Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans

Spokaans—Nederlands     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 

Nederlands—Spokaans     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
 

•n::

  1. {SX.ww} (optioneel achter modaal hulpww als hoofdww en hulpww verschillende subjecten hebben) (bijv) do probare[n] gress beri trempe ef mimpit: hij wil dat ik het boek lees; gress nert kurre[n] tu beri prate: ik kan jou niet laten vertrekken.
  2. {SXimpr.ww > add} (drukt uit dat iets gedaan kan worden) •baar; is te ...; (bijv) flectre/flectren: buigen/buigbaar; »•amiy.
  3. {SX.add > mv v add op •iy of •lira}
    1. (als attributief add een bepaling vormt bij zn met INtern-mv) ef kariy huron/ef kariyn hurons: de lelijke bloem/de lelijke bloemen; ef méltriyn pleko: het klamme zand;
    2. (als subjectief/objectief add een bepaling vormt bij mv) ef xatjesmés melde ulljeveliran: de maatregelen zijn ingrijpend; ef chat ur hurt melde doffiyn: de kat en hond zijn [beide] wit.

na::

  1. {I} aldus; op deze wijze; ef ~ môntyosz: de aldus ontstane problemen.
  2. {VZ} (plaats) bij; (alleen in enkele oude namen v kastelen ed:) Seyrt-na-Granô: "Huis bij Granô"; Seyrt-na-Rôfta: "Huis bij Rôfta"; »seyrt.
  3. {VZ} (betrekking)
    1. met [behulp van], door middel van (vooral werktuigen); tu nert ÿrasecû ef nacry ~ dena fiys-gros: je kan de spijker niet met die schroevendraaier inslaan; do pâre ef cÿrot ~ ef oto: hij haalt het hout met de auto op (met de nadruk op het gebruik vd auto als "werktuig");
    2. volgens; ~ gress ef nert di eftarsu: volgens mij zal het niet lukken;
    3. à la (op de wijze van); eft diktaturiy ~ Nutter-Korea: een dictatuur à la Noord-Korea;
    4. naar; (alleen in namen v grote wegen die naar een bepaalde plaats leiden:) Mennweg-na-Fonistâ: "Hoofdweg naar Fonistâ" (in Amahagge); Mennweg na Amahagge (in Fonistâ); Avenû-na-Aflif: "Avenue naar Aflif, Aflif-avenue" (in Hoggebim); (zulke wegen waren vroeger landwegen buiten de stad, maar tegenwoordig zijn het meestal belangrijke straten door steden heen, of wegen buiten de bebouwde kom met bebouwing, die naar een bepaalde plaats leiden; meestal wordt na met koppelstreepjes verbonden, maar er zijn enkele uitzonderingen).
  4. {VG} (bewering, mededeling ed) ef nert di eftarsu, ~ gress reppo: het zal niet lukken, zoals ik al zei; ..., ~ do rafane: ..., zo/aldus vertelt hij; (niet altijd vertaald) cratiyn meldelira senjos, ~ gÿrs di miypu: allemaal gezeur, zult u denken/zoals u zult denken.

na•:: {PX.ww > ww} (nieuwe ww'n); »na; »na-.

nâ•e:: {PX/SX.zn > zn} (rs= nâ•te indien oorspr zn op voc eindigt: nâplekoe/nâplekote maar nâvildule/nâvildulee) gebrek aan, tekort aan; (bijv) eft nâcôrne: een gebrek aan graan; ef nâgekkere: het tekort aan leraren; nâforte: tijdgebrek; fara nâ•e melde, dus: bij gebrek aan ... (indien er gebrek is); janof nâ•e melde, dus: bij gebrek aan ... (omdat er gebrek is); nâplekoe/nâplekote (rs!): gebrek aan zand; »nâ-.

Nabriy-Leev:: |Spok: -lé; Peg: -léf/-léƒ| {G} (dorp; gemeente Aflif).

nâcarolija:: {C} slotwoord; laatste voorstelling, opdracht ed die iemand geeft/doet; ef âktôr kette sener ~ lef mittof stû: de acteur houdt zijn laatste voorstelling met dit toneelstuk; dit is het laatste stuk dat de acteur nog speelt; kost ~: ik houd het voor gezien (mededeling dat je niet langer aanwezig wil zijn of mee wil doen[, en vertrekt]).

Nacheufiy::

  1. {F}.
  2. {G} (dorp; gemeente Lift).

Na-Côss:: {N}

  1. (bewoond kasteel; gemeente Côs); .
  2. (camping; gemeente Côs); .

Na-Côss-mirra:: {W} .

nâcôstišerpose:: {A} gebrek aan belangstelling; pai ef ~: wegens gebrek aan belangstelling.

nacry:: {C} spijker, draadnagel.

Nades:: {N} (biermerk uit Oneusÿrt); .

Nâdess:: {M}.

Nades-Stootâ TC:: {N} (bierbrouwerij te Oneusÿrt); .

Nâðora-âskân:: {W} .

Nâðora-seert:: {N} (kasteelruïne; gemeente Trâ); .

Nadôse-ager:: {N} (badstrand; gemeente Lift); .

Na ef Kôglanûm blaffe:: {N} "Zoals de Gerechtigheid eist" (een vd 2 rechtspraakvormen); .

nâf:: {SC} (Erg) ziel; eft ~ fes eft quâstiy: een geschikte kerel; iemand op wie je aan kan.

nâftalynn:: {S} naftaline.

nâfxu:: {I} spontaan, ad rem (geen blad voor de mond nemend).

Nâg:: {F}.

Nâgalim::

  1. {F}.
  2. {N} (camping; gemeente Garos); .

Nâgalim-huflif:: {N} (groot gebouw in Hirdo, waar oa diverse ministeries en het hoofdkantoor vd »SEQU gevestigd zijn); .

Nâgalim-Instituša furt Tolankoÿ-quÿlapp {N} (afk= NITOQU) "Nâgalim-Instituut voor Heelal-onderzoek" (bij Totiarofe-Lerescô); .

Nâgalym:: {F}.

Nâgalym-plep:: {W} .

Nagel:: {F}.

Na Grâgy:: {W} .

Nâgtôc:: {N} (vuurtoren; gemeente Piroes); .

Nâgtôc-âskân:: {W} .

Nâgtôc-blufk:: {N} (camping; gemeente Piroes); .

Nâgtôc-pât:: {W} .

Nah:: {afk} »Nahûm.

Nahôs:: |najôs| {F}.

Nahûm:: {N} (afk= Nah) (bijbel) Nahum.

Naiy:: {G} (dorp; gemeente Ÿrnajecû).

Naiy-belt:: {G} (dorp; gemeente Ÿrnajecû).

Najec-agru:: {G} (bergtop in Tjokky-gebergte; 730 m hoog); .

Najec-kôl:: {G} (bergpas in Tjokky-gebergte; 520 m hoog); .

nâk::

  1. {C} klinknagel.
  2. {C; mv= ~a} (stenen torentje, soms met eeuwige vlam, op een grafheuvel; de hoogte kan variëren v 50 cm tot 21 m); »lemnâs.
  3. {I} slordig.

nâka:: {mv} »nâk 2.

nakafte:: {K} voorschieten.

nakaftos:: {C} voorschot; jola ~: renteloos voorschot; ef kette eft ~ ón flj: (fig) op iets vooruitlopen; anticiperen op.

Nakana:: {F}.

NAKEe:: {afk} »Net-aror Kadâstralo Eermiyp.

nâke:: {K} ef ~ flj zléf: iets vastklinken aan.

nâkeh:: {C} sloddervos, slons.

nakirture:: {K} berusten in; zich schikken naar.

nakirturos:: {A} berusting; het zich schikken.

Na Knurfelty:: {W} .

Nâko-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Abertô); .

nala:: {TW} acht (8).

Nalahusof:: {G} (dorp; gemeente Mûninû).

Nalalirrotiy:: {G} (dorp; gemeente Mikentall).

nalalôfafiy:: {C} proces-verbaal.

nalalôve:: {K}

  1. vaststellen; opnemen (bekijken); peilen (v gedachten);
  2. (tdw) X melde ~lira Y: Y komt door X; ef tildâ wónzol melde ~lira ef pert moplariys: de vele ongelukken komen door het slechte weer; doex ÿfartos tehaste šâm kas melde ~lira sener marteltšiy ral: omdat hij zonder jas op straat liep is hij nu verkouden; zijn verkoudheid heeft hij te danken aan het feit dat hij zonder jas op straat liep; ef kleter aupross melde ~lira ef hardlap ðÿnys: de hoge prijzen komen door het nieuwe beleid; (vgl) ef kleter aupross ~lira ef hardlap ðÿnys: het nieuwe beleid is bezig de hoge prijzen vast te stellen.

nalalôvos:: {A} vaststelling.

nalalôvos-mannatjen:: {C} executeur testamentair.

Nalapônts-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Crevo); .

Nalapônts-weg:: {W} .

Nalaseerts:: {W} (buurtschap); .

Nalâstiñg:: {M}.

Nalataris-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Plenk); .

nalatimiy:: {C} achtvoud.

Nala-weg:: {W} .

Naleemiy:: {W} .

Naleem-plep:: {W} .

nalém:: {I} op je eigen plaats; in eigen land; daar waar je thuishoort; inheems.

naléme:: {U} je eigen land bebouwen; op je eigen grond werken (in tegenstelling tot arbeid op gepachte grond of in dienst van een andere grondbezitter).

nalémer:: {C} inlander.

nalémiy:: {C} grondgebied.

nalémiy-knurfels:: {Cmv} territoriale wateren.

nalém-zerfe:: {U} (fig) thuishoren.

naliycatjen:: {C} verpleegster, verpleger, verpleegkundige.

naliycc:: {I} verzorgd.

naliyce:: {K} verzorgen; verplegen; onderhouden.

naliycera:: {C; mv= naliycerÿ} vroedvrouw.

naliycos:: {A} verzorging; zorg; verpleging; onderhoud.

Naliycseert & Otÿseert Tolârkÿ:: {N} (gecombineerd verzorgingstehuis en verpleegtehuis in Amahagge); .

naliycsért:: {C} verzorgingstehuis.

naliyczerfiy:: {I} verzorgd (v uiterlijk, kleding, maaltijd); fraai ogend.

nâlmece:: {U} [uit]puilen.

nâlmecelira:: {III} krankzinnig (als versterking ve adjectief).

Nalôf-plep:: {W} .

nâlp:: {C} gastheer.

nâlpa:: {C} gastvrouw; hospita.

nâlpÿrðy:: {C} stamgast.

nâltare:: {K} ~ flj/rst: een afkeer hebben van iets/iemand; een hekel hebben aan iets/iemand.

nâltiyne:: {I} (een afkeer/hekel hebben van/aan onbekende dingen of personen ve andere generatie, vreemd ras ed); »biy-korfe.

nâlton:: {C} vooroordeel.

nâltoniy:: {I} bevooroordeeld, vol vooroordelen.

Nalyf:: {F/J/M} (Peg).

nâma:: {C} (arch) mejuffrouw, ongetrouwde vrouw.

Nâmbaji-plâkomÿ:: {N} (tunnel; gemeente Knolbol); .

nâmbrešiy:: {C} anker (v schip).

Nâmbrešiy:: {N} (uitgeverij in Aflif); .

Names:: {F}.

namibiy:: {IIef; mv=enk} Namibisch (bv).

Namibiy:: {G} Namibië.

Namibiyna:: {Cef} Namibische vrouw.

Namibiyno:: {Cef} Namibiër.

Namiyrn:: {G} Namen (stad in België).

Nâmpa-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Kneno); .

Nâmpa-fôresta:: {G} (groot bosgebied tussen Hâutûnsch en Doe); .

Nâmpa-plep:: {W} .

Nâmpa-quarest:: {mv} »Nâmpa-quariy.

Nâmpa-quariy:: {C; mv= ..-quarest} "troonrede" (in Spok: de rede die de koning bij de opening vh nieuwe regeringsjaar voorleest, waarin hij het regeringsbeleid uiteenzet zoals hij dat samen met de ministers in grote lijnen overeengekomen is); »Nâmpa-tof; »nâmpi.

Nâmpa-tof:: {N} (Spok feestdag op 12 mei; opening vh nieuwe regeringsjaar, waarbij de koning de Nâmpa-quariy ("troonrede") voorleest; winkels gesloten); ; (DOM 134-135).

nâmpi:: {C} afspraak.

nânce:: {K} (lett) [in]pakken (koffer, cadeautje); (fig) bijleggen (ruzie).

nânce-armt:: {K} binnenhalen (oogst).

nânce-kartafiy:: {mv} »nânce-kornin.

nânce-kornin:: {C/S; mv= ..-kartafiy} [vel] pakpapier.

nâncos:: {C} het [in]pakken.

Nândrec:: {F}.

Nândrec-lirrotiy:: {W} .

Nândrec-mirra:: {W} .

nane:: {I} aangenaam (weer, temperatuur).

nâne:: {U} uitrusten, bijkomen, uitblazen; (tdw) ef perke ~lira: moe zijn.

nânk::

  1. {C} [licht]straal.
  2. {I} (alg) uitgerust, ontspannen; (mond) glimlachend; aardig (aanzienlijk, leuk: v bedrag ed).

Nânk:: {F/J}.

nânke:: {U} stralen (licht).

Nânkiy:: {F/M}.

nânkos:: {C} ontspanning, het uitrusten.

naôf:: {gst} »na'ôfe.

na'ôfe:: {Kpr; gst= naôf} zich vergissen in.

naoliy:: {I; [mv=enk]} onbeheerd, onbewaakt.

nâp:: {C} velg (v wiel).

napaine:: {K} overdoen, herhalen, opnieuw doen.

napainos::

  1. {C} dat wat overgedaan wordt/moet worden.
  2. {A} herhaling, het overdoen.

Napoli:: {F}.

Napoliy:: {G} Napels.

Napoll:: {G} (arch) Napels; »Napoliy.

Napoll-lirrotiy:: {W} .

Napoll-plep:: {W} .

naponto:: {III} aan/naar de overkant; do svime ~: hij zwemt naar de overkant; (vrnl in de uitdrukking:) do jazy nert lâzâre ef šôt, zirdelira ~: hij woont niet bepaald naast de deur; »ponta; »pontiy.

naponto-•:: {PX} eind (tijdsbepaling); ~-1975: eind 1975; lelmo ~-mink: aan het einde van deze week; rifo ~-pÿr 18: uit eind achttiende eeuw.

nar:: {I} (lett) smal, eng; (fig) bekrompen, benepen.

naracc:: {I} op kleine schaal; kleinschalig; beknopt.

narân::

  1. {C} toer; lastig werk; »•ân.
  2. {SC} verdediging, voorspraak; ef kette ~: verdedigen (rechtspraak); »•ân.

narâne:: {K} verdedigen (lett).

narânater:: {C} verdediger (rechtspraak).

narântariy:: {C} pleidooi.

narbârbe:: {C} ringbaard.

Nar Bribâbof-mirra:: {W} .

Nar-Cubu-terf:: {W} .

nare:: {K} versmallen, smal[ler] maken.

nareppe:: {K} ~ ón: aanbevelen aan.

nareppos:: {C} aanbeveling; âfry ~ pai (vz-uitdr): op aanbeveling van.

narer:: {C} versmalling (wat versmald is: weg ed).

narfartiy:: {I} taps [toelopend].

nar-film:: {C} smalfilm.

Nar Flecs-pât:: {W} .

Nar-Grât-mirra:: {W} .

Nar Hildi-fonis:: {G} (smalste (noordelijke) deel vd Hildi-fonis tussen Plefô en Munt bij Papije); .

nariy:: {C} engte (het nauw zijn).

Nariy:: {W} .

Nar Knurfel-terf:: {W} .

Nar Korda-plep:: {W} .

Nar Kryobiy-mirra:: {W} .

Nar-Lajâc-mirra:: {W} .

Nar Mirnurp-terf:: {W} .

Nar Ool-terf:: {W} .

Nar Servas-plep:: {W} .

Nârst:: {Gmv} (riviertje van Montrô-vlakte naar Nârzja-meer); .

Nârst-pônt-weg:: {W} .

Nar Terf:: {W} .

Naru:: {G} Nauru.

Nar Vija:: {W} .

narzerfiy:: {I} kortzichtig.

Nârzja-ses::

  1. {G} (meer in district Flenazjekk); .
  2. {N} (camping; gemeente Quafaiy); .

Nârzja-ses-avenû:: {W} .

nâs-•:: {PX} her•, re•, over•, opnieuw; »nâs-...

nâs-are:: {K} herenigen.

nâs-aros:: {C} hereniging.

nâs-calare:: {K} herbeleven.

nâs-calaros:: {A} herbeleving.

nâs-chéftiy:: {A; mv=enk} cassatie.

nâs-coše:: {K} herkiezen.

nâs-cošos:: {C} herkiezing.

nâs-cÿrzrâg:: {vdw} »nâs-cÿrzrame.

nâs-cÿrzrame:: {K; vdw= ..-cÿrzrâg} opwarmen; opnieuw verwarmen (vrnl v voedsel).

nâs-drakare:: {K} óverwegen (nog een keer wegen).

nâs-glônt:: {C} recidivist, misdadiger die in herhaling valt.

nâs-helbe:: {K} verkleden, anders kleden.

nâs-helbos:: {C} verkleedpartij.

nâs-jâsperfute:: {K} overspuiten (opnieuw met verf bespuiten).

nâs-kabi:: {C} herdruk.

Nâskee-gaysluše:: {N} (schutsluis in de Trendon; gemeente Mitâ); .

nâs-kletere:: {K} hernieuwen; renoveren.

nâs-kleteros:: {C} hernieuwing.

nâs-lâwumae:: {K} herbebossen (opnieuw bos planten).

nâs-lâwumae-projecc:: {C} herbebossingsproject.

nâs-lâwumaos:: {C} herbebossing.

nâs-marianare:: {U}

  1. ~ armt: hertrouwen met (een andere partner dan de vorige);
  2. ~ ón: hertrouwen met (de/een vroegere partner).

nâs-marianor:: {I} hertrouwd.

nâs-miype:: {U} ~ armt: opnieuw denken aan; nog eens denken aan.

nâs-miypelira:: {VZ} (betrekking) behoudens; met/onder voorbehoud van.

nâs-miypos:: {A} lef ~: onder voorbehoud, onder reserve; lef ~ rifo (vz-uitdr): onder voorbehoud van; lef ~ rifo modifyôsta: wijzigingen voorbehouden.

našôc:: {C} woerd, eend (mnl).

našonalistise:: {I} nationalistisch (politieke opvatting).

nâs-ôrganisašo:: {C} (alg) reorganisatie; (euf) opheffing, afschaffing.

nâs-ôrganisere:: |..ÿje| {K} (alg) reorganiseren; (euf) opheffen, afschaffen.

nâs-poire:: {U} herleven.

nâs-poiros:: {A} herleving.

nâs-ququlte:: {K} herenigen.

nâs-ququltos:: {C} hereniging.

nâs-riffe:: {K} overmaken, opnieuw maken.

nâs-riffos:: {C} het opnieuw maken.

nâs-stindas:: {vdw} »nâs-stinde.

nâs-stinde:: {K; vdw= ..-stindas of regelm.} overschrijven, herschrijven.

nâs-stindos:: {C} overschrijving, herschrijving.

nâs-strâle:: {K} heruitzenden.

nâs-strâlos:: {C} heruitzending, herhaling van een radio/tv-programma.

nâs-sÿrte:: {K} (alg) opnieuw plaatsen; (werk) overplaatsen.

nâs-sÿrtos:: {C} (alg) het opnieuw plaatsen; (werk) overplaatsing.

nast:: {I} doeltreffend.

nastae:: {K} (fig) aanpakken, te baat nemen (gelegenheid, zaakje).

nâstânn:: {SC} doelloos einde.

nâste:: {I} doelloos.

Nâster:: {G} (dorp; gemeente Papije).

Nâsterhill:: {N} (pension bij Plekotex); .

Nâsterhille:: {G} (dorp; gemeente Eon (LA)).

Nâsterhille-korda:: {N} (Erg kerk bij het dorp Nâsterhille); .

nastiy:: {A; mv=enk} doeltreffendheid.

nâs-trempe:: {K} overlezen, herlezen.

nâs-trempos:: {C} herlezing, het overlezen.

nâs-ûeme:: {U} herademen, opgelucht adem halen.

nâs-ûemos:: {C} herademing; ef ~ pânte ânt gress: het is een pak van mijn hart.

nâs-verfute:: {K} overschilderen (reeds geschilderd voorwerp opnieuw v verflaag voorzien).

nâs-vobare:: {K} (alg) hervormen.

nâs-vobaros:: {C} (alg) hervorming.

nâs-vote:: {U} overstemmen, opnieuw stemmen.

nâs-votos:: {C} het overstemmen.

nâšÿ:: {I} (alg) duchtig, heftig, lustig, flink; (grijsaard) kras.

nâs-yache:: {K} (lett) herkauwen.

nâs-yacher:: {C} herkauwend dier.

nâšÿiy:: {C} heftigheid.

nâs-zerfe:: {K} herzien, wijzigen; terugzien, weerzien.

nâs-zerfos:: {C} herziening, wijziging.

nat:: {C} boekdeel.

Natall:: {M} Nathalia, Natalie.

Natarenâs-fôresta:: {G} (bosgebied op Hupster-Hurt); .

natâs:: {C} boekbinderij.

Natastiyre-weg:: {W} .

Natastiyre-wuma:: {G} (bos; gemeente Girdesef); .

natatjen:: {C} boekbinder.

Natatjen-mirra:: {W} .

nate:: {K} binden (v boeken).

natorfâ:: {S} kant[werk]; fijn borduursel.

natorfatjen:: {C} kantklosster.

Natorfatjen-mirra:: {W} .

natorfe:: {K} borduren.

natorfiy:: {I} kanten, van kant gemaakt.

natos:: {C} bindwerk (v boeken).

natrekke:: {K} (alg) betrekking hebben op; (ihb) vallen (tijdstip); Kriystâs ~ ef kôbotof: Kerstmis valt op zondag.

natriyc:: {S} uitslag, eczeem.

natriyche:: {U} [be]schimmelen.

natriyche-kinâ:: {SC} schimmelziekte.

natriychos:: {C} schimmel.

natriyc-huron:: {C} kleine bevernel (L. Pimpinella saxifraga).

Natrofest:: {J} (Gar).

natrym:: {S} natrium.

Natrym-plep:: {W} .

natumt:: {I} ~ [ón] (ón is vz; vz-uitdr): afhankelijk [van]; aangewezen op (niet buiten iets/iemand kunnen); ef zerfe ~: het hangt ervan af; ef zerfe ~ ón flj/rst (ón is vz): het hangt af van iets/iemand; ef tôgériy merater melde ~ ón sener tubôs: de invalide man is afhankelijk van zijn vrouw (kan niet zonder de hulp v zijn vrouw).

natumt-baso:: {C} excuus, verontschuldigende reden.

natumtiy::

  1. {Aef} afhankelijkheid, onzelfstandigheid.
  2. {I} afhankelijk, onzelfstandig.

Nâtyjate:: {F}.

naubere:: {K} behept zijn met.

naurrblufk:: {Crs} slagveld.

naurre:: {E} sneuvelen, omkomen.

naurros:: {C} het sneuvelen.

navigašo:: {C} navigatie.

navigašoafiy:: {C} logboek.

navi-systemm:: {C} navigatiesysteem (zoals TomTom).

na-vrôk:: (= na-wys) {III} als zodanig.

na-wys:: {III} »na-vrôk.

nâx:: {C} splinter.

nâxe:: {U} splinteren.

NAXÔ:: {afk} »Nutter-atlântise Xôlaja-ôrganisašo.

naxyfole:: {K} ~ flj ón rst: iemand iets aanraden; ~ beri/den: aanraden om.

naxyfoll:: {I} raadzaam.

naxyfolle:: {U} raadzaam zijn.

naxyfolos:: {A} goede raad; advies; frópjÿ ef ~ kura eft empajiy smurflu'ettos, ...: voor advies over een geschikte hypotheek, ....

naxyfolos-zuobiy:: {I} eigenwijs (geen raad v anderen aannemen).

Nayes:: |najes| {G} (stad in Renô).

nazerfe:: {U} toekijken.

nazerfos:: {C} het toekijken.

nazi:: {C} nazi.

nâzja:: {C} kenmerk.

nâzjae:: {K} kenmerken.

nâzjaelira:: {I} kenmerkend, typisch.

nâzja-fort:: {III} gedurende geruime tijd.

nâzjasót:: {I} kenmerkend; óps nert melde ~ ón wâlkân: ze hebben niets met elkaar te maken; ze staan los van elkaar; ze zijn onafhankelijk van elkaar; ze hebben niets gemeen.

ne•:: {PX.add > add} niet, on•, •loos; (samen met •or) zonder, niet voorzien van; (bijv) trat/netrator: spoorboom/zonder spoorbomen; eft netrator kurarels: een onbewaakte overweg (geen spoorbomen, alleen met knipperlichten); »ne-.

nealycror:: {I} drassig.

ne'âma:: {III} slechts, louter; (specificeert een ntr mv voor slechts mnl, indien het enk slechts mnl uitdrukt) aftel tu lelperre ~ freras?: heb je broers?; (vgl) aftel tu lelperre freras?: heb je broers en/of zusters?; (de combinatie ne'âma âme wordt gereduceerd tot ne'âma of ne'âme:) ne'âma/ne'âme (= ne'âma âme) ef kôbo nÿle, kirro di mirru: alleen als de zon schijnt zullen we gaan wandelen; noi ~: wel; maar liefst (nadruk op grote hoeveelheid); do rinne 1000 noi ~: hij verdient wel (maar liefst) 1000 herco; eup lelperre 13 efantys noi ~: ze heeft wel (niet minder dan) 13 kinderen; brôep noi ~: wel zeker; (= »nert + »âme).

ne'âme:: {III+VG} (= »ne'âma »âme).

Neâšy:: {F}.

nebeldor:: {I} ongeschoold.

nebéln:: {I} (fig) onbuigzaam, niet gedwee.

nebuce:: {K} kalmeren.

nebuch:: {I} kalm, rustig.

nebucos:: {A} kalmering.

neburatt:: {I} onbrandbaar.

néc:: {C} (arch/poe/dl= Peg) jongeling.

necafylô:: {I} ongeloofwaardig.

necân:: {C} militair kamp; kazerne; »•ân.

Necân-mirra:: {W} .

necheba::

  1. {Aef} vacature.
  2. {I} onbezet (v ruimte); vacant.

nechepp:: {I} wat betreft de belangrijkheid.

Neckar:: {G} Neckar.

Neckar-mirra:: {W} .

Neckar-weg:: {W} .

neclenn:: {I} onrein, niet schoon.

Necoðart cvyffs fes spokânda:: {N} (tijdschriftartikel); .

necômplett:: {I} incompleet.

necuratt:: {I} ongeneeslijk.

necÿrzrâg:: {I} onverwarmd.

neðaag:: {I} te zwaar om op te tillen, niet optilbaar.

nedirecc:: {I} indirect, zijdelings.

nedloânen:: {I} ontoelaatbaar.

neðônosamariy:: {I} enkelvoudig, niet samengesteld.

nedyra:: {C} sjerp, ceintuur (vrnl bij Spok klederdracht); .

Neeato:: {F}.

Neeato-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Pitu); .

Neeato-kiyk:: {W} .

Neeðe:: {F}.

Neef:: {F}.

Neeferf:: {F}.

Neeftôs:: {N} (mnl personificatie vd Dood en Ziekte); (euf) ef kinâ rifo ~: kanker; .

Neeftôs-fleter:: {C} heggenrank (L. Bryonia dioica).

Neeftôs-flyddere:: {C} doodshoofdvlinder (L. Acherontia atropos).

Neemt::

  1. {J}.
  2. {G} (rivier van Hajega-gebergte naar de Tiress); .

Neeniy:: {M}.

Neenstô-weg:: {W} .

Neepee:: {G} (beek; gemeenten Kurriy en Wenâs); .

Neest:: {G} (stad in Ziyp).

Neest-mirra:: {W} .

Neest-pât:: {W} .

Neet:: {F}.

n.e.e.t.:: {afk} (= na ef »eit tu).

Neeÿðe:: {N} (pension; gemeente Lammafin); .

Neeÿðe-agru:: {G} (bergtop in Tora-gebergte; 971 m hoog); .

nef:: {LW} (bepaald; optioneel ipv ef bij object, als dit vóór het ww staat; oorspr »enn + »ef) de, het; gress ~ mimpit trempe: ik heb het boek gelezen.

nef•:: {PX} bij•, neven•, ondergeschikt; »nef-; »menn•; »su•.

néfâc:: {C} zeef; ef bidale lo eft gmoliy ~: het regent pijpenstelen.

néfâce:: {K} zeven (ww).

néfâciy:: {I} doorzeefd (met kogels).

néfâc-pân:: {C} vergiet.

nefâr:: {C} recreatiepark, pretpark (met kermis ed).

nefardekirs:: {Cmv} onkruid.

nefarmâtat:: {C} stadslicht (v auto).

nefartatt:: {I} onbegaanbaar.

nefbelps:: {Cmv} ongedierte.

nefbrÿdâ:: {C} onderlaken (op bed).

nefcâpitalo:: {C} »sucâpitalo.

nefdec:: |neftec| {C} tussendek (op schip).

nefesoumiy:: {I} onoverkomelijk.

nefestoroni:: {C} onbepaald voornaamwoord.

nefexâiy:: {I} (fig) onbetaalbaar.

néffâc:: {I} rauw (ongekookt/ongebakken).

nefhuflif:: {C} aanbouw; (losstaand) bijgebouw; (= suhuflif) dependance (elders gehuisvest deel ve organisatie); (het onderscheid tussen suhuflif en nefhuflif wordt in de praktijk niet altijd gemaakt (wel in een ambtelijke context)); »suhuflif.

nefileset:: {C} (in Spok: kleiner eiland dat bestuurlijk onder een vd 7 "hoofdeilanden" ressorteert, ook »xijeileset genoemd); vgl »mennileset.

nefistjo:: {Aef} bijbetekenis.

nefitét:: {I} joviaal.

nefkanas:: {C} atomerr ~: subatomair deeltje.

nefkolestiymos:: {A} bijscholing.

Nefkolestiymos furt Šark-tubôsz:: {N} (afk= NŠT) "Bijscholing voor plattelandsvrouwen" (gemeentelijk initiatief voor vrouwen vh platteland die in de stad kwamen te wonen; in Amahagge); .

Neflamû:: {F}.

neflectren:: {I} onbuigbaar.

neflifados:: {I} onaardig (alg); onvriendelijk (v zaken: niet goed voor milieu, niet prettig voor een mens ed); eft ~ wuma: een onvriendelijk bos.

nefliynkiy:: {I} onwelluidend.

neflovustatt:: {I} onherkenbaar.

nefmirra:: {C} ventweg, parallelweg.

nefmittus:: {C} nevenvertrek.

nefmux:: {C} dialect.

nefofeserr:: {C} onderofficier (weinig gebruikelijk; officiële term is »suofeserr).

nefojeldra:: {I} smetteloos.

nefoluqute:: {rs} »nefoluquy.

nefoluquy:: {C; rs= ..oluqute} achterneef.

nefôresta:: {C; mv= ~s} vrw vorm v »nefôrešy.

nefôrešy:: {C} soldaat 3e klasse (luchtmacht); .

nefôrs:: {C} benauwdheid, gebrek aan frisse lucht.

nefôrsiy:: {I} benauwd, drukkend (lucht).

nefpainer:: {C} hulpwerkwoord.

nefpôstsért:: {C} bijpostkantoor (als gebouw; in stad; de posterijen zelf geven de voorkeur aan de term »supôstsért).

nefprest:: {C} onderdirecteur.

nefprodûk:: {C} bijproduct.

nefpyzô:: {C} achterkleinkind.

nefqurtos:: {A} clausule.

nefrebbe:: {C} zwevende rib.

nefrestiy:: {I} (fig) vlekkeloos.

nefroji:: {C} kleine letter, onderkast.

nefšâfla:: {C} achternicht.

nefsplônjos:: {A} bijbedoeling.

nefstâgatjen:: {C} figurant.

nefsÿrt:: {C} voorstad; [grote] buitenwijk (v stad).

Nefsÿrt:: {N} "Voorstad" (Bergparel-hotel in Prio); .

néftôsiy:: {C} (plechtigheid in Erg kerk na afloop v begrafenis/crematie).

neftreno:: {C} lokaaltrein, stoptrein (liever: sutreno).

nefull::

  1. |nefUll| {C} alikruik (slak) (L. Littorina).
  2. |nEfull| {I} onvoltallig.

nefûmper:: {C} ongelovige (iemand zonder geloof).

nefûmpiy:: {I} ongelovig, zonder religie.

nefuniversitiy:: {C} hogeschool (vroeger: universiteit met een beperkt aantal vakken).

nefuproje:: {C} zijtak (v familie).

nefûsto:: {C} nicht (dochter v broer/zus).

nefwaler:: {C} neef (zoon v broer/zus).

nefÿozos:: {C} aanvullingsbegroting.

nefÿrômer:: {C} noodhulp, tijdelijke werkkracht, uitzendkracht.

nefÿtro:: {C} onderlip.

neg:: {C} pit (in vrucht).

negateff:: {I} ontkennend, negatief.

negenunn:: {I} illegaal.

negore:: {K} erven (vlgs Erg regels).

negoriy:: {I} erfelijk (v bezit).

negôrôg:: {I} onverstandig.

negoros:: {C} erfenis (zoals verkregen/te verkrijgen vlgs Erg regels).

neg-pûl:: {I} stompzinnig.

negt:: {I} gulzig.

neguria:: {I} onaangenaam.

Neh:: {afk} »Nehemja.

nehâc:: {I} (arch/poe) ledig, nutteloos.

nehâciy:: {A; mv=enk} ledigheid, nutteloosheid; (sprkw) ef ~ melde ef dufjaer sat: ledigheid is des duivels oorkussen.

nehâfteriy:: {I} (taalk) Spok irrealis (uitgedrukt met tempus-sx »•ui).

nehelt:: {I} (fig) ziekelijk, ongezond.

Nehemja:: {N} (afk= Neh) (bijbel) Nehemia.

nehónto:: {I} massief, niet hol.

nehozâviy:: {I} cynisch.

nehûchatt:: {I} onoplosbaar (v vraagstuk).

nehuor:: {I} bandeloos, vrijgevochten.

nehybjiy:: {I} onbetwist.

neit:: {C} [grote] watersalamander (L. Triturus cristatus).

Neja:: {M}.

nejabincor:: {I} ongeoorloofd.

nejelpjevelira:: {I} onlosmakelijk.

nejô:: {S} vis en vlees (eetbare dierlijke producten); »sipót.

nejóchet:: {I} ongewenst.

nejolabare:: {I} onvrijwillig.

nejuftelira:: {I} ongeldig.

NEK:: {N} (grootste grammofoonplatenmaatschappij (tegenwoordig cd-maatschappij) v Spok, gevestigd te Lift); .

nekafkrošiy:: {I} achteloos.

nekafpainiy:: {I} werkeloos (zonder iets te doen).

nekaftatt:: {I} (lett) onbetaalbaar.

nekâmpa:: {I} onwaar, leugenachtig.

nekimoriy:: {I} ongenoemd, verzwegen.

neknôf:: {I} onbekend.

neknôfe:: {U} onbekend zijn.

neknôfer:: {C} onbekende (zn), onbekend persoon.

neknôfo:: {C} onbekende (zn), onbekend ding.

nekof:: {C} boerenwormkruid (L. Tanacetum vulgare); »spyntec.

nekofano:: {I} onderhands.

nekrolôiy:: {C} necrologie.

neksvifiy:: {III} ongetwijfeld.

nektâr:: {S} nectar (vocht uit bloemen).

nektarynn:: {C} nectarine (vrucht).

nekvâmpajé:: {I} onbillijk, onredelijk.

nel:: {C} punt (typografisch; bij spel/werk ed); ef fenteste nÿf tildâ ~s: het scoort niet slecht.

nelabinâr:: {I} onzorgvuldig; nonchalant.

nelador:: {I} ongeladen (vuurwapen).

nelâmustor:: {I} ongeschoeid; geen schoenen dragend.

Nelanda:: {Cef} Nederlandse vrouw.

nelandes:: {IIef} Nederlands (bv).

Nelandes:: {G} Nederland.

Nelandes-Antilla:: {Cef} bewoonster van de Nederlandse Antillen.

Nelandes-Antillo:: {Cef} bewoner van de Nederlandse Antillen.

nelandes-antills:: {IIef} van de Nederlandse Antillen.

Nelandes-Antills:: {Gmv} de Nederlandse Antillen.

Nelandes-mirra:: {W} .

Nelandjâka:: {N} (veerboot); .

Nelando:: {Cef} Nederlander.

nelant:: {C} Nederlands (taal).

nélape:: {K} ingenomen/in zijn nopjes zijn met.

nelatare:: {K} zich zorgen maken over.

nelatiy:: {I} zorgelijk, ongerust; ef qugle ~ ón rst: iemand ongerust maken.

nelatiyca:: {I} zorgzaam, attent.

nelatiycâmiy:: {C} bedrag dat het budget te boven gaat.

nelatiyce:: {K} zorgen voor.

Nelatiyce-feslosos furt Šaferses ur Svâmôsta-armt {N} (afk= NŠS) "Stichting voor de Zorg van Drenkelingen en Aangespoelde voorwerpen" (in Tosiy); .

nelatiycos:: {A} zorg, beslommering.

nelatiykkettâ:: {I} zorgwekkend; (= »nelatiycos + »kettelira).

neldiy:: {I; [mv=enk]} nevelig, mistig.

Nelefgeös:: {F} (Peg).

neleldatt:: {I} ~ [armt]: onvatbaar [voor].

nelent:: {I} ondoorschijnend, niet transparant.

nel-fentestos:: {A} het scoren; streven naar punten/overwinning.

nelifrostos:: {I} onaanzienlijk.

nelinniy:: {I} ongevraagd.

nelk:: {C} kruidnagel.

nelk-fecc:: {S} piment, Jamaicapeper.

Nelma:: {M}.

Nelmeg-lirrotiy:: {W} .

Nelmeg-Opper:: {N} (tankstation langs de M1; gemeente Tunbas); .

Nelmeg-plep:: {W} .

Nelmeg-Wefot:: {N} (tankstation langs de M1; gemeente Tunbas); .

Nelmo-mirra:: {W} .

Nelmo-seert:: {W} (buurtschap); .

nelogise:: {I} onlogisch.

nelosamer:: {A; mv=enk} onverplaatsbaarheid.

nelosamiy:: {I} onverplaatsbaar.

Nelpôra-mirra:: {W} .

Nelquiyf-mirra:: {W} .

Nelty:: {J}.

neluftmiypariy:: {I} onverhoeds.

nem:: {ZV; enk; gnp= ~er; gnz= ~ÿr; rs= ~me} (bepalingaankondigend) degene[n] die, datgene wat; (als nem = zinskern: 3pv of stus in bijzin) ~ paine fitaju, stus arfine fes ef leld'sért: degene die zoiets doet, komt in de gevangenis terecht; ~ westarelije pai do, ef melde nonsens: dat wat door hem beweerd wordt is onzin; (als nem = GEEN zinskern, bt in bijzin) do westare ~, té melde nonsens: dat wat hij beweert, is onzin; eup linne ~, eup nert pónsecû té: zij vraagt dat[gene] wat ze niet krijgen kan; do zaare ~er frint, té ef pitter kuntiyre: hij scheldt de vriend uit van degene die de fiets heeft gestolen.

nemainklotâ:: {I} onzelfstandig.

nemajek:: {I} doelmatig, niet ondoelmatig.

nemann:: {I} onvoldaan, niet betaald.

nemarâsót:: {I} kleurloos, zonder kleur(en).

nemasótiy:: {III} onvoorstelbaar (als bepaling bij adjectief).

nemer:: {gnp} »nem.

nemercel:: {I} deugdelijk, solide.

nemerfor:: {I} vol (smaak v witte wijn).

nemessen:: {I} onmeetbaar (getal).

nemikkelel:: {I} onbelangrijk.

neming:: {I} verontreinigd.

nemirt:: {I} ongehoorzaam.

nemiypiy:: {I} gedachteloos.

nemme:: {rs} »nem.

nemmiy:: {I; [mv=enk]} lief.

nemontaiy:: {I} ongelijkwaardig.

nemÿr:: {gnz} »nem.

nenaji:: {C} grindbank (in rivier).

Nenaji:: {G} (stad in Plefô).

nenalém:: {I} in een vreemde wereld/omgeving (die niet de jouwe is); mittof melde ~: dat is een andere wereld (niet je eigen cultuur of wereld).

nenaliycc:: {I} onverzorgd, zonder verzorging.

nenâltoniy:: {I} onbevangen, onbevooroordeeld; onpartijdig.

Nenâs:: {G} (stad in Tjemp).

nenatumt:: {I} onafhankelijk; ~ ón (ón is vz; evtl als vz-uitdr): onafhankelijk van.

nenatumtiy:: {A; mv=enk} onafhankelijkheid.

Nenatumtiy-mirra:: {W} .

nenatumtiy-rutros:: {C} onafhankelijkheidsbeweging.

Nenatumt Šark:: {N} (afk= ) "Onafhankelijk Land" (politieke partij); .

nender:: {vdw} »nendore.

nendore:: {K; vdw= nender} vernietigen.

nendoriy:: {I} (lett) vernietigend.

nendoros:: {C} vernietiging.

nenéruvva:: {I} onfatsoenlijk.

néng:: {C} rijpaard.

nenie:: {K} schaden; de gezondheid schade doen.

nenjebopâ:: {I} onbevaarbaar.

nenko:: {I} vlot, getapt, geestig.

nenn:: {I} schadelijk; ~ yargeloh (evtl als vz-uitdr): schadelijk voor; ef melde ~ armt/yargeloh: schadelijk zijn voor.

nennðe:: {C} kleindochter.

nenniy:: {C} schade; ef qugle ef ~ kaf: afbreuk doen aan.

nenniy-armtganos:: {A} verhaal, schadevergoeding.

nenniy-qurubo:: {I} onschadelijk.

Neno:: {G} (district op eiland Tigof).

Neno-plotepp:: {N} "Troebelen van Neno" (boerenopstand op Tigof, 1708-1709); ; (DOM 162).

nenôrmala:: {I} abnormaal, ongewoon.

nenôrmalitiy:: {C} abnormaliteit.

Neno-seert:: {N} (streekmuseum in Manes-Puriy; ; (DOM 34).

nenôts:: {I} laf (v smaak).

Nent:: {J}.

neo•:: {PX} neo•; (bijv) liberala/neoliberala: liberaal/neoliberaal.

neoliberala:: (I) neoliberaal.

neotlôgt:: {I} mak, tam.

nepainare:: {U} ~ beri/den: ondoenlijk zijn; gress ~ beri arfine kelt: het is mij ondoenlijk om straks te komen; mittof ~ beri paine!: dat is ondoenlijk [om te doen]!.

nepainelira:: {III} ef qugle flj lo ~: iets ongedaan maken; ef menester quggavy ef fesbindosz lo ~: de minister wil de restricties ongedaan maken.

nepainen:: {I} ondoenlijk.

Nepalana:: {Cef} Nepalese vrouw.

Nepalann:: {Cef} Nepalees (bewoner).

nepall:: {IIef} Nepalees (bv).

Nepall:: {G} Nepal.

nepallefâlatt:: {I} onomstotelijk, onweerlegbaar (feit); onschendbaar (koning).

nepartatt:: {I} oneven (getal).

neperfecc:: {C} onvoltooide tijd (v werkwoorden).

nepijâ:: {I} onvolkomen; niet helemaal.

nepjoh:: {I} scherp (niet bot).

nepliyfonamiy:: {I} ondrinkbaar.

nepolityâ:: {I} onbeleefd.

nepopulerr:: {I} impopulair.

neposibla:: {I} onmogelijk, uitgesloten.

neposiblae:: {U} onmogelijk zijn.

neposiblatiy:: {C} onmogelijkheid.

neprés:: {I} stiekem, heimelijk (lett: "wat niet verteld kan worden"); clandestien.

nepresÿr:: {I} ongewoon.

neprimitâ:: {I} onbekwaam, incompetent.

Nepriyk:: {N} (merk v allerlei producten om je tegen muggen te beschermen); .

nepriylltatt:: {I} weerloos.

neproba:: {SC} fes ~: onwillekeurig.

neprôltôt:: {I} onrein, onkuis, onzedelijk.

nepromisiy:: {I} zijn belofte niet nakomend.

Neptunes:: {N} Neptunus.

Neptunes-mirra:: {W} .

nepurfillor:: {I} onbetoond; niet gebleken.

nequeo:: {I} onbeschaafd.

nequiqu:: {I} nietsvermoedend; nergens van bewust.

nequiyralôg:: {I} onaanvaardbaar.

nequpp:: {I} ongezien; niet in aanzien.

Nequrrðe-wuma-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Ÿrbô); .

Nequrrðe-ÿrâng-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Ÿrbô); .

nequrtiy:: {I} onbepaald; niet vaststaand.

nequrubo:: {I} onveilig.

nequste:: {I} »nequstre.

nequstre:: {I} vrijmoedig.

nerajiyter:: {C} wanhopige (zn), wanhopig persoon.

nerajiytiy:: {I} wanhopig; hopeloos.

Nerda:: {N} (»wegsÿrt langs autoweg M2; gemeente Haleu); .

nereal:: {I} onwerkelijk.

nereglefort:: {I} onregelmatig (v tijd; afwijkend v regel).

NerenL:: {afk} »Notarrseren-lacs.

nereopatratt:: {I} on[ver]draaglijk.

nerfas:: {C} zenuwstelsel.

nerfiy:: {C} nerf (v blad).

nerikar:: {I} goedkoop.

nerikare:: {U} goedkoop zijn.

nerikariy:: {C} koopje (voordelige aanschaf).

nerisinar:: {I} onvoorzichtig.

nerisinariy:: {A; mv=enk} onvoorzichtigheid.

nériy:: {Iid} droog||nat; eft ~ ityro ðÿm jepsz: een droog klimaat; kost ~n korsz melde velk ðÿm knurfel: mijn sokken zijn nog droog; tâmlek-~ helbi: droge kleren; eft tûst-~ sért: een droog huis; eft jeps-~ kas: een natte jas; kost ~n korsz melde lef bidalos: mijn sokken zijn nat door de regen; eft natriyche-~ sért: een nat (erg vochtig) huis; eft fâlmpe-~ muntiyn: een natte spons.

Nerja:: {F}.

nerkone:: {U} opknappen (v ziekte).

nerkonsért:: {C} revalidatiekliniek, -centrum; .

nerovret:: {I} lastig, stout, ondeugend.

Ners:: {F}.

nert:: {III} niet; (staat VOOR het predicaat dat ontkend wordt) ~ arfine do: hij zal niet komen; gress ~ trempavy ef quiyrda: ik wil de krant niet lezen; do sen ~ di vel luktu, ...: hij zal zich niet wassen, omdat ...; (als het predicaat een infinitief bevat, ontkent nert dit infinitief) gress ~ trije beri obezjere: ik probeer om niet te lachen (nert als ontkenning bij de infinitief obezjere; (vgl) gress ~ trije, den [gress] obezjere: ik probeer niet om te lachen (nert als ontkenning bij trije); ef ~ melde gulder beri uokke: het is beter om niet te roken; (samen met bep lw ef) geen; do lelperre ~ ef oto: hij heeft geen auto; ~ ef xozjôc mimpit melde: dit is geen leuk boek; (enkele idiomatische constructies met nert komen achteraan in de zin) ~ ral tur zuf: van te voren; tu trempât ef rapors ~ ral tur zuf: je moet het rapport van te voren lezen; ~ vluf tur velk (afk= nv/v): voortdurend; eup vâpje ef chat ~ vluf tur velk: ze pest de kat voortdurend; X ~ X iftam: om de/het X; tof ~ tof iftam: om de dag.

nert•:: {PXimpr} »nert; »nert-.

Nert én noi, ur pai, enn én ón:: {N} (tijdschriftartikel); .

nertflecs:: {C} brandweer.

Nertflecs-lirrotiy:: {W} .

nertflecs-necân:: {C} brandweerkazerne.

Nertflecs-necân:: {N} "Brandweerkazerne" (instantie in Hirdo: brandweerkazerne met museum/tentoonstellingsruimte); ; (DOM 209).

nertiffate:: {rs} »nertiffay.

nertiffay:: {SC; rs= nertiffate} gewetensvrijheid; (= »nert + »tiffay).

nertklótarus:: {C} grondstof.

nert-miypelira:: {I} bespottelijk; onmogelijk, krankzinnig (als versterking).

nert-pliyfonatjen:: {C} (spr) geheelonthouder, niet-drinker (die geen alcohol drinkt).

nertufegtsil:: {C} (bloem) vergeet-mij-nietje (L. Myosotis); (ihb) voetnoot.

nertuie:: {U; gst= nertuit}

  1. ~ luft: beheerd worden door; ef finanšos ~ luft gress: ik ga over de financiën;
  2. ~ ón: (fig) in de weg staan;
(= »nert + »tuie).

nertuit:: {gst} »nertuie.

nertuitiyn:: {C} hindernis, obstakel (iets dat in de weg ligt/staat).

nert-uokkatjen:: |-wo..| {C} niet-roker (iemand die niet rookt).

nertytende:: {E} ~ beri/den: van een plan afzien; ervan afzien om; eup ~ beri prate mas: ze ziet ervan af om morgen te vertrekken.

nerutracc:: {I} onbeweeglijk (niet bewegend).

nerutramiy:: {I} (lett) onbeweegbaar, onwrikbaar (niet in beweging te krijgen).

néruvva:: {I} fatsoenlijk, eerzaam, deugdzaam.

nervoss:: {I} zenuwachtig, nerveus.

nervossiy:: {A; mv=enk} nervositeit, zenuwen.

nervoss-tiyn:: {C} ef tasse fes ~: het op zijn zenuwen krijgen.

neryt::

  1. {I} raak (niet mis).
  2. {III} pal, juist, precies; ~ furt ef argerat: pal voor de deur.

nes:: {C} (alg) neus; (geografisch) landtong (smalle strook land die in het water steekt).

Nes::

  1. {G} (stad in Tjemp).
  2. {N} (klein vliegveld; gemeente Nes); .

nešâftros:: {A} onschuld.

nešampâiy:: {I} ongewijzigd, onveranderd.

nesâvriy:: {I; [mv=enk]} onzindelijk; niet schoon, niet netjes.

nes-bjelt:: {C} muilkorf; ef piyrste lef ef[t] ~: bekvechten.

nescléne:: {U} de neus snuiten; (euf) [liggen te] neuken, wippen.

Nes-covent:: {N}

  1. (Erg klooster; gemeente Ameronne); .
  2. (Bergparel-hotel in Nes); .

nescriftor:: {I} blanco, oningevuld.

nése:: {C} houtsnip (L. Scolopax rusticola).

nesel:: {I} zoet (v water: niet zout).

neserten:: {I} onzeker.

nesfâsto:: {C; mv= ..fâstôe; rsmv= ~tt} zakdoek.

nesfâstôe:: {mv} »nesfâsto.

nesfâstott:: {rsmv} »nesfâsto.

nes-fisa:: {C} sneep (vis) (L. Chondrostoma nasus).

nes-haje:: {C} neushaai (L. Lamna nasus).

nes-huron:: {C} ratelaar (plant) (L. Rhinantus); belt ~: kleine ratelaar (L. R- minor); presÿr ~: grote ratelaar (L. R- serotinus).

nes-jûk:: {C; mv= ~y} wenkbrauw; ef râdlare ef ~y: de wenkbrauwen doen fronsen.

nes-jûky:: {mv} »nes-jûk.

Neskursuus:: {F}.

nesmotiy:: {I; [mv=enk]} onregelmatig (v leven, gezicht).

nesnep:: {C} doffiy ~: Noordse pijlstormvogel (L. Puffinus puffinus).

néso:: {Iid} licht||donker; poi ~: licht; koffon ~: donker; eft ~ tof fes iynk: een donkere/sombere dag; eft ~ marâs lef kôbo: een lichte/heldere kleur.

nesos:: {C} nasaal (neusklank: m, n).

nesovósiy:: {I; [mv=enk]} onaangedaan, onbewogen.

nespépiy:: {I} onverdroten.

nesplôntiy:: {I} onbedoeld.

nes-rât:: {C} bosspitsmuis (L. Sorex araneus); svimelira ~: waterspitsmuis (L. Neomys fodiens).

nesse:: {U} snuffelen.

nes-sven:: {C} knobbelzwaan (L. Cygnus olor).

Nest:: {J}.

nesta:: {C} nest (vrnl v vogel).

néstâ:: {C} haak.

Nestafie:: {F}.

Nestafie-huflif:: {N} (cultureel en multifunctioneel centrum in Amahagge); .

Nestafie Korda:: {N} (Erg kerk in Amahagge); .

Nestafie-Ûffen-koles:: {N} ("overgangsschool" in Amahagge); .

Nes-taris:: {N} (toren; gemeente Ameronne); .

nesta-ÿc-tonutâÿ:: {C} moseik (L. Quercus cerris).

neste:: {U} nestelen.

néste:: {K} haken.

nestebarâ:: {C} verbranding.

nestebare:: {C} verbranden.

nestebaros:: {C} stuk verkoold hout; stuk houtskool.

nestep:: {I} verbrand, afgebrand.

Nester:: {F}.

néstil:: {I} pittig, energiek.

nestin::

  1. {Sef} [geel]koper, messing.
  2. {I} [geel]koperen, van messing gemaakt.

Nestin-kibâ-terf:: {W} .

Nestin-mirra:: {W} .

nestiy:: {I} nodig, noodzakelijk.

nestiyare:: {U} nodig/noodzakelijk worden.

nestiye:: {U} ~ [beri]: nodig zijn, zaak zijn om; do ~ beri arfine: het is nodig dat hij komt; tu ~ beri cÿrtire-ral: het is nodig dat je meehelpt; je bent nodig om mee te helpen; tu nert ~ beri scemre lo kâ: je hoeft niet zo te schreeuwen; pert smurf ~: er is veel geld nodig.

nestiyelira:: {III} desnoods, zo nodig.

nestyce:: {U} ~ beri/den: genoodzaakt zijn.

nestycô:: {C} noodzaak.

nestyp:: {I} week, onvast, onstevig.

Nes-weg:: {W} .

nesymetrijâ:: {C} asymmetrie.

nesymetrise:: {I} asymmetrisch.

nešÿrðiy:: {I} (fig) onzuiver.

net•:: {PXimpr.add > add} (als add met voc begint) niet, on•; (bijv) netovapiy: afzijdig; »net-; »net-•.

net-•:: {PX.add > add} (alleen productief bij woorden die met voc beginnen, en ook in de constructie har ef tork net-•: niet al te ...; »har) niet, on•; (bijv) net-aniâ: onplezierig; (soms vervangt net-• het productieve ne• om de negatie extra nadruk te geven) do nert melde slamestiy tur iftam net-slamestiy: hij is niet beleefd, maar juist ONbeleefd; »net-..; »ne•; »net•.

net-aâlp:: {I} onbebouwd.

netabarit:: {I} bewusteloos; ef arfine ~: bewusteloos raken; in onmacht vallen.

net-aniâ:: {I} onplezierig.

net-âp:: {I} ongeschikt.

netâpe:: {K} afkeuren (v soldaat).

netapûnte:: {K} (fig) opbouwen; doen ontstaan.

netapûntos:: {A} (fig) opbouw; het doen ontstaan.

Net-aror Kadâstralo Eermiyp:: {N} (afk= NAKEe) "Onverenigde Kadastrale Eenheid" (fiscaal begrip); .

net-ârticuleror:: {I} ongearticuleerd (lett/fig).

netâs:: {C} haan, kip (mnl); ef furtiy ~: haantje de voorste.

netâs-hôrna:: {C} hanenkam.

Netâs-terf:: {W} .

netâs-tustu:: {C} (spr) nieuwtje (wetenswaardigheid).

net-âšÿr:: {I} onoprecht.

net-bârbor:: {I} baardeloos.

net-bautoamiy:: {I} onvervreemdbaar.

net-chentamiy:: {I} onverwacht, onvoorzien.

net-dres-oaro:: {I} inconsequent.

net-eaqupper:: {C} buitenstaander.

net-eker:: {I} modern.

net-engfartiy:: {I} onnauwkeurig.

net-entren:: {I} ontoegankelijk.

net-epða:: {I} onbewolkt.

neterpamiy:: {I} onscheidbaar.

neterpiy:: {I} onafscheidelijk.

net-gramp'kurre:: {I} roestvrij, niet kunnende roesten; »idegrampor.

net-guldriy:: {I} onverbeterlijk.

net-hâc:: {I} nutteloos, onnuttig.

net-ilaciy:: {I} ongemotiveerd.

netirdus:: {I} heel, ongeschonden, ongebroken.

net-istjo:: {I} onbeduidend, niet veel betekenend.

net-iyziy:: {I; [mv=enk]} onterecht, zonder reden.

net-katô:: {III} helemaal niet, in genen dele.

net-kimoriy:: {I} anoniem.

net-kôglanûm:: {SC} ongerechtigheid, onrechtvaardigheid.

net-lâcÿror:: {I} onverhard (v wegen: modder, zand, grind, steenslag).

net-luftrupkiy:: {I} onherroepelijk.

net-nenn:: {I} onschadelijk.

net-oaroamiy:: {I} onbespreekbaar; ef qugle eft ~ tiyn ón flj: iets onbespreekbaar maken. neto:: {C} stroomgebied, rivierengebied.

net-ojabriy:: {I} onverzettelijk, standvastig.

netokûrata:: {I} ongedwongen, ongekunsteld.

netokûrataiy:: {A; mv=enk; rs= ..kûratate} ongedwongenheid, ongekunsteldheid.

netokûratate:: {rs} »netokûrataiy.

net-olla:: {I} onaangenaam; ongezellig, onplezierig.

net-ombersót:: {I} schaduwloos.

net-omiftsâ:: {I} welwillend.

net-ôsemah:: {I} onaantrekkelijk.

net-oskiy:: {I} ongebruikelijk, niet gangbaar.

net-osksompiy:: {I} onwelvoeglijk.

netovapiy:: {I} afzijdig; ef tinde ~ furt: zich afzijdig houden van.

netroja:: {I} onzedig, onzedelijk.

netrojo:: {I} onaangenaam.

nett:: {C} schets, concept, ontwerp.

Nettleton:: {F} (Eng).

nettô:: {I} netto.

net-ufiramiy:: {I} onberijdbaar (v weg ed).

net-ûma:: {I} ongemakkelijk, oncomfortabel.

netundaratt:: {I} onbreekbaar.

net-uneratt:: {I} onverstaanbaar.

net-ušâf:: {I} ongebruikelijk.

net-uss:: {I} niet toevallig.

net-uze:: {I} niet toevallig.

Network:: {N} (trendy discotheek in Hirdo); .

net-ÿos:: {I} onbezet (niet door een leger bezet).

net-ÿotfa:: {I} reddeloos.

net-ypro:: {C} nadeel.

netyrâ-câlko:: {S} ongebluste kalk.

netyrâhor:: {I} ongeblust.

net-ÿrlikfortiy:: {I} onregelmatig (v tijd).

net-ÿrlikjakarsiy:: {I} ongelijk[matig], niet gelijkelijk verdeeld (over een oppervlak).

net-ÿrlikÿjaiy:: {I} onregelmatig (ruw/bobbelig: v oppervlak).

netÿtyniy:: {I; [mv=enk]} beperkt, begrensd, gelimiteerd; (euf) eft ~ veldur: iemand met een beperking (gehandicapte).

neû:: {III} (spr) nee; »noft.

neušâmelle:: {K} (dl= Zuid-Liftka/Tigof) misbruik maken van.

neuver:: {I} »neyuver.

nevariy:: {I} onbevreesd.

Nevis:: {G} Nevis.

nevišola:: {I} nonchalant; slordig, niet nauwgezet.

nevobaror:: {I} onbeschaafd, onopgevoed.

nevrÿcc:: {C} karrenspoor; ef lâufire eft narfartiy ~: zich in de moeilijkheden werken.

nevyrtosiy:: {I} onhebbelijk.

newapor:: {I} ongewapend.

New City:: {N} (prestigieus nieuw winkelcentrum in Amahagge); .

Newton-mirra:: {W} .

New York:: {G} »Nie-York.

nexâreâ:: {I} onaannemelijk, ongeloofwaardig; ongelooflijk.

nexélmpâ:: {I} praktisch, doelmatig.

nexents:: {I} hardhandig.

nexiy:: {I; [mv=enk]} noodgedwongen.

nexizjiy:: {I} overig, resterend.

nexulâ:: {I} onvolledig.

neyle:: {K} dempen (v water).

neyuver:: (neuver) {I} (lett) onzuiver.

n.e.z.:: {afk} (= na ef »zerfe).

nezârt:: {I} onbewoond.

Neze:: {G} (district op eiland Lomky).

nézéare:: {K} beëdigen.

nézée:: {K} bezweren.

nézéor:: {II} (afk= nz.) beëdigd.

nézéos:: {A} bezwering.

nezerfan:: {I} onzichtbaar.

nezovertiy:: {A; mv=enk} onvrede.

nezvÿcsiy:: {I} onvoorbereid.

nf:: {afk} »nofembry.

ni:: {III} niettemin; wel zo; evenwel; ~ dus niye: al dan niet; ~ dus niye do arfine: ook al komt hij niet.

Nibbe:: {G} (riviertje van Ziffon-gebergte naar de Krôk); .

Nicaracana:: {Cef} Nicaraguaanse vrouw.

Nicaracann:: {Cef} Nicaraguaan.

nicaracc:: {IIef} Nicaraguaans (bv).

Nicaracc:: {G} Nicaragua.

Niche Flofarri:: {F}.

Nichtkalas:: |nikkalas| {G} (stad in Bloi).

Niðô-terf:: {W} .

nie:: {K; gst= nit} herstellen, repareren (alg); boeten (v netten); (vgl Ned "naaien").

nie•:: {PXimpr} nieuw; »nie-•.

nie-•:: »Nie-•.

Nie-•:: {PX} Nieuw- (in geografische namen); »nie-..; »Nie-...

nie-caledoniy:: {IIef; mv=enk} Nieuw-Caledonisch (bv).

Nie-Caledoniy:: {G} Nieuw-Caledonië.

Nieche Burton:: {F}.

Nieche Comâf:: {F}.

Nieche Flofarri:: {F}.

nief:: {I} herstelbaar, te herstellen.

nie-noftate-rels:: {C} terugvalwissel (spoorwegen).

nier:: {C} reparateur.

Nie-Spocann:: {N} (Spok feestdag op 11 aug; herdenking vd Vrede van Mora; winkels gesloten); .

niet:: {rs} »nio.

Nie-York:: |-jôrk| (New York) {G} New York.

Nie-York-plâkomÿ:: {N} (tunnel; gemeente Flipa); .

Nie-Zeelanda:: {Cef} Nieuw-Zeelandse vrouw.

nie-zeelandes:: {IIef} Nieuw-Zeelands (bv).

Nie-Zeelandes:: {G} Nieuw-Zeeland.

Nie-Zeelando:: {Cef} Nieuw-Zeelander.

niezemp:: {C} nieuwjaar.

niezempof:: {C} nieuwjaarsdag.

Nigera:: {Cef} Nigeriaanse vrouw.

nigeriy:: {IIef; mv=enk} Nigeriaans (bv).

Nigeriy:: {G} Nigeria.

Nigero:: {Cef} Nigeriaan.

nigriy:: {IIef; mv=enk} Nigerees (bv).

Nigriy:: {G} Niger.

Nigriyna:: {Cef} Nigerese vrouw.

Nigriyno:: {Cef} Nigerees (bewoner).

nihil:: {II} geen enkele, in het geheel geen; ef ~ spâkelâke (mv!) = nert ér spâkelak: geen enkele bezitting; do lelperre ~ smurf = do lelperre pijâ noi smurf: hij heeft in het geheel geen geld; hij heeft helemaal geen geld.

nii:: {C; rs= nitt} doop; ef qugle ef ~ ón rst: iemand dopen.

nii-alstah:: {C} »nii-alstrah.

nii-alstrah:: {C} doopvont.

nii-kartafiy:: {mv} »nii-kornin.

nii-kornin:: {C; mv= ..-kartafiy} doopakte.

Nijai:: {F}.

nijo:: {I} opvállend; ef qugle ~: opvallen; mittof qugle [kafér] ~ ón kirro: dat valt ons [meteen] op.

Nijue:: {G} Niue.

Niklâs-ef-Wik:: {N} (mineraalwatermerk uit de Niklâs-bron ten zuiden v Lammafin); ; (DOM 93).

Niko:: {J} Nico[laas].

Nikola:: {M} Nicole.

nikotynn:: {S} nicotine.

Nikotynn-mirra:: {W} .

ni'kurre:: {I} nert ~: onherstelbaar.

Nila::

  1. {G} Nijl (rivier).
  2. {N} (bar bij motel Ef Vÿr Piramitts in Amahagge); .

Nila-plep:: {W} .

nill:: {C} broche, [sier]speld (bij Spok klederdracht); .

nimpf:: {C} nimf.

Ninaber:: {F}.

'nin:: {C} meisje; »pirinin.

nink:: {I} (arch/dl= Berref) laag (niet hoog); »ninker.

ninker:: {I} laag (niet hoog).

Ninker-blufk-mirra:: {W} .

ninkeriy:: {C} laagte.

ninker-koles:: {C} lagere school, basisschool.

Ninker-Koles:: {N} (»ninker-koles, gezien als Spok onderwijsinstituut); .

ninker-kolestiy:: {C} lager onderwijs.

Ninker-Krappa:: {G} (oefengebied vd Landmacht); .

Ninker-Ošo-Pazzosti:: {N} (vuurtoren; gemeente Wena); .

ninker-tobergÿ:: {C} laaggebergte.

nino:: {C} (dl= Tigof/Lomky) kind.

nio:: {C; rs= niet} omheining (alg); loge (in theater: duidelijk afgesloten gedeelte).

nios::

  1. {C} (lett) herstel, reparatie, het herstellen.
  2. {A} (fig) herstel.

nirâs:: {C} cape; [grote] omslagdoek.

nirr:: {I} loos, vals, niet echt, schijn•.

nirre:: {K} nodig hebben, niet kunnen missen, het moeten hebben van, er niet buiten kunnen (iets wat je al hebt); Alas ~ ef jola-tupplipos: Alas moet het hebben van het toerisme (Alas leeft al van het toerisme, maar zou niet zonder kunnen); vgl Alas mennirre ef jola-tupplipos: Alas heeft het toerisme nodig (er is nu [nog] geen toerisme in deze stad).

Nirr-Firani:: {G} (riviertje van de Firani naar de Aflif-straat); .

nirrte:: {K} verdoezelen.

nirrtos:: {C} verdoezeling.

Nisân:: {F}.

Nisârda:: {F}.

nit:: {gst} »nie.

NITOQU:: {afk} »Nâgalim-Instituša furt Tolankoÿ-quÿlapp.

nitratiy:: {S} nitraat.

nitre:: {K; gst= nitt} schandelijk vinden en afkeuren.

nitre-âp:: {I} afkeurenswaardig.

nitritiy:: {S} nitriet.

nitrogena:: {I} van stikstof gemaakt; stikstofhoudend.

nitrogenym:: {S} stikstof.

nitros:: {A} afkeuring.

nitt::

  1. {rs} »nii.
  2. {gst} »nitre.

nittôp:: {C} gording (bouwkunde: horizontale dakbalk).

nittôpiy:: {Aef} eigenaardigheid.

nittôpiy:: {I; [mv=enk]} eigenaardig.

nivi:: {C} naad.

nivo:: {C} niveau; (fig) ef kolestiy melde fes hardlap ~: het onderwijs staat op hoog peil; ðÿm ~: mateloos, heel erg.

Nixon:: {F}.

niy:: {III; mv=enk} »niye.

niye:: {III}

  1. niet zo; evenmin; gress cônsidere groft dravos lo ~ hordâ: ik vind zijn tekening niet zo mooi/minder mooi; »ni;
  2. (zwakke vorm v noft; men zegt "nee", maar bedoelt eigenlijk "ja");

»noft.

niyft:: {C/S} jachtbuit (bestaande uit gedode vogels); eft jelpjevor ~: (pop) uitvlucht, smoesje; ef sivve ef ~ ur kârek: erg zuinig zijn; tegen het krenterige aan zijn; ef melde ef ~: "de jachtbuit zijn" (voetbaluitdrukking: gezegd ve speler die na een gemaakt doelpunt bedolven wordt onder zijn medespelers).

Niymt::

  1. {F}.
  2. {N} (uitgeverij in Amahagge); .

niyn:: {I} gaar; goed gekookt.

Niyndi-môjôl:: {N} (molen in gemeente Cleft); .

niynece:: {K} gaarstoven, gaarsmoren.

niynecos:: {C} gestoofd gerecht, stoofpot.

niyn-koffon:: {I} morsdood.

Niysriy:: {F}.

niyxe:: {U} met koeien het bos in gaan; »ideniyxe.

nja:: {vdw} »njame.

njaare:: {K} uit-/afscheiden (v vocht).

njabo::

  1. {Aef} zachtheid, mildheid.
  2. {I} zacht, mild.

njaeot:: {I} wederrechtelijk, illegaal.

njamâs:: {C} uit-/afscheiding (wat uit-/afgescheiden wordt).

njame:: {K; vdw= nja}

  1. (vloeistof) spuien, lozen, uitscheiden;
  2. (hoeveelheid) schatten, ramen;
  3. (pop: v bier, uit tapkraan in bar) tappen.

njame-jéns:: {C} afvoerpijp; riool.

njamos:: {C}

  1. (vloeistof) lozing, uitscheiding;
  2. (hoeveelheid) raming, schatting;
  3. (uitkomst) resultaat; uitslag; ef qugle ef ~: de doorslag geven;
  4. (bij verkiezingen ed) opkomst.

njânte:: {U} proesten (lachen).

njântos:: {C} geproest (lachen).

Njâstem-fonis:: {G} (inham bij Abertô); .

njata:: {Iid} schuldig||onschuldig; do bloe ef ~: hij is onschuldig; do synne ef ~: hij is schuldig; ~ mip cubu: onschuldig; ~ mip car: schuldig; kost ÿrgô'iyc ~e pai xyfolos: mijn ziel is schuldig.

Njeb:: {afk} »Njebopiy-benc.

njebobas:: {C} vlootbasis.

njebop:: {C} overtocht.

njebopâ:: {I} bevaarbaar.

njebopâjiy:: {C} bevaarbaarheid.

njebope::

  1. {K} varen (besturen v schip); ef ~ eft tupplip rifo ronter: een rondvaart maken.
  2. {U} varen; »vende.

njebope-fes:: {K} binnenvaren, varen in; ef karé ~ [ef port]: het schip vaart [de haven] binnen.

njebope-mip:: {K} (lett) uitvaren, varen uit; ef karé ~ [ef port]: het schip vaart [de haven] uit.

Njeboper:: {F}.

njebope-vendos:: tewaterlating {C}. njebopiy:: {C} scheepvaart.

Njebopiy-benc:: {N} (afk= Njeb) "Scheepvaartbank" (voormalige bank te Bôrâ); .

njebopiy-buro:: {C} rederij, rederskantoor.

Njebobiy-buro Sidôn Mesâdul-Rifo Opper:: {N} »Sidôn Mesâdul-Rifo Opper.

Njebopiy-weg:: {W} .

njebostûrt:: {C} schipbreuk.

njebostûrter:: {C} schipbreukeling.

njep:: {C} (pop) schuit, boot.

njoma:: {C} maretak, vogellijm (L. Viscum album).

njoratjen:: {C} moordenaar.

njore:: {K} vermoorden, doden, ombrengen.

njore-missis:: {C; mv= ~a} dennenmoorder (paddenstoel) (L. Heterobasidion annosum).

njore-missisa:: {mv} »njore-missis.

njoros:: {C} moord.

njort:: {I} moorddadig.

n.m.:: {afk} (= na »miyparos).

•no:: (= •-no) {SX.c/n > n} (onscheidbaar aangehecht bij namen v Spok voertuigen) (bijv) Preettno: De Bliksemschicht; Umynastno: De Mijnwerker (namen v locomotieven); Ðencno: Vehikel; Petriyno: Piet (namen v auto's: bijna elke Spokaniër geeft zijn auto/fiets een naam!); (scheidbaar toegevoegd bij namen v niet-Spok voertuigen) Snelheid-no: De Snelheid (naam v eerste Nederlandse locomotief); Gouden-Koets-no: de Gouden Koets; »•nolac.

•-no:: {SX} »•no.

Noa:: {M}.

nôbe:: {K} [in]dopen.

Nôck:: {F}.

nocmes:: {C} ramp; luft ef nert hâgypalelira ~: tot overmaat van ramp.

nodâ:: {C} mug (alg); eft blotter ~: dat is niet mis!, dat is geen kattenpis!.

noða:: {C} »inoða.

noðiy:: {I; [mv=enk]} bar, guur, akelig, krankzinnig.

noðo:: {C} »inoðo.

Noefes-ager:: {N} (badstrand; gemeente Sinto-Christâs); .

Noeff-fôresta:: {G} (bos; gemeente Stanô); .

Noeff-mirra:: {W} .

Noeff-plep:: {W} .

Noezâmô:: {N} (bekende hippodroom bij Gret); .

nof:: {afk} »nofembry.

nófdeln:: {S} rijshout.

nofembry:: {Cef} (afk= nf of nof) november.

Noff:: {G} (riviertje van Azÿ-gebergte naar de Hildi-fonis); .

nóff:: {C} spreeuw (L. Sturnus vulgaris).

nofhertel:: {C} (arch) november.

noft:: {III} nee[n] (ontkennend antwoord); (als adverbiaal add) aftel do melde cÿrtiriy cÿrlÿo? – kirro zjoffecos ef ~: is hij eigenlijk wel behulpzaam? – dat kunnen we niet beweren, nee.

nôft:: {C} wuiven van graan; zwiepen van een tak (door de wind).

noftatafiy:: {C} wissel (kredietbrief).

noftatare:: {K} om-/verwisselen.

noftataros:: {C} om-/verwisseling.

noftate::

  1. {K} (alg) wisselen; (ihb) overstappen (bus, trein).
  2. {Upr} wisselen.

noftate-âp:: {I} verwisselbaar.

noftate-armt:: {K} contact zoeken/opnemen met.

noftate-armt-veldur:: {C} contactpersoon.

noftate-cekiy:: {I} wisseltonig.

noftate-ðôrcel:: {C} Engels wissel (spoorwegen).

noftatelek:: {S} (afk= nok. of NOK) wisselstroom.

noftate-qurs:: {C} wisselkoers.

noftate-rels:: {C} wissel (spoorwegen).

noftate-tÿrt:: {K} teruggeven (v wisselgeld).

noftateurf:: {S} wisselgeld.

noftatos:: {C} (alg) wisseling; (ihb) overstap, het overstappen (bus, trein).

noftatos-tÿrt:: {C} teruggaaf, restitutie (ook fiscale term); .

noftatsÿrte:: {K} ~ [ón]: verwisselen [met]; niet uit elkaar kunnen houden (per ongeluk, ook v mensen).

noftatsÿrtos:: {C} verwisseling, het door elkaar halen (per ongeluk).

nôfter:: {A; mv=enk} onbestendigheid, wispelturigheid, veranderlijkheid, wisselvalligheid.

nôftiy:: {I} onbestendig, wispelturig, veranderlijk, wisselvallig.

noga:: {S} noga.

nogatiyn:: {C} stuk noga.

Nôgatro-plep:: {W} .

nôge:: ~ [armt flj]: {U} vlekken maken [in/op iets]; een slechte naam/reputatie hebben; in een slecht daglicht staan.

nôgos::

  1. {C} het maken van vlekken.
  2. {A} slechte reputatie.

noi:: {III} niet (emfatischer dan nert); (mag zowel VOOR als ACHTER het predicaat geplaatst) do arfine ~ = do ~ arfine: hij komt NIET; (noi ipv nÿf of nert ef indien er een uitbreidende bijzin volgt die de ontkenning tegenspreekt of nader verklaart) do lelperre ~ influnns, melde vûlt marteltšu: hij heeft geen griep, hij is hoogstens verkouden; (als tegenstelling v iftam = wel) gress vende iftam helkara ef dokerat ur Jân ~: ik ga [wel] naar de bioscoop en Jân niet; (noi vóór een ander woord:) ~ curmel: misschien niet; ~ gû: stellig niet; onmogelijk; ~ kerru: ook niet; evenmin; gress arfine ~ kerru: ik kom ook niet/evenmin; ~ kva: [nog] niet eerder (het is nog nooit voorgekomen); ~ lilt: niet vaak; (vgl) lilt nert: vaak niet; ~ ral: nu niet; ~ riyfain: niet altijd; ~ ur quoss: niet of nauwelijks; ~ uss: toch al niet; (noi ná een ander woord:) gei ~: over het algemeen niet; quista ~: echt niet, zeker niet, beslist niet; šalo ~: meestal niet.

noik'mi:: {I} afwezig, absent.

noimelde:: {U} (lett) afwezig zijn.

noimeldos:: {A} (lett) afwezigheid; lóf ~: bij afwezigheid (v tijdelijke aard); langiy ~: bij afwezigheid (permanent).

Nojelder-weg:: {W} .

noji:: {C} [kippen]ren; (ook) doel, goal, "keepershok" (ruimte tussen de doelpalen op een voetbalveld; voetbaluitdrukking); groft ~ lef vults ur netâsz: zijn hele hebben en houden; al zijn bezittingen.

nok.:: (= NOK) {afk} »noftatelek.

NOK:: (= nok.) {afk} »noftatelek.

nôk:: {C} (vulg) pik, lul.

Nôkaso:: {F}.

Nokkâzeetiy:: {N} "Kruisbes" (hotel in Lammafin); .

nokkâzétiy:: {Crs} kruisbes.

nokôlah:: {C} tarbot (L. Scophthalmus maximus).

nokôt:: {C} sul, lummel (zowel mnl als vrw).

Nola:: {N} (voormalige boerderij; gemeente Asjetto); .

NoLa:: {afk} »Noloseren-lacs.

•nolac:: {SX > c} •wagen, •kar, •auto; (bijv) slapelnolac: slaaprijtuig; kinânolac: ziekenauto, ambulance; blofnolac: paard-en-wagen; »•no.

Nolâf:: {N} (kasteelruïne; gemeente Ef Plâkomer); .

nolân:: {C} ruziezoeker; strijdvaardig persoon; »•ân.

Nolân:: {F}.

Nolân-Grañgt:: {N} (voormalige uitgeverij in Amahagge); .

nolânté:: {C} vijandschap; het uit zijn op ruzie.

nolare:: {Kid} krijgen||verliezen; ef ~ [quista] flj: iets krijgen; ef ~ flje (rs!): iets verliezen; gress sener ÿršarr ~: ik heb mijn hoed verloren; gress ~ [quista] eft kleter ÿršar: ik krijg een nieuwe hoed; (nolare drukt slechts uit dat iemand in het bezit raakt v iets, dan wel iets kwijtraakt; HOE hij iets kwijtraakt of VAN WIE hij iets krijgt, blijft onuitgedrukt); »pónze; »perde.

Nola ur Zûg:: {W} (stadswijk in Asjetto); .

nolce:: {K} mennen (wagen besturen); putten (v water); ~ ef tiyn helkara: aansturen op (fig).

Nolcos:: {N} (boerderij; gemeente Kitia); .

nole:: {K} [ver]kiezen.

Noleanah:: {F}.

nole-âp:: {I} verkiesbaar.

Nolec:: {F}.

nole-jesfsâ:: |-jestâ/-jefsâ| {C} verkiezingscampagne.

nole-njamos:: {C} verkiezingsuitslag.

nole-quarderos:: {C} opkomst (bij verkiezingen).

nôlfe:: {U} doorzakken, doorbuigen (v plank, vloer).

Noliyf:: {F}.

Noliyf-ka:: {N} (veerboot); .

nolos:: {C} verkiezingen; prap kette fes ~: zich verkiesbaar stellen.

noloseren:: {C} verkiezingsstelsel.

Noloseren-lacs:: {N} (afk= NoLa) "Verkiezingsstelselwet" (Spok wet); .

nôlp:: {C} gans (vrw).

Nôlstiy-korda:: {N} (Erg kerk in Zest); .

Nôlstiy-lirrotiy:: {W} .

nomâde:: (= nomâte) {C} nomade, zigeuner.

nomâte:: {C} »nomâde.

Nômbary Tjÿrco:: {F}.

Nômbary Tjÿrco-lirrotiy:: {W} .

Nômbary Tjÿrco-mirra:: {W} .

nômðe:: {C} hoogvlakte.

Nômer:: {F}.

Nominalization by affixing in Pegrevian and Old Spocanian:: {N} (tijdschriftartikel); .

Nominalization of Spocanian verbs:: {N} (tijdschriftartikel); .

Nonâstiy:: {F}.

Noneflek:: {F}.

Nônga:: {F/J}.

Nônga & Parselmiy:: {N} (chemische fabriek in Tanburo); .

Nônga Tufge-mirra:: {W} .

Noniy::

  1. {G} (stad in Flâp).
  2. {N} (luchthaven; gemeente Noniy); .

Noniy-ayrport:: {N} (station).

Noniy-Sÿrt:: {N} (station).

nonsens:: {C; mv/rsmv= ~es} onzin, nonsens.

nonsenses:: {mv/rsmv} »nonsens.

nônsu:: {I} streperig.

nonte:: {U} mompelen.

nontos:: {C} gemompel.

Nontos fes ef mârg: Tobeldateiy:: {N} (tijdschriftartikel); .

Noôsðe:: {F}.

nopa:: {I} fris, zindelijk (schoon en helder).

nópân:: {C} ketting, keten; »•ân.

nópâne::

  1. {K} ~ zléf: vastketenen aan.
  2. {Upr} ~ zléf: vastgeketend zitten aan.

Nôpar:: {N} (chemische fabriek in Tanburo); .

Nopât-mirra:: {W} .

nôqull:: {I} erbarmelijk; zeer gebrekkig.

nôqulo:: {I} slepend (v ziekte).

Noquss:: {F}.

Noquss-mirra:: {W} .

Norata-môliy:: {G} (klein môliygebied bij Amahagge); .

Nôrbert:: {J} Norbert.

nôrbertino:: {C} norbertijn (mnl lid v RK kloosterorde).

Nôrbertino-wâlka:: {C} Norbertijner orde; .

Norfolk:: {G} Norfolk.

Nôrgana:: {Cef} Noorse vrouw.

nôrgânda:: {C} Noors (taal).

Nôrgann:: {Cef} Noor.

nôrge:: {IIef} Noors (bv).

Nôrge:: {G} Noorwegen.

Nôrge-korda:: {N} "Noorse kerk" (Erg kerkje in Fesfôresta; gemeente Zelzakiy); .

Nôrge-mirra:: {W} .

Nôrgta-korda:: {N} (Erg kerk te Hier uit ca. 1440); ; (DOM 177).

Nôrgta-mirra:: {W} .

nôrkriy:: {C} snuit.

nôrmala:: {I} normaal; natuurlijk (vlgs de natuur).

Norôp-môliy:: {G} (môliy-gebied, globaal de gemeenten Afacha en Yzo); .

nort:: {I} rot, bedorven.

nortatt:: {I} verteerbaar.

norte:: {Krs} verteren, doen vergaan.

norte-âp:: {I} gemakkelijk te bederven, lichtbederfelijk.

nort-falus:: {C} fyg ~: kleine stinkzwam (L. Mutinus caninus); keša ~: grote stinkzwam (L. Phallus impudicus).

nortos:: {C} rotting, bederf.

nosiy:: {I; [mv=enk]} baldadig.

nôss:: {gst} »nôzje.

nôšy:: {C} drank[je] (medisch en/of alcoholisch); borrel.

nôt:: {C} noot (voet/eindnoot).

nót:: {C} knoop (in touw); kwast (in hout).

nota:: {C} nota, rekening, declaratie; ef melde furt Jânex ef ~: dat is/komt voor rekening van Jân (lett/fig); ef ðôpecc melde furt gert ~: de kosten zijn voor uw rekening.

nótare:: {K} knopen (v tapijt).

notariela:: {I} notarieel.

notarrs:: {C} notaris; .

notarrs-âkt:: |-âtt| {C} (mv: |-âtts|) notariële akte.

notarrseren:: {C} notariaat.

Notarrseren-lacs:: {N} (afk= NerenL) "Notariaatswet" (Spok wet); .

Notarrs-fesququlâ {N} "Notarisgenootschap" (in Trondom); .

notatjen:: {C} accountant.

note:: {U} rekenen.

nóte:: {U} knopen, een knoop leggen.

note-fotel:: {C} rekenfout.

note-hÿ:: {K} narekenen (ter controle).

note-kaf:: {K} narekenen, opnieuw [be]rekenen (omdat het zeker is dat de berekening niet klopt).

note-ricin:: {C} wortel (wiskundig).

notéšâ:: {C} aas, lokvoer.

note-xafolla:: {C} [rekenkundig] vraagstuk, rekenopdracht.

note-zintes:: {I} rekenkundig.

nôtica:: {C} aantekening.

Nôticas luft Spocanian Grammar:: {N} (boektitel); .

nôtice:: {K} (alg) aantekenen, aantekening[en] maken; (pop) stekelige opmerking maken; do ~ ef tiyns: hij heeft altijd rotopmerkingen.

notimip:: {C} aanteken-/notitieboekje.

notos::

  1. {C; mv= ~z} muzieknoot.
  2. {C; mv= notôsta} [be]rekening, het rekenen; ef sÿrte lo ~: in rekening brengen.

nótos::

  1. {C} het leggen van een knoop; knooppunt.
  2. {A} ingewikkelde voorstelling/verklaring van iets simpels.

notos-lÿnt:: {C} notenbalk.

nôts:: {I} pittig (v smaak).

notte:: {C} netel.

novâ:: {C} novelle.

Novâ-plep:: {W} .

novehertel:: {C} (arch) november.

nóvot:: {C} sikkel.

No-Way:: {N} (bekend restaurant in Hoggebim); .

nôziy:: {C} middel, manier.

Noziyk:: {N} (biermerk uit Asjetto); .

nôzjare:: {K} mededingen naar.

nôzjaros:: {A} mededinging.

nôzje:: {K; gst= nôss} dingen naar; streven naar; uit zijn op; (v goede naam/stand) ophouden.

nôzjos:: {A} aspiratie, ambitie.

NQS:: {afk} »Nucleerr Quÿlape-sentrym.

nralâs:: {SC} goedheid; kaf ef ~ pai (vz-uitdr): bij de gratie van.

Nramel:: {F}.

nramyt:: {I} gejaagd.

nramyte:: {K} (lett) opjagen; ef ~ rst/flj fes ef tult: (fig) iemand opjagen; achter iemand/iets heen zitten.

nramytelira:: {I} (fig) stormachtig.

nramytos:: {C} het opjagen.

nrede:: {C} nuf, verwaand meisje.

nreg:: {C} schild (langwerpig).

nreglaes:: {C} schildklier.

nregtâ::

  1. {Cef} plank; ef šefce ef ~s: op de loop gaan.
  2. {I} van planken gemaakt.

nregtâârp:: {C} steun/console voor [boeken]plank.

nrelf:: {C} lach.

nrelfiy:: {I} lachwekkend.

nrelf-pitt:: {rsmv} »nrelf-py.

nrelf-piye:: {mv} »nrelf-py.

nrelf-py:: {C; mv= ..-piye; rsmv= ..-pitt} grapjas; grappig persoon.

nrenpare:: {U} haperen.

nrenparos:: {C} hapering.

nrenpe:: {K} onderbreken; schorsen.

nrenpiy:: {I} ongelijk[matig] (v tijd, beweging ed).

nrenpos:: {A} onderbreking; schorsing.

Nrevve-mirra:: {W} .

nrôs:: {S} spelt (wintertarwe).

Nrôs-plep:: {W} .

Nrussee:: {F}.

Nruswamel:: {F}.

nrychiy:: {I; [mv=enk]} vaag; onbeduidend; onnozel.

nrÿtare:: {K} mooi vinden; gress nert ~ vilt kas: ik vind jouw jas niet mooi.

nrÿte::

  1. {K} mogen, aardig vinden, gesteld zijn op; gress ~ do: ik mag hem wel.
  2. {U} ~ beri: op het punt staan om; gress ~ beri prate: ik sta op het punt te vertrekken.

nr/z:: {afk} (= nert »ral tur zuf).

:: {afk} »Nenatumt Šark.

NŠS:: {afk} »Nelatiyce-feslosos furt Šaferses ur Svâmôsta-armt.

NŠT:: {afk} »Nefkolestiymos furt Šark-tubôsz.

NTAC:: {afk} »Nutter-Tigof-Arânka-Cômpanðo.

NTr:: {afk} »nutter-trân.

nuc:: (nuct) {I} (arch/dl= Brÿr/Teujan) naakt; »nucer.

nucer:: {I} naakt, bloot; puur, louter, enkel; ~ geffal: puur geluk; ~ tetiffuge: blootsvoets; »nucer-tiffugiy.

nucerare:: {K} (fig) blootleggen.

nuceraros:: {A} (fig) blootlegging.

Nucerater:: {F}.

nucere:: {K} uitkleden; ~ lo: (fig) ontmaskeren als; stus do ~ lo eft fotter: men ontmaskerde hem als een lafaard.

nucererÿ:: {I} ongekleed, zonder kleren.

nucer-hentiy:: {I} met blote handen.

nucer-nurpiy:: {I} blootshoofds.

nucersÿrte:: {K} ~ flj ón rst: iemand iets verklappen.

nucer-tiffugiy:: {I} blootsvoets.

Nuchyre:: {F/M}.

nucleerr:: {I} nucleair.

Nucleerr Quÿlape-sentrym {N} (afk= NQS): "Nucleair Onderzoekscentrum" (in Ies); .

nucless:: {C; mv/rsmv= ~es} celkern.

nuclesses:: {mv/rsmv} »nucless.

nûcriy:: {I; [mv=enk]} laaghartig.

nuct:: {I} »nuc.

nue:: {E; gst= nut} »inue.

Nudraniy-plep:: {W} .

nûe:: {III} »niye.

Nûfux:: {F}.

Nûfÿrt:: {G} (dorp; gemeente Monny).

nûgte::

  1. {E} verdrogen; ef lelt ~: het gewas verdroogt.
  2. {U} ~ armt: doen verdrogen; ef kôbo ~ armt ef lelt: de zon verdroogt het gewas.

Nuliyrt-covent:: {N} (RK klooster; gemeente Korif); .

Nuliyrt-weg:: {W} .

nulobi:: {I} (dl= Tjemp/Plefô) helder (v weer).

Num:: {afk} »Numeri.

Numdôr-weg:: {W} .

nûme:: {U} zoemen.

Numeri:: {N} (afk= Num) (bijbel) Numeri.

nûmos:: {C} gezoem.

nûmp:: {C} aantal; eft ~ rifo tiyns: een aantal dingen; eft hardlap ~: een hoog aantal.

nûmpe:: {K} het aantal vaststellen van; tellen; nummeren.

nûmpos:: {A} vaststelling van het aantal; nummering.

numpure:: {U} uitlopen (langzaam snelheid verliezen).

nuna:: {C} non (RK).

nuna-almuše:: {mv} »nuna-almuss.

nuna-almuss:: {C; mv= ..-almuše} oude vrijster.

Nuna-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeenten Bref en Plafotô); .

nunn:: {C} gazon; sportterrein, voetbalveld.

nupp:: {C} grenssteen, kilometerpaal, (lett) mijlpaal; ef nalalôve ef ~s: poolshoogte [gaan] nemen; (sprkw) do ef tenrân-erg-ten ~s arvende: hij heeft met plezier een moeilijke taak volbracht (de 88 mijlpalen langs het 82 km lange, moeilijk begaanbare bergtraject tussen Hirdo en Piroes, tot ca. 1850 de enige verbinding tussen de hoofdstad en de zuidkust); do ðobiyrecco sener ~s?: wat voert hij in zijn schild?.

nuos:: {C} het rennen (v paarden); (vrnl in de uitdrukking:) ef vende fes ~: op hol slaan.

nuppit:: {C} [reis]gids (boek); (= »nupp + »mimpit).

Nuppit kura historise seerts fes Spooksoliy:: {N} (boektitel); .

Nupp-pât:: {W} .

Nupp-weg:: {W} .

nûr:: {SC} gif, venijn.

nûrcus:: {C} pont, [pont]veer.

Nûrcus-arâbes :: {W} (buurtschap); .

nûrcuser:: {C} veerman.

nûrcus-fâgôtexa:: {C} veerdienst.

Nûrcus-lirrotiy:: {W} .

Nûrcus-pât:: {W} .

Nûrcus-pônt:: {N} (brug over de Prek; gemeente Jajes); .

nûrcus-port:: {C} veerhaven.

Nûrcus-port:: {W} .

Nûrcus-port A:: {W} .

Nûrcus-port B:: {W} .

Nûrcus-port-ofiser:: {N} (gebouw met rederijkantoren aan de veerhaven v Amahagge); .

Nûrcus-port-weg:: {W} .

nûrcussÿr:: {C} veer (plaats waar overgezet wordt).

Nûrcussÿr:: {W} .

Nûrcus-vender:: {W} .

Nûrcus-weg:: {W} .

nûriy:: {I} venijnig.

nurolôche:: {C} neuroloog.

nurolôiy:: {C} neurologie.

nurp:: {C} (alg) hoofd, kop; (persoon) baas, directeur; ef slituše ef ~ fes flj: verdiept zijn in iets; zich intens bezighouden met iets; ef are ef ~s: de hoofden bij elkaar steken; ef colye ef ~s: de koppen bij elkaar steken; ef sen ta'ole kafonn ef ~: op zijn kop staan (fig); (sprkw) lo pert ef ~s lo ef mefrâs: zoveel hoofden zoveel zinnen; lef fera ~!: kop op!, moed houden!; ef lelperre eft tjiyk ~: zo eerlijk zijn als goud; ef riffe ef ~ lo hardlap: de hals strekken.

nurpaniy:: {I} aan de kop, aan het hoofd (vooraan, de baas, boven iedereen ed); ef lyde lo ~ kura: voortrekken/begunstigen boven.

nurp-cjolos:: {C} koppakking (in motor).

nurpel:: {I}

  1. (alg) direct, onmiddellijk;
  2. (samen met geredupliceerd add of zn) in één woord, zonder meer; ef melde ~ buchâchâ: het is in één woord uniek; do melde eft ~ zestiyctiyc: hij is in één woord een klootzak.

nurp-garrent:: {C} kopstation, eindstation (v trein).

nurpiy:: {I} hoofdelijk.

nurp-medikiy:: {C} keel-, neus- en oorarts; KNO-arts.

Nurp-mirra:: {W} .

nurp-ponto:: {C} eindpunt (v bus, trein).

Nurp-port:: {N} (een vd havens v Korif); .

Nurp-port-weg:: {W} .

nurp-tâxus:: {C} knoptaxus (L. Cephalotaxus harringtonia).

nurpte:: {U} (dl= Peg) [los] hoofddeksel opzetten ("het hoofd bedekken"); »•te; »tece.

Nurp-terf:: {W} .

nurp-ÿkatle:: {C} hoofdpijn.

nurpzorâ:: {C} knots, knuppel (met dik uiteinde); hupster ~: grote parasolzwam (L. Macrolepiota procera).

Nurri:: {G} (oorspronkelijk een zijarm vd Krappa, nu een gracht in Gret); .

Nuršale-weg:: {W} .

Nusa:: {F}.

Nûšeety-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Asjetto); .

Nûšeety-pât:: {W} .

Nuser:: {F/J}.

Nuserka:: {N} (veerboot); .

Nuser-ka:: {N} (veerboot); .

Nuser-plep:: {W} .

Nuser-tof:: {N} (theaterdag op 7 december, waarbij het muziekdrama »Dufjaex ef Giyrt v Nuser in heel Spok wordt opgevoerd); .

Nust:: {G} (stad in Plefô).

Nustiy:: {G} (stad in Bloi).

Nustiy-mirra:: {W} .

Nust-port:: {N} (recreatiehaven aan het Plafotô-meer bij Nust); .

Nust-wik:: {N} (watersportcentrum aan het Plafotô-meer bij Nust); .

nut::

  1. (arch) »nutter.
  2. {gst} »nue.

nutâ::

  1. {C} noot (vrucht).
  2. {Sef} notenhout.
  3. {I} van notenhout gemaakt.

Nutâ:: {F}.

nutâ-chént:: {C} eekhoorntjesbrood (L. Boletus edulis).

nutâ-lâkmtiy:: |M| {C; rs= ~t} appelvink (L. Coccothraustes coccothraustes).

nutâ-lâkmtiyt:: |M| {rs} »nutâ-lâkmtiy.

Nutâ Lemmÿ:: {F}.

nutâlot:: {C} notendop.

nutâ-pârer:: {C} Vlaamse gaai (L. Garrulus glandarius).

Nutâ-pârer-plep:: {W} .

nutare:: {K} afluisteren; (jur) horen (wat een advocaat, minister ed te vertellen heeft); ef dekeniy ef lacsater ~: de rechter heeft de advocaat gehoord (dus geluisterd naar het pleidooi om vervolgens zijn conclusies te kunnen trekken).

nutaros:: {C} het afluisteren; afgeluisterd gesprek.

nutâs-vildul:: {C} notenboom.

nutatjen:: {C} toehoorder.

nutatt:: {I} hoorbaar.

nute::

  1. {K} horen; luisteren [naar].
  2. {Upr} luiden (weergave ve tekst); ef lacs sen ~ na ...: de wet luidt als volgt ....

nute-clumâ:: {C} gehoor, toehoorders.

nute-mip:: {K} verhoren.

nute-ôrgano:: {C} gehoororgaan.

nuter:: {C} hoorder, luisteraar.

nute-ral:: {U} meeluisteren.

nute-stâgos:: {C} hoorspel.

nute-tiyn:: {C} gress pónze kvâ eft ~ ón flj: ik krijg nooit iets te horen.

nute-wÿja:: {C} trommelvlies.

nut'kurre:: {I} nert ~: onhoorbaar.

NutNet:: {N} (internetprovider); .

nutos:: {A} gehoor (vermogen om te horen).

nutos-mip:: {C} verhoor, ondervraging.

nutos-ral:: {C} het meeluisteren.

nutralitiy:: {C} neutraliteit.

nutraliy:: {I}

  1. (alg) neutraal; ef ~ mirra: (fig) de [gulden] middenweg;
  2. (taalk) neutraal geslacht (in Spok taal: zowel mnl als vrw);
  3. (taalk) ongespecificeerde tempusvorm in Spok (uitgedrukt met infinitief-sx »•e en woordvolgorde SVO).

nutrino:: {C} nutrino.

nutter::

  1. {Aef} noorden; armt ~: in het noorden; armt ~ fes (vz-uitdr): in het noorden van; Hirdo armt ~ = armt ~ fes Hirdo: in het noorden van Hirdo.
  2. {I} noord[elijk].
  3. {VZ} (plaats) ten noorden van; ~ Hirdo: ten noorden van Hirdo.

Nutter:: {F}.

Nutter-Afro:: {Cef} Noord-Afrikaan.

Nutter Ager-wâljÿ:: {N} (badstrand; gemeente Manes-Pômân); .

Nutter Âskân:: {W} .

Nutter-atlântise Xôlaja-ôrganisašo {N} (afk= NAXÔ): NAVO.

Nutter-Aumynyn:: {W} .

Nutter-Avenû:: {W} .

Nutter-Azÿ-plep:: {W} .

Nutter-Caherrte-gôrg:: {G} (ravijn in het Tora-gebergte); .

Nutterðârmiy:: {G} (dorp; gemeente Kolesz).

Nutter-Ellts:: {G} (zijriviertje vd Firani); .

Nutter Ezzôrs-fôresta:: {G} (bos; gemeente Kles); .

Nutter-Fini-weg:: {W} .

Nutter Finjâr-plep:: {W} .

Nutter Gaza-jakâm:: {W} .

Nutter Hâmpôk-fôresta:: {G} (bos; gemeente Moja); .

nutter-hemisfero:: {C} noordelijke halfrond; fes ef ~: op het noordelijke halfrond.

Nutter-Hôstanolac-mirra:: {W} .

Nutter Hulaða-wuma:: {G} (bos; gemeente Hirdo); .

Nutter Hurt-xijera:: {G} (zuidkust v Neno); .

Nutter Ierquâseert-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeenten Jatty (BF) en Roensa); .

Nutter-ileset:: {W} .

Nutter Isac-fôresta:: {G} (bos; gemeente Has-belt); .

Nutter Jaquiy-plâkomÿ:: {N} (tunnel in de M8; gemeente Labenô); .

Nutter Jeden-pât:: {W} .

Nutterkanas:: {G} (dorp; gemeente Kurriy).

Nutter Kanol-mirra:: {W} .

Nutterkeltes:: {F}.

Nutterkents:: {G} (woongemeenschap; gemeente Clatô); .

Nutter-klarbÿr:: {W} .

Nutter Kjâstara-pônt:: {N} (brug over de Trendon; gemeente Eon (BF)); .

Nutter Koern:: {W} .

Nutterkoles:: {G} (stad in Tjemp); (DOM 77).

Nutterkoles-zuft:: {W} .

Nutter Korda-plep:: {W} .

Nutter Kupân-weg:: {W} .

nutter-kyfaf:: {C} Noorse esdoorn (L. Acer platanoides).

nutter-lango:: {VZrs} (richting) ten noorden langs; kirro ufire ~ Hirdoe: wij rijden ten noorden langs Hirdo; wij rijden Hirdo aan de noordkant voorbij.

Nutter-Laperiy-lirrotiy:: {W} .

Nutter Lerescô-wuma:: {G} (bos; gemeente Totiarofe-Lerescô); .

Nutter-mârket:: {W} .

Nutter-mârket-terf:: {W} .

nutter-meve:: {C} burgemeester (meeuw) (L. Larus hyperboreus).

Nutter-mirra:: {W} .

Nutter Mojeru-weg:: {W} .

nutter-opper::

  1. {Aef} noordoosten; armt ~: in het noordoosten; Hirdo armt ~ = armt ~ fes Hirdo: in het noordoosten van Hirdo.
  2. {I} noordoost[elijk].
  3. {VZ} (plaats) ten noordoosten van; ~ Hirdo: ten noordoosten van Hirdo.

Nutteros:: {W} .

nutter-ovap:: {III} aan de noordkant.

Nutter-ovap-plep:: {W} .

Nutter-pâdra:: {W} .

nutter-pegreviy:: {C} (het Peg dialect v Teujan).

Nutter Pitla-pôlder-weg:: {W} .

Nutter-plep:: {W} .

Nutter Psiylfo-wuma:: {G} (bos; gemeente Twento); .

Nutter Rivo-pât:: {W} .

Nutter Rulty-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeenten Agramo en Jatty (BF)); .

Nutter-Šann-weg:: {W} .

Nutter-seert:: {W} .

nutter-spokânda:: {C} (het Peg dialect v Noordoost-Liftka en Brÿr, behalve omgeving Tuûn).

Nutter Swoliy-wuma:: {G} (bos; gemeenten Oofo en Zeone); .

Nuttertaris:: {G} (dorp; gemeente Leba); (DOM 141).

Nutter-tex:: {N} (kasteelruïne; gemeente Nutterkoles); .

Nutter-Tigof-Arânka-Cômpanðo:: {N} (afk= NTAC) (voormalige spoorwegmaatschappij); .

Nutter Tjôftâr-cet:: {W} .

Nutter Tlal-kôl-weg:: {W} .

Nutter-toffik:: {N} (biermerk uit Liyrotyka); .

nutter-trân:: {C} (afk= NTr) noorderbreedte.

Nutter Trymt-fini-weg:: {W} .

nutter-uas:: {C} brandgans (L. Branta leucopsis).

Nutter Uza-bonarô:: {W} .

Nutter-vender:: {W} .

Nutter-weg:: {W} .

Nutter Wyndriy-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Šeftaliy); .

Nutter-Yplemeros:: {W} .

nutter-ys:: {C} noordpool.

Nutter-ys:: {N} (populaire ijssalon in Hirdo); .

nutter-zârer:: {C} (bewoner v Teujan, evtl ook vd noordkust v Berref of v Liftka).

Nutter-zee::

  1. {G} Noordzee.
  2. {N} (Bergparel-B&B in Quandepâ); .

Nutter Zeekoles-weg:: {W} .

nuttiyn:: {C} verhoor (juridisch).

Nuyt:: {F}.

nv/v:: {afk} (= nert vluf tur velk); »nert; »vluf.

ny:: {DT} (gevolg) zodat niet, zo niet dan, anders; tu ~ hurtiyrât, ef treno di meltilóme tijâ: je moet je haasten, anders (zo niet dan) zal de trein vertrokken zijn.

nyda•:: {PX.c > c} donkerblauw (dikwijls tegen het zwarte aan); »nyda-.

nydaflyddere:: {C} (bep vlindersoort) (L. Lysandra bellargus).

nydakas:: {C} donkerblauwe jas.

nydamesâ:: {I} blauwgroen (tussen blauw en groen in).

nydamirs:: {Cmv} pikzwart haar (met een donkerblauwe glans).

nydanurp-dôlze:: {C} kuifeend (L. Aythya fuligula).

Nydara-korda:: {N} (RK kerk bij Teereso); .

Nydara-sÿrt:: {N} (camping; gemeente Ozaneto a/e Leije); .

Nydara-weg:: {W} .

Nydriy:: {F}.

nÿf::

  1. {OV; enk-semc/abstr; stoff; mv} geen (nÿf ontkent het zinsdeel waaraan het vooraf gaat); do lelperre ~ mimpits: hij heeft geen boeken (maar wél iets anders, bijv cd's; (vgl) do nert lelperre mimpits: hij heeft geen boeken (en hij bezit waarschijnlijk evenmin iets anders); ~ pleko melde fes ef amâr: er zit geen zand in de emmer (maar bijv wel water; (vgl) ef pleko nert melde fes ef amâr: het zand zit niet in de emmer (maar ligt er naast); er zit geen zand in de emmer (dus de emmer is leeg); do tiffe ~ rovretos[z]: hij kent geen liefde (maar hij kent bijv wel haat); do sen interesere armt ~ tiyns (= armt flâjû): hij interesseert zich voor niets/nergens voor; ~ effer = ~ vluquos: geen enkele; niet één; do lelperre ~ effer mimpits: hij heeft niet één boek; »lelpiru.
  2. {TW} nul.

nÿfes:: {rs} »nÿfs.

nÿfs:: {ZV; mv; gnp= ~er; gnz= ~ÿr; rs= nÿfes} geen [enkele], niets; aftel tu lelperre CD-s? – [gress lelperre] ~: heb je cd's? – geen enkele/helemaal niet; ber Amahagge pert entrafers arfine, tur ber Fonistâ ~: in Amahagge komen veel toeristen, maar in Fonistâ geen enkele/helemaal niet; (soms refereert nÿfs aan de afwezigheid v zowel personen als zaken; in dat geval wordt gnz nÿfsÿr gebruikt) ef meldo ryje-lirdef, ~ÿr mabysz kettelira nuto: het was doodstil, van niets of niemand was enig geluid te horen; (vgl) ~er mabysz kettelira nuto: van niemand was enig geluid te horen (lett "niemands geluid ..."); ef wyzenn tâx-kafpainos ur ~ arfine net-chentamiy: geen enkele belastingverhoging kwam zo onverwacht als de huidige; panas ur ~: geen enkele behalve deze[n]; ~ mip ...: geen van ....

Nÿf Seerts:: {W} .

nÿfser:: {gnp} »nÿfs.

nÿfsÿr:: {gnz} »nÿfs.

nyga:: {I} donzig.

nygg:: {S} dons[haartjes]; zacht velletje.

Nyjâ:: {F/M}.

nyke:: {K} op het punt staan om over de rand te lopen/stromen; ef tjondelira helt ~ [ef pân]: de melk kookt bijna over [de pan].

nyker:: {C} neger.

nykera:: {C} negerin.

nykluft:: {III} anderszins.

nÿkriy:: {I; [mv=enk]} fel (v handeling); vurig.

nÿl::

  1. {Cef} licht, lichtval, schijnsel (met nadruk op de wijze waarop het licht [binnen]valt of op iets valt).
  2. {I} licht, oplichtend (door licht beschenen).

nÿlare:: {U} oplichten, licht[er] worden (weer, vlam ed).

nÿle:: {E} schijnen, branden (licht, zon).

nÿle-kerpa:: {C} projectiescherm (v film ed); beeldscherm (v tv/computer ed).

nÿler:: {C} schijnwerper.

nÿlôn::

  1. {Sef} nylon.
  2. {I} nylon•, van nylon gemaakt.

nÿlos:: {C} schijnsel, stralen, licht (v zon/maan ed); groot licht (v auto); eft oto lef nÿlôsta: een auto met groot licht op.

nylt:: {C} arrenslee.

nylûše:: {K} ~ ón rst: laten slachten door iemand; ef kelte ~ sener piâ ón ef vlemót: de boer laat zijn kalf door de slager slachten (de Erg verbiedt dat boeren hun eigen vee slachten; dit moet gedaan worden door een slager die de riyts heeft ontvangen).

nyn:: {TW} negen (9).

nÿn:: {VG} (negatieve voorwaarde) tenzij, indien niet; zolang niet; mits niet; gress repareravy jazy vilt oto, ~ quandro tu giffe tiffelira ón ef: ik wil jouw auto best wel repareren, tenzij je er zelf verstand van hebt; ~ ef ÿksanuters gûfque, kirro strôle sener loÿbuti: zolang de buren niet klagen, stoken wij onze open haard.

Nyna:: {M}.

Nyndâc-tômp:: {N} (graf; gemeente Stanô); .

Nÿnic:: {F}.

Nynkordas:: {G} (dorp; gemeente Fameto-Toliy).

Nÿnôg-mirra:: {W} .

Nynozyrrs:: {G} (dorp; gemeente Halepoai).

nynsa:: {TW} negentig (rekenkundig).

nyntimiy:: {C} negenvoud.

Nÿpo-mirra:: {W} .

Nÿpo-ness:: {W} »Nÿposs.

Nÿposs:: {W} (ook wel Nÿpo-ness genoemd); .

nÿr:: {C} maat (muziek); fes ~: in/op de maat; fes ~ rifo (vz-uitdr): in/op de maat van; fes ~s, sompelira ... (vz-uitdr): op de maat/wijs van ...; ef tinde fes ~s: maat houden (in muziek); mip ~: uit de maat; ef melde mip ~: het gaat mis; het loopt verkeerd af.

nÿriy:: {I} ritmisch.

nyrjâ:: {C} schim.

Nyrjâ-clamiða:: {G} (moerasgebiedje langs de Firani; gemeente Frezzet); .

nÿr-lyde:: {K} dirigeren (muziek).

nÿr-lydres:: {C} dirigent.

nyrne:: {U} neuriën.

nyrnos:: {C} geneurie.

nyróge:: {E} er trots op zijn dat je iets moeilijks volbracht hebt.

nÿrzorâ:: {C} dirigeerstokje.

nys:: {OV; enk-concr} welke ... dan ook, werkelijk elke, onverschillig welke (emfatischer dan jadâk); do lorertecû ~ mikar oto: hij kan welke dure auto dan ook kopen; eup hatre ~ tneferdes: ze haat werkelijk elke vreemdeling; »jadâk.

Nÿs:: {G} (dorp; gemeente Hoggebim).

nyses:: {OV; enk-semc/abstr; stoff; mv} welke ... dan ook, werkelijk elke, onverschillig welke (emfatischer dan jadâk/cradef); Petriy zoverte ~ armtganos: Petriy is tevreden met welke vergoeding dan ook/met het doet er niet toe welke vergoeding; Elsa ~ vilduls fes ef arâbe axe: Elsa heeft werkelijk alle bomen in de tuin omgehakt; ~ knurfel fes ef ses melde neming: werkelijk al het water in het meer is verontreinigd; blul šÿrtycelije ~ huarosz luft ef lelpiru depârtemens, noi ecole ef enn ef kolestiy-tiyn: wat er ook aan bezuinigingen bij de andere ministeries worden voorgesteld, het zal dat van Onderwijs niet raken; »jadâk; »cradef.

nyšonami:: {III} in ieder geval; in alle gevallen; hoe dan ook.

Nÿs-plep:: {W} .

Nÿs-poentel:: {N} (onderhoudswerkplaats spoorwegen; gemeente Hoggebim); .

nyster:: {gst} »nystre.

nystre:: {U; gst= nyster} kirren.

nystros:: {C} gekir; aanstellerig gelach.

Nÿstûma-fôresta:: {G} (bos; gemeenten Plefô en Wenâs); .

nytre:: {K; gst= nytt} inschenken.

nytt::

  1. {gst} »nytre.
  2. {mv} »cÿrnytt.

nyxemje:: {K; gst= nyxemm} betrekken (naar binnen gaan).

nyxemjos:: {C} betrekking (het naar binnen gaan).

nyxemm:: {gst} »nyxemje.

Nyzer:: {J}.

nÿzzlene:: {K} looien (v leer).

nÿzzlener:: {C} leerlooier.

nz.:: {afk} »nézéor.

 

© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands

DICTIO