Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans
Spokaans—Nederlands A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Nederlands—Spokaans
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
f:: (naam vd letter F) éf {C}.
fa:: (muzieknoot) fâ {C}.
faalangst:: (bang om fouten te maken) fotelbaniyl {I}.
faam:: (=vermaardheid) yell |well| {C}.
fabel:: fabel {C}; (oorspr Spok) foref {C}.
fabelachtig:: (=ongeloofwaardig) nert miyp'kurre {I}.
fabricage:: fabrikašo {C}; (=vervaardiging) riffaros {C}.
fabriceren:: fabrisere |..˙je| {K}; (=vervaardigen) riffare {K}.
fabriek:: fabriyk {C}, fabrokiy {C}, •riff {SX > C}; (bijv) gasfabriek: gazariff; zie ook Fabrieken in .
fabrieksarbeider:: fabrikast {C}.
fabrieksstad:: fabros˙r {C}.
fabrikaat:: fabritiyn {C}, fabriseros {C}; van slecht ~: fes tildâ fabriseros.
fabrikant:: fabriserer {C}.
faciliteren:: (hulp aanbieden; de gelegenheid/mogelijkheid geven) cirrare {K}.
factor:: (omstandigheid) miprif {C}; (rekenkundig) tufriffer {C}.
factuur:: (=rekening) fesnotos {C}.
faculteit:: (vrnl op universiteit) fakultiy {C}.
fado:: (Portugees) fado {C/S; mv= fadôe}.
Faeröer:: de ~: Fâroer {G}.
Faeröerder:: Fâroero {Cef}.
Faeröers::
fagot:: basunn {C}.
fagottist:: basunnmerr {C}.
failliet:: d˙fosmurfiy {I}; ~ gaan: ef tasse fes d˙fosmurfiy; iemand/iets ~ verklaren: ef armtkimore rast/flaju lo d˙fosmurfiy.
faillissement:: d˙fosmurfos {C}.
fakkel:: purriyntân {Crs}; (=toorts) esa {C}.
falen:: (=ontbreken) fâle {K}; ([grote] vergissingen begaan) fotelare {K}.
Falkland-eilanden:: Fâlklandes {G}.
Falklander:: Fâlklando {Cef}.
Falklands:: (bv) fâlklandes {IIef}; ~e vrouw: Fâlklanda {Cef}.
falsetstem:: fâlstos {C}; met ~ praten/zingen: fâlste {U}.
falsificeren:: (de valsheid/onjuistheid aantonen) fâlsifiere |..˙je| {K}.
falsifiëren:: »falsificeren.
familiaar:: frintiy {I}.
familie:: (=gezin) fatasôr {C}, famyliy {C} (arch/poe); (=geslacht) uproje {C; mv= uprôja}; hij is ~ van mij: do melde famila armt gress; zij zijn ~ van hem: óps melde familas armt do.
familielid:: famila {C}; familaa {C} (vrw).
familienaam:: fatasôr-quanka {C} (in Spok: een vd namen ve meestal dubbele achternaam, zoals in de familie v hetzij de man, hetzij de vrouw, wordt doorgegeven); »achternaam; zie ook Familienamen in .
fanatiek:: fanatiyc {I}.
fantaseren:: kâge {K}; (=verzinnen) fofele {K}.
fantasie:: kâgos {C/A}.
fantasieloos:: đ˙miypy {I}.
fantasierijk:: (persoon) rifofel {I}.
fantasievol:: lef kâgos {C/A}.
fantast:: fofeler {C}.
fantastisch:: (lett: gefantaseerd) kâgiy {I}; (schitterend, heel erg mooi/goed) kâg {I}.
farmaceutica:: fârmasuticiys {Cmv}.
farmacie:: fârmasy {C}.
fascisme:: fasesmiy {C}.
fase:: (=stadium) fas {C}.
fat:: (zeer ijdele man) tyka {C}.
fataal:: (=noodlottig) jéft {I}, pentaliy {I; [mv=enk]}; ~/noodlottig ongeluk (met dodelijke afloop): pentaler {A; mv=enk}.
fatsoen:: fasonn {SC}.
fatsoenlijk:: (=eerzaam) néruvva {I}; (=gepast) lypônk {I}.
fauna:: faana {C}; zie ook Fauna en flora in .
fauteuil:: (=armstoel) fotull {C}.
fax:: fâx {C; mv= fâxes of regelm.} (afk= fx); per ~ verzenden: fâx-zâlbinase {K}.
fazant:: fâsanta {C} (L. Phasianus colchicus); (als voedsel op tafel) fâsantatiyse {C/S}, fâsantiyse {C/S} (spr); we eten ~: kirro larde fâsantatiyse/fâsantiyse.
februari:: februy {Cef; rs= februte} (afk= fb of feb); februhertel {C} (arch), ferhertel {C} (arch).
fecaal:: fécaliy {I}.
fecaliën:: (=ontlasting) mipriffos {C}, féces {S}.
feces:: (=ontlasting) mipriffos {C}, féces {S}.
federatie:: federašo {C}.
fee:: (elf/boze geest, vrnl mythologisch) yryff {C}.
feest:: fenta {C}; (fuif) pramt {C} (pop); groot ~ (gezellige bijeenkomst): kofano {Cef}; (volksfeest, feestelijke jaarmarkt) falot {C; mv= falôte} (arch); voorbereidingen voor een ~: kofenta {C}; ~ vieren: fente {U}; op het ~: fes ef fenta; een ~ geven: ef qugle eft fenta; ef kette eft kofano; ef paine eft fenta (dl= Liftka); zie ook Feesten in .
feestdag:: (nationaal Spok, waarop niet gewerkt wordt) fentatof {C}; (in privé-sfeer: feestelijke dag) fente-tof {C; mv= ..-terrats}; (Erg: als zerusstof samenvalt met de 1e dag vd Erg-week) heborettof {C}; zie ook Feestdagen in .
feestelijk:: fento {I}; ~e dag (feestdag: in privé-sfeer): fente-tof {C; mv= ..-terrats}; ~ gewaad: fentômhűls {C}.
feesten:: (=fuiven) pramte {U} (pop).
feestgedruis:: dazenne {C}.
feestje:: »feest.
feestkleding:: fentômhűls {C}; (=gala) galômhűls {C}.
feestmaal:: feninner {C}; (=banket) mala {C}.
feestmaaltijd:: feninner {C}; (gerecht bij feestelijke gelegenheden; in niet-RK deel v Spok) halfâmpiyya {Crs}.
feestvieren:: monche {U; gst= mont}.
feestviering:: monchos {C}.
feilloos:: kronâme {I}.
feit:: f˙t {C; mv= fett}; (geval) fâl {C; mv= fele}; [het] ~ is dat ...: fara f˙t ...; uit het ~ dat ...: na ef eit tu ... (vz-uitdr); »feite.
feite:: in ~: (zoals het feit is) fara f˙t (afk= f/f of f.f.); (om zo te zeggen) reppany {I}; (=eigenlijk) c˙rl˙o {III}.
feitelijk:: f˙tiy {I}; ~ niet (eigenlijk niet): noi c˙rl˙o.
fel:: (kleur/licht ed) féra {I}; (handeling) n˙kriy {I; [mv=enk]}; een ~le brand: eft féra buros.
felgroen:: féra-mesâ {I}.
felicitatie:: (=gelukwens) felisitašo {C}; met ~ (gefeliciteerd!): lef jurestiyos (afk= l.ju.) {A}.
feliciteren:: (=gelukwensen) felisitere {K}; gefeliciteerd!: lef jurestiyos! {A} (afk= l.ju.).
felrood:: (bloedrood) kursuus-mindefit {I}.
feminisme:: feminesmiy {C}.
feministisch:: feministise {I}.
fenegriek:: hôrna-xejafiy {S} (L. Trigonella foenum-graecum).
fenomeen:: ˙rchatt {SC}.
feodaal:: ~ stelsel (zoals in Spok heerste): domenneren {C}.
ferm:: torp {I}.
festijn:: drink- en eetfestijn (braspartij): ôpall {C}.
festival:: tofent˙ {C}.
festoen:: lűnters {C; mv= lűnteori}.
feuilleton:: (=vervolgverhaal) fôlgafiy {C}.
fiasco:: (=mislukking) okođos {C}.
fiche:: pennen {C}.
fictie:: fikšo {C/S}.
fictief:: fikteff {I}.
fier:: dyfôlg {I}, fera {I}.
fiets:: pitter {C}; (met één zadel) monogr˙đe {C} (als tegenstelling tot tandem); tweepersoons ~ (tandem): duogr˙đe {C}; zie ook Weggebruikers in .
fietsband:: bent {C}.
fietsen:: pitte {U}; ~ over/op/door: lâpitte {K}; zie ook Fietsen in .
fietsenrek:: pitter-kronâm {C}.
fietsenstalling:: pitter-kul {C}.
fietser:: (=wielrijder) pittatjen {C}.
fietspad:: pitte-mirra {C}.
fietspomp:: bent-echuh {C}.
figurant:: nefstâgatjen = sustâgatjen {C}.
figuur:: figuro {C}; (belangrijk/vreemd persoon) typ {C}.
figuurlijk:: blât {I}.
Fiji:: Fidjiy {G}.
Fijiër:: Fidjiyny {Cef}.
Fijisch:: (bv) fidjiy {IIef; mv=enk}; ~e vrouw: Fidjiyna {Cef}.
fijn::
fijnhakken:: (v kruiden ed) jűrnare {K}; fijngehakte peterselie: jűrnaror perselle.
fijnmaken:: jűrnare {K}.
fijnproever:: éb˙datjen {C}.
fijnspar:: pres˙r đôle {C} (L. Picea abies).
fijnstraal:: Canadese ~ (plant): Canada-krutt {C/S} (L. Erigeron canadensis); scherpe ~: râše-brâst {C} (L. Erigeron acer).
fiks:: (=kloek) miyrtiy {I; [mv=enk]}.
file:: (v auto's) ototo {C}.
Filemon:: (bijbel) Filemôn {N} (afk= Fil).
filet:: (vlees van bot ontdaan; vis van graten ontdaan) cârvos {C}.
filiaal:: (=bijkantoor) ˙rra-sért {C}.
Filipijn:: (bewoner) Filipino {Cef}.
Filipijnen:: de ~: Filipynn {G}.
Filipijns:: (bv) filipynn {IIef}; ~e vrouw: Filipina {Cef}.
Filipino:: (bewoner) Filipino {Cef}.
Filippenzen:: (bijbel) Filipers {N} (afk= Fip).
film:: (nog te belichten) film {C}; (in bioscoop) omâstây {C; rs= omâstâte}; stomme ~: zlabiy-omâstây {C}; (=vlies/dun laagje) w˙ja {C}; zie ook Film in .
filmcabine:: hôc {C}.
filmdebuut:: omâstây-wulparos {C}.
filmmaker:: (=cineast) filmrif {C}.
filmstudio:: mitašôp {C}.
filologie:: filolôiy {C}.
filologisch:: filologise {I}.
filoloog:: filolôche {C}.
filosofie:: (vrnl wetenschap) filosofa {C}; (=levensbeschouwing) poircônsit {C}.
filosofisch:: filosofise {I}.
filosoof:: filosofiy {C}.
filter:: filter {C}, jepser {C}.
Fin:: Finlando {Cef}.
financieel:: finanšela {I}; ~ ondersteunen (tegemoetkomen): xlaharre {K}.
financiën:: finanšos {Cmv}; minister van ~: finanšos-menester {C}.
financiering:: finanšeros {C}.
fine:: ter/ten ~ van: furt ef col rifo (vz-uitdr).
fingeren:: (=verzinnen) fofele {K}.
finish:: (=eindstreep) d˙fl˙nt {C}; de ~ halen (lett/fig): ef šâste ef d˙fl˙nt.
Finland:: Finlandes {G}.
Fins::
Fioringras:: »struisgras.
firma:: ˙nâmpi {C}; (=bedrijf) firma {C; mv= firmâe; rsmv= firmatt}.
fiscaal:: fiskalo {I}.
fit:: (fris, in goede conditie) hirt {I}.
fitis:: Frina-vogily {C} (L. Phylloscopus trochilus).
fitting:: (=lamphouder) ondro-lelder {C}.
fjord:: fjôrt {C}.
flacon:: (=stopfles) đyg-liskos {C; mv= ..-liskosz}; [kleine] ~ (sierlijk parfumflesje ed): ˙li-flest {C}.
fladderen:: flâdre {U; gst= flâtt}, weđe {U}.
flakkeren:: qunde {U}, spéte {U}.
flakkering:: (vlam) mâtat {C}.
flamingo:: flaming {C}.
flanel:: flânel {S}; van ~ gemaakt (flanellen): flâneliy {I}.
flanellen:: (van flanel gemaakt) flâneliy {I}.
flank:: (militair) rogân {C}; (v paard) cénp {C}; (berghelling) cénp {C} (poe).
flankbotsing:: (botsing tegen zijkant v auto/spoorwagon) cénp-qurstoxos {C}.
flaphoed:: (zwart/bruin: bij Spok klederdracht) gryllâ {C}.
flat:: (gebouw) goftius {C}; (woning; appartement) goftróda {C}.
flater:: (=blunder) uas-tegt {C}.
flatgebouw:: goftius {C}.
flatteren:: (flattéren) cârdôfe {K}.
flatwoning:: (appartement) goftróda {C}.
flauw:: (te weinig zout) let {I}; (zwak: licht/stem/bocht) mârve {I}; (kinderachtig/zouteloos) jűxiy {I}; heel erg ~ (reuzeflauw: heel kinderachtig): jűxűxiy {I} (red v jűxiy).
flauwgevallen:: (buiten westen) dalotoje ef âskân; (in zwijm) tohâgg {I} (arch).
flauwheid:: (zwakheid) mârve {Aef}.
flauwte:: (het flauwvallen) festjerpos {C}.
flauwvallen:: festjerpe {U}; het ~ (flauwte): festjerpos {C}; iemand die vaak flauwvalt (en/of zich vaak aanstelt): festjerpe-kors {C}.
flegmatisch:: flegmatise {I}.
flens:: (v wiel) flâng {C}.
flensje:: (pannenkoekje) belt-crepp {C}.
fles:: liskos {C; mv= liskosz}.
flesje:: flest {C}; sierlijk ~ (flacon: voor parfum ed): ˙li-flest {C}.
fleurig:: huroniy {I}.
flexibel:: (zich gemakkelijk aan de omstandigheden kunnen aanpassen) ˙rfóte-âp {I}.
flink:: (=degelijk/aanzienlijk) kogűrus {I}; (=duchtig/lustig) nâš˙ {I}; (=ferm) torp {I}; (=kloek) lenp {I}; (=kranig) vliyn {I}; een ~e tijd/afstand (een hele tijd/afstand): eft kogűrus fort/distânt; je moet ~ [meer] je best doen: tu sen perke beri kette torp [vluf] lo zefa.
flirt:: (iemand die op de versiertoer is) jelper {C}.
flits:: (licht~/bliksemschicht) kirt {C}; (=flitslamp: bij fotografie) reftat {C}.
flitslamp:: (bij fotografie) reftat {C}.
flodderen:: (=slobberen: kledingstuk) ryppele {U}.
flodderig:: ~ kledingstuk: weđos {C}.
flodderjurk:: (=slobberjurk) ryppel {C}.
flonkeren:: (blinken: ook v sterren) plincre {U; gst= plink}.
flora:: flora {C}; zie ook Flora en fauna in .
Florence:: Florino {G}.
fluisteren:: ogpete {U}; (met trillende stembanden) dezze {U}; (hees spreken: met trillende stembanden) ruvaze {U}.
fluit:: (muziekinstrument; op locomotief) vluto {C}; (bepaald soort houten ~ in Spok) hycc {C}.
fluiten::
fluitenkruid:: c˙rfűne-zômpos {S} (L. Anthriscus sylvestris).
fluitje:: (v politie/scheidsrechter) tnips {C}.
fluitspelen:: (=fluiten) vlutomerre {U}; (ook op andere soorten fluiten dan de hycc) hyccmerre {U}.
fluor:: fluor {S}; met ~ (fluorhoudend): fluora {I}.
fluoresceren:: fluoresere |..˙je| {U}.
fluorhoudend:: (met fluor) fluora {I}.
fluoride:: fluoritt {S}.
fluweel:: manceste {Sef}; van ~ gemaakt (fluwelen): manceste {I}.
fluweelpootje:: (eetbare paddenstoel) manceste-tiffug {C} (L. Flammulina velutipes).
fluwelen:: (van fluweel gemaakt) manceste {I}; ~ lap/stof: mancestefâsto {C; mv= mancestefâstôe; rsmv= mancestefâstott}.
fobie:: baniylos {C}; (meestal in het mv:) hij heeft een ~: do lelperre baniylôsta.
focus:: (=brandpunt) focus {C} (vrnl fig); in de ~: fes focus (fig); »brandpunt.
focussen:: ~ op iets (gefocust zijn): ef lelperre flaju fes focus; de op het scoren gefocuste sporter: ef sporter lef ef nel-fentestos fes focus.
foedraal:: (=hoes/étui) simm {C}.
foei!:: hâss!.
foeilelijk:: ch˙t-kariy {I; [mv=enk]}.
foelie:: (specerij) masi {S}.
foeteren:: ~ op: crôstene tygtja {U}.
foetus:: fetus {C}.
föhn:: (valwind in een bergdal; in Spok kan het ook een vochtige wind zijn, vooral langs de westkant vh Az˙-gebergte op West-Berref) laffa {C}; waaien van een ~ (laffa): laffate {U}; (haardroger) mir-k˙ponjer {C}.
fok::
fokken:: demarrine {K}; het ~ (fok): demarrinos {C}; (v paarden) kafryte {K}.
fokkerij:: (alg) demarriyn {C}; (v paarden) kafrytos {C}.
fokstier:: demarriner {C}.
fokvee:: todemarrin˙ {Srs}.
folder:: (=vouwblad) foltos {C}.
folklore:: zampôro {C}.
folly:: fôliy {C}; zie ook Folly's in .
folteren:: (=pijnigen) fromigte {K}.
foltering:: (=pijniging) fromigtos {C}.
fonds:: (alg) fônts {C; mv= fôntses}; (kapitaal gereserveerd voor bepaald doel) colsmurf {S}; (alle boeken v uitgever) clobjiyt {C}.
fonetisch:: fonetise {I}.
fonkelen:: chiqure {E}; (glanzen) kifre {U; gst= kiff}; ~de wijn: glântelira weinoh.
fonkeling:: chiquros {C}.
fonkelnieuw:: gryde-kleter {I}.
fonologie:: fonolôiy {C}.
fonologisch:: fonologise {I}.
fonoloog:: fonolôche {C}.
fontein:: knurfelstiy {C}.
fonteinkruid:: tanko-krutt {C/S} (L. Potamogeton); gekroesd ~: plônsor tanko-krutt (L. P- crispus); drijvend ~: svâmor tanko-krutt (L. P- natans); "gespleten ~" (alleen in sommige vennen op Berref): xochor tanko-krutt (L. P- fissilis).
fooi:: (ongebruikelijk in Spok) hastram {C}.
foppen:: (bij de neus nemen) xozjare {K}.
forceren:: (lett: openbreken) forsere |..˙je| {K}; het ~: forseros {C}.
forel:: drót {C} (L. Salmo trutta).
forens:: (=pendelaar) cômuter {C}, fôren {C}.
forenzen:: (=pendelen) cômutere |..˙je| {U}.
formaat:: (afmeting[en]) tűrg {C}; van het ~: âfry ef tűrgs.
formaliteit:: fôrmalitiy {C}; (uiterlijke vorm) tovlass {C; mv= tovlassa}.
formeel:: (=vormelijk) vobariy {I}; (=stijf) trótiy {I; [mv=enk]}; (=officieel) đekmâc {I}.
formule:: fôrmuliy {C}; (geijkte uitdrukking) festlénos {C}.
formuleren:: fôrmulere |..˙je| {K}.
formulier:: fôrmeler {C}, scrift {C; mv= scriyfte}.
fornuis:: warmohit {C; mv= warmohita}; kokina {C} (dl= Tigof/Lomky).
fors:: (gebouwd) turf {I}; (=struis) brulapiy {I; [mv=enk]}.
fort:: (vestingwerk) fôrt {C}; (als deel ve stad: vesting) bavân {C}.
fortuin:: (hoop geld) fr˙ccsmurf {S}.
fortuinlijk:: (=gelukkig) huresent {I}.
forum:: forum {C}.
fosfor:: fôsfor {S}; met ~ (fosforhoudend): fôsforiy {I}.
fosforhoudend:: (met fosfor) fôsforiy {I}.
fossiel:: (zn) fôsyll {C}; (bv) fôsylliy {I}.
foto:: foto {C; mv= fotôe of fôtôe; rsmv= fotott of fôtott}.
fotoalbum:: foto-platimip {C}; zie ook Fotoalbum in .
fotograaf:: fotografos {C; mv= fotografosz}.
fotografie:: fotografijâ {C}.
fotografisch:: fotografise {I}.
fototoestel:: fotoriff {C}.
fouilleren:: frokiyne {K}.
fout::
foutloos:: (=onfeilbaar) zjôrp {I}.
fraai:: (mooi) frâl {I}; korsamen {I} (iro); een ~ weertje! (als het noodweer is): korsamen wónzol!; ~ ogend: naliyczerfiy {I}.
fractie:: pârgrup {C} (groep volksvertegenwoordigers die tot dezelfde politieke partij behoren, of tot verschillende partijen, maar met identieke opvattingen).
fragment:: (=gedeelte) indon {C; mv= indino}.
fragmentarisch:: (in gedeelten) indonsót {I}.
framboos:: (vrucht) frâmbosiy {C}; (struik) tofrâmbosiy˙ {C} (L. Rubus idaeus).
frame:: (=geraamte) prâft {C}.
Francaise:: »Française.
franciscaan:: (mnl lid v RK kloosterorde) frânsisker {C}.
franciscanes:: (vrw lid v RK kloosterorde) frânsiskera {C; mv= frânsisker˙}.
franco:: lef mirrofsmurf (afk= l/ms) {S}.
franje:: fimbrâ {S}; vol ~; van ~ gemaakt: fimbrâiy {I}.
franjemos:: fimbrâtiy {S} (L. Ptilidium); (ihb gewoon ~ of boom-~ (L. P- pulcherrimum)).
franjepoot:: (vogel) faja {C} (L. Phalaropus); rosse ~: ligt faja (L. P- fulicarius); grauwe ~: zutter faja (L. P- lobatus).
franjezwam:: fimbrâ-missis {C; mv= ..-missisa} (L. Thelephora); gewone ~: frot fimbrâ-missis (L. T- terrestris); stinkende ~: nort fimbrâ-missis (L. T- palmata).
frankeren:: gorbase {K}.
frankering:: (porto) gorbasos {C}.
Frankrijk:: Frakas {G}.
Frans::
Fransman:: Frakann {Cef}.
frappant:: bytelira {I}.
frase:: môto {C}.
fratsen:: stadse ~: s˙rt-p˙rt {S} ("stad-gekheid": de negatieve kijk die plattelandsbewoners op stadsbewoners hebben).
fraude:: idevlazzos {A}, cjestovliy {C}, vlass-cjestovliy {C}; (=geknoei) vlass-g˙tt {C}; (=verschrijving: eufemisme voor vervalsing om belasting te ontduiken) toidenotos {A}.
frauderen:: idevlazze {K}.
frauduleus:: idevlazziy {I}.
freewheel:: (v fiets) kir-trôchâ {C}.
frequent:: (vaak plaatsvindend) lâc˙rs {I}, frecent {I} (schr).
frequentie:: frecenšo {C}.
fresco:: fresko {C}.
Freya:: (Germaanse godin) Fr˙ja {N}.
friemelen:: (=frutselen) friylpe {U}; (=prutsen) pitstice {U}.
fries:: (bouwkunst) frisa {C}.
Fries::
Friesland:: Fryslandes {G}.
Friezin:: Fryslanda {Cef}.
fris:: (=vers) zâm {I}; (schoon en helder) nopa {I}; (=fit, in goede conditie) hirt {I}; (erg koel) frot {I}; ~ zijn: frote {U}; (zuurstofrijke lucht, niet bedompt) fôrsiy {I}; »gezondheid.
frisdrank:: sôft {S}.
friseertang:: cűrle-tânk {C}.
frisjes:: (luchtig, niet benauwd) b˙a {I}.
frituurvet:: tjonde-rôsiy {S}.
frons:: (gefrons) frontaos {C}.
fronsen:: frontae {K}; »wenkbrauw.
front:: (leger) krura {C}; (voorkant) furtovap {C}; (weerkundig) frônt {C}.
fruit:: belk {S}; groente en ~ (eetbaar plantaardig): sipót {C}; gedroogd ~: Mari-belk {S}.
fruitboom:: (=vruchtenboom) tobelk˙ {C}, belks-vildul {C}.
fruitig:: (smaak v wijn) lâbelkor {I}.
fruitvliegje:: belk-zôler {C} (L. Drosophila funebris).
frustratie:: répâxos {A}.
frustreren:: (=tegenwerken) répâxe {K}.
frutselen:: (=friemelen) friylpe {U}.
fuif:: (feest) pramt {C} (pop).
fuifnummer:: (persoon) pramt-larder {C} (pop).
fuik:: reltakô {C}.
fuiven:: (feesten) pramte {U} (pop).
fulmineren:: ~ tegen: fűlminere tygtja |..˙je| {U}.
functie:: fűnkšo {C}.
functioneel:: fűnkšonela {I}.
functioneren:: fűnkšonere |..˙je| {U}.
functionering:: fűnkšoneros {A}.
fundament:: (lett: =fundering) fűnderos {C}, stent {C}; (fig: =basis) stala {SC}.
fundamenteel:: fűndamentela {I}; (fig: basis•) stafiy {I; [mv=enk]}.
funderen:: (lett) fűndere |..˙je| {K}.
fundering:: (lett: fundament) fűnderos {C}.
funest:: ményte {I}; (noodlottig) jéft {I}.
fungeren:: ~ als: eaquppűe |wa..| {K; gst= eaquppűt}.
fungering:: eaquppűos |wa..| {A}.
fuseren:: smelte {Upr}.
fusie:: smeltos {C}.
fusillade:: tjel-revos {C}.
fusilleren:: tjel-reve {Krs}.
fust:: (vat: vrnl voor drank) dâm {C}.
futiel:: (=nietig) flâjűtiy {I}.
futiliteit:: (=nietigheid) flâjűter {C}.
futuur:: (taalk) futuriy {I}.
fuut:: litôter {C} (L. Podiceps cristatus); "moeras~" (fuut-achtige moerasvogel, zonder kuif): flechâ-ur-klavior {C; mv= flechâs-ur-klaviors} (L. Podiceps clavius).
fysiek:: froâp {I}.
fysiotherapeut:: frotiyneren-teraputer {C}.
© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DICTIO