Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans
Spokaans—Nederlands A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Nederlands—Spokaans
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
Ga direct naar Feslosos ...
Ga naar alles hierna
4S:: {afk} |fârés| »Sentrala Spooksoliy Strâle Systemm.
F:: {afk} »fôt.
fa:: {mv} »fe.
F.A.:: {afk} (= fes »avyro).
fâ:: {C} fa (muzieknoot).
faana:: {C} fauna.
Faana:: {N} "Fauna" (Bergparel-hotel in Crobela); .
FaBe:: {afk} »Fabrokaliyto-benc.
fabel:: {C} fabel.
faboh:: {C} bies (versieringsrand).
Fabonier:: {G} (stad in Ziyp); (DOM 178-179).
fabrikašo:: {C} fabricage.
fabrikast:: {C} fabrieksarbeider.
fabrisere:: |..ÿje| {K} fabriceren.
fabriserer:: {C} fabrikant.
fabriseros:: {C} fabrikaat, makelij; fes tildâ ~: van slecht fabrikaat; fes ef frakas ~: van Franse makelij.
fabritiyn:: {C} fabrikaat.
fabriyk:: {C} fabriek; werkplaats.
fabro-efanty:: {C} arbeiderskind (kind uit een arbeidersmilieu).
fabrokaliyto:: {C} industrie[gebied] (met meerdere bedrijven).
Fabrokaliyto-benc:: {N} (afk= FaBe) "Industriebank" (bank te Bôrâ); .
fabrokiy:: {C} fabriek.
fabrošark:: {C} industrieland, geïndustrialiseerd land.
fabrosÿr:: {C} fabrieksstad, industriestad.
Fach:: |facc| {G} (stad in Bloi); (DOM 148).
fado:: {C/S; mv= fadôe} fado (Portugees lied).
fadôe:: {mv} »fado.
Fâðyrvef-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Logono); .
faelgare:: {K} bezwijken voor.
faelge:: {U} bezwijken.
faelgest::
fafine:: {K} ef ~ eft wâriy: eraf komen met een standje; ef ~ ef travÿ: met de schrik vrijkomen.
Fâga:: {F/M}.
fâgare:: {U} samenhangen; één geheel vormen.
Fâgee:: {F}.
fâgo:: {C} verband, samenhang; eft ~ yargeloh: een verband/samenhang tussen; ef riffe eft ~ yargeloh: een link/verband leggen tussen; fes ef hupster terat ~: binnen/in een groter verband.
fâgoe::
fâgoiy:: {I} samenhangend.
fâgôtexa:: {C} dienst (trein, bus ed); verbinding (trein, telefoon ed).
fâgótiy:: {I} coherent.
fa'ileldâ:: {C} veeteelt.
fa'i-medikiy:: {C} veearts.
faine:: {I} vol vee, met [veel] vee; eft ~ blufk: een weiland vol vee.
fa'i-râc:: {C; mv= ..-rec} veerooster.
fa'i-rec:: {mv} »fa'i-râc.
fa'i-stovy:: {C} veemarkt.
Fa'i-stovy:: {N} (restaurant in Tarina); .
Fait:: {M}.
faitiyn:: {C} stuk vee.
faitt:: {rs} »fa'i.
fa'i-vycc:: {S} voederwikke (plant) (L. Vicia sativa).
faja:: {C} franjepoot (vogel) (L. Phalaropus); ligt ~: rosse franjepoot (L. P- fulicarius); zutter ~: grauwe franjepoot (L. P- lobatus).
fâjâf:: {I} zoet (reuk).
Fâjas:: {F}.
Fajiyn:: {J}.
Fajjite:: {M}.
Fakliy:: {G} (riviertje van Racôn-meren naar Klinnÿr-delta); .
Fakliy-clamiða:: {G} (moeras aan zuidrand v Ÿrofly-meer); .
fâkom:: {C} bruut, gemene vent.
fâkomm:: {I} gemeen, min, laag.
fâkomm-cartôlk:: {C} aardappelbovist (paddenstoel) (L. Scleroderma citrinum).
fâkomm-champenôn:: {C} carbolchampignon (L. Agaricus xanthoderma).
fâkomme:: {U} gemeen zijn.
fâkomm-koibrer:: {C} giftige satijnzwam (L. Entoloma sinuatum).
fâkomm-missis:: {C; mv= ~a} gewone krulzoom (giftige paddenstoel) (L. Paxillus involutus).
fâkomm-missisa:: {mv} »fâkomm-missis.
fâkommos::
fâkomm-perselle:: {S} hondspeterselie (L. Aethusa cynapium).
fâkomm-slaja:: {S} gifsla (L. Lactuca virosa).
fakultiy:: {C} faculteit (vrnl op universiteit).
fâl:: {C; mv= fele} geval, feit; ef melde ef ~: het geval zijn; pana nert melde ef ~ lóf ef zerfefes: dit is op dit moment niet het geval; ja fele: van geval tot geval; per geval.
Fala:: {F/J}.
fale::
fâle::
Falebo:: {G} (stad in Plefô).
Falebo-krum:: {C} "Falebo-boog" (verbindingsboog tussen de autowegen M33 en M2, waarvan de aanbesteding en aanleg vanwege fraude en corruptie veel aandacht in de media heeft gekregen); .
Falebo Togrumÿ-fabrokiy:: {N} "Falebo Snoepwarenfabriek"; .
falecs:: {C} holle boomstam.
falede::
faledos:: {C} beslissing, het beslissen.
fâlesót:: {I} (lett) gebrekkig.
Falessa-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Ðebantiy); .
falétt:: {C} beslissing (onherroepelijk); ef putte eft ~: een beslissing nemen; ef ~ monslenpe ne'âma piti kirro, den prate: er blijft voor ons niet veel anders over dan te vertrekken; er blijft niet veel anders over dan dat we vertrekken; (piti eist hier pv 1niv).
faliyno:: {C} wandaad.
Falja:: {M}.
Falja Kômba:: {N} (titel toneelstuk); .
Fâlklanda:: {Cef} Falklandse vrouw.
fâlklandes:: {IIef} Falklands (bv).
Fâlklandes:: {G} Falklandeilanden.
Fâlklando:: {Cef} Falklander.
Fall:: {G} (dorp; gemeente Piroes).
fallare:: {K} ~ flj: struikelen over iets.
falle:: {E} struikelen; ~ kura flje: struikelen over iets.
fallos:: {C} gestruikel, struikelpartij; ef farte fes ~: in de problemen zitten.
Fall-Zverosta:: {N} (station).
fâlmpare:: {K} kneuzen.
fâlmparos:: {C} kneuzing.
fâlmpe:: {K} (lett) uitknijpen (tube); (fig) afkammen, neerhalen (kritiek leveren).
fâlmpos:: {C} afkamming, neerhaling.
fâlmpošo:: {I} doornat, drijfnat.
Falo:: {F}.
Falônyniy:: {F}.
falos:: {C} het vaal-zijn, vaalheid.
fâlos:: {A} het in gebreke blijven.
falot:: {C; mv= falôte} (arch) volksfeest, feestelijke jaarmarkt.
falôte:: {mv} »falot.
fâlsafiy:: {C} valsheid in geschrifte.
fâlse:: {K} vervalsen.
fâlsifiere:: |..ÿje| {K} falsificeren (de valsheid/onjuistheid aantonen).
fâlsiy:: {I} vervalst.
fâlsos:: {C} vervalsing.
Fâlsta:: {F/M}.
fâlste:: {U} overslaan (v stem); met falsetstem praten/zingen.
fâlstos:: {C} falsetstem.
Faly:: {J/M}.
Faly Mahôgge:: {F}.
Falynne:: {M}.
falÿs:: {C} geweten; fes ten ~z: onder vier ogen.
Falyssa:: {F/M}.
Falyssa-plâkomÿ:: {N} (autotunnel onder het Amahagge-kanaal in Amahagge); .
Falyt:: {J} (Peg).
Fama:: {M}.
fâmašen:: {C} »fârmašen.
fâmasuticiys:: {Cmv} »fârmasuticiys.
fâmasy:: {C} »fârmasy.
fame:: {K} (lett) omvatten, omsluiten.
famelira:: {I} volslagen, volledig; alom, overal, rondom.
fameqummert:: {I} volmaakt (v uiterlijk); volkomen geschapen.
fameqummertiy:: {A; mv=enk} volmaaktheid.
Fameto-belt:: {G} (dorp; gemeente Fameto-Toliy).
Fameto-Toliy:: {G} (stad in Munt).
famila:: {C} familielid; do melde ~ armt gress: hij is familie van mij; óps melde ~s armt do: zij zijn familie van hem.
familaa:: {C} vrw familielid.
familijâ:: {C} gezin.
familijâ-quanka:: {C} achternaam (in Spok: de meestal dubbele achternaam, gedragen door de ouders en hun kinderen); »fatasôr-quanka; .
famiyn:: {C} hongersnood.
Famon:: {G} (stad in Jelafo).
famos:: {C} omvatting, omsluiting.
fâmpe:: {K} (fig) [voort]vloeien uit.
famyl:: {C} gezinslid.
famyliy:: {C} (arch/plechtig) familie.
fân:: {VZ} (betrekking) [bestemd] voor, aan; dena pamel melde ~ tu: dit cadeautje is voor jou; eft riffô ~ mimðer: een bron van ellende; ~siyn: voor mezelf, voor zichzelf (enz); gress lelperravy eft fittas ~siyn quandro: ik wil een middagje voor mezelf hebben; óps wencate ef kôbotofs ~siyn: ze houden de zondagen voor zichzelf.
Fanáj:: {F}.
fanare:: {K} het hoofd bieden aan (trotseren).
fanatiyc:: {I} fanatiek.
fânche:: {K} aanspreken, aanklampen.
Fandare:: {F}.
Fandare-oftian:: {W} (stadswijk in Hirdo); .
Fandrik:: {J}.
fâne:: {I} zonder schuilmogelijkheid; eft ~ jakâm: een kaal veld waar men niet kan schuilen; »fen.
Faniy-fonis:: {G} (inham in oostkust v Ben bij Riysbo); .
Fanoos:: {M}.
fanos:: {A} opvang.
Fanos furt Ideseeretters een Qukiy-venders:: {N} (afk= FIQ) "Opvang voor Daklozen en Verslaafden" (landelijk opererende stichting, hoofdkantoor in Liyrotyka); .
fanreg:: {C} vaandrig, kornet; .
fansért:: {C} opvangcentrum, opvangtehuis (voor zwervers, verslaafden ed).
Fân Spooksoliy nert ef exit mintof Brexit:: {N} (titel ve rapport); .
Fantin:: {F/M}.
'fanty:: {C} kindje lief, mijn kind (aanspreekvorm); »efanty.
'fantymip:: {C} (pop) kinderboek; »efanty-mimpit.
fanûme:: {K} do ~ ef pyrf: wat hij doet is ongeoorloofd.
Faôs:: {J}.
Faôstiyf:: {N} (voormalige boerderij; gemeente Lor); .
Fâpsiy:: {J}.
fâpt:: {I} onafhankelijk; vrij[staand] (huis); vrij (beroep).
faqulah:: {C} gehemelte (in mond).
fâranty:: {C} vierling; (= »fâr + »•anty).
faras:: {BT} (tijdsbepaling in mv; arch) als, wanneer, dat; mics terrats, ~ do prate: alle dagen als/dat hij vertrekt; »fara.
Faremoe:: {G} (stad in Jelafo).
Fârees:: {afk} »Fâr-S.
Fârfâf:: {G} (dorp; gemeente Šeftaliy).
Fârfâf-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Šeftaliy); .
fârfug:: {C} viervoetig dier.
Fârga-korda:: {N} (Erg kerk bij Manes-Fârg; gemeente Klalbâ); .
fârgrup:: {C} kwartet[spel] (kaartspel).
fârgrupmerre:: {U} kwartetten, kwartet spelen.
fârgrupmert:: {C} kwartetspel.
fârhent:: {C} quatre-mains.
fâr-herteliy:: {I} viermaandelijks; elke vier maanden.
Fariniy:: {G} (dorp; gemeente Polefi-Jariâlo).
Fariniy-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Xalâs); .
fârklan:: {C; mv= ..klâne} quad (motorfiets/bromfiets op 4 wielen).
fârklâne:: {mv} »fârklan.
fârlaf:: {C} vierhoek; viersprong.
fârmakologise:: {I} farmacologisch.
Fârmakologise Museem:: {N} (museum te Hirdo); ; (DOM 208).
fârmašen:: {C} apotheker; apotheek.
fârmasuticiys:: {Cmv} farmaceutica, geneesmiddelen.
fârmasy:: {C} farmacie, leer van de geneesmiddelen.
Fârmirras:: {G} (dorp; gemeente Lostô).
fâroer:: {IIef} Faeröers (bv).
Fâroer:: {G} de Faeröer.
Fâroera:: {Cef} Faeröerse vrouw.
fâroerise:: {C} Faeröers (taal).
Fâroero:: {Cef} Faeröerder.
faroft:: {VG} (vergelijking) alsof; do farte, ~ do yspe: hij loopt alsof hij dronken is (maar hij is niet dronken).
farr:: {C} beurs (tentoonstelling ed).
Fâr-S:: {afk} »Sentrala Spooksoliy Strâle Systemm.
fârsa:: {TW} veertig (rekenkundig).
Fârseerts:: {G} (dorp; gemeente Acabra); (DOM 122).
fartarvende:: {U} voorbijlopen.
fartatt:: {I} begaanbaar.
fartâzjet:: {I} doorlopend, aanhoudend, constant, voortdurend, onophoudelijk.
•-farte:: {SX.c > c} vooruitgang van; ontwikkeling van; (bijv) ef tegniyc-farte: de vooruitgang van de techniek; ef veldur-farte: de evolutie van de mens.
farte-armt:: {U} oplopen, stijgen (temperatuur, stemming); tot een climax komen.
farte-cor:: {K} omverlopen.
farte-ðô:: {K} aflopen (v weg; door stad).
Fârteekôšeðy:: {F}.
farte-fes::
farte-hups:: {U} hollen, hardlopen.
farte-kaf:: {K} (lett) oplopen, omhooglopen naar.
farte-kestenn:: {K} omverlopen.
fartelira:: {I} geliefd, veelgevraagd, populair.
farte-minkÿr:: {K} (lett) [achter]nalopen; (fig) bijbenen.
farte-mip:: {K} uitlopen (tot het einde toe lopen); do farte-mip pijâ ef mirra: hij loopt de straat geheel uit.
fartere:: {U} gaan, lopen (v gebeurtenissen ed); ef ~ tildâ: het loopt slecht af; het gaat slecht.
fartetat:: {C} looplamp.
farte-tijâ:: {E} weglopen.
farte-tÿrt:: {U} (lett) teruglopen.
farte-vrôk:: {SC} loop, gang; wijze van lopen.
farte-zléf:: {U} buiten adem raken.
farte-zurreros:: {C} levensduur (hoe lang iets meegaat).
Farth:: {F}.
Farthing:: {F} (Eng).
Farth & Rusen:: {N} (grote fabriek voor pap-, zuivel- en graanproducten, te Milbo); .
fârtimiy:: {C} viervoud.
fartirare:: {K} afleggen, doorlópen (v weg of traject: lett/fig).
fartmešane:: {U} komen aanlopen, eraan komen.
fâr-tofiy:: {I} vierdaags (vier dagen durend).
fartole:: {K} (fig: veel bezoeken) plat lopen; ef entrafers ~ ef sÿrt: de toeristen lopen de stad plat; (= »farte + »ole).
fartos:: {C} het lopen; loop (v rivier); verloop, gang van zaken; cursus.
Fartos:: {G} (beek; gemeenten Ðark en Zekon); .
fartos-armt:: {C} stijging (temperatuur, stemming); het tot een climax komen.
fartos-cor:: {C} dooddoener, nietszeggend argument.
fartos-fes:: {C} het binnenlopen; receptie; "open house".
fartos-hups:: {C} gehol, geren.
fartos-minkÿr:: {C} achtervolging (te voet).
fartos-tÿrt:: {C} terugkeer.
fâr-zemperiy:: {I} vierjaars (vier jaren durend); vierjarig (vier jaar oud).
fas:: {C} fase, stadium.
Fâs:: {F}.
F.A.S.:: {afk} »Feslosos furt Akalbinâk-Stÿrðos.
fâsahe:: {C} (dl= Liftka) gevel, façade; »fâsatt.
fâšâm::
fâsanta:: {C} fazant (L. Phasianus colchicus).
Fâsanta-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Šeftaliy); .
fâsantatiyse:: {C/S} fazant (als voedsel op tafel).
fâsantiyse:: {C/S} (spr) fazant (als voedsel op tafel); »fâsantatiyse.
fâšatjen:: {C} begunstiger.
fâsatt-plâciy:: {C} gevelsteen.
fasett:: {C} facet.
fâše:: {K} begunstigen.
fasesmiy:: {C} fascisme.
fâshâc:: {C} werkterrein (alle betekenissen).
fâšon:: {C} mode (vrnl kleding) âfry ef ~: in de mode; vluf âfriye ef ~: uit de mode.
fâšon-bloos:: {C} modeshow.
fasonn:: {SC} fatsoen.
fâšos:: {A} begunstiging.
•fâsto:: {SX > c; mv= •fâstôe; rsmv= ~tt} •stof, •kleed, •doek, •textiel; (bijv) kelbrafâsto: tafelkleed; pazzofâsto: grondzeil; xobinifâsto: tentdoek, [stevig] doek; lap.
•fâstôe:: {mv} »•fâsto.
•fâstott:: {rs} »•fâsto.
fatâl:: {SC} noodlot.
fatasôr:: {C} familie.
fatasôr-quanka:: {C} familienaam (in Spok: een vd namen ve meestal dubbele achternaam, zoals in de familie v hetzij de man, hetzij de vrouw, wordt doorgegeven); »familijâ-quanka; .
fatlone:: {E} stekelige opmerkingen maken.
fatlonos:: {C} stekelige opmerking.
fatôða:: {C} experiment, probeersel; dat wat uitgeprobeerd wordt.
fatôða-zurt:: {III} na enige tijd.
fatôðiy:: {I} doortastend (persoon).
fatte:: {K} markeren; van een merkteken voorzien.
fatter:: {C} markeerder.
fattos:: {C} merkteken, markering.
fa'uke:: {K} verdelgen (ongedierte, onkruid).
Fausto:: {J} (Spa).
fâx:: {C; mv= ~es of regelm.} (afk= fx of fx.) fax.
Fâx-eka:: {G} (dorp; gemeente Vel).
fâxes:: {mv} »fâx.
Fâx-gre-môjôl:: {N} (molen aan de rivier Krappa; gemeente Quua); .
Fâx-pônt:: {N} (brug bij Fâx-eka over de Krappa); .
fâx-zâlbinase:: {K} per fax verzenden.
fb:: {afk} »februy.
f.b.f.:: {afk} (= fes belt »fort).
f.c.z.:: {afk} (= fes ef »cijazut zerfe helkara).
Fdángeftr:: {F} (Gar).
Fea-helmy:: {G} (grot; gemeente Sa Crono); .
feb:: {afk} »februy.
febbe:: {C} koorts.
febbexéxâm:: {S} moederkruid (L. Tanacetum parthenium).
februhertel:: {C} (arch) februari.
februte:: {rs} »februy.
februy:: {Cef; rs= februte} (afk= fb of feb) februari.
fe-byt:: {C} oorvijg.
fécaliy:: {I} fecaal.
fecc:: {S} (soort Spaanse peper).
féces:: {S} fecaliën.
Fecyrre:: {J}.
FED:: {afk} »Feslosos furt Ef Dadôcs-zollos.
federašo:: {C} federatie.
fedre:: {C} veer (v vogel); stus gissecû ef ~s: het is doodstil.
fedre-âspers:: {C} pluimasperge (kamerplant) (L. Asparagus plumosus).
fedre-belps:: {Cmv} pluimvee.
fedre-krutt:: {C/S} plônsor ~: aarvederkruid (L. Myriophyllum spicatum).
Feelix::
Feelix-Nutter:: {N} (tankstation langs de M33; gemeente Kurriy); .
Feelix-Zutter:: {N} (tankstation langs de M33; gemeente Kurriy); .
Feenn:: {F}.
Feennklarbÿr:: {G} (dorp; gemeente Gret).
Feeršâf:: {G} (dorp; gemeente Sinto-Hanâ).
Feertupiyre:: {F}.
f.e.g.:: {afk} (= fes ef »gisa).
fegg:: {I} veeg; netelig; bijna dood.
fék:: {C} klootzak, kluns, klungel.
fe-kâla:: {C} oorbel, oorhanger.
fe-kelg:: {C} oorschelp.
FEL:: {afk} »Depârtemen furt Fesdu-Tiyns ur Lydos-nâs-vobaros.
félclare:: {K} ~ pai: voorafgegaan worden door; volgen op; ef wuxos-furt ~ pai eft dia-megg: de lezing wordt voorafgegaan door een diavoorstelling = de lezing volgt op een diavoorstelling.
félcle:: {K; gst= félt} voorafgaan aan.
félclos:: {A} het voorafgaan; âfry ef ~ (afk= â/f): dienovereenkomstig.
feld•:: {wst} »feldre.
feldariy:: {C} kast.
Feldariy::
feldariye:: »feldarye.
feldariy-krur:: {C} wandmeubel (hele kamerwand bedekkend).
feldarye:: (feldariye) {K} verbergen.
felðe:: {OV} (vaak ironisch/onverschillig/minachtend)
feldre:: {U; gst= felt; wst= feld•} zitten, gezeten zijn; (fig) zetelen, gevestigd zijn (v instantie, kantoor); ef FYSP, ~lira ber Gÿrô: de FYSP, gevestigd/zetelend in Gÿrô; armt dena glûfiy ef melde mesÿa den ~lira ber Hirdo: voor dit bedrijf is het interessant om in Hirdo gevestigd te zijn; (fig) ef nert ~ jelp furt flj: niet zitten te wachten op iets (fig); ~-tûe: ga zitten.
feldrelira:: {tdw} »feldre.
feldre-tiyn:: {C} zitvlak (met nadruk op zitten).
feldriy:: {I} zittend (leven).
feldros:: {C} het zitten.
feldu:: {C} (arch) stoel, zetel; »ferdu.
Feldy-ef-Vetera:: {G} (dorp; gemeente Kanea).
fele:: {mv} »fâl.
féle:: {U} zich voortbewegen; rijden.
felec:: {gst} »flectre.
felec-kura:: {gst} »flectre-kura.
Felex:: {J} Felix.
felisitašo:: {C} felicitatie, gelukwens.
felisitere:: {K} feliciteren, gelukwensen.
FelixFôrs:: {N} (airconditionings- en luchtbehandelingsapparatuur, te Korif); .
Felnâk-môjôl:: {N} (molen aan de rivier Giyl; gemeente Flepiyi); .
félos:: {C} voortbeweging.
felt::
félt:: {gst} »félcle.
feltegtâ:: {C} bank (eenvoudig, zonder leuningen); (= »feldre + »nregtâ 1).
feltes:: {OV} (vaak ironisch/onverschillig/minachtend)
feltsat:: {C} zitplaats.
felzirde:: {U} hangen (half zitten half liggen); do ~ kura ef bankres: hij hangt op de bank.
fema:: {C; mv= ~s} dame (v gegoede stand).
Femina:: {N}
feminesmiy:: {C} feminisme.
feministise:: {I} feministisch.
Femspo:: {N} (landelijke feministische beweging); .
fen:: {C} boom waaronder men kan schuilen.
Fen::
fences:: {mv} »fenx.
fendriy:: {I; mv=enk} vlot, kittig; niet tutterig.
fendy:: {S} watereppe (plant) (L. Sium); hardlap ~: kleine watereppe (L. S- erectum); svenk ~: grote watereppe (L. S- latifolium); qurrediy ~: waterscheerling (L. Cicuta virosa).
fenelc:: {C/S} venkel (L. Foeniculum vulgare).
feng:: {I} paraat, gereed, bij de hand.
feninner:: {C} feestmaal[tijd]; (= »fenta + »finner).
Fennyst-korda:: {N} (Erg kerk; gemeente Âpô); .
Fennyst-woedenn:: {G} (kloof in noordwestelijke uitloper v Ÿrcô-gebergte); ; (DOM 175).
Fens:: {F}.
fenta:: {C} feest[je]; fes ef ~: op het feest; ef qugle eft ~: een feest geven; (sprkw) ef ~ nert la'yce ef weinô: het sop is de kool niet waard.
Fenta-kôl:: {G} (bergpas in Cÿrofly/Kulano-gebergte; 1055 m hoog, hoogste pas in Spok die met een auto bereikbaar is); .
Fenta-meeg:: {N} "Feestraad" (instelling in Amahagge); .
fentatof:: {C} feestdag (nationaal Spok, waarop niet gewerkt wordt).
fente:: {U} feest vieren.
fenteste:: {K} behalen; met inspanning verwerven; ef ~ eft huch: een overwinning behalen.
fentestos:: {A} dat wat met inspanning verkregen is.
fente-terrats:: {mv} »fente-tof.
fente-tof:: {C; mv= ..-terrats} feestelijke dag, feestdag (in privé-sfeer).
fentiy:: {C} kerk[gebouw] (Erg kerk in Peg).
Fentiy-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Leeserf); .
fentiyfina:: {C; mv= ~s} (vrw lid vd Erg kloosterorde »Sinto-Fentiyf-wâlka).
fentiyfinas:: {mv} »fentiyfina.
fentiyfino:: {C} (mnl lid vd Erg kloosterorde »Sinto-Fentiyf-wâlka).
Fentiy-fÿtafiy Dur:: {N} (kroniek uit 1423; een afschrift uit ca. 1580 wordt bewaard in het Fentiy-klooster in Leeserf); .
Fentiy-Husof:: {N} (»šarkdomenn bij Manes-Toniys; district Litii); .
Fentiy-Leeserf:: {G} (dorp; gemeente Leeserf).
Fentiy-seert:: {N} (bewoond kasteel op šarkdomenn Leeserf-Lassos); .
Fentiy-ses:: {G} (stuwmeer in district Litii); .
Fentiy-ses-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Leeserf); .
Fentiy-Trus-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Trus); .
fento:: {I} feestelijk.
fentômhûls:: {C} feestkleding, feestelijk gewaad; (= »fenta + »ômhûls).
fenx:: |X| {C; mv= fences} [wind]vlaag.
fenx-ÿc:: |X| {C} windeik (klein soort eikenboom) (L. Quercus maritima).
feqr:: {afk} (= fes ef »quanka rifo).
fer:: {C} worm; blotter ~: blauwe regenworm (L. Octolasium cyaneum); mindefit ~: rode regenworm (L. Lumbricus rubellus).
fera:: {I} fier, trots, groots.
féra:: {I} fel; eft ~ buros: een felle brand.
Ferâgta-helmy:: {G} (grot; gemeente Quobenta); .
Ferâgt-clamiða:: {G} (moeras rond samenloop v Ÿrlaâgchÿ en Kjoep); .
Ferâgt-nûrcus:: {N} (voetveer op de Kjoep); .
Ferâgt-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Quobenta); .
féra-mesâ:: {I} felgroen.
Ferašâ:: {G} (eilandje in Pûlpoem-meer, in Hirdo); .
ferbiy:: {I} afwisselend.
ferbjare:: {K} (fig) schakeren.
ferbjaros:: {A} schakering.
ferbje:: {K; gst= ferp} afwisselen.
ferbjos:: {A} afwisseling.
Fercen:: {F}.
Fercen-korda:: {N} (Erg kerk tussen Tunlâf en Tunfaniy; gemeente Riysbo); .
fer-delperreratjen:: {C} pierensteker (iemand die beroepshalve wormen voor vis-aas opgraaft).
Ferden:: {F}.
ferdu:: {C} stoel; ef feldre kaf ef quista/tildâ ~: het goed/slecht hebben; (oorspr feldu); »feldre.
Ferdu:: {F}.
ferdublef:: {C} stoelleuning; rug van een stoel.
ferdu-lippio:: {C; mv/rsmv= ~nes; rs= ..-lippót} stoelpoot.
ferdu-lippiones:: {mv/rsmv} »ferdu-lippio.
ferdu-lippót:: {rs} »ferdu-lippio.
Ferdwine:: {F}.
fére:: {K} blakeren; fel schijnen op.
ferflappa:: {C} ballpoint, balpen.
ferhertel:: {C} (arch) februari.
feri::
ferk:: {I} afgezaagd; weinig origineel.
Ferken Heles:: {F}.
Ferky-krur:: {G} (50-70 m hoge loodrechte rotswand in Kina); .
Fermenn:: {F}.
fermiy:: {I; [mv=enk]} ongepast.
Fermylen:: {F}.
Fernent::
féros:: {C} blakering; fel schijnsel.
ferp:: {gst} »ferbje.
Ferrðiy:: {G} (dorp; gemeente Kûrânien).
Ferrðiy-belt:: {G} (dorp; gemeente Kûrânien).
ferre:: {C/S} varen (plant); varens.
Ferrs:: {F}.
Ferry:: {N} (restaurant bij het veerhaventje v Mâclajoh); .
ferrÿ:: {C} stal; ef chânege ef ~ miskofas: er geen donder/moer om geven; eup chânege ef ~ miskofas frópjÿ sener efantys: ze geeft geen donder om haar kinderen; ze laat haar kinderen stikken.
ferrÿ-kette:: {K} op stal zetten.
ferrÿtat:: {C} stallantaarn.
fers:: {C} graspol; kluitje aarde.
•fers:: {SX > c} •deur (anders dan ve huis of gebouw); (bijv) kulfers: schuurdeur; slušefers: sluisdeur.
férsa:: {C} (dl= Noord-Ales) dutje.
Fertola-museem:: {N} (museum bij Alertobiy); .
ferviyf:: {C} (soort reukloos lelietje-der-dalen) (L. Convallaria inodora).
Ferwen:: {J} (Peg).
fer-zâror:: {I} wormstekig.
fes•:: {PX.ww > ww} (nieuwe ww'n); »fes; »fes-.
fés:: {DT} »fes 2.
fesaderme:: {E} op adem komen; uitblazen.
FeSaHe:: {afk} »Feslosos furt Sailelira Herita.
fesâlbe:: |fesÂlbe| {K} overrompelen; ef ~ quista: dat treft goed.
fes-âlbe:: |fEsâlbe| {K} (lett) inbouwen.
fesâlbos:: |fesÂlbos| {A} overrompeling.
fes-âlbos:: |fEsâlbos| {C} inbouw.
fesaquonda:: {I} internationaal (waarbij Spok betrokken is: Spok en andere landen); ef ~ côstišerpses rifo Spooksoliy: de internationale belangen van Spokanië.
fešarcess:: {I} binnenlands; (= »fes + »šarcess).
fesare:: {U} (fig) samenvallen.
fesarfine:: {U} ~ lef: bevallen van (een kind).
fesarfinos::
fešark:: {C} binnenland; (= »fes + »šark).
fesaros:: {A} samenvalling, het samenvallen.
fesaxe:: {K} drillen, streng dresseren.
fesaxos:: {C} drilling, strenge dressuur.
fesbarite:: {K} voorstaan, voor de verbeelding staan; gress ~ ef moplariy velk: het ongeluk heugt me nog.
fesbindelira:: {I} restrictief (v beleid).
fesbindos:: {A} restrictie.
fesblaffe:: {K} innen (geld).
fesblaffos:: {C} inning.
fesblôfos:: {A} inzinking, instorting (geestelijk).
fesbône:: {U} (lett) instorten.
fesbônos:: {C} (lett) instorting.
fescašoe:: {K; gst= ..cašot} autoriseren (machtigen, erkennen).
fescašot:: {gst} »fescašoe.
fesceke:: {U/K} inzetten (muziek, lied).
fescente:: {K} ef ~ [ef joiy/hâng/..] lef flj/rst: [plezier/vreugde/..] beleven aan iets/iemand.
feschebae:: |fechebae| {K} intrekken bij; gaan wonen bij (de persoon met wie men zojuist getrouwd is); eup ~ eft kratoer smyl: ze is met een visser getrouwd en gaat nu met hem in een hutje wonen.
fescÿrbatt:: {C} accommodatie.
fesðée:: |..stj..| {K} (lett) afdrukken.
fesðéos:: |..stj..| {C} (lett) indruk, afdruk.
fesðôrce:: |..stj..|
fesdotoje:: {I} binnenste buiten; ef pjôle ~: (iro) jokken.
fesdôxe:: {K} (schr) tegemoetzien; kirro ~ sponûtiym gert qualostiy: wij zien uw offerte met belangstelling tegemoet.
fesdragg:: {gst} »fesdragje.
fesdragje:: {K; gst= ..dragg} herhalen.
fesdragjer:: {C} dat wat herhaald wordt/moet worden.
fesdragjos:: {C} herhaling.
fesdrése:: {K} ~ lef: verrassen op (iets ONaangenaams).
fesdrésos:: {C} onaangename verrassing.
fesdrôme:: {K} ~ rst: tekeergaan tegen iemand, uitvaren tegen iemand.
fesdrômos:: {C} uitvaring, woede-uitbarsting.
fesducupp:: {VZ} (richting) dwars door [heen], in en uit; ef xleg vende ~ ef krur: de kogel gaat dwars door de muur; do farte ~ ef mittus: hij loopt de kamer in en uit.
fesdu-flartolar:: {C} binnenhuisarchitect.
fesduloinor:: {I} introvert.
fesdumotrikiy:: {I} binnensmonds.
Fesdure-city:: {N} (winkelcentrum in Amahagge); .
Fesdure-hôspitalo:: {N} (ziekenhuis in Amahagge); .
fesdu-šark:: {C} binnenland (inwendige deel ve land, ver van de kusten); (meestal in het mv) ef fesdu-šarks: de binnenlanden.
fesdušarkiy::
fesdusért-frenvu:: {C} inhuis-type (boerderijtype waarbij het woongedeelte als een apart huisje in een groot bouwwerk is opgenomen).
fesdusértiy::
Fesdu-Tiyns:: {N} (afk= FT) [Ministerie van] Binnenlandse Zaken.
Fes Ef Fôrestâ:: {F}.
Fes Ef Knurfel:: {F}.
Fes Ef Pârc:: {F}.
Fes Ef Sÿrts:: {F}.
Fes Ef Umyns:: {F}.
fesencâter:: {I} (afkeurenswaardige variant v »feswencâter).
fesencâtiy:: {I} (afkeurenswaardige variant v »feswencâtiy).
fesende:: {K} binnengaan, gaan in; ef smurf, ~lira kirnem: het geld dat bij u binnenkomt (dat u ontvangt); (= »fes• + »vende).
fesenner:: {gnp} »fesenn.
fesennÿr:: {gnz} »fesenn.
fesért:: {I} thuis; in huis; naar huis; do melde ~: hij is thuis; do vende ~: hij gaat naar huis; ef tinde ~: thuisblijven.
fesértelde:: {C} heimwee; (= »fes + »sért + »melde).
fesértindos:: {C} huiselijkheid; (= »fes + »sért + »tindos).
fesértobare:: {U} ~ luft: heimwee hebben naar.
fesértos:: {C} thuiskomst.
fesfartatjen:: {C} immigrant.
fesfarte::
fesfartos::
fe-sfég:: |-svég| {C} oorlel.
fesfiy:: {C} ingang (v kamer, gebouw); (taalk) voorvoegsel, prefix.
fesfóme:: {K} doorsníjden; ef arânka ~ ef jakâm: de spoorlijn doorsnijdt de vlakte.
Fesfôrest:: {G} (dorp; gemeente Jelâ).
Fesfôresta:: {G} (dorp; gemeente Zelzakiy).
Fesfôresta-museem:: {N} (museum in Zelzakiy); .
Fesfôrest-Dâm:: {G} (dorp; gemeente Kneno).
fesfort:: {III} intussen, onderwijl.
fesgabane:: {K} opbrengen (arrestant, schip).
fesgabanos:: {C} opbrenging (v arrestant, schip).
feshajime::
feshajimos:: {A} basering.
feshustae:: {K} honen, smaden.
feshustaos:: {A} gehoon, smaad.
fesitÿr:: {gst} »fesitÿrre.
fesitÿrre:: {K; gst= ..itÿr} ~ [beri/den]: nalaten (iets niet doen).
fesjacie:: {K} (fig) overheersen, overweldigen.
fesjacios:: {A} (fig) overweldiging.
fesjaciy:: {I} overweldigend.
fes-jaletâx:: {C} inkomstenbelasting; .
fes-jalos:: {C} inkomen (zn), inkomsten; fes-jalôsta: inkomsten.
fes-jalos-riffô:: {C; mv= ..-riffós} bron van inkomsten.
fes-jalos-riffós:: {mv} »fes-jalos-riffô.
fesjikate:: {K} (fig) inschakelen; ef ~ ef dekeniy: de rechter inschakelen (een rechtszaak beginnen).
fesjikatos:: {A} (fig) inschakeling.
Fesk:: {F}.
feskafte:: {K} aflossen (schuld).
feskaftos:: {A} aflossing (v schuld).
feskâmpae:: {K} voldoen aan.
feskâmpaos:: {C} voldoening, genoegdoening.
feskettare:: {K} verwelkomen.
feskettaros:: {C} verwelkoming.
feskette:: {K}
feskettos::
feskoffe:: {K} (fig) aangeven (bijzonderheid ed); ef frart ~ den .../..lira: het staat aangegeven dat ....
feskoffos::
fes-koles:: {C} internaat (gesloten instelling).
Fes-koles furt Jo lef Môntyelira Hôfruosz:: {N} (afk= FJomhô) "Internaat voor Moeilijk Opvoedbare Jongeren"; .
feskôlt:: {I} doordríngend.
feskôlte:: {K} dóórdringen, dringen door (water ed).
feskôlte-âp:: {I} nert ~: ondoordringbaar.
feskôltos:: {C} dóórdringing.
feskrur:: {C} binnenmuur, binnenwand.
fesksenpe::
feskvâle:: {K} kwellen, pijn doen.
feskvâlos:: {C} kwelling; iets wat pijn doet.
feslate:: {K} bespieden.
feslater:: {C} bespieder.
feslate-ronter:: {K} verspieden.
feslatos:: {C} bespieding.
feslelde:: {K} inwinnen (inlichtingen).
fesleldos:: {C} inwinning (v inlichtingen).
fesloiniy:: {I} binnenwaarts.
feslose:: {K} instellen.
feslosos:: {C} instantie, instelling, stichting, organisatie; gelegenheid (indien een eigennaam begint met de kwalificatie Feslosos [furt] ..., gaat het om een "stichting" in juridische zin, zoals bijv Feslosos furt Baniylôsta (Stichting voor Fobieën).
Feslosos Chucern Tulÿnn:: {N} "Stichting Ondergronds Tulÿnn" (komt op voor de belangen vd nabestaanden vd mijnramp in 2012); .
Feslosos Ef Wagenrifs:: {N} "Stichting De Wagenmakers" (organiseert alle evenementen in de »Kindisiy Wagenrifâs; in Hirdo); .
Feslosos Ennderur-poerteros:: {N} "Stichting Restauratie Ennderur-kerk" (in Sinto-Leraquen); .
Feslosos furt Akalbinâk-Stÿrðos:: {N} (afk= F.A.S.) "Stichting voor het Beheer van Bezienswaardigheden" (in Tsjech); .
Feslosos furt Baniylôsta:: {N} "Stichting voor Fobieën" (belangenbehartiger voor mensen met een fobie; in Papije); ; (DOM 78-79).
Feslosos furt Dunjes-Zerfosex ef Frints:: {N} "Stichting Vrienden van Dunjes-Zerfos" (strijdt voor het behoud vh museumkasteel »Dunjes-Zerfos; in Floran); .
Feslosos furt Ef Dadôcs-zollos:: {N} (afk= FED) "Stichting voor het Behoud van Ef Dadôcs" (strijdt voor het behoud vh moerasgebied »Ef Dadôcs; in Trendon); .
Feslosos furt ef Frints rifo ef Tâmp-echuh-kipt:: {N} "Stichting Vrienden van het Stoomgemaal" (in Minde); .
Feslosos furt ef Frofâler-rutracciyex ef Kafðobiyros:: {N} "Stichting ter Bevordering van de Mobiliteit van Gehandicapten" (in Hoggebim); .
Feslosos furt ef Mindeoeg Tâmp-gabanos:: {N} (afk= FMT) "Stichting voor het Stoomvervoer in Minde" (exploiteert toeristische stoomtram in Minde); .
Feslosos furt ef Moios rifo Undôxiyn én Ÿrkamÿr Miperters:: {N} (afk= MUŸM) "Stichting voor de Ondersteuning van Veelbelovend en Jong Talent" (in Blort); .
Feslosos furt ef Pegrefiy-krodanaros:: {N} (afk= FPK) "Stichting ter Bevordering van het Pegrevische schrift" (in Zest); .
Feslosos furt ef Tentef-lângâr-kolestiyecÿr kafðobiyros:: {N} (afk= FTLKK) "Stichting voor de Bevordering van het Tweede-taalonderwijs" (in Amahagge); .
Feslosos furt ef Xâxos rifo Spooksoliy Herita:: {N} (afk= XâxHer) "Stichting voor de Instandhouding van Spokanisch Erfgoed" (in Xea); .
Feslosos furt Helten-tolinnosÿs:: {N} (afk= FHT) "Stichting voor Gezondheidsvraagstukken" (in Ies); .
Feslosos furt Industriela Herita-zollos:: {N} (afk= FIHZ) "Stichting voor het Behoud van Industrieel Erfgoed" (in Trondom); .
Feslosos furt Kokecur-kafðobiyros:: {N} "Stichting ter Bevordering van de Kookkunst" (in Gÿrô); .
Feslosos furt Liftkar Elek-fradâsz:: {N} (afk= FLEF) "Stichting voor Oude Elektrische Locomotieven" (in Gaquggee); .
Feslosos furt Mipšarcess-stûdent-cÿrtiyr:: {N} (afk= FMSC) "Stichting voor Hulp aan Buitenlandse Studenten" (in Hirdo); .
Feslosos furt Saile-kâmpos-vlazzos:: {N} (afk= FSKV) "Stichting Zeilkamp-organisatie" (in Tsjech); .
Feslosos furt Sailelira Herita:: {N} (afk= FeSaHe) "Stichting voor Zeilend Erfgoed" (in Tosiy); .
Feslosos furt Tneferdos-Quistos:: {N} (afk= FTQ) "Stichting voor Vreemdelingenwelzijn" (bekommert zich om het lot v mensen die "illegaal" in Spok zijn; in Zest); .
Feslosos furt Yrnula-prodûks ur âs Slojetiyn Poirestâs:: {N} (afk= FYSP) "Stichting Nijverheidsproducten en Ambachtelijke Levensmiddelen" (in Gÿrô); .
Feslosos Olmes Tja Henna-Plas Mert:: {N} (stichting die de belangen v museumkastelen behartigt; vernoemd naar een voormalige landgoedeigenaar; in Xolestajo; .
Feslosos Tumt furt Aniâ:: {N} (afk= TfA) "Stichting Platteland voor Vermaak" (hierbij zijn boerenbedrijven aangesloten die bed & breakfast aanbieden; in Frezzet); .
feslupse:: {K} improviseren (alg, GEEN toneel ed).
feslupsos:: {A} improvisatie (alg, GEEN toneel ed).
feslydare:: {Upr} ~ pai: zich laten leiden door.
fesmannafiy:: {C} schriftelijke volmacht.
fesmanne:: {Kid} ~ kaf: danken aan||wijten aan; gress ~ dena diplomm quista kaf sener gisa: ik heb dit diploma aan mijn ijver te danken; do ~ dena moplariy tildâ kaf sener nerisinariy: hij heeft dat ongeluk aan zijn onvoorzichtigheid te wijten; ef moplariy frart ~ kaf ef zâgnesen lef šâftros: het ongeluk is aan de gladheid te wijten.
fesmannos:: {A} volmacht; kaf eft ~: bij volmacht.
fesmikkelše:: {K} doorzetten, volhouden.
fesmikkelšos:: {A} doorzetting, volharding, het volhouden.
fesmite:: {K} omkopen.
fesmite-smurf:: {S} steekpenning[en].
fesmitos::
fesmiype:: {K} herdenken.
Fesmiype-tostoriyÿ furt Prifjiof Lerdu Beelmânt-Fesk:: {N} (publicatie); .
fesmiypos:: {C} herdenking.
Fesmiypos-knurfelstiy:: {N} "Herdenkingsfontein" (fontein in Husta); .
fesmiypterrat:: {C} herdenkingsdag; herdenkingsplechtigheid.
fesmonche:: {K; gst= ..mont} overreden.
fesmonchos:: {A} overreding.
fesmont:: {gst} »fesmonche.
fesnivelder:: {C} (taalk) tussenwerpsel.
fesnivie:: {K; gst= ..nivit} inlassen, tussenvoegen.
fesnivios:: {C} inlassing, tussenvoeging.
fesnivit:: {gst} »fesnivie.
fesnjebopiy:: {C} binnenscheepvaart.
fesnotos:: {C} factuur, rekening.
fesoaros:: {A} discipline; krijgstucht.
fesoume:: {Upr} ~ luft: zich overgeven aan.
fesovap:: {C} binnenkant, binnenzijde.
fespaine:: {K} ~ flj ón rst: iemand iets toedienen/ingeven (medicijn/voedsel).
fespâre:: |fespÂre| {K} hekel hebben aan; niet mogen.
fes-pâre:: |fEspâre| {K} inhalen, binnenhalen; innemen.
fespâros:: |fespÂros| {A} hekel.
fes-pâros:: |fEspâros| {C} inhaling, binnenhaling; inneming.
fespépe:: {K} grieven; (= »fes + »spépe).
fespépos:: {C} grief.
fesperkoše:: {K} aanstellen, benoemen.
fesperkošos:: {A} aanstelling, benoeming; fes ef ~: in dienst (werkend op een kantoor, bij een bedrijf ed).
fespilde:: {K} indienen.
fespildos:: {A} indiening.
fespilt:: {I} uitgemaakt, beslist, onbetwistbaar.
fesprabare:: {K} onderrichten, instrueren.
fesprabaros:: {C} onderricht, instructie.
fesputtâs:: {C} aannemingsbedrijf.
fesputtatjen:: {C} aannemer (v bouwwerk).
fesputte:: {K} aannemen (v bouwwerk).
fesputtos:: {C} aanneming (v bouwwerk).
fesqugg:: {gst} »fesqugle.
fesqugle:: {K; gst= ..qugg} inboezemen, ingeven; gress nert tiffe, kluft fesquglo ón do frópjÿ ef ÿpainos enn fitaju: ik weet niet wat hem ingaf zoiets te doen.
fesqummerte:: {K} boetseren.
fesquondare:: {K} UITvoeren, EXporteren.
fesquondaros:: {C} UITvoer, EXport.
fesququlâ:: {C} genootschap.
Fesququlâ âst ef Ciulotos:: {N} "Genootschap tegen Bijgeloof"; ; (DOM 87).
fesqurstox:: {I} moedeloos.
fesqurstoxe:: {K} insluiten; ontmoedigen.
fesqurstoxos::
fesquÿe:: {U; gst= ..quÿt} aanblijven (niet weggaan).
fesquÿt:: {gst} »fesquÿe.
f.e.s.r.:: {afk} (= fes ef »sÿrt rifo).
fesrafane:: {K} voorlichten.
fesrafanos:: {C} voorlichting.
Fesrâhe:: {F}.
fesrepp::
fesreppa:: {C} verloofde (vrw).
fesreppe::
fesreppemit:: {C} trouwzaal, trouwvertrek (in grotere Erg kerk).
fesreppos::
fesrigt:: {C} entree[prijs], toegangsprijs; recht van toegang.
fesrumpstjô:: |fesrumstô| {C} binnenruimte.
fesrupke:: {K} waarschuwen.
fesrupker:: {C} klokkenluider (iemand die misstanden openbaar maakt).
fesrupkos:: {C} waarschuwing.
fesšampâe:: {U} ~ tygtja: afwisselen met.
fesšampâos:: {C} afwisseling.
fesses:: {III} in elkaar, inéén.
fes-sókare:: {K} impregneren.
fesstinde:: {K} inschrijven (club, cursus ed); gress sen fesstinda furt eft cômputer-fartos: ik heb me ingeschreven voor/op een computercursus.
fesstindos:: {C} inschrijving (club, cursus ed); ef lelperre eft ~ luft: ingeschreven staan bij.
fesstjecos:: {C} interieur.
fesstrôle:: {U} aangaan (vuur, licht).
fesstune:: {K} uitstaan, verdragen, dulden.
fessÿrtatt:: {I} verstelbaar.
fessÿrte:: {K} verstellen.
fessÿrtos:: {C}
Fes Sÿrts:: {F}.
festamðe:: {K} ~ [fes]: inbedden [in].
festare:: {Upr} blijven steken (lett); ef oto sen ~ fes ef râfs: de auto blijft in de modder steken.
festasse:: {K} besmetten, infecteren (ziekte).
festasser:: {A; mv=enk} besmettelijkheid.
festassiy:: {I} besmettelijk (ziekte).
festassos:: {C} besmetting, infectie.
festass-zrâg:: {vdw} »festass-zrame.
festass-zrame:: {K; vdw= ..-zrâg} ontsmetten.
festass-zramos:: {C} ontsmetting.
feste::
festejône:: {K} verstrikken.
festejônos:: {C} verstrikking.
feste-mimpit:: {C} (pop) draaiboek.
festencate:: {K} stilhouden, stoppen; (= »fest + »wencate).
fester:: {I} binnenste; innerlijk; (binnen een organisatie ed) intern; ef ~ tiyns: (zn) binnenste, ingewanden, inwendige mens.
festfrint:: {C} boezemvriend.
festfrinta:: {C; mv= ~s} boezemvriendin.
fest-giffe:: {K} (lett) opstellen, arrangeren (op een bepaalde wijze neerzetten); schikken (bloemen ed).
fest-giffos:: {C} opstelling, arrangering (lett); schikking (bloemen ed).
festint:: {I} inmiddels.
festjerpe:: {U} flauwvallen.
festjerpe-kors:: {C} iemand die vaak flauwvalt en/of zich vaak aanstelt.
festjerpos:: {C} het flauwvallen; flauwte.
festlénos:: {C} formule, geijkte uitdrukking.
festloine:: {K} ~ kaf: vestigen op (blik, aandacht).
festmer:: {C} remise (bij schaken); onoplosbaar (probleem).
festnese:: {I} naar/in het binnenland; inheems.
Festo:: {J}.
festrekke:: {K} inhouden (v pas, adem, snelheid).
Festruna:: {G} (stad in Bloi).
festšark:: {C} vasteland, continent.
festsolft:: {C} cadans, ritmische beweging.
feststenter:: |festen..| {A; mv=enk} stabiliteit.
feststentiy:: |festen..| {I} stabiel.
fest-tûrgiy:: {I} confectie• (kleding); ~ helbi: confectie[kleding]; ~ kolestiy: "confectie-onderwijs" (gestandaardiseerde onderwijsvorm die in principe voor elke ingezetene in Spok geldt); .
festuberelira:: {I} onweerstaanbaar.
festûrg:: {C} inhoudsmaat.
festûrgiy:: {I} in die mate, zo veel, zo erg; ~ [fitfara]: dermate [dat], dusdanig [dat], in die mate [dat]; do nert melde ~ politiyc-cijaziy: hij is niet in die mate (zo erg) politiek geëngageerd (bijv vergeleken bij iemand anders).
fest-verestâ:: {C} beroepsleger.
fe-stylf:: {I} onhoorbaar.
fest-yplemeriy:: {I} onlosmakelijk verbonden; inherent.
fesubere:: {K} opnemen, tot zich nemen; opnemen (v geld bij bank).
fesuberos:: {C} opname (v geld, bij bank).
fesuberos:: {A} opneming, totzichneming.
fesucjyfe:: {U} inhalig zijn.
fesucjyfos:: {A} inhaligheid.
fesuff:: {gst} »fesufne.
fesufire:: {K} binnen-/inrijden.
fesufne:: {K; gst= ..uff} beoefenen.
fesufnos:: {C} beoefening.
Fes Umyns:: {F}.
fesveve:: {K} ~ tjâg: (fig) doorspekken met, larderen met.
fesveviy:: {I} verweven; ef glûfiys melde ~n jÿrs cômeršela armt wâlkân: de bedrijven zijn commercieel innig met elkaar verweven.
fesvevor:: {I} ~ tjâg: doorspekt met, gelardeerd met.
feswencâter:: |fesencâter| {A} onverwoestbaarheid.
feswencâtiy:: |fesencâtiy| {I} onverwoestbaar.
fesxijera:: {C} "binnenkust" (de kusten langs de grote zeestraten tussen de Spok eilanden, dus alles wat geen oceaan is).
fesÿrôme:: {K} (geestelijk) bewerken, beïnvloeden.
fesÿrs:: {C} innerlijk.
feszâlbinasos:: |fesâ..| {C} inzending (wat ingezonden is).
feszâmpe:: |fesâ..| {K} bevolken; voorzien van mensen.
feszâmpos:: |fesâ..| {C} het bevolken; het voorzien van mensen.
feszloffos:: |feslo..| {A} voorbehoud.
feszolle:: |feso..| {K} sparen (geld); ~ frópjÿ flj: sparen voor iets (om het te kunnen kopen).
feszolle-benc:: |feso..| {C} spaarbank.
feszolle-nota:: |feso..| {C} spaarrekening (bij bank); smurf fes eft ~: geld op een spaarrekening.
feszoller:: |feso..| {C} spaarder.
feszolle-register:: |feso..| {C} spaarbankboekje.
feszollos:: |feso..| {C} het sparen.
FET:: {afk} »Depârtemen furt Fesdu-Tiyns.
FET TC:: {N} (uitgeverij in Tsjech); .
fetôce:: {E} ~ fes: toespelingen maken op.
fetôcos:: {C} toespeling[en].
fett:: {mv} »fÿt.
fette:: {E} aanzetten (vet maken).
fetu:: {C} tapijt.
Fetu:: {G} (rivier van Cjoefen-gebergte naar de Krappa); .
Fetu-arâbes:: {W} (buurtschap); .
fetuer:: {C} stoffeerder.
Fetu-klarbÿr:: {W} ; (DOM 66).
Fetu-pleko-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Blort); .
fetus:: {C} foetus.
Fetu-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Blort); .
feûle:: {K} smeren (olie op assen ed).
feûleren:: {C} smeersysteem.
feûlol:: {S} smeerolie.
feûlos:: {S} smeersel (olie en vet).
feûlos-tiyt:: {I} zoetsappig.
feûlÿ:: {C} smering, smeersysteem.
Feuni:: {G}
Feuni-blufk:: {N} (tankstation langs de M7; gemeente Feuni); .
Feuni-vallinrân-môbâriy:: {N} "Monument voor de Slag bij Feuni" (monument; gemeente Feuni); .
Feutâm:: {G} (stad in Jelafo).
Feuty-belt:: {G} (dorp; gemeente Côs).
Feuty-lofipana:: {N} (Peg paleis bij Sinto-Feuty); .
Fexa:: {G} (stad in Munt).
fexâe:: {K} verguizen.
fexâos:: {A} verguizing.
f/f:: {afk} (= fara »fÿt).
f.f.:: {afk} (= fara »fÿt).
FFSA:: {afk} »Foundation for Foreign Students' Aid.
FHT:: {afk} »Feslosos furt Helten-tolinnosÿs.
fianites:: {I} ef melde ~: met mensen van hogere stand omgaan; in betere kringen verkeren; eft mynall melde eft ~ blof âst eft rót: een mynall is een paard van hogere afkomst dan een trekpaard; (sprkw) tu chaquinde mip ~: de beste stuurlui staan aan wal.
fianites-oaroamiy:: {I} salonfähig (taboe doorbreken; sociaal acceptabel).
ficc:: {C} kreng, kadaver (dierenlijk); dode bloem/plant/boom (alles wat dood is, behalve een mens).
Ficrynne::
Ficrynne-Kents:: {G} (voormalige Erg commune; gemeente Matarija); .
Ficrynne-korda:: {N} (Erg kerk bij Post); .
Ficus carica:: {N} (studentensociëteit in Hirdo); .
Fidela:: {J}.
fidjiy:: {IIef; mv=enk} Fijisch (bv).
Fidjiy:: {G} Fiji.
Fidjiyna:: {Cef} Fijische vrouw.
Fidjiyny:: {Cef} Fijiër.
Fietrich:: {J}.
Fietso:: {G} (stad in Ales).
figuro:: {C} figuur.
FIHZ:: {afk} »Feslosos furt Industriela Herita-zollos.
Fijaker:: {J} Fiaker.
fijanta:: {S} (dl= Noord-Jelafo); »fijânta.
fijânta:: {S} vlees (om te eten); (sprkw) ~ ðÿm râns melde eft ðiynk šâm frâns: (bij vlees hoort een goede saus).
fijânta-fa'i:: {S; rs= ..-faitt} vleesvee (vee bestemd om te eten).
fijânta-kerna:: {C} vleesgerecht.
fijânta-toba'efrosÿ:: {C} vleessnijstel (mes en vork om vlees mee te snijden, echter NIET om mee te eten).
Fijânta-trijos:: {N} "Vleeskeuring" (voormalige keuringsdienst voor vlees, vleeswaren en vis; in Gralkrich); .
fijânta-xizje-siyclo:: {C} vleesverwerkende industrie (v slachthuis tot vleeswarenfabrieken).
fijânter:: {C} carnivoor, vleeseter (dier); iemand die erg van vlees houdt.
fijântiy:: {I} vlezig; op vlees lijkend.
Fijosiy:: {F}.
Fijosiy-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Amejo); .
fikšo:: {C/S} fictie.
fikteff:: {I} fictief.
Fil:: {afk} »Filemôn.
filadelfiy:: {C/S} boerenjasmijn[struik] (L. Philadelphus coronarius).
filago:: {S} Duits viltkruid (L. Filago vulgaris).
filâsto:: {C} verbindingsstreepje (-) (in Spok scheidbaar samengestelde woorden, zoals in fijânta-kerna).
Filemôn:: {N} (afk= Fil) (bijbel) Filemon.
Files:: {F}.
Filipers:: {N} (afk= Fip) (bijbel) Filippenzen.
Filiapia:: {G} (stad in Munt).
Filipina:: {Cef} Filipijnse vrouw.
Filipino:: {Cef} Filipijn (bewoner).
filipynn:: {IIef} Filipijns (bv).
Filipynn:: {G} de Filipijnen.
film:: {C} (nog te belichten) film.
Film & Plata:: {N} "Film & Plaat" (beheert alle rechten mbt muziekuitvoeringen en registraties v film en muziek; in Aschen); .
filmrif:: {C} filmmaker, cineast.
filolôche:: {C} filoloog.
filologise:: {I} filologisch.
filolôiy:: {C} filologie.
filosofa:: {C} filosofie.
filosofise:: {I} filosofisch.
filosofiy:: {C} filosoof.
filter:: {C} filter.
Fimastry:: {F}.
fimbrâ:: {S} franje.
fimbrâiy:: {I} vol franje; van franje gemaakt.
fimbrâ-missis:: {C; mv= ~a} franjezwam (L. Thelephora); frot ~: gewone franjezwam (L. T- terrestris); nort ~: stinkende franjezwam (L. T- palmata).
fimbrâ-missisa:: {mv} »fimbrâ-missis.
fimbrâtiy:: {S} franjemos (L. Ptilidium); (ihb gewoon franjemos (L. P- ciliare) of boom-franjemos (L. P- pulcherrimum)).
fimmpte:: |finnte| »fimpt.
fimpt:: |fint| {PV; 2niv-2enk-fam; rs= fimmpte (arch) of fiympte} jou, je; gress nert unere ~: ik versta jou/je niet; óps fiympte afânole: ze hebben jou achtergelaten.
FIN:: {afk} »Finanšos-depârtemen.
Financial Service for Foreigners in Spocania:: {N} (afk= FSFS) (financiële dienstverlening, te Amahagge); .
finanšela:: {I} financieel.
finanšeros:: {C} financiering.
finanšos:: {Cmv} financiën.
finanšos-menester:: {C} minister van financiën.
Finanšos-depârtemen:: {N} (afk= FIN) (ministerie); .
fine:: {U} ontstaan, verschijnen.
fini:: {C} grens; tukst eft qurtiy ~: tot op zekere hoogte; in enige mate.
Fini-fôresta:: {G} (bos; gemeente Toleo); .
Fini-kôl:: {G} (bergpas in Kulano-gebergte; 988 m hoog); .
Fini-korda:: {N} (Erg kerk; gemeente Amejo); .
fini-lÿnt:: {C} fes ef ~s: (fig) binnen de perken.
Fini-môbâriy:: {N} (monument; gemeente Treek); .
Fini-oftian:: {W} (buurtschap); .
Fini-Pašos:: {W} (buurtschap); .
Fini-vjadûk:: {N} (spoorwegviaduct; gemeenten Aboris-Sinto-Jenu en Sinto-Oaji-Quzo); .
fini-zykrÿntôm:: {C} grenspolitie.
finjâr:: {C} wijnberg, wijngaard.
Finjâr:: {N} (herberg bij Sinto-Hafegge); .
Finjâr-arâbe:: {N} (begraafplaats; gemeente Sinto-Hafegge); .
finjâr-lék:: {S} kraailook (plant) (L. Allium vineale).
finjâr-limaciy:: {S} wijngaardslak (L. Helix pomatia).
Finlanda:: {Cef} Finse vrouw.
finlandes:: {IIef} Fins (bv).
Finlandes:: {G} Finland.
Finlando:: {Cef} Fin.
finlant:: {C} Fins (taal).
finn:: {C} begin; fes ef ~: aan het begin.
finnatjen:: {C} beginneling; nieuweling, aankomeling.
finne-bures:: {S} (spr) aanmaakhout.
finne-cÿrot:: {Sef} aanmaakhout.
finnelira:: »finne 4.
finner:: {C} beginner (alg); starter (v auto); voorgerecht.
finnos:: {A} begin, aanvang.
finntiyn:: {SC} beginsel, element.
finntiyniy:: {I} elementair.
finos:: {A} het ontstaan, het verschijnen.
finsta:: {I} »finstra.
finstae:: {K} »finstrae.
finstaiy:: {A} »finstraiy.
finstaos:: {C} »finstraos.
finsto:: {C} »finstro.
finstra:: {I} duister, zeer donker.
finstrae:: {K} (lett) verduisteren.
finstraiy:: {A} (alleen in:) fes ~: in het donker.
finstraos:: {C} (lett) verduistering.
fi'onâst:: {C} gerucht.
fi'onatjen:: {C} reporter, verslaggever.
fi'one:: {K} verslaan, verslag geven/uitbrengen.
fionn:: {C} vriendelijke bejegening.
fi'onos:: {C} verslag, reportage; ef megge eft ~ kura: verslag uitbrengen over.
Fip:: {afk} »Filipers.
FIQ:: {afk} »Fanos furt Ideseerettos een Qukiy-venders.
Firani::
Firani-delta:: {G}
Firani-delta-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Ðamô); .
Firani-gôrg:: {G} (ravijn in het Kulano-gebergte); .
Firani-mirra:: {W} ; (DOM 66).
Firani-notte:: {C} gewone hennepnetel (L. Galeopsis tetrahit).
Firani-pônt:: {G} (dorp; gemeente Quandepâ).
Firani-ses:: {G} (stuwmeer in district Jelafo); .
Firani-ses-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Jajes); .
Firani-zerfos:: {N} (camping; gemeente Ozaneto a/e Prek); .
fire:: {U} janken, kermen.
Fire:: |Eng.| {N} (grand café op Mikkon in Hirdo); .
Firm:: {J}.
firma:: {C; mv= firmâe; rsmv= ~tt} firma, bedrijf, zaak.
firmâe:: {mv} »firma.
firmatt:: {rsmv} »firma.
firos:: {C} gejank, gekerm.
Firos:: {F}.
fisa:: {C} vis (ntr).
Fisa::
fisae:: {U} vissen.
Fisa-fonis:: {G} (inham in Kjûpur-kust op de grens v Plefô en Bloi bij Meer); .
fisa-harber:: {C} haft (eendagsvlieg) (L. Ephemera danica).
Fisa-museem:: {N} (oudheidkundig museum in Zest); .
Fisas:: {N} Vissen (sterrenbeeld).
Fisaseert::
Fisater:: {F}.
fisa-tlôc:: {C} "vissenboleet" (giftige boleet met geschubde hoed) (L. Boletus piscatorius); »tlôc.
Fisa-wuma::
Fisa-wuma Opper:: {N} (tankstation langs de M2; gemeente Tanbÿr); .
Fisa-wuma Wefot:: {N} (tankstation langs de M2; gemeente Tanbÿr); .
fiseronam:: {I; =vt v kiygt}
fiskalo:: {I} fiscaal.
fišo:: {C} bunzing (L. Mustela putorius).
fistôrare:: {U} ~ tukst: (fig) overschakelen op.
fistôraros:: {A} (fig) overschakeling, verandering.
fistôre:: {U} (alg) uitstappen; (pop) ophouden, stoppen; stopgezet worden, ophouden te bestaan; ef supsiðiy fistôra: de subsidie is stopgezet; ef ~ cupp flj: ergens onderuit komen (je eraan onttrekken).
fistôros:: {C} uitstap, het uitstappen.
fit:: {III} zo; alzo; welnu; tja; aftel tu vende rala? – ~, miype kluft...: ga je mee? – tja, wat zal ik zeggen... (aarzeling); gress feldre ~!: zo, ik zit!, hèhè, ik zit! (na vermoeiende wandeling); Elsa nert melde ~ hupster: Elsa is niet zo groot; do melde jazy eft ~ iftšormt hânc: hij is toch zo'n vervelende vent; ~ tu painât ef: zo moet je het doen (op deze manier); gress nert tiffa, ef meldolira pip ~ kiygt: ik wist niet dat het al zó laat was; ef melde ~: het is zo (het is waar); dus ~: (voorafgaand aan nadere specificatie) zo; do ÿrômo hups fes ef arâbe; dus ~ do enn ef kles moje kerru: hij heeft hard in de tuin gewerkt; zo heeft hij ook het gras gemaaid; kerru ~: bovendien; verder nog; ur ~ (poe; benadrukt een retorische vraag); ur ~, aftel mittof ÿrzeéts lelperre velk veliyter ÿdrentôs?: [en] hebben deze barbaren nog menselijke gevoelens?; ~ ... den: zo ... om te; do melde ~ pûl, den bure ef ÿrliriys: hij is zo stom om zijn vingers te branden; ~ pert ... fitfara: dermate ... dat; ef karé sen wencate ~ pert kusamat ef qurs, fitfara ef câpytenn tiffe éfti ÿr do melde: het schip ligt dermate uit de koers dat de kapitein niet meer weet waar hij is; [pijâ] noi ~ ..., fitfara ...: [helemaal] niet zo ..., als ...; do melde pijâ noi ~ flifados, fitfara tu miype: hij is helemaal niet zo aardig, als jij denkt; (berusting, toegeving) wel; gress verfutavy ~ ef kelbra: ik wil de tafel wel schilderen; (indien dat niet het geval is) noi ~: zoniet; stus dôxe hordaos wónzol, tur noi ~, dus ef arâbe-fenta sen nert wencate: er wordt prachtig weer verwacht, maar zo niet, dan gaat het tuinfeest niet door; ur ~: en wel (nadere mededeling); gÿrs prÿmât furt eft fôrmeler, ur ~ futtof 5 jul: u moet een formulier aanvragen, en wel vóór 5 juli; »gopirus.
fitabry:: {VG} (gelijktijdigheid) zolang; gress nert ÿrômecû, ~ do pjôle: ik kan niet werken zolang hij praat (geldt voor een concreet moment).
fitacÿr:: {gnz} »fitaju.
fitajje:: {rs} »fitaju.
fitaju:: {ZV; enk; gnz= fitacÿr; rs= fitajje} (vaak geringschattend/nietig) zoiets, iets dergelijks; gress zerfo kvâ hupster ~: ik heb nog nooit zoiets groots gezien; kirro nert unere fitacÿr hâc: we begrijpen het nut van zoiets niet; fitacÿr wa'éros melde jûxûxiy: de ontkenning van zoiets is reuzeflauw; het is reuzeflauw om zoiets te ontkennen; we, tu olelira jazy fitajje?: en moet je zoiets doodslaan? (reactie tegen een kind dat een onschuldig beestje aan het doodslaan is); ~ rast: zo iemand; een dergelijk persoon.
fitajute:: {U} nietig zijn, onbeduidend zijn.
fitajutiy:: {Aef; mv=enk} nietigheid, kleinigheid.
fitét:: {I} terughoudend.
fitéte:: {K} (lett) omstrengelen, inspinnen; (fig) in vervoering brengen.
fitétos::
fitpert:: {I} zoveel; (met name in sprkw:) ~ tiyns ~ miyparosz: zoveel hoofden zoveel zinnen.
fitrut:: {I} gezwollen, opgeblazen.
fitrutatjen:: {C} blaasbalg.
fitrute-armt:: {K} aanblazen.
fitrute-kaf:: {K} opblazen.
fitrute-kaf-kyl:: {C} opblaaspop; (iro) wethouder die niet veel te doen heeft, maar alleen aangesteld is omdat voor elke gemeente een minimum aantal wethouders is vastgesteld (afhankelijk van het inwonertal).
fitrute-mip:: {K} uitblazen (v kaars).
fitrutos:: {C} gezwel, abces.
fitrutiysse:: {mv} »fitrutyss.
fitrutyss:: {C; mv= ..tiysse} blaasinstrument; (= »fitrute + »tyss).
fitsec:: {I} baldadig.
fittas:: {C} middag (11-17 uur); lelmo ~: vanmiddag, hedenmiddag (11-17 uur: die nog komen moet, of reeds aan de gang is); lâst ~: vanmiddag, afgelopen middag (11-17 uur); fes ~!: goedemiddag! (bij komen: officieel 11-17 uur); aftel tu zerfaves kult hitt furt ef ~?: komen jullie [vanmiddag] lunchen?.
fittasas:: {III} 's middags (11-17 uur: zo goed als elke middag); riyfain ~: elke middag (11-17 uur).
fittas-stâgos:: {C} matinee.
fitte:: {U} aaneensluiten, aansluiten, passen.
fittel:: {?} wat zegt u?; (oorspr afk v »fit »elleria).
fittof:: {VG} (gevolg) zodat, met als gevolg dat, waardoor; ef bidale, ~ gress nert affionnose beri bôrade ef myl: het regent, zodat ik geen zin heb om de hond uit te laten.
fittos:: {C} aaneensluiting, aansluiting, het passend-zijn.
fitus:: {VG} (vergelijking) dan [dat]; als (met een bijzin); do uokke vluf, ~ ef melde helt armt do: hij rookt meer dan [dat] gezond voor hem is; ef tareff melde ef dubla tiyn ~ do enn ef smurfe: het tarief is twee keer zoveel als hij afgesproken heeft.
f/iw:: {afk} (= fes »ideóna).
fixe:: {K} vastmaken; ef ~ fes ef merros: op het spel zetten; belt kûltâ sen fixo zléf dena jôl riyn: haar blik bleef hangen aan die gouden ring.
fixe-furt:: {K} voordoen, voorbinden (servet, schort).
fixe-ponto:: {C} aanhechtingspunt; aanknopingspunt (lett/fig).
fixor:: {I} gefixeerd; ~ âksent: gefixeerd accent.
fiy:: {III; mv=enk} eens, 's, maar; paine gress ef ~: ik zal 't eens doen; trempe-tûe ~: lees dit eens; ~, vende-tûe!: ga nou maar!.
fiyfi:: {S} veenmos (L. Sphagnum).
Fiylniy-fonis:: {G} (inham bij Lasy); .
fiylst:: {I} onvoldoende (kwaliteit, beneden de verwachting).
fiylster:: {C} onvoldoende (zn), slecht cijfer (voor proefwerk ed).
Fiyltâ:: {N} (zweefvliegterrein; gemeente Sinto-Christâs); .
Fiyltâ-dunjes:: {G} (duingebied; gemeenten Acherque, Halaresto en Sinto-Christâs); .
Fiyltâ-pleko:: {N} (recreatiepark; gemeente Sinto-Christâs); .
Fiyltâ-wuma:: {G} (bos; gemeenten Acherque en Sinto-Christâs); .
fiymbre:: {U; gst= fiymet} rafelen.
fiymbros:: {C} gerafel, het rafelen; rafeling, rafelrand.
fiymet:: {gst} »fiymbre.
fiymót:: {rs} »fiymoû.
fiympte:: |fiynte|; »fimpt.
fiymtiyn:: {C} rafel.
Fiyndiy:: {F}.
fiyniye:: {I} grenzeloos, onmetelijk.
fiynte::
fiynte-bjelt:: {C} ponsband.
fiynte-fjatôniy:: {C} ponskaart.
fiyntos:: {A} verval.
Fiyntre:: {N} (lasapparatenfabriek in Amahagge); .
fiyper:: {vdw} »fiypÿe.
fiypÿe:: {K; vdw= fiyper} zeker zijn van; zekerheid hebben met betrekking tot; groft šâftros, fiyper pai gress: zijn schuld waar ik zeker van ben; groft fiyper šâftros: zijn schuld waar men/iedereen zeker van is.
fiyreâ:: {C; rs= ~t} [glooiende] berm.
fiyreâ-dufja-helt:: {S} kroontjeskruid (L. Euphorbia helioscopia).
fiyreâ-eiter:: {C} hooibeestje (vlinder) (L. Coenonympha pamphilus).
fiyreât:: {rs} »fiyreâ.
fiyrk:: {C} net (alg: weefsel met mazen).
fiyrkos:: {C} net (v telefoon/spoorwegen ed).
fiyrk-wós:: {C; mv= ~a} website; fes eft ~: op een website.
fiyrk-wósa:: {mv} »fiyrk-wós.
Fiyroen:: {G} (riviertje vanuit de Kôlâk naar Rurf-strett); .
fiys:: {C} schroef[je].
fiysdaro:: {I} veelzeggend; veelbetekenend.
fiysdatt:: {I} verkieselijk.
fiyse:: {K} schroeven.
fiyse-ðiygt:: {mv} »fiyse-ðyg.
fiyse-ðyg:: {C; mv= ..-ðiygt} schroefdop.
fiys-gros:: {C} schroevendraaier.
fiys-ké:: {C} moersleutel, schroefsleutel.
Fiysloses Piühhaces riëƒ iyf Halâf-lofpaëne:: {N} "Stichting Vrienden van het Halâf-paleis" (onderhoudt dit paleis en organiseert de evenementen erin); .
fiysor:: {I} (pop) stiekem.
fiys-ostâf:: »fiys-ostrâf.
fiys-ta'olos:: {C} schroefdraad.
fiyt::
fiytet:: {gst} »fiytje.
fiytje:: {K; gst= fiytt of fiytet} (arch) uitkiezen; »fiysde; »halefiytje.
fiytjos:: {C} (arch) bloemlezing; »fiysdos; »halefiytje.
fiytsiy:: {C} (koud, taai pannenkoekje, gevuld met kruidige pastei v slakken en kalfshersenen).
fiytt:: {gst} »fiytje.
Fjâmpiy-arâbe:: {N} (begraafplaats; gemeente Seertzeekoles); .
Fjâmpiy-wuma:: {G} (bos bij Seertzeekoles); .
fjândara:: {C} meelbes (boom) (L. Sorbus aria).
fjapiyle:: {U} uitlopen, uitvloeien (v verf, make-up).
fjapiylos::
fjâre:: {K} verzengen.
fjâros:: {C} verzengende hitte.
fjâs:: {C} slag, harde klap.
fjâs-fan:: {C} buffer.
fjâslot:: {C} slaghoedje.
fjatôn::
fjatôna:: {I} kartonnen, van karton gemaakt.
fjatôniy:: {C} [brief]kaart; kaart (klein formaat).
fjatôniyn:: {C} stuk karton.
fjeg:: {C} (Erg) ritueel.
fjegas:: {C} Ergynne-kerk (fjegas wordt gebruikt als expliciet een Erg kerk genoemd wordt; als misverstanden zijn uitgesloten kan ook het algemene korda = "kerk" gebruikt worden).
Fjegas-dunjes:: {G} (duingebied; gemeenten Lor en Xubenuke); .
Fjenn:: {J}.
Fjenne:: {J}.
fjer::
Fjer:: {G} (stad in Plefô); (DOM 100).
fjére:: {K} karnen.
Fjer-korda:: {N} (RK kerkje in Fjer); .
fjérlot:: {C} karnton.
Fjerma:: {F}.
fjéros::
fjéros-slôbâ:: {S} (een soort havermoutpap op basis v karnemelk).
Fjeso::
Fjeso-jakâm-Opper:: {N} (tankstation langs de M70; gemeente Fjeso); .
Fjeso-jakâm-Wefot:: {N} (tankstation langs de M70; gemeente Fjeso); .
Fjex-môjôl:: {N} (molen in gemeente Moleije); .
Fjex-motela:: {N} (motel; gemeente Grejala); .
fjojabure:: {U} afbranden (tot de grond toe).
fjojae:: {Krs; gst= fjojat; vdw= fjojât} slechten; met de grond gelijk maken.
fjojat:: {gst} »fjojae.
fjojât:: {vdw} »fjojae.
fjoje:: {K; gst= fjot} rollen (v deeg, gras).
fjoji:: {I} vlak (zonder heuvels of bergen); »bergo.
FJomhô:: {afk} »Fes-koles furt Jo lef Môntyelira Hôfruosz.
fjóper:: {C} kwast (aan muts); pluim; plumeau.
fjôrt:: {C} fjord.
fjot:: {gst} »fjoje.
fjurdâff:: {C} (soort kievit, met groene borst) (L. Vanellus smaragdus).
Fjux:: {J/M}.
f/jw:: {afk} (= fes »jag-wóna).
fjy:: {C} illustratie; beeld (vooral op TV of film); lo ef ~, sompelira ... (vz-uitdr): naar het voorbeeld van ....
fjy-kette:: {K} illustreren (fig).
fjy-kûra:: {C} beeldende kunst.
fjy-pirâmer:: {C} stripverhaal.
fjypy:: {C} stripverhaal (kindertaal).
Fjyta-tôlest:: {G} (bergplateau; gemeente Amentôlestu); .
fjy-tecše:: {C} beeldende tekst; suggestief geschreven tekst (niets aan de verbeelding overlatend).
fjytiyn:: {C} beeltenis.
f/K:: {afk} (= futtof »Kriyst).
f.k.:: {afk} (= »fôlge kâ).
f.k.a.:: {afk} (= fes »kvâmpos armt).
f.k.f.:: {afk} (= fes »kiygt fort).
f/l:: {afk} (= finnelira lef); »finne.
Fl.:: {afk} »flartolar.
flâ:: {C} vlag; gress wufe ef ~, fara ef trufôe: ik mag doodvallen (mijn kop eraf) als het waar is.
Flaâf:: {J}.
flacÿr:: {I} bijzonder, apart, speciaal.
flacÿrami:: {III} in bijzondere gevallen, in een bijzonder geval.
flacÿr-bamico:: {C} breedbladig klokje (plant) (L. Campanula latifolia).
flacÿrko:: {C} bijzonderheid.
Flacÿr Quÿos:: {N} (afk= FlaQu) "Bijzondere Reserve" (oproerpolitie, vgl ME); .
flacÿrtiyn:: {C} specialiteit.
flâdre:: {U; gst= flâtt} fladderen; (fig) verrekken, in zijn sop gaarkoken.
Fla'ecc:: {F}.
Flaf:: {F}.
Flafâ::
Flafoen:: {F}.
Flâgpe ur Frâk ja Gasky:: {N} (»šarkdomenn bij Gasky; district Neze); .
Flajâc:: {J}.
flaju:: {ZV; enk; gnz= ~cÿr; rs= ~e} iets; kaftare-tûe! tu feldre kaf ~!: pas op! je zit op iets/ergens op!; alt ~ = âlte flâjû: nog altijd iets.
flâjû:: {ZV; enk; gnz= ~cÿr; rs= ~te} niets, niet iets (in spr evtl met extra ontkenning nert); gress [nert] reppo ~: ik zei niets; do sen [nert] interesere armt ~: hij interesseert zich voor niets/nergens voor; kurame ~, stus di tjestrofilóme flajue: niets zal er overblijven als men iets verwoest; pryltiy ur ~: niets dan narigheid; ef melde noi furt ~, den gress ...: het is niet voor niets dat ik ... (géén lira-constructie!); (samen met ontkenning soms ook:) iets; âlte ~ = alt flaju: nog altijd iets; do amennâe kvâ ~: hij heeft nooit IETS in de gaten.
flajucÿr:: {gnz} »flaju.
flâjûcÿr:: {gnz} »flâjû.
flajue:: {rs} »flaju.
flâjûiy:: {Aef; mv=enk} het niets; vacuüm.
flâjûte:: {rs} »flâjû.
flâjûter:: {C} futiliteit, nietigheid, kleinigheid.
flâjûtiy:: {I} futiel, nietig.
flâkâ:: {C} (bepaald soort grijze baksteen, vrnl in Peg; klei komt langs de Firani vandaan); (sprkw) ef ~s zirde kir: er is te veel dak op het huis (er zijn ongewenste toehoorders, we kunnen niet vrijuit spreken).
Flâ-lacs ur Veemân-ôc:: {N} (afk= FlâVee) "Vlag- en Wimpelwet" (Spok wet); .
flam:: {I} »flame.
flame:: {I} ergens; ~ kusami: hier ergens; ef meltât ~ kusama: het moet daar ergens zijn; blul invóbelije dôe éfti ~: hij wordt nergens meer uitgenodigd.
flâme:: {I} nergens.
flamete:: {K} achterhalen (na zoeken); traceren; ef polišo ef zâft ~: de politie heeft de dief achterhaald.
flaming:: {C} flamingo.
flâmp:: {C} teug.
flândoro:: {C} lengte; eft ~ rifo 3m: een lengte van 3 m; 3 m lang; trâjen lef querdo ~s: balken van verschillende lengte; eft trajiy âfry 3m ~: een balk van 3 m lang, met een lengte van 3 m.
flânel:: {S} flanel.
flâneliy:: {I} flanellen, van flanel gemaakt.
flâng:: {C} flens (v wiel).
Flâp:: {G} (district op eiland Tigof).
flapirus:: {I} stil, zonder geluid.
flappa:: {C} vulpen.
Flâp-quiyrda:: {N} (regionale ochtendkrant op Tigof); .
flâpse:: {U} zich stoten; kost ére ennef ~: ik stoot mijn elleboog.
FlaQu:: {afk} »Flacÿr Quÿos.
Flares:: {G} (dorp; gemeente Bravone).
flaros:: {S} huid, vel.
flaros-qurt:: {C} likdoorn, eksteroog.
Flârt:: {F}.
flartolar:: {C} (afk= Fl.) ingenieur; architect.
Flâs:: {F}.
Flâs Comâf:: {F}.
Flâs Comâf-Klajes-pônt:: {N} (lange verkeersbrug in weg 48, over de Zolecc; gemeente Ðorâs); .
Flash:: {N} (grand café in Asjetto); .
flâspe:: {U} slurpen.
flâspos:: {C} geslurp.
flaste:: {E} doorbreken (dijk, zon, tand).
flastos:: {C} (fig/lett) doorbraak, het doorbreken.
Flatôp:: {G} (dorp; gemeente Mûninû).
Flatôp-Côfiygt:: {G} (dorp; gemeente Halest-Meen).
Flatôp Renkâ:: {N} (Bergparel-hotel in Lufia); .
flâts:: {C} wind[je], veest.
flâtse:: {U} een wind laten.
flâtsos:: {S} (spr) (voedsel waarvan veel winden gelaten worden: bonen ed).
flâtt:: {gst} »flâdre.
FlâVee:: {afk} »Flâ-lacs ur Veemân-ôc.
flâx::
Flâx:: {N}::
Flâxa-seert:: {N} "Flâxa-huis" (museum in Amahagge); .
Flâxa-taris:: {C} (bep soort toren met 3 of 4 kantelen, heraldisch symbool).
Flâx-dunje:: {N} (molen op Râsterhynne; gemeente Aâstiy); .
flâxiy:: {I} vlassig, vlasachtig (v haar).
flâx-ool:: {S} lijnolie.
flâzorâ:: {C} vlaggenstok.
fle-ardekir:: {C} klimplant.
flebotom:: {C} lancet.
flecfutsie:: {U} kromtrekken.
flechâ:: {C} (dezelfde vogel als de klavior); »flechâ-ur-klavior.
flechâ-ur-klavior:: {C; mv= ~s-ur-~s} "moerasfuut" (fuut-achtige moerasvogel, zonder kuif; sinds bekend is dat de flechâ en de klavior één en dezelfde vogel zijn, is deze dubbele naam gebruikelijk) (L. Podiceps clavius).
flecs:: {C/S} vuur; ef drabone rst fes ef ~: iemand op heterdaad betrappen; nÿf ~z: verboden een open vuur aan te leggen (in bossen ed).
Flecs:: {N} (uitgeverij in Hirdo); .
flecs-draka:: {C} vlammenwerper.
flecse::
flecs-efanty:: {C} "vuurkindje" (blokje hout of klein houtblok om op een kwijnend haardvuur te werpen als dit weer moet gaan branden).
flecsileset:: {C} lichteiland.
flecsiy:: {I} (lett) vurig, vol vuur.
flecs-kûplô:: {C} brandsingel (in bos).
flecs-larder:: {C} vuurvreter.
flecs-large:: {C} goudlariks (L. Larix kaempferi).
Flecs-merater:: {N} "Vuurman" (Bergparel-hotel in Fietso); .
flecso:: {C/S} vuurwerk.
flecso-larder:: {C} vuurwerkvreter (met name de variété-artiest Karmi, met zijn beroemde act); ; (DOM 98-99).
flecsos:: {C} (v wapen) het [af]vuren; (v vuur) het stoken; het aan-/ontsteken (v lucifer) het aanschrappen; (fig) aanvuring, ophitsing.
flecs-pâpšérr:: {C} knikkende distel (L. Carduus nutans); (verbastering v flectre-pâpšérr).
flecs-pyl:: {C} vuurpijl.
Flecs-reks:: {N} "Vuurserie" (serie tenderlocomotieven, gebouwd tussen 1936-1942); .
Flecs-seert:: {W} (buurtschap); .
flecsule:: {U} vuurspuwen; (= »flecs + »csule).
flecs-wâp:: {C} vuurwapen.
flecsÿrot:: {C} lucifer.
flecsÿrotlot:: {C} (alg) lucifersdoosje; (pop) klein autootje.
flecs-zôler:: {C} vuurvlieg, vuurkever (L. Pyrophorus noctilucus); hupster ~: grote vuurvlinder (L. Lycaena dispar).
flect:: {C} beugel.
flect•:: {wst} »flectre.
flectare:: {K} (lett) verbuigen.
flectaros:: {C} (lett) verbuiging.
flect•-kura:: {wst} »flectre-kura.
flectre:: {K; gst= felec; wst= flect•} buigen.
flectre-kura:: {U; gst= felec-kura; wst= flect•-kura} overbuigen.
flectren:: {I} buigbaar.
flectriy:: {I} krom.
flectros::
Fleemt:: {F}.
Fleer:: {G} (dorp; gemeente Tuûn).
Fleer-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Tuûn); .
FLEF:: {afk} »Feslosos furt Liftkar Elek-fradâsz.
Flefe:: {G} (dorp; gemeente Letrenott).
Flefumy:: {G} (dorp; gemeente Post).
flegmatise:: {I} flegmatisch.
fle-hyg:: {C} rugstreeppad (L. Bufo calamita).
Flem:: {G} (stad in Jelafo).
flém:: {C} vlam; ef melde armt ~s: in brand staan; »slit 2.
Flemeuni:: {G} (stad in Tjemp).
Flemeuni-nûrcus:: {N} (autoveer op de Môras); .
flémiy:: {I} vlammig.
flemla:: {C} vork.
flém-nurp:: {C} wilde weit (plant) (L. Melampyrum arvense).
flemp:: {Aef} willekeur[igheid].
flemp:: {I} willekeurig.
Flenazjekk:: {G} (district op eiland Brÿr).
Flenazjekk-flâ:: {C} purperlichtmot (L. Pyrausta purpuralis).
Flens::
Flento:: {G} (stad in Tjemp).
Flepiyi::
flepsa:: {I} regeringsloos; met afgezette regering.
flepsatos:: {C} staatsgreep.
flepse:: {K} afzetten (koning, regering); uit ambt zetten (ambtenaar).
fler:: {C} (arch) [trek]tocht.
flér:: {C} hagedis; ÿtinelira ~: levendbarende hagedis (L. Lacerta vivipara).
Flerc:: {F}.
Flerka:: {N} (fabriek v paraplu's, parasols en zonneschermen, te Noniy); .
flerrt-sért:: {C} bovenhuis.
flertes:: {mv} »flerrt 1.
Flesst:: {N} (mnl personificatie vd Redding en Veiligheid); .
Flesstka:: {C/N} (iro/pop) reddingsboot; »moplariy-karé.
flest:: {C} flesje.
flet:: {gst} »fle.
fletatt:: {I} verwerpelijk.
fleter:: {C} klimplant (vrnl in samenstellingen als moziy-~ = bosrank, of avyro-~ = rankende helmbloem).
Fleufiy:: {F}.
Fleur:: {M} (Ned).
f.l.h.:: {afk} (= fes »loin helkara).
Flicset:: {N} (fabriek v tandartsuitrusting in Men); .
flifader:: {C} aardigheid, grap.
flifados:: {I} aardig, vriendelijk; ef melde ~ armt rst: vriendelijk zijn tegen iemand.
Flipa:: {G} (stad in Ziyp).
flipef:: {C} schouwspel, theater (spel).
flipefiy:: {I} theatraal.
flipflor:: {C} schouwburg, theater (gebouw); (= »flipef + »floôr).
Flipflor:: {N} (verkorte naam voor diverse schouwburgen overal in Spok); .
Flipflorlurfel:: {N} "Schouwburgrestaurant" (bekend restaurant in Lift, heet sinds 1992 »Diyvre); (DOM 136).
Flipflor-lurfel:: {N} "Schouwburg-restaurant" (in Korif, heet sinds 2005 »Teatriy-lurfel); (DOM 96).
flippiy:: {C} drukte, bedrijvigheid.
Flivoti:: {G} (stad in Jelafo).
Flivoti-nûrcus:: {N} (autoveer op de Ubâfta-Firani); .
Flixomo:: {G} (dorp; gemeente Trejasu); (DOM 103/162).
Flixomo-belt:: {G} (dorp; gemeente Trejasu).
fliycâtat:: {C} knipperlicht.
fliyce:: {U} knipperen (vrnl v licht).
fliycos:: {C} geknipper, knippering (vrnl v licht).
fliynke:: {U} klinken, luiden (v woorden/stem).
fliynkiy:: {I} sonoor, welluidend.
fliynkos:: {C} klank; het klinken, het luiden.
fliynkyrre:: {C} boomleeuwerik (L. Lullula arborea).
Flo:: {G} (stad in Plefô).
flô-bent:: {C} vlooienband[je] (voor hond/kat).
Flôf:: {J}.
Flofari:: {F}.
Flofariy:: {F}.
Flofarri:: {F}.
Flofarri-teatriy:: {N} (theater in Husta); .
Flofas:: {F}.
Flôfe:: {J}.
Flôftiy-agru:: {G} (bergtop in Crona-gebergte; 983 m hoog); .
flôg:: {gst} »flôgcpe.
flôgc•:: {wst} »flôgcpe.
flôgcpe:: |..gp..| {K; gst= flôg; wst= flôgc•} vermanen.
flôgcpos:: |..gp..| {C} vermaning.
flôgt:: {I} (dl= vrnl Tjemp) oud, antiek.
floma:: {C} patiënt (iemand die behandeld wordt).
Floma:: {G} (stad in Munt).
Flomarûs:: {F}.
Flomarûs-pônt:: {N} (stenen brug in Hirdo over de Trendon, naar Mikkon); ; (DOM 25).
flomatjen:: {C} genezer (iemand die op paranormale wijze een ander kan genezen); kolai ~: (plant) wondklaver (L. Anthyllis vulneraria).
flome:: {K} genezen, beter maken (met medicijnen).
flome-kursuus-fôltser:: {C} medicinale bloedzuiger (L. Hirudo medicinalis).
flomos:: {C} genezing, het beter-maken.
flômp:: {C} zwengel (v pomp ed).
flômpo:: {C} (bep balspel met 3 ballen en 3 partijen v 6 personen).
Flomy::
flône:: {K} uitpakken.
flônk:: {C} slungel.
flônka:: {I} slungelig.
flônos:: {C} het uitpakken.
floôr-caribos:: (= flor-caribos) {C} vloerbedekking.
floôr-lânt:: {C} »flor-lânt.
flor:: {C} »floôr.
Flor:: {F}.
flora:: {C} flora.
Flora:: {N} "Flora" (Bergparel-hotel in Crobela); .
Floran:: {G} (stad in Ben).
Flora-nôticas rifo Berref:: {N} (boektitel); .
Flora-ÿksanutos:: {W} (stadswijk in Hirdo); .
flor-caribos:: {C} »floôr-caribos.
Flore:: {J} Floor, Florus.
Florez:: {F}.
Florino:: {G} Florence.
flor-lânt:: (= floôr-lânt) {C} plint (langs de vloer).
Floroekân-vjadûk:: {N} (viaduct in de M6; gemeenten Totiarofe-Lerescô en Trents); .
florta:: {C} ezel (mnl).
Flortof:: {J}.
flos:: {A} afwijzing, verwerping.
flôs:: {C} sliert (nat of vet).
flós:: {mv} »flô.
Flôs-helmy:: {G} (grot; gemeente Nustiy); .
flotarûs:: {I} huilerig.
flôte:: {C} vloot (schepen).
flô-terder:: {C} muggenzifter.
flovustatt:: {I} herkenbaar.
flovuste:: {K} herkennen.
flovuste-blâtiy:: {C} herkenningsteken.
flovustos::
Floy:: {N} (populaire frisdrank voor jongeren); .
f/l.r.:: {afk} (= fes ef »lurgiy rifo).
flûfe:: {U} snel afdalen (langs helling); neerstorten (vliegtuig); kelderen (snel in waarde verminderen); ef fôrmlers ~ kura 10 prosent: de aandelen kelderen met 10 procent.
flûfos:: {C} snelle afdaling (langs helling); neerstorting (vliegtuig).
flûjet:: {C} ram, konijn (mnl).
flûmpe-ÿrg:: {K} volproppen.
fluor:: {S} fluor.
fluora:: {I} fluorhoudend, met fluor.
fluoresere:: |..ÿje| {U} fluoresceren.
fluoritt:: {S} fluoride.
flûpake:: {K} aanporren, aanstoten.
Flusst:: {J}.
Flustiy:: {G} (dorp; gemeente Lapejufe).
fluta:: {C} vloed, hoog water.
flutaiy:: {C; rs= flutate} vloedgolf.
flutate:: {rs} »flutaiy.
flute:: {U} vloeien.
flutos:: {C} vloeiing.
Flutt:: {F}.
f.l.w.:: {afk} (= fes lelpiru »wuftas).
flyddere:: {C} vlinder.
flyddere-ardekir:: {C} vlinderstruik (L. Buddleja davidii).
Flyddere-fôresta::
flyde:: {U} pingelen (bij voetbal).
Flygh:: {F}.
flygiy:: {C} (poe) insect.
flÿlse:: {K} opslorpen.
flÿlsos:: {C} opslorping; geslorp.
Flyness:: {N} (zuivelfabriek en grootste fabrikant v consumptie-ijs, te Amahagge); .
flynse:: {U} briesen.
flynser:: {C} gebries.
Flÿrach-wuma:: {G} (bosgebied in district Ales); .
flyrre:: {K} ~ tjâg: besmeuren met.
flyrror:: {I} ~ tjâg: besmeurd met.
f.m.r.:: {afk} (= fes ef »mennirre rifo).
FMSC:: {afk} »Feslosos furt Mipšarcess-stûdent-cÿrtiyr.
FMT:: {afk} »Feslosos furt ef Mindeoeg Tâmp-gabanos.
f.n.l.:: {afk} (= fes noi »litel).
f.o.:: {afk} (= fara »oxoddos).
fôc:: {I} »ifôc.
fôce:: {E} »ifôce.
fôcos:: {A} »ifôcos.
focus:: {C} focus, brandpunt (vrnl fig); fes ~: in de focus (fig); ef lelperre flj fes ~: focussen op, gefocust zijn op iets; ef sporter lef ef nel-fentestos fes ~: de op het scoren gefocuste sporter; »fokus.
Focus:: {N}
fofel:: {I} denkbeeldig.
fofele:: {K} verzinnen, fantaseren; fingeren.
fofeler:: {C} fantast.
fofelos:: {C} verzinsel.
fojel:: {I} ragfijn.
fojeldra:: {C} vlek; eft ~ armt flj: een vlek in/op iets.
fôjeldrâe:: {I} (lett) vlekkeloos, zonder vlekken.
fojeldriy:: {I} (lett) vlekkerig, bevlekt.
fokus:: {C} brandpunt (vrnl lett); »focus.
fokus-kliqu:: {C} brandglas.
folâ:: {C} handelaar; eft ~ fes mipšarcess weinôsta: een handelaar in buitenlandse wijnen; (in samenstellingen ook) handel: mimpitfolâ: boekhandel; sectâfolâ: wijnhandel ed.
folarkluft::
folarra::
folate:: {U} in een bos wonen.
folater:: {C} bosbewoner.
Folates:: {G} (stad in Munt).
Fôlcwine:: |fôlkvine|
Fôlcwyne:: |fôlkvine| {F}.
Folef:: {F}.
fôlgafiy:: {C} feuilleton, vervolgverhaal.
fôlge:: {K} volgen uit; opvolgen; ~ kâ (afk= f.k.): namelijk; (reden, verklaring) do melde jôl-ielba, ~ kâ do melde eft notarrs: hij is schatrijk, want hij is namelijk een notaris.
fôlge-lâs:: {C} nasmaak.
fôlgelira:: {I} achterelkaar; opeenvolgend; achtereenvolgend.
fôlgos:: {A} opvolging; opeenvolging (alg); verloop (v personeel); doorstroming (beleid bij woonruimteverdeling).
fôlgté:: {C} opvolger.
fôliy:: {C} folly (raar bouwwerk).
Fôllû:: {F}.
follus:: {C} vader; ef ~z: de vaders (slechts mnl).
folluser:: {I} vaderlijk.
Folluser Korda:: {N} (RK kerk in Amahagge); .
follus-mâlp:: {C} schoonvader; stiefvader (indien de natuurlijke vader nog leeft); ef follusz-mâlp: de schoonvaders, de stiefvaders (slechts mnl).
fols:: {C} pater (RK; gereduceerde vorm v »follus).
Fôls:: {G} (dorp; gemeente Xalf).
Fôlsa::
Fôlshynne::
foltare:: {K} kreukelen.
foltaros:: {C} kreukel.
folte:: {K} vouwen.
folte-âp:: {I} opvouwbaar.
folte-fes:: {K} inklappen; invouwen.
folte-kest:: {K} omvouwen.
folte-mip:: {K} uitklappen; uitvouwen.
folte-preip:: {K} opklappen; opvouwen.
folte-tûgt:: {K} neerklappen; neervouwen.
foltos:: {C} vouw; vouwblad, folder.
fôltsanty:: {C} zuigeling; (= »fôltse + »•anty).
fôltsare:: {K} zogen.
fôltsbasc:: {C} astma.
fôltse:: {U} zuigen (alg); tochten (gierend geluid door een kier).
fôltse-fes:: {K} verkroppen.
fôlts-helt:: {S} zog, moedermelk.
fôltsknok:: {C} speenvarken.
fôltsos:: {C} gezuig, zuiging.
Folyca:: {F/J/M}.
fóm:: {C} groef (in boomschors, grammofoonplaat ed).
fómiy:: {I} gegroefd (boomschors ed).
fomm::
fommiy:: {I} van schuimrubber/schuimplastic/styropor gemaakt.
fommtiyn:: {C} stuk/brok schuimrubber, schuimplastic, styropor.
Fômp:: {F}.
Fômp-Arjen-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Slofaro); .
fômpe:: {K} ~ piti: afstaan aan.
fomre:: {K; gst= fomm} vervormen.
fomros:: {C} vervorming; misvorming.
Fonâtiy-wuma:: {G} (bos; gemeente Mollefin); .
fónðâ:: {C} (dl= Liftka) appeltaart, appelgebak.
fonetise:: {I} fonetisch.
fóni:: {I} open (zonder omheining of beschutting: v tuin, water, vlakte ed).
fonis:: {C} inham, [smalle] baai.
Fonis:: {N} (voormalige popgroep); .
Fonis-Dÿfoka:: {N}
fonise:: {K} ~ kaf/fes/luft/kusamat: terechtkomen/belanden op/in/bij/naast etc.
Fonis-flipflor:: (belangrijkste theater in Hoggebim); .
Fonishagge-wuma:: {G} (bos; gemeenten Amahagge en Fonistâ); .
Fonis-Jakâmseert:: {G} (dorp; gemeente Gret).
Fonis-nânkos:: {N} (stadsstrand bij Tanbÿr); .
Fonis-Nutterka:: {N}
Fonis-ovap:: {G} (natuurreservaat; gemeente Kros); .
Fonis-preše:: {N} (uitgeverij in Hoggebim); .
Fonis-rôrra:: {N} "Inham-galerie" (galerie in Hoggebim); .
Fonistâ:: {G} (stad in Ales).
Fonis-Vender:: {G} (dorp; gemeente Trejasu).
Fônk:: {G} (stad in Ziyp); (DOM 161).
Fônkiy:: {N} (onbewoond vervallen kasteel; gemeente Fônk); .
Fônkiy-fonis:: {G} (inham in zuidkust v Ziyp tussen Fônk en Berezze (Zverosta-kust)); .
fonna:: {I} banaal.
fonolôche:: {C} fonoloog.
fonologise:: {I} fonologisch.
fonolôiy:: {C} fonologie.
fónopa:: {C} samenraapsel.
fónopare:: {U} aankomen, in gewicht toenemen.
fónope:: {K} samenrapen, bijeengraaien.
fónopiy:: {I} samengeraapt, wanordelijk bijeengegraaid; eft ~ tebbel: stelletje schorem; louche groepje mensen.
Fonôs:: {N} (merknaam v provider voor mobiele telefonie); .
Fôns:: {J} Fons.
Fonsegg:: {F}.
Fônst:: {J} Fons.
fónt:: {C} salade (gerecht met diverse rauwe groentes).
Fontaigny-kanol:: {G} (kanaal tussen Kjoep en Hazâcki-kanaal); .
Fontaine:: {F} (Fra).
fônts:: {C; mv= ~es} fonds (alg; ook organisatie die geld ter beschikking stelt).
fôntses:: {mv} »fônts.
foole:: {K} kiezen uit, keuze maken uit.
foolos:: {A} keus; âfry ~: naar keuze; eft ~ na flj: een keuze in iets.
Foon:: {N} (keten v telefoonwinkels); .
Fop:: {F}.
Foqunðiy-kôl:: {G} (bergpas in Girdes-gebergte; 421 m hoog); .
forân:: {C} veldtocht; lange wandeltocht; »•ân.
forântiy:: {C} snuivende wroetneus (v varken of miereneter).
fôrd•:: {wst} »fôrdre.
fôrdare:: {K} vorderingen maken met; aanleren.
fôrdaros:: {A} vordering.
Fordo:: {F}.
Fordo-pônt:: {N} (brug in Hirdo over de Trendon); .
Fordo-seert:: {N} (koninklijk paleis in Hirdo); .
fôrdre:: {K; gst= fôrt; wst= fôrd•; vdw= fôrts} vorderen; opvragen; opeisen.
fôrdros:: {C} [op]vordering; opeising; opvraag.
foref:: {C} fabel (oorspr Spok).
fôren:: {C} forens.
fôresta:: {C} bos, woud.
Fôrestâ:: {F}.
Fôresta Ef Qundras:: {G} (bos; gemeente Tolâm); .
Fôresta-nûrcus:: {N} (voetveer op de Krappa); .
Fôresta rifo Dysze:: {G} (bos; gemeente Liyrotyka); .
Fôresta rifo ef Cubus:: {G} (bos; gemeenten Lenano en Nutterkoles); .
Fôresta rifo Kiynes:: {G} (bos; gemeente Jedenfals); .
Fôresta rifo Peyx:: {G} (groot bosgebied; gemeenten Ðašâ, Polefi-Jariâlo, Šatoliy en Xeno); .
Fôresta rifo Quonn:: {G} (bos; gemeenten Lelko en Totiarofe-Lerescô); .
Fôrestas ur Wumaa:: {N} (afk= Fuwu) "Bossen en Wouden" (beheert bos- en heidegebieden; vgl Staatsbosbeheer; hoofdkantoor in Oofo); .
fôrestatjen:: {C} bosarbeider.
fôresta-tork:: {C} "bosschouw" (geregelde controle/bezichtiging v bossen, door eigenaar of overheidsinstanties).
fôrmaji:: {C}
Fôrmaji-museem:: {N} "Museum voor Industriële Vormgeving" (in Trondom; opgericht in 1956 en voortgekomen uit een werkplaats voor kunstnijverheid); ; (DOM 105).
fôrmalitiy:: {C} formaliteit.
fôrmeler:: {C} formulier.
fôrmler:: {C} aandeel (geld); effect.
fôrmlerater:: {C} aandeelhouder.
fôrmler-clobjiyt:: {C} aandelenpakket (alle aandelen die iemand bezit en door een bank als eenheid beheerd worden).
fôrmulere:: |..ÿje| {K} formuleren.
fôrmuliy:: {C} formule.
fors:: {C} kikvors, kikker; presÿr ~: bruine kikker (L. Rana temporaria); zâm lo eft svimelira ~: kersvers; pôr lo eft ~ kaf ef clamiða: arm als Job; straatarm.
fôrs:: {C}
forsâm:: {I} dringend, spoedeisend.
Forsater:: {F}.
forse:: {E} [aan]dringen.
forse-armt:: {K} aandringen.
forse-kaf:: {U} opdringen (menigte).
forsere:: |..ÿje| {K} (lett) forceren, openbreken; (fig) doordrijven.
forseros::
forse-tijâ:: {K} verdringen.
fôrsiy:: {I} fris (zuurstofrijke lucht; niet bedompt).
Fors-maclu::
fors-nucer:: {I} spiernaakt.
fors-ort:: {C/S} kikkerbeet (waterplant) (L. Hydrocharis morsus-ranae).
forsos::
forsos-armt:: {A} aandrang.
forsos-kaf:: {C} het opdringen (v menigte).
forsos-tijâ:: {A} verdringing, het verdringen.
Fors-ses:: {G} (meertje bij Ÿrbas); .
fort:: {C} »tinkere
fôrt::
Fôrt-•:: {PXimpr} (voor plaatsnamen v oorspr oude forten, ontstaan tussen 1520 en 1600); (bijv) Fôrt-Peeter; Fôrt-Iserhent.
Fôrt-Albert:: {G} (dorp; gemeente Hirdo).
fortâme:: {I} tijdig, op tijd.
fortarfinita:: {III} binnen afzienbare tijd.
fortarr:: {C} lâst ~: een tijd/poos geleden.
fortasse:: {Upr} zich [tevergeefs] haasten.
fortassere:: {U} de tijd hebben (en zich dus niet hoeven haasten).
Fôrt-Deeter:: {G} (dorp; gemeente Hirdo).
fort-edite:: {K} bijwerken, up-to-date maken (v gegevens, archief, encyclopedie ed).
Fôrt-Freerk:: {G} (dorp; gemeente Gret); (DOM 169).
Fortgeswint:: {F}.
Fôrt-Iserhent:: {G} (dorp; gemeente Aschen).
fortiyn:: {C} tijdperk.
Fôrt-Kârle-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Hajofese); .
Fôrt-Lâerftâf:: {G} (dorp; gemeente Mollefin).
fort-mitachos:: {C} tijdopname (foto).
fortos:: {I} tijdelijk; bent ~: de eerste tijd.
Fôrt-Peeter:: {G} (dorp; gemeente Gralkrich).
Fôrt-Peeter-Ulruf:: {N} (station).
fortpit:: {C} tijdschrift, blad.
Fortpit furt historise mux-tibân:: {N} (tijdschrift voor historische taalkunde; verschijnt 5 tot 7 keer per jaar); .
fortpont:: {C} tijdstip.
Fôrt-pônt:: {N} (brug over de Krappa); .
fort-ralaer:: {C} tijdgenoot.
fort-ramâ:: {C} dienstregeling.
fôrts:: {vdw} »fôrdre.
Fôrts-helmy:: {G} (grot; gemeente Ozaneto a/e Prek); .
Fôrt-Thyrra-Fercen:: {G} (dorp; gemeente Bora-Fercen).
Fort ur âspecc:: {N} (tijdschriftartikel); .
fort-wehaver:: {C} zonnewijzer (trad Spok, in fallusvorm; fallus verwijst naar Pelres (god v Rust en Evenwicht) die verliefd is op Vilauta (godin vd Tijd)).
forum:: {C} forum.
Forum furt Veldur-rigts:: {N} "Forum voor Mensenrechten" (onafhankelijke organisatie; in Hirdo); .
fôsfor:: {S} fosfor.
fôsforiy:: {I} fosforhoudend, met fosfor.
fosie-métos:: (= fosies-métos) {C} ouderavond (op school).
fosiers:: {Cmv} (arch/dl= Centraal-Berref); »fosies.
fosiers-mâlp:: {Cmv} (arch/dl= Centraal-Berref); »fosies-mâlp.
fosies-hintare-jabincos:: {A} ontheffing uit het ouderlijk gezag.
fosies-mâlp:: {Cmv} schoonouders.
fosies-métos:: (= fosie-métos) {C} ouderavond (op school).
fosies-pôr:: {SC} ouderlijk gezag (vroeger: ouderlijke macht).
fosiiy:: {I} ouderlijk (vd ouders).
fošiy:: {VZ1n} (betrekking) op gezag van; gress amifftûre ef ~ do: ik neem het op gezag van hem aan.
Fôskamo-ager:: {N} (badstrand; gemeente Mikentall); .
Fôskamo-dunjes:: {G} (duingebied; gemeenten Mikentall en Polefi); .
Fôskamo-mesâ:: {G} (bos; gemeente Polefi); .
fost:: {C; mv= ~en} samenscholing; ef qugle ~: samenscholen.
fóst:: {S} [bijen]was; boenwas.
Fôstara:: {M}.
fóst-ðak:: |fós-| {C} waskaars.
foste:: {E} samenscholen.
fosten:: {mv} »fost.
Fôster:: {F}.
fóst-veldur-sért:: {C} wassenbeeldenmuseum.
Fôsty:: {F}.
fôsyll:: {C} fossiel (zn).
fôsylliy:: {I} fossiel (bv).
fôsyll-sypress:: {C; mv/rsmv= ~es} metasequoia, watercipres (L. Metasequoia glyptostroboides).
fôsyll-sypresses:: {mv/rsmv} »fôsyll-sypress.
fot:: {I} fout (bv).
fôt:: {C} (afk= F) (Spok lengtemaat: 1 fôt = 1F = 250,7551 m); .
fóte:: {K} plooien, rimpelen.
fóte-âp:: {I} (lett) plooibaar.
fotel:: {C} fout, abuis (zn); na ~: per abuis, abusievelijk.
fotelare:: {U} [een hoop] fouten maken; [grote] vergissingen begaan; falen.
fotelbaniyl:: {I} faalangst, bang om fouten te maken.
fotele:: {U} één fout maken, één vergissing begaan.
fotes:: {I} ef melde ~: (met [een ander soort] mensen omgaan; zijn blik verruimen door contact te hebben met andere maatschappelijke en sociale structuren); eft ~ sošala ÿrômer: (een maatschappelijk werker met veel tact en inzicht om met mensen uit alle lagen vd bevolking om te gaan).
fotesté:: {SC} verdraagzaamheid (vrnl jegens mensen met afwijkende culturele of sociale patronen of v ander ras); ef poire na ~: van de wind leven.
Foteuso:: {G} (stad in Munt).
foto:: {C; mv= fotôe of fôtôe; rsmv= ~tt of fôtott} foto.
Fotoafiy:: {N} (gerenommeerd maandblad over fotografie en digitale beeldverwerking); .
fotôe:: {mv} »foto.
fôtôe:: {mv} »foto.
fotografijâ:: {C} fotografie.
fotografise:: {I} fotografisch.
fotografos:: {C; mv= ~z} fotograaf.
Foto-museem:: {N} "Foto-museum" (museum in Amahagge); .
fotoriff:: {C} fototoestel.
fótos:: {C} plooi, rimpel; ef léeja menkerate lÿ fótôsta: het gordijn hangt in/met plooien.
fotott:: {rsmv} »foto.
fôtott:: {rsmv} »foto.
fott:: {I} laf[hartig].
fotter:: {C} lafaard.
fotull:: {C} fauteuil, armstoel.
Foundation for Foreign Students' Aid:: {N} (afk= FFSA) "Stichting voor Hulp aan Buitenlandse Studenten" (in Hirdo); .
Fourni:: {N} (meubelfabriek, te Zar); .
Fôx-knurftas:: {G} (waterval in de Firani; gemeente Ðebantiy); .
f/p:: {afk} (= fara »prinsypp).
FP:: {afk} »frÿcc-plata.
f.p.g.:: {afk} (= fes pip »guldâ).
FPK:: {afk} »Feslosos furt ef Pegrefiy-krodanaros.
f/pp:: {afk} (= fes pelat »proba).
f.p.r.:: {afk} (= fes ef »perke rifo).
f.p.s.:: {afk} (= fes pip »serten).
FQ:: {N} (uitgeverij in Asjetto); .
F.Q.:: {afk} (= fara »quiste).
fr.:: {afk} »frópjÿ.
fra:: {VG} »toje.
Frâck:: {F}.
fradâs:: {C} locomotief; tractor (landbouwvoertuig); .
fradâs-póntel:: {C} depot (onderhouds- en stallingsplaats voor locomotieven).
frade:: {K} [voort]trekken (trekkend voortbewegen).
Fraftiô::
frâgyll:: {I} breekbaar.
Fraja::
frajare::
fraje:: {K; gst= frat} immuun zijn voor; ongevoelig zijn voor.
frajjaare:: {U} hardlopen, rennen (sneller dan frajjae).
frajjae:: {U} draven, snel lopen (minder snel dan frajjaare).
frajjaos:: {C} wedren, hardloopwedstrijd (v mensen).
frajje:: {U; gst= frajja} (arch/poe) »frajjae.
frâk:: {C} overjas.
Frâk:: {G} (stad in Neze).
Frakana:: {Cef} Française.
frakânda:: {C} Frans (taal).
Frakann:: {Cef} Fransman.
frakas:: {IIef} Frans (bv).
Frakas:: {G} Frankrijk.
Frakas-blufk:: {N}
Frakas Gujana:: {Gef} Frans Guyana.
Frakas Polynesiy:: {Gef} Frans Polynesië.
Frakas-tjokâs:: {C/S} stokbrood.
frâke:: {K} inslaan (v ruit).
Fraker:: {F}.
Frâkiy:: {F}.
Frâkkeny:: {F}.
Frâkkeny Rifo Flâgpe:: {F}.
frâkos:: {C} het inslaan (v ruit).
frâkossa:: {C} ingeslagen ruit.
frâl:: {I} fraai, mooi.
fralâ:: {S} (donker, compact roggebrood uit Alerita); .
Fram:: {G} (stad in Plefô).
frâmbosiy:: {C} framboos (vrucht); »tofrâmbosiyÿ.
Frâmenn:: {F}.
Frâmpenne-agru:: {G} (bergtop in Girdes-gebergte; 915 m hoog); .
frân:: {VG} »tôje.
frânc:: {I} openhartig.
François:: {J} (Fra).
Frandera:: {J}.
frâns:: {C} (alg) veldbloem; (ihb) korenbloem (L. Centaurea cyanus).
Frânsa:: {M} Fransje.
Fransen:: {F} (Ned).
Frânser:: {J} Frans.
frânsisker:: {C} franciscaan (mnl lid v RK kloosterorde).
frânsiskera:: {C} franciscanes (vrw lid v RK kloosterorde).
Frânsisker-wâlka:: {C} Franciscaner orde; .
Fransto:: {F}.
Fraôf-Horo-gÿrt:: {N} (replica v oude ophaalbrug, over de Ibest; gemeente Akom); .
Frârmiy:: {F}.
Frârmiy Prodûks:: {N} (vliegtuigfabriek in Ypiy); .
frart:: {WN; 3enk-concr} zich; ef sért ~ wâfersence kusamat ef fabriyk: het huis bevindt zich naast de fabriek; »sen.
frartiy:: {Cef; mv=enk} (nominalisatie v frart) selfsupporting; uit zichzelf; wat het zelf doet; Spooksoliy melde ef ~: Spokanië is een selfsupporting land/kan voor zichzelf zorgen; ef oto finne beri ufire lo ef ~: de auto begint uit zichzelf te rijden.
fras:: {C} klootzak, hufter.
Fras:: {F}.
Frastâ-keldus:: {N} (voormalige boerderij; gemeente Puty); .
frat:: {gst} »fraje.
Fratâp:: {N} (textielfabriek in Fraja); .
frate:: {K} ~ ón rst: iemand overtuigen van; gress ~ ef môntyos ón tu: ik overtuig jou van het probleem.
frater::
fratiy:: {I; [mv=enk]} ongevoelig.
Fratrjy:: {F}.
Fratrjý:: {F}.
Fraveff:: {F}.
frecenšo:: {C} frequentie.
frecent:: {I} (schr) frequent.
Frecÿr:: {F}.
Fredâ::
Frederickson:: {F} (Eng).
Frederik:: {F}.
Frederiksson:: {F}.
Freeg::
Freeg-belt:: {G} (dorp; gemeente Kruuno).
Freegh:: {F}.
Freeg-seert:: {N} (landhuis in Amahagge); .
Freek:: {F}.
Freema:: {J}.
Free Press:: {N} (uitgeverij in Amahagge); .
Freerikater:: {F}.
Freerk:: {J} Frederik.
fréfte:: {U} slepen (glijden).
fréfte-blô:: {C} sleepschoen.
freg:: {I} mul; zandachtig.
freg-âlminde:: {K; vdw= ..-pâlminde} opschudden (v kussen).
freg-pâlminde:: {vdw} »freg-âlminde.
Freks:: {F}.
freme:: {U} geeuwen (uit verveling).
Fremta-pônt:: {N} (voormalige brug in Hirdo over de Trendon); .
frense:: {U} grijnzen.
frense-armt:: {K} aangrijnzen.
frensnurp:: {C} "grijnskop" (gebeeldhouwde kop, ingemetseld naast een deurpost om boze geesten te verjagen); ; (DOM 172).
frenvu:: {C} soort, aard, type; categorie; gesteldheid; dena ~ rifo veldurs: dit soort mensen; eft zampôrquiyr ~: een populair genre; fes fortos ~: van tijdelijke aard; rifo ~s ur vrôks, den ...: van dien aard dat ...; fes ef ~: op zichzelf (los v iets anders beschouwd); dena feldariy melde fit hordâ fes ef ~: op zich is deze kast wel mooi; fara ~ rifo (vz-uitdr): bij wijze van; bij manier van; fara ~ rifo muxe: bij wijze van spreken.
frenvuiy:: {I} veelsoortig; »pertfrenvutiy.
frenvu-kettos:: {A} typering; het onderbrengen in een categorie.
frenvute:: {K} sorteren.
frenvuter:: {C} lidwoord (in Spok ef, eft en goe).
frenvutiy:: {C} sortering (dat wat gesorteerd is).
frenvutos:: {C} sortering, het sorteren.
Frenzy:: {N} (theatertje in Knolbol); ; (DOM 98).
frera:: {C} broer; ef ~s: de broers; de broer[s] en zuster[s]; Freras (afk= Frs): gebroeders.
Frera:: {N} "Broer" (koosnaam voor broer, gebruikt als eigennaam); »frera.
frera-mâlp:: {C} zwager; ef freras-mâlp: de zwagers; de zwager[s] en schoonzuster[s].
Freras Lestomary-mirra:: {W} .
Frera ur Sour:: {Gmv} (twee meertjes in de Kolai-dunjes); .
Frerk:: {J} Frederik.
fres::
fresiy:: {I} vezelig; wat betreft vezels.
fresko:: {C} fresco.
fres-riyniyn:: {C} vezel.
frest:: {C} rimpel.
frestiy:: {I} gerimpeld, rimpelig.
Frestiy sÿt:: {N} (boektitel); .
frex:: {C} klein, omheind weiland.
Frex:: {F}.
Frezzet:: {G} (stad in Jelafo).
frigidara:: {C} koelkast.
Frikpol:: {N} (fabriek v mayonaise en andere sausen; in Tanbÿr); .
Friks:: {F}.
Frimel:: {F}.
Frina:: {N} (vrw personificatie vd Zon); .
Frina-adoratjen:: {C} groot zonneroosje (L. Helianthemum nummularium); Lomkyex ef ~: Apennijns zonneroosje (L. H- apenninum).
Frina-fôresta:: {G} (bos; gemeente Amejo); .
Frina-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Zjâk); .
Frina-vogily:: {C} fitis (L. Phylloscopus trochilus).
Frins:: {F}.
frint:: {C} vriend.
frinta:: {C} vriendin.
frinta-mâlp:: {C; mv= frintÿ-..} (vriendin v iemands echtgenoot/-note).
frintiy:: {I} familiaar.
frint-mâlp:: {C} (vriend v iemands echtgenoot/-note).
frintÿ-mâlp:: {mv} »frinta-mâlp.
frisa:: {C} fries (bouwkunst).
frišoiy:: {C; rs= frišót} bakhuisje, rookhuisje (apart gebouwtje met oven, bij oudere boerderijen).
frišót:: {rs} »frišoiy.
Fritsiy:: {F}.
friyðovve:: {K} nabootsen, namaken.
friyðovvos:: {C} nabootsing, namaak.
Friykichof-esterulâr:: {N} (onderaardse vluchtgang); .
friylpe::
friylpos:: {C} gefriemel, gepruts; geknutsel.
friyme:: {K} gedeeltelijk iets [af]betalen en de rest wordt kwijtgescholden.
Friyndâs:: {F}.
Friyst:: {F/J}.
Friysta:: {M}.
Frizjûschte:: {F}.
fro•:: {PX} (vormt begrippen die met lichaam[sdelen] te maken hebben) (bijv) fâle/frofâle: gebrek/lichaamsgebrek; »fro-.
froâp:: {I} fysiek.
frobaeff:: {gst} »froba'efre.
froba'efre:: {K; gst= ..baeff} castreren.
froba'efros:: {C} castratie.
frobâl:: {C} (vulg) hoofd, kop, kanis.
frôces:: {mv} »frôx.
frocjole:: {K} hechten (v wond).
frocjolos:: {C} hechting (v wond).
froðiycyne:: {K} mishandelen.
froðiycynos:: {C} mishandeling.
Froemiy-fôresta:: {G} (bosgebied in Cÿrofly-gebergte, bij Staef); .
Froemiy-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Staef); .
Froëno-vjadûk:: {N} (viaduct; gemeenten Knolbol-belt en Plercô); .
frofâle:: {C} handicap, lichaamsgebrek.
frofâler:: {C} gehandicapte (persoon).
frofâler-ufira:: {C} gehandicaptenvoertuig (jur: klein autootje dat niet sneller kan/mag rijden dan 40 km/u, in de meeste opzichten gelijkgesteld wordt aan een bromfiets, en uitsluitend bedoeld is voor een gehandicapte); .
frofeûl:: {S} talk, talg.
frofjy:: {C} lichaamsvorm; leest.
frofôrmaji:: {C} lichaamsbouw.
frogiyrt:: {C} middenrif.
frogrup:: {C} [menselijk] ras.
frohabra:: {C} ledemaat.
frohelbi:: {C} ondergoed.
frohôfruos:: {A} lichamelijke opvoeding.
frohullos:: {C} overall, werkpak.
frojâsper:: {C} injectiespuit.
frojéns:: {C} (pop) [spijker]broek.
frojiÿtu:: {C} wang.
frokabéiy:: {I} halsstarrig, hardnekkig.
frokaré:: {C} (pop/iro) te grote schoen.
Froket:: {afk} »Frokettos-lacs.
Frokettos-lacs:: {N} (afk= Froket) "Orgaandonatiewet" (Spok wet); .
frokiyne:: {K} fouilleren.
froknyfo:: {C} scalpel; ef ~ oft ef vlemót-texo: (ong) de kaasschaaf of de botte bijl (mbt bezuinigingen: overal voorzichtig een beetje minderen, of hier en daar onbeheerst heel veel).
frolot:: {C} doodkist.
Fromage:: {N} (cd-label voor popmuziek); .
fromécarô:: {C} korset.
fromigte:: {K} folteren, pijnigen.
fromigtos:: {C} foltering, pijniging.
fromipper:: {C} (pop/iro) stijf of te strak zittende jurk of japon.
frondo:: {I} bol[vormig].
frondoiy:: {C; rs= frondott} opbolling; bobbel.
frondott:: {rs} »frondoiy.
frondo-tustûr:: {S} (rond lichtbruin roggebrood met losse structuur, voornamelijk uit Zuidoost-Jelafo); .
front:: {C} schild (v schildpad ed).
frônt:: {C} front (weerkundig).
fronta:: {C} [aan]gezicht, gelaat, aanschijn.
frontae:: {K} fronsen.
fronta-lÿnt:: {C} gelaatstrek.
frontaos:: {C} gefrons; frons.
fronte:: {K} vergroten.
frontos:: {C} vergroting, het vergroten (ook v foto).
Frop:: {G} (stad in Tjemp).
Frópjÿ Spokânda:: {N} (tijdschrift voor het correcte gebruik vh Spokaans en het onderwijs in deze taal; verschijnt in principe 4 keer per jaar); .
froprâft:: {C} geraamte, skelet.
fropreipanas:: {C} bovenlijf.
froquâstiy:: {C} opperhuid.
froqueffos:: {C} bodyscan.
froqulséfen:: {C} stofwisseling.
froqurt:: {C} likdoorn, eksteroog.
frorûs:: {C} stoffelijk overschot.
frôsal:: {SC} (arch) angst.
frôsaliy:: {I; [mv=enk]} angstaanjagend.
frôsall:: {SC} (arch) angst.
frosértariy:: {I} erfelijk (v ziekte).
frosolft:: {C} lichaamsbeweging.
Frosty Frog:: {N} (voormalige popgroep); .
frot:: {I} fris, erg koel.
frotare:: {K} verfrissen, opfrissen.
frotaros:: {C} verfrissing, opfrissing.
frote::
frotexe:: {K} opereren.
frotexelmit:: {C} operatiekamer.
frotexos:: {C} operatie.
frotiyn:: {C} lichaam, lijf; element (persoon).
frotiyneren:: {C} gestel.
frotiyneren-teraputer:: {C} fysiotherapeut.
frotjel:: {C} lijfstraf (in 1863 als wettig strafmiddel afgeschaft; werden voordien uitgevoerd vlgs de opvattingen vd 2e »mennmarât).
frotqumter:: {C} bijvoet (plant) (L. Artemisia vulgaris).
frotrajo:: {I} misvormd.
frottiy:: {C} (pop) verfrissing (glas koele drank).
frotûgtanas:: {C} onderlijf.
frôx:: {C; mv= frôces} (groene poncho/cape, gedragen door [niet gelovige] eregast bij Erg ritueel).
Frs:: {afk} (Freras); »frera.
frû:: {C; mv= ~a; rsmv= frutt} big.
frûa:: {mv} »frû.
frubbiyl:: {I} (dl= Tjemp/Plefô/Munt); »frumbiyl.
Fructiy:: {N} (fabriek v snoepgoed, jam en marmelade; in Ozaneto a/e Prek); .
frûf:: {S} moes.
frûfiy:: {I} papperig; tot moes.
fruma:: {C} scheenbeen; ef tôrte tygtja ef ~s rifo rst (fig): iemand tegen de schenen schoppen.
frumbiyl:: {I} naargeestig, somber stemmend; ~ én/ur bidal: druilerig.
Frunaldiy:: {F}.
frûnciy:: {C} warm vruchtengebak (specialiteit uit Tjemp).
frûnspe:: {U} indrogen; slinken.
frûnsper:: {C} drooggemaakt [deel van een] moeras; aangeslibd stuk land; soort kwelder, schor.
frûnspos:: {C} indroging; slinking.
frûpenst:: {C} snotolf (vis) (L. Cyclopterus lumpus).
frute:: {K} ~ [beri/den]: (drukt voorzichtige veronderstelling uit); do ~ beri merfe: hij zou wel eens kunnen liegen; misschien liegt hij wel...; ef ~ âtemelira beri bidale: het zou misschien wel eens kunnen gaan regenen; aftel tu nert ~ beri lÿsse fes kiygt fort?: ben je niet een beetje lui de laatste tijd?; Moffain ~ ef zâft: Moffain zou wel eens de dief kunnen zijn.
frute-tijâ:: {U} ~ rifo: (fig) afdwalen van.
Frûts:: {F}.
frûtse:: {K} sjorren; slepen.
frutt:: {rsmv} »frû.
frûx:: {I} kapot, stuk.
Fruzih:: {F}.
Fruzuh:: {F}.
frÿ:: {afk} »frÿtof.
Fryccá:: {F/M} (Gar).
frÿccadiše:: {C} mierikswortel (L. Armoracia rusticana); (= »frÿcc + »radiše).
Frÿcc Berref:: {N} (titel verhaal); .
frÿcc-ðôle:: {C} reuzenzilverspar (L. Abies grandis).
frÿccfe:: {C} gewone grootoorvleermuis (L. Plecotus auritus).
frÿcciy:: {I} immens, reusachtig.
frÿcc-plata:: {C} (afk= FP of éfpe) langspeelplaat, LP.
Frÿcc-reks:: {N} "Reuzenserie" (serie diesellocomotieven); .
frÿccsmurf:: {S} fortuin (hoop geld).
frÿccsmurfiy:: {I} gefortuneerd.
frÿcc-tâfiy:: {C} mammoetboom (L. Sequoiadendron giganteum).
frÿcc-zjol-ÿndre:: {C} grote zee-eend (L. Melanitta fusca).
Fryg:: {J}.
Frygt:: {F}.
Frÿj:: {F}.
Frÿja:: {N} Freya (Germaanse godin).
Frÿj-Tûlmen-mirra:: {W} ; (DOM 103).
fryl:: {I} glazig (aardappel).
frylôpe:: {U} ~ piti: tegenvallen; vilt ocÿrma ~ piti gress: jouw gedrag valt mij tegen.
frylôpiy:: {I} tegenvallend, teleurstellend.
frylópiy:: {S} gelei; dikke saus.
Fryrôsatef:: {F}.
Fryslanda:: {Cef} Friezin.
fryslandes:: {IIef} Fries (bv).
Fryslandes:: {G} Friesland.
Fryslando:: {Cef} Fries (bewoner).
fryslant:: {C} Fries (taal).
frÿtâs:: {C} blaar; (fig) etter, kwal, kreng (vervelende vent, vervelend wijf).
frÿtof:: {Cef} (afk= ft of frÿ) vrijdag.
Frytsaler:: {F}.
Frÿty:: {J}.
Frÿys:: {G} (dorp; gemeente Enana).
fselk:: {C} [schuif]lade, la.
FSFS:: {afk} »Financial Service for Foreigners in Spocania.
fsiyke:: {U} schieten (snel bewegen); ef aša ~ fesdu ef grûs: de haas schiet de heg in.
FSKV:: {afk} »Feslosos furt Saile-kâmpos-vlazzos.
fsochâme:: {K} verwoesten.
fsochâmel:: {C} verwoesting, iets wat verwoest is.
Fsochâmkrur:: {G} (dorp; gemeente Oneta).
fsochâmos:: {C} verwoesting, het verwoesten.
fsoliy:: {I; =vk v ubâfta} minder echt, minder erg; ~ hupster: veel minder groot (sterker dan hupster oiba); ef farte ~: meevallen; »ubâfta.
f.š.r.:: {afk} (= fes »šovos rifo).
Fsÿrðâc-Kents:: {G} (woongemeenschap; gemeente Manes-Toniys); .
ft:: {afk} »frÿtof.
f/t:: {afk} (= furt »torkaros).
f.t.:: {afk} (= fes »tof).
FT:: {afk} »Fesdu-Tiyns.
FTF:: {afk} »Falebo Togrumÿ-fabrokiy.
FTLKK:: {afk} »Feslosos furt ef Tentef-lângâr-kolestiyecÿr kafðobiyros.
f/tn:: {afk} (= fara »trofiy-nakaftos).
Ftôn-helmy:: {N} (grot bij Lammafin; gemeente Hajetuni); .
FTQ:: {afk} »Feslosos furt Tneferdos-Quistos.
f/tÿt:: {afk} (= fes »tÿrt-trofiy).
Fu:: {G} (rivier van Stay-meer naar de Kjoep); .
Fucker:: {F}.
fûðe::
fûðelira:: {tdw} onafscheidelijk (in spr ook {I}).
fu'egg:: {SC} bevoegdheid.
Fuejo:: {G} (dorp; gemeente Grot).
Fufla:: {J}.
Fu-fonis:: {G} »Reees-fonis; .
fugô•:: {PX.c > c} •voet, •voetstuk (v lamp, kast ed); »fugô-.
fugôvasa:: {C} vaasvoet, voet van een vaas.
Fu-jakâm-wuma:: {G} (bos; gemeente Fonistâ); .
fûjjete:: {I} vetvrij (eten).
Fuka:: {N} (auto/treinveer); .
Fu-klarbÿr:: {N} (camping; gemeente Afacha); .
Fulana:: {N} (uitgeverij in Amahagge); .
Fûlbert:: {J}.
fule:: {K} (dl= Liftka/Brÿr; arch/poe) vullen.
fulf:: {C} (ntr) reekalf, hertenkalf (jonge ree, jong hert).
fûliy:: {C} veulen (jong paard; jonge ezel).
full:: {I} voltallig.
fulle:: {K} vervullen; aanknopen (gesprek).
full-nûmpor:: {I} unaniem (zonder tegenstemmen).
fullos:: {C} vervulling; aanknoping (v gesprek); ef gre tukst ef ~: in vervulling gaan.
fûlminere:: |..ÿje| {U} ~ tygtja: fulmineren tegen.
fulos:: {C} (dl= Liftka/Brÿr) vulling, het vullen.
fûmp:: {SC} bijgeloof; geloof in buitenaardse dingen.
funâ:: {C} plezier; ef svime fes ~: plezier hebben/maken.
fûnare:: {K} doorzéven.
funâ-stôl:: {C} plezierjachtje (kleinere motor- of zeilboot, voornamelijk voor vermaak op de binnenwateren).
fûndamentela:: {I} fundamenteel.
fûndere:: |..ÿje| {K} (lett) funderen.
fûnderos:: {C} (lett) fundering, fundament.
Fundranâ:: {F/J}.
fûne:: {K} doorbóren (v oorlel of neusvleugel); eft fûnor fe: een oor met een ringetje.
fûnkšo:: {C} functie.
fûnkšonela:: {I} functioneel.
fûnkšonere:: |..ÿje| {U} functioneren.
fûnkšoneros:: {A} functionering.
fûnkšo-šampattiy:: {A; mv=enk} argument (wiskunde, logica).
fûnos:: {C} gaatje (in oorlel of neusvleugel).
funse:: {U} snuiven, proesten (paarden); ef ~ furt fôrs: naar adem snakken.
funsos:: {C} (alg) gesnuif, geproest; (pej) [hard en irritant] gelach.
funte::
funtos:: {C} uittreding.
fûppe:: {U} ~ ón rst: aanpappen, een praatje beginnen met iemand (minder opdringerig dan fûppe-fes).
fûppe-fes:: {K} ~ rst: iemand versieren; aanpappen met iemand (opdringeriger dan fûppe ón); do ~ jadâk tehaste: hij papt met iedereen op straat aan.
Fu-Qull:: {G} (dorp; gemeente Fonistâ).
Fu-quntiyst:: {G} (ondergrondse waterloop; verbinding met de Fu); .
fura:: {I} van bont/pels gemaakt.
furâs:: {SC} aangelegenheid.
Furdâs:: {F/J/M}.
Fu-Reees:: {G} (dorp; gemeente Fonistâ).
furnake:: {K} in de oven bereiden/bakken/stoken.
furnako:: {C} oven; rifonn ef ~: uit de oven.
furo:: {C/S} bont, pels.
furo-cÿramm:: {C; mv= ~a} boa (om de nek), bontstola.
furo-cÿramma:: {mv} »furo-cÿramm.
furo-kas:: {C} bontjas.
Furr:: {F/J}.
Furra:: {M}.
Furt Ef Zampôr:: {N} (uitgeverij in Hoggebim); .
furta:: {III} (plaats) van voren.
fûrta:: {I} vruchtbaar.
furtablefa:: {III} achterstevoren.
furtae:: {III} (beweging) naar voren [toe].
fûrtale:: {K} bevruchten.
fûrtalos:: {C} bevruchting; vruchtbaarheid.
Fûrtalos-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Nayes); .
Fûrtalos-lemnâs:: {N} (grafheuvel; gemeente Nayes); .
furt-bent:: {C} voorband (v fiets, auto).
furtcol:: {C} doeleind; furt zintes ~s: voor wetenschappelijke doeleinden.
furtdec:: |furtek| {C} voordek, voorplecht.
furte:: {K} (lett) vóór zijn; eerder zijn dan.
furtess:: {I} voorover.
furtfartos:: {C} voorsprong.
furtfes::
furtfortiy:: {I} voortijdig.
furt-giyrt:: {C} voorarrest.
Fürth:: |fûrt| {F}.
furtharbe:: {K} (arch) dienen voor.
furthertel:: {C} ef ~: (de) vorige maand, afgelopen maand.
fûrtibje:: {K; gst= fûrtipp} eggen.
fûrtibjos:: {C} het eggen.
furtiemzer:: {C} voorstander.
furt-indyja:: {IIef} Voor-Indisch (bv).
Furt-Indyja:: {G} Voor-Indië.
fûrtipp:: {gst} »fûrtibje.
furtiy:: {I} voorste, vooraan; fes ef zyle-tojesfsâ do tinde ~: in de hardloopwedstrijd blijft hij de voorste.
furtkaf::
furtkafte:: |furtkAfte| {K} ~ kura: vrijwaren van.
furt-kafte:: |fUrtkafte| {K} vooruitbetalen.
furtkest::
furtkormondô:: {C} ef ~: [in] de afgelopen zomer.
furtkurame:: {III} overigens, anders (in andere gevallen).
furtlippio:: {C; rs= ..lippót} voorpoot.
furtlippót:: {rs} »furtlippio.
furtlorerde:: {K} inkopen.
furtlorerdos:: {A} inkoop.
furtmét:: {C} voorsteven (v schip).
furtmink:: {C} ef ~: (de) vorige week, afgelopen week.
furtmiypiy:: {I} voorlijk.
furtnurp:: {C} voorhoofd.
furtof:: {C} ef ~: (de) vorige dag, afgelopen dag; (= »furt + »tof).
furtomiy:: {C} voorbericht.
furtonn:: {VZ} (richting; in tegenstelling tot furt ook meer abstract) voor; do zerfe ~ ef ûrbest: hij kijkt voor de schutting (maar STAAT erachter); (vgl) do zerfe furt ef ûrbest: hij kijkt voor de schutting (en bevindt zich er ook voor); »furt.
furtovap:: {C} voorzijde, voorkant; front.
furtplaša:: {C} (taalk) voorzetsel.
Furtplašas fara riješers, ur riješers fara furtplašas:: {N} (tijdschriftartikel); .
furt-plât:: {C} voorbalkon (tram).
furt-putiy:: {C} voorpost.
furtpÿr:: {C} ef ~: (de) vorige eeuw, afgelopen eeuw.
furtriffare:: {K} aanmaken, vervaardigen.
furtriffos:: {C} aanmaak, vervaardiging in voorraad.
fûrtse:: {U} [gaan] hellen, scheef gaan staan.
furt-trôchâ:: {C} voorwiel.
furt-trôchâ-fixos:: {C} voorwielophanging (v auto).
furtunere:: {K} voorzíén (voorgevoel hebben, verwachten).
furt-vender:: {C} voorloper (fig).
furtÿr:: {I} voorwaarts.
Furtzeces:: {G} (dorp; gemeente Plenk).
furtzemper:: {C} ef ~: (het) vorig jaar, afgelopen jaar.
fus:: {C} lever.
Fu-sentraliy:: {N} (voormalige elektriciteitscentrale; gemeente Oopare); .
fus-ool:: {S} levertraan.
fus-soza:: {C} leverworst.
fûst:: {C} zekering, stop; veiligheidsklep; overlooppijp; expansievat.
fustiyse:: {C} lever (als voedsel).
fut•:: {PX} (gereduceerde vorm v »furt• 1).
fût:: {I} vet[tig].
futarfiner:: {C} voorganger (in functie of idee).
fûtbâl:: {C} klein dik mannetje.
Fûtent:: {J} (Gar).
futientur:: {C} stammoeder, vrouwelijke voorzaat, "voormoeder" (vgl "voorvader"); (= »furt + »sientur).
fûtitt:: {rs} »fûtiu.
fûtiu:: {C; rs= fûtitt} alinea; debat.
fûtiuje:: {U} (gst= fûtiut) ~ [rifo]: debatteren [over].
fûtiut:: {gst} »fûtiuje.
futju:: {C} meubel[stuk].
futju-misan:: {C} meubelzaak.
fûtmutiy:: {I} (fig) dikhuidig, met een olifantshuid.
futollus:: {C} mannelijke voorzaat, voorvader; (= »furt + »follus).
futsiare:: {Krs} verdraaien, verwringen, verbuigen zodat het stuk gaat.
futsiaror:: {I} verdraaid.
futsie:: {U} wringen, [om]buigen; trekken (scheef, krom).
futsios:: {C} wringing; trek[king] (scheef, krom).
futsitée:: {U} met kracht in elkaar schuiven (harmonica-effect bij frontale botsing ed).
futsitéos:: {C} botsing (waarbij beide delen in elkaar verwrongen zitten).
fût-splâk:: {C} vetvlek.
Futtery:: {F}.
futtof::
Futtof ef urzôg zôle:: {N} (boektitel); .
futuproje:: {C} voorgeslacht.
futuriy:: {I} (taalk) Spok toekomende tijd (uitgedrukt met tempus-sx •u of •ui, of met woordvolgorde VSO); »•u; »•ui.
Futurr:: {N} (keten v telefoonwinkels); .
futvende:: {E} voorgaan.
Fuwu:: {afk} »Fôrestas ur Wumaa.
f/w:: {afk} (= fes »wóna).
f.w.f.:: {afk} (= fes »wâlc fort).
fx:: {afk} »fâx.
fx.:: {afk} »fâx.
fÿ:: {III} (arch/poe) zo, dan (na een bijzin); fara Petriy arfine fesért, ~ Mariy zyle cupp ef sért: als Petriy thuis komt, [dan] rent Mariy het huis uit.
fyco:: {C} vijg (vrucht).
fycos-vildul:: {C} vijgenboom (L. Ficus carica).
Fydelane:: {G} (dorp; gemeente Pacelane).
Fyffe:: {J}.
Fÿfre-Trôla:: {N} (bewoond kasteel; gemeente Bôrâ); .
fyg::
fygare::
fygaros:: {C} verdunning (v voorwerp).
fyge:: {U} dun zijn (voorwerp).
fyg-lelder:: {C} heggendoornzaad (plant) (L. Torilis japonica); holfe ~: knopig doornzaad (L. T- nodosa).
fyg-oûser:: {S} (lichtgroene bekermos-soort) (L. Cladonia fimbriata); (zeldzame soort in Lor: L. Cladonia lorica).
fyg-sypress:: {C; mv/rsmv= ~es} Californische cipres (L. Chamaecyparis lawsoniana).
fyg-sypresses:: {mv/rsmv} »fyg-sypress.
Fÿjes-agru:: {G} (bergtop in Tora-gebergte; 856 m hoog); .
fÿkriyf::
fyla:: »Fyla.
Fylana:: {M}.
Fÿliy-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Manes-Pômân); .
fylô:: {I} overtuigend.
fylterch:: {I} loos (v vrucht).
fymgrup:: {C} strijkorkest.
fyms:: {C} streling; streek (het strijken).
fymšare:: {K} strijken, strelen.
fymšaros:: {C} het strijken, gestreel.
fymšazorâ:: {C} strijkstok.
fymše:: {K} scheren over/langs; rakelings gaan langs; ef meve ~ ef knurfel: de meeuw scheert over het water.
fymšos:: {C} het scheren, rakelings langs gaan.
fymtiysse:: {mv} »fymtyss.
fymtyss:: {C; mv= ..tiysse} strijkinstrument; (= »fymšare + »tyss).
fyn:: {I} fijn (niet grof; v zand ed).
Fyn:: {M} Fien.
Fyna:: {M} Fien.
fynarâs:: {C} raffinaderij (olie, suiker).
fynare:: {K} raffineren (olie, suiker).
fynaros:: {C} raffinering (olie, suiker).
Fyndyândo:: {F}.
Fyñga:: {N} (camping; gemeente Garos); .
Fyñgatsj-korsám:: {N} (paleis; gemeente Garos); .
Fynn:: {F}.
fynniy:: {C} aangebedene.
fÿpa:: {III} maar toch, en toch.
fÿpÿjÿf:: {I} jazeker, welzeker, ja natuurlijk; (dl= Cheetuc) tóch (ondanks alles); ~ noi: zeker niet (als antwoord op een vraag); (= »fiypÿe + »ef).
fyrah:: {SC} principe, grondbeginsel, richtsnoer.
Fyrâk:: {G} (de bergen in het Lafter-gebergte waar de Grât ontspringt); .
Fyrðiy:: {F/J}.
Fyrðiy Cômsa-Bergo-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Ypiy); .
fyrge:: {U} rondtrekken (vrnl v kooplui).
fyrja:: {C} schijnproces; (his) schijnexecutie (als "milde" straf).
Fyrr:: {F/J}.
fyrt:: {C} (alg) sliert; lang dun en slap voorwerp; (v textiel) sjerp; lange smalle wimpel.
Fyrta:: {J}.
fÿruh:: {C} voering (in kleding).
fÿruhe:: {K} voeren (v kleding).
fyryf:: {C} (korte poëtische beschrijving ve diersoort en evtl zijn levenswijze; in Ergemip en verscheidene sagen).
fysa:: {S} kaneel.
fysika:: {C} natuurkunde.
fysikaiy:: {I} natuurkundig.
fysiker:: {C} natuurkundige.
FYSP:: {afk} »Feslosos furt Yrnula-prodûks ur âs Slojetiyn Poirestâs.
fyt:: {C} rietstengel.
fÿt:: {C; mv= fett} feit; fara ~ (afk= f/f of f.f.): in feite; fara ~ ...: het feit is dat ....
Fÿt:: {afk} »Fÿtafiys.
fÿtafiy:: {C} kroniek.
Fÿtafiys:: {N} (afk= Fÿt) (bijbel) Kronieken.
fÿtiy:: {I} feitelijk.
Fytrich:: {J} Frederik, Friedrich.
Fytrona:: {M}.
Fÿvi:: {F/M}.
f/zf:: {afk} (= futtof »zemperas-finne).
f.z.r.:: {afk} (= fes ef »zôr rifo).
© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DICTIO