Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans

Spokaans—Nederlands     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 

Nederlands—Spokaans     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
 

u:: {C} (naam vd letter U).

u•:: (= û•)

  1. {PXimpr.add > add} (menselijke eigenschap) (bijv) ârt/uârt: vast, zeker/preuts; zógem/uzógem: weids/tolerant, verdraagzaam; fómiy/ûfómiy: gegroefd/ingewijd; bâfta/ubâfta: echt, geheel (de px-loze vorm bâfta is arch, en sinds de 16e eeuw uit de Spok taal verdwenen).
  2. {PXimpr.s} (oorspr Peg lw, nu allectief) (bijv) ubôrt: varkensvlees; ufrecc: verontwaardiging; usienc: zink; »a•; »y•.

•u:: {SX.wst > toek} (achter hulpww, tenzij dit ontbreekt of op •lira eindigt, dan achter hoofdww; samen met dt di) (bijv) gress di trempu ef mimpit: ik zal het boek lezen; do di fartu: hij zal lopen; (•u krijgt altijd klemtoon).

û•::

  1. {PXimpr.c > mv} (oorspr Peg lw) (bijv) rozjep/ûrozjep: riem, peddel/riemen, peddels; »o•; »ûr•.
  2. {PX} »u•.

ua.:: {afk} »uftalka.

ÛA:: {afk} »ûpk-areû.

ûach:: {I} wijs (niet stom).

ûachiy:: {C} wijsheid.

UAE:: {G/afk} »Unior Arabyja Emiratiys.

ûae:: {E; gst= ûat; vdw= pûa} tot stand komen.

Uament:: {G} (dorp; gemeente Uofiten); (DOM 183).

ûaos:: {C} totstandkoming.

uârt:: {I} preuts.

uas:: {C} gans (vogel) (L. Anser of Branta); blakker ~: sneeuwgans (L. A- caerulescens); presÿr ~: grauwe gans (L. A- anser).

uas-dóc:: {C} ganzenveer (om mee te schrijven).

as-fedre:: {C} ganzenveer (ook om mee te schrijven).

uas-fus:: {C} ganzenlever.

Uashynne:: {G} (eilandje in de Trendon; gemeente Trondom); .

Uashynne-fôresta:: {G} (bosgebied ten westen v Trondom, langs de Trendon); .

Uas-ileset:: {G} (eilandje, omsloten door twee takken vd Fetu; gemeente Tearo); .

uas-kleser:: {S} kleefkruid (L. Galium aparine).

uas-lofa:: {C} zilverschoon (plant) (L. Potentilla anserina).

Uas-mirra:: {W} .

Uas-plep:: {W} .

uas-tegt:: {C} blunder, flater; ef riffe eft ~: een blunder begaan.

uasynn:: |wasynn| {S} »usynn.

ûat:: {gst} »ûae.

uba:: {I} steil; (pop) te gek (erg leuk); eft ~ zieo: een te gekke muts.

ubâfta:: {I; vt= stôt; ot= oÿss; vk= fsoliy; mt= gloert} echt, geheel, heel erg (meestal versterking bij ander add); ~ hupster: heel [erg] groot; stôt hupster: veel groter; fsoliy hupster: veel minder groot; mittof melde eft ~ truff: dat is een hele aanwinst.

Ubâfta-Firani:: {G} (rivier van de Firani naar de Aflif-straat); .

Ubama:: {G} (stad in Munt).

ubara:: {S} voedsel, kost, spijs.

ubara-cÿrbatt:: {C} voedselvoorziening.

ubaralot:: {C} ruif, etensbak; ef pilde fes ef ~: aan de dag leggen (tonen).

ubarmit:: {C} provisiekamer.

uber:: {C} (fig) houvast.

uberare:: {K} (fig) zich binden aan.

ubere::

  1. {K} (alg) grijpen, pakken; (ihb) opnemen (telefoon); oppakken (bijv door de politie); ef ~ ef mux: woord houden; ef ~ rst furt ef trustos: iemand in vertrouwen nemen.
  2. {Kpr} (fig) veroveren; aanboren.
  3. (tdw) ef melde ~lira ... [rifonn flj]: [iets] opvatten als ...; gress melde ~lira eft merfos: ik vat het op als een leugen; gress melde ~lira eft sientur rifonn Mefa: [ik vind] Mefa is als een moeder voor mij (eig: ik vat Mefa op als een moeder); Drys melde ~lira sex-šôts rifonn pirinins: voor Drys zijn meisjes seksobjecten.

ubere-fes:: {K} bergen; in veiligheid brengen.

ubere-fest:: {K} vastgrijpen.

ubere-kaf:: {K} oprapen.

uberen:: {I} (vrnl fig) grijpbaar; tastbaar.

uberkinn:: {I} grijpgraag; (euf) kleptomaan.

uberos:: {C} (alg) greep, het grijpen; (technisch) koppeling (v auto).

uberos-fes:: {C} berging; het in veiligheid brengen.

uberos-fest:: {C} het vastgrijpen.

uberos-kaf:: {C} het oprapen.

Ubipa:: {G} (stad in Ben).

Ubipa-Manes-Bâtart:: {G} (dorp; gemeente Zertoniyta).

ûbléja::

  1. {Aef} vroomheid.
  2. {I} vroom.

ûbléjaerÿ:: {I} schijnvroom.

ubôrt:: {C} varkensvlees, karbonade.

UC:: {afk} (= Urapas Corvi'am); »corvi'am.

ûc:: {C; mv= ~a} "kuifkraai" (kraai met kuifje; komt voornamelijk in en om Amahagge voor; nestelt in de lindebomen vd dierentuin aldaar) (L. Corvus graliykii).

ûca:: {mv} »ûc.

ucalyptes:: {C} eucalyptus (L. Eucalyptus); ronter ~: (boom: L. E- gunnii).

ûcâs:: {VG} (positieve tegenstelling) terwijl, maar; ef hurts farte, ~ ef zlakos blacroe: een hond loopt, terwijl/maar een slang kruipt; do nert brae crepps, ~ gress larde tevi tem: hij lust geen pannenkoeken, maar ik eet ze graag.

uchafmrâ:: |..fMrâ/..frâ|

  1. {Aef; rs= ~t} situatie; ef hendre ef ~: hierop inspringen (de kans te baat nemen).
  2. {I} situationeel.

uchafmrât:: |..fMrât/..frât| {rs} »uchafmrâ 1.

uchah:: {C} wezen, individu (zn).

ucha'occ:: {C} kalkoen (L. Meleagris); ef iyrke lo eft gôl ~: zich doodschamen.

uchôl:: {SC} zeer onverwachte verrassing.

uchôlami:: {III} voor het geval er niets gebeurt, mocht er [helemaal] niets gebeuren.

ucjyfe:: {K} meesleuren; »hajemos.

Ucjyfe:: {N} (herberg bij Ahegg; gemeente Zar); .

Ucjyfe-zee:: {G} (eilandje in de Gubina-zee); .

ucjyfos:: {C} meesleuring.

ucoðe:: {U} piekeren, tobben.

ucoðos:: {C} gepieker, getob.

ucôgare:: {K} op de proef stellen; beproeven; gress nert ~: ik kom er niet uit; ik zie geen oplossing.

ucôgaros:: {A} beproeving.

ucôgatjen:: {C} voorspéller.

ucôge:: {K} ~ ón: voorspéllen.

ucôge-tiyn:: {A} voorspélling (wat voorspeld is, de uitkomst).

ucôgos:: {A} voorspélling, het voorspéllen.

uco'lite:: {U} tevergeefs zijn.

uco'litos:: {A} vergeefse daad; vergeefse poging.

uco'liy:: {I; [mv=enk]} [te]vergeefs; onnodig, zinloos (zonder uitwerking).

ûcs:: (= ûx |ks|) {C; mv= ÿcs of ÿx} klip, rotspunt; ef njebope kafonn ef ~: in duigen vallen; ef melde kaf ef ÿcs/ÿx: het is verpest/versjteerd/ernstig verstoord (bijv v feest).

Ûcs:: {G} (dorp; gemeente Lônges).

ûcsijera:: (= ûxijera |ks|) {C} scherenkust; kust met veel rotsen.

Ûcs-plep:: {W} .

ûcs-zârer:: (= ûx-zârer |ks|) {C} kliplipvis (L. Ctenolabrus rupestris).

uctivilâ:: {C} circus (in Spok meestal klein en in de openlucht, zonder gedresseerde dieren).

Uctivilâ:: {N} (herberg aan de bosrand bij Amentôlestu); .

ucÿr:: {I} misplaatst.

Uðân:: {F}.

Uder:: {J}.

Udrâ::

  1. {J}.
  2. {N} (Bergparel-B&B in Oopare); .

UEC:: {afk} (= Urapas Ekonomise Corvi'am); »corvi'am.

ûeme:: {U} [hoorbaar] ademen.

ûeme-fes:: {U} inademen.

ûeme-hiystos:: {C} kinkhoest.

ûeme-mip:: {U} uitademen.

ûeme-silens:: {I} ademloos (luisteren ed).

ûemos:: {C} ademhaling.

ûemos-fes:: {C} inademing.

ûemos-mip:: {C} uitademing.

uenge:: {U; vdw= p~} gestalte krijgen; ef luna ~: de maan wast; het wordt volle maan.

uengepainn:: {C} (taalk) aanvoegende wijs.

uengos:: {A} het gestalte krijgen; gress zerfe ef ~ ral: ik kan de zaak nu overzien; ik begin een overzicht van het geheel te krijgen.

ûesacÿr:: {I} wagenwijd open.

ûesacÿre::

  1. {K} (trans) (alg) opensplijten; (ihb) openrijden, opensnijden (v wissels door een trein); ef ~ ef eits: grote ogen opzetten.
  2. {Upr} (intrans) opensplijten; (ihb) gapen (v kloof).

ûesacÿros:: {C} (alg) opensplijting; (ihb) het openrijden (v wissels door een trein).

ûese:: {K} opslaan (v ogen, boek).

uet:: {C} kolenmijn.

Uet ber Brym:: {N} (voormalige kolenmijn; gemeente Korif); .

Uet-lirrotiy:: {W} .

•ûf:: {SX.vz} (gereduceerde vorm v ef 1; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) (bijv) kafûf = kaf ef: op het, erop; 'karaûf = helkara ef: naar het/ernaar [toe]; »ef.

ufege:: {K} ~ [beri/den]: vergeten [te].

ufegos:: {A} vergetelheid.

ufer:: {gst} »ufre.

ufesper:: {gst} »ufspre.

uff::

  1. {I} geoefend.
  2. {gst} »ufne.

Ûffen:: {F}.

ufira:: {C} voertuig.

ufirare:: {K} berijden, rijden in/op (auto, paard ed); do ~ fesért sener oto: hij rijdt in zijn auto naar huis; »poira.

ufirarvende:: {U} voorbijrijden.

ufiratjen:: {C} machinist (op trein).

ufiratt:: {I} berijdbaar.

ufire:: {K/U} rijden; do chafoste ur ~: hij rijdt terwijl hij zingt; hij zingt onder het rijden (lett "hij rijdt te zingen"); gress ~ fesért Petriyex ef oto: ik rijd IN Petriy's auto naar huis; gress ~ Petriyex ef oto LO fesért: ik rijd/breng Petriy's auto naar huis/thuis; gress ~ Lerduex ef oto: ik rijd in Lerdu's auto (die auto heb ik dus te leen); óps ~lira: ze zijn aan het [auto]rijden; ze zijn met de auto gekomen.

ufire-bjelt:: {C} buitenband.

ufire-cor:: {K} omverrijden.

ufire-eksâm:: {C} »ufire-exâm.

ufire-exâm:: |ks| (= ufire-eksâm) {C} rijexamen.

ufire-kartafiy:: {mv} »ufire-kornin.

ufire-kestenn:: {K} omverrijden.

ufire-koles:: {C} rijschool (auto).

ufire-kornin:: {C; mv= ..-kartafiy} rijbewijs.

ufire-lango:: {U} [komen] langsrijden.

ufire-materialo:: {S} rollend materieel.

ufire-mip:: {K} uitrijden (tot het einde toe rijden); óps ufire-mip pijâ ef mirra: ze rijden de straat geheel uit.

ufirklan:: {C; mv= ..klâne} wiel (om op te rijden).

ufirklâne:: {mv} »ufirklan.

ufirmešane:: {U} komen aanrijden (met voertuig).

ufirzyle:: {E} heel/te hard rijden (sneller dan verantwoord is).

ufnaratjen:: {C} trainer (bij sportclub).

ufnare::

  1. {K} ~ fes: oefenen in.
  2. {U} trainen.

ufnaros:: {C} training.

ufne:: {K; gst= uff} [uit]oefenen, bekleden (v functie); ~ armt: uitoefenen op (kracht, invloed ed).

ufne-fort:: {C} bekleding (v functie).

ufne-kaf:: {K} beoefenen (v sport ed).

ufne-zorâ:: {C} rekstok.

ufnos::

  1. {C} (alg) opgave, oefening; (ihb) uitoefening (v functie ed).
  2. {A} (fig) uitoefening (invloed); ~ armt flj/rst: uitoefening op iets/iemand.

ufnos-kaf:: {C} beoefening (v sport ed).

ûfómiy:: {I; [mv=enk]} ingewijd.

ufre:: {K; gst= ufer} bederven.

ufrecc::

  1. {Aef} verontwaardigdheid, verontwaardiging.
  2. {I} verontwaardigd.

ufrecce:: {K} verontwaardigen.

ufror:: {I} bedorven.

ufros:: {C} bederf.

ufsp•:: |usp..| {wst} »ufspre.

ufspre:: |uspre| {K; gst= ufesper; wst= ufsp•} missen; niet raken (na ergens op gericht te hebben); missen (te laat komen voor); gress ef gerlas ~: ik heb de bus gemist.

ufspros:: |uspros| {C} misser (schot dat mist ed).

Uft:: {F}.

ÛFT:: {afk} »Ûn furt Tradamarte.

ûftâf:: {C} (Erg: geestelijke in Peg »kents).

Ûftâf-pât:: {W} .

uftalka:: {III} (afk= ua.) enzovoort.

Ûfte:: {F}.

uftel:: {PV; rs= ~l (arch) of ûftell; 2niv-1mv} ons; Mariy nert tiffe ~: Mariy kent ons niet; eup ûftell afânole: ze heeft ons achtergelaten.

uftell:: {rs} »uftel.

ûftell:: {rs} »uftel.

ugânda:: {IIef} Ugandees (bv).

Ugânda:: {G} Uganda.

Ugândana:: {Cef} Ugandese vrouw.

Ugândany:: {Cef} Ugandees (bewoner).

Ugen:: {J} Eugène.

Ugena:: {M} Eugenie.

ugkéeše:: {K} weergeven, vertolken.

ugkéešos:: {C} weergave, vertolking.

Ugoëtos:: |ugoetos| {F} (Peg).

Ugoriy-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Poriy); .

Uhaôrf:: {G} (dorp; gemeente Meen).

•ui:: {SX.wst} (achter hulpww, tenzij dit ontbreekt of op •lira eindigt, dan achter hoofdww);

  1. (geeft toek 2niv; met dt di als handeling ook werkelijk plaatsvond) (bijv) do reppa, den do di trempui ef mimpit: hij zei dat hij het boek zou lezen (heeft hij dus ook gedaan);
  2. (geeft irrealis; zonder di als handeling niet door ging/zal gaan) (bijv) do reppa, den do trempui ef mimpit: hij zei dat hij het boek gelezen zou hebben (maar dat heeft hij niet gedaan); kirro pratui mas helkara Hirdo: we zouden morgen naar Hirdo vertrekken (maar dat gaat niet door); gress eft mirre-lofa lorerdui hôs ef roiysért: ik had een wandelkaartje bij de boswachterij moeten kopen (maar dat had ik niet gedaan); kost cÿrtiruilira frint: mijn vriend die geholpen zou hebben (maar dat niet deed).

ûice:: |wice| {U} ~ armt: ingaan op (een voorstel ed); ef ~ zefa terat armt: nader ingaan op.

Uiresa:: {F/M}.

uit.:: {afk} (= ur idem tiyns); »tiyn.

Uit in Spokanië – nooit weg:: {N} (boektitel); .

UJ:: {G/afk} »Unior Jabârstat.

•ukér:: {SX.zn} landbouw•, veeteelt•, agrarisch; (bijv) blofukér: trekpaard (voor ploeg); vrôkukér: landbouwmethode.

ukérnolac:: {C} landbouwvoertuig; .

ukrain:: {IIef} Oekraïns (bv).

Ukrain:: {G} Oekraïne.

Ukraina:: {Cef} Oekraïnse vrouw.

ukrainos:: {C} Oekraïns (taal).

Ukrainy:: {Cef} Oekraïner.

ul:: {C} ijlte.

Ula:: {G} (stad in Bloi).

Ula-mirra:: {W} .

ulân:: {C} wal; muur om kasteel of stad; ef kafpântor ~s: "de bestormde wallen" (perifrase voor de stad Lift); »•ân.

ulân-miltefe:: {K} verschansen.

Ulân-mirra:: {W} .

ulânos:: {C} verschansing; ðÿm ~: (fig) rechtuit, ronduit.

Ulân-plep:: {W} .

ulânsÿr:: {C} (arch/dl= Tjemp/Plefô) vestingstad.

ulân-sÿrt:: {C} vestingstad; stad[sdeel] binnen de wallen.

Ulân-sÿrt-zemper:: {N} "Jaar der Vestingsteden" (in het jaar 2000 werd speciale aandacht aan vestingsteden gegeven. Hajofese speelde hierbij een prominente rol); ; (DOM 54).

Ulân-weg:: {W} .

ularâf:: {C} hechtenis; het vasten; ef putte rst furt ef ~: iemand in hechtenis nemen.

ularâfe::

  1. {K} (lett) vasthouden (niet loslaten); ef ~ ef šôt: iets erop houden; ularâfe-kiyro ef šôt, den ...: laten we het erop houden dat ....
  2. {U} vasten.

ularâfe-flyddere:: {C} gele eenstaart (vlinder) (L. Drepana binaria).

ularâfe-kaf:: {K} (lett) ophouden, omhooghouden.

ularâfelira:: {I} (taalk) intransitief (in de Spok taal: alle werkwoorden die in dit woordenboek met {U} zijn gemerkt).

ularâfe-mip:: {K} (lett) uithouden, uitsteken.

ularâfos:: {C} het vasthouden.

ularâfos-kaf:: {C} (lett) het ophouden, omhooghouden.

ularâfos-mip:: {C} (lett) het uithouden, uitsteken.

ularâf-quriyos:: {C} inhechtenisneming.

Ulches-kôl:: {G} (bergpas in Boesh-gebergte; 422 m hoog); .

Uldovyll:: {F}.

Uldovyll-pola:: {W} .

Uldrec-terf:: {W} .

Uleff:: {F/J}.

u/lelp.:: {afk} (= ur »lelpirus).

ûlfe:: {K} uitspreiden, verspreiden (alg); uitleggen (v loper).

ûlfos:: {C} uitspreiding (alg); het uitleggen (v loper).

ulfte:: {U} ~ lef: walgen van.

ulftest:: {C} walging.

uLG:: {afk} »lebet-glyda.

ûlg:: {I} sociaal [voelend]; solidair.

ûlger:: {C} sociëteit (besloten (exclusieve) club).

ûlgiy:: {A; mv=enk} sociaal-zijn, socialisatie, je sociaal/solidair [met anderen] gedragen.

uLGs:: {afk} »lebet-glyda.

ûlg-ÿrlikkiy:: {C} sociale gelijkheid; solidair met elkaar; leldelira ~: "groeiende sociale gelijkheid" (dwz bij de geboorte is iedereen gelijk, maar bij het opgroeien kristalliseren sociale status, succes in het leven, rijkdom en armoede, zich uit; dit is vastgelegd in de 3e »mennmarât, en ligt ten grondslag aan het fatalisme en de berustende houding die Spokaniërs ten aanzien v hun levensomstandigheden hebben).

uliyja:: {C} oleander (L. Nerium oleander).

ûlke::

  1. {K; vdw= regelm.} binden (v saus/soep).
  2. {U; vdw= ulker} verstarren; eft ulker kûltâ: een verstarde blik.

ulker:: {vdw} »ûlke 2.

ûlkos::

  1. {C} binding, het binden (v saus/soep).
  2. {A} verstarring.

ulksiyg:: {C} slagader; (= »ulliye + »ksiyg).

ullât:: {I} gezwollen (alg); hoogdravend (taal).

uller:: {C} dikte (het al dan niet dik zijn).

ulliy:: {Iid} dik||dun; pert ~: dik; litel ~: dun; eft ~ kas lo eft cress: een dikke (gevoerde) jas; eft ~ lo wÿja belt-trut: een dun truitje.

ulliye:: {E} afwisselend dik en dun worden; hard hijgen; peristaltische bewegingen maken; zieltogen; als een worm voortkruipen.

ulliyos:: {C} het afwisselend dik en dun worden; hard gehijg; peristaltische beweging[en]; zieltoging; het kruipen als een worm.

ulljef:: {I} (fig) ingeworteld.

ulljevatjen:: {C} indringer.

ulljeve:: {K} indringen, binnendringen.

ulljevelira:: {I} ingrijpend (verandering ed).

ulljevos:: {C} indringing, binnendringing.

ullkôlte:: {U} gutsen; met golven stromen.

ullkôltos:: {C} geguts, het gutsen.

ulot::

  1. {Aef} [bewust] valse beschuldiging.
  2. {I} [bewust] valselijk beschuldigd.

ulote:: {K} ~ rst tukst flj: iemand [bewust] valselijk beschuldigen van iets.

ulotos:: {A} [bewust] valse beschuldiging; aantijging.

ûlpe:: {K} terugvinden (na ijverig zoeken).

ûlpos:: {C} het terugvinden (na ijverig zoeken).

Ûlrec:: {J} Ulrich.

Ûlreca:: {M} Ulrika.

Ulruf:: {G} (dorp; gemeente Gralkrich).

Ulrufa-ager:: {N} (badstrand; gemeenten Gralkrich en Michta); .

Ulruf-pât:: {W} .

•ultes:: {SX > c} •test, •proef; (bijv) kursuusultes: bloedproef; querganeultes: intelligentietest.

ûltimatym:: {C} ultimatum.

ultra-bârÿr:: {I} ultraviolet.

ulûpt:: {I} (arch) oneerlijk; tegen de wet handelend; (nu) onrechtmatig, onwettig.

ulysty:: {C} levensboom, boom des levens; »Ulysty.

Ulysty:: {C/N} Levensboom (gezien als Erg personificatie, zoals afgebeeld op Spok wapen; Erg gelovigen schrijven ~ met een hoofdletter; RK gelovigen met een kleine letter).

ûma:: {I} gemakkelijk, comfortabel.

ûmare:: {K} beloeren, begluren; loeren naar, gluren naar.

Umâsse:: {F}.

Ûmboetje-pât:: {W} .

Ûmboetje-weg:: {W} .

ume:: {U} ~ ón: (lett/fig) voorblijven, zich niet laten inhalen door, zich niet laten voorbijstreven door.

ûme:: {U} loeren, gluren.

Umerr:: {F}.

ûmfral::

  1. {Aef} zin, betekenis, bedoeling.
  2. {I} zinvol, betekenisvol.

ûmfraliy:: {III} in dien zin.

Umoet:: {F}.

ûmos:: {C} geloer, gegluur.

ûmote:: {I} gluiperig.

ûmott:: {C} gluiperd.

ump:: {VZ}

  1. (betrekking: personen) jegens, voor, bij, ten aanzien van; rovretos ~ rst: liefde voor iemand; ef pagiyry ~ sener fosies: eerbied jegens zijn ouders;
  2. (idiomatisch) ~ ef xijera/eft lÿnt: langs de kust/een lijn.

ump•:: {PX.ww > ww} (nieuwe ww'n); »ump; »ump-.

umpaje:: {U; gst= umpat} maatregelen treffen.

umpâpe:: {K} berekend zijn op.

umpat:: {gst} »umpaje.

umpkette:: {U} ~ ón flj/rst: iets/iemand kwijt zijn.

umpocÿrme:: {U} ~ tukst: bejegenen.

umpocÿrmos:: {A} bejegening.

umpularâfatjen:: {C} iemand die gijzelt, uitvoerder van een gijzeling.

umpularâfe:: {K} gijzelen.

umpularâfer:: {C} gijzelaar, gegijzelde.

umpularâfos:: {C} gijzeling.

umpvertare:: {K} beantwoorden.

umpvertaros:: {A} beantwoording.

ûmše:: {U} zeuren.

ûmšos:: {C} gezeur.

Umy:: {afk} »Umynast-benc.

umyn:: {C} mijn, groeve (meestal niet v kolen).

umynast:: {C} mijnwerker.

Umynast-benc:: {N} (afk= Umy) "Mijnwerkersbank" (voormalige bank te Korif); .

Umyn-Jakâm:: {N} (station).

Umyn-Kibâ:: {N} "Mijn-Paal" (Bergparel-hotel in Zâtso-Ylânja (Afacha)); .

umynos:: {C} mijnbouw.

Umynos-weg:: {W} .

Umyn-reks:: {N} "Mijnserie" (serie elektrische locomotieven); .

un•:: {PX.ww > ww} (nieuwe ww'n; gereduceerde vorm v »ump•); »un-.

UN:: {N/afk} »Unior Našos.

ûn:: {C} unie.

Ûn furt Tradamarte:: {N} (afk= ÛFT) "Unie voor de Vooruitgang" (voormalige politieke partij); .

Undarjenn:: {G} (dorp; gemeente Alas (TF)).

Ûndarjenn Furrs:: {F}.

Undoryll:: {F/M} (Peg).

Undôsten:: {J} (Peg).

undôxe:: {U} optimistisch zijn; hoopvolle verwachtingen koesteren.

undôxiy:: {I} veelbelovend (met potentie).

undôxos:: {A} hoopvolle verwachting.

Undyl:: {F/J/M} (Peg).

uneratt:: {I} verstaanbaar.

unere:: {K} verstaan, begrijpen.

uner'kurre:: {I} nert ~: onbegrijpelijk.

uneros:: {A} begrip; fes ef ~: met dien verstande; ef rigtâtatjen armtmôquecû eft hardlap terat xyfolos, fes ef ~, ef xyfolos nert geldrelira beri melde vluf dus 100 herco: de rechter kan een hogere boete opleggen, met dien verstande dat de boete niet meer mag bedragen dan 100 herco.

ûnft:: {C} schoft (v paard).

Ung:: {F/J}.

Ungala:: {M}.

Ungala Sûlkriy:: {N} (restaurant aan de haven in Qualeja); .

Ungastyl:: {G} (dorp; gemeente Gÿrô).

unie:: {K} verenigen.

uniform:: {C} uniform; rst armt/lef eft ~: iemand in een uniform.

Union:: {N} (Bergparel-hotel in Xarebafiy); .

Unior Amahagge BC:: {N} (voetbalclub in Amahagge); .

Unior Arabyja Emiratiys:: {Gmv} (afk= UAE) [de] Verenigde Arabische Emiraten.

Unior Jabârstat:: {G} (afk= UJ) [het] Verenigd Koninkrijk (Groot-Brittannië).

Unior Našos:: {Nmv} (afk= UN) [de] Verenigde Naties.

Unior Stats:: {Gmv} (afk= US) [de] Verenigde Staten.

unios:: {C} vereniging, het verenigen.

unitino:: {C} unitijn (mnl lid v Erg kloosterorde).

Unitino-wâlka:: {C} Unitijner orde (Erg kloosterorde); .

universela:: {I} universeel.

universiterr:: {I} universitair.

Universiterr Biolôiy-laboratorym:: {N} "Universitair Biologielaboratorium" (in Zest); .

universitiy:: {C} universiteit; .

Universitiy-bibliotekke:: {N} "Universiteitsbibliotheek" (in Amahagge); .

Universitiy-hôspitalo:: {N} (ziekenhuis in Hirdo); .

Universitiy-lajjefos:: {N} "Universiteitsadministratie" (kantoorgebouw in Hirdo); ; (DOM 211).

Universitiy-teatriy:: {N} (grootste theater in Zest); .

Universitiy-weg:: {W} .

University Press:: {N}

  1. (uitgeverij in Amahagge); .
  2. (uitgeverij in Zest); .
  3. (museum en archief in Zest); .

unkettare:: {U} om genade bidden.

unkette:: {K} zich overgeven [aan]; capituleren.

unkettelira:: {I} (fig) ontwapenend.

unkettos:: {A} overgave, capitulatie; toewijding; lef ef pijâ ~: vol overgave.

Unkiyst:: {N} (»wegsÿrt, geopend in 1976, bij vliegveld Trymt; eerste wegsÿrt waarvan de motel-exploitatie aan een particulier is overgedaan); »Sealey TC; .

Unkiyst-weg:: {W} .

Ûno:: {J}.

unquardere:: {K} lastig vallen.

unquarderos:: {C} het lastigvallen.

Unsent:: {N} (discotheek in Bôrâ); .

Unser Wunsch-Kents:: {G} (woongemeenschap; gemeente Monce); .

uobi:: {C} zaagblad (plant) (L. Serratula tinctoria).

uoff:: |woff| {C} bos met dicht kreupelhout.

Uofiten::

  1. {G} (stad in Ziyp).
  2. {N} (luchthaven; gemeente Uofiten); .

uokjame:: {U} roken (v schoorsteen), rook uitstoten; (= »uokk + »njame).

uokjamos:: {C} schoorsteen (op schip/locomotief).

uokk:: |wokk| {S} rook (zn); (sprkw) ef arfine mip ef ~ fes ef flecs: van de regen in de drup komen; (sprkw) pert ~ ur litel flecs: veel geschreeuw en weinig wol.

uokkarâs:: |wo..| {C} rokerij (waar vis of vlees gerookt wordt).

Uokkarâs-pât:: |wo..| {W} .

uokkaratjen:: |wo..| {C} roker (beroep: iemand die vis of vlees rookt).

uokkare:: |wo..| {K} roken (v ham, worst, vis ed).

uokkatjen:: |wo..| {C} roker (iemand die tabak rookt).

uokke:: |wo..| {K/U} roken (v tabak).

uokke-kanas:: |wo..| {C} rookcoupé, rookafdeling (v trein, wachtkamer, restaurant ed).

Uokkelira mÿrts:: {N} (boektitel); .

uokk-epe:: {C} rookwolk.

uokke-tiyns:: |wo..| {Cmv} rookwaren (sigaretten, sigaren, pijptabak ed).

Uokke-tiyns-lacs:: |wo..| {N} (afk= UT-lacs) "Rookwarenwet" (vgl Tabakswet in Nederland); .

uokkiy:: |wo..| {I} gerookt (vlees, vis); rokerig (vol rook: v vertrek).

uokk-léeja:: |wo..| {C} rookgordijn.

uokkos:: |wo..| {C} (pop) iets te roken, "rokertje" (sigaret ed).

Uokkos:: {N} (restaurant in Aflif); .

•ûp:: {SX.vz} (gereduceerde vorm v eup; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) (bijv) ónûp = ón eup: aan haar; 'karaûp = helkara eup: naar haar [toe]; »eup.

upafteh::

  1. {Aef} tegenstrijdigheid.
  2. {I} tegenstrijdig.

•upe:: {SX.gst} (vraagsx; samen met obj) hoe veel?; tu lelperrupe ef frintÿ?: hoeveel vriendinnen heb jij?; do linne, gress ef mimpits trempupe lóf ef zirrot: hij vraagt hoeveel boeken ik in de vakantie gelezen heb.

upén:: {I} (fig) opgewonden.

Uper:: {J/M}.

Uperr-pât:: {W} .

u-pira:: {C} (naam vd letter Û); »pira.

Ûpjader:: {F}.

ûpjalos::

  1. {Aef; mv= ~es} verwensing; (•os is GEEN nominalisatie-sx).
  2. {I} vervloekt.

ûpjaloses:: {mv} »ûpjalos 1.

upjôce:: {K} zich inbeelden.

upjôcos:: {A} inbeelding.

upk:: {C; mv= ~a} vaart, snelheid, gang.

ûpk:: {C; mv= ~en} nood, calamiteit; prap kette kaf ~: in nood verkeren.

upka:: {mv} »upk.

ûpkami:: {I} in geval van nood; in noodgevallen.

ûpk-areû:: {C; rs= ~t} (afk= ÛA) "noodgebied" (grote delen v Spok zijn administratief ingedeeld in "noodgebieden", dat zijn gebieden die een eenheid vormen in het geval v calamiteiten en de bestrijding daarvan, ongeacht districts- of gemeentegrenzen; veel voorkomende ÛA's zijn: industriegebieden, berggebieden met lawine- en aardverschuivingsgevaar, laaggelegen gebieden met overstromingsgevaar; binnen één ÛA bestaat een nauwe samenwerking tussen alle brandweerkorpsen en andere hulpverlenende instanties); .

ûpk-areût:: {rs} »ûpk-areû.

ûpk-cÿrchof'ter:: {C} calamiteit (rampzalige gebeurtenis).

ûpk-cÿrtiyr:: {C} noodhulp (hulp bij nood).

ûpken:: {mv} »ûpk.

ûpkolsmurf:: {S} reservefonds.

ûpk-stânt:: {C} noodtoestand.

ûplef:: {C} ras (zn).

ûplefjungeros:: {C} apartheid.

ûplef-prôltôt:: {I} raszuiver.

ûplef-qustÿ:: {C} rassenhaat, racisme.

upmstóf:: |M| {C; rs= ~et} zoutpan.

upmstófet:: |M| {rs} »upmstóf.

Ûpor:: {N} (rangeerterrein bij Korif); .

Ûpor-Annt:: {G} (dorp; gemeente Korif).

Ûpor-Doe::

  1. {G} (dorp; gemeente Tona armt ef Grât).
  2. {N} (volkshogeschool bij Tona armt ef Grât); .

Upôxtâ-vjadûk:: {N} (viaduct; gemeente Monanee); .

Uprfgóñg:: {F} (Gar).

uprôja:: {mv} »uproje.

uproje:: {C; mv= uprôja} geslacht, familie; er ef uprôja clajote: sinds onheugelijke tijden.

ups:: {C} daad.

ûqu:: {VZ} (betrekking) tegen, contra; kirro melde ~ eft diktaturiy: we zijn tegen een dictatuur; eft toraniefa ~ ként-ÿkatle: een geneesmiddel tegen maagpijn.

ûque:: {K} tegen zijn.

uquest•:: {wst} »uquestre.

uquesst:: {gst} »uquestre.

uqueste:: {K} »uquestre.

uquestos:: {C/A} »uquestros.

uquestre:: {K; gst= uquesst; wst= uquest•} voor een taak berekend zijn.

uquestros::

  1. {C} persoon die voor zijn taak berekend is; geschikte persoon.
  2. {A} het berekend zijn voor een taak.

ûqugei:: {I} excentriek, zonderling (v persoon).

ûquos:: {C} tegenpartij.

ûqutiy:: {C} tegendeel; lo ~ (afk= l/û): in tegendeel.

ur:: {VG}

  1. (verbinding) en; Petriy trempe eft mimpit ~ Elsa lutterafe TV: Petriy leest een boek en Elsa kijkt tv; Petriy ~ Elsa lutterafe TV: Petriy en Elsa kijken tv; ~ oft oft = ur-oft-oft: en/of;
  2. (inleidend) ~ fit ef melde!: en zo is het!;
  3. (infinitief-bindend bij positioneel ww) do uokke ~ feldre: hij zit te roken; Elsa hiysta ~ zirde: Elsa heeft liggen hoesten; Elsa armtju'ecce kirroex ÿquÿos ~ feldre: Elsa heeft liever dat we gaan zitten om te wachten; ef taxi-lenkatjen siytinte ón ef pittatjens ~ ufire: de taxichauffeur moppert onder het rijden op de fietsers; »wân.

ûr•:: {PXimpr.c > mv} (oorspr Peg lw) (bijv) vrânt/ûrvrânt: turf/turven; »o•; »û• 1.

urâðos::

  1. {Aef; mv= ~es} voorspoed; ... âst ef ~ = âst ef ~ frópjÿ ... (vz-uitdr) (afk= â.e.u.): in weerwil van ..., niettegenstaande ..., ondanks ...; (•os is hier GEEN nominalisatie-sx).
  2. {I} voorspoedig.

urâðoses:: {mv} »urâðos 1.

Uraka:: {N} (voormalige rederij, hoofdkantoor was in Zar-Husta); .

urâkte:: {C; mv= urex} vlet.

Uranes:: {N} Uranus.

Uranes-mirra:: {W} .

urapas:: {IIef} Europees (bv); »corvi'am.

Urapas::

  1. {G} Europa; fes ~: in Europa (maar buiten Spok); fes hôskâf ~: in Europa (inclusief Spok).
  2. {N} (hotel in Lammafin); .
  3. {N} (Bergparel-hotel in Quandepâ); .

Urapasa:: {Cef} Europese vrouw.

Urapas-ðâftyiy:: {C; rs= ..-ðâftyte} tamme kastanje (boom) (L. Castanea sativa).

Urapas-ðâftyte:: {rs} »Urapas-ðâftyiy.

Urapas-hÿrsp:: {C} gaspeldoorn (Europese soort) (L. Ulex europaeus).

Urapas-ileset:: {W} (stadswijk in Amahagge); .

Urapas-kah:: {W} .

Urapas-mirra:: {W} .

Urapas-nunns:: {N} (sportcomplex; gemeente Lenano); .

Urapas-oftian:: {W} (stadswijk in Hirdo); .

Urapas-port:: {G} (haven bij Husta); .

Urapas-rolka:: {C} nachtzwaluw (L. Caprimulgus europaeus).

Urapas-sparot:: {C} Corsicaanse den (L. Pinus nigra var. maritima).

Urapas Ûn:: [ef] ~ {N/G} (afk= ): de Europese Unie (EU).

Urapas-weg:: {W} .

Urapasy:: {Cef} Europeaan.

Urbanus:: {J}.

Urbany:: {J} Urbanus.

Urba-siddos:: {N} "Urba-brouwsel" (biermerk uit het Sinto-Urba-klooster); .

ûrbest:: {C} schutting.

Ûrbest-plep:: {W} .

Urchen:: {M} (Gar).

Urenget-plep:: {W} .

Urepp:: {N} (uitgeverij in Trofy); .

urex:: |ks| {mv} »urâkte.

ûrf:: {I} groezelig.

Urho:: {J}.

uroft:: {SC} (fig) tussenweg, middenweg.

uroftiy:: {I} (fig) tweeslachtig, ambigu.

urolôiy:: {C} urologie.

ûrozjep:: {mv} »rozjep.

urp:: {I} vol naastenliefde.

urpiy:: {A; mv=enk} naastenliefde.

Ûrpreüt:: {W} (buurtschap); .

urrfeâ:: {I} oubollig, boertig.

urrvu:: {C} sneeuwstorm.

Urrvu::

  1. {F}.
  2. {N} (naam v steenkolenmijn; gemeente Vlel); .

urrÿ:: (= ur hÿ) {III} wederom, en weer, maar weer.

Ûrša:: {N} (dierencrematorium; gemeente Tanbÿr); .

Ûrša-nûrcus:: {N} (gemeentelijke pont in Tanbÿr); .

Ûrša-Polea:: {G} (dorp; gemeente Tanbÿr).

Urspokanisches Elementarbuch:: {N} (boektitel); .

Urster:: {G} (beek; gemeenten Agramo en Jatty (BF)); .

Urster-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Agramo); .

Urster-plyt:: {N} (spoorweglus; gemeente Agramo); .

Urster-reepiytnolac:: {G} (kabelbaan bij Jatty (BF)); .

Urster-wuma:: {G} (bosgebied tussen Flipa en Jatty (BF)); .

ursulina:: {C; mv= ~s} ursuline (vrw lid v RK kloosterorde).

ursulinas:: {mv} »ursulina.

Ursulina-wâlka:: {C} Ursuliner orde; .

ûrt:: {I} sterk (v koffie, karakter).

ûrtiy:: {A; mv=enk} sterkte (v koffie, karakter).

Uruqua:: {Cef} Uruguese vrouw.

uruquiy:: {IIef; mv=enk} Uruguees (bv).

Uruquiy:: {G} Uruguay.

Uruquo:: {Cef} Uruguees (bewoner).

urven:: {C} bergeend (L. Tadorna tadorna).

Urven-mirra:: {W} .

Urven-plep:: {W} .

ûrvrânt:: {mv} »vrânt.

Urylle:: {F}.

Urÿrÿs:: {F}.

urzôg:: {C} [huis]mus (L. Passer domesticus); futtof ef ~ zôle: in een oogwenk, in een ommezien.

urzôg-helk:: {C} ringmus (L. Passer montanus).

Urzôg-mirra:: {W} .

Urzôg-plep:: {W} .

us•:: (= use•) {PX.add > add} (us• voor voc; use• voor cons; benadrukt een pleonasme zodat uitgedrukt wordt dat de eigenschap zeer sterk aanwezig is) (bijv) ef useblakker snÿ: de hagelwitte sneeuw; ef usazino sitrona: de zeer zure citroen; ef usefrot fors: de sterk verfrissende, verkwikkende lucht.

•us:: {SX} »•rus.

US:: {G/afk} VS; ~ vasavy ef teroresmiy: de VS wil het terrorisme aanpakken (enk en geen lidw); »Unior Stats.

ûs:: {I} wazig.

•ûs::

  1. {SX.gst} (modaal sx bij mv zinskern) moeten (als opdracht, verplichting, regel); tu pratûs: jullie moeten vertrekken; kirro kaftûs tâx: we moeten belasting betalen; (bij ontkenning) moeten, behoeven; tu nert pratûs: jullie moeten niet vertrekken; kirro nert kaftûs tâx: we behoeven geen belasting te betalen; »•ât; »•ûse.
  2. {SX} »•ûse.
  3. {SX.vz} (gereduceerde vorm v efs; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) (bijv) kafûs = kaf efs: op hen, op die, erop (mv); 'karaûs = helkara efs: naar hen/die [toe]; er naar [toe] (mv); »efs.

ušâf:: {I} gebruikelijk.

ušâmelle:: {K} gebruikmaken van.

ušâmellelira:: {VZ} (betrekking) met gebruikmaking van.

ušâmellos:: {A} gebruikmaking.

Ušaniy-capû::

  1. {N} (station).
  2. {G} (landtong; gemeente Reven-Paille); .

Ušaniy-zefaiy:: {G} (inzinking; gemeente Reven-Paille); .

Usbekistân:: {G} Oezbekistan.

use•:: »us•.

•ûse:: (= •ûs) {SX.gst}

  1. (geeft conj; bij mv zinskern; wens, aansporing, twijfel) óps arfinûs[e]: dat ze mogen komen; kwamen ze maar; kirro meltûs[e] fes fort: laten we op tijd zijn; (aan de korte vorm •ûs wordt de voorkeur gegeven, mits er verwarring met het modale sx •ûs ontstaat);
  2. (indirecte rede; bij mv subj als zinskern) do reppe, tem ardekirs meltûs[e] qurrediyn: hij zegt dat deze planten giftig zijn; Petriy linne, aftel tu arfinûs[e]: Petriy vraagt of jullie komen; (bij de indirecte rede wordt vrijwel uitsluitend de korte vorm •ûs gebruikt, daar er nooit verwarring met het modale sx •ûs kan optreden; de lange vorm •ûse klinkt hier archaïsch); »•âte.

uše::

  1. {K} gebruiken; ~ furt/gâšâ: gebruiken voor; besteden aan; ~ zÿtâ: gebruiken voor/als (bij wijze van; in de hoedanigheid van); do ~ sener tofeszollosÿ furt/gâšâ eft kleter oto: hij gebruikt zijn spaargeld voor een nieuwe auto; do ~ ef wananjâ zÿtâ maliy: hij gebruikt een banaan voor de/als lunch.
  2. {Krs} verbruiken (net zo lang gebruiken tot het op is).

ûserstiy:: {I; [mv=enk]} »ûserstriy.

ûserstriy:: {I; [mv=enk]} overspánnen, overwérkt; geprikkeld.

ušest:: {C} gebruiker.

uše-vro'egios:: {C} gebruiksaanwijzing, handleiding.

usfrake:: {K} laten komen, toestemming/opdracht geven om te komen.

usienc::

  1. {Sef} zink (metaal).
  2. {I} zinken, van zink gemaakt.

Usienc-plep:: {W} .

Ušierr:: {F}.

•ûsije:: {SX.gst} (indirecte rede; bij mv obj als zinskern; schr) den óps tjelfûsije pai Moffain, Elsa zjoffe: ze worden door Moffain gestraft, beweert Elsa; »•âtije.

•ûsitâ:: {SX.gst} (indirecte rede; bij mv echo als zinskern; arch) do tiffavy, lomp kettûsitâ blul enn ef rists: hij wil weten, aan wie (mv!) de zwaarden worden gegeven; »•âitâ.

Ûsiylðy:: {W} .

ûskaliy:: {I; [mv=enk]} (fig) onhoudbaar, niet te verdedigen, niet vol te houden (v standpunt, gedrag ed).

ušor:: {I} ~ furt: gebruikt voor; besteed aan.

ušos:: {A} gebruik; besteding; (vrnl in samenstellingen) verbruik; (bijv) bensynn-ušos: benzineverbruik.

uss::

  1. {Aef; mv= usta} toeval, samenloop van omstandigheden; lef ~: uiteraard, tenslotte, welbeschouwd (wat als vanzelfsprekend/bekend verondersteld mag worden; vaak als antwoord op een domme/overbodige vraag); aftel do chaquinde enelant? – siy lef ~ do melde eft Enelando: spreekt hij Engels? – nogal wiedes, hij is een Engelsman; ðÿm pâs stus nert fesentog Spooksoliy lef ~: zonder paspoort mag je Spokanië uiteraard niet in.
  2. {I} toevallig; noi ~: toch al niet; gress quâfe do noi ~: ik mag hem toch al niet.
  3. {gst} »uzre.

usse:: {K} verhoren (v gebed).

usseiy:: {Cef} (arch); »ustiy.

ust::

  1. {I} aangeveegd; afgewist.
  2. {BZ; 3abstr/3semc} zijn, haar, van het, ervan.

usta:: {mv} »uss 1.

uste:: {K} [af]vegen; aanvegen; afwissen.

usté:: {BZ} (= »ust 2 »ére).

uste-kaf:: {K} opvegen.

ûstenne:: {U} broeien (v hooi); smeulen.

ûstennos:: {C} broei (in hooi); gesmeul.

uster:: {C} [penseel]streek.

ûster:: {C} [eetbare] oester (L. Ostrea edulis).

Ûster-mirra:: {W} .

ûstess:: {C; mv= ûstesta} teek (L. Klasse: Arachnida).

ûstesta:: {mv} »ûstess.

ustiy:: {Cef; mv=enk} (nominalisatie v ust 2) ef ~: de/het hare, de/het zijne, die/dat van hem/haar; (refererend aan abstr/semc zn); »ust 2.

ustjâge:: {K} oplichten, bedriegen.

ustjâgelira:: {I} bedrieglijk.

ustjâger:: {C} oplichter, bedrieger.

ustjâgos:: {C} oplichterij, zwendel, bedrog.

usto:: {C} veeg (vlek).

ûsto:: {C} dochter.

Ûstokursuus:: {G} (dorp; gemeente Nayes).

ûsto-mâlp:: {C} schoondochter.

ustos:: {C} het aanvegen; het afwissen.

ûsto-taris:: {C} "dochtertoren" (minder belangrijke vuurtoren, beheerd door de gemeente); .

ûstoukér:: {C} boerendochter, boerenmeid.

ustut:: {I} noest, nijver.

ustÿ:: {C} verschroeiing.

ustÿiy:: {I} verschroeid.

usynn:: (uasynn) {S} azijn; (sprkw) kaldo ~ cÿrstyne lo grum terat dus qualostiyor weinoh: verboden vruchten zijn de zoetste.

uta::

  1. {SC} moment in je leven; do eft prylt ~ lelperre: hij heeft een nare tijd achter de rug.
  2. {I} over/in het algemeen.

Utâs:: |utas| {Gmv} (riviertje; gemeente Plefô); .

Utâs-pônt-weg:: |utas-| {W} .

•ûte:: {SX.add > add} (drukt een afname uit) (bijv) ef flifados misaners/ef flifadosûte misaners: de vriendelijke winkeliers/de steeds minder vriendelijk wordende winkeliers; ef mindefit kósto/ef mindefitûte kósto: het rode kleed/het verblekende rode kleed (het steeds minder rood wordende kleed); groft quxos melde ollaûte: zijn optreden wordt steeds minder plezierig; (vaak iro) hordâûte wónzol meldelira!: een mooi weer vandaag! (terwijl het juist rotweer is); »•ott.

Uteer::

  1. {J}.
  2. {N} (naam v steenkolenmijn; gemeente Clatô); .

Uteer Chafe-mirra:: {W} .

Uteera:: {M}.

Ûtefusot:: {F}.

utétjôl:: {C} (schr) geheelonthouder.

utets:: {C} (dl= Zuidwest-Liftka) sloot.

utfin:: {I} (lett) breed; (fig) veelomvattend; ef ~ loin: de globale richting; de richting ongeveer; ef ~ wertlâ: de wijde wereld.

utfinacc:: {I} op grote schaal; grootschalig; veelomvattend.

Utfin Boert-mirra:: {W} .

Utfin Covent-plep:: {W} .

utfine:: {K} (lett) verbreden, breed/breder maken; (fig) uitweiden over.

utfiner:: {C} (lett) verbreding (wat verbreed is: breder stuk weg ed); (fig) uitweiding (waarover uitgeweid wordt).

Utfin Flecs-pât:: {W} .

Utfin Fôrt-mirra:: {W} .

utfin-fûnkšonela:: {I} multifunctioneel.

utfiniy:: {C} breedte.

Utfin Korda-plep:: {W} .

Utfin Kormondô-mirra:: {W} .

Utfin Kryobiy-mirra:: {W} .

Utfin-kveer-mirra:: {W} .

Utfin Monârgt-weg:: {W} .

utfinos:: {C} (lett) verbreding, het verbreden; (fig) uitweiding.

Utfin Prusot-kah:: {W} .

Utfin Servas-plep:: {W} .

Utfin Terf:: {W} .

Utfin Vija:: {W} .

Utfin Wertlâ:: {N} "Wijde Wereld" (Bergparel-hotel in Zâtso-ef-Wik (Afacha)); .

utiyf:: {C} stand, houding.

ûtjóg:: {S} laagveen.

ûtjóg-krûlatjen:: {C} veenmol (insect) (L. Gryllotalpa gryllotalpa).

UT-lacs:: {afk} »Uokke-tiyns-lacs.

u.t.l.k.:: {afk} (= ur tiyns lo kâ); »tiyn.

utô:: {I} star.

Ûto:: {F/J}.

utôe:: {U} (lett/fig) verstarren; (fig) bekoelen (v ijver).

utôharbiy:: {I} bestendig, onveranderlijk.

Utolâ:: {N} (winkelketen voor huishoudelijke artikelen); .

utôos:: {C} (lett/fig) verstarring; (fig) bekoeling (v ijver).

ûtra:: {C} het ontstaan.

Utrâm-mirra:: {W} .

Utrecht-tryp:: {Sef} trijp (bep soort meubelbekleding).

utt:: {I} (dl= Tigof) venijnig.

Utterâ::

  1. {F}.
  2. {N} (gloeilampenfabriek in Bôrâ); .

uttiy:: {I; [mv=enk]} (dl= Berref) venijnig.

utykett:: {C} etiket.

:: |uwû| {G/afk} »Urapas Ûn.

uûxe:: {U} kleven, plakken (kleverig zijn).

uûxe-bent:: {S} plakband.

uûxos:: {C} geplak, gekleef; plakkerigheid, kleverigheid.

UUZ:: {afk} »Depârtemen furt Ubara ur Ôc-zutos.

Uver-agru:: {G} (bergtop in Ziffon-gebergte; 1133 m hoog); .

Uver-ses:: {N} (»wegsÿrt langs autoweg M6; gemeente Keunee); .

Uvinas:: {F}.

uvory:: {C} (trad Spok motief: vervlechting v ronde, recht- en driehoekige figuren als versiering v [Erg] boeken, meubels, kerkinterieurs ed; vaak als smeedijzer uitgevoerd bij balustrades en leuningen); ; (DOM 26).

Uvory:: »uvory.

Uvory-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Ubipa); .

Uvrâgt-Jena-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Jena); .

Uvrâgt-Lostô-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Lostô); .

Uvrâgt-Meen-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Halest-Meen); .

u/Wr:: {afk} (= ur Waler); »waler.

u/Wrs:: {afk} (= ur Walers); »waler.

ux:: {I} strak; kortaf; kortweg.

ûx:: {C} »ûcs.

uxârt::

  1. {Aef} verdriet; furt kost ~: tot mijn verdriet.
  2. {I} verdrietig.

uxârte:: {K} verdriet doen; deren; ef nert ~cû gress: het deert mij niet; het kan mij niet[s] schelen.

uxezurrer::

  1. {C} korzelige opmerking.
  2. {A; mv=enk} korzeligheid.

uxezurriy:: {I} korzelig.

ûxijera:: {C} »ûcsijera.

Uxiy:: {M}.

ûx-zârer:: {C} »ûcs-zârer.

uylle:: |wylle| {U} (op een môliy of in de duinen wonen).

uÿx:: {I} onderontwikkeld, onontwikkeld (v persoon, land).

uza::

  1. {C; mv= ûzâ} kruis.
  2. {C; mv= regelm.} soort (biologisch).

ûzâ:: {mv} »uza 1.

uzaknyf:: {C} snoeimes.

Uza-mirra:: {W} .

uzaos:: {C} (alg) kruising.

uza-róta:: {C} kruisgewelf.

uzate:: {I} soortelijk.

Uza-weg:: {W} .

uza-ÿrstippô:: {C} kruisspin (L. Araneus diadematus).

uze::

  1. {K} kruisen (v benen ed).
  2. {I} toevallig.

Uzenn:: {G} (beek; gemeente Lasy); .

Uzenn-pônt-weg:: {W} .

Uzenn-weg:: {W} .

uzer:: {Iid} (fig) lang||kort; ef storâs rÿlempe ~: het verhaal is lang; ef storâs âcÿre ~: het verhaal is kort; vek-~: lang; tjût-~: kort.

uzige:: {K} behartigen.

uzigfetare:: {K} (fig) beantwoorden aan.

uzigfetaros:: {A} (fig) beantwoording.

uzigos:: {A} behartiging.

uzjôce:: {K; vdw= p~} ondervinden, ervaren.

uzjôcos:: {A} ondervinding.

uzógame:: {K} tolereren.

uzóge:: {Uid} tolerant||intolerent zijn; verdraagzaam||onverdraagzaam zijn; do ~ fes sener cubu: hij is tolerant/verdraagzaam; do ~ lef ef orgt; blul ~lije dôe: hij is intolerant/onverdraagzaam.

uzógem:: {I} tolerant, verdraagzaam.

uzra'e:: {C} omtrek.

uzrare:: {K} omploegen (v akker).

uzre:: {K; gst= uss} [om]spitten.

uzros:: {C} omgespit stuk grond.

 

© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands

DICTIO