Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans
Spokaans—Nederlands A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Nederlands—Spokaans
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
r:: {afk} »rÿte.
•r:: {SX} »•er.
R:: {afk} »rût.
ra:: {DT} (vormt habitueel/duratief aspect) gress ÿrôme ~: ik werk (ik heb een baan); do obezjere ~ terat hups ki: hij lacht [altijd] erg luid; hij heeft de gewoonte om erg hard te lachen; (de bijzin-determinanten »fara 4 en »zuf 3 eisen soms ra in de bijzin) gress zuf trempe ef mimpit, eup pâttilóme ~: ik lees het boek, terwijl zij zit te breien; gress fara lorertecû nÿf tiyns, gress ÿrômilóme ~: ik kan geen boodschappen doen als (= gedurende de tijd dat) ik werk; »ek.
râbabra:: {S} rabarber.
râbabriyn:: {C} rabarberstengel.
râbity:: {C} konijn (mnl/ntr) (L. Oryctolagus cuniculus).
râbity-bonarôs:: {Cmv} X-benen.
râbiy:: {C} rabbijn.
rabost:: {C} vertrek, [grote] kamer.
rabost-musiyc:: {C} kamermuziek.
râc:: {C; mv= rec} rek, rooster.
râchete:: {U} krassen (v kraai).
râchetos:: {C} gekras (geluid v kraai).
Racôna:: {G} ("landtong" tussen beide Racôn-meren); .
Racôn-clamiða:: {G} (moeras in district Ales); .
Racôn-sesz:: {N} (camping; gemeente Jedenfals); .
radâr:: {C} radar.
raddyf:: {Crs} (alg) strijkbout; soldeerbout; (ihb) lomperd; onbehouwen kerel.
râdech:: {I} erbarmelijk, ellendig.
râdech-mûle:: {C} hoopje ellende (zielig dier, stervend kind ed).
Raðestâ:: {F}.
radiyk:: {C} aandoening; eft ~ fes [groft ÿrôste]; eft [ÿrost-]radiyk: een aandoening aan [zijn longen].
râdlare:: {K} (lett) [op]lichten (schip, deksel, lading); ef ~ ef nes-jûky: dat doet de wenkbrauwen fronsen.
raðo:: {C} radio[toestel].
raðoâkteff:: {I} radioactief.
Raðo Gralkrich:: {N} (afk= RG) "Radio Gralkrich" (commerciële radio- en tv-omroep); .
raðolôiy:: {C} radiologie.
Raðo-meeg ur Portzerfi-ôc:: {N} (afk= Rameepo) "Radio- en Televisieraad" (voormalige beheerder van de rado- en tv-zenders en de studio's; in Hildi); .
Raðo-museem:: {N} (museum in Zelzakiy); .
raðoptican:: {C} toverlantaarn.
Raðo-Televišo-Ququlâ:: {N} (afk= Ratequ) "Radio-Televisie-Vereniging" (landelijke omroepvereniging, geeft het programmablad »Ratequ-tÿden uit; in Hirdo); .
raðus:: {C} straal (meetkundig, v cirkel).
Radyll:: {G} (dorp; gemeente Empecho).
râezjyle:: {K} loochenen.
râezjylos:: {A} loochening.
râf::
râfa:: {I} gazen, van gaas gemaakt (metaal).
rafanare:: {K} ~ ón/piti: rondvertellen aan.
rafane:: {K} ~ ón/piti: vertellen aan.
rafe:: {K} acht slaan op.
râfe:: {K}
rafeo:: {C; rs= rafette} koek, gebak, biscuit.
rafetiy:: {I} aangekoekt.
rafette:: {rs} »rafeo.
rafos:: {C} het acht slaan op.
râfs:: {S} modder, slijk; ef zérpe mitai ef ~ lestôk rst (2niv!): op gespannen voet staan met iemand.
râfse:: {U} sjoemelen (niet eerlijk handelen).
Râfsel-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeenten Agramo en Klemp); .
Râfsel-woedenn:: {G} (ravijn; gemeente Filiapia); .
râfsôrgt:: {C} giftige knolamaniet (ihb groene knolamaniet: L. Amanita phalloides).
râfswik:: |râfsik| {C} modderbad.
râftâf:: {C} toestanden; herrie, kabaal.
Râfyðe:: {N} (Bergparel-B&B in Quandepâ); .
Râg:: {G} (dorp; gemeente Ÿno-Zeanu).
râgare:: {K} schuieren, borstelen.
râge:: {K} [af]borstelen.
râgos:: {C} (alg) borstelbeurt; (ihb) pak slaag.
râgt:: {I} afkeurenswaardig.
Râgt:: {F}.
râgta:: {I} kennelijk.
râgtage::
Râgtall:: {G} (dorp; gemeente Fraja).
râgte:: {K} laten blijken.
Râgteit::
Râgtôf:: {F/J/M} (Peg).
râgtos:: {A} blijk; côstišerpe-~: blijk van belangstelling; ef kette ef ...-~: blijk geven van ....
râg-zôler:: {C} meriansborstel (vlinder) (L. Dasychira pudibunda).
raiy:: {C; rs= ratte} boomtop.
Raiy:: {F}.
raja:: {C} (dl= Tigof/Lomky) luik (buiten voor de ramen); do zâre lef ilba ~s: hij heeft een bord voor zijn kop.
rajânta:: {I} idyllisch.
rajiytare:: {K} hopen op; kirro ~ quista wónzol: we hopen op goed weer.
rajiyte:: {U} hopen; gress ~, den do arfine mas: ik hoop dat hij morgen komt; gress reppe, ~lira den ...: ik spreek de hoop uit dat ....
rajiytos:: {A} hoop, het hopen; ef kette ef ~ ón: zijn hoop vestigen op; eft ~ melde velk: er is nog hoop; pana ef ~ frópjÿ ef nios wéle: dat heeft de hoop op herstel de bodem ingeslagen.
râjiytôse:: {I} onverhoopt.
Rajysa:: {M}.
râk:: {C}
Râka:: {J}.
Râkâl:: {F}.
Râkala:: {F}.
Rakâlle:: {G} (bebost landgoed, beschermd natuurgebied; omgeving Flefumy); .
râke:: {K} (vulg) neuken.
rakel:: {C} [kachel]pook.
Rakel::
rakett:: {C} raket (projectiel).
Râkfâr:: {F}.
rakk:: {gst} »rakle.
rakle:: {K; gst= rakk} [op]porren (v vuur); (fig) oppeppen, opporren; (fig) oprakelen; »buros.
râk-mônta:: |-mÔnta/-môntA| {C; mv= ~es} trucage.
râk-môntaes:: {mv} »râk-mônta.
Râkmta:: {J}.
Râkmtiyf:: |M| {G} (dorp; gemeente Cremanu).
rako::
Rakorte:: {M} (Gar).
râkos:: {C} (vulg) geneuk, neukpartij.
râks:: {C} tegenwind.
ral•:: {PX} mee•, mede•; »ral-.
•-ral:: {SX} (schr) mee•, mede•; (zie de desbetreffende lemma's).
rala:: {III} mee, mede; do faletavy ~: hij wil meebeslissen; ~ [miyr groft vômang cÿrtiyr]: mede [dankzij zijn spontane hulp]; (als een ww een vaste samenstelling met ral• kent, is het gebruik vh losse add rala af te raden, bijv: ralputte: meenemen, ipv putte rala); (daar het sx •-ral een typische schrijftaalvorm is, kan hiernaast een spreektaalvorm met rala bestaan, bijv: vende-ral (schr) = vende rala (spr): meegaan).
•-ralaer:: {SX} •genoot; zemperas-~: leeftijdgenoot; stûdere-~: studiegenoot.
ralaiy:: {C} (fig) aanhang.
ralburgiy:: {C} "trolburger" (specialiteit vd snackbar in Valâgja ef Yryff: broodje warm lamsgehakt met een klodder kruidige appelmoes); (samentrekking v »ratle + »•burgiy); ; (DOM 145).
ralclémate:: {I} medeaansprakelijk.
râle:: {U} kletsen, zwetsen.
ralfort:: {I} tegenwoordig; »ral.
ralfrint:: {C} metgezel.
raliy:: {III} eerst; vóór alles; gress chaquintavy ~ piti do: éérst wil ik hem spreken (voordat er andere dingen gebeuren); velk ~: eerst nog; ~ fiy: eerst maar eens; arfine-tûe ~ fiy lef eft cônkrett plan: kom eerst maar eens met een concreet plan; kirro perke beri pónze lebetjusz velk ~: we moeten eerst nog boodschappen gaan doen; »bent 2.
râliy:: {I; [mv=enk]} krols (kat).
raliyatjen:: {C} aanhanger (persoon: v leer/religie ed); »ral•.
raliye:: {K} aanhangen (v leer/religie ed); »ral•.
ralmeldor:: {I} hedendaags (zoals het de afgelopen tijd heeft plaatsgevonden).
ralmentos:: {III} op dit moment; momenteel.
Ralmoene:: {G} (dorp; gemeente Ðebantiy).
Ralmoene-wuma::
ralo:: {C} heden (zn); tukst ef ~: tot op heden.
Ralo:: {N} (tweemaandelijks postmodern blad over cultuur en kunst); .
ralo-neperfecc:: {C} (taalk) onvoltooid tegenwoordige tijd.
ralopainn:: {C} (taalk) tegenwoordig deelwoord.
ralo-perfecc:: {C} (taalk) voltooid tegenwoordige tijd.
râlos:: {C} geklets, gezwets.
ralotiy:: {C} (taalk) tegenwoordige tijd, presens.
ralpainer:: {C} medeplichtige, handlanger.
ralpainiy:: {I} medeplichtig.
ralpâsager:: {C} medepassagier.
ralpip:: {III} nu al; »ral.
ralpjôle:: {U} inspraak hebben.
ralpjôlos:: {A} inspraak.
ralpoirater:: {C} ombudsman; .
Ralpoirater furt Ðûann-tiyns:: {N} "Ombudsman voor Douanezaken" (instantie te Hoggebim waar ook mensen die buiten Spok wonen terecht kunnen voor kwesties mbt de Spok belastingen); .
ralpoirr:: {C} medeleven; lef ~: gecondoleerd; pour condoléance.
ralputte:: {K} meenemen.
ralsompe:: {K} bijhouden (niet achter raken).
ralsompiy:: {I} up-to-date; volgens de laatste stand van zaken.
ralveldur:: {C} medemens.
ralvende:: {U} ~ ón: meegaan (fig); ~ ón rst fes flj: meegaan met iemand in iets (eens zijn); gress ralventecû ón do fes ef miyprées: ik kan met hem meegaan in de gedachtegang.
ralÿrômer:: {C} medewerker.
ralzâreldur:: {C} medebewoner.
ramâ:: {C} catalogus, register, tabel, lijst, [geordende verzameling van] gegevens; »•ramâ.
•ramâ:: (= •amâ) {SX.c > c} catalogus, register, tabel, lijst, [geordende verzameling van] gegevens; (bijv) abeke/abekeramâ: alfabet/alfabetisch register; glyda/glydaramâ: lid/ledenlijst; (na cons volgt •amâ) mimpit/mimpitamâ: boek/boekencatalogus; aderessôs/aderessôsamâ: adres/adressenlijst; »ramâ.
ramâos:: {C} bestand, data (verzameling gegevens; ook computerbestand).
ramâs:: {Cmv} gegevens; »ramâ.
Rameepo:: {afk} »Raðo-meeg ur Portzerfi-ôc.
Rames Zjae:: {F}.
ramiy:: {C}
Ramiy:: {N} Ram (sterrenbeeld).
Ramiy-fôresta:: {G} (bos; gemeenten Aagee, Jentu en Knolbol); .
ramiy-nregtâ:: {Cef} vensterbank (buiten); ef ðobiyre flj kaf ef ~: iets bagatelliseren (minder belangrijk voorstellen dan het is).
Rampala-korda:: {N} (Erg kerk in Milbo); .
râmpe:: {C} incasseringsvermogen.
râmpnére:: {K} bespotten, de draak steken met.
râmpnéros:: {C} bespotting.
ramuchiytâ:: {S} boekweit (L. Fagopyrum esculentum); (Spok variëteit met lila bloemetjes: L. F- purpureum).
Rân:: {G} (stad in Renô).
Râne-fôresta:: {G} (bos; gemeente Afarcal); .
rângere:: |..ÿje| {K} rangeren (v treinen).
rângere-disc:: |..ÿje-| {C} draaischijf (om locomotieven te keren).
rângere-fradâs:: |..ÿje-| (= rângernolac) {C} rangeerlocomotief.
rângernolac:: {C} »rângere-fradâs.
rângeros:: {C} het rangeren.
Rânhusof:: {G} (dorp; gemeente Mûninû).
Raniyk:: {N} (bekend restaurant in Hajequû); .
Ranksâto-fôresta:: {G} (bosgebied in de Kolai-dunjes); .
Ranksâto-ses:: {G} (meertje in de Kolai-dunjes); .
Ranne:: {F}.
rânnregtâ:: {C} »rân-šolg.
Râno:: {F/J}.
rânógare:: {K} (arch/poe) opjagen, voortjagen; »ÿrrânógare.
rânóge:: {U} (arch/poe) voortjagen; »ÿrrânóge.
râns:: {C} saus, jus.
Rânseerts:: {W} (buurtschap); .
rân-šolg:: {C} (= rânnregtâ); (bord met 36 velden waarop een soort schaakspel gespeeld wordt); »rân.
Rânt:: {F}.
rântiy:: {C} slang; slurf; »forântiy.
rântiy-rât:: {C} dwergspitsmuis (L. Sorex minutus).
rao:: {vdw} »riye.
Raoul:: {J} (Fra).
rapa:: {C} raap (eetbaar) (L. Brassica rapa napifera).
râpet:: {vdw} »raptre.
rapeter:: {gst} »raptre.
raphertel:: {C} (arch) april.
Râpip::
Râpip-Murrtes-arâbe:: {G} (botanische tuin in Zest); .
râpo:: {C} bouwland.
râpoe:: {K; gst= râpot} [ver]bouwen (v gewassen).
râpoos:: {C} verbouw, teelt.
rapors:: {C} rapport.
râpot:: {gst} »râpoe.
râps:: {S} koolzaad (L. Brassica napus).
rapt•:: {wst} »raptre.
raptre:: |ratre| {K; gst= rapeter; wst= rapt•; vdw= râpet} (fig) aantrekken; aanlokken; (v ruzie) aanstoken.
raptre-crâf:: {C} (fig) aantrekkingskracht.
raptre-huron:: |ratre-| {C} (fig) trekpleister.
raptre-tiyn |ratre-|:: {C} attractie.
raptroiy:: |ratr..| {I} aanlokkelijk.
raptros:: |ratr..| {A} aanlokking.
Râpufmtef:: |M| {G} (dorp; gemeente Tacemenu).
raqun-hurt:: {C} wasbeerhond (L. Nyctereutes procyonoides).
rarðû:: {S} waterpest (L. Elodea); fyg ~: smalle waterpest (L. E- nuttallii); hupster ~: brede waterpest (L. E- canadensis).
rârmta:: |M| {C; rs= ~t} eg (in Peg).
rârmtat:: |M| {rs} »rârmta.
ras:: {I} scherp; ruw; hard; eft ~ râg: een harde borstel.
râs:: {TW} (arch) drie; (nog terug te vinden in »letterâs en »râsen).
râsdo:: |..zd..| {S} oogst (gewassen OP het land).
râsdo-tork:: |..zd..| {C} "oogstschouw" (geregelde rondgang ve grootgrondbezitter langs zijn akkers om te kijken hoe de gewassen erbij staan).
raše:: {K} krabben, krabbelen.
râše:: {K} scheren (v baard/schaap); schaven (v hout); eup ~ ef nurp lo gôl: ze scheert haar hoofd kaal; do ~ ef bârbee (rs!): hij scheert zijn baard af.
râše-âparatâ:: {C} scheerapparaat.
râše-brâst:: {C} scherpe fijnstraal (plant) (L. Erigeron acer).
râsen:: {TW} dertien; (= »râs + »•en 3).
râšer:: {C} (baard) scheerapparaat; (hout) schaaf.
rašes:: {C} klauw (v dier); nietje (in papier); qufferte-tûe ef vasa na ef ~!: blijf met je poten/tengels van die vaas af!.
rašes-âparatâ:: {C} nietmachine.
rašesmit:: {C} "klauwkamer" (vertrek in gerechtsgebouw waar advocaten onderling of met rechters overleg kunnen plegen).
rasesmiy:: {C} racisme.
rašes-pâpšérr:: {C} veeldoornige distel (L. Carduus acanthoides).
rasestise:: {I} racistisch.
Râsmÿr:: {G} (eilandje bij de Girdestona-delta); .
Râsmÿr-fonis:: {G} (inham bij de Girdestona-delta); .
Rasôc:: {afk} »Roefto furt Arânka-stunners een Ôc-côstišerpas.
rašonela:: {I} rationeel.
rast:: {ZV; enk; gnp= ~er; rs= ~e} iemand; do ~er kas kuntiyre: hij heeft iemands jas gestolen; hij heeft de/een jas van iemand gestolen; alt ~ = âlte râst[e]: nog altijd iemand; lelpiru ~: iemand anders; pai ~: via via (via een niet nader genoemde tussenpersoon).
râst:: {ZV} (dl= Ales/Jelafo); »râste.
raste:: {ZV} »rast.
râste:: {ZV; enk; gnp= ~r; gnz= ~cÿr; rs= râsté} niemand, geen mens; (in spr evtl met extra ontkenning nert); ~ [nert] quistarecû fitaju: niemand kan zoiets goedkeuren; ~r kas menkeratog fes ef tult: niemands jas mag in de gang hangen; niemand mag zijn jas in de gang hangen; Petriy ur ~: niemand behalve/dan Petriy; (samen met ontkenning) iemand: kusami gress zerfe kvâ ~: ik zie hier nooit iemand; âlte ~ = alt rast: nog altijd iemand; (kan soms ook op dieren slaan) eup lelperre vÿr hurts ur ~ melde ÿrts: ze heeft vijf honden en geen enkele (geen ervan) is vals.
râsté:: {rs} »râste.
râstecÿr:: {gnz} »râste.
râstel:: {C} hark.
râstele:: {K} [aan]harken.
raster:: {gnp} »rast.
Râsterhynne::
Râsterka:: {N} (auto/treinveer); .
Râster-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel tussen Berref en Liftka, in aanleg); .
Râsters:: {Gmv} (zuidelijke duingebied v Râsterhynne); »râster; ; (DOM 184-185).
Rasthaus:: {N} (bekend restaurant in Gralkrich); .
râstiym:: {C} nok (v dak); ef farte kaf ef ~: zich laten gaan; zich laten meeslepen; zich niet [kunnen] beheersen.
Râstiym:: {N} "Nok" (Bergparel-B&B in Sa Crono); .
rastobos:: {C; mv= ~z} bungalow, laag huis zonder verdiepingen.
rât:: {C} muis (ook v computer); ef ~ bzaéjer!: klaar is kees!, dat is dat!, die zit!, ziezo! (uitroep na voltooiing v iets).
rate:: {K} ef ~ ef wufta: het woord voeren; ef ~ wuftas: een bespreking voeren.
Ratequ:: {N} »Raðo-Televišo-Ququlâ.
Ratequ TC:: {N} (uitgeverij in Hirdo); .
Ratequ-tÿden:: {N} (weekblad met compleet overzicht v alle radio- en tv-programma's); .
rater:: {C} mannetje (mnl dier); »Rater; »merater.
•rater:: {SXimpr.ww > zn}
Rater:: ef ~: {N} de Heer (God); Kult Quista ~: {N} Onze Lieve Heer; ~ Jezus: {N} de Here Jezus; Raterex ef ...: ... des Heren; (bijv) Raterex ef Finjâr: de Wijngaard des Heren.
Raterex ef Finjâr:: {N} ""Wijngaard des Heren" (bekend koorhek in het kerkje van Fjer); .
rateriy:: {I} mannelijk.
Rater-poentel:: {N} (bekende herberg (17e eeuw), in een bocht vd Grât); (UIS 40; DOM 173).
rater-zip:: {C} heren (opschrift op toiletdeur).
ratiy:: {C} (alg) honingraat; (ihb) radiator (v auto).
ratle:: {C} trol (soort bosgeest in Krappa-gebergte); .
rât-mifâ:: {C} muizenplaag.
Rato:: {F}.
ratô:: {C} rede (denkvermogen).
ratô-âp:: {I} redelijk.
ratô-velp:: {I} redeloos.
râts:: {C}
Râtse:: {J}.
rât-sper:: {C} muizenval.
ratt::
ratte:: {rs} »raiy.
Raull:: {J} Raoul.
Ravaja:: {M}.
Raverden:: {F/J} (Peg).
râviy::
râvviy:: {C} uitschot, uitvaagsel.
râx:: {S} (arch; poe) bladertooi, gebladerte.
Râx:: {J} Rex.
Râx-ager-dunjes:: {G} (uitgestrekt duingebied langs de westkust v Teujan); .
râx-mesâ:: {I} (poe) bladgroen (helder/fris groen).
Râx-seert:: {N} (weeshuis in Milbo); .
Razo-greel:: {N} (doorwaadbare plaats in de Nibbe); .
Razo-Rygt-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Andel); .
rbi.:: {afk} »rikbi.
RB's:: {N} (voormalige popgroep); .
RC:: {afk} »romise-câtoliyc.
RCB:: {afk} »Rutôs-cârtografijâ-Buro.
RCBC:: {afk} »romise-câtoliyc bâlmerre-clup.
RCBC Hildi:: {N} (voetbalclub in Hildi); .
RCBC Kurriy:: {N} (voetbalclub in Kurriy); .
RCBC Stretteen Asjetto:: {N} (voetbalclub in Asjetto); .
RCBC Tosiy:: {N} (voetbalclub in Tosiy); .
ré:: {C} re (muzieknoot).
ré•:: {PXimpr.add > add} ruw, woest, onbewerkt; (bijv) klah/réklah: maagdelijk, onaangeroerd/onbewerkt, ruw; kóf/rékóf: matglanzend/bedekt met aanslag, gecorrodeerd.
rea:: {I} buitenissig.
réa:: {C; rs= rétt} afstand, verwijdering.
Ready:: {N}
reagere:: |..ÿje| {U} reageren.
reâkšo:: {C} reactie; eft ~ kaf flj: een reactie op iets.
real:: {I} een en al; waarachtig; echt; [daad]werkelijk; bepaald (als het erop aankomt); óps nert melde ~ rôrfiyn: ze zijn niet bepaald royaal.
Reâlâ:: {F}.
Reälâ:: {F} (Peg).
realisere:: |..ÿje|
realiseros:: {C} gebeurtenis; evenement.
realistise:: {I} realistisch.
Reâmehhe:: {F}.
Reämehhe:: {F} (Peg).
rebbe:: {C} rib (in borstkas); (vlees) ribstuk; kotelet.
rebbelot:: {C} "ribbenkast" (houten skelet waarop visnetten en wasgoed gedroogd worden; vooral rondom het Tsjok-meer).
rebbetiyn:: {C} (vlees) ribstuk, kotelet.
rec:: {mv} »râc.
réc:: {S} ijs, sneeuw; ijs en sneeuw samen.
Recca:: {N} (vrw personificatie vh Noodlot); .
Recca-missis:: {C; mv= ~a} kleine zadelzwam (L. Polyporus tuberaster).
Recca-missisa:: {mv} »Recca-missis.
rechâpja:: {C} katwilg (L. Salix viminalis).
reche:: {C} blankvoorn (L. Rutilus rutilus).
réchiys:: {vdw} »réchiyse.
réchiyse:: {K; vdw= réchiys} registreren; aantekenen (v brief); tjâg réchiys pôstos: per aangetekende post.
réchiysos:: {C} registratie.
recorde:: {K} optekenen; gress ef ~ trâk groft motrikk: ik heb dat uit zijn mond opgetekend.
red.:: {afk} »redâkšo; »redâkterr.
redâkšo:: {C} (afk= red.) redactie; fes ~ rifo: onder redactie van.
redâkšonela:: {I} redactioneel.
redâkterr:: {C} (afk= red.) redacteur.
Reddenhurst:: {F} (Eng).
Red Lion:: |Eng.| {C} (tomatensap met witte sectâ; populair damesdrankje; oorspr een creatie ve barkeeper in het Hilton-hotel in Hirdo, maar sinds de jaren zeventig algemeen geserveerd in Spok bars).
redukšo:: {C} reductie.
redukšo-ðÿny:: {C} gereduceerde prijs.
reduplisere:: |..ÿje| {K} redupliceren.
redupliseros:: {C} reduplicatie.
redusere:: |..ÿje| {K} ~ [tukst]: reduceren [tot]; (fig) terugbrengen [tot].
red&yellow:: {N} (aanbieder mobiele telefonie); .
reéde:: {U} ~ fes flj: zich ergeren aan iets; ~ piti rst: zich ergeren aan iemand.
reédiy:: {I} ergerlijk, irritant.
Reeðôc-blufk:: {W} (industriegebied); .
Reeðôc-fôresta:: {G} (bos; gemeente Hildi); .
reédos:: {C} ergernis.
Reees-fonis:: {G} (inham in westkust v Liftka, op de grens v Ales en Jelafo bij Fonistâ, ook Fu-fonis genoemd); .
Reekâg:: {F}.
Reekykô-fôresta:: {G} (bos; gemeente Mikentall); .
reela:: |rewela| {I} reëel.
reelâ:: »Reelâ.
Reelâ:: {C} (hoofd vd Erg kerk; vgl de paus voor de RK kerk); ; (UIS 123-124).
Reelflite:: {N} (luchtvaartmaatschappij); .
Reell:: {afk} »Reelvâseren-lacs.
Reelvâseren-lacs:: {N} (afk= Reell) "Omroepbestelwet" (Spok wet); .
Reeme:: {J}.
Reemelo:: {G} (heuveltop op de Reemelo-temp; 36 m hoog); .
Reemelo-temp:: {G} (heuvelrug bij Trondom); .
Reenðâ:: {F}.
Reent:: {G} (riviertje van Azÿ-gebergte naar het Plafotô-meer); .
Reent-agru:: {G} (bergtop in Azÿ-gebergte; 862 m hoog); .
Reentgÿrts:: {G} (dorp; gemeente Leffy); (DOM 101-102).
Reent-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel bij Plercô); .
Reeše::
Reeše-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Lostô); .
Reeše-Kents:: {G} (voormalige Erg commune; gemeente Kruic); .
Reešemân:: {F}.
Reeše-port:: {N} (een vd havens v Mollefin); .
Reeše-terf:: {G} (nauwe zeestraat tussen Vlociys en oostkust v Ben bij Mollefin); .
Reestiy:: {J}.
Reexa:: {M}.
refe:: {U} fel gloeien.
Reference in colloquial Spocanian:: {N} (tijdschriftartikel); .
referendym:: {C} referendum, volksstemming (in Spok een gebruikelijk middel voor politieke beslissingen).
reff:: {C} schot (wapen, voetbal); eft ~ mip eft nelador quutû: als een donderslag bij heldere hemel; dena ~ melde jazy vitae: dat is erg kort door de bocht (= te snel geconcludeerd).
refjéns:: {C} pistool, revolver.
reformašo:: {C} hervorming (vrnl religieus).
reformer:: {C} protestant (zn: persoon).
reformere:: |..ÿje| {K} reformeren.
reformeriy:: {I} hervormd, protestant (bv).
reformer-korda:: {C} protestantisme.
reformesmiy:: {C} reformisme (streven naar hervorming).
refos:: {C} felle [vuur]gloed.
réfs:: {C} (pop) microfoon; »rélvâs.
Refsâf:: {F}.
Refsâf Brÿr:: {F}.
Refsâfmonne:: {N} (pension; gemeente Leeserf); .
Refsâfmonne-esterulâr:: {N} (onderaardse vluchtgang); .
reftâmlek:: {S} [bus]kruit.
reftat:: {C} flits[lamp] (fotografie).
réfte:: {U} beslaan (met condens ed).
reftroe:: {K} herzien (iets opnieuw beschouwen).
reftroos:: {A} herziening (iets opnieuw beschouwen); tuksof sompelira ~: tot nader order (totdat er een nieuwe beslissing valt).
reg:: {mv} »râg.
régâl:: {C} panlat.
rege:: {U} keffen.
rege-chat:: {C} (pej) kefbeest, kefferig hondje.
rege-helk:: {C} (pop) kefbeest, kefferig hondje.
regg:: {gst} »regle.
regimiy:: {C} dieet.
regina:: {C} (sierplant met grote rode bloemen; het sap uit de bladeren is giftig, vooral als het verdampt na uit een beschadigd blad vrijgekomen te zijn) (L. Regina ocreata).
régip:: {Iid} mak, tam||wild; eft ~ belp fes cÿrlôfs: een mak/tam dier; eft ~ belp mip cÿrlôfs: een wild dier; ~ lef miyros: tam, mak; šaðôr-~: wild; niet tam.
register:: {C} (orgel/taalk) register; (betalen) kwitantie.
Regiys:: {J}.
Regiys Mepâr-Trabana-weg:: {W} .
Regiysta:: {M}.
reglatjen:: {C} regelaar (persoon die regelt).
regle:: {K; gst= regg} regelen.
reglefort:: {I} regelmatig (v tijd; niet afwijkend ve regel).
regle-ratt:: {C} raad van bestuur.
regle-taris:: {C} verkeerstoren (op vliegveld).
regliše:: {mv} »regliss.
regliss:: {C; mv= regliše} regel, voorschrift.
reglisse:: {E} de regels opvolgen.
regloe:: {rs} »regloi.
regloi:: {C; rs= regloe} regelaar (werktuig).
reglos:: {C} regeling.
regos:: {C} gekef.
régt:: {C} straal.
rehabilitašo:: {C} rehabilitatie.
rehabilitere:: |..ÿje| {K} rehabiliteren.
réjer:: {A; mv=enk} ruwheid, het onbeschaafd zijn (geen manieren kennen en/of geen opvoeding gehad hebben); do lelperre eft hupster ~: hij is erg ongemanierd/ruw/onbehouwen.
réjiy:: {I; mv=enk} kaal, onherbergzaam (land).
réjiy-tiyn:: {C} kaalheid, onherbergzaamheid (v land).
rek:: {C}
réke:: {K} gebieden; bars vragen.
rekfest:: {I} (lett/fig) onwrikbaar.
Rekjavik:: {G} Reykjavik.
rekkâta:: {C} gekletter, gerinkel (v aardewerk, glas).
rekke:: {K} wrikken, wringen.
rekke-mip:: {K} (lett) uitwringen; (fig) mangelen (in de verdrukking komen).
rekkos:: {C} gewrik, gewring.
réklah:: {I} onbewerkt, ruw (materiaal/land/hout).
réklat:: {C} ruwheid (v onbewerkt materiaal/land/hout).
reklâme:: {C} reclame.
reklâme-tâx:: {C} "reclamebelasting"; .
rékóf::
rékófe:: {U} neerslaan (v chemische stof).
rékóf-missis:: {C; mv= ~a} kopergroenzwam (L. Stropharia aeruginosa).
rékóf-missisa:: {mv} »rékóf-missis.
rekomendašo:: {C} aanbeveling, aanprijzing; eft ~ ón rst: een aanbeveling aan iemand.
rekomendere:: |..ÿje| {K} aanbevelen, aanprijzen.
rekomendere-letra:: |..ÿje-| {C} aanbevelingsbrief; sollicitatiebrief.
rekreašo:: {C} recreatie.
reks:: {C} reeks, serie.
rel:: {C} opstand, opschudding, grote rel (ook politiek).
rela:: {I} talrijk.
rélâ:: »Reelâ.
rélâft:: {C} (alg) vaas (maar NIET voor bloemen).
relašo:: {C} relatie; eft ~ jen A jen B: een relatie tussen A en B.
relativitiy-centos:: {C} relativiteitszin.
reless:: {C; mv/rsmv= ~es} relais.
relesses:: {mv/rsmv} »reless.
rélfmit:: {C} [radio-/tv-]studio.
reliciy:: {C} relikwie.
religišela:: {I} religieus, godsdienstig.
Religišela Monys ur Kûra:: {N} (boektitel); ; (DOM 212).
religišo:: {C} religie, godsdienst.
religišo-kolestiy:: {C} catechisatie.
reliy:: {I} opstandig; op rellen belust.
rels:: {C} rails (mv); spoorbaan.
relsnolac:: {C} spoorrijtuig, spoorwagen.
rels-trat:: {C} spoorboom.
rels-zeff:: {C} rail, spoorstaaf.
reltakô:: {C} fuik; do tasse fes ef ~: hij treft het niet; het zit hem tegen.
Reltiynn-Opper:: {N} (tankstation langs de M7 (bij weg 12); gemeente Amahagge); .
Reltiynn-Wefot:: {N} (tankstation langs de M7 (bij weg 12); gemeente Amahagge); .
rélvâseren:: {C} omroep[bestel] (hele systeem v radio en tv); kofano ~: openbare omroep (systeem/organisatie vd niet-commerciële zenders).
rélve:: {U} ~ ón/piti rst furt flj: iemand verwittigen van iets; ~ ón rst: iemand aanschrijven (officiële brief sturen).
rélve-knôf:: {I} welbekend.
remarce:: {K} opmerken, aanmerken.
remarces:: {I} opmerkelijk.
remarciy:: {I} nauwlettend; opmerkzaam; oplettend.
remarcos:: {C} opmerking.
Remiy:: {J} Remi.
rémmatân:: {Crs} aftocht; ef kjônde ef ~: de aftocht blazen; »•ân.
remp:: {C} [berg]helling (iha steil).
Remp:: {F}.
Remste:: {F}.
Remste-Tâgerate TC:: {N} (fabrikant v kauwgom, snoepgoed en chocoladeproducten te Bôrâ); .
ren:: {C} »gâm-ren.
rén:: {I} wazig.
Rena:: {M} Reina.
rénâ:: {Cid} goed mens||slecht mens; eft ~ lef eft cubu: een goed mens; eft ~ lef eft fus: een slecht mens; aftel Elsa melde eft ~? – eup lelperre eft hupster cubu: is Elsa een goed of slecht mens? – ze is heel goed.
renc:: {gst} »rencle.
rencdrôm:: {C} tamboerijn.
Renchyter:: {J} (Gar).
rencle:: {U; gst= renc} rinkelen.
renclos:: {C} gerinkel.
rende:: {C} (dl= Ales) pad door moeras of duinen.
renðe:: {C} rund (ntr); (sprkw) do vlemóte ef ~: hij heeft de plaat gepoetst; hij is 'm gesmeerd.
renðetiyse:: {C} rundvlees.
rener:: {C} (lett) schietschijf; (fig) mikpunt; (fig) bertert ~s melde den ...: het gaat te ver om ....
réng:: {C} [dek]zeil.
Renkôstama-agens:: {Gmv} (akkerbouwgebied; gemeente Arestaliy-Motacoque); .
Renkvist:: {F} (Zwe).
renn:: {I} loef (windzijde).
Renn:: {G} Rijn.
renndûge:: {U} laveren (schip).
Renne:: {J}.
rennovap:: {C} (lett) lagerwal.
Reno:: {G} (stad in Munt); (DOM 126-127).
Renô::
Reno armt ef Ziffon:: {G} (dorp; gemeente Putu); (DOM 52).
renôðoh:: {C} schacht; cilinder.
rens:: {C} grote boerderij, hoeve.
Rens:: {G} (riviertje van Girdes-gebergte naar de Âlfrych); .
Rens-Belbes:: {G} (dorp; gemeente Tuûn).
Rense:: {J} Rein.
Rense-lofipana:: {N} (paleis in Minde); .
Rens-fôresta:: {G} (bos; gemeente Ies); .
Rens-Fralynn:: {G} (dorp; gemeente Pogalo-sÿrt).
Rens-Hâlfûiy:: {G} (dorp; gemeente Quitas-Olas).
Rens-Prusot:: {G} (dorp; gemeente Tuûn).
Rens-Rensa:: {G} (dorp; gemeente Mont).
rente::
rente-fôrmler:: {C} obligatie.
rentos:: {A} belijdenis.
reo:: {C; rs= rette} maaltijd.
Reo:: {G} (stad in Bloi).
Reönter:: {F} (Peg).
reopat:: {I} draaglijk, te verdragen.
reopatre:: {K; gst= reopatt} draaglijk zijn; zich verdragen.
reopatt:: {gst} »reopatre.
reparašo:: {C} reparatie, herstel; het herstellen.
reparere:: |..ÿje| {K} repareren, herstellen.
repareros:: {C} (fig) herstel.
reparr:: {C} balans (boekhouden).
reparr-ÿozos:: {C} budget (begroting v baten en lasten).
reparr-zemper:: {C} boekjaar.
répâxe:: {K} frustreren, tegenwerken.
répâxos:: {A} frustratie; wroeging.
répe:: {K}
repetere:: |..ÿje| {K} repeteren.
repetišo:: {C} repetitie.
rep'gress:: {III} wat mij betreft.
repir:: {C} (Erg: vrouw die de »merunu ondergaan heeft).
répiyt:: {C} kabel.
répiyt-lava:: {S} touwlava.
répiytnolac:: {C} kabelbaan.
rep'kurre:: {I} nert ~: onverklaarbaar.
replaše:: {K} ~ ón/tukst (ón is dt/vz): vervangen door; ef euro ~ ef gûldre: de euro vervangt de gulden; ef tangodâm ~ ef gûldre ón/tukst ef euro: de regering vervangt de gulden door de euro; ef gûldre ~lije pai ef euro: de gulden wordt door de euro vervangen; ef gûldre ~lije pai ef tangodâm [ón/tukst ef euro]: de gulden wordt door de regering [door de euro] vervangen.
replašo:: {C} vervanging; voorwerp/persoon dat vervangt.
replašos:: {C} vervanging, het vervangen.
replass:: {C; mv= ~a} vervangingsmiddel, surrogaat.
replassa:: {mv} »replass.
repôrta:: |repÔrta/repôrtA| {C; mv= ~es} reportage.
repôrtaes:: {mv} »repôrta.
reppany:: {I} om zo te zeggen, in feite, anders uitgedrukt.
reppe:: {K} ~ ón: zeggen tegen; ef lacs ~ flâjû kura sest tiyns: de wet zegt niets over zulke zaken; siy, tu ~lira ef ral: ja, nou je het zegt (als je ergens aan herinnerd wordt); (reden, verklaring) gress tinde fesért – ef bidale, gress ~: ik blijf thuis – het regent namelijk.
Reppemeeg:: »reppemég.
reppemég:: {C} (in Spok: adviserend lichaam binnen de »leblâ ("districtsbestuur"), bestaande uit 8 tot 14 reppers ("adviseurs"), waarvan de »kjelef ("districtsgouverneur") voorzitter is); »repper; .
reppe-mip:: {K}
repper:: {C} (alg) zegsman; (in Spok: adviseur in het adviserend lichaam vh districtsbestuur); »reppemég.
reppe-rélvâs:: {C} woordvoerder.
reppe-tâzjiy:: {K} nazeggen.
reppe-tijâ:: {K} afzeggen.
reppetjyme:: {K} ~ rst: vragen aan iemand (uitsluitend mondeling).
reppos:: {C} het zeggen; gezegde, uitspraak; fara ~: zoals gezegd.
reppos-mip:: {A} uitvaardiging.
reppos-ral:: {A} medezeggenschap.
reppos-tijâ:: {C} afzegging.
reprodukšo:: {C} reproductie.
reprodusere:: |..ÿje| {K} reproduceren.
republicâ:: {C} republiek.
Republicer:: {C} Republikein (in Amerika). republiciy:: {I} republikeins.
reputabliy:: {I} gerenommeerd, prestigieus.
reputašo:: {C} reputatie.
reseda:: {C} [wilde] reseda (L. Reseda lutea).
resent:: {I} recent, onlangs.
resepp:: {C} recept (spijzen).
reserf:: {SC} reserve (voorbehoud).
reservašo:: {C} reservering.
reservere:: |..ÿje| {K} reserveren.
reservere-interupšo:: |..ÿje-| {C} "reserveringsonderbreking" (tijdelijk opzeggen ve telefoonabonnement (bijv tijdens lange vakantie) met de mogelijkheid om het abonnement elk moment weer in te laten gaan; tijdens de periode van opzegging kan de PTT het telefoonnummer voor andere doeleinden gebruiken; deze service is in 1988 afgeschaft).
Résidence:: {N} (Bergparel-hotel in Kjoepsÿrt (Quobenta)); .
residenšo:: {C} residentie.
résk:: {C} windhoos.
resmti:: |M| {C; rs= ~t} sloep.
resmtit:: |M| {rs} »resmti.
RESO:: {afk} »Rifo Ef Ses-Ozzûpiyle.
respecc:: {SC} respect.
respecciy:: {I} respectvol.
respekteffiy:: {I; [mv=enk]} respectievelijk.
respekteramiy:: {I} respectabel.
respektere:: |..ÿje| {K} respecteren; lef ~ ón (vz-uitdr): met respect voor.
respôns:: {SC} verantwoordelijkheid; furt sener dres ~: voor/op eigen verantwoordelijkheid.
respônsabiliy:: {I} verantwoordelijk.
respônsere:: |..ÿje| {K} verantwoorden.
respônseros:: {A} verantwoording; ef qugle ~: verantwoording afleggen.
respôns-mybbe:: {SC} verantwoordelijkheidsgevoel.
respôns-ral:: {SC} medeverantwoordelijkheid; ef lelperre ef ~ furt flj: medeverantwoordelijk zijn voor iets.
restânp::
Restelyndiy:: {J} (Gar).
restere:: |..ere/..ÿje| {U} wegblijven.
Restôc-fonis:: {G} (lange smalle inham in oostkust v Bloi bij Mânt); .
Restôc-fonis-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Nustiy); .
réstyp:: {I} log, plomp.
resultât:: {C} resultaat.
Resultative and Past Tense:: {N} (tijdschriftartikel); .
Resultative and reduplication: a comparison:: {N} (tijdschriftartikel); .
resultativiy:: {C} (taalk) resultatief.
resyclere:: |..ÿje| {K} recyclen.
resycleros:: {C} recycling.
réte:: {I} onbeleefd.
réteiy:: {A; mv=enk} onbeleefdheid (opmerking, gedrag).
retina:: {C} netvlies (oog).
rétt:: {rs} »réa.
rette:: {rs} »reo.
reuniôn:: {IIef} Réunions (bv).
Reuniôn:: {G} Réunion.
Reuniôna:: {Cef} vrouw van Réunion.
Reuniôny:: {Cef} man van Réunion.
Reuntosla-ses:: {G} (meertje; gemeente Troebasÿrt); .
reva:: {C}
revatjen:: {C} [scherp]schutter.
reve::
reve-esa:: {C} heermoes, paardenstaart (L. Equisetum arvense); keša ~: reuzenpaardenstaart (L. Equisetum telmateia).
reve-lirrotiy:: {C} schietbaan.
Reven:: {G} (stad in Ben).
Reven-capû::
Reven-fonis:: {G} (inham in noordkust v Ales bij Reven); .
Reven-Klemp:: {N} (station).
Reven-Paille:: {G} (stad in Munt).
Reven-Sÿrt:: {N} (station).
revente::
revente-fort:: »revente-forts.
revente-forts:: {Cmv} fes ~: op gezette tijden.
reventos:: {C} terugkeer, terugkomst.
revertafiy:: {C} scriptie.
revertâs:: {C} zuiveringsinstallatie (bijv voor rioolwater).
reverte:: {K} behandelen; ~ fara: behandelen als.
revertos:: {C} behandeling.
reve-tijâ:: {K} verschieten (v kruit).
reve-tmopiy:: (= reve-vita) {I} pijlsnel, vliegensvlug.
reve-vita:: {I} »reve-tmopiy.
revišonesmiy:: {C} revisionisme (socialistisch streven naar Evolutie, geen REvolutie).
revolušo:: {C} revolutie (vrnl politiek).
révondrû:: {I} agressief.
revu:: {C} revue.
revuse::
revusos:: {A} weigering, afwijzing.
rexu:: {I} nalatig.
rexûe:: {Krs} afwijzen.
rexuiy:: {A; mv=enk; rs= rexute} nalatigheid.
rexute:: {rs} »rexuiy.
réze:: {U} vrijen; ef ~ ja ef dândeljons: een potje vrijen.
rézos:: {C} vrijpartij; vrijage (ook fig).
ri•:: {PXimpr.add > add} (maakt ve algemene eigenschap een specifiek menselijke eigenschap) (bijv) drôg/ridrôg: somber, donker/pessimistisch; (bij verscheidene woorden komt de ri-loze vorm in het Spok niet [meer] voor) riâst: weemoedig); »ro•.
RG:: {afk} »Raðo Gralkrich.
riâke:: {K} stamelen (v verlegenheid).
riâkos:: {C} gestamel.
riâst:: {I} weemoedig.
ricin:: {C} wortel (v boom).
ricin-ool:: {S} wonderolie.
ricinor:: {vdw} (rekenkundig) wortel; ef ~ main-sers kette fâr: de wortel uit zestien is vier; ef durtef ~ tensa-heferg kette dur: de derdemachtswortel uit zevenentwintig is drie.
Ricardo:: {J} (Spa).
Richard:: {J}.
Ricoh:: {J} Richard.
riðât:: {C} houweel, hak.
riðe::
riðe-qummertiyn:: {C} beeldhouwwerk.
ridikuliy:: {I} belachelijk.
riðos:: {C} gehak, gehouw; knoeiwerk.
Riðôs:: {F}.
ri'ef:: {VZ} (betrekking) per, à (per stuk); ef melde dur herco ~ tiyn: het kost drie herco per stuk; 5 tiyns ~ 3 herco: 5 stuks à 3 herco; (= »rifo + »ef).
Riesling:: |risslin| {F}.
•rif:: {SX > c} •maker; •makerij; (bijv) helbi/helbirif: kleding/kleermaker[ij]; (als expliciet uitgedrukt moet worden dat een werkplaats en niet de persoon bedoeld wordt, kan »•âs toegevoegd worden) helbirifâs: kleermakerij; »•riff.
rif'al:: {III} (arch/dl= Centraal-Berref) reeds, al.
•riff:: {SX > c} (groter dan •rif) •fabriek; (bijv) gaza/gazariff: gas/gasfabriek; helbiriff: kledingfabriek; »•rif.
riffare:: {K} vervaardigen, fabriceren.
riffaros:: {C} vervaardiging, fabricage.
riffatjen:: {C} maker (meestal in samenstelling: crûrc-riffatjen = kurkmaker).
riffe:: {K}
riffek:: {C} creativiteit.
Riffek:: {N} (galerie in Hajequû); .
riffe-kul:: {C} broeikas.
riffe-kul-efecc:: {C} broeikaseffect.
•-riffent:: {SX.c > c} -maker (als beroep); (bijv) must-riffent: schoenmaker.
Riffertiy:: {F}.
riffiy:: {I} creatief.
riffô:: {C; mv= riffós} bron, wel; eft ~ rifo/fân mimðer: (fig) een bron van ellende; ef ~ rifo eft siteros: de bron van een citaat.
riffô-knurfel:: {S} bronwater (ambtelijke term, om expliciet de herkomst aan te duiden); »jatty.
riffós:: {mv} »riffô.
riffô-šark:: {C} brongebied.
Riffô-wuma rifo Heles:: {G} (bos; gemeenten Aschen en Heles-Tenta); .
rifiy:: {C} (Erg) non.
rifiy-almuše:: {mv} »rifiy-almuss.
rifiy-almuss:: {C; mv= ..-almuše} kartelblad (plant) (L. Pedicularis).
rifo:: {VZ} (betrekking) van; (bij spreken, praten, discussiëren ed) over; eft monumentos ~ X: een standbeeld van X (in het bezit van X); ef prest ~/furt eft glûfiy: de directeur van een bedrijf; ef quiyrda ~ lelmo gurt: de krant van deze ochtend; eft kinner ~/furt Nelandes: een kaart van Nederland; ef skene ~/furt ef husof: de plattegrond van het kasteel; eft lyna-sgema ~/furt ef fynare-ðeér: een stroomdiagram van het raffinageproces; eft kleter frenvu ~ oto: een nieuw soort auto; eft ðârlotiy ~ pleko: een hoeveelheid zand; (kleinere hoeveelheid uit een grotere) van; dur ~ ef âke efantys: drie van de acht kinderen; dur renðes ur ér boert ~ ef[s]: drie runderen waarvan één koe; eft pjano-stû ~ Teenâje: een pianostuk van Teenâje (de componist); (vgl) eft pjano-stû pai Hilda Brandt (de pianiste): een pianostuk door Hilda Brandt (bij muziek wordt het vz pai gebruikt voor de uitvoerende artiest(en); voor de componist wordt het vz rifo gebruikt); ef chaquinde/diskutere ~ flj: spreken/discussiëren over iets; »lÿ.
Rifo:: (in namen: zie lemma's hieronder).
Rifo Âmquff:: {F}.
Rifo Berfytu:: {F}.
Rifo Capû:: {F}.
Rifo Diô:: {F}.
Rifo Diôsz:: {F}.
Rifo Dreumân:: {F}.
Rifo Ducšâ:: {F}.
Rifo Ef Ager:: {F}.
Rifo Ef Agru:: {F}.
Rifo Ef Blufks:: {F}.
Rifo Ef Capû:: {F}.
Rifo Ef Clamiða:: {F}.
Rifo Ef Diôs:: {F}.
Rifo Ef Hynne:: {F}.
Rifo Ef Jakâm:: {F}.
Rifo Ef Knurfel:: {F}.
Rifo Ef Kolini:: {F}.
Rifo Ef Ljÿniy:: {F}.
Rifo Ef Lôbâ:: {F}.
Rifo Ef Mergo:: {F}.
Rifo Ef Môjôl:: {F}.
Rifo Ef Môliy:: {F}.
Rifo Ef Môliys:: {F}.
Rifo Ef Montrazen:: {F}.
Rifo Ef Plaju:: {F}.
Rifo Ef Prusot:: {F}.
Rifo Ef Quista:: {F}.
Rifo Ef Seert:: {F}.
Rifo Ef Ses:: {F}.
Rifo Ef Sese:: {F}.
Rifo Ef Ses-Ozzûpiyle:: {N} (afk= RESO) (rederij, hoofdkantoor in Komy); .
Rifo Ef Sluss:: {F}.
Rifo Ef Vildul:: {F}.
Rifo Ef Vola:: {F}.
Rifo Ef Wâljÿ:: {F}.
Rifo Ef Weg:: {F}.
Rifo Ef Wegh:: {F}.
Rifo Ef Zee:: {F}.
Rifo Ef Zjol:: {F}.
Rifo Feenn tukst Klamitje:: {F}.
Rifo Flâgpe:: {F}.
Rifo Garos:: {F}.
Rifo Gola:: {F}.
Rifo Hâpst:: {F}.
Rifo Hirdo:: {F}.
Rifo Hoggebim:: {F}.
Rifo Huis:: {F}.
Rifo Iy:: {F}.
Rifo Kolini:: {F}.
Rifo Kurriy:: {F}.
Rifo Lawúbn:: |lâuben| {F}.
Rifo Mikkon:: {F}.
Rifo Oopariy:: {F}.
Rifo Opper:: {F}.
Rifo Plajus:: {F}.
Rifo Plÿp:: {F}.
Rifo Plÿp-Mânes-seert:: {N} (museum in Ef Pârenkiy); ; (DOM 59-60).
Rifo Riylmiy:: {F}.
Rifo Šark:: {F}.
Rifo Sese:: {F}.
Rifo Sinto Byron:: {F}.
Rifo Troef:: {F}.
Rifo Wefot:: {F}.
Rifo Wuma:: {F}.
Rifo Wumaa:: {F}.
Rifo Zaker:: {F}.
Rifo Zee:: {F}.
Rifo Zûpsz:: {F}.
Rifo Zutter:: {F}.
rifofel:: {I} fantasierijk (persoon).
rifoliy::
rifôlt:: {I} steels, verholen.
rifom:: {C; mv= ~i} bakkebaard.
rifomi:: {mv} »rifom.
Rifomister:: {F}.
Rifom-taris:: {N} (toren in Zest); .
rifonn:: {VZ}
Rifonn painer helkara tiynelder:: {N} (tijdschriftartikel); .
rifonnufire:: {K} afrijden (v erf, pont ed); ef otos ~ ef nûrcus: de auto's rijden de pont af.
rifsÿrt:: {C} werkplaats.
Rig:: {afk} »Rigters.
rigt:: {C} recht (zn); rechten[studie]; fest ~: (grondbezit dat kadastraal vastgelegd is; »bârera-rigt.
Rigtâ:: {F}.
rigtâtatjen:: {C} rechter (zn; met de nadruk op de persoon).
rigtâte:: {U} rechtspreken.
Rigtâtee-Qudex:: {N} (afk= RiQu) "Wetboek van Rechtspreken" (Spok wetboek); .
rigtâtos:: {A} het rechtspreken (dat wat er tijdens de rigtâté gebeurt).
rigt-cralove:: {U} voorkomen (voor de rechter verschijnen).
rigteér:: {C} proces; ef ciyfe eft ~: een proces voeren.
rigter:: {C} rechtsgeleerde, jurist.
Rigter::
rigteren:: {C} recht (alle wetsregels bij elkaar).
Rigters:: {N} (afk= Rig) (bijbel) Rechters.
rigtess:: {SC; mv/rsmv= ~es} rechtvaardigheid.
rigtesses:: {mv/rsmv} »rigtess.
rigtiô:: (= rigtioh) {I} rechtvaardig.
rigtioh:: {I} »rigtiô.
rigtiy:: {I} gerechtelijk.
rigt-melde-sÿrt:: {C} (afk= rms) domicilie, vaste woonplaats.
rigtmittus:: {C} "rechtkamer" (gebouwtje in een dorp waar vroeger recht werd gesproken; benevens een of meer cellen en een vertrek voor de cipier; een nieuwe wet in 1903 bepaalde dat verdachten voortaan naar de rechtbanken in de grote steden moesten, in plaats van dat de rechters naar een ~ in een dorp reisden. Een ~ werd dikwijls verhuurd aan reizigers indien de cellen leeg stonden); ; (DOM 63-64).
Rigtmittus-musém:: {N} (museum in Mittus a/e Fetu); ; (DOM 63-64).
Rigtmittusz – Rifonn buffas-sel helkara mariyer-sat:: {N} (boektitel); .
rigt-pôr:: {SC} rechterlijke macht.
rigtsért:: {C} gerecht, rechtbank; .
rigtsÿrt:: {C} rechtszetel (in Spok: gemeente waar een »distrycc-korsamen en een »Stat-buro gevestigd zijn).
rija:: {I} (alg) pril; (ihb) vluchtig (oppervlakkig).
rijefe:: {U} turen; ef ~ armt eft jakâm/ef zé: turen over een vlakte/de zee.
rijes:: {C} aanhangsel, appendix.
rijesafiy:: {C} bijblad, bijlage, bijvoegsel.
riješare:: {K} zich voegen bij; do ~ ef grup: hij voegt zich bij de groep.
riješe:: {K} voegen bij, bijvoegen, aanvoegen; insluiten (in envelop); do ~ gress luft ef grup: hij voegt mij bij de groep.
riješer:: {C} (taalk) additief (Spok woordsoort die adjectief en adverbium omvat; in dit woordenboek gemerkt met {I}, {II} of {II}).
riješe-tijâ:: {K} wegstoppen.
riješos:: {C} bijvoeging; insluiting (in envelop of verpakking); ef bjeltafiy melde fes ef ~: het contract is ingesloten (in een envelop); ef fiysz melde fes ef ~: de schroeven zitten in de verpakking; eft bateriâ melde fes ef ~: een batterij is bijgevoegd.
riješos-tijâ:: {C} wegstopping; dat wat weggestopt is.
rijess:: {I} bijgesloten; ingesloten; bijgaand.
rijôft:: {C} alert persoon; iemand die [snel] alles opmerkt (met veel opmerkingsgave).
rijôftiy:: {I} met grote opmerkingsgave.
rikâf:: {C} vogel (vrw).
rikbibi:: {I} van rechts naar links en weer terug [slingerend]; (=red); »rikbi.
rikbi-kôbotass:: {C; geen mv} noordwesten; helkara ~ (afk= h/rkk): in het noordwesten, ten noordwesten; A melde rifo B helkara ~ = A melde rifo B h/rkk: A ligt ten noordwesten van B; A h/rkk B: A ten noordwesten van B.
rikbite:: {III} rechtsom.
rikénn:: {C} herfststorm.
Riko::
Riko Hemmel-Crygte-mirra:: {W} .
rikorfiy:: {I; [mv=enk]} tevergeefs, voor niets.
Riko TC:: {N} (kolenmijnbedrijf bij Tufiepo); .
rikroe:: {S; rs= ~t} kraaiheide (L. Empetrum nigrum).
rikroet:: |..owet| {rs} »rikroe.
rilâðiy:: {I} gesteld op comfort.
rilâp:: {I} vleiend.
rilâpe:: {E} vleien.
rilâpos:: {C} vleierij.
rilât:: {SC} comfort, gerieflijkheid; tukst ~ ón (vz-uitdr): ten gerieve van.
rilblof:: {C} hobbelpaard (ondanks deze naam heeft een Spok hobbelpaard meestal meer weg ve kameel).
rilferdu:: {C} schommelstoel.
rilke:: {U} werken; stampen en slingeren tegelijk (schip).
Rilko Klarbÿr (nutter):: {W} .
rilkoko:: {I} van links naar rechts en weer terug [slingerend]; (=red); »rilko.
rilko-kôbotass:: {C; geen mv} zuidwesten; helkara ~ (afk= h/rlk): in het zuidwesten, ten zuidwesten; A melde rifo B helkara ~ = A melde rifo B h/rlk: A ligt ten zuidwesten van B; A h/rlk B: A ten zuidwesten van B.
Rilko-kôbotass-eka:: {G} "Zuidwesthoek" (streek langs de Hildi-fonis ten zuiden v Hildi); ; (DOM 104).
rilkote:: {III} linksom.
rilkrik:: {C} schommel.
rilkrik•:: {wst} »rilkrikbe.
rilkrikbe:: {U; gst= rilkrikk; wst= rilkrik•} schommelen (alg); slingeren (schip).
rilkrikk:: {gst} »rilkrikbe.
ri'main-pérsa:: {C} (afk= /rmp of ‰) promille; 3 ri'main-pérsa = 3/rmp = 3‰; »ri'pérsa); (= »ri'ef + »main-pérsa).
rimm:: {C} loop, bedding (v rivier); (sprkw) do ef ~ minkede: hij heeft zijn schaapjes op het droge.
Rina:: {M}.
Rinâs:: {J} Rinus.
Rinâs Qurbjent:: {N} (paardenfokkerij; gemeente Opjevu); .
rinnare:: {K} verdienen: verdiend hebben (aanspraak op iets hebben; het waard zijn om iets te krijgen); kirro ~ pana jazy iftam!: dat hebben we wel verdiend!.
rinne:: {K} verdienen.
rinne-keldos:: {A} vruchtgebruik.
rinne-tâx:: {C} (ong) voorheffing v inkomstenbelasting; .
rinnos:: {C} verdienste[n].
rinoserôs:: {C} neushoorn.
Rintala-korda:: {N} (Erg kerk bij Tâlbyre; gemeente Amahagge); .
rinuffaloc:: {Crs} omzwerving.
Rio:: {G} (dorp; gemeente Floma).
Rio-Sinto-Baxa:: {N} (station).
riôsta:: {C} kriek, zoete kers (boom) (L. Prunus avium).
riôsta-huldu:: {C} kriek, zoete kers (vrucht).
Riota:: {G} (dorp; gemeente Mÿnô).
ripâlsa::
ripâlsa-missis:: {C; mv= ~a} grote zadelzwam (L. Polyporus squamosus).
ripâlsa-missisa:: {mv} »ripâlsa-missis.
ripariy:: {C} oeverzwaluw (L. Riparia riparia).
Ripau:: {F} (Fra).
ri'pérsa:: {C} (afk= /rp of %) procent; 3 ri'pérsa = 3/rp = 3%; 3 ri'pérsas: 3 procenttekens (%%%); (= »ri'ef + »pérsa).
ripja:: {C} toom, teugel.
ripjakart:: {I} tersluiks.
ripje:: {K; gst= ripp} mennen (v dier); (sprkw) eft dragatjen nert ~ sener néng furt ef: het is niet om over naar huis te schrijven; »âskân; »dragatjen.
ripp:: {gst} »ripje.
rippe:: {C} keet, troep, bende, zootje.
RiQu:: {afk} »Rigtâtee-Qudex.
risâne:: {K} opmerken, aanmerken.
risânos:: {C} opmerking, aanmerking; ef qugle ~ ón rst frópjÿ flj: iemand opmerkzaam maken op iets.
risinar:: {I} voorzichtig (v persoon).
risinaâriy::
risitt:: {I} dweepziek.
riskabliy:: {I} riskant.
riskašo:: {C} risico; furt sener dres ~/riskaša: voor eigen risico (mv indien gerefereerd wordt aan meerdere personen).
riskere:: |..ÿje| {K} riskeren, wagen.
rist:: {C} (Oudspok) puntig zwaard; ef stâge lef ~ ur chutân: beslagen ten ijs komen; ef ubere ef ~ gâšâ flj: van wal steken over iets (gesprek beginnen); ef ularâfe ef ~: op de bres staan, klaar staan, bereid zijn; ef ðée rst armt eft sgârf ~: iemand in een moeilijk parket brengen.
rit:: {I} machtig, met macht.
R.Itchquas Fyljgiy-mirra:: {W} .
rites:: {C} ritus, ritueel (zn).
rites-vlemótos:: {C} rituele slacht; .
ritmise:: {I} ritmisch; eft ~ poiros: een saai, regelmatig leven.
ritmiy:: {C} »ritme.
rits:: {C} scheermes; sikkel.
ritsel:: {gst} »ritsle.
ritsiy:: {I} vlijmscherp.
ritsle:: {U; gst= ritsel} ritselen.
ritslos:: {C} geritsel.
rits-sgârf:: {I} vlijmscherp.
ritt::
rittah:: {Iid} snel||langzaam; ~ lo eft rolka = móns-~: snel; ~ lo eft runp = dûgter-~: langzaam.
rittâtiffug-•:: {PX} snelvoetig; ~-Akills: de snelvoetige Achilles.
rittâtiffug-zôler:: {C} tienuursvlinder (L. Spilosoma lubricipeda).
ritt-blufk:: {C} rietveld.
ritt-ðak:: {C} lisdodde (L. Typha); mintepot ~: grote lisdodde (L. T- latifolia); portâ ~: kleine lisdodde (L. T- angustifolia).
ritt-grum:: {S} rietsuiker.
rittiy:: {I} rieten, van riet gevlochten.
ritt-kles:: {S} rietgras (L. Phalaris arundinacea).
Ritt-knô:: {G} (stad in Renô).
ritt-prex:: {C} waterral (vogel) (L. Rallus aquaticus).
ritt-uas:: {C} rietgans (L. Anser fabalis).
rituela:: {I} ritueel (bv), volgens de ritus.
Rituzeenûn:: {F}.
Rituzeenûn-laboratorym:: {N} (medisch laboratorium in Hirdo); ; (DOM 208).
rivef:: {C} stolp.
river:: {C} oeverloper (vogel) (L. Actitis hypoleucos).
rivo:: {C} oever (meestal glooiend); (soms) kust; kaf ef ~: aan de oever; ef prusot vende kaf ~: de rivier treedt buiten haar oevers.
Rivo:: {F}.
rivo-alisma:: {S} grote waterweegbree (L. Alisma plantago-aquatica).
Rivo-esterulâr:: {G} (dorp; gemeente Quafaiy).
Rivokolini:: {G} (dorp; gemeente Zekon).
rivo-kvipp:: {C} oeverpieper (L. Anthus spinoletta).
rivo-narân:: {C} kustverdediging; »•ân.
Rivoser:: {F}.
rixôp:: {C} (alg) waterlelie, plomp; blakker ~: witte waterlelie (L. Nymphaea alba); littit ~: roze waterlelie (L. Nymphaea rubra); kolai ~: gele plomp (L. Nuphar lutea).
Riycsa:: {N} (chic restaurant bij het kasteelhotel Riycsa-seert; gemeente Doe); .
Riycsa-seert:: {N} (kasteel, tegenwoordig hotel met congrescentrum; gemeente Doe); .
riye:: {K; vdw= rao} stevig beetpakken, vastgrijpen.
riyer:: {C} knuffel, pakkerd (liefkozende omarming).
riyf:: {C} rif.
riyfain:: {III} altijd, immer; hoe langer hoe meer; ~ hupster terat: steeds groter, hoe langer hoe groter, groter en groter; [pert] noi ~: [lang] niet altijd.
riyfainin:: {III} (red v riyfain): te allen tijde.
riyfamentos:: {III} op elk ogenblik.
riyft:: {C} val (om dieren te vangen).
Riyftâlâ-wuma:: {G} (bos; gemeenten Stanô en Ula); .
riyft-linnos:: {C} strikvraag.
Riyft-nûrcus:: {N} (autoveer op de Kjoep); .
riygâ:: {C} rand (grens ve vlak); ef ~ rifo ef sÿrt: de rand van de stad.
•riyge:: {mv} »•ryg.
Riygge:: {J/M}.
riygt:: {C} pen, pin.
Riygt:: {F}.
riygt-knok:: {C} stekelvarken (L. Hystrix cristata).
riyka:: {C} (Spok balspel voor één persoon); .
riykatjen:: {C} knaagdier.
riyke:: {K} knagen [aan].
riykos:: {C} geknaag.
riyks:: {S} (ontspanningstherapie waarbij gebruikgemaakt wordt vh balspel »riyka).
Riylmiy:: {G} (dorp; gemeente Mequâ).
Riylm-sÿrt:: {W} (buurtschap); .
riyn::
Riyn:: {F}.
riyna:: {I} van garen gemaakt.
riynbe:: {K} uithollen.
riynbos:: {C} uitholling, het uithollen.
riynbosiy:: {C} uitholling, dat wat uitgehold is.
Riyndâ:: {N} (restaurantketen); .
Riyndo:: {G} (beek; gemeente Gralkrich); .
Riyndo-kaltân:: {G} (bezienswaardigheid; gemeente Gralkrich); .
Riyndo-port:: {N} (een vd 2 havens v Gralkrich); .
Riyndo-quntiyst:: {G} (ondergrondse waterloop; verbinding met de Riyndo); .
riyne:: {S} garen, dun draad.
Riynek::
Riynek-Leerbâ-bof:: {C} (broek met opvallende biezen, genoemd naar de legerofficier Riynek-Leerbâ).
Riyn-eksposiseert:: {N} (tentoonstellingsgebouw in Hirdo); ; (DOM 209).
Riynes::
Riyness-temp:: {G} (bergrug; gemeente Jatty (BF)); .
Riyn-fôresta:: {G} (bos; gemeente Tunbas); .
riyniyn:: {C} draadje garen.
Riyn-jakâm:: {W} (stadswijk in Hirdo); .
riyn-miflif:: {C} patrijspoort.
riyn-zlako:: {C} ringslang (L. Natrix natrix).
riyos:: {C} stevige greep; mittof plan melde fes ef dÿršen ~ rifo eft quista ôrganisašo: dat plan staat of valt met een goede organisatie (is geheel afhankelijk van).
Riyp:: {J}.
Riypen:: {M}.
riyps:: {I} scherp (pijn, smaak).
riypsa::
riypser:: {C} (alg) plant met scherpe smaak; (ihb) muurpeper; »lôbâ-riypser.
riys:: {C} (erg) internaat, kostschool (onderwijs op ergynische grondslag, geleid door geestelijken); .
riysâne:: {K} haken (handwerk).
riysânos:: {C} haakwerk.
Riysbo:: {G} (stad in Ben).
Riystef:: {J}.
Riystef Câlmp:: {N} (Bergparel-B&B in Fietso); .
riyt:: {C} staaf (NIET v metaal of hout).
riyte:: {I} machteloos.
riyteiy:: {A; mv=enk} onmacht, machteloosheid.
riyts:: {C} (Erg: privilege om handelingen te mogen verrichten die anders voor Erg gelovigen verboden zijn, zoals slachten, vissen, gras maaien, bomen hakken ed).
riytsencater:: {C} (persoon die een »riyts ontvangen heeft).
riyts-ketter:: {C} (Erg: elke geestelijke die gemachtigd is om het ritueel uit te voeren waarbij iemand een »riyts ontvangt).
RIYX:: {N} (scheepsbouw in Gasky); .
riyx-daler:: {C} rijksdaalder.
rizjômp:: {S} heksenkruid (L. Circaea spocanica).
rizjômpiy:: {I} zwartgallig.
rk.:: {afk} »rikbi.
rko.:: {afk} »rilko.
rl.:: {afk} »rilko.
R/L:: {afk} (= lef ronter »lorerdepecc).
RL-bof:: {afk/C} »Riynek-Leerbâ-bof.
RM:: {afk} »rutre-mux.
rmp:: (= /rmp) {afk} »ri'main-pérsa.
rms:: {afk} »rigt-melde-sÿrt.
ro:: {C} rouw.
ro•:: {PXimpr.add > add} (maakt ve algemene eigenschap een specifiek menselijke eigenschap) (bijv) trân/rotrân: open/openhartig; (bij verscheidene woorden komt de ro-loze vorm in het Spok niet [meer] voor) rofonos: boos); »ri•.
rô:: (versterkend element) »ta.
Robert:: {J}.
robinja:: {C} witte acacia (L. Robinia pseudo-acacia).
rôbinn:: {C/S} robijn.
rôbinna:: {I} robijnen, van robijn gemaakt; met robijnen bezet.
robô:: {C} jurk, japon.
roch:: {I} laf (persoon).
rocher:: {C} lafaard.
rochiy:: {A; mv=enk} lafheid.
rododendrôn:: {C} rododendron.
Rododendrôn:: {N} (begraafplaats; gemeente Tulÿnn); .
Rododendrôn-korda:: {N} (RK kerk; gemeente Tulÿnn); .
Rododendrôn-vjadûk:: {N} (viaduct over het dal van de Ðivve-knurfel, in de M33; gemeente Tulÿnn); .
Rodreg:: {J} Roderik.
Rodreg-knurfel:: {G} (beek in gemeente Balier); .
Rodynn:: {F/J}.
Roefto furt Arânka-stunners een Ôc-côstišerpas:: {N} (afk= Rasôc) "Verbond voor Spoorwegbetrokkenen en -belangstellenden" (in Gralkrich); .
Roefto furt ef Rÿte, Ripje een Nolce:: {N} (afk= RRRN) "Verbond voor het Rijden, Mennen en Besturen" (organisatie waarbij iedereen aangesloten moet zijn die op de openbare weg een rijdier wil berijden of een bespannen wagen wil besturen; hoofdkantoor in Moques); .
Roefto furt Tiynslenkers:: {N} "Verbond voor Vrachtrijders" (organisatie die de belangen v vrachtautochauffeurs en het vrachtverkeer behartigt; hoofdkantoor in Jatty (BF); bijkantoor in Gÿrô); .
roe-hûnk:: {C} [rouw]wimpel (donkerbruin: bij Spok vlag tgv koninklijke rouwdag).
Roemâ:: {F}.
Roemulâ:: {M}.
Roëmulle:: {M} (Peg).
Roensa::
Roensa-bincos:: {N} (doorwaadbare plaats in de Leije); .
Roensa Thyrra-dunjes:: {N} (camping; gemeente Michen); .
Roensa Thyrra-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Jedenfals); .
Roesjô:: {G} (eilandje in de Aflif-straat); .
Roesjoh:: {N} (vuurtoren; gemeente Xolestajo); .
Roesjôka:: {N}
rofa:: {I; =mt v plâks} [het] minst ver (in afstand); gress zâre ~ rifonn ef port: ik woon het minst ver van de haven [vandaan]; »plâks.
rofa•:: {PX.c > c} oranje.
rofaakora:: {C} oranje map; (sprkw) do ef ÿrgyrosz paine fesdu ef ~: hij heeft de beschuldigingen naast zich neergelegd.
rofamindefit:: {I} oranjerood (kleur tussen oranje en rood in).
rofaôt-missis:: {C} »rofawôt-missis.
rofaôt-missisa:: {mv} »rofawôt-missisa.
rofawôt-missis:: (rofaôt-missis) {C; mv= ~a} grote oranje bekerzwam (L. Aleuria aurantia).
rofawôt-missisa:: {mv} »rofawôt-missis.
rófe:: {K} opensperren.
rôfer:: {C} (pop/kindertaal) geit, sik; »rôf.
roff:: {S} gloed (oranjekleurig: v vuur, ondergaande zon).
roffiy:: {I} oranje.
Roffiy Kôbo:: {N} "Oranje Zon" (Bergparel-hotel in Afacha); .
roffiy-zelfÿer:: {C} oranjetip (vlinder) (L. Anthocharis cardamines).
roffot::
roffotte:: {K} omringen.
roffottô::
rófi:: {I} zoel (drukkend: v weer).
rofómiy:: {I; [mv=enk]} schaars.
rofone:: {U} ~ armt: boos zijn op.
rofonomentos:: (= rofonošami) {III} op een ogenblik van boosheid, in het geval van boosheid; ~ do finne beri scemre: als hij boos is begint hij te schreeuwen.
rofonos:: {I} boos.
rofonošami:: {III} »rofonomentos.
rofonoserÿ:: {I} boosaardig.
rofonoserÿte:: {SC} boosaardigheid.
rofonosiy:: {A; mv=enk} boosheid.
rófos:: {C} opensperring, het opensperren.
rôft:: {C} scheur.
Rôfta Crybbe:: {F}.
Rôfta-nûrcus:: {N} (autoveer op de Kjoep); .
Rôfta-seert:: {N} (volkshogeschool bij Lâf); .
Rôfta-wuma:: {G} (dicht woud in Renô; vooral in gemeenten Lâf en Harâfloja-Ÿrtuhaj); .
rôftiy:: {I} gescheurd, met scheuren.
rófto:: {C} verbond, unie; bond (vereniging).
rófto-kânseler:: {C} bondskanselier.
rôga:: {C} lende.
rogân:: {C} flank (militair); »•ân.
Rôgert-lemnâs:: {N}
rôgt:: {C} urn (voor de as ve gecremeerde; wordt vaak in de huismuur van nabestaanden ingemetseld, in tuin begraven of in »torôgtÿ bijgezet).
Rôgtiy-ef-Tira-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Milbo); .
rôgtiyn:: {C} lendenstuk, haas (stuk vlees).
rogut:: {C} luifel.
Roguta:: {F}.
ro'i:: {C} (bouw) overspanning; spant; (auto ed) kap, dak; stus kettavy eft ~ ón ef gôrg tjâg eft pônt: men wil het ravijn met een brug overspannen.
Roiée:: {F} (Fra).
roit::
roitâ:: {C} (lett) spanning.
roitârc:: {C} kruisboog.
roitare:: {K} (lett) overspánnen (ww); ef pônt ~ ef gôrg: de brug overspant het ravijn.
roite:: {K; vdw= roit} spannen; ef ~ fes ef ârc, den: op het punt staan om.
roitos:: {C} het spannen.
roiy:: {C; rs= ~t} boswachter.
roiy-domenn:: {C} boswachterij.
roiysért:: {C} boswachterswoning.
roiyt:: {rs} »roiy.
roji:: {C} letter; ef prap gârpje fes ef ~s: zwart op wit staan.
roji-sador:: {I} belezen, veel gelezen hebbend (persoon).
rojit:: {C} zetwerk (het zetten v boek/krant).
rojitafiy:: {C} kopij.
rojite:: {K} zetten (letters, krant).
rojiter:: {C} letterzetter (beroep).
rojite-trijos:: {C} drukproef.
rojitos:: {C} zetsel; zetterij.
roji-ÿrðagare:: {K} ontcijferen.
roji-ÿrðagaros:: {C} ontcijfering.
rôket:: {C} [gewone] raket (plant) (L. Sisymbrium officinale).
rôkiy:: {C} rock (muziek).
rôl:: {C} rol (v toneelstuk).
Rolânðe:: {J} Roeland, Roland.
Rolane:: {G} (stad in Munt).
Rolaver:: {M}.
Rolbini:: {F}.
rôlclos:: {C} rolgordijn.
rôle:: {U} (intrans) rollen; rouleren; ef gumbâl ~ kura ef mirra: de bal rolt over [de] straat.
rôle-kaf:: {K} oprollen.
rôle-luft:: {K} omslaan, opslaan (mouw, broekspijp).
rôle-lugk:: {C} (mv: |-luks|) rolluik.
rôl-fijânta:: {C} rollade (vlees).
roli:: {C} harnas, pantser.
roli-belp:: {C} insect.
rolie:: {K} pantseren.
Roli-fôresta:: {G} (bos; gemeente Toleo); .
rolije:: {E; gst= rolit} van gedachten wisselen.
rolijos:: {A} gedachtewisseling.
rolisót:: {I} gepantserd; mateloos.
rolit:: {gst} »rolije.
rolka:: {C} gierzwaluw (L. Apus apus).
rôlnânce:: {K} inwikkelen; (fig) overspóélen.
rôlos:: {C} rol (opgerold voorwerp).
rôlos-kaf:: {C} het oprollen.
Roly:: {J} Roland.
Rom::
roma:: {S} slagroom (opgeklopte room, al dan niet met suiker of vanille).
Roma::
Romain:: {F}.
român:: {C} roman.
romanise:: {I} Romaans (mbt Romaanse talen).
romaniy:: {I; [mv=enk]} romaans (bep stijl).
românstin:: {C} romanschrijver.
romântise:: {I} romantisch.
romântiyc:: {C} romantiek.
romântiycer:: {C} romanticus.
romântiyc-plâge:: {K} romantiseren.
romântiyc-plâgos:: {A} romantisering.
Romariyc:: {J} Romarik.
Romba-blufks:: {W} (stadswijk in Hirdo); .
Romee:: {J} Romeo; ~ ur Juliy: Romeo en Julia.
Romer:: {C} Romein.
Romers:: {N} (afk= Rom) (bijbel) Romeinen.
Rominâstra-zôler:: {C} plakker (vlinder) (L. Lymantria dispar).
romise-câtoliyc:: {I} (afk= RC) rooms-katholiek (bv).
romise-câtoliyc bâlmerre-clup:: {C} (afk= RCBC) rooms-katholieke voetbalclub (afkorting vrnl in namen v voetbalclubs).
romise-câtoliycer:: {C} rooms-katholiek (zn: persoon).
romise-câtoliysmiy:: {C} rooms-katholicisme.
romiy:: {I} Romeins.
Romiy Empiyr:: {G} het Romeinse Rijk.
Romjo:: {J}.
rômme:: {S} dreun, eentonig geluid.
Rommuâle:: {N} (mnl personificatie vh Bezit); .
rômpe:: {U} stampen (geluid v machines).
rômpos:: {C} gestamp (geluid v machines).
Rompt:: {F}.
rômtâ:: {S} geroezemoes; (dl= Peg) geroddel, roddelpraat.
Romuâle:: {N} (camping; gemeente Ðorâs); .
Romuâle-fonis:: {G} (inham vh Firani-meer); .
Romus:: {F/J}.
Romus-lofipana:: {N} (paleis in Blort); .
romya:: {S; rs= romyte} room (vloeibare substantie, niet opgeklopt).
romyare:: {K} afromen.
Rômyll:: {J} (Peg).
romyte:: {rs} »romya.
rón:: {SC} uitgestorvenheid (algehele verlatenheid).
Rôndâf:: {N}
Rôndâf-pjerf:: {N} (biermerk uit Oneusÿrt); .
Rôndâf-styp:: {N} (biermerk uit Oneusÿrt); .
rone:: {K} ~ fes: vervangen door.
Ronesa:: {J}.
roni:: {C} (taalk) voornaamwoord, pronomen.
roni-riffe:: {K} pronominaliseren.
Ronn:: {G} Rhône.
ronos:: {C} vervanging (wat iets anders vervangt).
ronsâ:: {C} (Oost-Peg soort slee).
ront:: {I} (arch/poe) rond (bv); »ronter 2.
rônt:: {C} ronde (zn).
rônter:: {C} (alg) cirkel, kring; (ihb) verkeersplein, rotonde; ~ M69: rondweg M69 (autosnelweg M69 rondom Hirdo); eft bovéte ~: een vicieuze cirkel.
ronterafiy:: {C} rondschrijven (zn), circulaire.
ronter-blotter:: {I} bont en blauw.
Ronter-lirrotiy Korda:: {N} (Erg kerk in Amahagge); .
Ronter Lirrotiy rifo ef Mipperper:: {W} .
Ronter-mindistiy:: {N} "Excursiehotel" (eenvoudig hotel bij Manes-Ÿrcas); .
ronter-munt-vildul:: {C} gewone morielje (paddenstoel) (L. Morchella esculenta).
ronternolac:: {C} touringcar.
ronteros:: {C} ronding, welving.
ronter-rek:: {C} singel (beplante strook om perceel).
ronter-sloit:: {C; mv= ..-sloiyte} singel, buitengracht.
ronter-sloiyte:: {mv} »ronter-sloit.
rônter-weg:: {C} ringweg (om grote stad, zoals Hirdo).
röntgen-nânks:: |rûnt..| {Cmv} röntgenstralen.
röntgenolôiy:: |rûnt..| {C} röntgenologie.
röntgentâte:: {rs} »röntgentây.
röntgentây:: |rûnt..| {C; rs= röntgentâte} röntgenfoto.
Rônuh:: {G} (dorp; gemeente Laloje).
Ronyla:: {M}.
Rônzata:: {N}
Rônzata-fôresta:: {G} (bos; gemeente Huis); .
roos:: {C} nijging, buiging.
Roôstÿ-wuma:: {G} (bos; gemeente Xubenuke); .
rootamðos:: {A} hunkering.
roote:: {K} verrukken, betoveren.
rootiy:: {I} verrukkelijk, betoverend.
rootos:: {A} verrukking, betovering.
ro-painos:: {C} deelneming, rouwbeklag.
rópiy:: {C} (trad Spok stijlmiddel: bewuste invoering ve fundamenteel anachronisme, historische onjuistheid of anderszins een fundamenteel detail dat niet overeenkomt met de werkelijkheid of de continuïteit vh verhaal; bijv in een overigens betrouwbare biografie wordt de vrw hoofdpersoon consequent als man beschreven. Rópiys komen veel voor in sagen en de Ergemip: dikwijls kloppen de landschapsbeschrijvingen niet met het genoemde gebied of wordt de chronologie v elkaar opvolgende gebeurtenissen geweld aangedaan).
ropja:: {S} vocht.
ropja-martel:: {I} waterkoud (v weer).
ropjare:: {K} bevochtigen; ef ~ ðô: het dauwt; er hangt dauw.
ropje:: {U; gst= ropp} vochtig zijn.
ropp::
roppe::
rôqule:: {K} (dl= Liftka/Tigof/Lomky) vangen.
rôqulos:: {C} (dl= Liftka/Tigof/Lomky) vangst.
rôrfer:: {A; mv=enk} gulheid; het royaal-zijn.
rôrfiy:: {I; [mv=enk]} royaal, gul.
rôrra:: {C} kunsthandel, galerie; »Rôrra.
Rôrra:: {N} (pop benaming voor »Rominâstra).
Rôrra Tine van Hout:: {N} (galerie in Sinto-Alycro-Poniy); .
rôry::
rôry-drat:: {C} rijdraad (trein).
rôry-gerlas:: {C} trolleybus; .
rôry-knurfel:: {S} oppervlaktewater.
rôry-paliy:: {C} telefoonpaal, elektriciteitspaal, (iha) paal met leidingen.
rôs:: {C} walrus (L. Trichechus rosmarus).
rosa::
roša:: {I} rossig, roodachtig; roodbruin.
Roša:: {M} Roos, Rosa.
rosariy:: {C} rozenkrans (gebed).
rosaweinô:: |rossaenô| {S} roséwijn.
rosaweinoh:: |rossaenoh/..enô| {C} roséwijn.
rosbyf:: {S} rosbief.
rôsele:: {U} jubelen.
Roseline:: {M}.
rôselos:: {C} gejubel.
rošes:: {C} kopvoorn (L. Leuciscus cephalus); (soms) rietvoorn (L. Scardinius erythrophthalmus).
Rosina:: {M}.
rosino:: {C} rozijn.
rôsiy:: {S} vet (zn).
rôsiy-hâm:: {C} vetrand(je) (aan vlees).
rôsiy-krûgt:: {C} (pej) dik/vies/slordig wijf.
rôska:: {C} tros (druiven ed); gelid (rij soldaten).
rôskae:: {U} in het gelid staan.
rôska-flyddere:: {C} wapendrager (vlinder) (L. Phalera bucephala).
rôskaos:: {C} erehaag, erewacht.
rôska-tomatos:: {Cmv} trostomaten.
roskryva:: {C} rozenkrans (ketting); ef sterne ef ~: de rozenkrans bidden.
rosmarin:: {S} rozemarijn (L. Rosmarinus officinalis).
Rosse:: {M} Roosje.
Rössler:: |rûsler| {F}.
róst:: {C} vinvis (familie Balaenopteridae).
Rôstem Korda:: {N} (Erg kerk in Amahagge); .
Röstl:: {F} (Dui).
Rosy:: {M} Rosa.
rôšypje:: {K; gst= rôšypp} betreuren, jammer vinden.
rôšypjos:: {A} spijt, het betreuren.
rôšypp:: {gst} »rôšypje.
rot:: {gst} »roe.
rôt:: {C; mv= ~a} krukje, laag stoeltje.
Rôt:: {F}.
rót:: {C} trekpaard, werkpaard.
rôta:: {mv} »rôt.
rotjule:: {K} ontwijken.
rotjulole:: {I} te vermijden, vermijdbaar; nert ~: onvermijdelijk.
rôtjulôlétt:: {I} onvermijdelijk, onherroepelijk.
rotjulos:: {C} (lett) ontwijking.
rotjulos:: {A} (fig) ontwijking.
rótno:: {C} tenderlocomotief.
rótnolac:: {C} [eenvoudige] koets; paard-en-wagen.
rotrân:: {I} openhartig (persoon).
Rott:: {F}.
rotte:: {E} hout vlotten (op rivier).
rotter:: {C} [hout]vlotter (op rivier).
rovôn:: {C} lijsterbes (vrucht); »rovôns-vildul.
Rovôn-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Tuûn); .
rovôns-vildul:: {C} [wilde] lijsterbes (boom) (L. Sorbus aucuparia).
Rovôn-wuma:: {G}
rovret::
rovrete:: {U} lief zijn; ~ armt: (fig) delen in; ef ~ armt ef hâng: in de vreugde delen.
rôvrete:: {I} (dl= Liftka) lastig, stout, ondeugend.
rovretora:: {C} (arch/poe) liefde.
rovretos:: {A} liefde; ef ~ ump/armt rst: liefde voor iemand; (sprkw) ~z qugle bliynt: liefde maakt blind.
rovrétt:: {I} lieflijk.
Royal:: {N} (Bergparel-hotel in Quobenta); .
Royal Crown:: {N} (Bergparel-hotel in Acaratsa); .
roza:: {C} roos (struik; bloem) (L. Rosa); ~ furt Steufima: bosroos (L. Rosa arvensis); »Steufima.
Roza-hove:: {N} (bewoond kasteel; gemeente Tanbÿr); .
roza-pârs:: {C} (lett) rozenkrans, krans van rozen.
rôzet:: {I} geslepen, listig.
róziy:: {I} kostelijk.
rozjep:: {C; mv= û~} riem, peddel; stuurwiel; ef ubere ef û~: aan de haal gaan.
rozjepe:: {K} [be]sturen (v alle vervoermiddelen, behalve auto; ook fig: ergens richting aan geven).
rozjepecur:: {C} stuurmanskunst.
rozjeper:: {C} stuurman, bestuurder (v vervoermiddel, behalve auto); ef veliyter Rozjeper: "de Stuurman des mensen" (= God).
rozjeplot:: {C} stuurhuis.
rozjepstôl:: {C} roeiboot.
rozûftâ:: {I} bazig.
rp:: (= /rp) {afk} »ri'pérsa.
R&P&A:: {N} (fabriek voor spoorwegmaterieel, in Hoggebim); .
RRRN:: {afk} »Roefto furt ef Rÿte, Ripje én Nolce.
ru:: {C} (alg) mannelijk zoogdier.
ruânda:: {IIef} Rwandees (bv).
Ruânda:: {G} Rwanda.
Ruândana:: {Cef} Rwandese vrouw.
Ruândany:: {Cef} Rwandees (bewoner).
ru'ât:: {C} kruin.
rucc:: {C; mv= rûcce} [gietijzeren] braadpan (vooral om de »brûe in te bereiden).
rûcce:: {mv} »rucc.
ruch:: {C} wolkbreuk.
rûdâ:: {S} geitenmelk.
rûdâ-blarâs:: {S} geitenkaas; .
rue:: {U} een boer laten; oprispen.
ru'eger:: {C} strottenhoofd.
ru'egg:: {C} strot.
ruegte:: {U} kokhalzen.
ruelira:: {I} bijkomend (extra).
Ru'etteg:: {F}.
rufa:: {C} trans, omloop, omgang (v toren); (sprkw) ef omeleche wânta kaf ef ~ dus lango ef stent: hoge bomen vangen veel wind.
Rufen:: {J} Rufus.
ruff:: {C} ruif, etensbak.
Ruffe:: {F/M}.
ruggâ:: {C} (dl= Peg) oogster.
rugge:: {K} (dl= Peg) oogsten.
ruggos:: {C} (dl= Peg) oogst.
rûgt:: {C} spektakel.
Rugyða-nûrcus:: {N} (gemeentelijke pont in Tanbÿr); .
ruinn:: {C} ruïne, bouwval.
ruinne:: {K} ruïneren.
Ruinn-oftian:: {W} (stadswijk in Hirdo); .
ruinn-pôr:: {I} straatarm.
rujiy:: {C} (alg) zadel; (pop) lift (in auto); ef kette sener ~ ón rst: iemand mogen; goed kunnen opschieten met iemand; gress kette jazy sener ~ ón do: ik mag hem wel.
rujiyrif:: {C} zadelmaker.
rujiyte:: {K} zadelen.
ruk:: {C} kolenhok, houthok.
rûk:: {C} wollen vest (met mouwen).
rukavicô:: {C} trajectcontrole; »rutt-kanas-vitešo-côntrolos.
rul:: {I} goedgezind; do melde ~ ón gress: hij is mij goedgezind.
rûl::
rûl-fesblôfos:: {A} zenuwinzinking.
rull:: {C} hinde, hert (vrw).
Rull-ur-Efti-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Lostô); .
rulte:: {U} razen, donderen (hard v trap vallen ed).
rultos:: {C} geraas, gedonder; harde val met veel kabaal.
rulÿf:: {C} (ong) wentelteefje (in Spok: brood, gedrenkt in eiwit en room, en gebakken; opgediend met jam).
rum:: {C} aanleg (v geweer).
•rum:: {SX > c/n} (gereduceerde vorm v »rumtra) •monster; (bijv) Selrum: Zoutmonster (legendarisch wezen waarin de bewoners vd Moens-eilanden geloven).
rûm::
rumatiyc:: {C} reumatiek.
rumatolôiy:: {C} reumatologie.
rume:: {K} aanleggen (v geweer).
Rumena:: {Cef} Roemeense vrouw.
rumeniy:: {IIef; mv=enk} Roemeens (bv).
Rumeniy:: {G} Roemenië.
Rumeno:: {Cef} Roemeen.
rumenos:: {C} Roemeens (taal).
Rumer:: {F}.
Rummiy:: {J}.
rumôs:: {C} visgrond.
Rumôska:: {N}
Rumôs-ager:: {N} (badstrand op eiland Zverosta; gemeente Tosiy); .
Rumôs-korda:: {N} (RK kerkje op eiland Zverosta; gemeente Tosiy); .
Rumôs-xijera:: {G} (dorp; gemeente Trofy).
Rumôs-zee:: {G} (zee tussen Berref en Lomky); ; (DOM 158).
rumpstjô:: |rumstô| {C} (alg) ruimte; (ihb) armslag, bewegingsruimte.
rumpstjy:: |rumsty| {I} ruimtelijk.
rumtra:: {C} monster, draak; lelijk ding; vervelend mens.
runiy:: {C} runen[schrift].
runiy-roji:: {C} rune, runenteken.
Rûnka:: {M}.
runp:: {C} meerkoet (L. Fulica atra).
runt:: {C} einder; strook land in de verte; bomen aan de horizon.
ruos:: {C} oprisping, boer.
rûp:: {C} kegelrob, grijze zeehond (L. Halichoerus grypus).
Rupabe::
Rûpe:: {G} (riviertje dat bij Pipio in de Hildi-fonis uitmondt); .
rupkare:: {K} roepen om (te doen komen).
rupkaros:: {C} geroep (om iets).
rupke:: {K} ~ [ón]: roepen [tegen]; ef telefonos ~: de telefoon rinkelt/gaat; ef ~ furt cÿrtiyr: hulp inroepen; ef ~ kura ef ÿ..os: staan op ..., dreigen te ...; ef pônt ~ kura ef ÿfesbônos: de brug staat op instorten.
rupke-drém:: {C} ef arfine kaf eft ~: het komt als geroepen.
rupke-fes:: {K} afkondigen, proclameren.
rupke-kaf::
rupke-ponto:: {C} uitroepteken (!).
rupke-tÿrt:: {K} terugroepen.
rupkos::
rupkos-fes:: {A} afkondiging, proclamatie.
rupkos-kaf:: {A} oproep, aanroeping.
rupkos-tÿrt:: {A} terugroeping.
Rupp:: {G} (waterstroom in Ergânt-moeras); .
rur:: {C} daklijst.
ruralesmiy:: {C} "ruralisme" (bep architectonische stroming, hoogtepunt 1920-1930: de stijl is gebaseerd op de traditionele bouwvormen vh platteland, ihb de boerderijen v Zuid-Liftka).
Rurf::
Rurf & Larmin:: {N} (rederij, hoofdkantoor in Nustiy); .
Rurf-strett:: {G} (water tussen Rurf en oostkust v Bloi bij Nustiy); .
Rurr:: {G} Ruhr (Duitse rivier).
rus:: {C} (alg) roes; (pop) brok hasjiesj.
•rus:: (= •us) {SXimpr.ww > add} (oorspr Peg; het Spok heeft wel de add'n, maar niet de ww'n overgenomen) (bijv) enzolus: beeldschoon; klótarus: klaar, gereed; miterus: bruin; purfillus: verschrikkelijk.
rûs:: {S} stof (chemisch).
ruša:: {IIef} Russisch (bv).
rûsaly:: {I} fijn, kies; gevoelig; van goede kwaliteit, kwalitatief goed.
ruše:: {C} ruisvoorn, rietvoorn (L. Scardinius erythrophthalmus).
rûse:: {K} verfijnen.
Rusen:: {F}.
rûsiy:: {I} stoffelijk; ~ supstantiviy: stoffelijk substantief; »rûsiyer.
rûsiyer:: {C} (taalk) stoffelijk substantief (in de Spok taal: alle woorden die in dit woordenboek met {S} zijn gemerkt).
rûslot:: {C} [zout-/peper-]vaatje (ed).
rusos:: {C} Russisch (taal).
rûsos:: {C} stofnaam.
rûst:: {I} verfijnd; geraffineerd.
rustanniy:: {I; [mv=enk]} (fig) gehard.
Rušy:: {Cef} Rus (man uit Rusland).
rut:: {C}
rût:: {C} (afk= R) (Spok lengtemaat: 1 rût = 1R = 25,0756 km); .
Rût:: {N} (afk= Rût) (bijbel) Ruth.
ruta:: {C} ruiten (in kaartspel).
rutôs-âp:: {I} zeewaardig.
rutôsâs:: {C} zeevaart.
Rutôs-cârtografijâ-Buro:: {N} (afk= RCB) "Zeecartografie-Bureau" (overheidsinstantie die de officiële zeekaarten uitgeeft; in Trofy); .
rutôse:: {K} uitspreiden.
rutôse-mip:: {K} binnenlopen (v haven).
rutôslech:: {C} westenwind; (= »rutôs + »omelech).
rutôsos:: {C} uitspreiding.
rutôsos-mip:: {C} het binnenlopen (v haven).
rutôs-strett:: {C} zeeslag, zeegevecht.
rut-plônsatjen:: {C} ijsduiker (vogel) (L. Gavia immer).
rutracc:: {I} beweeglijk; druk bezig.
rutracciy:: {A; mv=enk} beweeglijkheid; mobiliteit (je [kunnen] verplaatsen).
rutramiy:: {I} beweegbaar.
rutrare:: {K} in beweging zetten.
rutre:: {U; gst= rutt} bewegen; do ~ lôftquar lef ef nurp: hij beweegt langzaam [met] zijn hoofd.
rutre-mip:: {U; gst= rutt-mip} uitzetten, uitdijen.
rutre-mux:: {C} (afk= RM) gebarentaal.
rutros:: {C} beweging (ook fig: organisatie ed).
rutros-mip:: {C} uitzetting, uitdijing.
rûts:: {C} scheet, wind.
rutsót:: {I} geruit.
rutt::
Ruttenbeck:: {F}.
rutterdrer:: {C} baanwachter.
rutt-kanas:: {C} weggedeelte (deel ve weg); baanvak (deel ve spoorlijn).
rutt-kanas-vitešo-côntrolos:: {C} trajectcontrole (snelheidscontrole op een bepaald weggedeelte).
rutt-mip:: {gst} »rutre-mip.
ruttôs:: {C} gevel.
ruu:: {I} ruw.
ru'ûr:: {C} kreun.
ruutiy:: {C} (alg) ruwheid (het niet-glad zijn).
ruvaze:: {U} fluisteren, hees spreken (met trillende stembanden).
ry:: {III} met plezier, zonder tegenzin.
rÿa:: {mv} »rÿ 2.
ryare:: {K} opleggen (v schip).
ryaros:: {C} oplegging (schip).
Ryca:: {G} (riviertje in het Blizerû-moeras); .
Ryca-jakâm:: {N} (hippodroom en manege bij Manes-Lašer); .
Ryca-pônt:: {N} (spoorbrug over de Ryca-terf); .
Ryca-terf:: {G} (nauwe zeestraat tussen Tuckrâhynne en noordpunt v Neze); .
rye:: {K} vastmaken, bevestigen, hechten.
ryf:: {C} strook, reep (papier ed).
ryfa:: {C} strook, strip (v metaal, plastic ed).
Rÿfaet:: {F}.
ryff:: {I} gerieflijk, comfortabel.
Ryff:: {F}.
ryft:: {C} aureool.
rÿ-fulf:: {C} reekalf (ntr: jonge ree).
Ryfyf:: {J} (Peg).
•ryg:: {SX > c; mv= •riyge} rand, kant; (bijv) ef sÿrtryg: de stadsrand; ef fâr kelbrariyge: de vier randen/kanten van de tafel.
rygdiy:: {I; [mv=enk]} doof.
rÿge:: {U} piepen, knarsen (v deur ed).
rÿgos:: {C} gepiep, geknars (v deur ed).
Rygtâ:: {J}.
Rygtâ Mazu-koles:: {N} ("overgangsschool" in Amahagge); .
ryje:: {C} [blauwe] reiger (L. Ardea cinerea).
ryje-lirdef:: {I} doodstil.
ryje-snebbe:: {C} [presÿr] ~: gewone reigersbek (L. Erodium cicutarium).
Ryje-tômp:: {N} (grafheuvel; gemeente Polefi-Jariâlo); .
rÿke:: {K} afdragen (v geld).
Rykaton:: {G} (riviertje, ontspringt ten westen van Yservildul-belt en mondt bij Yservildul uit in de Trendon); .
Rÿkoegt-plâkomÿ:: {N} (tunnel in de M8; gemeente Xâ); .
rÿlempare:: {K} vermeerderen, [doen] toenemen.
rÿlempe:: {U} aangroeien, toenemen, [zich] vermeerderen.
rÿlempelira:: {I} in toenemende mate.
rÿlempos:: {C} toename, vermeerdering, aangroeiing.
ryltiy:: {C} (Erg) geestelijke (in rang boven de »partes en hoofd ve »ryltiyeren; vgl bisschop; als de »Reelâ overlijdt, worden ook de »suryltiys tijdelijk tot ~ verheven, en zijn er dus geen 40 maar 254 ~s); .
ryltiyeren:: {C} (Erg) kerkdistrict (bestuurd door een »ryltiy; vgl bisdom); .
ryltiy-rens:: {C} (woning/kantoor vd »ryltiy; vgl bisschoppelijk paleis).
Ryltiy-rens:: {N} (hotel in Tona a/e Grât); ; (DOM 171).
Ryma'iy:: {G} (dorp; gemeente Kru).
rÿn:: {C} rendier (mnl/ntr) (L. Rangifer tarandus).
Ryna::
rÿna:: {C} rendier (vrw).
rynde::
ryndos:: {A} vordering (ontwikkeling).
Rÿnert:: {J} Reindert.
Rÿnertex Arâbes:: {W} (buurtschap); .
rÿn-kles:: {S} rendiermos (ihb: L. Cladonia rangiferina).
rynn:: {C} (dl= Bloi/Ziyp) het weerzien (zn), ontmoeting (na een lange tijd).
Rynne:: {J} Rein.
rynnte:: {K} (arch/dl= Tjemp) ontmoeten.
Rynte:: {J/M}.
ryos:: {C} het vastmaken, bevestiging, hechting.
Rÿpon-korda:: {N} (Erg kerk bij Fleer; gemeente Tuûn); .
ryppel:: {C} flodderjurk, slobberjurk.
ryppele:: {U} flodderen, slobberen (v kledingstuk).
rÿ-qurter:: {C} wegedoorn (L. Rhamnus catharticus).
rÿr:: {I} stoffig.
rys::
Rys ef nii-alstrah:: {N} (boektitel); .
ryses:: {III} neerwaarts, omlaag, naar beneden; ~ trâk: van ... af; do pitte ~ trâk ef plajue (rs!): hij fietst van de helling af.
rysfes:: {VZ} (plaats en beweging) beneden in, onder in; ef atyjes melde ~ ef feldariy: de dekens liggen onder in de kast; (vgl) ef atyjes melde kelârfes: de dekens liggen onderin.
ryskaf:: {VZ} (plaats en beweging) beneden op, onder op.
Ryšo:: {F}.
ryt:: {I} mis (niet raak: bij schieten ed).
Ryta::
rytare:: {K} sjorren, [stevig] vastmaken, vastknopen.
rÿtatjen:: {C} ruiter (als hobby; in vrije tijd).
ryte:: {K} bemachtigen.
rÿte-koles:: {C} rijschool (paarden).
Ryter:: {F}.
rÿter:: {C}
rÿterx:: {S} gekaarde wol.
rytle:: {K; gst= rytt} missen (niet raken: bij schieten ed).
rytlos:: {C} misser (schot dat mist).
rÿtmešane:: {U} komen aanrijden (te paard).
rytmlo:: |M| {C; rs= ~t} overhemd.
rytmlot:: |M| {rs} »rytmlo.
rÿtômhûls:: {C} rijkleding.
rytos:: {A} beginsel; bemachtiging.
Rÿtry:: {J}.
rytt:: {gst} »rytle.
Ryvynn:: {J} (Peg).
Ryvynnka:: {N} (stoomschip); .
ryve:: {K} rukken [aan]; do ~ ef srialyotû cupp ef pazzosti: hij rukt de struik uit de grond; ef qutser ~ ef cÿrlôfs: de koetsier rukt aan de teugels.
ryve-mip:: {K} (lett) uitrukken, rukken uit; do ~ ef srialyotû: hij rukt de struik uit.
Rÿvola:: {M}.
rÿvors:: {I} opmerkzaam, nauwlettend, oplettend.
ryvos:: {C} ruk.
ryvos-mip:: {C} (lett) het uitrukken.
ryx:: {C} homp; brok brood.
ryx-brûe:: {S; rs= ~t} broodpap.
ryx-brûet:: {rs} »ryx-brûe.
Ryzenne:: {M} (Gar).
© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DICTIO