Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans

Spokaans—Nederlands     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 

Nederlands—Spokaans     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
 

r:: {afk} »rÿte.

•r:: {SX} »•er.

R:: {afk} »rût.

ra:: {DT} (vormt habitueel/duratief aspect) gress ÿrôme ~: ik werk (ik heb een baan); do obezjere ~ terat hups ki: hij lacht [altijd] erg luid; hij heeft de gewoonte om erg hard te lachen; (de bijzin-determinanten »fara 4 en »zuf 3 eisen soms ra in de bijzin) gress zuf trempe ef mimpit, eup pâttilóme ~: ik lees het boek, terwijl zij zit te breien; gress fara lorertecû nÿf tiyns, gress ÿrômilóme ~: ik kan geen boodschappen doen als (= gedurende de tijd dat) ik werk; »ek.

râbabra:: {S} rabarber.

râbabriyn:: {C} rabarberstengel.

Râbytiy-mirra:: {W} .

râbity:: {C} konijn (mnl/ntr) (L. Oryctolagus cuniculus).

râbity-bonarôs:: {Cmv} X-benen.

râbiy:: {C} rabbijn.

rabost:: {C} vertrek, [grote] kamer.

rabost-musiyc:: {C} kamermuziek.

râc:: {C; mv= rec} rek, rooster.

râchete:: {U} krassen (v kraai).

râchetos:: {C} gekras (geluid v kraai).

Racôna:: {G} ("landtong" tussen beide Racôn-meren); .

Racôna-pât:: {W} .

Racôn-clamiða:: {G} (moeras in district Ales); .

Racôn-sesz:: {N} (camping; gemeente Jedenfals); .

radâr:: {C} radar.

Radâr-pât:: {W} .

raddyf:: {Crs} (alg) strijkbout; soldeerbout; (ihb) lomperd; onbehouwen kerel.

râdech:: {I} erbarmelijk, ellendig.

râdech-mûle:: {C} hoopje ellende (zielig dier, stervend kind ed).

Raðestâ:: {F}.

radiše:: {C} radijs[je].

radiyk:: {C} aandoening; eft ~ fes [groft ÿrôste]; eft [ÿrost-]radiyk: een aandoening aan [zijn longen].

râdlare:: {K} (lett) [op]lichten (schip, deksel, lading); ef ~ ef nes-jûky: dat doet de wenkbrauwen fronsen.

raðo:: {C} radio[toestel].

raðoâkteff:: {I} radioactief.

Raðo Gralkrich:: {N} (afk= RG) "Radio Gralkrich" (commerciële radio- en tv-omroep); .

raðolôiy:: {C} radiologie.

Raðo-meeg ur Portzerfi-ôc:: {N} (afk= Rameepo) "Radio- en Televisieraad" (voormalige beheerder van de rado- en tv-zenders en de studio's; in Hildi); .

Raðo-museem:: {N} (museum in Zelzakiy); .

raðoptican:: {C} toverlantaarn.

Raðo-Televišo-Ququlâ:: {N} (afk= Ratequ) "Radio-Televisie-Vereniging" (landelijke omroepvereniging, geeft het programmablad »Ratequ-tÿden uit; in Hirdo); .

raðus:: {C} straal (meetkundig, v cirkel).

Radyll:: {G} (dorp; gemeente Empecho).

râezjyle:: {K} loochenen.

râezjylos:: {A} loochening.

râf::

  1. {C} kramp.
  2. {C} gazen hek/afrastering.
  3. {S} gaas (metaal).

râfa:: {I} gazen, van gaas gemaakt (metaal).

rafanare:: {K} ~ ón/piti: rondvertellen aan.

rafane:: {K} ~ ón/piti: vertellen aan.

rafe:: {K} acht slaan op.

râfe:: {K}

  1. afranselen.
  2. (dl= West-Liftka/Tigof) met metaaldraad vastbinden; van een metalen afrastering voorzien; râfor hâpyjas: schapen binnen een metalen afrastering.

rafeo:: {C; rs= rafette} koek, gebak, biscuit.

rafetiy:: {I} aangekoekt.

rafette:: {rs} »rafeo.

rafos:: {C} het acht slaan op.

râfs:: {S} modder, slijk; ef zérpe mitai ef ~ lestôk rst (2niv!): op gespannen voet staan met iemand.

râfse:: {U} sjoemelen (niet eerlijk handelen).

Râfsel:: {W} .

Râfsel-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeenten Agramo en Klemp); .

Râfsel-woedenn:: {G} (ravijn; gemeente Filiapia); .

râfsôrgt:: {C} giftige knolamaniet (ihb groene knolamaniet: L. Amanita phalloides).

râfswik:: |râfsik| {C} modderbad.

râftâf:: {C} toestanden; herrie, kabaal.

Râfyðe:: {N} (Bergparel-B&B in Quandepâ); .

râg:: {C; mv= reg} borstel.

Râg:: {G} (dorp; gemeente Ÿno-Zeanu).

râgare:: {K} schuieren, borstelen.

râge:: {K} [af]borstelen.

râgos:: {C} (alg) borstelbeurt; (ihb) pak slaag.

râgt:: {I} afkeurenswaardig.

Râgt:: {F}.

râgta:: {I} kennelijk.

râgtage::

  1. {K} (spr) blijken [te zijn]; ef ~: het blijkt zo te zijn; ef ~ ef kâmpaiy: het blijkt de waarheid te zijn; do ~ kinur: hij blijkt ziek [te zijn].
  2. {U} ~ beri/den: blijken; do ~ beri arfine mas: hij blijkt morgen te komen; do ~, den do enn ef mimpit nert trempe: hij blijkt het boek niet gelezen te hebben; Zula ~ beri lelperre eft hurt: Zula blijkt een hond te hebben; ef ~ beri melde ef kâmpaiy: het blijkt de waarheid te zijn.

Râgtall:: {G} (dorp; gemeente Fraja).

râgte:: {K} laten blijken.

Râgteit::

  1. {F}.
  2. {N} (uitgeverij in Amahagge); .

Râgtôf:: {F/J/M} (Peg).

râgtos:: {A} blijk; côstišerpe-~: blijk van belangstelling; ef kette ef ...-~: blijk geven van ....

Râgt-plep:: {W} .

râg-zôler:: {C} meriansborstel (vlinder) (L. Dasychira pudibunda).

raiy:: {C; rs= ratte} boomtop.

Raiy:: {F}.

raja:: {C} (dl= Tigof/Lomky) luik (buiten voor de ramen); do zâre lef ilba ~s: hij heeft een bord voor zijn kop.

rajânta:: {I} idyllisch.

rajiytare:: {K} hopen op; kirro ~ quista wónzol: we hopen op goed weer.

rajiyte:: {U} hopen; gress ~, den do arfine mas: ik hoop dat hij morgen komt; gress reppe, ~lira den ...: ik spreek de hoop uit dat ....

rajiytos:: {A} hoop, het hopen; ef kette ef ~ ón: zijn hoop vestigen op; eft ~ melde velk: er is nog hoop; pana ef ~ frópjÿ ef nios wéle: dat heeft de hoop op herstel de bodem ingeslagen.

râjiytôse:: {I} onverhoopt.

Rajysa:: {M}.

râk:: {C}

  1. (alg) toer, truc;
  2. (ihb) lekke band; ef oto melde fes ~: de auto heeft een lekke band; do melde fes ~: hij heeft pech [gehad].

Râka:: {J}.

Râkâl:: {F}.

Râkala:: {F}.

Rakâlle:: {G} (bebost landgoed, beschermd natuurgebied; omgeving Flefumy); .

râke:: {K} (vulg) neuken.

rakel:: {C} [kachel]pook.

Rakel::

  1. {J}.
  2. {G} (dorp; gemeente Tren).

rakett:: {C} raket (projectiel).

Rakett-weg:: {W} .

Râkfâr:: {F}.

rakk:: {gst} »rakle.

rakle:: {K; gst= rakk} [op]porren (v vuur); (fig) oppeppen, opporren; (fig) oprakelen; »buros.

râk-mônta:: |-mÔnta/-môntA| {C; mv= ~es} trucage.

râk-môntaes:: {mv} »râk-mônta.

Râkmta:: {J}.

Râkmtiyf:: |M| {G} (dorp; gemeente Cremanu).

rako::

  1. {Aef} sympathie.
  2. {I} sympathiek.

Rakorte:: {M} (Gar).

râkos:: {C} (vulg) geneuk, neukpartij.

râks:: {C} tegenwind.

ral::

  1. {I} hedendaags.
  2. {III} nu, heden; ~ er = er ~: nu, nu sinds; ~ er do melde koffon ...; er ~ do melde koffon ...: nu hij dood is ...; er ~: nog langer; meer (bij ontkennende termen); râste arfine kusami er ~: niemand komt hier nog langer (meer); arfine do noi er ~: hij zal niet meer komen (hij is er nog niet en ik verwacht ook niet dat hij nu nog komt); flâjû melde er ~ zÿtâ horit: niets is nog langer als vroeger; niets is meer als vroeger; furt ~: tot dusverre, tot nog toe; noi ~: nu niet; nert ~ tur zuf (afk= nr/z): van te voren; bij voorbaat; (met nadere specificatie) hurtos ~ ef ralo: vanaf nu (= heden); hurtos ~ lelmo tof (= vandaag); hurtos ~ ÿrmentos (= dit ogenblik); hurtos ~ lelmo zemper (= dit jaar) (enz).

ral•:: {PX} mee•, mede•; »ral-.

•-ral:: {SX} (schr) mee•, mede•; (zie de desbetreffende lemma's).

rala:: {III} mee, mede; do faletavy ~: hij wil meebeslissen; ~ [miyr groft vômang cÿrtiyr]: mede [dankzij zijn spontane hulp]; (als een ww een vaste samenstelling met ral• kent, is het gebruik vh losse add rala af te raden, bijv: ralputte: meenemen, ipv putte rala); (daar het sx •-ral een typische schrijftaalvorm is, kan hiernaast een spreektaalvorm met rala bestaan, bijv: vende-ral (schr) = vende rala (spr): meegaan).

•-ralaer:: {SX} •genoot; zemperas-~: leeftijdgenoot; stûdere-~: studiegenoot.

ralaiy:: {C} (fig) aanhang.

ralburgiy:: {C} "trolburger" (specialiteit vd snackbar in Valâgja ef Yryff: broodje warm lamsgehakt met een klodder kruidige appelmoes); (samentrekking v »ratle + »•burgiy); ; (DOM 145).

ralclémate:: {I} medeaansprakelijk.

râle:: {U} kletsen, zwetsen.

ralfort:: {I} tegenwoordig; »ral.

ralfrint:: {C} metgezel.

raliy:: {III} eerst; vóór alles; gress chaquintavy ~ piti do: éérst wil ik hem spreken (voordat er andere dingen gebeuren); velk ~: eerst nog; ~ fiy: eerst maar eens; arfine-tûe ~ fiy lef eft cônkrett plan: kom eerst maar eens met een concreet plan; kirro perke beri pónze lebetjusz velk ~: we moeten eerst nog boodschappen gaan doen; »bent 2.

râliy:: {I; [mv=enk]} krols (kat).

raliyatjen:: {C} aanhanger (persoon: v leer/religie ed); »ral•.

raliye:: {K} aanhangen (v leer/religie ed); »ral•.

ralmeldor:: {I} hedendaags (zoals het de afgelopen tijd heeft plaatsgevonden).

ralmentos:: {III} op dit moment; momenteel.

Ralmoene:: {G} (dorp; gemeente Ðebantiy).

Ralmoene-wuma::

  1. {G} (bos; gemeenten Ðebantiy en Quober); .
  2. {N} (camping; gemeente Ðebantiy); .

ralo:: {C} heden (zn); tukst ef ~: tot op heden.

Ralo:: {N} (tweemaandelijks postmodern blad over cultuur en kunst); .

ralo-neperfecc:: {C} (taalk) onvoltooid tegenwoordige tijd.

ralopainn:: {C} (taalk) tegenwoordig deelwoord.

ralo-perfecc:: {C} (taalk) voltooid tegenwoordige tijd.

râlos:: {C} geklets, gezwets.

ralotiy:: {C} (taalk) tegenwoordige tijd, presens.

ralpainer:: {C} medeplichtige, handlanger.

ralpainiy:: {I} medeplichtig.

ralpâsager:: {C} medepassagier.

ralpip:: {III} nu al; »ral.

ralpjôle:: {U} inspraak hebben.

ralpjôlos:: {A} inspraak.

ralpoirater:: {C} ombudsman; .

Ralpoirater furt Ðûann-tiyns:: {N} "Ombudsman voor Douanezaken" (instantie te Hoggebim waar ook mensen die buiten Spok wonen terecht kunnen voor kwesties mbt de Spok belastingen); .

ralpoirr:: {C} medeleven; lef ~: gecondoleerd; pour condoléance.

ralputte:: {K} meenemen.

ralsompe:: {K} bijhouden (niet achter raken).

ralsompiy:: {I} up-to-date; volgens de laatste stand van zaken.

ralveldur:: {C} medemens.

ralvende:: {U} ~ ón: meegaan (fig); ~ ón rst fes flj: meegaan met iemand in iets (eens zijn); gress ralventecû ón do fes ef miyprées: ik kan met hem meegaan in de gedachtegang.

ralÿrômer:: {C} medewerker.

ralzâreldur:: {C} medebewoner.

ramâ:: {C} catalogus, register, tabel, lijst, [geordende verzameling van] gegevens; »•ramâ.

•ramâ:: (= •amâ) {SX.c > c} catalogus, register, tabel, lijst, [geordende verzameling van] gegevens; (bijv) abeke/abekeramâ: alfabet/alfabetisch register; glyda/glydaramâ: lid/ledenlijst; (na cons volgt •amâ) mimpit/mimpitamâ: boek/boekencatalogus; aderessôs/aderessôsamâ: adres/adressenlijst; »ramâ.

ramâos:: {C} bestand, data (verzameling gegevens; ook computerbestand).

ramâs:: {Cmv} gegevens; »ramâ.

Rameepo:: {afk} »Raðo-meeg ur Portzerfi-ôc.

Rames Zjae:: {F}.

ramiy:: {C}

  1. kozijn, raamwerk.
  2. ram, schaap (mnl).

Ramiy:: {N} Ram (sterrenbeeld).

Ramiy-fôresta:: {G} (bos; gemeenten Aagee, Jentu en Knolbol); .

ramiy-nregtâ:: {Cef} vensterbank (buiten); ef ðobiyre flj kaf ef ~: iets bagatelliseren (minder belangrijk voorstellen dan het is).

Ramiy-terf:: {W} .

Râmotecc-lirrotiy:: {W} .

Rampala-korda:: {N} (Erg kerk in Milbo); .

râmpe:: {C} incasseringsvermogen.

râmpnére:: {K} bespotten, de draak steken met.

râmpnéros:: {C} bespotting.

ramuchiytâ:: {S} boekweit (L. Fagopyrum esculentum); (Spok variëteit met lila bloemetjes: L. F- purpureum).

rân::

  1. {C} (soort schaakspel, gespeeld op een bord met 36 velden; gebruikte stukken: koning, koningin, hertog, hertogin, baron, barones, 6 soldaten); .
  2. {TW} zesendertig; (gevolgd door ENKELvoud) ~ mimpit: zesendertig boeken; ~-ér: zevenendertig; ~-tenerg: vierenzestig; ~-tenerg-ér: vijfenzestig (enz).

Rân:: {G} (stad in Renô).

Râne-fôresta:: {G} (bos; gemeente Afarcal); .

rângere:: |..ÿje| {K} rangeren (v treinen).

rângere-disc:: |..ÿje-| {C} draaischijf (om locomotieven te keren).

rângere-fradâs:: |..ÿje-| (= rângernolac) {C} rangeerlocomotief.

rângernolac:: {C} »rângere-fradâs.

rângeros:: {C} het rangeren.

Rânhusof:: {G} (dorp; gemeente Mûninû).

Rânhusof-weg:: {W} .

Raniyk:: {N} (bekend restaurant in Hajequû); .

Ranksâto-fôresta:: {G} (bosgebied in de Kolai-dunjes); .

Ranksâto-ses:: {G} (meertje in de Kolai-dunjes); .

Ranne:: {F}.

rânnregtâ:: {C} »rân-šolg.

Râno:: {F/J}.

rânógare:: {K} (arch/poe) opjagen, voortjagen; »ÿrrânógare.

rânóge:: {U} (arch/poe) voortjagen; »ÿrrânóge.

Rân-plep:: {W} .

râns:: {C} saus, jus.

Rânseerts:: {W} (buurtschap); .

rân-šolg:: {C} (= rânnregtâ); (bord met 36 velden waarop een soort schaakspel gespeeld wordt); »rân.

Rânt:: {F}.

rântiy:: {C} slang; slurf; »forântiy.

rântiy-rât:: {C} dwergspitsmuis (L. Sorex minutus).

rao:: {vdw} »riye.

Raoul:: {J} (Fra).

rapa:: {C} raap (eetbaar) (L. Brassica rapa napifera).

râpet:: {vdw} »raptre.

rapeter:: {gst} »raptre.

raphertel:: {C} (arch) april.

Râpip::

  1. {F}.
  2. {N} (voormalige uitgeverij in Blort); .

Râpip-Murrtes-arâbe:: {G} (botanische tuin in Zest); .

râpo:: {C} bouwland.

râpoe:: {K; gst= râpot} [ver]bouwen (v gewassen).

râpoos:: {C} verbouw, teelt.

rapors:: {C} rapport.

râpot:: {gst} »râpoe.

râps:: {S} koolzaad (L. Brassica napus).

rapt•:: {wst} »raptre.

raptre:: |ratre| {K; gst= rapeter; wst= rapt•; vdw= râpet} (fig) aantrekken; aanlokken; (v ruzie) aanstoken.

raptre-crâf:: {C} (fig) aantrekkingskracht.

raptre-huron:: |ratre-| {C} (fig) trekpleister.

raptre-tiyn |ratre-|:: {C} attractie.

raptroiy:: |ratr..| {I} aanlokkelijk.

raptros:: |ratr..| {A} aanlokking.

Râpufmtef:: |M| {G} (dorp; gemeente Tacemenu).

raqun-hurt:: {C} wasbeerhond (L. Nyctereutes procyonoides).

rarðû:: {S} waterpest (L. Elodea); fyg ~: smalle waterpest (L. E- nuttallii); hupster ~: brede waterpest (L. E- canadensis).

rârmta:: |M| {C; rs= ~t} eg (in Peg).

rârmtat:: |M| {rs} »rârmta.

ras:: {I} scherp; ruw; hard; eft ~ râg: een harde borstel.

râs:: {TW} (arch) drie; (nog terug te vinden in »letterâs en »râsen).

râsdo:: |..zd..| {S} oogst (gewassen OP het land).

râsdo-tork:: |..zd..| {C} "oogstschouw" (geregelde rondgang ve grootgrondbezitter langs zijn akkers om te kijken hoe de gewassen erbij staan).

raše:: {K} krabben, krabbelen.

râše:: {K} scheren (v baard/schaap); schaven (v hout); eup ~ ef nurp lo gôl: ze scheert haar hoofd kaal; do ~ ef bârbee (rs!): hij scheert zijn baard af.

râše-âparatâ:: {C} scheerapparaat.

râše-brâst:: {C} scherpe fijnstraal (plant) (L. Erigeron acer).

râsen:: {TW} dertien; (= »râs + »•en 3).

râšer:: {C} (baard) scheerapparaat; (hout) schaaf.

rašes:: {C} klauw (v dier); nietje (in papier); qufferte-tûe ef vasa na ef ~!: blijf met je poten/tengels van die vaas af!.

rašes-âparatâ:: {C} nietmachine.

rašesmit:: {C} "klauwkamer" (vertrek in gerechtsgebouw waar advocaten onderling of met rechters overleg kunnen plegen).

rasesmiy:: {C} racisme.

rašes-pâpšérr:: {C} veeldoornige distel (L. Carduus acanthoides).

rasestise:: {I} racistisch.

Râsmÿr:: {G} (eilandje bij de Girdestona-delta); .

Râsmÿr-fonis:: {G} (inham bij de Girdestona-delta); .

Rasôc:: {afk} »Roefto furt Arânka-stunners een Ôc-côstišerpas.

rašonela:: {I} rationeel.

rast:: {ZV; enk; gnp= ~er; rs= ~e} iemand; do ~er kas kuntiyre: hij heeft iemands jas gestolen; hij heeft de/een jas van iemand gestolen; alt ~ = âlte râst[e]: nog altijd iemand; lelpiru ~: iemand anders; pai ~: via via (via een niet nader genoemde tussenpersoon).

râst:: {ZV} (dl= Ales/Jelafo); »râste.

raste:: {ZV} »rast.

râste:: {ZV; enk; gnp= ~r; gnz= ~cÿr; rs= râsté} niemand, geen mens; (in spr evtl met extra ontkenning nert); ~ [nert] quistarecû fitaju: niemand kan zoiets goedkeuren; ~r kas menkeratog fes ef tult: niemands jas mag in de gang hangen; niemand mag zijn jas in de gang hangen; Petriy ur ~: niemand behalve/dan Petriy; (samen met ontkenning) iemand: kusami gress zerfe kvâ ~: ik zie hier nooit iemand; âlte ~ = alt rast: nog altijd iemand; (kan soms ook op dieren slaan) eup lelperre vÿr hurts ur ~ melde ÿrts: ze heeft vijf honden en geen enkele (geen ervan) is vals.

râsté:: {rs} »râste.

râstecÿr:: {gnz} »râste.

râstel:: {C} hark.

râstele:: {K} [aan]harken.

raster:: {gnp} »rast.

râster::

  1. {C} kegelvormige duintop.
  2. {gnp} »râste.

Râsterhynne::

  1. {G} (eiland in het Larmin); »râster 1; ; (DOM 183-184).
  2. {N} (voormalige vuurtoren; gemeente Aâstiy); ; (DOM 184-185).
  3. {N} (eenvoudig pension op gelijknamig eiland); .
  4. {N} (zweefvliegterrein; šarkdomenn Aâstiy-vender); .

Râsterka:: {N} (auto/treinveer); .

Râster-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel tussen Berref en Liftka, in aanleg); .

Râsters:: {Gmv} (zuidelijke duingebied v Râsterhynne); »râster; ; (DOM 184-185).

Rasthaus:: {N} (bekend restaurant in Gralkrich); .

râstiym:: {C} nok (v dak); ef farte kaf ef ~: zich laten gaan; zich laten meeslepen; zich niet [kunnen] beheersen.

Râstiym:: {N} "Nok" (Bergparel-B&B in Sa Crono); .

rastobos:: {C; mv= ~z} bungalow, laag huis zonder verdiepingen.

rât:: {C} muis (ook v computer); ef ~ bzaéjer!: klaar is kees!, dat is dat!, die zit!, ziezo! (uitroep na voltooiing v iets).

rate:: {K} ef ~ ef wufta: het woord voeren; ef ~ wuftas: een bespreking voeren.

Ratequ:: {N} »Raðo-Televišo-Ququlâ.

Ratequ TC:: {N} (uitgeverij in Hirdo); .

Ratequ-tÿden:: {N} (weekblad met compleet overzicht v alle radio- en tv-programma's); .

rater:: {C} mannetje (mnl dier); »Rater; »merater.

•rater:: {SXimpr.ww > zn}

  1. (arch; uitvoerder v handeling) •man; •er; (bijv) nolce/nolcarater: mennen/wagenmenner; axe/axarater: hakken/houthakker; (productieve synoniemen zijn »•atjen of »•er);
  2. •man, •heer; (bijv) jolarater: baron ("vrijheer"); fôrmlerater: aandeelhouder; korsarater: hofmeester; (voor nog gebruikelijke woorden op •rater; zie de desbetreffende lemma's).

Rater:: ef ~: {N} de Heer (God); Kult Quista ~: {N} Onze Lieve Heer; ~ Jezus: {N} de Here Jezus; Raterex ef ...: ... des Heren; (bijv) Raterex ef Finjâr: de Wijngaard des Heren.

Raterex ef Finjâr:: {N} ""Wijngaard des Heren" (bekend koorhek in het kerkje van Fjer); .

rateriy:: {I} mannelijk.

Rater-poentel:: {N} (bekende herberg (17e eeuw), in een bocht vd Grât); (UIS 40; DOM 173).

rater-zip:: {C} heren (opschrift op toiletdeur).

ratiy:: {C} (alg) honingraat; (ihb) radiator (v auto).

ratle:: {C} trol (soort bosgeest in Krappa-gebergte); .

Ratle-mirra:: {W} .

rât-mifâ:: {C} muizenplaag.

Rato:: {F}.

ratô:: {C} rede (denkvermogen).

ratô-âp:: {I} redelijk.

ratô-velp:: {I} redeloos.

râts:: {C}

  1. ladder (in kous).
  2. wafel (eetbaar).
  3. ouwel (ongewijde hostie); verzegeling (v brieven).

Râtse:: {J}.

rât-sper:: {C} muizenval.

ratt::

  1. {C} raad (nadruk op de groep raadgevende personen).
  2. {mv} »cÿra.

ratte:: {rs} »raiy.

Rat-terf:: {W} .

Raull:: {J} Raoul.

Ravaja:: {M}.

Raverden:: {F/J} (Peg).

râviy::

  1. {Aef} opmerking; ef riffe eft ~: een opmerking maken; ðÿm ~ = šâm ~: ongemerkt.
  2. {I; [mv=enk]} opmerkelijk.

râvviy:: {C} uitschot, uitvaagsel.

râx:: {S} (arch; poe) bladertooi, gebladerte.

Râx:: {J} Rex.

Râx-ager-dunjes:: {G} (uitgestrekt duingebied langs de westkust v Teujan); .

râx-mesâ:: {I} (poe) bladgroen (helder/fris groen).

Râx-seert:: {N} (weeshuis in Milbo); .

Razo-greel:: {N} (doorwaadbare plaats in de Nibbe); .

Razo-Rygt-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Andel); .

rbi.:: {afk} »rikbi.

RB's:: {N} (voormalige popgroep); .

RC:: {afk} »romise-câtoliyc.

RCB:: {afk} »Rutôs-cârtografijâ-Buro.

RCBC:: {afk} »romise-câtoliyc bâlmerre-clup.

RCBC Hildi:: {N} (voetbalclub in Hildi); .

RCBC Kurriy:: {N} (voetbalclub in Kurriy); .

RCBC Stretteen Asjetto:: {N} (voetbalclub in Asjetto); .

RCBC Tosiy:: {N} (voetbalclub in Tosiy); .

:: {C} re (muzieknoot).

ré•:: {PXimpr.add > add} ruw, woest, onbewerkt; (bijv) klah/réklah: maagdelijk, onaangeroerd/onbewerkt, ruw; kóf/rékóf: matglanzend/bedekt met aanslag, gecorrodeerd.

rea:: {I} buitenissig.

réa:: {C; rs= rétt} afstand, verwijdering.

Ready:: {N}

  1. (merknaam v kauwgom en snoepgoed, uit de »Remste-Tâgerate-fabrieken); .
  2. (merknaam v sigaretten, uit de »STC-fabrieken); .

reagere:: |..ÿje| {U} reageren.

reâkšo:: {C} reactie; eft ~ kaf flj: een reactie op iets.

real:: {I} een en al; waarachtig; echt; [daad]werkelijk; bepaald (als het erop aankomt); óps nert melde ~ rôrfiyn: ze zijn niet bepaald royaal.

Reâlâ:: {F}.

Reälâ:: {F} (Peg).

realisere:: |..ÿje|

  1. {K} verwerkelijken, realiseren.
  2. {E} gebeuren, zich afspelen.

realiseros:: {C} gebeurtenis; evenement.

realistise:: {I} realistisch.

Reâmehhe:: {F}.

Reämehhe:: {F} (Peg).

rebbe:: {C} rib (in borstkas); (vlees) ribstuk; kotelet.

rebbelot:: {C} "ribbenkast" (houten skelet waarop visnetten en wasgoed gedroogd worden; vooral rondom het Tsjok-meer).

rebbetiyn:: {C} (vlees) ribstuk, kotelet.

rec:: {mv} »râc.

réc:: {S} ijs, sneeuw; ijs en sneeuw samen.

Recca:: {N} (vrw personificatie vh Noodlot); .

Recca-mirra:: {W} .

Recca-missis:: {C; mv= ~a} kleine zadelzwam (L. Polyporus tuberaster).

Recca-missisa:: {mv} »Recca-missis.

rechâpja:: {C} katwilg (L. Salix viminalis).

reche:: {C} blankvoorn (L. Rutilus rutilus).

réchiys:: {vdw} »réchiyse.

réchiyse:: {K; vdw= réchiys} registreren; aantekenen (v brief); tjâg réchiys pôstos: per aangetekende post.

réchiysos:: {C} registratie.

recorde:: {K} optekenen; gress ef ~ trâk groft motrikk: ik heb dat uit zijn mond opgetekend.

red.:: {afk} »redâkšo; »redâkterr.

redâkšo:: {C} (afk= red.) redactie; fes ~ rifo: onder redactie van.

redâkšonela:: {I} redactioneel.

redâkterr:: {C} (afk= red.) redacteur.

Reddenhurst:: {F} (Eng).

Red Lion:: |Eng.| {C} (tomatensap met witte sectâ; populair damesdrankje; oorspr een creatie ve barkeeper in het Hilton-hotel in Hirdo, maar sinds de jaren zeventig algemeen geserveerd in Spok bars).

Redon-mirra:: {W} .

redukšo:: {C} reductie.

redukšo-ðÿny:: {C} gereduceerde prijs.

reduplisere:: |..ÿje| {K} redupliceren.

redupliseros:: {C} reduplicatie.

redusere:: |..ÿje| {K} ~ [tukst]: reduceren [tot]; (fig) terugbrengen [tot].

red&yellow:: {N} (aanbieder mobiele telefonie); .

reéde:: {U} ~ fes flj: zich ergeren aan iets; ~ piti rst: zich ergeren aan iemand.

reédiy:: {I} ergerlijk, irritant.

Reeðôc-blufk:: {W} (industriegebied); .

Reeðôc-blufk-weg:: {W} .

Reeðôc-fôresta:: {G} (bos; gemeente Hildi); .

Reeðôc-weg:: {W} .

reédos:: {C} ergernis.

Reees-fonis:: {G} (inham in westkust v Liftka, op de grens v Ales en Jelafo bij Fonistâ, ook Fu-fonis genoemd); .

Reekâg:: {F}.

Reekykô-fôresta:: {G} (bos; gemeente Mikentall); .

reela:: |rewela| {I} reëel.

reelâ:: »Reelâ.

Reelâ:: {C} (hoofd vd Erg kerk; vgl de paus voor de RK kerk); ; (UIS 123-124).

Reelflite:: {N} (luchtvaartmaatschappij); .

Reell:: {afk} »Reelvâseren-lacs.

Reelvâseren-lacs:: {N} (afk= Reell) "Omroepbestelwet" (Spok wet); .

Reeme:: {J}.

Reemelo:: {G} (heuveltop op de Reemelo-temp; 36 m hoog); .

Reemelo-temp:: {G} (heuvelrug bij Trondom); .

Reenðâ:: {F}.

Reent:: {G} (riviertje van Azÿ-gebergte naar het Plafotô-meer); .

Reent-agru:: {G} (bergtop in Azÿ-gebergte; 862 m hoog); .

Reentgÿrts:: {G} (dorp; gemeente Leffy); (DOM 101-102).

Reent-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel bij Plercô); .

Reent-pônt-weg:: {W} .

Reeše::

  1. {F}.
  2. {G} (gebied omvattende Neze, Kina, Flâp, omgeving Aflif); .
  3. {G} (dorp; gemeente Liyrotyka).

Reeše-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Lostô); .

Reeše-dunje-weg:: {W} .

Reeše-Kents:: {G} (voormalige Erg commune; gemeente Kruic); .

Reešemân:: {F}.

Reeše-port:: {N} (een vd havens v Mollefin); .

Reeše-terf:: {G} (nauwe zeestraat tussen Vlociys en oostkust v Ben bij Mollefin); .

Reeše-terf-weg:: {W} .

Reeše-weg:: {W} .

Reestiy:: {J}.

Reexa:: {M}.

refe:: {U} fel gloeien.

Reference in colloquial Spocanian:: {N} (tijdschriftartikel); .

referendym:: {C} referendum, volksstemming (in Spok een gebruikelijk middel voor politieke beslissingen).

reff:: {C} schot (wapen, voetbal); eft ~ mip eft nelador quutû: als een donderslag bij heldere hemel; dena ~ melde jazy vitae: dat is erg kort door de bocht (= te snel geconcludeerd).

refjéns:: {C} pistool, revolver.

reformašo:: {C} hervorming (vrnl religieus).

reformer:: {C} protestant (zn: persoon).

reformere:: |..ÿje| {K} reformeren.

reformeriy:: {I} hervormd, protestant (bv).

reformer-korda:: {C} protestantisme.

reformesmiy:: {C} reformisme (streven naar hervorming).

refos:: {C} felle [vuur]gloed.

réfs:: {C} (pop) microfoon; »rélvâs.

Refsâf:: {F}.

Refsâf Brÿr:: {F}.

Refsâfmonne:: {N} (pension; gemeente Leeserf); .

Refsâfmonne-esterulâr:: {N} (onderaardse vluchtgang); .

reftâmlek:: {S} [bus]kruit.

reftat:: {C} flits[lamp] (fotografie).

réfte:: {U} beslaan (met condens ed).

reftroe:: {K} herzien (iets opnieuw beschouwen).

reftroos:: {A} herziening (iets opnieuw beschouwen); tuksof sompelira ~: tot nader order (totdat er een nieuwe beslissing valt).

reg:: {mv} »râg.

régâl:: {C} panlat.

rege:: {U} keffen.

rege-chat:: {C} (pej) kefbeest, kefferig hondje.

rege-helk:: {C} (pop) kefbeest, kefferig hondje.

regg:: {gst} »regle.

regimiy:: {C} dieet.

regina:: {C} (sierplant met grote rode bloemen; het sap uit de bladeren is giftig, vooral als het verdampt na uit een beschadigd blad vrijgekomen te zijn) (L. Regina ocreata).

régip:: {Iid} mak, tam||wild; eft ~ belp fes cÿrlôfs: een mak/tam dier; eft ~ belp mip cÿrlôfs: een wild dier; ~ lef miyros: tam, mak; šaðôr-~: wild; niet tam.

register:: {C} (orgel/taalk) register; (betalen) kwitantie.

Regiys:: {J}.

Regiys Mepâr-Trabana-weg:: {W} .

Regiys Noliyf-weg:: {W} .

Regiysta:: {M}.

reglatjen:: {C} regelaar (persoon die regelt).

regle:: {K; gst= regg} regelen.

reglefort:: {I} regelmatig (v tijd; niet afwijkend ve regel).

regle-ratt:: {C} raad van bestuur.

regle-taris:: {C} verkeerstoren (op vliegveld).

regliše:: {mv} »regliss.

regliss:: {C; mv= regliše} regel, voorschrift.

reglisse:: {E} de regels opvolgen.

regloe:: {rs} »regloi.

regloi:: {C; rs= regloe} regelaar (werktuig).

reglos:: {C} regeling.

regos:: {C} gekef.

régt:: {C} straal.

rehabilitašo:: {C} rehabilitatie.

rehabilitere:: |..ÿje| {K} rehabiliteren.

réjer:: {A; mv=enk} ruwheid, het onbeschaafd zijn (geen manieren kennen en/of geen opvoeding gehad hebben); do lelperre eft hupster ~: hij is erg ongemanierd/ruw/onbehouwen.

réjiy:: {I; mv=enk} kaal, onherbergzaam (land).

réjiy-tiyn:: {C} kaalheid, onherbergzaamheid (v land).

rek:: {C}

  1. bit (v paard).
  2. strook (gras, bos, water ed); singel (beplante strook om perceel).

réke:: {K} gebieden; bars vragen.

rekfest:: {I} (lett/fig) onwrikbaar.

Rekjavik:: {G} Reykjavik.

Rekjavik-mirra:: {W} .

rekkâta:: {C} gekletter, gerinkel (v aardewerk, glas).

rekke:: {K} wrikken, wringen.

rekke-mip:: {K} (lett) uitwringen; (fig) mangelen (in de verdrukking komen).

rekkos:: {C} gewrik, gewring.

réklah:: {I} onbewerkt, ruw (materiaal/land/hout).

réklat:: {C} ruwheid (v onbewerkt materiaal/land/hout).

reklâme:: {C} reclame.

reklâme-tâx:: {C} "reclamebelasting"; .

rékóf::

  1. {Sef} afzetting, aanslag, corrosie, condens, neerslag.
  2. {I} bedekt met aanslag, beslagen, gecorrodeerd.

rékófe:: {U} neerslaan (v chemische stof).

rékóf-missis:: {C; mv= ~a} kopergroenzwam (L. Stropharia aeruginosa).

rékóf-missisa:: {mv} »rékóf-missis.

rekomendašo:: {C} aanbeveling, aanprijzing; eft ~ ón rst: een aanbeveling aan iemand.

rekomendere:: |..ÿje| {K} aanbevelen, aanprijzen.

rekomendere-letra:: |..ÿje-| {C} aanbevelingsbrief; sollicitatiebrief.

rekreašo:: {C} recreatie.

reks:: {C} reeks, serie.

rel:: {C} opstand, opschudding, grote rel (ook politiek).

rela:: {I} talrijk.

rélâ:: »Reelâ.

rélâft:: {C} (alg) vaas (maar NIET voor bloemen).

relašo:: {C} relatie; eft ~ jen A jen B: een relatie tussen A en B.

relativitiy-centos:: {C} relativiteitszin.

reless:: {C; mv/rsmv= ~es} relais.

relesses:: {mv/rsmv} »reless.

rélfmit:: {C} [radio-/tv-]studio.

reliciy:: {C} relikwie.

religišela:: {I} religieus, godsdienstig.

Religišela Monys ur Kûra:: {N} (boektitel); ; (DOM 212).

religišo:: {C} religie, godsdienst.

religišo-kolestiy:: {C} catechisatie.

reliy:: {I} opstandig; op rellen belust.

rels:: {C} rails (mv); spoorbaan.

Rels-mirra:: {W} .

relsnolac:: {C} spoorrijtuig, spoorwagen.

rels-trat:: {C} spoorboom.

rels-zeff:: {C} rail, spoorstaaf.

reltakô:: {C} fuik; do tasse fes ef ~: hij treft het niet; het zit hem tegen.

Reltiynn-Opper:: {N} (tankstation langs de M7 (bij weg 12); gemeente Amahagge); .

Reltiynn-Wefot:: {N} (tankstation langs de M7 (bij weg 12); gemeente Amahagge); .

rélvâs:: {C}

  1. omroeper, nieuwsverkondiger aanzegger (vroeger in alle dorpen en steden; tegenwoordig alleen nog in Lapoâ, als een traditie en toeristische attractie); (sprkw) ef ~ tentecû ef mebare-yclómm rifo ef koffoner: men kan niet weten hoe een koe een haas vangt;
  2. omroeper, presentator (voor radio/tv);
  3. microfoon.

rélvâseren:: {C} omroep[bestel] (hele systeem v radio en tv); kofano ~: openbare omroep (systeem/organisatie vd niet-commerciële zenders).

rélve:: {U} ~ ón/piti rst furt flj: iemand verwittigen van iets; ~ ón rst: iemand aanschrijven (officiële brief sturen).

rélve-knôf:: {I} welbekend.

remarce:: {K} opmerken, aanmerken.

remarces:: {I} opmerkelijk.

remarciy:: {I} nauwlettend; opmerkzaam; oplettend.

remarcos:: {C} opmerking.

Remiy:: {J} Remi.

rémmatân:: {Crs} aftocht; ef kjônde ef ~: de aftocht blazen; »•ân.

Remôziy-weg:: {W} .

remp:: {C} [berg]helling (iha steil).

Remp:: {F}.

rempe::

  1. {VZ} (plaats en beweging: vrnl verticale richting, of vanaf een hoger standpunt) vanaf, van ... af; ef léeja menkerate ~ ef tlafo: het gordijn hangt vanaf het plafond, van het plafond af; ef jândras latere ~ ef rufa: de vaandels wapperen vanaf de torentrans; »trâk.
  2. {VZrs} (richting: in verticale richting) vanaf, van ... af; ef chat jumpetece ~ ef kelbrae (rs!): de kat springt van de tafel af; »trâk.

Remste:: {F}.

Remste-Tâgerate TC:: {N} (fabrikant v kauwgom, snoepgoed en chocoladeproducten te Bôrâ); .

ren:: {C} »gâm-ren.

rén:: {I} wazig.

Rena:: {M} Reina.

rénâ:: {Cid} goed mens||slecht mens; eft ~ lef eft cubu: een goed mens; eft ~ lef eft fus: een slecht mens; aftel Elsa melde eft ~? – eup lelperre eft hupster cubu: is Elsa een goed of slecht mens? – ze is heel goed.

renc:: {gst} »rencle.

rencdrôm:: {C} tamboerijn.

Renchyter:: {J} (Gar).

rencle:: {U; gst= renc} rinkelen.

renclos:: {C} gerinkel.

rende:: {C} (dl= Ales) pad door moeras of duinen.

renðe:: {C} rund (ntr); (sprkw) do vlemóte ef ~: hij heeft de plaat gepoetst; hij is 'm gesmeerd.

Renðe-plep:: {W} .

Renðe-sÿrt:: {W} .

renðetiyse:: {C} rundvlees.

rener:: {C} (lett) schietschijf; (fig) mikpunt; (fig) bertert ~s melde den ...: het gaat te ver om ....

réng:: {C} [dek]zeil.

Renkôstama-agens:: {Gmv} (akkerbouwgebied; gemeente Arestaliy-Motacoque); .

Renkvist:: {F} (Zwe).

renn:: {I} loef (windzijde).

Renn:: {G} Rijn.

renndûge:: {U} laveren (schip).

Renne:: {J}.

Renn-mirra:: {W} .

rennovap:: {C} (lett) lagerwal.

Renn-weg:: {W} .

Reno:: {G} (stad in Munt); (DOM 126-127).

Renô::

  1. {G} (district op eiland Liftka).
  2. {N} (biermerk uit Oneusÿrt); .

Reno armt ef Ziffon:: {G} (dorp; gemeente Putu); (DOM 52).

renôðoh:: {C} schacht; cilinder.

Rénoir-mirra:: {W} .

rens:: {C} grote boerderij, hoeve.

Rens:: {G} (riviertje van Girdes-gebergte naar de Âlfrych); .

Rens-Belbes:: {G} (dorp; gemeente Tuûn).

Rense:: {J} Rein.

Rense-lirrotiy:: {W} .

Rense-lofipana:: {N} (paleis in Minde); .

Rense Nâgalim-mirra:: {W} .

Rense-plep:: {W} .

Rens-fôresta:: {G} (bos; gemeente Ies); .

Rens-Fralynn:: {G} (dorp; gemeente Pogalo-sÿrt).

Rens-Hâlfûiy:: {G} (dorp; gemeente Quitas-Olas).

Rens-pât:: {W} .

Rens-Prusot:: {G} (dorp; gemeente Tuûn).

Rens-Rensa:: {G} (dorp; gemeente Mont).

rente::

  1. {K} belijden (overtuiging, geloof).
  2. {C} rente, interest.

rente-fôrmler:: {C} obligatie.

rentos:: {A} belijdenis.

reo:: {C; rs= rette} maaltijd.

Reo:: {G} (stad in Bloi).

Reönter:: {F} (Peg).

reopat:: {I} draaglijk, te verdragen.

reopatre:: {K; gst= reopatt} draaglijk zijn; zich verdragen.

reopatt:: {gst} »reopatre.

Reo-siyclo:: {W} .

reparašo:: {C} reparatie, herstel; het herstellen.

reparere:: |..ÿje| {K} repareren, herstellen.

repareros:: {C} (fig) herstel.

reparr:: {C} balans (boekhouden).

reparr-ÿozos:: {C} budget (begroting v baten en lasten).

reparr-zemper:: {C} boekjaar.

répâxe:: {K} frustreren, tegenwerken.

répâxos:: {A} frustratie; wroeging.

répe:: {K}

  1. aanrijgen (kralen, laarzen); aantrekken, straktrekken (touw).
  2. (dl= Peg) schranken (tanden v zaag bijstellen).

repetere:: |..ÿje| {K} repeteren.

repetišo:: {C} repetitie.

rep'gress:: {III} wat mij betreft.

repir:: {C} (Erg: vrouw die de »merunu ondergaan heeft).

répiyt:: {C} kabel.

répiyt-lava:: {S} touwlava.

répiytnolac:: {C} kabelbaan.

rep'kurre:: {I} nert ~: onverklaarbaar.

replaše:: {K} ~ ón/tukst (ón is dt/vz): vervangen door; ef euro ~ ef gûldre: de euro vervangt de gulden; ef tangodâm ~ ef gûldre ón/tukst ef euro: de regering vervangt de gulden door de euro; ef gûldre ~lije pai ef euro: de gulden wordt door de euro vervangen; ef gûldre ~lije pai ef tangodâm [ón/tukst ef euro]: de gulden wordt door de regering [door de euro] vervangen.

replašo:: {C} vervanging; voorwerp/persoon dat vervangt.

replašos:: {C} vervanging, het vervangen.

replass:: {C; mv= ~a} vervangingsmiddel, surrogaat.

replassa:: {mv} »replass.

repôrta:: |repÔrta/repôrtA| {C; mv= ~es} reportage.

repôrtaes:: {mv} »repôrta.

reppany:: {I} om zo te zeggen, in feite, anders uitgedrukt.

reppe:: {K} ~ ón: zeggen tegen; ef lacs ~ flâjû kura sest tiyns: de wet zegt niets over zulke zaken; siy, tu ~lira ef ral: ja, nou je het zegt (als je ergens aan herinnerd wordt); (reden, verklaring) gress tinde fesért – ef bidale, gress ~: ik blijf thuis – het regent namelijk.

Reppemeeg:: »reppemég.

reppemég:: {C} (in Spok: adviserend lichaam binnen de »leblâ ("districtsbestuur"), bestaande uit 8 tot 14 reppers ("adviseurs"), waarvan de »kjelef ("districtsgouverneur") voorzitter is); »repper; .

reppe-mip:: {K}

  1. uitvaardigen;
  2. opmaken, concluderen; gress ~, den ...: ik maak hieruit op dat ...;
  3. ef ~ eft pryos luft ...: een verzoek indienen bij ....

repper:: {C} (alg) zegsman; (in Spok: adviseur in het adviserend lichaam vh districtsbestuur); »reppemég.

reppe-rélvâs:: {C} woordvoerder.

reppe-tâzjiy:: {K} nazeggen.

reppe-tijâ:: {K} afzeggen.

reppetjyme:: {K} ~ rst: vragen aan iemand (uitsluitend mondeling).

reppos:: {C} het zeggen; gezegde, uitspraak; fara ~: zoals gezegd.

reppos-mip:: {A} uitvaardiging.

reppos-ral:: {A} medezeggenschap.

reppos-tijâ:: {C} afzegging.

reprodukšo:: {C} reproductie.

reprodusere:: |..ÿje| {K} reproduceren.

republicâ:: {C} republiek.

Republicâ-lirrotiy:: {W} .

Republicer:: {C} Republikein (in Amerika). republiciy:: {I} republikeins.

reputabliy:: {I} gerenommeerd, prestigieus.

reputašo:: {C} reputatie.

reseda:: {C} [wilde] reseda (L. Reseda lutea).

Reseda-weg:: {W} .

resent:: {I} recent, onlangs.

resepp:: {C} recept (spijzen).

reserf:: {SC} reserve (voorbehoud).

reservašo:: {C} reservering.

reservere:: |..ÿje| {K} reserveren.

reservere-interupšo:: |..ÿje-| {C} "reserveringsonderbreking" (tijdelijk opzeggen ve telefoonabonnement (bijv tijdens lange vakantie) met de mogelijkheid om het abonnement elk moment weer in te laten gaan; tijdens de periode van opzegging kan de PTT het telefoonnummer voor andere doeleinden gebruiken; deze service is in 1988 afgeschaft).

Résidence:: {N} (Bergparel-hotel in Kjoepsÿrt (Quobenta)); .

residenšo:: {C} residentie.

résk:: {C} windhoos.

resmti:: |M| {C; rs= ~t} sloep.

resmtit:: |M| {rs} »resmti.

RESO:: {afk} »Rifo Ef Ses-Ozzûpiyle.

respecc:: {SC} respect.

respecciy:: {I} respectvol.

respekteffiy:: {I; [mv=enk]} respectievelijk.

respekteramiy:: {I} respectabel.

respektere:: |..ÿje| {K} respecteren; lef ~ ón (vz-uitdr): met respect voor.

respôns:: {SC} verantwoordelijkheid; furt sener dres ~: voor/op eigen verantwoordelijkheid.

respônsabiliy:: {I} verantwoordelijk.

respônsere:: |..ÿje| {K} verantwoorden.

respônseros:: {A} verantwoording; ef qugle ~: verantwoording afleggen.

respôns-mybbe:: {SC} verantwoordelijkheidsgevoel.

respôns-ral:: {SC} medeverantwoordelijkheid; ef lelperre ef ~ furt flj: medeverantwoordelijk zijn voor iets.

restânp::

  1. {SC} ef kette ~ ón: de pest hebben aan.
  2. {!} verdomme!.

Restelyndiy:: {J} (Gar).

restere:: |..ere/..ÿje| {U} wegblijven.

Restôc-fonis:: {G} (lange smalle inham in oostkust v Bloi bij Mânt); .

Restôc-fonis-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Nustiy); .

réstyp:: {I} log, plomp.

resultât:: {C} resultaat.

Resultative and Past Tense:: {N} (tijdschriftartikel); .

Resultative and reduplication: a comparison:: {N} (tijdschriftartikel); .

resultativiy:: {C} (taalk) resultatief.

resyclere:: |..ÿje| {K} recyclen.

resycleros:: {C} recycling.

ret::

  1. {C; mv= ~s} kluut (L. Recurvirostra avosetta); (in Spok ook grauwe kluut: L. R- cineraria).
  2. {C; mv= orât} (dl= Noord-Liftka/Teujan) slee.
  3. {S} pest (ziekte); ef rotjule lo ef ~: mijden als de pest.

réte:: {I} onbeleefd.

réteiy:: {A; mv=enk} onbeleefdheid (opmerking, gedrag).

retina:: {C} netvlies (oog).

rétt:: {rs} »réa.

rette:: {rs} »reo.

reuniôn:: {IIef} Réunions (bv).

Reuniôn:: {G} Réunion.

Reuniôna:: {Cef} vrouw van Réunion.

Reuniôny:: {Cef} man van Réunion.

Reuntosla-ses:: {G} (meertje; gemeente Troebasÿrt); .

reva:: {C}

  1. (wapen) geschut.
  2. (geografisch) landtong, landengte (smalle strook land, aan 2 of 3 zijden door water omgeven).

revatjen:: {C} [scherp]schutter.

Reva-weg:: {W} .

reve::

  1. {K} (lett) schieten [op]; (v foto) nemen.
  2. {Krs} afschieten, doodschieten (v dier).
  3. {U} ~ tygtja: schieten op, beschieten.

reve-esa:: {C} heermoes, paardenstaart (L. Equisetum arvense); keša ~: reuzenpaardenstaart (L. Equisetum telmateia).

reve-lirrotiy:: {C} schietbaan.

Reven:: {G} (stad in Ben).

Reven-capû::

  1. {G} (kaap aan noordkust v Liftka; 75 m hoog); .
  2. {N} (bewoond museumkasteel; gemeente Reven); .
  3. {N} (vuurtoren; gemeente Reven); .

Reven-fonis:: {G} (inham in noordkust v Ales bij Reven); .

Reven-Klemp:: {N} (station).

Reven-Paille:: {G} (stad in Munt).

Reven-Sÿrt:: {N} (station).

revente::

  1. {K} terugkomen bij, terugkeren bij; do reventa sener tubôs: hij is teruggekeerd bij zijn vrouw.
  2. {U} terugkomen, terugkeren; gress ~ frópjÿ ef lebetjus-ÿpónzos: ik kom terug van het boodschappen doen; ef boerts nert reventaves helkara ef ferrÿ: de koeien willen niet terugkeren naar de stal; ~ kaf: (fig) terugkomen op (er nogmaals over spreken).

revente-fort:: »revente-forts.

revente-forts:: {Cmv} fes ~: op gezette tijden.

reventos:: {C} terugkeer, terugkomst.

revertafiy:: {C} scriptie.

revertâs:: {C} zuiveringsinstallatie (bijv voor rioolwater).

reverte:: {K} behandelen; ~ fara: behandelen als.

revertos:: {C} behandeling.

reve-tijâ:: {K} verschieten (v kruit).

reve-tmopiy:: (= reve-vita) {I} pijlsnel, vliegensvlug.

Reve-vâliy:: {W} .

reve-vita:: {I} »reve-tmopiy.

revišonesmiy:: {C} revisionisme (socialistisch streven naar Evolutie, geen REvolutie).

revolušo:: {C} revolutie (vrnl politiek).

révondrû:: {I} agressief.

revu:: {C} revue.

revuse::

  1. {K} weigeren, afwijzen; afslaan (v verzoek).
  2. {U} ~ beri/den: weigeren te; geen zin hebben om te; »ÿazje.

revusos:: {A} weigering, afwijzing.

rexu:: {I} nalatig.

rexûe:: {Krs} afwijzen.

rexuiy:: {A; mv=enk; rs= rexute} nalatigheid.

rexute:: {rs} »rexuiy.

réze:: {U} vrijen; ef ~ ja ef dândeljons: een potje vrijen.

rézos:: {C} vrijpartij; vrijage (ook fig).

ri•:: {PXimpr.add > add} (maakt ve algemene eigenschap een specifiek menselijke eigenschap) (bijv) drôg/ridrôg: somber, donker/pessimistisch; (bij verscheidene woorden komt de ri-loze vorm in het Spok niet [meer] voor) riâst: weemoedig); »ro•.

RG:: {afk} »Raðo Gralkrich.

riâke:: {K} stamelen (v verlegenheid).

riâkos:: {C} gestamel.

riâst:: {I} weemoedig.

ricin:: {C} wortel (v boom).

ricin-ool:: {S} wonderolie.

ricinor:: {vdw} (rekenkundig) wortel; ef ~ main-sers kette fâr: de wortel uit zestien is vier; ef durtef ~ tensa-heferg kette dur: de derdemachtswortel uit zevenentwintig is drie.

Ricardo:: {J} (Spa).

Richard:: {J}.

Ricoh:: {J} Richard.

riðât:: {C} houweel, hak.

riðe::

  1. {K} hakken, houwen.
  2. {U} knoeien (slordig werken).

riðe-qummertiyn:: {C} beeldhouwwerk.

ridikuliy:: {I} belachelijk.

riðos:: {C} gehak, gehouw; knoeiwerk.

Riðôs:: {F}.

ri'ef:: {VZ} (betrekking) per, à (per stuk); ef melde dur herco ~ tiyn: het kost drie herco per stuk; 5 tiyns ~ 3 herco: 5 stuks à 3 herco; (= »rifo + »ef).

Riesling:: |risslin| {F}.

•rif:: {SX > c} •maker; •makerij; (bijv) helbi/helbirif: kleding/kleermaker[ij]; (als expliciet uitgedrukt moet worden dat een werkplaats en niet de persoon bedoeld wordt, kan »•âs toegevoegd worden) helbirifâs: kleermakerij; »•riff.

rif'al:: {III} (arch/dl= Centraal-Berref) reeds, al.

•riff:: {SX > c} (groter dan •rif) •fabriek; (bijv) gaza/gazariff: gas/gasfabriek; helbiriff: kledingfabriek; »•rif.

riffare:: {K} vervaardigen, fabriceren.

riffaros:: {C} vervaardiging, fabricage.

riffatjen:: {C} maker (meestal in samenstelling: crûrc-riffatjen = kurkmaker).

riffe:: {K}

  1. (alg) maken; ef ~ eft pennen: geld inleggen; ef ~ flj lo vita: iets bespoedigen; ef ~ rifo lângâr: het onder woorden brengen; ef ~ ef nurp lo hardlap: de hals strekken; ef ~ eft linnos piti rst: een vraag stellen aan iemand; ef ~ eft mirra/weg: een straat/weg afleggen; ef ~ ef wuftas/storâs: de woorden/het verhaal aandikken; »stebe;
  2. kweken, telen; aanbouwen (koren);
  3. koken, bereiden (voedsel); ef ~ lart furt rst: eten koken voor iemand;
  4. creëren; repareren.

riffek:: {C} creativiteit.

Riffek:: {N} (galerie in Hajequû); .

riffe-kul:: {C} broeikas.

riffe-kul-efecc:: {C} broeikaseffect.

•-riffent:: {SX.c > c} -maker (als beroep); (bijv) must-riffent: schoenmaker.

Riffertiy:: {F}.

riffiy:: {I} creatief.

riffô:: {C; mv= riffós} bron, wel; eft ~ rifo/fân mimðer: (fig) een bron van ellende; ef ~ rifo eft siteros: de bron van een citaat.

riffô-knurfel:: {S} bronwater (ambtelijke term, om expliciet de herkomst aan te duiden); »jatty.

riffós:: {mv} »riffô.

riffô-šark:: {C} brongebied.

Riffô-weg:: {W} .

Riffô-wuma rifo Heles:: {G} (bos; gemeenten Aschen en Heles-Tenta); .

rifiy:: {C} (Erg) non.

rifiy-almuše:: {mv} »rifiy-almuss.

rifiy-almuss:: {C; mv= ..-almuše} kartelblad (plant) (L. Pedicularis).

rifo:: {VZ} (betrekking) van; (bij spreken, praten, discussiëren ed) over; eft monumentos ~ X: een standbeeld van X (in het bezit van X); ef prest ~/furt eft glûfiy: de directeur van een bedrijf; ef quiyrda ~ lelmo gurt: de krant van deze ochtend; eft kinner ~/furt Nelandes: een kaart van Nederland; ef skene ~/furt ef husof: de plattegrond van het kasteel; eft lyna-sgema ~/furt ef fynare-ðeér: een stroomdiagram van het raffinageproces; eft kleter frenvu ~ oto: een nieuw soort auto; eft ðârlotiy ~ pleko: een hoeveelheid zand; (kleinere hoeveelheid uit een grotere) van; dur ~ ef âke efantys: drie van de acht kinderen; dur renðes ur ér boert ~ ef[s]: drie runderen waarvan één koe; eft pjano-stû ~ Teenâje: een pianostuk van Teenâje (de componist); (vgl) eft pjano-stû pai Hilda Brandt (de pianiste): een pianostuk door Hilda Brandt (bij muziek wordt het vz pai gebruikt voor de uitvoerende artiest(en); voor de componist wordt het vz rifo gebruikt); ef chaquinde/diskutere ~ flj: spreken/discussiëren over iets; »lÿ.

Rifo:: (in namen: zie lemma's hieronder).

Rifo Âmquff:: {F}.

Rifo Berfytu:: {F}.

Rifo Capû:: {F}.

Rifo Diô:: {F}.

Rifo Diôsz:: {F}.

Rifo Dreumân:: {F}.

Rifo Ducšâ:: {F}.

Rifo Ef Ager:: {F}.

Rifo Ef Agru:: {F}.

Rifo Ef Blufks:: {F}.

Rifo Ef Capû:: {F}.

Rifo Ef Clamiða:: {F}.

Rifo Ef Diôs:: {F}.

Rifo Ef Hynne:: {F}.

Rifo Ef Jakâm:: {F}.

Rifo Ef Knurfel:: {F}.

Rifo Ef Kolini:: {F}.

Rifo Ef Ljÿniy:: {F}.

Rifo Ef Lôbâ:: {F}.

Rifo Ef Mergo:: {F}.

Rifo Ef Môjôl:: {F}.

Rifo Ef Môliy:: {F}.

Rifo Ef Môliys:: {F}.

Rifo Ef Montrazen:: {F}.

Rifo Ef Plaju:: {F}.

Rifo Ef Prusot:: {F}.

Rifo Ef Quista:: {F}.

Rifo Ef Seert:: {F}.

Rifo Ef Ses:: {F}.

Rifo Ef Sese:: {F}.

Rifo Ef Ses-Ozzûpiyle:: {N} (afk= RESO) (rederij, hoofdkantoor in Komy); .

Rifo Ef Sluss:: {F}.

Rifo Ef Vildul:: {F}.

Rifo Ef Vola:: {F}.

Rifo Ef Wâljÿ:: {F}.

Rifo Ef Weg:: {F}.

Rifo Ef Wegh:: {F}.

Rifo Ef Zee:: {F}.

Rifo Ef Zjol:: {F}.

Rifo Feenn tukst Klamitje:: {F}.

Rifo Flâgpe:: {F}.

Rifo Garos:: {F}.

Rifo Gola:: {F}.

Rifo Hâpst:: {F}.

Rifo Hirdo:: {F}.

Rifo Hoggebim:: {F}.

Rifo Huis:: {F}.

Rifo Iy:: {F}.

Rifo Kolini:: {F}.

Rifo Kurriy:: {F}.

Rifo Lawúbn:: |lâuben| {F}.

Rifo Mikkon:: {F}.

Rifo Oopariy:: {F}.

Rifo Opper:: {F}.

Rifo Plajus:: {F}.

Rifo Plÿp:: {F}.

Rifo Plÿp-Mânes-seert:: {N} (museum in Ef Pârenkiy); ; (DOM 59-60).

Rifo Riylmiy:: {F}.

Rifo Šark:: {F}.

Rifo Sese:: {F}.

Rifo Sinto Byron:: {F}.

Rifo Troef:: {F}.

Rifo Wefot:: {F}.

Rifo Wuma:: {F}.

Rifo Wumaa:: {F}.

Rifo Zaker:: {F}.

Rifo Zee:: {F}.

Rifo Zûpsz:: {F}.

Rifo Zutter:: {F}.

rifofel:: {I} fantasierijk (persoon).

rifoliy::

  1. {VZ} (plaats) vanuit; do scemre ~ ef kul: hij schreeuwt vanuit de schuur.
  2. {VZrs} (richting) vanuit, van ... uit; do frajjae ~ ef kulle (rs!) helkara ef kupân: hij rent vanuit de schuur naar de put toe.

rifôlt:: {I} steels, verholen.

rifom:: {C; mv= ~i} bakkebaard.

rifomi:: {mv} »rifom.

Rifomister:: {F}.

Rifom-lirrotiy:: {W} .

Rifom-taris:: {N} (toren in Zest); .

Rifom-taris-mirra:: {W} .

rifonn:: {VZ}

  1. (plaats en beweging; alg) van; plâks ~ ef buros: ver van de brand; gress zâre cÿry ~ sener ÿrôm dus Elsa paine: ik woon minder ver van mijn werk dan Elsa;
  2. (richting) vanaf, van[daan]; do tassa ~ ef mittors: hij is van de trap gevallen;
  3. (betrekking) van, vanaf; kirro ef kleter modells kettare ~ ef importerr: we hebben de nieuwe modellen van de importeur ontvangen; ef ðÿnys jufte ~ ef fabrokiy: de prijzen gelden af fabriek; (losrakend) ef lugk tasse ~ sener greferis: het luik valt uit zijn hengsels.

Rifonn painer helkara tiynelder:: {N} (tijdschriftartikel); .

rifonnufire:: {K} afrijden (v erf, pont ed); ef otos ~ ef nûrcus: de auto's rijden de pont af.

rifsÿrt:: {C} werkplaats.

Rifsÿrt-weg:: {W} .

Rig:: {afk} »Rigters.

rigt:: {C} recht (zn); rechten[studie]; fest ~: (grondbezit dat kadastraal vastgelegd is; »bârera-rigt.

Rigtâ:: {F}.

rigtâtatjen:: {C} rechter (zn; met de nadruk op de persoon).

rigtâte:: {U} rechtspreken.

rigtâté:: {C} rechtspraak; .

Rigtâtee-Qudex:: {N} (afk= RiQu) "Wetboek van Rechtspreken" (Spok wetboek); .

rigtâtos:: {A} het rechtspreken (dat wat er tijdens de rigtâté gebeurt).

rigt-cralove:: {U} voorkomen (voor de rechter verschijnen).

rigteér:: {C} proces; ef ciyfe eft ~: een proces voeren.

rigter:: {C} rechtsgeleerde, jurist.

Rigter::

  1. {F}.
  2. {N} (Bergparel-B&B in Zâtso-ef-Wik (Afacha)); .

rigteren:: {C} recht (alle wetsregels bij elkaar).

Rigters:: {N} (afk= Rig) (bijbel) Rechters.

rigtess:: {SC; mv/rsmv= ~es} rechtvaardigheid.

rigtesses:: {mv/rsmv} »rigtess.

rigtiô:: (= rigtioh) {I} rechtvaardig.

rigtioh:: {I} »rigtiô.

rigtiy:: {I} gerechtelijk.

rigt-melde-sÿrt:: {C} (afk= rms) domicilie, vaste woonplaats.

rigtmittus:: {C} "rechtkamer" (gebouwtje in een dorp waar vroeger recht werd gesproken; benevens een of meer cellen en een vertrek voor de cipier; een nieuwe wet in 1903 bepaalde dat verdachten voortaan naar de rechtbanken in de grote steden moesten, in plaats van dat de rechters naar een ~ in een dorp reisden. Een ~ werd dikwijls verhuurd aan reizigers indien de cellen leeg stonden); ; (DOM 63-64).

Rigtmittus-musém:: {N} (museum in Mittus a/e Fetu); ; (DOM 63-64).

Rigtmittusz – Rifonn buffas-sel helkara mariyer-sat:: {N} (boektitel); .

rigt-pôr:: {SC} rechterlijke macht.

rigtsért:: {C} gerecht, rechtbank; .

rigtsÿrt:: {C} rechtszetel (in Spok: gemeente waar een »distrycc-korsamen en een »Stat-buro gevestigd zijn).

rija:: {I} (alg) pril; (ihb) vluchtig (oppervlakkig).

rijefe:: {U} turen; ef ~ armt eft jakâm/ef zé: turen over een vlakte/de zee.

rijes:: {C} aanhangsel, appendix.

rijesafiy:: {C} bijblad, bijlage, bijvoegsel.

riješare:: {K} zich voegen bij; do ~ ef grup: hij voegt zich bij de groep.

riješe:: {K} voegen bij, bijvoegen, aanvoegen; insluiten (in envelop); do ~ gress luft ef grup: hij voegt mij bij de groep.

riješer:: {C} (taalk) additief (Spok woordsoort die adjectief en adverbium omvat; in dit woordenboek gemerkt met {I}, {II} of {II}).

riješe-tijâ:: {K} wegstoppen.

riješos:: {C} bijvoeging; insluiting (in envelop of verpakking); ef bjeltafiy melde fes ef ~: het contract is ingesloten (in een envelop); ef fiysz melde fes ef ~: de schroeven zitten in de verpakking; eft bateriâ melde fes ef ~: een batterij is bijgevoegd.

riješos-tijâ:: {C} wegstopping; dat wat weggestopt is.

rijess:: {I} bijgesloten; ingesloten; bijgaand.

rijôft:: {C} alert persoon; iemand die [snel] alles opmerkt (met veel opmerkingsgave).

rijôftiy:: {I} met grote opmerkingsgave.

rikâf:: {C} vogel (vrw).

rikbi::

  1. {Cef} rechterkant; kaf ef ~: aan de rechterkant.
  2. {I} (afk= rk. of rbi.) rechts, rechter; ~ armt (vz-uitdr): rechts van; ja ~ rilko: van rechts naar links; ef ~-zjobaiy eka: de rechter benedenhoek.

rikbibi:: {I} van rechts naar links en weer terug [slingerend]; (=red); »rikbi.

rikbi-kôbotass:: {C; geen mv} noordwesten; helkara ~ (afk= h/rkk): in het noordwesten, ten noordwesten; A melde rifo B helkara ~ = A melde rifo B h/rkk: A ligt ten noordwesten van B; A h/rkk B: A ten noordwesten van B.

rikbite:: {III} rechtsom.

Rikdâ-plep:: {W} .

rikénn:: {C} herfststorm.

Riko::

  1. {J} Richard.
  2. {N} (naam v steenkolenmijn; gemeente Tufiepo); .

Riko Hemmel-Crygte-mirra:: {W} .

rikorfiy:: {I; [mv=enk]} tevergeefs, voor niets.

Riko TC:: {N} (kolenmijnbedrijf bij Tufiepo); .

rikroe:: {S; rs= ~t} kraaiheide (L. Empetrum nigrum).

rikroet:: |..owet| {rs} »rikroe.

rilâðiy:: {I} gesteld op comfort.

rilâp:: {I} vleiend.

rilâpe:: {E} vleien.

rilâpos:: {C} vleierij.

rilât:: {SC} comfort, gerieflijkheid; tukst ~ ón (vz-uitdr): ten gerieve van.

rilblof:: {C} hobbelpaard (ondanks deze naam heeft een Spok hobbelpaard meestal meer weg ve kameel).

rilferdu:: {C} schommelstoel.

rilke:: {U} werken; stampen en slingeren tegelijk (schip).

rilko::

  1. {Cef} linkerkant; kaf ef ~: aan de linkerkant.
  2. {I} (afk= rl. of rko.) links, linker; ~ armt: links van; ja ~ rikbi: van links naar rechts; ef ~-hogoritiy eka: de linker bovenhoek.

Rilko Klarbÿr (nutter):: {W} .

rilkoko:: {I} van links naar rechts en weer terug [slingerend]; (=red); »rilko.

rilko-kôbotass:: {C; geen mv} zuidwesten; helkara ~ (afk= h/rlk): in het zuidwesten, ten zuidwesten; A melde rifo B helkara ~ = A melde rifo B h/rlk: A ligt ten zuidwesten van B; A h/rlk B: A ten zuidwesten van B.

Rilko-kôbotass-eka:: {G} "Zuidwesthoek" (streek langs de Hildi-fonis ten zuiden v Hildi); ; (DOM 104).

rilkote:: {III} linksom.

rilkrik:: {C} schommel.

rilkrik•:: {wst} »rilkrikbe.

rilkrikbe:: {U; gst= rilkrikk; wst= rilkrik•} schommelen (alg); slingeren (schip).

rilkrikk:: {gst} »rilkrikbe.

ri'main-pérsa:: {C} (afk= /rmp of ‰) promille; 3 ri'main-pérsa = 3/rmp = 3‰; »ri'pérsa); (= »ri'ef + »main-pérsa).

rimm:: {C} loop, bedding (v rivier); (sprkw) do ef ~ minkede: hij heeft zijn schaapjes op het droge.

Rina:: {M}.

Rinâs:: {J} Rinus.

Rinâs Fâs-pât:: {W} .

Rinâs Qurbjent:: {N} (paardenfokkerij; gemeente Opjevu); .

rinnare:: {K} verdienen: verdiend hebben (aanspraak op iets hebben; het waard zijn om iets te krijgen); kirro ~ pana jazy iftam!: dat hebben we wel verdiend!.

rinne:: {K} verdienen.

rinne-keldos:: {A} vruchtgebruik.

rinne-tâx:: {C} (ong) voorheffing v inkomstenbelasting; .

rinnos:: {C} verdienste[n].

rinoserôs:: {C} neushoorn.

Rintala-korda:: {N} (Erg kerk bij Tâlbyre; gemeente Amahagge); .

Rintala-plep:: {W} .

rinuffaloc:: {Crs} omzwerving.

Rio:: {G} (dorp; gemeente Floma).

Rio-Sinto-Baxa:: {N} (station).

riôsta:: {C} kriek, zoete kers (boom) (L. Prunus avium).

riôsta-huldu:: {C} kriek, zoete kers (vrucht).

Riôsta-mirra:: {W} .

Riota:: {G} (dorp; gemeente Mÿnô).

ripâlsa::

  1. {Aef} neerslachtigheid.
  2. {I} neerslachtig.

ripâlsa-missis:: {C; mv= ~a} grote zadelzwam (L. Polyporus squamosus).

ripâlsa-missisa:: {mv} »ripâlsa-missis.

ripariy:: {C} oeverzwaluw (L. Riparia riparia).

Ripau:: {F} (Fra).

ri'pérsa:: {C} (afk= /rp of %) procent; 3 ri'pérsa = 3/rp = 3%; 3 ri'pérsas: 3 procenttekens (%%%); (= »ri'ef + »pérsa).

ripja:: {C} toom, teugel.

ripjakart:: {I} tersluiks.

ripje:: {K; gst= ripp} mennen (v dier); (sprkw) eft dragatjen nert ~ sener néng furt ef: het is niet om over naar huis te schrijven; »âskân; »dragatjen.

ripp:: {gst} »ripje.

rippe:: {C} keet, troep, bende, zootje.

RiQu:: {afk} »Rigtâtee-Qudex.

risâne:: {K} opmerken, aanmerken.

risânos:: {C} opmerking, aanmerking; ef qugle ~ ón rst frópjÿ flj: iemand opmerkzaam maken op iets.

risinar:: {I} voorzichtig (v persoon).

risinaâriy::

  1. {Aef} voorzichtigheid.
  2. {I} (alg) voorzichtig.

risitt:: {I} dweepziek.

riskabliy:: {I} riskant.

riskašo:: {C} risico; furt sener dres ~/riskaša: voor eigen risico (mv indien gerefereerd wordt aan meerdere personen).

riskere:: |..ÿje| {K} riskeren, wagen.

rist:: {C} (Oudspok) puntig zwaard; ef stâge lef ~ ur chutân: beslagen ten ijs komen; ef ubere ef ~ gâšâ flj: van wal steken over iets (gesprek beginnen); ef ularâfe ef ~: op de bres staan, klaar staan, bereid zijn; ef ðée rst armt eft sgârf ~: iemand in een moeilijk parket brengen.

rit:: {I} machtig, met macht.

Rita-terf:: {W} .

R.Itchquas Fyljgiy-mirra:: {W} .

rites:: {C} ritus, ritueel (zn).

rites-vlemótos:: {C} rituele slacht; .

ritme:: (= ritmiy) {C} ritme.

ritmise:: {I} ritmisch; eft ~ poiros: een saai, regelmatig leven.

ritmiy:: {C} »ritme.

rits:: {C} scheermes; sikkel.

ritsel:: {gst} »ritsle.

ritsiy:: {I} vlijmscherp.

ritsle:: {U; gst= ritsel} ritselen.

ritslos:: {C} geritsel.

rits-sgârf:: {I} vlijmscherp.

ritt::

  1. {C} houw; ef kette ef ~ kaf: (fig) hameren op.
  2. {S} riet (ihb: L. Phragmites australis); (Spok variëteit: L. Phragmites palustris); »zvâmp-ritt.

rittah:: {Iid} snel||langzaam; ~ lo eft rolka = móns-~: snel; ~ lo eft runp = dûgter-~: langzaam.

rittâtiffug-•:: {PX} snelvoetig; ~-Akills: de snelvoetige Achilles.

rittâtiffug-zôler:: {C} tienuursvlinder (L. Spilosoma lubricipeda).

ritt-blufk:: {C} rietveld.

ritt-ðak:: {C} lisdodde (L. Typha); mintepot ~: grote lisdodde (L. T- latifolia); portâ ~: kleine lisdodde (L. T- angustifolia).

ritt-grum:: {S} rietsuiker.

rittiy:: {I} rieten, van riet gevlochten.

ritt-kles:: {S} rietgras (L. Phalaris arundinacea).

Ritt-knô:: {G} (stad in Renô).

ritt-prex:: {C} waterral (vogel) (L. Rallus aquaticus).

ritt-uas:: {C} rietgans (L. Anser fabalis).

rituela:: {I} ritueel (bv), volgens de ritus.

Rituzeenûn:: {F}.

Rituzeenûn-laboratorym:: {N} (medisch laboratorium in Hirdo); ; (DOM 208).

rivef:: {C} stolp.

river:: {C} oeverloper (vogel) (L. Actitis hypoleucos).

rivo:: {C} oever (meestal glooiend); (soms) kust; kaf ef ~: aan de oever; ef prusot vende kaf ~: de rivier treedt buiten haar oevers.

Rivo:: {F}.

rivo-alisma:: {S} grote waterweegbree (L. Alisma plantago-aquatica).

Rivo-esterulâr:: {G} (dorp; gemeente Quafaiy).

Rivokolini:: {G} (dorp; gemeente Zekon).

rivo-kvipp:: {C} oeverpieper (L. Anthus spinoletta).

rivo-narân:: {C} kustverdediging; »•ân.

Rivo-pât:: {W} .

Rivoser:: {F}.

Riwnâ-zuft:: {W} .

rixôp:: {C} (alg) waterlelie, plomp; blakker ~: witte waterlelie (L. Nymphaea alba); littit ~: roze waterlelie (L. Nymphaea rubra); kolai ~: gele plomp (L. Nuphar lutea).

Riycsa:: {N} (chic restaurant bij het kasteelhotel Riycsa-seert; gemeente Doe); .

Riycsa-seert:: {N} (kasteel, tegenwoordig hotel met congrescentrum; gemeente Doe); .

Riycsa-seert-mirra:: {W} .

riye:: {K; vdw= rao} stevig beetpakken, vastgrijpen.

riyer:: {C} knuffel, pakkerd (liefkozende omarming).

riyf:: {C} rif.

riyfain:: {III} altijd, immer; hoe langer hoe meer; ~ hupster terat: steeds groter, hoe langer hoe groter, groter en groter; [pert] noi ~: [lang] niet altijd.

riyfainin:: {III} (red v riyfain): te allen tijde.

riyfamentos:: {III} op elk ogenblik.

riyft:: {C} val (om dieren te vangen).

Riyftâlâ-wuma:: {G} (bos; gemeenten Stanô en Ula); .

riyft-linnos:: {C} strikvraag.

Riyft-nûrcus:: {N} (autoveer op de Kjoep); .

Riyft-pât:: {W} .

Riyft-weg:: {W} .

riygâ:: {C} rand (grens ve vlak); ef ~ rifo ef sÿrt: de rand van de stad.

•riyge:: {mv} »•ryg.

Riygge:: {J/M}.

riygt:: {C} pen, pin.

Riygt:: {F}.

riygt-knok:: {C} stekelvarken (L. Hystrix cristata).

riyka:: {C} (Spok balspel voor één persoon); .

riykatjen:: {C} knaagdier.

riyke:: {K} knagen [aan].

riykos:: {C} geknaag.

riyks:: {S} (ontspanningstherapie waarbij gebruikgemaakt wordt vh balspel »riyka).

Riylmiy:: {G} (dorp; gemeente Mequâ).

Riylm-sÿrt:: {W} (buurtschap); .

riyn::

  1. {C} ring.
  2. {I} niet geheel kaal, enigszins begroeid.

Riyn:: {F}.

riyna:: {I} van garen gemaakt.

Riyn-âskân:: {W} .

riynbe:: {K} uithollen.

riynbos:: {C} uitholling, het uithollen.

riynbosiy:: {C} uitholling, dat wat uitgehold is.

Riynbos-plep:: {W} .

Riyndâ:: {N} (restaurantketen); .

Riyndo:: {G} (beek; gemeente Gralkrich); .

Riyndo-kaltân:: {G} (bezienswaardigheid; gemeente Gralkrich); .

Riyndo-plep:: {W} .

Riyndo-port:: {N} (een vd 2 havens v Gralkrich); .

Riyndo-quntiyst:: {G} (ondergrondse waterloop; verbinding met de Riyndo); .

riyne:: {S} garen, dun draad.

Riynek::

  1. {F}.
  2. {N} (bekend porseleinmerk uit Trendon); ; (DOM 105-106).

Riynek-Leerbâ-bof:: {C} (broek met opvallende biezen, genoemd naar de legerofficier Riynek-Leerbâ).

Riyn-eksposiseert:: {N} (tentoonstellingsgebouw in Hirdo); ; (DOM 209).

Riyne-mirra:: {W} .

Riynes::

  1. {F}.
  2. {J} Rinus.

Riyness-temp:: {G} (bergrug; gemeente Jatty (BF)); .

Riyness-weg:: {W} .

Riyn-fôresta:: {G} (bos; gemeente Tunbas); .

riyniyn:: {C} draadje garen.

Riyn-jakâm:: {W} (stadswijk in Hirdo); .

Riyn-lirrotiy:: {W} .

riyn-miflif:: {C} patrijspoort.

Riyn-pât:: {W} .

Riyn-plep:: {W} .

Riynsef-mirra:: {W} .

riyn-zlako:: {C} ringslang (L. Natrix natrix).

riyos:: {C} stevige greep; mittof plan melde fes ef dÿršen ~ rifo eft quista ôrganisašo: dat plan staat of valt met een goede organisatie (is geheel afhankelijk van).

Riyp:: {J}.

Riypen:: {M}.

riyps:: {I} scherp (pijn, smaak).

riypsa::

  1. {C} scherpte (pijn, smaak).
  2. {S} pikante saus.

riypser:: {C} (alg) plant met scherpe smaak; (ihb) muurpeper; »lôbâ-riypser.

riys:: {C} (erg) internaat, kostschool (onderwijs op ergynische grondslag, geleid door geestelijken); .

riysâne:: {K} haken (handwerk).

riysânos:: {C} haakwerk.

Riysbo:: {G} (stad in Ben).

Riystef:: {J}.

Riystef Câlmp:: {N} (Bergparel-B&B in Fietso); .

riyt:: {C} staaf (NIET v metaal of hout).

riyte:: {I} machteloos.

riyteiy:: {A; mv=enk} onmacht, machteloosheid.

riyts:: {C} (Erg: privilege om handelingen te mogen verrichten die anders voor Erg gelovigen verboden zijn, zoals slachten, vissen, gras maaien, bomen hakken ed).

riytsencater:: {C} (persoon die een »riyts ontvangen heeft).

riyts-ketter:: {C} (Erg: elke geestelijke die gemachtigd is om het ritueel uit te voeren waarbij iemand een »riyts ontvangt).

RIYX:: {N} (scheepsbouw in Gasky); .

riyx-daler:: {C} rijksdaalder.

rizjômp:: {S} heksenkruid (L. Circaea spocanica).

rizjômpiy:: {I} zwartgallig.

rk.:: {afk} »rikbi.

rko.:: {afk} »rilko.

rl.:: {afk} »rilko.

R/L:: {afk} (= lef ronter »lorerdepecc).

RL-bof:: {afk/C} »Riynek-Leerbâ-bof.

RM:: {afk} »rutre-mux.

rmp:: (= /rmp) {afk} »ri'main-pérsa.

rms:: {afk} »rigt-melde-sÿrt.

ro:: {C} rouw.

ro•:: {PXimpr.add > add} (maakt ve algemene eigenschap een specifiek menselijke eigenschap) (bijv) trân/rotrân: open/openhartig; (bij verscheidene woorden komt de ro-loze vorm in het Spok niet [meer] voor) rofonos: boos); »ri•.

:: (versterkend element) »ta.

Robert:: {J}.

robinja:: {C} witte acacia (L. Robinia pseudo-acacia).

Robinja-mirra:: {W} .

rôbinn:: {C/S} robijn.

rôbinna:: {I} robijnen, van robijn gemaakt; met robijnen bezet.

Rôbinn-mirra:: {W} .

robô:: {C} jurk, japon.

roch:: {I} laf (persoon).

rocher:: {C} lafaard.

rochiy:: {A; mv=enk} lafheid.

rododendrôn:: {C} rododendron.

Rododendrôn:: {N} (begraafplaats; gemeente Tulÿnn); .

Rododendrôn-korda:: {N} (RK kerk; gemeente Tulÿnn); .

Rododendrôn-vjadûk:: {N} (viaduct over het dal van de Ðivve-knurfel, in de M33; gemeente Tulÿnn); .

Rododendrôn-weg:: {W} .

Rodreg:: {J} Roderik.

Rodreg-knurfel:: {G} (beek in gemeente Balier); .

Rodreg-knurfel-weg:: {W} .

Rodynn:: {F/J}.

roe::

  1. {E; gst= rot} nijgen, buiging maken.
  2. {U; gst= rot} rouwen, in de rouw zijn.

Roefto furt Arânka-stunners een Ôc-côstišerpas:: {N} (afk= Rasôc) "Verbond voor Spoorwegbetrokkenen en -belangstellenden" (in Gralkrich); .

Roefto furt ef Rÿte, Ripje een Nolce:: {N} (afk= RRRN) "Verbond voor het Rijden, Mennen en Besturen" (organisatie waarbij iedereen aangesloten moet zijn die op de openbare weg een rijdier wil berijden of een bespannen wagen wil besturen; hoofdkantoor in Moques); .

Roefto furt Tiynslenkers:: {N} "Verbond voor Vrachtrijders" (organisatie die de belangen v vrachtautochauffeurs en het vrachtverkeer behartigt; hoofdkantoor in Jatty (BF); bijkantoor in Gÿrô); .

roe-hûnk:: {C} [rouw]wimpel (donkerbruin: bij Spok vlag tgv koninklijke rouwdag).

Roemâ:: {F}.

Roemulâ:: {M}.

Roëmulle:: {M} (Peg).

Roensa::

  1. {J}.
  2. {G} (stad in Ziyp); (DOM 175).

Roensa-bincos:: {N} (doorwaadbare plaats in de Leije); .

Roensa-pât:: {W} .

Roensa-plep:: {W} .

Roensa Thyrra-dunjes:: {N} (camping; gemeente Michen); .

Roensa Thyrra-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Jedenfals); .

Roesjô:: {G} (eilandje in de Aflif-straat); .

Roesjoh:: {N} (vuurtoren; gemeente Xolestajo); .

Roesjôka:: {N}

  1. (veerdienst); .
  2. (auto/treinveer); .

Roesjô-mirra:: {W} .

Roesjo-plep:: {W} .

Roetnolac-mirra:: {W} .

Roet-pât:: {W} .

Roet-plep:: {W} .

rôf:: {C} sik (v geit).

rofa:: {I; =mt v plâks} [het] minst ver (in afstand); gress zâre ~ rifonn ef port: ik woon het minst ver van de haven [vandaan]; »plâks.

rofa•:: {PX.c > c} oranje.

rofaakora:: {C} oranje map; (sprkw) do ef ÿrgyrosz paine fesdu ef ~: hij heeft de beschuldigingen naast zich neergelegd.

rofamindefit:: {I} oranjerood (kleur tussen oranje en rood in).

rofaôt-missis:: {C} »rofawôt-missis.

rofaôt-missisa:: {mv} »rofawôt-missisa.

rofawôt-missis:: (rofaôt-missis) {C; mv= ~a} grote oranje bekerzwam (L. Aleuria aurantia).

rofawôt-missisa:: {mv} »rofawôt-missis.

rófe:: {K} opensperren.

rôfer:: {C} (pop/kindertaal) geit, sik; »rôf.

roff:: {S} gloed (oranjekleurig: v vuur, ondergaande zon).

roffiy:: {I} oranje.

Roffiy Kôbo:: {N} "Oranje Zon" (Bergparel-hotel in Afacha); .

roffiy-zelfÿer:: {C} oranjetip (vlinder) (L. Anthocharis cardamines).

roffot::

  1. {Cef} ceintuur, riem.
  2. {I} omliggend, [rond]omgelegen.

roffotte:: {K} omringen.

roffottô::

  1. {III} in het rond, erom heen; ef farte ~: schelen (verschil maken); 10 euro farte ~: dat scheelt 10 euro.
  2. {VZ}
    1. (plaats) [om]heen, rond[om]; ~ ef vildul eft bankres melde: rondom de boom is een bank; ef feldre lef ef bonarôs ~ wâlkân: met zijn benen over elkaar zitten;
    2. (maat) met een omtrek van; eft siyclo/blufk ~ 8km: een cirkel/weiland met een omtrek van 8 km.
  3. {VZrs} (richting) [om]heen, rondom; ef oto ufire ~ ef nertuitiynn (rs!): de auto rijdt (met een boogje) om het obstakel heen.

Roffottô-weg:: {W} .

rófi:: {I} zoel (drukkend: v weer).

rofómiy:: {I; [mv=enk]} schaars.

rofone:: {U} ~ armt: boos zijn op.

rofonomentos:: (= rofonošami) {III} op een ogenblik van boosheid, in het geval van boosheid; ~ do finne beri scemre: als hij boos is begint hij te schreeuwen.

rofonos:: {I} boos.

rofonošami:: {III} »rofonomentos.

rofonoserÿ:: {I} boosaardig.

rofonoserÿte:: {SC} boosaardigheid.

rofonosiy:: {A; mv=enk} boosheid.

rófos:: {C} opensperring, het opensperren.

rôft:: {C} scheur.

Rôfta Crybbe:: {F}.

Rôfta-nûrcus:: {N} (autoveer op de Kjoep); .

Rôfta-seert:: {N} (volkshogeschool bij Lâf); .

Rôfta-wuma:: {G} (dicht woud in Renô; vooral in gemeenten Lâf en Harâfloja-Ÿrtuhaj); .

Rôfta-wuma-âskân:: {W} .

Rôfta-wuma-plep:: {W} .

rôftiy:: {I} gescheurd, met scheuren.

rófto:: {C} verbond, unie; bond (vereniging).

rófto-kânseler:: {C} bondskanselier.

rôga:: {C} lende.

rogân:: {C} flank (militair); »•ân.

Rôgert-lemnâs:: {N}

  1. (grafheuvel; gemeente Totiarofe-Lerescô); .
  2. (wegrestaurant; gemeente Totiarofe-Lerescô); .

Rôgert-weg:: {W} .

rôgt:: {C} urn (voor de as ve gecremeerde; wordt vaak in de huismuur van nabestaanden ingemetseld, in tuin begraven of in »torôgtÿ bijgezet).

Rôgtiy-ef-Tira-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Milbo); .

rôgtiyn:: {C} lendenstuk, haas (stuk vlees).

rogut:: {C} luifel.

Rogut:: {W} .

Roguta:: {F}.

Rogut-mirra:: {W} .

ro'i:: {C} (bouw) overspanning; spant; (auto ed) kap, dak; stus kettavy eft ~ ón ef gôrg tjâg eft pônt: men wil het ravijn met een brug overspannen.

Roiée:: {F} (Fra).

roit::

  1. {I} strak; ef mirs, cytâx lo ~ bleftess: de strak achterover gekamde haren.
  2. {vdw} »roite.

roitâ:: {C} (lett) spanning.

roitârc:: {C} kruisboog.

roitare:: {K} (lett) overspánnen (ww); ef pônt ~ ef gôrg: de brug overspant het ravijn.

roite:: {K; vdw= roit} spannen; ef ~ fes ef ârc, den: op het punt staan om.

roitos:: {C} het spannen.

roiy:: {C; rs= ~t} boswachter.

roiy-domenn:: {C} boswachterij.

Roiy-pât:: {W} .

roiysért:: {C} boswachterswoning.

roiyt:: {rs} »roiy.

Roiy-zuft:: {W} .

Rojânsa-mirra:: {W} .

roji:: {C} letter; ef prap gârpje fes ef ~s: zwart op wit staan.

roji-sador:: {I} belezen, veel gelezen hebbend (persoon).

rojit:: {C} zetwerk (het zetten v boek/krant).

rojitafiy:: {C} kopij.

rojite:: {K} zetten (letters, krant).

rojiter:: {C} letterzetter (beroep).

rojite-trijos:: {C} drukproef.

rojitos:: {C} zetsel; zetterij.

roji-ÿrðagare:: {K} ontcijferen.

roji-ÿrðagaros:: {C} ontcijfering.

rôket:: {C} [gewone] raket (plant) (L. Sisymbrium officinale).

rôkiy:: {C} rock (muziek).

rôl:: {C} rol (v toneelstuk).

Rolânðe:: {J} Roeland, Roland.

Rolane:: {G} (stad in Munt).

Rolaver:: {M}.

Rolbini:: {F}.

rôlclos:: {C} rolgordijn.

rôle:: {U} (intrans) rollen; rouleren; ef gumbâl ~ kura ef mirra: de bal rolt over [de] straat.

rôle-kaf:: {K} oprollen.

rôle-luft:: {K} omslaan, opslaan (mouw, broekspijp).

rôle-lugk:: {C} (mv: |-luks|) rolluik.

rôl-fijânta:: {C} rollade (vlees).

roli:: {C} harnas, pantser.

roli-belp:: {C} insect.

rolie:: {K} pantseren.

Roli-fôresta:: {G} (bos; gemeente Toleo); .

Roli-fôresta-weg:: {W} .

rolije:: {E; gst= rolit} van gedachten wisselen.

rolijos:: {A} gedachtewisseling.

rolisót:: {I} gepantserd; mateloos.

rolit:: {gst} »rolije.

rolka:: {C} gierzwaluw (L. Apus apus).

rôlnânce:: {K} inwikkelen; (fig) overspóélen.

rôlos:: {C} rol (opgerold voorwerp).

rôlos-kaf:: {C} het oprollen.

Roly:: {J} Roland.

Rom::

  1. {G} Rome.
  2. {afk} »Romers.

roma:: {S} slagroom (opgeklopte room, al dan niet met suiker of vanille).

Roma::

  1. {M}.
  2. {N} (pizzeria in Tona a/e Grât); .

Romain:: {F}.

Roma Leepâv-lirrotiy:: {W} .

Roma Leepâv-mirra:: {W} .

român:: {C} roman.

romanise:: {I} Romaans (mbt Romaanse talen).

romaniy:: {I; [mv=enk]} romaans (bep stijl).

Român-plep:: {W} .

românstin:: {C} romanschrijver.

romântise:: {I} romantisch.

romântiyc:: {C} romantiek.

romântiycer:: {C} romanticus.

romântiyc-plâge:: {K} romantiseren.

romântiyc-plâgos:: {A} romantisering.

Romariyc:: {J} Romarik.

Rom-avenû:: {W} .

Romba-avenû:: {W} .

Romba-blufks:: {W} (stadswijk in Hirdo); .

Romba-weg:: {W} .

Romee:: {J} Romeo; ~ ur Juliy: Romeo en Julia.

Romer:: {C} Romein.

Romers:: {N} (afk= Rom) (bijbel) Romeinen.

Rominâstra:: {N}

  1. (vrw personificatie vd Kunst); .
  2. (voormalig cultureel-literair maandblad); .

Rominâstra-mirra:: {W} .

Rominâstra-plep:: {W} .

Rominâstra-zôler:: {C} plakker (vlinder) (L. Lymantria dispar).

romise-câtoliyc:: {I} (afk= RC) rooms-katholiek (bv).

romise-câtoliyc bâlmerre-clup:: {C} (afk= RCBC) rooms-katholieke voetbalclub (afkorting vrnl in namen v voetbalclubs).

romise-câtoliycer:: {C} rooms-katholiek (zn: persoon).

romise-câtoliysmiy:: {C} rooms-katholicisme.

romiy:: {I} Romeins.

Romiy Empiyr:: {G} het Romeinse Rijk.

Romjo:: {J}.

rômme:: {S} dreun, eentonig geluid.

Rom-mirra:: {W} .

Rommuâle:: {N} (mnl personificatie vh Bezit); .

rômpe:: {U} stampen (geluid v machines).

rômpos:: {C} gestamp (geluid v machines).

Rompt:: {F}.

rômtâ:: {S} geroezemoes; (dl= Peg) geroddel, roddelpraat.

Romuâle:: {N} (camping; gemeente Ðorâs); .

Romuâle-fonis:: {G} (inham vh Firani-meer); .

Romus:: {F/J}.

Romus-lofipana:: {N} (paleis in Blort); .

romya:: {S; rs= romyte} room (vloeibare substantie, niet opgeklopt).

romyare:: {K} afromen.

Rômyll:: {J} (Peg).

romyte:: {rs} »romya.

rón:: {SC} uitgestorvenheid (algehele verlatenheid).

Rôndâf:: {N}

  1. (bierbrouwerij te Oneusÿrt); .
  2. (biermerk uit Oneusÿrt); .

Rôndâf-pjerf:: {N} (biermerk uit Oneusÿrt); .

Rôndâf-styp:: {N} (biermerk uit Oneusÿrt); .

rone:: {K} ~ fes: vervangen door.

Ronesa:: {J}.

roni:: {C} (taalk) voornaamwoord, pronomen.

roni-riffe:: {K} pronominaliseren.

Ronn:: {G} Rhône.

Ronn-mirra:: {W} .

Ronn-weg:: {W} .

ronos:: {C} vervanging (wat iets anders vervangt).

ronsâ:: {C} (Oost-Peg soort slee).

ront:: {I} (arch/poe) rond (bv); »ronter 2.

rônt:: {C} ronde (zn).

ronter::

  1. {Cef} tour, rondreis, excursie.
  2. {I} rond (bv); fes ~ mirs: heelhuids.

rônter:: {C} (alg) cirkel, kring; (ihb) verkeersplein, rotonde; ~ M69: rondweg M69 (autosnelweg M69 rondom Hirdo); eft bovéte ~: een vicieuze cirkel.

ronterafiy:: {C} rondschrijven (zn), circulaire.

Ronter Ardekir-plep:: {W} .

ronter-blotter:: {I} bont en blauw.

Ronter-lirrotiy Korda:: {N} (Erg kerk in Amahagge); .

Ronter Lirrotiy rifo ef Mipperper:: {W} .

Ronter Mârket:: {W} .

Ronter-mindistiy:: {N} "Excursiehotel" (eenvoudig hotel bij Manes-Ÿrcas); .

ronter-munt-vildul:: {C} gewone morielje (paddenstoel) (L. Morchella esculenta).

ronternolac:: {C} touringcar.

ronteros:: {C} ronding, welving.

ronter-rek:: {C} singel (beplante strook om perceel).

ronter-sloit:: {C; mv= ..-sloiyte} singel, buitengracht.

ronter-sloiyte:: {mv} »ronter-sloit.

Ronter Srialyotû-plep:: {W} .

rônter-weg:: {C} ringweg (om grote stad, zoals Hirdo).

Röntgen-mirra:: {W} .

röntgen-nânks:: |rûnt..| {Cmv} röntgenstralen.

röntgenolôiy:: |rûnt..| {C} röntgenologie.

röntgentâte:: {rs} »röntgentây.

röntgentây:: |rûnt..| {C; rs= röntgentâte} röntgenfoto.

Rônuh:: {G} (dorp; gemeente Laloje).

Ronyla:: {M}.

Rônzata:: {N}

  1. (begraafplaats; gemeente Huis); .
  2. (kasteelruïne; gemeente Huis); .

Rônzata-âskân:: {W} .

Rônzata-fôresta:: {G} (bos; gemeente Huis); .

roos:: {C} nijging, buiging.

Roôstÿ-wuma:: {G} (bos; gemeente Xubenuke); .

rootamðe:: {K} hunkeren naar.

rootamðos:: {A} hunkering.

roote:: {K} verrukken, betoveren.

rootiy:: {I} verrukkelijk, betoverend.

rootos:: {A} verrukking, betovering.

ro-painos:: {C} deelneming, rouwbeklag.

rópiy:: {C} (trad Spok stijlmiddel: bewuste invoering ve fundamenteel anachronisme, historische onjuistheid of anderszins een fundamenteel detail dat niet overeenkomt met de werkelijkheid of de continuïteit vh verhaal; bijv in een overigens betrouwbare biografie wordt de vrw hoofdpersoon consequent als man beschreven. Rópiys komen veel voor in sagen en de Ergemip: dikwijls kloppen de landschapsbeschrijvingen niet met het genoemde gebied of wordt de chronologie v elkaar opvolgende gebeurtenissen geweld aangedaan).

ropja:: {S} vocht.

ropja-martel:: {I} waterkoud (v weer).

ropjare:: {K} bevochtigen; ef ~ ðô: het dauwt; er hangt dauw.

ropje:: {U; gst= ropp} vochtig zijn.

ropp::

  1. {S} wasem.
  2. {gst} »ropje.

roppe::

  1. {E} wasemen.
  2. {U} »yroppe.

rôqule:: {K} (dl= Liftka/Tigof/Lomky) vangen.

rôqulos:: {C} (dl= Liftka/Tigof/Lomky) vangst.

rôrfer:: {A; mv=enk} gulheid; het royaal-zijn.

rôrfiy:: {I; [mv=enk]} royaal, gul.

rôrra:: {C} kunsthandel, galerie; »Rôrra.

Rôrra:: {N} (pop benaming voor »Rominâstra).

Rôrra Tine van Hout:: {N} (galerie in Sinto-Alycro-Poniy); .

rôry::

  1. {Cef} bovengrondse leiding; bovenleiding (trein); hoogspanningskabel[s].
  2. {I} bovengronds.

rôry-drat:: {C} rijdraad (trein).

rôry-gerlas:: {C} trolleybus; .

rôry-knurfel:: {S} oppervlaktewater.

rôry-paliy:: {C} telefoonpaal, elektriciteitspaal, (iha) paal met leidingen.

rôs:: {C} walrus (L. Trichechus rosmarus).

rosa::

  1. {C} glas rosé[wijn].
  2. {S} rosé (zn: wijn).
  3. {I} rosé (bv: kleur/smaak v wijn).

roša:: {I} rossig, roodachtig; roodbruin.

Roša:: {M} Roos, Rosa.

rosariy:: {C} rozenkrans (gebed).

rosaweinô:: |rossaenô| {S} roséwijn.

rosaweinoh:: |rossaenoh/..enô| {C} roséwijn.

rosbyf:: {S} rosbief.

rôsele:: {U} jubelen.

Roseline:: {M}.

rôselos:: {C} gejubel.

rošes:: {C} kopvoorn (L. Leuciscus cephalus); (soms) rietvoorn (L. Scardinius erythrophthalmus).

Rosina:: {M}.

rosino:: {C} rozijn.

rôsiy:: {S} vet (zn).

rôsiy-hâm:: {C} vetrand(je) (aan vlees).

rôsiy-krûgt:: {C} (pej) dik/vies/slordig wijf.

rôska:: {C} tros (druiven ed); gelid (rij soldaten).

rôskae:: {U} in het gelid staan.

rôska-flyddere:: {C} wapendrager (vlinder) (L. Phalera bucephala).

rôskaos:: {C} erehaag, erewacht.

rôska-tomatos:: {Cmv} trostomaten.

roskryva:: {C} rozenkrans (ketting); ef sterne ef ~: de rozenkrans bidden.

rosmarin:: {S} rozemarijn (L. Rosmarinus officinalis).

Rosse:: {M} Roosje.

Rössler:: |rûsler| {F}.

róst:: {C} vinvis (familie Balaenopteridae).

Rôstem Korda:: {N} (Erg kerk in Amahagge); .

Rôstem-lirrotiy:: {W} .

Rôstem-pât:: {W} .

Röstl:: {F} (Dui).

Rosy:: {M} Rosa.

rôšypje:: {K; gst= rôšypp} betreuren, jammer vinden.

rôšypjos:: {A} spijt, het betreuren.

rôšypp:: {gst} »rôšypje.

rot:: {gst} »roe.

rôt:: {C; mv= ~a} krukje, laag stoeltje.

Rôt:: {F}.

rót:: {C} trekpaard, werkpaard.

rôta:: {mv} »rôt.

rotjule:: {K} ontwijken.

rotjulole:: {I} te vermijden, vermijdbaar; nert ~: onvermijdelijk.

rôtjulôlétt:: {I} onvermijdelijk, onherroepelijk.

rotjulos:: {C} (lett) ontwijking.

rotjulos:: {A} (fig) ontwijking.

rótno:: {C} tenderlocomotief.

rótnolac:: {C} [eenvoudige] koets; paard-en-wagen.

rotrân:: {I} openhartig (persoon).

Rott:: {F}.

rotte:: {E} hout vlotten (op rivier).

rotter:: {C} [hout]vlotter (op rivier).

Rotterdam-mirra:: {W} .

rovôn:: {C} lijsterbes (vrucht); »rovôns-vildul.

Rovôn-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Tuûn); .

rovôns-vildul:: {C} [wilde] lijsterbes (boom) (L. Sorbus aucuparia).

Rovôn-wuma:: {G}

  1. (bos; gemeente Plafotô); .
  2. (bos; gemeente Tuûn); .

rovret::

  1. {Aef} (arch/dl= Tjemp/Renô) liefde.
  2. {I} lief.

rovrete:: {U} lief zijn; ~ armt: (fig) delen in; ef ~ armt ef hâng: in de vreugde delen.

rôvrete:: {I} (dl= Liftka) lastig, stout, ondeugend.

rovretora:: {C} (arch/poe) liefde.

rovretos:: {A} liefde; ef ~ ump/armt rst: liefde voor iemand; (sprkw) ~z qugle bliynt: liefde maakt blind.

rovrétt:: {I} lieflijk.

Royal:: {N} (Bergparel-hotel in Quobenta); .

Royal Crown:: {N} (Bergparel-hotel in Acaratsa); .

roza:: {C} roos (struik; bloem) (L. Rosa); ~ furt Steufima: bosroos (L. Rosa arvensis); »Steufima.

Roza-arâbe:: {W} .

Roza-hove:: {N} (bewoond kasteel; gemeente Tanbÿr); .

Roza-hove-mirra:: {W} .

Roza-lirrotiy:: {W} .

roza-pârs:: {C} (lett) rozenkrans, krans van rozen.

Roza-plep:: {W} .

rôzet:: {I} geslepen, listig.

róziy:: {I} kostelijk.

rozjep:: {C; mv= û~} riem, peddel; stuurwiel; ef ubere ef û~: aan de haal gaan.

rozjepe:: {K} [be]sturen (v alle vervoermiddelen, behalve auto; ook fig: ergens richting aan geven).

rozjepecur:: {C} stuurmanskunst.

rozjeper:: {C} stuurman, bestuurder (v vervoermiddel, behalve auto); ef veliyter Rozjeper: "de Stuurman des mensen" (= God).

rozjeplot:: {C} stuurhuis.

Rozjep-mirra:: {W} .

rozjepstôl:: {C} roeiboot.

Rozjepstôl-weg:: {W} .

rozûftâ:: {I} bazig.

rp:: (= /rp) {afk} »ri'pérsa.

R&P&A:: {N} (fabriek voor spoorwegmaterieel, in Hoggebim); .

RRRN:: {afk} »Roefto furt ef Rÿte, Ripje én Nolce.

ru:: {C} (alg) mannelijk zoogdier.

ruânda:: {IIef} Rwandees (bv).

Ruânda:: {G} Rwanda.

Ruândana:: {Cef} Rwandese vrouw.

Ruândany:: {Cef} Rwandees (bewoner).

ru'ât:: {C} kruin.

rucc:: {C; mv= rûcce} [gietijzeren] braadpan (vooral om de »brûe in te bereiden).

rûcce:: {mv} »rucc.

ruch:: {C} wolkbreuk.

rûdâ:: {S} geitenmelk.

rûdâ-blarâs:: {S} geitenkaas; .

rue:: {U} een boer laten; oprispen.

ru'eger:: {C} strottenhoofd.

ru'egg:: {C} strot.

ruegte:: {U} kokhalzen.

ruelira:: {I} bijkomend (extra).

Ru'etteg:: {F}.

rufa:: {C} trans, omloop, omgang (v toren); (sprkw) ef omeleche wânta kaf ef ~ dus lango ef stent: hoge bomen vangen veel wind.

Rufen:: {J} Rufus.

ruff:: {C} ruif, etensbak.

Ruffe:: {F/M}.

Ruff-weg:: {W} .

ruggâ:: {C} (dl= Peg) oogster.

rugge:: {K} (dl= Peg) oogsten.

ruggos:: {C} (dl= Peg) oogst.

rûgt:: {C} spektakel.

Rugyða-nûrcus:: {N} (gemeentelijke pont in Tanbÿr); .

ruinn:: {C} ruïne, bouwval.

ruinne:: {K} ruïneren.

Ruinn-lirrotiy:: {W} .

Ruinn-oftian:: {W} (stadswijk in Hirdo); .

Ruinn-pât:: {W} .

Ruinn-plep:: {W} .

ruinn-pôr:: {I} straatarm.

Ruinn-siyclo:: {W} .

Ruinn-weg:: {W} .

Rujina-sent:: {W} .

rujiy:: {C} (alg) zadel; (pop) lift (in auto); ef kette sener ~ ón rst: iemand mogen; goed kunnen opschieten met iemand; gress kette jazy sener ~ ón do: ik mag hem wel.

rujiyrif:: {C} zadelmaker.

rujiyte:: {K} zadelen.

ruk:: {C} kolenhok, houthok.

rûk:: {C} wollen vest (met mouwen).

rukavicô:: {C} trajectcontrole; »rutt-kanas-vitešo-côntrolos.

rul:: {I} goedgezind; do melde ~ ón gress: hij is mij goedgezind.

rûl::

  1. {Aef} gemoed, bui, geest; âfry ef ~ rifo (vz-uitdr): in de geest van; quân ef ~: enthousiast; ef kafsompe sener ~: zijn [eigen] gang gaan; (sprkw) eft helt ~ fes eft helt liff: een gezonde geest in een gezond lichaam.
  2. {I} humeurig, aan buien lijdend.

rûl-fesblôfos:: {A} zenuwinzinking.

rull:: {C} hinde, hert (vrw).

Rull-ur-Efti-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Lostô); .

rulte:: {U} razen, donderen (hard v trap vallen ed).

rultos:: {C} geraas, gedonder; harde val met veel kabaal.

rulÿf:: {C} (ong) wentelteefje (in Spok: brood, gedrenkt in eiwit en room, en gebakken; opgediend met jam).

rum:: {C} aanleg (v geweer).

•rum:: {SX > c/n} (gereduceerde vorm v »rumtra) •monster; (bijv) Selrum: Zoutmonster (legendarisch wezen waarin de bewoners vd Moens-eilanden geloven).

rûm::

  1. {C} glas rum.
  2. {S} rum.

rumatiyc:: {C} reumatiek.

rumatolôiy:: {C} reumatologie.

rume:: {K} aanleggen (v geweer).

Rumena:: {Cef} Roemeense vrouw.

rumeniy:: {IIef; mv=enk} Roemeens (bv).

Rumeniy:: {G} Roemenië.

Rumeniy-mirra:: {W} .

Rumeno:: {Cef} Roemeen.

rumenos:: {C} Roemeens (taal).

Rumer:: {F}.

Rummiy:: {J}.

rumôs:: {C} visgrond.

Rumôska:: {N}

  1. (veerdienst); .
  2. (veerboot); .

Rumôs-ager:: {N} (badstrand op eiland Zverosta; gemeente Tosiy); .

Rumôs-korda:: {N} (RK kerkje op eiland Zverosta; gemeente Tosiy); .

Rumôs-pât:: {W} .

Rumôs-xijera:: {G} (dorp; gemeente Trofy).

Rumôs-zee:: {G} (zee tussen Berref en Lomky); ; (DOM 158).

rumpstjô:: |rumstô| {C} (alg) ruimte; (ihb) armslag, bewegingsruimte.

rumpstjy:: |rumsty| {I} ruimtelijk.

rumtra:: {C} monster, draak; lelijk ding; vervelend mens.

runiy:: {C} runen[schrift].

runiy-roji:: {C} rune, runenteken.

Rûnka:: {M}.

runp:: {C} meerkoet (L. Fulica atra).

runt:: {C} einder; strook land in de verte; bomen aan de horizon.

ruos:: {C} oprisping, boer.

rûp:: {C} kegelrob, grijze zeehond (L. Halichoerus grypus).

Rupabe::

  1. {G} (dorp; gemeente Quobenta).
  2. {N} (Bergparel-pension in Rupabe (Quobenta)); .

Rûpe:: {G} (riviertje dat bij Pipio in de Hildi-fonis uitmondt); .

rupkare:: {K} roepen om (te doen komen).

rupkaros:: {C} geroep (om iets).

rupke:: {K} ~ [ón]: roepen [tegen]; ef telefonos ~: de telefoon rinkelt/gaat; ef ~ furt cÿrtiyr: hulp inroepen; ef ~ kura ef ÿ..os: staan op ..., dreigen te ...; ef pônt ~ kura ef ÿfesbônos: de brug staat op instorten.

rupke-drém:: {C} ef arfine kaf eft ~: het komt als geroepen.

rupke-fes:: {K} afkondigen, proclameren.

rupke-kaf::

  1. {K} (alg) oproepen, aanroepen; (v rechtszaak) aanspannen.
  2. {U} (hond) aanslaan; (alg: v dier) bij onraad geluid beginnen te maken; ef uasz rupka-kaf lóf kost chabôrtos: de ganzen gingen tekeer toen ik eraan kwam.

rupke-ponto:: {C} uitroepteken (!).

rupke-tÿrt:: {K} terugroepen.

rupkos::

  1. {C} roep, geroep; velp rupkôsta: loze kreten.
  2. {A} roeping.

rupkos-fes:: {A} afkondiging, proclamatie.

rupkos-kaf:: {A} oproep, aanroeping.

rupkos-tÿrt:: {A} terugroeping.

Rupp:: {G} (waterstroom in Ergânt-moeras); .

Rûp-weg:: {W} .

rur:: {C} daklijst.

ruralesmiy:: {C} "ruralisme" (bep architectonische stroming, hoogtepunt 1920-1930: de stijl is gebaseerd op de traditionele bouwvormen vh platteland, ihb de boerderijen v Zuid-Liftka).

Rurf::

  1. {F}.
  2. {G} (eilandje in Ef Tragam met beruchte strafgevangenis); ; (DOM 148).
  3. {G} (oefengebied vh Leger); .

Rurf & Larmin:: {N} (rederij, hoofdkantoor in Nustiy); .

Rurf-strett:: {G} (water tussen Rurf en oostkust v Bloi bij Nustiy); .

Rurr:: {G} Ruhr (Duitse rivier).

Rurr-mirra:: {W} .

rus:: {C} (alg) roes; (pop) brok hasjiesj.

•rus:: (= •us) {SXimpr.ww > add} (oorspr Peg; het Spok heeft wel de add'n, maar niet de ww'n overgenomen) (bijv) enzolus: beeldschoon; klótarus: klaar, gereed; miterus: bruin; purfillus: verschrikkelijk.

rûs:: {S} stof (chemisch).

ruša:: {IIef} Russisch (bv).

Ruša::

  1. {Cef} Russin.
  2. {Gef} Rusland.

rûsaly:: {I} fijn, kies; gevoelig; van goede kwaliteit, kwalitatief goed.

ruše:: {C} ruisvoorn, rietvoorn (L. Scardinius erythrophthalmus).

rûse:: {K} verfijnen.

Rusen:: {F}.

rûsiy:: {I} stoffelijk; ~ supstantiviy: stoffelijk substantief; »rûsiyer.

rûsiyer:: {C} (taalk) stoffelijk substantief (in de Spok taal: alle woorden die in dit woordenboek met {S} zijn gemerkt).

rûslot:: {C} [zout-/peper-]vaatje (ed).

rusos:: {C} Russisch (taal).

rûsos:: {C} stofnaam.

rûst:: {I} verfijnd; geraffineerd.

rustanniy:: {I; [mv=enk]} (fig) gehard.

Rušy:: {Cef} Rus (man uit Rusland).

rut:: {C}

  1. ruit (figuur).
  2. span (paarden).

rût:: {C} (afk= R) (Spok lengtemaat: 1 rût = 1R = 25,0756 km); .

Rût:: {N} (afk= Rût) (bijbel) Ruth.

ruta:: {C} ruiten (in kaartspel).

rutôs:: {C} zee, oceaan.

rutôs-âp:: {I} zeewaardig.

rutôsâs:: {C} zeevaart.

Rutôs-cârtografijâ-Buro:: {N} (afk= RCB) "Zeecartografie-Bureau" (overheidsinstantie die de officiële zeekaarten uitgeeft; in Trofy); .

rutôse:: {K} uitspreiden.

rutôse-mip:: {K} binnenlopen (v haven).

rutôslech:: {C} westenwind; (= »rutôs + »omelech).

rutôsos:: {C} uitspreiding.

rutôsos-mip:: {C} het binnenlopen (v haven).

rutôs-strett:: {C} zeeslag, zeegevecht.

Rutôs-vender:: {W} .

Rutôs-weg:: {W} .

rut-plônsatjen:: {C} ijsduiker (vogel) (L. Gavia immer).

rutracc:: {I} beweeglijk; druk bezig.

rutracciy:: {A; mv=enk} beweeglijkheid; mobiliteit (je [kunnen] verplaatsen).

rutramiy:: {I} beweegbaar.

rutrare:: {K} in beweging zetten.

rutre:: {U; gst= rutt} bewegen; do ~ lôftquar lef ef nurp: hij beweegt langzaam [met] zijn hoofd.

rutre-mip:: {U; gst= rutt-mip} uitzetten, uitdijen.

rutre-mux:: {C} (afk= RM) gebarentaal.

rutros:: {C} beweging (ook fig: organisatie ed).

rutros-mip:: {C} uitzetting, uitdijing.

rûts:: {C} scheet, wind.

rutsót:: {I} geruit.

rutt::

  1. {C} route.
  2. {C} [tennis-/kegel-]baan (ed).
  3. {gst} »rutre.

Ruttenbeck:: {F}.

rutterdrer:: {C} baanwachter.

rutt-kanas:: {C} weggedeelte (deel ve weg); baanvak (deel ve spoorlijn).

rutt-kanas-vitešo-côntrolos:: {C} trajectcontrole (snelheidscontrole op een bepaald weggedeelte).

rutt-mip:: {gst} »rutre-mip.

Rutt-mirra:: {W} .

ruttôs:: {C} gevel.

ruu:: {I} ruw.

ru'ûr:: {C} kreun.

ruutiy:: {C} (alg) ruwheid (het niet-glad zijn).

ruvaze:: {U} fluisteren, hees spreken (met trillende stembanden).

ry:: {III} met plezier, zonder tegenzin.

rÿ::

  1. {C; mv= ~s} ree (ntr) (L. Capreolus capreolus).
  2. {C; mv= ~a} (dl= Peg) stal (ihb voor koeien); eup lelperre eft efanty lÿ ef ~: ze heeft een kind van een ander (niet v haar eigen man).

rÿa:: {mv} »rÿ 2.

ryare:: {K} opleggen (v schip).

ryaros:: {C} oplegging (schip).

Ryca:: {G} (riviertje in het Blizerû-moeras); .

Ryca-jakâm:: {N} (hippodroom en manege bij Manes-Lašer); .

Ryca-jakâm-pât:: {W} .

Ryca-pônt:: {N} (spoorbrug over de Ryca-terf); .

Ryca-terf:: {G} (nauwe zeestraat tussen Tuckrâhynne en noordpunt v Neze); .

rye:: {K} vastmaken, bevestigen, hechten.

ryf:: {C} strook, reep (papier ed).

ryfa:: {C} strook, strip (v metaal, plastic ed).

Rÿfaet:: {F}.

Ryfa-mirra:: {W} .

ryff:: {I} gerieflijk, comfortabel.

Ryff:: {F}.

ryft:: {C} aureool.

rÿ-fulf:: {C} reekalf (ntr: jonge ree).

Ryfyf:: {J} (Peg).

•ryg:: {SX > c; mv= •riyge} rand, kant; (bijv) ef sÿrtryg: de stadsrand; ef fâr kelbrariyge: de vier randen/kanten van de tafel.

rygdiy:: {I; [mv=enk]} doof.

rÿge:: {U} piepen, knarsen (v deur ed).

rÿgos:: {C} gepiep, geknars (v deur ed).

Rygtâ:: {J}.

Rygtâ Mazu-koles:: {N} ("overgangsschool" in Amahagge); .

Rygtâ Môjôl-mirra:: {W} .

ryje:: {C} [blauwe] reiger (L. Ardea cinerea).

ryje-lirdef:: {I} doodstil.

Ryje-mirra:: {W} .

ryje-snebbe:: {C} [presÿr] ~: gewone reigersbek (L. Erodium cicutarium).

Ryje-tômp:: {N} (grafheuvel; gemeente Polefi-Jariâlo); .

rÿke:: {K} afdragen (v geld).

Rykaton:: {G} (riviertje, ontspringt ten westen van Yservildul-belt en mondt bij Yservildul uit in de Trendon); .

Rÿkoegt-plâkomÿ:: {N} (tunnel in de M8; gemeente Xâ); .

rÿlempare:: {K} vermeerderen, [doen] toenemen.

rÿlempe:: {U} aangroeien, toenemen, [zich] vermeerderen.

rÿlempelira:: {I} in toenemende mate.

rÿlempos:: {C} toename, vermeerdering, aangroeiing.

ryltiy:: {C} (Erg) geestelijke (in rang boven de »partes en hoofd ve »ryltiyeren; vgl bisschop; als de »Reelâ overlijdt, worden ook de »suryltiys tijdelijk tot ~ verheven, en zijn er dus geen 40 maar 254 ~s); .

ryltiyeren:: {C} (Erg) kerkdistrict (bestuurd door een »ryltiy; vgl bisdom); .

ryltiy-rens:: {C} (woning/kantoor vd »ryltiy; vgl bisschoppelijk paleis).

Ryltiy-rens:: {N} (hotel in Tona a/e Grât); ; (DOM 171).

Ryma'iy:: {G} (dorp; gemeente Kru).

rÿn:: {C} rendier (mnl/ntr) (L. Rangifer tarandus).

Ryna::

  1. {F}.
  2. {M} Rina.

rÿna:: {C} rendier (vrw).

rynde::

  1. {U} vorderen (voortgaan, ontwikkelen).
  2. {C} onderarm.

ryndos:: {A} vordering (ontwikkeling).

Rÿnert:: {J} Reindert.

Rÿnertex Arâbes:: {W} (buurtschap); .

rÿn-kles:: {S} rendiermos (ihb: L. Cladonia rangiferina).

rynn:: {C} (dl= Bloi/Ziyp) het weerzien (zn), ontmoeting (na een lange tijd).

Rynne:: {J} Rein.

rynnte:: {K} (arch/dl= Tjemp) ontmoeten.

Rÿn-pât:: {W} .

Rynte:: {J/M}.

ryos:: {C} het vastmaken, bevestiging, hechting.

Rÿpon-korda:: {N} (Erg kerk bij Fleer; gemeente Tuûn); .

ryppel:: {C} flodderjurk, slobberjurk.

ryppele:: {U} flodderen, slobberen (v kledingstuk).

rÿ-qurter:: {C} wegedoorn (L. Rhamnus catharticus).

rÿr:: {I} stoffig.

rys::

  1. {VZ}
    1. (beweging binnen bep grenzen) beneden, onder; ef efanty blacroe ~ ef kelbra: het kind kruipt onder de tafel [rond];
    2. (maat) met een diepte van; eft zé ~ 850m: een zee van 850 m diep, met een diepte van 850 m.
  2. {VZrs} (richting) onder[door]; do blacroe ~ ef râffe (rs!): hij kruipt onder het hek door.

Rys ef nii-alstrah:: {N} (boektitel); .

ryses:: {III} neerwaarts, omlaag, naar beneden; ~ trâk: van ... af; do pitte ~ trâk ef plajue (rs!): hij fietst van de helling af.

rysfes:: {VZ} (plaats en beweging) beneden in, onder in; ef atyjes melde ~ ef feldariy: de dekens liggen onder in de kast; (vgl) ef atyjes melde kelârfes: de dekens liggen onderin.

ryskaf:: {VZ} (plaats en beweging) beneden op, onder op.

Ryšo:: {F}.

ryt:: {I} mis (niet raak: bij schieten ed).

Ryta::

  1. {J}.
  2. {M} Rita.

rytare:: {K} sjorren, [stevig] vastmaken, vastknopen.

rÿtatjen:: {C} ruiter (als hobby; in vrije tijd).

ryte:: {K} bemachtigen.

rÿte::

  1. {U} paardrijden.
  2. {C} (afk= r) (Spok gewicht: 1 rÿte = 1r = 2,4871 gram; tot 1953 officieel gebruikt; 160r = 1 lesters); »lesters; .

rÿte-belp:: {C} rijdier; .

rÿte-koles:: {C} rijschool (paarden).

Ryter:: {F}.

rÿter:: {C}

  1. ruiter (als beroep).
  2. reebok, mnl ree (jagersterm); »liyts.

rÿterx:: {S} gekaarde wol.

rytle:: {K; gst= rytt} missen (niet raken: bij schieten ed).

rytlos:: {C} misser (schot dat mist).

rÿtmešane:: {U} komen aanrijden (te paard).

rytmlo:: |M| {C; rs= ~t} overhemd.

rytmlot:: |M| {rs} »rytmlo.

rÿtômhûls:: {C} rijkleding.

rytos:: {A} beginsel; bemachtiging.

Rÿtry:: {J}.

rytt:: {gst} »rytle.

Ryvynn:: {J} (Peg).

Ryvynnka:: {N} (stoomschip); .

ryve:: {K} rukken [aan]; do ~ ef srialyotû cupp ef pazzosti: hij rukt de struik uit de grond; ef qutser ~ ef cÿrlôfs: de koetsier rukt aan de teugels.

ryve-mip:: {K} (lett) uitrukken, rukken uit; do ~ ef srialyotû: hij rukt de struik uit.

Rÿvola:: {M}.

rÿvors:: {I} opmerkzaam, nauwlettend, oplettend.

ryvos:: {C} ruk.

ryvos-mip:: {C} (lett) het uitrukken.

Ryvos-mirra:: {W} .

ryx:: {C} homp; brok brood.

ryx-brûe:: {S; rs= ~t} broodpap.

ryx-brûet:: {rs} »ryx-brûe.

Ryzenne:: {M} (Gar).

 

© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands

DICTIO