwerkt:: (=overspánnen) ûserstriy {I; [mv=enk]}.
overwicht:: (lett: te veel gewicht; te zwaar) pâltdrakâs {C}; (fig) envanos {A}.
overwinnaar:: (kampioen) lores-pârser {C}.
overwinnen:: ef qugle huch {gst= qugg}; (zegevieren) déhâre {E}; »overwinning.
overwinning:: huch {C}; de ~ behalen: mapyre {U}; een ~ behalen: ef fenteste eft huch.
overwoekeren:: lâlekirse {K}.
overzetten:: (met veerpont) grélare {K}.
overzetting:: (met pont) grélos {C}.
overzicht:: survÿjos {C}, kafkrosos {A}; ik begin een ~ van het geheel te krijgen (ik kan de zaak nu overzien): gress zerfe ef uengos ral.
overzichtstentoonstelling:: kafkrosos-eksposišo {C}.
overzien::
overzijde:: »overkant.
oxide:: ôksitt {S}; met ~ (oxidehoudend): ôksita {I}; (onscheidbaar aangehecht in chemische samenstellingen:) aluminiumoxide: aluminymôksitt.
oxidehoudend:: (met oxide) ôksita {I}.
oxideren:: ôksidere |..ÿje| {U}.
© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DICTIO