Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans
Spokaans—Nederlands A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Nederlands—Spokaans
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
w:: (naam vd letter W) we {C}.
waadvogel:: »steltloper.
waag:: (gebouw) drakâ {C}.
waaghals:: pyrotiyer {C}.
waagschaal:: het leven in de ~ stellen: mešortôhe {U; gst= mešortôt; vdw= mešortef}; ef ðobiyre ef poiros kaf ef ponto.
waagstuk:: ofcar {C}.
waaien:: (vd wind) omeleche {U}; (v zachte gelijkmatige maar koele wind) chyse {U}; (door de wind in beweging gebracht) pollere {U}; de appels ~ van de boom: ef geffys pollere rempe ef vildull (rs!); ergens vanaf ~: pollerÿne {U}; de appels waaien (van de boom) af: ef geffys pollerÿne; doen ~ (blazen v wind): lâpollere {K}.
waaier:: mûsoll {C}.
waaks:: (hond) wâgtiy {I}.
waakzaam:: istrecc {I}.
waakzaamheid:: istrecc {Cef}.
Waal:: (bewoner) Wales {Cef}.
Waals::
waan:: dislostra {SC}; (=verbeelding) plâftos {A}; in een ~ verkerend: dislostriy {I}.
waanzin:: herotiyx {C}.
waanzinnig:: herotiyxâ {I}; (=verschrikkelijk/ongehoord: als versterking bij een ww of ander add) herotiyxiy {III}; de storm gaat ~ tekeer: ef móns herke herotiyxiy; een ~ goed boek: eft herotiyxiy quista mimpit.
waarachtig:: real {I}, tófiy {I; [mv=enk]}.
waarbij:: (fig) ur kusamiluft; de l wordt stom, ~ de r verlengd wordt: ef l tinkere koffon, ur kusamiluft ef r sen mintepote; »waar E.2.
waarborg:: (=garantie) xômarstos {C}.
waarborgen:: (=garanderen) xômarste {K}.
waard::
waarde:: (zn) la'ycâ {C}; ~ hechten aan: ef kette la'ycâ furt/ón (ón is vz); laycache {K; gst= laycacc}; op zijn ~ schatten: ef ðobiyre ump la'ycâ; tot een ~ van: tukst eft la'ycâ rifo; de toegevoegde ~: ef painor-luft la'ycâ.
waardeloos:: lâycâe {I}.
waarderen:: tarpenne {K}.
waardering:: tarpennos {A}; (het gewaardeerd worden) mikkelšos {C}.
waardevermindering:: slompos {A}.
waardevol:: (=kostbaar) la'ymôr {I}.
waardig:: korslayc {I}.
waardigheid:: korslayciy {A; mv=enk}.
waardigheidsstaf:: (=scepter) sproa {C; rs= sprót}; (gehanteerd door een priester tijdens een Erg-ritueel) ennucoriy-sproa {C; rs= ..-sprót}.
waardoor::
waarheen:: »waar C.2; »waar D.2.
waarheid:: xo'et {SC}, kâmpaiy {A; mv=enk; rs= kâmpate}; de ~ spreken: kâmpae {U}; achter de ~ komen: ef fenteste crulabos.
waarlijk:: (=wezenlijk) kâmeste {I}.
waarmerk:: (lett) kâmpaafiy {C}; (=zegel) ségg {C}.
waarneembaar:: (met zintuigen) iemzatt |wem..| {I}.
waarnemen:: (met zintuigen) woiyste {K}, iemze {K; vdw= piemze}; het ~ (waarneming: met zintuigen): iemzos {A}; dat wat [met zintuigen] waargenomen is/wordt: iemzos {C}; ([tijdelijk] iemands plaats innemen) ziympaine {K}; [tijdelijk] ~ (v baan ed): giffe-fortos {K}.
waarnemer:: iemzatjen {C}; (die [tijdelijk] iemands plaats inneemt) ziympainatjen {C}.
waarneming:: (het waarnemen: met zintuigen) woiystos {A}, iemzos {A}; ([tijdelijk] innemen v iemands plaats) ziympainos {A}.
waarschijnlijk:: prôchôk {I}, tôxiy {I}; ~ niet: prôchôk nert = prôchôk noi; tôxiy nert = tôxiy noi.
waarschuwen:: vârne {K; vdw= vart}, fesrupke {K}.
waarschuwing:: vârnos {C}, fesrupkos {C}.
waarschuwingsbord:: vârnôrm {C}.
waarvan::
waarvandaan:: »vandaan.
waarzeggen:: pjake {E}; het ~: pjakos {C}.
waarzegster:: pjakatjena {C; mv= pjakatjenÿ}.
waas:: ol {C}.
wacht:: (groep personen die de wacht houdt) togertÿ {C}; (in samenstelling) •gert {SX > c}; (bijv) kustwacht: xijegert; paleiswacht: korgert; de ~ houden: (op wacht staan) quÿkette {U}, (bewaken) kafgerte {U}.
wachten:: ~ [op]: quÿe {K; gst= quÿt}; iemand laten ~ (laten staan, niet ophalen): xârbe rast {K}; hij wacht al rokende; hij staat/zit rokend te ~: do uokke ur quÿe; iedereen altijd lang laten ~ (een verschrikkelijke laatkomer zijn): ef zâlbinase-furt sener koffon blofs omelech-hyber; wat je nog te ~ staat (toekomstig): pliffon {I}; dat wat je nog te ~ staat ([onzekere] toekomst): pliffon {Aef}; ik weet niet wat me morgen bij het examen te ~ staat: gress nert tiffe sener mas pliffon frópjÿ ef exâm; niet zitten te ~ op iets (iets niet wensen): nert feldre jelp furt flaju.
wachter:: (=waker) quÿtt {C}.
wachthuisje:: (bus/tram) isÿqu {C}.
wachtkamer:: quÿmit {C}.
wachtmeester:: (alg) seršent {C}; voor militaire rangen, zie .
wachtpost:: putiy {C}.
wachtstand:: (stand-by: gereed voor direct gebruik) quÿe-gifiy {C}.
wachttijd:: quÿe-fort {C}.
wachttoren:: kipt {C}.
wachtwoord:: (=parool) quiyr {C}; parola {C} (arch).
waden:: (te voet door water) zérpe {U}.
waf:: »woef.
wafel:: râts {C}.
wagen::
wagenpark:: (alle vrachtwagens ve bedrijf) tonolacÿ {C}.
wagenspoor:: chanert {C}.
wagenvoerder:: (bestuurder v trein/tram) côndekterr {C}.
wagenwiel:: wagenklan {C; mv= wagenklâne}.
wagenwijd:: ~ open: ûesacÿr {I}.
waggelen:: (=wankelen) wispele {U}; (=wiebelen/schommelend lopen) ânkle {U; gst= ânk}.
waggeling:: wispelos {C}.
wagon:: wagen {C}.
wak:: (in ijs) miy {C; mv= més}.
waken:: (wakker zijn) kainote {E}; (wakker blijven) vagce {U}; ~ over: marestje {K; gst= mareset}, wâge rifo {U}.
waker:: (=wachter) quÿtt {C}.
wakker:: kainot {I}; ~ blijven (alert blijven): kainotÿne {U}; hij heeft de hele nacht ~ gelegen: do zirda kainot lóf ef pijâ kÿl; ~ maken (=wekken): kaine {K}; ~ zijn (=waken): kainote {E}; ~ roepen/schreeuwen: trâcte {K}; ~ schudden (fig): kaine-pâte {K}; het ongeluk heeft de bewoners ~ geschud: ef moplariy ef zâreldurs kaine-pâte.
wakkerschuddend:: (de aandacht trekkend; verrassend) kaine-pâtelira {I}.
wal:: (=kade) tént {C}; (=walkant/slootkant) texiy {C}; (=muur: om kasteel of stad) ulân {C}; van ~ steken over iets (gesprek beginnen): ef ubere ef rist gâšâ flaju; van ~ steken (alg: met iets gaan beginnen) ef wuxe ef bjiyc; (sprkw) de beste stuurlui staan aan ~: tu chaquinde mip fianites; (fig) aan lager ~ raken: ef farte sumâ ef gratyliy.
Wales:: Welse {G}; »Wel; »Wels.
walgelijk:: (misselijk[makend]) ónnafy {I}; (ook als versterking) hij is ~ rijk: do melde ónnafy šadoriy.
walgen:: ~ van: ulfte lef {U}; ôrbe {K}.
walging:: ulftest {C}, ôrbos {C}.
walkant:: (=slootkant) texiy {C}.
Wallis en Futuna:: Wallis ur Futuna {G}.
Wallonië:: Walenlandes {G}.
walm:: wial {S}.
walmen:: (kaars ed) wialale {U}.
walnoot:: (vrucht) snebbe-nutâ {C}; zwarte ~ (boom): doffiy snebbe-tonutâÿ {C} (L. Juglans nigra).
walrus:: rôs {C} (L. Trichechus rosmarus).
wals::
walsen::
walserij:: (v metaal) ÿroff {C}, ÿroffâs {C}.
walstro:: echt ~: trÿts {C; mv= trÿtsa} (L. Galium verum); blauw ~: agen-trÿts {C; mv= ..-trÿtsa} (L. Sherardia arvensis).
walstropijlstaart:: (vlinder) Aitromba-flyddere {C} (L. Hyles gallii).
walvis:: kval {C} (L. Odontoceti).
wambuis:: (=kiel) doytô {C}.
wan•:: (verkeerd; slecht; niet zoals het hoort) ta• {PX}; »wan-.
wanbeheer:: tachikonos {C}.
wand:: (=muur) krur {C}; taty {C} (dl= Liftka); (v darm/doos/buis ed) mût {C}; zie ook Steile wanden in .
wandaad:: faliyno {C}.
wandcontactdoos:: (=stopcontact) lydoslot {C}.
wandelaar:: mirratjen {C}.
wandelen:: (in de stad) mirre; (in de natuur) pâle {U}; ~ in/op/over: lâmirre {K}; zie ook Wandelen in .
wandeling:: promirret {C}, mirros {C}; ~etje met de hond: bôrât {C}.
wandelschoen:: ~en: sôlše-tomustÿ {C}.
wandelstok:: mirrzorâ {C}.
wandeltocht:: (lang) forân {C}.
wandelweg:: brede ~ met bomen: pola {C}.
wandluis:: krur-less {C; mv= ..-lessa} (L. Cimex lectularius).
wandmeubel:: (hele kamerwand bedekkend) feldariy-krur {C}; klein ~ (kastje): pâlriy {C}.
wandschildering:: krur-platiranu {C; mv= ..-platiranûe; rsmv= ..-platirane}.
wandtegel:: plâciy {C}.
wanen:: zich ~ (zich verbeelden): plâfte {K}.
wang:: frojiÿtu {C}.
wangedrag:: taocÿrma {C}.
wanhoop:: cho'atô {Aef}.
wanhopen:: cho'ate {U; gst= choat}.
wanhopig:: cho'atô {I}; ~ zijn: cho'atôe {U}; (=hopeloos) nerajiytiy {I}.
wanhopige:: (zn: wanhopig persoon) nerajiyter {C}.
wankel:: (lett/fig: =labiel/wankelbaar) ojabriy {I}.
wankelbaar:: (lett) wispelen {I}; (lett/fig: =labiel) ojabriy {I}.
wankelen:: (=waggelen) wispele {U}; doen ~, aan het ~ brengen: (lett) aolane {K}; (lett/fig) ojabrare {K}; (op het punt staan om om te vallen) ojabre {U; gst= ojaber}.
wankelmoedig:: ojap {I}.
wanklank:: tagrâr {C}, tamabys {C}.
wanneer::
wanorde:: (=rotzooi) qu'âxÿ {C}; (=rotzooi/bende) hiyðe {C}; in ~ (wanordelijk): qu'âxÿiy {I}.
wanordelijk:: (=ongeregeld) ploteppa {I}; (in wanorde) qu'âxÿiy {I}.
wansmaak:: talâs {C}.
wanstaltig:: (=mismaakt) tavobar {I}.
wanstaltigheid:: tavobaros {C}.
want:: (reden) brâ {VG/DT}; ik blijf thuis, ~ het regent: gress tinde fesért, brâ ef bidale = gress brâ tinde fesért, ef bidalilóme; ze zijn arrogant ~ stinkend rijk: óps melde kafšovelira brâ somôn ielba.
wantrouwen:: (zn) kuramiypos {A}; ~ hebben tegen (niet vertrouwen): kuramiype {K}.
wantrouwend:: (=wantrouwig) kuramiypiy {I}.
wantrouwig:: (=wantrouwend) kuramiypiy {I}.
wanverhouding:: taglistipros {A}.
wapen:: wâp {C}; (heraldisch) chutân {C}; ~[s] dragen: wape {U} (arch/poe); zie ook Wapens in .
wapendrager:: (vlinder) rôska-flyddere {C} (L. Phalera bucephala).
wapenen:: lâwâpe (lââpe) {K}, gûne {K}.
wapenindustrie:: wâprif {C}.
wapeningsijzer:: (één staaf) betônzeff {C}; (gehele constructie) betônzeffs {Cmv}.
wapenkunde:: (=heraldiek) chutânecur {C}; zie ook Heraldiek in .
wapenspreuk:: chutân-héln |-héln/-hén| {C}.
wapenstilstand:: (=bestand) spero-stjoft {C}.
wapperen:: latere {U}; ~ met; laten ~: ðâene {K}.
wapperend:: (v mantel/vlag) latriy {I} (arch/poe).
war:: (lett) in de ~: zômpâr {I}; in de ~ maken (=verwarren): zômpe {K}; in de ~ raken: zômpaare {E}; in de ~ zijn [met iets]: zômpae [lef flaju] {E}; uit de ~ kammen (uitkammen): cyare {K}.
ware:: als het ~: na ef zerfe (afk= n.e.z.); kurrelira trufôe (afk= k.tr.).
waren:: (=goederen) totiynsÿ {C}.
warenhuis:: misansért {C}; filiaal van een ~ (alg): stami {C}.
warhoofd:: dârter {U}; hij is een ~ (erg verstrooid): do farte tjâg ef hent ur ubere tjâg ef tiffug.
warkruid:: groot ~: hupster zômpâr-riyne {S} (L. Cuscuta europaea).
warm:: scrâl {I}; ~ zijn (ook v weer): scrâle {U}; erg ~ (=heet): kjupt {I}; ~ houden (op temperatuur houden): hinde {K}; het is ~ vandaag: ef scrâle lelmo tof; ik heb het ~: gress melde scrâl; deze jas houdt je lekker ~; met deze jas heb je het lekker ~: dena kas hinde quista tu; (verandering in temperatuur) het warm||koud worden: to'eff {Cid}; .
warmpjes:: er ~ bij zitten (in goeden doen zijn): ef zirde fes eft wâvet sat.
warmte:: scrâlos {C}; erge ~ (=hitte): kjuptiy {S}.
warmwaterkan:: derser {C}.
warrelen:: loôre {U}; ~ van (wemelen van): welme {K}.
warrig:: (=confuus/verward) werf {I}; (spreken, praten) dazen {I}; ~ praten: tiylvle {E; gst= tiylf}.
Warschau:: Vârsofa {G}.
wartaal:: dazen-mux {C}; iemand die ~ uitslaat: dârter {U}.
was::
wasautomaat:: luktotomat {C}.
wasbak:: lukt {C; mv= lukten}.
wasbeer:: (mnl/ntr) lukte-pytšutû {C} (L. Procyon lotor).
wasbeerhond:: raqun-hurt {C} (L. Nyctereutes procyonoides).
wasecht:: lukte-âp {I}.
wasem:: ropp {S}.
wasemen:: roppe {E}, waseme {U}.
wasgoed:: (dat nog gewassen moet worden) toluktosÿ {C}; (dat reeds gewassen is) luktôsta {Cmv}.
washandje:: (in Spok een driehoekige lap) luktfâsto |lutf..| {C; mv= luktfâstôe; rsmv= luktfâstott}.
waskaars:: fóst-ðak |fós-| {C}.
wasknijper:: chiyper {C}.
waskom:: lukte-knuf {C}.
waslijn:: luktôsta-jeðiy {C}.
wasmachine:: luktâparatâ {C}.
wasmiddel:: lukte-tiyn {C}.
wassen:: lukte {K}; het ~ (de was): luktos {C}; (v vaat) clene {K}; de maan wast (het wordt volle maan): ef luna uenge.
wassenbeeldenmuseum:: fóst-veldur-sért {C}.
wasserij:: luktâs {C}; chemische ~ (=stomerij): gemisluktos {C}.
wastafel:: lukt {C; mv= lukten}.
wastobbe:: lukte-ðenc {C}.
wasvrouw:: luktatjen {C}, luktasjeus {C} (arch).
wateraardbei:: (plant) clamiða-tomentusarÿ {C} (L. Potentilla palustris).
waterafvoer:: knurfjamos {C}.
waterbekken:: (=bassin/meer) wik-lup {C; mv= ..-lûps}, hy {C} (dl= Peg).
waterbies:: gewone ~: Blizerû-stâ {S} (L. Eleocharis palustris); (bep soort) kviylt-stâ {S} (L. Eleocharis turbida).
waterbouw:: knurfel-âlbosiy {A; mv=enk}.
waterbouwkunde:: knurfel-tegniyc {C}.
waterbouwkundig:: knurfel-tegnise {I}.
watercipres:: (=metasequoia) fôsyll-sypress {C; mv/rsmv= ..-sypresses} (L. Metasequoia glyptostroboides).
waterdamp:: knurftâmp {S}.
waterdicht:: knurfel-fest {I}.
waterdrieblad:: clamiða-durlofa {C} (L. Menyanthes trifoliata).
wateremmer:: (emmer water) honâ {C}.
watereppe:: (plant) fendy {S} (L. Sium); kleine ~: hardlap fendy (L. S- erectum); grote ~: svenk fendy (L. S- latifolium).
waterereprijs:: blauwe ~: prusot-veronica {C/S} (L. Veronica anagallis aquatica).
water-ereprijs:: »waterereprijs.
waterfiets:: knurfpitter {C}.
watergebed:: (Erg: gebed voor Bytset) knurfel-dâmena {C}.
watergeul:: (=goot) knurt {C}.
waterhoen:: lôrgû {C} (L. Gallinula chloropus).
waterhond:: Portugese ~: Portagelóg ebeshurt {C}.
waterig:: knurfeliy {I}.
waterjuffer:: (alg: kleinere libel met naalddun lichaam) quda-zôler {C}, hubbriyt {C}; (ihb) rode ~ (L. Pyrrhosoma nymphula).
waterkan:: hylxta |X| {C}.
waterkant:: (smal deel vd oever, direct aan het water) tras {C}.
waterkers:: zlânt {S} (L. Rorippa); gele ~: kolai zlânt (L. R- amphibia); echte of witte ~: larde-zlânt {S} (L. Nasturtium officinale); "Spokanische ~": presÿr zlânt (L. R- spocanica).
waterkoud:: (v weer) ropja-martel {I}.
waterkracht:: knurfôgjélen {C}.
waterkruik:: loresâ {C} (met 2 handvaten, zoals afgebeeld in Spok wapen).
waterkruiskruid:: zvâmp-pazzozirdos {C/Srs} (L. Senecio aquaticus).
waterleiding:: knurflâftos {C}.
waterlelie:: (alg: =plomp) rixôp {C}; roze ~: littit rixôp (L. Nymphaea rubra); witte ~: blakker rixôp (L. Nymphaea alba).
waterloop:: (alg: =beek) bajuftô {C}; (door een moeras) wena {C}.
Waterman:: (sterrenbeeld) Knurfelater {N}, Aquarys {N}.
watermassa:: knurfel-praji {C}.
watermolen:: (om water te verwijderen) echuh-môjôl {C}; (door water aangedreven) knurfel-môjôl {C}; zie ook Watermolens in .
watermunt:: knurfel-mennt {C/S} (L. Mentha aquatica).
waternavel:: (plant) knurfel-élepp {C} (L. Hydrocotyle vulgaris).
waternimf:: bruine ~: miterus tyvjâ {C} (L. Aeshna grandis).
waterpas:: (instrument) kerposiy-messer {C}; (bv) kerposiy {I}.
waterpest:: rarðû {S} (L. Elodea); brede ~: hupster rarðû (L. E- canadensis); smalle ~: fyg rarðû (L. E- nuttallii).
waterplant:: knurfel-ardekir {C}.
waterpostelein:: knurfel-pepliys {S} (L. Peplis portula).
waterrad:: knurfel-trôchâ {C}.
waterral:: (vogel) ritt-prex {C} (L. Rallus aquaticus).
waterranonkel:: (gewone ~) kôbo-eit {C} (L. Ranunculus aquatilis).
waterrijk:: (rijk aan water) lâknurfelor {I}.
watersalamander:: [grote] ~: neit {C} (L. Triturus cristatus); kleine ~: dvârt-neit {C} (L. Triturus vulgaris).
waterschap:: (in Spok: de instanties die gaan over de rivieren en kanalen met bijbehorende oevers en bruggen) knurfel-ratt {C}.
waterscheerling:: qurrediy fendy {S} (L. Cicuta virosa).
waterskiën:: knurfel-skifarte {U}.
watersnip:: (vogel) knurfel-nése {C} (L. Gallinago gallinago).
watersnood:: (=overstromingsramp) plite-nocmes {C}.
waterspiegel:: [knurfel-]kerpos {C}.
waterspin:: bôrfter {C} (L. Argyroneta aquatica).
waterspinazie:: liyefto {S} (een variant vd Ipomoea aquatica die ook in koelere streken gedijt).
waterspitsmuis:: svimelira nes-rât {C} (L. Neomys fodiens).
watersport:: knurfsport {C}.
waterstof:: hydrogenym {S}; van ~ [gemaakt] (waterstofhoudend): hydrogena {I}.
waterstofhoudend:: (van waterstof [gemaakt]) hydrogena {I}.
watertanden:: ynt-pôrpe {Upr}; doen ~: ynt-pôrpare {K}.
watertoren:: knurfel-taris {C}.
waterval:: knurftas {C}; zie ook Watervallen in .
waterverf:: tinta {S}.
waterviolier:: Klinnÿr-star {C} (L. Hottonia palustris).
watervleermuis:: knurfel-grûmiyl = prusot-grûmiyl {C} (L. Myotis daubentonii).
watervogel:: (elke vogel die kan zwemmen en/of waden) knurfel-vogily {C}; ÿndre {C} (arch/poe/dl= Peg).
watervrees:: (bang om te zwemmen) svime-baniylos {C}; met ~: svime-baniyl {I}.
waterweegbree:: grote ~: rivo-alisma {S} (L. Alisma plantago-aquatica).
watje:: wattiyn {C}.
watten:: (zn-mv) wat {S}; van ~ gemaakt; met ~ gevuld: wata {I}; prop ~: wattiyn {C}.
WA-verzekering:: (Wettelijke Aansprakelijkheid) Clémos-âfry-ef-Lacs-insûrânsos {A} (afk= CâL[-insûrânsos]).
wazig:: ûs {I}, rén {I}; (=mat) diym {I}.
wc:: (=toilet) zibblippir {Crs} (afk= zip), zip {C} (spr/pop); ef belt mittus (euf); (=privaat) beltmit {C}; (als opschrift op een deur wordt altijd de afkorting zip gebruikt; in [populaire] spreektaal kan zip ook gezegd worden).
wc-bril:: (=toiletbril) zip-riyn {C}.
wc-papier:: ([velletje] toiletpapier) zip-kornin {C/S; mv= ..-kartafiy}.
wc-pot:: (=toiletpot) ziplot {C}.
we:: »wij.
web:: ilchaše {C}.
website:: fiyrk-wós {C; mv= ..-wósa} (afk= Ws.); op een ~: fes eft fiyrk-wós; zie ook Websites in .
wecken:: (=inmaken: v voedsel) téfire {K; vdw= téfira}; geweckt/ingemaakt voedsel/fruit: téfiros {C}.
wed:: (drinkplaats voor paarden) cert {C}.
wedden:: (weddenschap aangaan) tire {U}; ~ om: tire furt {U}, lâtire {K}.
weddenschap:: tiros {C}; ~ aangaan (wedden): tire {U}.
wede:: (plant) wyda-huron {C} (L. Isatis tinctoria); (blauwe verfstof uit die plant) wyda {S}.
weder::
weder•:: (=terug•) palle• {PX}; (bij zn: rs=basisvorm); »weder-; »weer-.
wederdienst:: ôniyk {C}.
wederhelft:: palleholfe {Crs}.
wederik:: iylfaciy {C}; gewone ~: presÿr iylfaciy (L. Lysimachia vulgaris).
wederkeren:: het recht keert weder: ef inéchos revente luft ef efaiy.
wederkerend:: (taalk: =reflexief) quandroiy {I}; ~ voornaamwoord ("zich"): hannteloroni {C}.
wederkerig:: palle'ovapiy {I}; (=wederzijds) perdÿrovapiy {I}; ~ voornaamwoord (taalk: "elkaar"): ketteroni {C}.
wederkerigheid:: palle'ovaper {Ars; mv=enk}.
wederliefde:: pallerovretos {Ars}.
wederom:: (en weer; maar weer) urrÿ = ur hÿ {III}.
wederrechtelijk:: (=illegaal) njaeot {I}.
wedervaren:: hâfterôsta {Cmv}.
wederwaardigheid:: wederwaardigheden (=perikelen): zefarôsta {Cmv}.
wederzijds:: (=wederkerig) perdÿrovapiy {I}.
wederzijdsheid:: wâlkâniy {Aef; mv=enk}.
wedijver:: luftplios |lufp..| {A}.
wedloop:: »wedren.
wedren:: (=wedloop) strett-fartos {C}; (paarden) strett-rÿtos {C}; (hardloopwedstrijd v mensen) frajjaos {C}.
wedstrijd:: (=concours) tojesfsâ |..jestâ/..jefsâ| {C}.
weduwe:: târkiy {C} (afk= trk.); Mevr. Elsa Metrusse-Heelfer (~ van de Heer M.-H.): msj Elsa trk. Metrusse-Heelfer; (indien de vrouw haar eigen achternaam weer voert) msj Elsa Heelfer trk. Metrusse.
weduwnaar:: târko {C} (afk= trk.); De Heer Petriy Metrusse-Heelfer (~ van Mevr. M.-H.): mrt Petriy Metrusse trk. Heelfer.
wee::
weed:: (=wiet) krutt {C/S}.
weefgetouw:: veve-stent {C}.
weefsel:: (geweven stof) vevos {C}; (biologisch) tissû {C}.
weefspoel:: lafronâ {C}.
weegbree:: prexâ-lofa {C} (L. Plantago); grote ~: hupster prexâ-lofa (L. P- major); ruige ~: utfin prexâ-lofa (L. P- media); smalle ~: [presÿr] prexâ-lofa (L. P- lanceolata).
weegbreemelitaea:: (vlinder) Lajate-zôler {C} (L. Melitaea cinxia).
weegbrug:: drakare-pônt {C}.
weegschaal:: (alg) draker {C}; grote ~ (balans met arm en 2 schalen): drakâ-tiyn {C}.
Weegschaal:: (sterrenbeeld) Drakâ-tiyn {N}, Libra {N}.
week::
weekblad:: minkafiy {C}; (vrnl met roddel, seks en criminaliteit) tablót {C}.
weekdag:: (maandag, dinsdag enz) mink-tof {C; mv= ..-terrats}.
weekdier:: môlûsc {C}.
weekeinde:: (in Spok: zaterdagmiddag, zondag en eventueel maandagochtend) mink-dÿfo {C}.
weekheid:: (=zachtheid) vjentiy {A; mv=enk}.
weeklacht:: eott {C}.
weeklagen:: ef kette eott {C}; het geweeklaag: ef eotts {Cmv}.
weekloon:: (officiële term) mink-wagy {C}; (spr) bjôln-smurf {S}.
weekmarkt:: šark-mârket = šark-stovy {C} (traditioneel Spok, zoals in veel plaatsen gehouden wordt en waarbij de boeren uit de omtrek hun waren verkopen en de dorpsraden vergaderen).
weeks:: »•weeks.
•weeks:: •-minkiy {I}; (bijv) drieweeks: dur-minkiy (3 weken durend).
weelde:: verres {C; mv/rsmv= verresres}.
weelderig:: (overvloedig) lekirt {I}; (luxueus) verresiy {I}.
weemoed:: âzlô {Aef}.
weemoedig:: âzlô {I}, âzlel {I}; riâst {I}.
weerbaarheid:: hybjeniy {A; mv=enk}.
weerballon:: wónzol-balôna {C}.
weerbarstig:: (fig: =dwars) jag {I}.
weerbericht:: wónzol-tÿden {C}.
weerga:: palleholfe {Crs}; zonder ~ (weergaloos): ðÿm palleholfe.
weergaloos:: (zonder weerga) ðÿm palleholfe {Crs}.
weergave:: (=vertolking) ugkéešos {C}.
weergeven:: (=vertolken) ugkéeše {K}.
weergod:: (Erg) wónzolatjen {C}.
weerhaak:: tygtjaklâm {C}.
weerhaan:: (=windwijzer: op toren) taris-pra {C}.
weerhouden:: iemand ~ van iets: kafðée rast ón flaju {K}; (=verhoeden voor) tygtjaðée rast furt flaju {K}.
weerhouding:: (=verhoeding) tygtjaðéos {A}.
weerkaatsen:: (lett/fig) stóte {U}; (lett: =terugkaatsen) pallesimue {K}.
weerkaatsing:: (lett/fig) stótos {C}; (lett: =terugkaatsing) pallesimuos {Crs}; (=galm) denðon {C}.
weerklank:: (=echo) palletariy {Crs}.
weerklinken:: (=echoën) palletariye {U}.
weerleggen:: (weerléggen) pallefâle {K}; trachten te ~ (fig: aanvechten): pallefarte {K}.
weerlegging:: pallefâlos {Ars}.
weerlicht:: (in de verte) kirtonnos {C}.
weerlichten:: (bliksemen) kirtonne {U}.
weerloos:: nepriylltatt {I}.
weerschijn:: palletat {Crs}.
weerschijnvlinder:: [grote] ~: palletat-flyddere {C} (L. Apatura iris).
weersgesteldheid:: [sty]wónzol (styónzol) {C}.
weerskant:: »weerskanten.
weerskanten:: aan ~: perdÿrovap {III}; aan/ter ~ van/langs: perdÿrovap {VZ} (plaats/richting); aan ~ van de grens: -perdÿrovap ef fini; het water stroomt aan ~ langs het rotsblok: ef knurfel vende perdÿrovap ef lôbâ; van ~ (beiderzijds): ovap-perdÿr {III}.
weerspannig:: vondrû {I}.
weerspiegeld:: ~ worden ([zich] weerspiegelen): mirrere {U}.
weerspiegelen:: [zich] ~ (weerspiegeld worden): mirrere {U}; [doen] ~: mirrore {K}.
weerspiegeling:: mirreros {C}.
weerstand:: pallegiffos {Ars}.
weersverwachting:: wónzol-dôxos {A}.
weerszijden:: »weerskanten.
weerwil:: in ~ van ... (niettegenstaande ...): ... âst ef urâðos = âst ef urâðos frópjÿ ... (vz-uitdr) (afk= â.e.u.).
weerzien:: (ww: =terugzien) nâs-zerfe {K}; (zn) tÿrtzerfos |tÿrdz..| {C}; het ~ (zn: ontmoeting, na een lange tijd): rynn {C} (dl= Bloi/Ziyp).
weerzin:: kafðéos {C}; ~ tegen: kafðéos piti.
weerzinwekkend:: kafðéelira {I}.
wees:: (=weeskind): orycc {C}.
weeshuis:: oryccsért {C}.
weeskind:: orycc {C}; (vlinder) bof-ÿtiner {C}; blauw ~: blotter bof-ÿtiner (L. Catocala fraxini); rood ~: mindefit bof-ÿtiner (L. Catocala nupta).
weet:: ~ hebben van: tiff-pâre kaf {U}.
weetgierig:: tiffabariy {I}.
weg::
wegarbeider:: (=stratenmaker) hastrif {C}.
wegbeheerder:: mirra-chikonatjen {C}.
wegbergen:: simaje-tijâ {K; gst= simat-..; vdw= simer-..}.
wegberm:: mârg {C}.
wegblijven:: restere |..ere/..ÿje| {U}.
wegbreken:: tijâterfte {K}.
wegbrengen:: holare-tijâ {K}.
wegdek:: mirra-caribos {C}.
wegdenken:: miype-tijâ {K}.
wegdistel:: pâpšérr-frÿcc {C} (L. Onopordum acanthium).
wegduiken:: ~ voor (lett: ontduiken): plônse-tijâ furt {U}.
wegedoorn:: rÿ-qurter {C} (L. Rhamnus catharticus).
wegen:: (lett) drakare {K}; (bepaald gewicht hebben) drake lo {U}; hij weegt 62 kg: do drake lo 62kg; hoeveel ~ deze stenen?: melde lelmos kolinis drakiyn?; het ~: drakaros {C}; »licht B.2.
wegenbelasting:: (motorrijtuigenbelasting: in Spok ook voor bromfietsen en paarden) kûfôs-tâx {C} (afk= kûtâ), kûtâ {C}; zie ook Wegenbelasting in .
wegens:: (=vanwege) gâšâ {VZ} (betrekking); ik ben laat ~ de files: gress melde kiygt gâšâ ef ototos; (in verband met) fes ef situašo gâšâ (vz-uitdr); ~ ziekte gesloten: ilba fes ef situašo gâšâ kinâ.
wegenwacht:: weg-repareros {C} (afk= WR); zie ook Hulp bij pech en ongelukken in .
wegflikkeren:: wôte {K} (vulg).
weggaan:: (=vertrekken) ÿrba'eke {U; gst= ÿrbaek}; hij gaat al zingende weg (hij vertrekt terwijl hij zingt): do chafoste ur/wân vende; het ~ (vertrek): ÿrba'ekos {C}; (=opstappen) ðôgiffe {U}.
weggebruiker:: kûfôs-painer {C}; (jur: persoon, voertuig, rij- of trekdier dat zich op de openbare weg bevindt) weg-keldatjen {C}; zie ook Weggebruikers in .
weggedeelte:: (deel ve weg) rutt-kanas {C}.
weggehaald:: (=verwijderd) cÿrtôxiy {I}.
weggeroest:: geheel ~ (geheel tot roest vergaan): zagrampa {I}.
weggetje:: smal ~ (=pad): pât {C}.
weggetrokken:: (=voorbij; niet meer aanwezig: donderbui/dreiging/persoon ed) •ora {SX > c}.
weggeven:: ~ [aan]: kette-tijâ [ón] {K}.
weggevreten:: ~ plek (wegvreting): genxos |X| {C}.
weggooien:: (=wegwerpen) koldre-tijâ {K; gst= kolt-..; wst= kold•-..; vdw= koldôr-..}, ebe {K; gst= ebet; vdw= pebe}.
weghalen:: (=verwijderen) cÿrtôxe {K}.
weghaling:: (=verwijdering) cÿrtôxos {C}.
weging:: (lett: het wegen) drakaros {C}.
wegjagen:: (=verjagen) ierquare {K}; het ~ (verjaging): ierquaros {C}.
wegjatten:: (=pikken) grâtare {K} (vulg).
wegkijken:: (onbeleefd lang aanstaren) kestprule |..sp..| {K}; (lett: iemand net zo lang aanstaren tot hij werkelijk weggaat) zakestprule {K}.
wegkomen:: maak dat je wegkomt! (schertsend tegen mens): bôrât?.
wegkwijnen:: (=wegsterven: fig) sâgerre {E}; doen ~: lâfesype (lâfsype) {K}; (=verpieteren, in kwaliteit achteruitgaan) vrimale {U}.
wegkwijning:: lâfesypos (lâfsypos) {A}.
weglaten:: (alg) kirturare {K}, paine-tijâ {K}.
weglating:: painos-tijâ {C}; (coupure) ba'efrÿnos {C}.
weglopen:: farte-tijâ {E}, k'safarte {U}; het ~: k'safartos {C}.
wegmier:: zwarte ~: doffiy miyrûs {C} (L. Lasius niger).
wegnemen:: (alg: ontvreemden) mipputte {K}; (v tafellaken) mipputtare {K}.
wegneming:: (ontvreemding) mipputtos {C}.
wegnummer:: weg-hor {C}; zie ook Wegnummers in .
wegomlegging:: devijate {C}.
wegraken:: (=zoekraken) lóse {U}.
wegredeneren:: idekvâmpe {K}.
wegrestaurant:: (alg: restaurant langs [snel]weg) kûfôs-lurfel {C}; (als onderdeel v groter complex langs snelweg) wegsÿrt {C}; zie ook Wegrestaurants in .
wegschuiven:: šefcare-tijâ {K}.
wegsleuren:: almpe |ampe| {K}.
wegslingeren:: (met een zwaai wegwerpen) sgrÿne {K}.
wegsluipen:: tôlemme-tijâ {E}, k'satôlemme {U}; het ~ (wegsluiping): k'satôlemmos {C}.
wegsluiping:: (het wegsluipen) k'satôlemmos {C}.
wegsmelten:: smelte-tijâ {K}.
wegsmelting:: smeltos-tijâ {C}.
wegsodemieteren:: wôte {K} (vulg).
wegspoelen:: (intrans) smôlme-tijâ {Upr}; (trans) smôlme-tijâ {K}.
wegsterven:: (=[weg]kwijnen: fig) sâgerre {E}.
wegstoppen:: riješe-tijâ {K}; dat wat weggestopt is (wegstopping): riješos-tijâ {C}.
wegstopping:: (dat wat weggestopt is) riješos-tijâ {C}.
wegstromen:: (=uitstromen: water) vendÿne {U}.
wegsturen:: ÿrtrjômpe |..trômpe| {K}.
wegteren:: langzaam ~ (verweren): pyqule {U}.
wegtering:: (verwering) pyqulos {C}.
wegvagen:: wéle {K}.
wegvaging:: wélos {C}.
wegval:: idefartos {C}.
wegvallen:: (fig: verdwijnen) idefarte {U}; het radiosignaal valt telkens weg: ef raðo-synâl idefarte plôji.
wegvegen:: brûste-tijâ {K}.
wegvoeren:: vure {K}; (=afvoeren) gabane-tijâ {K; vdw= tijâgabent}; met zich ~ (medevoeren): idevure {K}; (=deporteren: ook dieren naar het slachthuis) deportere |..ÿje| {K}.
wegvoering:: vuros {C}; (=deportatie) deportašo {C}.
wegvreten:: (lett/fig) genxe |X| {K}.
wegvreting:: (weggevreten plek) genxos |X| {C}.
wegwaaien:: pollerÿne {U}; de parasol waait weg: ef lagitofôbo pollerÿne.
wegwerpen:: infre {K; gst= infer}; (=weggooien) koldre-tijâ {K; gst= kolt-..; wst= kold•-..; vdw= koldôr-..}; met een zwaai ~ (wegslingeren): sgrÿne {K}.
wegwijs:: iemand ~ maken in iets: ef kette eft pra ón rast frópjÿ flaju.
wegwijzer:: sÿrtôrm {C}, mirraôrm {C}.
wegzakken:: (scheefzakken) kelle {U}; (geheel verdwijnen, bijv in de modder) zakelle {U}.
weide:: blufk {C}; (klein en omheind) frex {C}; de koeien in de ~: ef boerts kaf ef blufk.
weidechampignon:: blufk-champenôn |blufcha..| {C} (L. Agaricus campester).
weidekringzwam:: kles-ziccer {C} (L. Marasmius oreades).
weiden:: (hoeden v vee) crazare {K}.
weiding:: (het laten grazen) crazaros {C}.
weids:: zógem {I}; (uitgestrekt) paqur {I}.
weidsheid:: zógem {Aef}.
weifelaar:: henntÿrt-farter {C}.
weifelen:: weifelen||doortastend zijn: préše {Uid}; .
weifelend:: (=besluiteloos) hóndré {I}.
weigeren:: ~ te: revuse beri/den {U}; (=afwijzen) revuse {K}; iemand iets ~: hintare flaju ón rast {K}.
weigering:: hintaros {A}; (=afwijzing) revusos {A}.
weiland:: [šark]blufk {C}; (klein en omheind) frex {C}; de koeien in het ~: ef boerts kaf ef blufk.
weit:: wilde ~ (plant): flém-nurp {C} (L. Melampyrum arvense).
weitas:: (=ransel) crót {C}.
wekelijks:: (elke week) minktiy {I}; driewekelijks, elke drie weken: dur-minktiy; »uitbetalen.
weken:: (zacht maken) plurte {K}.
wekenlang:: minksot {I}.
wekken:: (wakker maken) kaine {K}; [op]~ (v verwachtingen): hagyre {K}.
wekker:: (klok) mipslap {C}.
Wel:: (bewoner v Wales) Welsann {Cef}.
welbehagen:: (=lust) lustos {A}; (=goedvinden) xârfanos {A}; met uw ~: luft gert xârfanos.
welbekend:: rélve-knôf {I}.
welbeschouwd:: (=uiteraard/tenslotte) lef uss {Aef} (wat als vanzelfsprekend/bekend verondersteld mag worden); »uiteraard.
welbespraakt:: lijaniy {I}.
welbewust:: (=vastberaden) quander {I}.
weldaad:: (goede daad) quistacar {C}.
weldadig:: (=heilzaam) ÿrkô {I}.
weldoener:: quistapainer {C}.
weldra:: (=aanstonds) dra {I}; (=straks) kelt {III}.
weledel:: de Weledele Heer Stootâ-Metrusse: Stootâ-Metrusse Ylamo Merater (afk= Y.M.); Mevrouw Stootâ-Metrusse: Stootâ-Metrusse Ylamo Mosjeus (afk= Y.M.); (daar het hier titulatuur in meer officiële correspondentie betreft, is het niet juist om ook de voornaam toe te voegen).
weleens:: »wel B.6.
welgedaan:: taljiy {I}.
welgelegen:: (idyllisch [gelegen]) syl-sÿrtiy {I}.
welgemeend:: âšÿriy {I}.
welgeschapen:: pijâvobar {I}.
welgesteld:: (=gegoed) plior {I}; ~/draagkrachtig persoon (jur: die geen leningen hoeft te sluiten of afhankelijk is van uitkeringen of andere financiële hulp) quandrokafter {C}.
welgesteldheid:: ârtanst {C}.
welgevallen:: zich laten ~: fesðôrce |..stj..| {Kpr}.
welhaast:: (=bijna) pordel {I}.
welig:: (vruchtbaar) taljiy {I}.
weligheid:: taljer {C}.
weliswaar:: ðy {III}; ~ ... maar toch: is ... tur lich; hij is ~ gierig, maar toch ben ik op hem gesteld: do melde is ôjif, tur lich gress affecte do; »toch.
welja:: ~! (wel waar!): otse siy! {III}.
welkom::
welkomstgroet:: (=welkom) hâla {C}.
wellen:: (bijv gedroogde pruimen in water) plezue {K}.
wellicht:: frópjÿ {I}; (=misschien) curmel {III}; (als een suggestie gezegd) mitamoris {III}; ~ dat we hem kunnen helpen: kirro cÿrtirecos mitamoris do; ~ niet: noi curmel.
welluidend:: fliynkiy {I}.
wellust:: voluptiy {SC} (pej); (Erg: materiële luxe en aardse genoegens: als positief ervaren) zeruzze {SC}.
wellustig:: (=uitdagend: vrouw) trege {I}.
welmenend:: splônjelira {I}.
welnee:: ~! (niet waar!): otse noi! = otse noft! {III}.
welnu:: fit {III}; welnu, dat is dan gebeurd!: ef hâftero fit dus!.
welopgevoed:: hôfrue-serten {I}; ~ volk: samm {C} (arch) (nog terug te vinden in korsamm (hof, hofhouding)).
weloverwogen:: (na rijp beraad) empajiy {I}.
welp:: (jonge leeuw) kvâlp {C}.
welriekend:: cÿrfûniy {I}; ~e stof: mrunala {C}.
Welsh:: »Wels.
welslagen:: het welslagen||het mislukken: stâek {Cid}; .
welsprekend:: chaquinde-âp {I}; (=overtuigend) klatt {I}.
welstand:: ârtanst {C}.
welstandscommissie:: (in Spok ong) still-ratt {C}; (gezien als officiële Spok instantie) Still-Ratt {N}.
welterusten:: ~!: quista-slape!.
welvaart:: (=voorspoed) ðÿrm {C}.
welvarend:: ðÿrm'kô {I}.
welven:: (lett: =overkoepelen) helme {K}.
welving:: (ronding) ronteros {C}; (lett: =overkoepeling) helmos {C}.
welvoeglijk:: osksompiy {I}.
welwillend:: net-omiftsâ {I}, probarelira {I}; (=inschikkelijk) tizjyrelira {I}; (=genadig) giynattiy {I}.
welwillendheid:: (=clementie) werôxiy {Aef; mv= werôxiys}, giynatt {SC}.
welzijn:: quistos {A}.
welzijnszorg:: quistatiycos {C}.
wemelen:: ~ van: (warrelen van) welme {K}; (krioelen van) mizzaðe pai {U}; op straat wemelt het van de mensen: ef mirra welme veldurs; de tuin wemelt van de muggen: ef arâbe mizzaðe pai ef nodâs; ~d van: mizzaðelira pai (evtl als vz-uitdr).
wenden:: (=omkeren) wente {K}; (lett) zich ~ naar: wente tukst[lef] {Upr}; (fig) zich ~ tot (zich richten tot): wentare armt {Upr}; hij wendt zich naar de deftige dame (lett): do sen wente tukstlef ef tjâst mosjeus; hij wendt zijn blik naar de deftige dame [toe]: do wente sener kûltâ tukst ef tjâst mosjeus; hoe je het ook wendt of keert ... (van welke kant je het ook bekijkt): stus zerfecû ef preipovap ur stus zerfecû ef tûgtovap, tur ....
wending::
wenen:: (=huilen) arkette {E}; arkette {Epr} (arch); zatyre {U}; (=schreien) hâle {U}.
Wenen:: (in Oostenrijk) Vjenne {G}.
wenk:: (vrnl lett: het wenken/wenkend gebaar) iyinka |wi..| {C}; (=tip/hint) jûx {C}.
wenkbrauw:: nes-jûk {C; mv= ..-jûky}; de ~en doen fronsen: ef râdlare ef nes-jûky.
wenken:: iyinke |wi..| {K}.
wennen:: ~ aan: qugme {K; gst= qugg}.
wens::
wenselijk:: bladider {I}; ~ zijn: bladidere {E}.
wenselijkheid:: (het gewenst-achten) jóchéos {A}.
wensen::
wentelen:: (=kantelen) ta'ole {K}; (v molenwieken) môje {U; gst= môt}.
wenteling:: (=kanteling) ta'olos {C}.
wentelteefje:: (ong) rulÿf {C} (in Spok: brood, gedrenkt in eiwit en room, en gebakken; opgediend met jam).
wenteltrap:: gre-mittors {C}.
wereld:: wertlâ {C}; (=aarde/aardbol) claba {C}; uit de oude ~ (westers): opperiy {I} (uit landen ten oosten v Spok, maar binnen Europa); in de [hele] ~: wertlane {I}; om de ~: kuraclaba {I}; een reis om de ~: eft kuraclaba tupplip; over de hele ~: kura ef pijâ claba; voor de genoegens der ~ (werelds): zerusstiy {I}; de wijde ~: ef utfin wertlâ; een vreemde/andere ~ (die niet de jouwe is): nenalém {I}; dat is een andere ~: mittof melde nenalém (niet je eigen cultuur of wereld).
Wereldbank:: Wertlâ-benc {N}.
wereldbeeld:: (zoals je de wereld ziet) wertlâ-tjef {C}.
wereldberoemd:: wertlâ-huldufit {I}.
wereldbol:: claba {C}; ze hebben een ~ op de kast staan: óps lelperre eft claba, giffelira kaf ef feldariy.
werelddeel:: wertlâ-part {C}.
wereldlijk:: wertlâte {I}; (RK: werelds/niet geestelijk/niet kerkelijk) profaniy {I}.
Wereldoorlog:: Wertlâ-wÿsÿr {N}; de Eerste/Tweede ~: Wertlâ-wÿsÿr Eer/Ten.
wereldrecord:: wertlâ-sgôns {C}.
werelds:: wertlâte {I}; (voor de genoegens der wereld) zerusstiy {I}; (Erg: niet-geestelijk) clabaiy {I}; (RK: wereldlijk/niet geestelijk/net kerkelijk) profaniy {I}.
wereldstad:: (behoeft niet beslist een hoofdstad te zijn) wertlâ-hurdog {C}.
wereldvreemd:: (onbekend met het leven en de wereld) ... vesta ef poiros-tiff; een ~e jongen: eft 'jan vesta ef poiros-tiff.
wereldwijd:: kuraclaba {I}.
weren:: zich ~ tegen: hybje ûqu {E; gst= hypp}.
werf:: (scheepswerf) tek {C}.
wering:: (=afwending) tijâgros {C}.
werk:: (=arbeid) ÿrôm {C}; (artistiek: dicht-/kunst-/schilderwerk) qummertiyn {C}; lastig ~ (=toer): narân {C}; (arbeid op het land[goed] ve ander) entrafos {C}; zwart ~ (zonder belasting te betalen): doascvÿzos {C}; op mijn/jouw/zijn/... ~: kaf ef ÿrôm; [maar] niet aan het ~ kunnen komen ([rond]lummelen): clûmle {U; gst= clûmm}; ~ van iets maken: ef paine ef tiyns ón flaju (ón is vz); in het ~ stellen: ef ðobiyre fes painos; aan het ~ zijn/gaan: ef melde/vende lef ÿrôm; twee uren ~: perdÿr zurtarr lo ÿrôm; hij is naar zijn ~: do melde helkara sener ÿrôm; »verrichten.
werkbank:: luf {C; mv= lufa}.
werkdag:: ÿrômtof {C}.
werkelijk:: (niet gesuggereerd) real {I}; (=waar) kâmpa {I}; (=metterdaad) lef ef kâmpaiy (afk= l.e.k.) {A}; (=inderdaad: toegeving) jazy {III}; »alle B.2; »elk 4.
werkelijkheid:: (=realiteit) crulabos {A}; de ~ onder ogen zien: crulabe {U}; hij verliest de ~ uit het oog: ef crulabosz vende mip ef eits rifo do; in ~ (écht): crulabiy {I}.
werkeloos:: (zonder iets te doen) nekafpainiy {I}; »werkloos.
werken::
werker:: maatschappelijk ~: cômpanðo-cÿrtyrâher {C}.
werkgelegenheid:: ÿrômeren {C}.
werkgever:: emploer {C}.
werkgroep:: ÿrôme-grup {C}.
werking:: (alg) ÿrômos {C}; (uitwerking/effect) efektos {C}; (v machine) ÿfartos {C}; in ~: armt ÿfartos; in ~ zijn (actief zijn: v apparaat): âkteffe {U}; buiten ~: mip ÿfartos; (uitzetten/krimpen door vocht/droogte) de ~ van het hout: ef cÿrot wiyrk[os] {C}.
werkkamer:: ÿrôme-mittus {C; mv= ..-omittus} (thuis of op universiteit ed, waar een beperkt aantal mensen werkt).
werkkleding:: (kleding die bij het werk gedragen wordt; soms ook: =overall) helbiôm {C}.
werkkracht:: (=werknemer) ÿrôme-cÿrtiyr {C}; tijdelijke ~ (uitzendkracht, noodhulp): nefÿrômer = suÿrômer {C}.
werkkring:: areû {C; rs= areût}.
werkloos:: (zonder werk/baan) ðÿmÿrômiy = šâmÿrômiy {I}; »werkeloos.
werkloosheid:: ðÿmÿrômelde = šâmÿrômelde {C}.
werkloosheidsuitkering:: ðÿmÿrômiy-mipzâlbinasos {C} (afk= ÐM); (gekoppeld aan de verplichting om werk te zoeken) ÿrôm-gvârce-mipzâlbinasos {C} (afk= ŸGM |ÿgem|); hij heeft een ~ (hij zit in de WW): do melde lef eft ŸGM.
werkloze:: (persoon zonder werk) ðÿmÿrômm = šâmÿrômm {C}.
werklozenraad:: (instantie die zich met arbeidsbemiddeling en uitkeringen bezighoudt; combinatie v arbeidsbureau en sociale dienst) šâmÿrômiy-még {C}; (gezien als officiële Spok instantie) Šâmÿrômiy-Meeg {N}; (de variant ðÿmÿrômiy-még wordt niet gebruikt).
werkman:: (=arbeider) ÿrômer {C}.
werknemer:: emploé {C; rs= emplott}; (=werkkracht) ÿrôme-cÿrtiyr {C}.
werkpaard:: (=trekpaard) rót {C}.
werkpak:: (=overall) frohullos {C}.
werkplaats:: (klein) rifsÿrt {C}; (groot) fabriyk {C}; (=atelier; v artiest/ambachtsman) šôp {C}.
werkster:: (ook bijen) mingatra {C; mv= mingatras}.
werkstraf:: (=taakstraf) ÿrôme-tjel {C}.
werkstuk:: ÿrôm-tiyn {C}.
werkterrein:: (alle betekenissen) fâshâc {C}.
werktijd:: tnÿr {C}.
werktuig:: ([stuk] gereedschap) ÿrômÿrtira {C}; (=instrument) dreut {C}.
werktuigkunde:: (=mechanica) meganyka {C}.
werkweek:: ÿrôme-wâlka {C}.
werkwijze:: ÿrôme-vrôk {SC}.
werkwoord:: (taalk) painer {C}.
werkzaam:: (uitwerking hebbend) mipÿrômiy {I}.
werkzaamheid:: werkzaamheden: ÿrôms {Cmv}.
werpen:: (alg: =gooien) koldre {K; gst= kolt; wst= kold•; vdw= koldôr}; (met kracht: smijten) simue {K}; (v schaduw/lichtstralen) zope {K}; (bevallen ve jong dier) pjûnte {K}.
wervel:: (in rug) spinntiyn {C}; (draaibaar houtje) tôk {C}.
wervelen:: cÿrlâðe {U}; (=kolken) mée {U; gst= mét}.
werveling:: cÿrlâðos {C}.
wervelkolom:: (=ruggengraat) spinn {C}.
wervelstorm:: gremóns {C}.
wesp:: ÿvâna {C} (L. Vespula); (alg: die een plantengal vormt) zviyf-âlber = zviyft-âlber {C}.
wespendief:: (vogel) biy-maquijy {C} (L. Pernis apivorus).
wespenorchis:: syllerâ {C} (L. Epipactis); breedbladige ~: littit syllerâ (L. E- helleborine); moeras~: blakker syllerâ (L. E- palustris).
west:: wefot {I}.
westelijk:: wefot {I}.
westen:: wefot {Aef}, kÿl-gÿp {C}; in het ~: armt wefot; armt kÿl-gÿp (afk= a/kg); in het ~ van: armt wefot fes (vz-uitdr); in het ~ van Hirdo: Hirdo armt wefot = armt wefot fes Hirdo; ten ~ van: wefot {VZ} (plaats); armt kÿl-gÿp (afk= a/kg); ten ~ van Hirdo: wefot Hirdo; A ligt ten ~ van B: A melde B armt kÿl-gÿp; ten ~ langs: wefot-lango {VZrs} (richting); wij rijden ten ~ langs Hirdo: kirro ufire wefot-lango Hirdoe; (idioom:) buiten ~ (flauwgevallen): dalotoje ef âskân.
westenwind:: (wind die naar het oosten waait) rutôslech {C}, gurt-gÿper {C}.
westerlengte:: wefot-šefc {C} (afk= WŠe).
westers:: (uit landen ten oosten v Spok, maar binnen Europa: in de oude wereld) opperiy {I}; (in Europa of Verenigde Staten) wefot-wertlane {I}.
West-Europa:: Wefot-Urapas {G}.
West-Falen:: Wefot-Faln {G}.
westkant:: (ten westen langs) wefot-lango {VZrs} (richting); wij rijden Hirdo aan de ~ voorbij: kirro ufire wefot-lango Hirdoe; aan de ~: wefot-ovap {III}.
West-Samoa:: Wefot-Samoa {G}.
West-Spokaans:: (taal) wefot-spokânda {C}; »Spokaans.
wet:: lacs {C; mv= lacsz; (jur) mv= lacses}; iemand de ~ voorschrijven: lacs-fixe rast {K}; tegen de ~ handelend: ulûpt {I} (arch/jur); zie ook Spokanische wetten in .
wetboek:: qudex {C}; Wetboek van Strafrecht: Tjel-armtmôquos-qudex {N} (afk= TAQ); zie ook Wetboeken in .
weten:: (alg; ook =kennen) tiffe {K}; ik weet dat je hem kent: gress tiffe, den tu tiffe do; hij weet ervan (is ervan op de hoogte): do tâgare ef; het allemaal ~ (op de hoogte zijn van iets): cÿrme {U}; nog ~ (=onthouden): halefiytje {K; gst= halefiytt}; zeker ~: brópiffe {K}; zeker ~! (uitroep: dat weet ik zeker!) serten óngiys! (pop); (voor elkaar krijgen) šove helkara {U}; het is verbazingwekkend hoe hij weet te reageren: ef melde šazeludi, kol do šove helkara ef ÿrreageros; hij weet altijd een oplossing te vinden: do šove riyfain helkara ef ÿminkedos enn eft hûchos; hij weet van niets (hij is niet op de hoogte): do tiffe nÿf tiyns; hij weet van niets (maar doet net alsof hij zeer snugger is): do nert mešane; hij weet ervan (is ervan op de hoogte): de melde fesdu ef šôts; hij weet er alles van (vaak ook iro: hij is eigenwijs): do tiffe pipar tiyns; te ~ (=namelijk): tiffelira {III} (afk= t/lira), gress-reppe |ges-| {III} (afk= gr.r.); het ~ (kennis): tiff {C}, tiffos {A}; tegen beter ~ in: ðÿm helt tiffos; te ~ komen (kennis nemen van): tiffare {K}; ik wil van hem ~, waar het geld gebleven is: gress tiffaravy lÿ do, ÿr ef smurf mrâtare.
wetenschap:: tibân {C}; (dat wat men weet of zal weten) ÿtiffos {A}.
wetenschappelijk:: zintes {I}; ~e bezigheid (ook in tegenstelling tot amateurisme): zintes {Aef}.
wetenschappelijkheid:: zintes {Aef}.
wetenschapsman:: (=geleerde) tibâner {C}.
wetenschapsvervalsing:: tibân-fâlsos {C}.
wetenswaardig:: tiffe-âp {I}.
wetenswaardigheidje:: (leuke anekdote om te onthouden) quiyrda-texos {C}.
wetgevend:: qudex-mannelira {II}.
wetgeving:: toqudexÿ {C} (ook: wet- en regelgeving); zie ook Wet- en regelgeving in .
wethouder:: (in Spok gemeente) wethuder {C}; college van ~s (in Spok gemeente): wethuderÿ {C}.
wetmatig:: (volgens de regels der natuur) šaðôrala {I}.
wetsartikel:: (in een wet) lacs-manta {C}, manta {C} (afk= Mt); (in een wetboek: bestaande uit subartikelen) qudex-hym {C}, hym {C} (afk= Hm); (subartikel in een wetboek) ârtycla {C; mv= ârtycele} (afk= Ârt).
wetsvoorstel:: lacsplan {C}.
wettelijk:: (=wettig) lacsiy {I}.
wettig:: (=wettelijk) lacsiy {I}; (=legaal) genunn {I}; ~ maken (=wettigen): lacsriffe {K}.
wettigen:: (=rechtvaardigen) kafmonslenpe {K}; (wettig maken) lacsriffe {K}.
wettiging:: (=rechtvaardiging) kafmonslenpos {A}; (het wettig-maken) lacsriffos {A}.
weven:: veve {K}; ze zit te ~ (aan weefgetouw): eup šefce ef lafronâ.
wever:: vevatjen {C}.
weverij:: vevâs {C}.
weverskaarde:: (plant) pôr plos {C; mv= plôse} (L. Dipsacus sativus).
wezel:: xômp {C} (L. Mustela nivalis); zo bang als een ~: xômp-queff {I}.
wezelrussula:: miterus verkât {C} (L. Russula mustelina).
wezen::
wezenlijk:: (=waarlijk) kâmeste {I}.
wezenloos:: nert lef kâm {SC}.
Wezer:: (rivier) Weser {G}.
whiskey:: whiskey {S} (Iers en Amerikaans); een glas ~: eft whiskey {C}, eft wisk {C} (pop).
whisky:: whisky {S} (alg); een glas ~: eft whisky {C}, eft wisk {C} (pop).
wiebelen:: (=waggelen) ânkle {U; gst= ânk}; doen ~ (lett): aolane {K}.
wieden:: (v onkruid) trekke {K}; onkruid ~: ideklese {U}.
wiedes:: nogal ~!: logise lo kâ!.
wiedeweerga:: als de ~ (een-twee-drie): letterâs {III}; je moet als de ~ naar bed!: tu slapelsatât letterâs! (als aansporing, vrnl tegen kinderen).
wieg:: (voor baby: op poten) vâg {C}; (aan plafond hangend) jurft {C; mv= jûrfte}.
wiegen:: (zachtjes schommelen) krikbe {U; gst= krikk; wst= krik•}.
wiek:: (molen) zâlft {C}.
wiel:: (=rad) trôchâ {C}; •klan {SX > c; mv= •klâne}; (v voertuig) ufirklan {C; mv= ufirklâne}.
wielbasis:: trôchâ-bas {C}.
wieldop:: trôchâ-decs {C}.
wielrenner:: pitter-zyler {C}.
wielrijder:: (=fietser) pittatjen {C}.
wiens:: »dat C; »die C; »wie 2.
wier::
wierook:: lemt {S}.
wierookceder:: grum-tâfiy {C} (L. Calocedrus decurrens).
wiet:: (=weed) krutt {C/S}.
wig:: tévet {C}; (=spie) weg {C}.
1niv | {PV} | pass. | verbaal |
---|---|---|---|
standaard-Spok Tigof/Lomky | kirro kirros | kiyroe kiyrose/kiyross | kirrane kirrose |
wijd:: (=ruim) pâjo {I}; het ~ zijn (wijdte): pâjoiy {C; rs= pâjote}; ~er maken (verwijden): pâjoare {K}; (lett/fig; uitgestrekt: v land) paqur {I}; de ~e wereld: ef utfin wertlâ.
wijdbeens:: tuffes-bonariy {I}.
wijden::
wijding:: (=heiliging) (alg) hélos {A}; (Erg) drynjos {C}.
wijdte:: (het wijd zijn) pâjoiy {C; rs= pâjote}; (=tussenruimte) jarumpstjô |jarumstô| {C}.
wijf:: (onaangenaam vrouwmens) deft {C} (pej); ruziezoekend ~: west-boert {C}.
wijk:: (=stadsdeel; ook administratief) oftian {C}; (=stadsdeel: groter deel vd stad) sÿrt-kanas {C}; kleine ~ (buurt: groepje huizen bij elkaar): ÿksanutos {C}; de ~ nemen: bake {U}.
wijken:: (lett) ~ voor iets/iemand: bake pai flaju/rast {U}; ~ voor (fig: toegeven aan): ÿrslompe piti {U}; het ~: ÿrslompos {A}.
wijkplaats:: wygcos {C}.
wijlen:: (alg) meldor {I}; (bij katholiek) fes avyro (afk= F.A.); (bij Erg-gelovige) luft Erget (afk= L.E.); ~ mevrouw Elsa Kvânder: msj Elsa Kvânder F.A.; msj Elsa Kvânder L.E..
wijn:: (stofnaam) weinô |wenô| {S}; (soortnaam) weinoh |wenoh/wenô| {C}; (rood) mindaweinô |minndaenô| {S}, mindaweinoh |minndaenoh/..enô| {C}; (wit) blakweinô |blakkenô| {S}, blakweinoh |blakkenoh/..enô| {C}; (droog, wit/rood van Tigof/Oost-Lomky) sectâ = sektâ {S}; een glas ~: eft weinoh; (rood) eft mindaweinoh; (wit) eft blakweinoh; (sprkw) goede ~ behoeft geen krans: quista sectâ mennirre nert ef blât; (sprkw) oude ~ in nieuwe zakken: liftkar weinô fes kleter ðérlots; zie ook Wijnen in .
wijnberg:: (=wijngaard) finjâr {C}.
wijnboer:: finjâratjen {C}.
wijnbouw:: (=druiventeelt) piylâsos {C}.
wijnbouwersgilde:: sectâ-ylâm-grup = sektâ-.. {C}.
wijngaard:: (=wijnberg) finjâr {C}.
wijngaardslak:: finjâr-limaciy {S} (L. Helix pomatia).
wijngilde:: sectâ-ylâm-grup = sektâ-.. {C}, sectâ-toylâmos = sektâ-.. {C} (soort vakbond voor wijnbouwers).
wijnhandel:: sectâfolâ = sektâfolâ {C}.
wijnhandelaar:: sectâfolâ = sektâfolâ {C}.
wijnkaart:: (in restaurant) sectâramâ = sektâramâ {C}; (pop) weinôramâ {C}; (een weinôramâ kan ook een simpele prijslijst zijn, bijvoorbeeld op een schoolbord geschreven).
wijnkelder:: adegiy {C}.
wijnkenner:: sectâtiffer = sektâtiffer {C}.
wijnmaker:: weinôrif {C}.
wijnstok:: wyne {C} (L. Vitis vinifera).
wijnzak:: (v leder) ðérlot {C}.
wijselijk:: ûach {I}.
wijsgeer:: (=filosoof) oltakinner {C}.
wijsgerig:: oltakinn {I}.
wijsheid:: ûachiy {C}.
Wijsheid van Jezus Sirach:: (bijbel) Jezus Sirâcex ef Ûachiy {N} (afk= Sir).
Wijsheid van Salomo:: (bijbel) Salomoex ef Ûachiy {N} (afk= Sal).
wijsje:: »wijs A.1.
wijsmaken:: iemand iets ~: qufrate flaju ón rast {K}; kestÿrmete flaju ón rast {K}.
wijsneus:: prabarer-tiffer {C}.
wijsvinger:: prabarer {C}.
wijten:: ~ aan: tafesmanne kaf {K}; te ~ zijn aan (de oorzaak zijn van): liyrshe {K; gst= liyrres; wst= liyrs•}; datgene wat te ~ is aan (de oorzaak is van): liyrshos {A}; wijten aan||danken aan: fesmanne kaf {Kid}; .
wijting:: (vis) blakstÿk {C} (L. Merlangius merlangus).
wijvont:: »doopvont.
wijzen:: (lett) ~ naar/op: prabare {K}; (fig) ~ op/naar: kette na {U}; iemand op iets ~ (duiden): prae flajue ón rast {Krs}; [met klem] ~ op iets: oze tu flaju {K}; ik wijs Jân [met klem] op zijn verplichtingen: gress oze Jân tu groft perkefôsta; (vgl ook »zinspelen).
wijzer:: (v klok) pra {C}.
wijzerplaat:: (ronde schaal met verdeling in uren, kilometers ed) daqujess {C}.
wijzigen:: ~ [in] (=veranderen): šampâe [helkara] {K}; (=herzien) nâs-zerfe {K}, modifye {K}.
wijziging:: (=verandering) šampâos {C}; (=herziening) nâs-zerfos {C}, modifyos {C}; een ~ in het beleid: eft modifyos armt ef aupross.
wikke:: (plant) vycc {S} (L. Vicia).
wikkelen:: lâkre {Kpr; gst= lâkret}; ~ [in]: kre [fes] {K; gst= kret}.
wikkeling:: (het in iets wikkelen) kros {C}.
wil:: probaros {A}; ter ~le van: ber ef probare rifo (vz-uitdr) (afk= b.p.r.); ter ~le van mij (=om mijnentwil): ber ef probare rifo gress/tsil; b.p.r. gress/tsil.
wild::
wildbraad:: (stuk wild) gâmtiyn {C}.
wildernis:: mistlikoe {C; rs= mistlikóte}.
wilderozenstruik:: topaðegtanÿ {C}.
wildstand:: togâmÿ {C}.
wilg:: (boom) iextô {C} (in Spok vooral amandelwilg (L. Salix triandra) en kraakwilg (L. Salix fragilis)).
wilgenhoutvlinder:: iextô-flyddere {C} (L. Cossus cossus).
wilgenroosje:: littit mintepot-lofa {C/S} (L. Chamaenerion angustifolium); harig ~: zvâmp-colârt {C} (L. Epilobium hirsutum).
wille:: »wil.
willekeur:: flemp {Aef}.
willekeurig:: flemp {I}.
willekeurigheid:: flemp {Aef}.
willen::
wilskracht:: probare-ðéos {A}.
wimpel:: (=vlag) vémân {C}; lange smalle ~: fyrt {C}; (witte ~ die tgv koninklijke feestdag samen met de Spok vlag uitgehangen wordt) hûnk {C}; »rouwwimpel.
wimper:: mâfty {C}.
windas:: (=lier) zlofer {C}.
windbuks:: bûx |ks| {C}.
winde:: (plant) wÿsger {C} (vrnl in samenstellingen zoals agen-wÿsger = akkerwinde).
windeik:: (klein soort eikenboom) fenx-ÿc |X| {C} (L. Quercus maritima).
winden:: (=spoelen) gmule {K}, zlofe {K}.
windepijlstaart:: (vlinder) lâlÿntor vogily-flyddere {C} (L. Agrius convolvuli).
winderig:: omelechót {I}.
windhond:: winter {C}.
windhoos:: résk {C}.
winding:: zlôf {C}; (=spoel/klos) bobynn {C}; (één keer rond) gmulos {C}; (de gehele opgewonden draad) gmulosos {C} (red v gmulos).
windje:: »wind 2.
windkracht:: (=windsterkte) omelech-crâf {C}, méntiy {C}.
windmolen:: (alg) zâlft-môjôl |zâlf-| {C}; (ihb: om elektriciteit op te wekken) elek-môjôl {C}; zie ook Windmolens in .
windrichting:: (richting waar de wind VANDAAN komt) omelech-toffik {C}; (waar de wind HEEN gaat) omelech-praba {C}.
windroos:: (op kompas) zétoffik-daqujess {C}.
windsterkte:: (=windkracht) omelech-crâf {C}, méntiy {C}.
windstil:: dûgtiy {I}.
windstilte:: dûgter {C}.
windstreek:: (v kompas) zétoffik {C}.
windsurfen:: sail-surfe {U}.
windsurfplank:: sail-surfe-šolg {C}, SS-šolg {C}.
windtunnel:: méntiy-plâkomÿ {C; mv= ..-plâkomer}.
windturbine:: (windmolen: om elektriciteit op te wekken) elek-môjôl {C}.
windvlaag:: fenx |X| {C; mv= fences}, poll {C}; ~je (zuchtje wind): vydre {C}.
windwijzer:: (=weerhaan: op toren) taris-pra {C}.
windzijde:: (=loef) renn {I}.
wingerd:: (alg) vine {C}; wilde ~: krur-vine {C} (L. Parthenocissus).
winkel:: misan {C}; exclusief ~tje (=boetiek): butycc {C}; rijdende ~ (winkelauto): misannolac {C}; zie ook Weggebruikers in .
winkelauto:: (rijdende winkel) misannolac {C}; zie ook Weggebruikers in .
winkelbediende:: (=winkelier) misaner {C}.
winkelcentrum:: lorerde-sentrym {C}.
winkeleigenaar:: (=winkelier) misan-spâklân {C}.
winkelhaak:: kafûc {C}.
winkelhuis:: misan-zâros {C} (waar zowel de winkel als de woning zich bevindt).
winkelier:: (=winkeleigenaar) misan-spâklân {C}; (=winkelbediende) misaner {C}.
winkeljuffrouw:: plurrs {C}, misanera {C}.
winkelketen:: misan-siyclo {C}.
winkelopschrift:: (uithangbord van winkel) misanôrm {C}.
winnaar:: quamptûner |..nt..| {C}.
winnen:: (v prijs; vrnl lett) mapyre {U}; (v prijs; ook fig) quamptûne |..nt..| {K}; (v wedstrijd) ejelife {K}; (v erts/olie/honing ed) kafchoše {K}; (=verwerven) zute {K}; voor zich ~: zute {K}; het ~ (gewin): quamptûnos |..nt..| {A}.
winning:: (v erts/olie/honing ed) kafchošos {C}; (=verwerving) zutos {C}.
winst:: (=rendement) quamp {C}; (=nut) mâncros {A}; het bedrijf maakt veel ~: ef ÿrgott riffe pert quamps.
winstbejag:: quamp-envanos {A}.
winstgevend:: quamp-kettelira |..mk..| {tdw}; ~ zijn: quamp-kette |..mk..| {U}.
winter:: kolofâ {C}; afgelopen ~: lâst kolofâ; de vorige ~: ef furtkolofâ {C}; zo goed als elke ~ ('s winters): kolofâtas {III}; elke ~: riyfain kolofâtas.
wintereik:: Bloi-ÿc {C} (L. Quercus petraea).
wintergroen:: klein ~: mesâmesâ {S} (L. Pyrola minor).
winterhanden:: slÿf-hents {Cmv}.
winterjas:: kolofâ-kas {C}, snÿ-kas {C}.
winterkoning:: (vogel) tiytiyriyt {C} (L. Troglodytes troglodytes).
winterlinde:: (kleinbladige linde) martel-yvôp {C} (L. Tilia cordata).
winters:: kolofâ-kettelira {I}.
winterslaap:: kolofâ-helle {C}.
wintersport:: kolafaros {C}; ~ beoefenen, naar de ~ gaan: kolafare {U}; naar de ~ gaan: ef vende fes granô-snÿ; zie ook Wintersport in .
wintertaling:: (eend) martel-krek {C} (L. Anas crecca).
wintertarwe:: (ihb spelt) nrôs {S}.
wintertijd:: (wintermaanden) kolofâ-fort {C}; (tijd waarbij het in de winter 1 uur vroeger is dan in de zomer) ÿrnô-fort {C}; zie ook Tijdrekening in .
wintervlinder:: kleine ~: lofa-maquijy {C}, belt mondô-flyddere {C} (L. Operophtera brumata); grote ~: hupster mondô-flyddere {C} (L. Erannis defoliaria).
wintervoeten:: slÿf-tiffugs {Cmv}.
wip:: wypa {C}; (=wipplank) wyper {C}; in een ~: lo hihu.
wipneus:: wype-nes {C}.
wippen:: wype {U}; aan komen ~ (binnenlopen): farte-fes {U}; het ~ (gewip): wypos {C}.
wipplank:: wyper {C}.
wirwar:: een ~ van: eft zômpos furt.
wiskunde:: (=mathematiek) mâtematyka {S}.
wispelturig:: (=wisselvallig) nôftiy {I}.
wispelturigheid:: (=wisselvalligheid) nôfter {A; mv=enk}.
wissel::
wisselen:: (alg) noftate {K/Upr}; onderweg ~ van paard[en]: mjinde {E} (dl= Peg).
wisselgeld:: noftateurf {S}, todrurÿ {C}.
wisseling:: noftatos {C}.
wisselkoers:: noftate-qurs {C}; zie ook Wisselkoersen in .
wisselstroom:: noftatelek {S} (afk= nok. of NOK).
wisseltonig:: noftate-cekiy {I}.
wisselvallig:: (=veranderlijk) nôftiy {I}.
wisselvalligheid:: (=veranderlijkheid) nôfter {A; mv=enk}.
wisselwerking:: pallekrabé {Crs}; een ~ tussen A en B: eft pallekrabé jen A jen B.
wissen:: (=uitvegen) leste {K}; het ~: lestos {C}.
wit:: blakker {I}; blak• {PX.c > c}; heel ~ (sneeuwwit): snÿ-blakker {I}; het ~: blakkeren {C} (witte kleur); »zwart.
witbol:: (grassoort) jéqu-botsiy {S} (L. Holcus); echte ~: presÿr jéqu-botsiy (L. H- lanatus); gladde ~: wâvet jéqu-botsiy (L. H- mollis).
witje::
witkalk:: (om muren te witten) blakker {S}.
witlof:: (groente) sprôcto {S}.
Wit-Rusland:: Blakker-Ruša {Gef}; »Rus-.
Witte Huis:: het ~: ef Blakker Seert {N}.
witwassen:: (ww) smurf-lukte {K}; (zn) smurf-luktos {C}.
Wodan:: (Germaanse god) Wotens {N}.
wodka:: vodka |vôtka| {S}; een glas ~: eft vodka {C}.
woede:: colârt {C}; (=drift) korsta {Aef}; vol ~: lâkorstaor {I}; niet-~: larôk {C} (»woedend 1); wel||niet woede: mifâ {Cid}; ; »tot 5.
woede-uitbarsting:: (=uitvaring) fesdrômos {C}; »woede.
woef:: (=waf!; geluid v blaffende honden) (grote hond) wôwô {!}; (middelgrote hond) wâwâ {!}; (kleine hond) wewe {!}.
woeker:: illegalrent {C}; ~ plegen (=woekeren): ef manne illegalrent.
woekeraar:: illegalrenter {C}.
woekeren:: (welig tieren) afdrâke {U}; (woeker plegen) ef manne illegalrent {C}; ~ met (fig: met ruimte ed): qubre {K; gst= qupp}.
woekering:: (het welig tieren) afdrâkos {C}; (vegetatie) afdrâk {C}.
woekerplant:: afdrâker {C}.
woelig:: surdiy {I}; ~e zee: otûser {C}.
woelmuis:: rosse ~: mindefit mofrât {C} (L. Clethrionomys glareolus).
woelrat:: mofÿrmyjâ {C} (L. Arvicola terrestris).
woensdag:: wetestof {Cef} (afk= wt of wet).
woerd:: (mnl eend) našôc {C}.
woest:: (=wild) otlôgt {I}; otlôg {I} (arch/poe); (=onontgonnen) ketšatû {I}; ~ begroeid (=ruig: vrnl v land): kôrch {I}; ~ dier: hâbârciy {C}.
woesteling:: (onbehouwen persoon) wiltro {C}.
woestenij:: ketšatert {C}.
woestijn:: (alg: =zandvlakte) opp {C}; (zoals de Sahara ed) (lett) dester {C}; (lett/fig) wuslâ {Cef}.
woestijnachtig:: wuslâ {I}.
wol:: (alg) wola {S}; gekaarde ~: rÿterx {S}; van ~ gemaakt (wollen): woliy {I}; (fig) door de ~ geverfd zijn (veel seks- of reiservaring hebbend, en hierover opscheppend): ef ÿtine ef wertlâ-bof {C}; »geschreeuw.
wolboer:: wola-kelte {C} (boer die schapen houdt [en in wol handelt]).
wolf:: (ntr) cvôf {C} (L. Canis lupus); (mnl: =rekel) milbo {C}; (vrw) xypâ {C}; een ~ in schaapskleren: Zvoety pelira lo Xeber; eft arâbe lef rozas, eft ar mittus lef qurtas.
wolfskers:: koffon-miskofiðâf {C} (L. Atropa bella-donna).
wolfsklauw:: (varenfamilie) cvôffug {C/S} (L. Lycopodiaceae); grote ~: pleko-cvôffug (L. Lycopodium clavatum).
wolfsmelk:: (plant) dufja-helt {S} (L. Euphorbia); kleine ~: jakâm-dufja-helt (L. E- exigua).
wolfspin:: zyle-bzaéer {C} (L. Pisaura mirabilis).
wolfspoot:: (plant) zvâmp-vriylber {C} (L. Lycopus europaeus).
Wolga:: Volga {G}.
wolk:: epe {C}, epða {Cef}; (beschenen door de volle maan) dro {C; mv= drâs}; de ~en trekken langs de hemel: ef epes/epðas sena šefce lango ef avyro.
wolkbreuk:: ruch {C}.
wolkeloos:: (=onbewolkt) net-epða {I}, ópðae {I} (dl= Liftka).
wolkendek:: epða-atyje {C}; een dicht ~: eft ihyt epða-atyje.
wollen:: (van wol gemaakt) woliy {I}.
wollig:: wolót {I}.
wolpoet:: wola-pót {C} (hondenras: grijs/zilverkleurig schapendoes-achtig).
wond:: qulos {C}; pijnlijke ~: ÿkatos {C}.
wonder:: tiraniy {C}.
wonderlijk:: tiraner {I}.
wonderlijkheid:: tira rifo ef lanes (tira {SC}).
wonderolie:: ricin-ool {S}.
wondklaver:: kolai flomatjen {C} (L. Anthyllis vulneraria).
wondvocht:: lâst {C}.
wonen::
wonend:: (=woonachtig) zârelira {II}.
woning:: zâros {C}.
woningbouw:: zâros-âlbosiy {A; mv=enk}.
woningfonds:: (=bouwfonds) zâros-fônts {C; mv= ..-fôntses}; .
woningnood:: zâre-ûpk {C; mv= ..-ûpken}.
woonachtig:: (=wonend) zârelira {II}.
woonboot:: zârka {C}.
woongedeelte:: ~ van een boerderij: kelsért {C}; sértkanas {C} (dl= Zuid-Liftka).
woongemeenschap:: (commune op Spok platteland, meestal met Erg-ideologie) kents {C; mv= kentsa}; (bewoner ve kents) kentser {C}.
woonhuis:: zâre-sért {C}; (=woongedeelte; v boerderij) sértkanas {C} (dl= Zuid-Liftka).
woonkamer:: sértmit {C}; (groot: =salon) salonn {C}; (woongedeelte in boerenwoningen, als de begane grond alleen uit ~ en keuken bestaat, en een gang of hal ontbreekt) zârtiy {C}.
woonkelder:: chucernuflif {C}.
woonplaats:: zâre-sÿrt {C}; vaste ~ (domicilie): rigt-melde-sÿrt {C} (afk= rms).
woonplek:: ([deel ve] woning) zâros {C}.
woonruimte:: zâre-rumpstjô |-rumstô| {C}; »woonkamer.
woontoren:: zâre-taris {C}.
woonwagen:: (huisvesting voor zigeuners ed) zârnolac {C}.
woonwagenbewoner:: (=kamper) zârnolacer {C} (in Spok een onbekend begrip).
woonwagenkamp:: zârnolac-kâmpos {C} (in Spok onbekend).
woonwijk:: (groter deel v stad) zâre-oftian {C}; (klein deel v stad; groepje woonhuizen bij elkaar) zâre-ÿksanutos {C}.
woord:: wufta {C}, lôgôs {C}; gevleugelde ~en: slofaro-mux {C}; iets onder ~en brengen: ef riffe flaju rifo lângâr; ~ houden: ef ubere ef mux; geen ~ kunnen uitbrengen: ef jytaðe cradef wuftases (rs!); het ~ voeren: ef rate ef wufta; iemand te ~ staan: ef kette wuftas ón rast; iemand aan het ~ laten: ef kirture ef wuftas ón rast (ook fig); met/in andere ~en: fes lelpiru wuftas (afk= f.l.w.); in één ~ (zonder meer): nurpel {I} (samen met geredupliceerd add of zn); het is in één ~ uniek: ef melde nurpel buchâchâ; hij is in één ~ een klootzak: do melde eft nurpel zestiyctiyc; ze zegt geen stom ~: nÿf tiyns arfine cupp eup.
woordelijk:: lôgôsiy {I}.
woordenboek:: wufmip {C}; zie ook Spokanisch woordenboek in .
woordenkeus:: wufta-cos {C; mv= ..-cosz}.
woordenwisseling:: wufta-strett {C}.
woordspeling:: wufta-merros {C}.
woordvoerder:: reppe-rélvâs {C}.
woordvolgorde:: (taalk) wufta-koffos {C}; .
wording:: tinkeros {A}; in ~: tinkerelira {I}.
wordingsgeschiedenis:: tinkere-pirâmer {C}.
worm:: fer {C}; (alg: die een plantengal vormt) zviyf-âlber = zviyft-âlber {C}.
wormstekig:: fer-zâror {I}.
worp:: (=gooi) kolt {C}; (met kracht) simu {C}.
worst:: soza {C}; (bep soort gekruide ~, soort salami) kruttsoza {C}.
worstelaar:: vrestatjen {C}.
worstelen:: (sport) vreste {U}; (fig) vrestare {U}; (bepaald soort ~, Oud-Noors "glima") klimmâ {C} (arch) (betekent tegenwoordig judo).
worsteling:: (sport) vrestos {C}; (fig) vrestos {C}, vrestaros {A}.
worstelpartij:: (sport) vrestos {C}.
wortel::
wortelen:: moftose {E}.
wortelstam:: moftos-stemm {C} (taalk: één vd twee stammen ve Spok ww: de px-vorm ve infinitief zonder •e, waarbij soms ook de laatste cons wegvalt).
woud:: wâlta {S}; (=bos) fôresta {C}, wuma {C; mv= wumaa; rsmv= wumatt}.
wouw:: (plant) wâldiy {C} (L. Reseda luteola).
wraak:: oggo {C}.
wraakzucht:: oggokinâ {SC}.
wraakzuchtig:: oggokinn {I}.
wrakkig:: »wrak 2.
wrang:: (alg: =bitter) ÿyst {I}; (=bitter: v smaak) trâte {I}.
wrat:: mûle-eit {C}.
wreed:: juvel {I}.
wreedheid:: juvel {Aef}.
wreef:: tiffug-pôls {C}.
wreken:: zich ~ op: ogge {Kpr}.
wrevel:: kniyzjos {A}.
wrevelig:: ~ zijn: kniyzje {E; gst= kniyss}.
wrijfpaal:: (=schurkpaal: voor vee) olp {C}.
wrijfwas:: (=boenwas) glântre-fóst {S}.
wrijven:: gleche {K}; het ~ (wrijving): glechos {C}.
wrijving:: (het wrijven) glechos {C}; (weerstand v bewegend deel) glec {C}.
wrikken:: (=wringen) rekke {K}.
wringen:: (=wrikken) rekke {K}; (=[om]buigen) futsie {U}.
wringing:: (=[om]buiging) futsios {C}.
wroeging:: répâxos {A}.
wroeten:: ~ [in]: krûle {K}.
wroetneus:: snuivende ~ (v varken of miereneter): forântiy {C}.
wrok:: pakaqustÿ {C}; ~ koesteren: ef plâge pakaqustÿ.
wrongel:: (soort kwark/yoghurt) griyt {S}.
WTO:: (Wereldhandelsorganisatie) Wertlâ-lebet-ôrganisašo {N} (afk= WLÔ).
wuft:: (=lichtzinnig) querretmiyp {I}.
wuiven:: (alg) ôave |wave| {U}; het ~ van graan: nôft {C}.
wulk:: (slak) Aitromba-hôrna {C} (L. Buccinum undatum).
wulp:: piti {C; mv= pitiye; rsmv= pititt} (L. Numenius arquata).
wulps:: (=hoerig) trege {I}; (met sensuele ronde vormen) zjóc {I}.
wurgen:: ÿpjare {K}, vârje {K; gst= vârt}.
wurger:: vârjatjen {C}.
wurging:: ÿpjaros {C}, vârjos {C}.
WW-uitkering:: »werkloosheidsuitkering.
© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DICTIO