Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans

Spokaans—Nederlands     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 

Nederlands—Spokaans     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
 

t:: (naam vd letter T) te {C}.

Taag:: Tago {G}.

taai:: ðést {I}; taal||mals: perann {Iid}; .

taak:: (=opdracht) kafkettos {C}, togany {C}; voor een ~ berekend zijn: uquestre {K; gst= uquesst; wst= uquest•}; het berekend zijn voor een ~: uquestros {A}; persoon die voor zijn ~ berekend is (geschikte persoon): uquestros {C}; een ~ vervullen: ef fulle eft kafkettos; een ~ volbrengen: wârbimapyre {E}; »volbrengen.

taal:: (alg) lângâr {C}; (=spraak) mux {C}; zich in ~ uitdrukken: muxe {E}; liederlijke ~: vóta'o {C}; zie ook Talen en dialecten in .

taalgeleerde:: mux-tibâner {C}.

taalkunde:: mux-tibân {C}.

taalkundig:: linguistise {I}.

taalkundige:: mux-tibâner {C}.

taalverwerving:: mux-chošos {C}.

taalwetenschap:: mux-tibân {C}.

taart:: (=gebak) omi {C}.

taartje:: (=gebak[je]) tróma {C}.

tabak:: tobacc {S}.

tabakspijp:: »pijp 3.

Tabakswet:: (in Spok) Uokke-tiyns-lacs |wo..| {N} (afk= UT-lacs); zie ook Wetten en regels in .

tabel:: tabel {C}; (=lijst) ramâ {C}, •ramâ = •amâ {SX.c > c}.

tablet:: (alg) tjable {C}; (medicijn: =pil) piyl {C}.

taboeret:: belt-hajôlen {C}.

tachtig:: tenrân-âke {TW}, tenrân-nala {TW} (=72+8); (rekenkundig) âksta {TW}.

tact:: coðos {A}.

tactloos:: côðÿ {I}.

tactvol:: coðiy {I}; ~ zijn (goed met mensen weten om te gaan): pârame {U}.

Tadzjikistan:: Tadjikistân {G}.

tafel::

  1. (alg: meubel) kelbra {C}; ~tje (klein blad, hoge poten): matarija {C}; salon~ (korte poten): dryk {C}; (alg) aan ~; om de ~: tekelbrae {I}; we zitten aan ~ (om te eten): kirro feldre tekelbrae; we willen met het bestuur om de ~ gaan zitten (om te overleggen): kirro feltaves tekelbrae ðônosef ef lydos; op ~: kaf ef kelbra; tekelbrae {I} (dl= Zuid-/Oost-Berref); het boek ligt op ~: ef mimpit melde kaf ef kelbra/tekelbrae; (fig) iets van ~ vegen: brûste-tijâ flaju {K}; (fig) boven ~ komen (tevoorschijn): lorake {U};
  2. (oneigenlijk: personen aan tafel/maaltijd) kelbra {C}, kelber {C} (arch/deftig); de ~ in de hoek wenst nog koffie: ef kelbra/kelber fes ef eka bladide velk cafer; een heerlijke ~: eft guriatjof kelbra/kelber;
  3. (=tabel) tabel {C};
  4. (plaat met inscriptie) tjable {C}.

tafelbank:: (typisch Spok meubelstuk: tweepersoons bank met tafeltjes ipv armleuningen) kelbrasat {C}, kelbra-bankres {C}.

tafelblad:: kelbra-zillepip {C}.

tafelden:: lagitofidal-sparot {C} (L. Pinus pinea).

tafeleend:: mindanurp-dôlze {C} (L. Aythya ferina).

tafelkleed:: kelbrafâsto {C; mv= kelbrafâstôe; rsmv= kelbrafâstott}.

tafelmesheft:: (schelp) ziyðy {C} (L. Ensis siliqua).

tafelpoot:: kelbra-lippio {C; mv/rsmv= ..-lippiones; rs= ..-lippót}.

tafeltennis:: kelbra-tennis {C}.

tafeltje:: (klein blad, hoge poten) matarija {C}.

tafereel:: taferelo {C}.

taiga:: tajga {C}.

taille:: (=middel) ÿmâs {C}, ÿrnô {C}.

Taiwan:: Tÿân {G}.

Taiwanees::

  1. (zn: bewoner) Tÿâno {Cef};
  2. (bv) tÿân {IIef}; Taiwanese vrouw: Tÿâna {Cef}.

tak:: (alg) ÿrra {C}; [dikke] ~: cÿra {C; mv= ratt}; (fig) opast {C}; ~je (=twijg): zvygoh {C}; ~jes (kleine twijgjes): kôr {S}; bedekt met ~ken (vroegere methode om modderwegen te "verharden"): lâcÿraor {I} (arch).

takel:: (=katrol) kârnt {C}.

takje:: (=twijg) zvygoh {C}; ~s (kleine twijgjes): kôr {S}.

takkenbos:: grâtyliy {C}.

takkenweg:: »knuppelweg.

tal:: ~ van (in samenstellingen): klûmp {C}; ~ van mensen: eft veldur-klûmp; ~ van voorbeelden: eft šove-klûmp.

•tal:: •erÿ {SX > add}; een honderdtal: pérsaerÿ; op een tiental locaties: kaf mainerÿ locâts.

talent:: (=genie: persoon) miperter {C}; (=aanleg) mipertos {A}; ~ hebben: miperte {E}; ~ hebbend (=talentvol): mipertelira {tdw}; de aanwezigheid van ~: miperten {C}.

talentvol:: (talent hebbend) mipertelira {tdw}; ~ persoon (=genie): miperter {C}.

talg:: (=talk) frofeûl {S}.

talisman:: (voor onderweg) hastram {C}.

talk:: (=talg) frofeûl {S}.

talloos:: ÿrsa'ecc {I}.

talmen:: (=dralen) crajyve {U}.

talon:: talonn {C}.

talrijk:: rela {I}; (=machtig) ôgjél {I}.

talud:: (=glooiing) kryos {C}.

tam:: (=mak) neotlôgt {I}; tam||wild: régiyp {Iid}; .

tamarisk:: (struik) tamarix {C} (L. Tamarix anglica).

tamboer:: (=trommelslager) drômerr {C}.

tamboerijn:: rencdrôm {C}.

tamelijk:: armtzerfelira |andzer..| {I}; (=nogal) har ef tork (afk= h.e.t.); ~ goed: quisterÿ {I}.

tand:: (alg; ihb in mond) ynt {C}; (v tandwiel/kam ed) spets {C}; met lange ~en eten: ef larde ef bjôlns rifo ef ÿksanera; iemand aan de ~ voelen: ef klempe rast zléf ef estû.

tandarts:: ynt-medikiy {C}.

tandem:: (tweepersoons fiets) duogrÿðe {C}.

tandenborstel:: yntclén {C}.

tandengeknars:: gâgos {C}.

tandheelkunde:: yntcuros {C}.

tandjesgras:: mir-kles {S} (L. Sieglingia decumbens).

tandpasta:: ynt-pâsta {S}.

tandvlees:: yntiÿtu {C}.

tandwiel:: spetsklan {C; mv= spetsklâne}; samenstel van ~en (raderwerk): totrôchâÿ {C}.

tanen:: (lett: gelig worden) mitraare {E}; (fig) colinare {U}; het ~ (fig): colinaros {A}.

tang:: (gereedschap) tânk {C}; (=klem) gârp {C}.

tank:: (=reservoir) tenk {C}; (op rupsbanden) tânk {C}.

tanken:: (v benzine ed) tenke {K}.

tanker:: (tankschip) tenkka {C}.

tankstation:: (alg: alleen om brandstof te tanken) burâgâs {C}, bensynnâs {C}; (met extra autoservice) oto-póntel {C}; (uitgebreide accommodatie langs autosnelweg: met restaurant en evtl motel/camping/winkel/garage ed) wegsÿrt {C}.

tante:: (zuster v vader/moeder) tlokko {C; mv= tlokkôe; rsmv= tlokkót}; (tlokko v echtgenoot/-note) tlokko-mâlp {C; mv= tlokkôe-..; rsmv= tlokkót-..}; (echtgenote v cÿrlo) cÿrlo-diy {C}; ~ en oom: »oom en tante.

tantième:: quamp-hâliyn |..mh..| {C}.

Tanzania:: Tânzaniy {G}.

Tanzaniaan:: Tânzano {Cef}.

Tanzaniaans:: (bv) tânzaniy {IIef; mv=enk}; ~e vrouw: Tânzana {Cef}.

tap:: (=[af]tapping) jepsaros {C}.

taperecorder:: mitachošer {C}, bentfester {C} (pop).

tapijt:: (stuk geweven [kostbare] stof als vloer- of wandbedekking) fetu {C}; (gehele vloer bedekkend [vast] tapijt/kleed) kósto {C}; (los kleed op deel v vloer) quât {C}.

tappen::

  1. (uit kraan/tap laten lopen) gaite {K} (alg); lûpse {K} (v bier/wijn: uit vat); njame {K; vdw= nja} (pop: v bier, uit tapkraan in bar);
  2. (sterke drank verkopen) lorgissare {K};
  3. (v moppen) kafierque {K}; het ~ van moppen: kafierquos {C}.

taps:: ~ [toelopend]: narfartiy {I}.

tapvergunning:: (verkoop en nuttigen v sterke drank) lorgissare-jabincos {A}; .

tarbot:: nokôlah {C} (L. Scophthalmus maximus).

tarief:: tareff {C}.

tarten:: iemand ~: lupse tygtja rast {U}; het ~ (getart): lupsos {C}.

tarwe:: hay {S; rs= hae}; van ~ gemaakt: hajyne {I}.

tarweakker:: hajyrâpo {C}.

tarwebrood:: hajyÿt {C}.

tarweoogst:: hay-ialef {C}.

tas:: ytiyf {C}; (met hengsels) lôk {C}; (behorend bij Spok klederdracht) vryft {C}.

tastbaar:: uberen {I}.

tasten:: tušare {K}.

tastzin:: (lett: gevoel) drentô {C}.

tatoeage:: tatoeros {C}.

taxateur:: kôlatjen {C}.

taxatie:: kôlos {C}.

taxeren:: (=schatten) kôle {K}; (proberen erachter te komen wat iemand van plan is) šume {K}; ~ op: kôle fes {K}.

taxi:: taksi = taxi |ks| {C}; zie ook Taxi's in .

taxus:: (boom) tâxus {C} (L. Taxus bacata).

taxushout:: tâxusa {S}; van ~ gemaakt: tâxusiy {I}.

te::

  1. (plaats: alleen bij namen v steden en dorpen) ber {VZ}; ~ (in) Amahagge: ber Amahagge; ~ (in) San Marino: ber Sinto-Marino (gezien als stad); (vgl) fes Sinto-Marino (gezien als land);
  2. (trap v overmatigheid; bij emfase of tegenstelling): [veel] ~: ber {DT}; de veel ~ nauwe broek: ef ber eng bof; de tafel is nét ~ groot voor de kamer: ef kelbra melde ÿrô ber hupster furt ef mittus; de jas is niet alleen lang, maar ook té lang: ef kas melde tygrônsc mintepot igt ber mintepot; zijn [al] ~ Franse gedrag: groft ber frakas ocÿrma; hij is té aardig om niet uit te nodigen: do melde ber flifados, dus nert invóbelira do; (zonder emfase wordt een rs-add gebruikt:) hij rijdt ~ wild: do ufire otlôggt; het ~ felle licht: ef férae armâtat; het is ~ kwetsbaar: ef melde pakriye; ze zijn te kwetsbaar: óps melde pakriynn;
  3. (infinitiefmarkeerder; verbindt hoofd- en hulpww) beri |ber|; voor cons |be| {DT}; je behoort ~ bedanken: tu bekace beri misse; je behoeft niets anders ~ doen dan ~ luisteren: tu nestiye aenollafyte beri nute; het is fijn om ~ zwemmen: ef melde olla beri svime; (gebruik ook beri als "te" afwezig is:) hij kan gaan: do kurre beri vende; mag ik komen van jou?: aftel tu geldre/gelderen gress beri arfine?;
  4. (alg bewering met geverbaliseerd pv:) de mensen zijn er niet om elkaar ~ doden: ef veldurs nert ópsene beri téte hédân;
  5. (infinitief-bindend bij positioneel ww) ur {VG}, wân {VG} (schr); hij loopt een sigaret ~ roken: do uokke eft sigarett ur/wân farte; ik lig een boek ~ lezen: gress trempelira eft mimpit ur/wân zirde; ze hebben de gewoonte altijd met de fiets ~ komen (ze komen altijd fietsend): óps melde pittelira ur/wân arfine;
  6. (idioom): te heet||te koud (om te eten/drinken/pakken); te hel||te donker (om te zien); te luid||te zacht (om [aan] te horen) chûcÿrt {Iid}; ;
  7. om ~ (teneinde): beri {VG} (arch); (improductief, zoals in:) doen om ~ verwezenlijken: paine beri paiyne (devies in Spok wapen); »teneinde.

team:: toverr {C}; (=ploeg: ploegendienst/sport) vrašy {C}.

teamverband:: vrašy-fâgo {C}; in ~: fes eft vrašy-fâgo.

technicus:: tegnicy {C}.

techniek:: tegniyc {C}.

technisch:: tegnise {I}.

technologie:: tegnolôiy {C}.

technologisch:: tegnologise {I}.

teder:: âmpiy {I; [mv=enk]}.

teefje:: (vrw hond) myl {C}, pera {C} (dl= Cheetuc).

teek:: ûstess {C; mv= ûstesta} (L. Klasse: Arachnida).

teelt:: (=kweek) leldâos {C}; (=kweek met zorg: bacteriologisch ed) paquriy {C}; (=verbouw) râpoos {C}; (het telen) drôg {C}; (wat geteeld is) drôgos {C}.

teen:: (aan voet) liriy {C}; (v knoflook) hôrna {C}.

teenager:: mainer {C}.

teenkootje:: akbô {C}.

teennagel:: šâg {C}.

teer::

  1. (zn: =pek) târ {S}, ytter {S}.
  2. (bv: =teder) âmpiy {I; [mv=enk]}.

teerhartig:: cubu-wâvet {I}.

teerling:: (sprkw) de ~ is geworpen: stus ef gÿrt jakrose.

tegel:: (wandtegel) plâciy {C}; (vloertegel, plavuis) krûpt {C}.

tegelijk::

  1. (samen; op hetzelfde moment) ðônos {III}; de gasten komen ~ binnen: ef gâsz arfine-fes ðônos;
  2. ~ met (samen met): ðônosef {VZ/VG} (betrekking); ik ga ~ met Petriy op vakantie (in elkaars gezelschap): gress vende ðônosef Petriy helkara zirrot;
  3. ~ met (op hetzelfde moment; gelijktijdig met): ðônosfortiy {VZ2n} (tijd); ik ga ~ met Petriy op vakantie (dus NIET in elkaars gezelschap): gress vende ðônosfortiy Petriy helkara zirrot;
»samen; »met 4.

tegelijkertijd:: ðônos na fort {C} (afk= ð.n.f.); (én ... én: verbinding) cÿr ... is {VG}; het regent en hagelt ~ (én het regent én het hagelt): ef cÿr bidale is denme; »gelijktijdig.

tegelvloer:: tokrûptÿ {C}, at {C} (dl= Liftka).

tegemoet:: werôx {VZ} (richting); hij loopt/komt mij ~: do farte/arfine werôx gress; (fig) ~ komen aan iemand/iets: ef farte werôx rast/flaju; armtgane rast/flaju {K}; ~ komen (fig: financieel ondersteunen): xlaharre {K}; ~ treden: werôxare {K}.

tegemoetkomen:: »tegemoet.

tegemoetkomend:: armtganelira {II}; (lett/fig) werôxiy {I}; (in het verkeer) werôx-• {PX.c}; ~e auto (tegenligger): werôx-oto.

tegemoetkoming:: armtganos {C}; (vrnl financieel) xlaharros {C}.

tegemoetzien:: fesdôxe {K} (schr); wij zien uw offerte met belangstelling tegemoet: kirro fesdôxe sponûtiym gert qualostiy.

tegen::

  1. (plaats) ~ [aan]: sumâ {VZ}; hij leunt ~ de muur [aan]: do haiyrume sumâ ef krur; het getik ~ de ruit: ef ticros sumâ ef wÿjo;
  2. (richting) ~ [aan]: tygtja {VZ}; hij schopt de bal tegen de doelpaal [aan]: do tôrte ef gumbâl tygtja ef col-kibâ; ~ op: preip tygtja; hij fietst ~ de helling op: do pitte preip tygtja ef plaju;
  3. (fig: richting) ~ ... in (op ... in): vûk {VZ}; ik ga daar niet tegen/op in: gress nert pjôle vûk ef;
  4. (fig: contra) ûqu {VZ}; we zijn ~ een dictatuur: kirro melde ûqu eft diktaturiy; een geneesmiddel ~ maagpijn: eft toraniefa ûqu ként-ÿkatle; ~ zijn: ûque {K}, ytygtjae {K};
  5. (fig: betrekking) âst {VZ}; hij gaat ~ mijn voorstel in: do farte âst kost šÿrtyc; tukst {VZ}; ~ een geringe vergoeding: tukst eft piyðe ðôpecc; (vermijding) een markies ~ de zon: eft kôbopaaf gâšâ ef kôbo;
  6. (tijd) loiniy {VZ}; ~ Kerstmis (als Kerstmis nadert): loiniy Kriystâs; ~ het eind van het jaar: loiniy ef naponto-zemper; het loopt al ~ tienen (tien uur): ef kloppa vende pip loiniy main;
  7. (indirect object: =tot/aan) ón {VZ/DT} (markeert echo, tenzij deze zinskern is); hij praat niet ~ me: do nert pjôle ón gress; piti {VZ2n} (in spr soms samen met een pv-1n gebruikt); hij praat niet ~ me: do nert pjôle piti tsil (spr: piti gress); (zie woordenboek welke ww'n ón krijgen, en welke piti).

tegenargument:: pallelâprôfa {SCrs}.

tegenbericht:: tygtjatÿden {C}; telefonisch ~: tygtjatelefonos {C; mv= tygtjatelefonosz}.

tegendeel:: ûqutiy {C}; in ~: lo ûqutiy (afk= l/û).

tegengaan:: (=voorkómen) ðulente {K}, tygtjae {K}; het ~ (voorkoming): ðulentos {A}, tygtjaos {A}.

tegengesteld:: (omgekeerd) kûfencatos {I}; het ~e bedoelen (v wat men zegt): pallecalijanone {E}.

tegengif:: ânt-qurredla {S}.

tegenhanger:: âstšôt {C}.

tegenhouden:: (=stuiten) kârðe {K}; iets ~ (iets verhinderen): tmâhe flaju {K; gst= tmât}.

tegenhouding:: (=stuiting) kârðos {C}.

tegenkomen:: (=ontmoeten/aantreffen) méte {K; vdw= méts}; elkaar ~: méte {Upr; vdw= méts}; de collega's die elkaar zijn tegengekomen: ef méts côlegjes.

tegenlicht:: pallechiqursz {Crs/mv}.

tegenligger:: (tegemoetkomende auto) werôx-oto {C}.

tegennatuurlijk:: (=onnatuurlijk) tašaðôriy {I}.

tegenop:: (richting) (= tegen ... op); »tegen 2.

tegenover:: (plaats/betrekking) âst {VZ}; ik woon ~ de kerk: gress zâre âst ef korda; huren ~ kopen: ef mite âst ef lorerde.

tegenoverliggend:: âstiy {I}.

tegenpartij:: ûquos {C}.

tegenpool:: pallenupp {Crs}.

tegenslag:: (=pech) zrytacc {SC}; hoed je voor ~! (het kan altijd tegenzitten): pâpšérrs melde riyfain fes ef kles.

tegenspartelen:: âstðobiyre {E}.

tegenspoed:: opygtuh {SC}, chéftiy {A; mv=enk}; wie veel ~ heeft [gehad] (beproefd): chéft {I}.

tegenspraak:: (=contradictie) pallemux {Crs}; (het tegenspreken) tygtjazjoffos {A}; in ~ met: âfry pallemux lef (vz-uitdr).

tegenspreken:: tygtjazjoffe {K}; het ~: tygtjazjoffos {A}.

tegenstand:: âstiemzos {A}; ~ bieden: âstiemze {E}; ~ bieden aan: hybje ûqu {E; gst= hypp}.

tegenstander:: âstiemzer {C}.

tegenstelling:: (alg) palleðobiyros {Ars}; (=contrast) pallesÿrtos {Ars}; in ~ met/tot: lo pallesÿrtos helkara (vz-uitdr) (afk= l.p.h.).

tegenstrijdig:: upafteh {I}, pallequgel {I}.

tegenstrijdigheid:: upafteh {Aef}.

tegenvallen:: frylôpe piti {U}; jouw gedrag valt mij tegen: vilt ocÿrma frylôpe piti gress.

tegenvallend:: (teleurstellend) frylôpiy {I}.

tegenvaller:: (=strop) perlot {C}; (=terugslag/strop) vuzindre {C}.

tegenvoorstel:: tygtjašÿrtyc {C}.

tegenwerken:: (=dwarsbomen) cjôfe {K}; (=frustreren) répâxe {K}; hou altijd rekening met factoren die de zaak ~ (het kan altijd tegenzitten): pâpšérrs melde riyfain fes ef kles.

tegenwerking:: (=dwarsboming) cjôfos {C}.

tegenwerpen:: (fig) iemand iets ~: koldre rast na flaju {K; gst= kolt; wst= kold•; vdw= koldôr}.

tegenwicht:: (lett) âstquimets {C}; (fig) pallemul {Crs}; ~ bieden aan iets/iemand: ef ÿstrjôfje eft pallemul âst flaju/rast.

tegenwind:: râks {C}, werôxos {C} (dl= Noord-Berref/Noord-Liftka/Teujan).

tegenwoordig:: (=heden) sefa {III}, ralfort {I}; »deelwoord; »tijd 4.

tegenwoordigheid:: in ~ van (in het bijzijn van): moôs {VZ2n} (betrekking).

tegenzin:: cyriy {Aef}; met ~: cyriy {I; mv=enk}; zonder ~ (met plezier): ry {III}; met ~ (=ongaarne): dlynâ {III; vt= dotriy; ot= sfûntâ; vk= stârt; mt= pojâ}; Elsa gaat niet graag (= met ~) naar de tandarts, maar ik nog minder (= met meer ~): Elsa quardere dlynâ ef ynt-medikiy, tur gress paine dotriy ef; ik drink koffie met de meeste ~ (ik drink álles al met tegenzin): gress pliyfone sfûntâ cafer; ik drink koffie met minder ~ dan thee (maar ik drink beide niet graag): gress pliyfone stârt cafer dus miyna; ik drink koffie met de minste ~ (maar evenals andere dingen drink ik het toch niet graag): gress pliyfone pojâ cafer; met ~ doen/werken: ôlleâne {K}; met ~ werken: ÿrôm-tôrte {U}; iets met ~ doen: ðuzye flaju {K} (dl= Bloi/Noord-Ziyp); ze melkt met ~ de koeien: eup ðuzye ef ÿheltaros enn ef boerts.

tegenzitten:: het kan altijd ~ (hou altijd rekening met factoren die de zaak tegenwerken): pâpšérrs melde riyfain fes ef kles; het zit hem tegen (hij treft het niet): do tasse fes ef reltakô.

tegoed:: (=krediet) idešâfros {A}.

tegoedbon:: (=cadeaubon) idešâfros-quistarafiy {C}.

tehuis:: sértos {C}; huftos {C; mv= huftosz}; (in samenstellingen ook) •sért {SX.wst > c}; (bijv) verpleegtehuis: otÿsért; opvangtehuis: fansért.

teil:: (=tobbe) ðenc {C}.

teisteren:: tepkare {K}, parote {K}.

teistering:: tepkaros {C}, parotos {C}.

tekeergaan:: (natuurgeweld, machine) drôme {U}; (mens, storm) herke {U}, fesksenpe {U}; ([er] een scène [van] maken) ef stâge lo eft ÿtinelira merdlôk; ~ tegen: (razen tegen) mafurðe ón {U}; (uitvaren tegen) veldefe {Kpr}, crule ón {U}, fesdrôme {K}.

teken::

  1. (=merk/aanduiding) blâtiy {C};
  2. (symbool) priva {C}; het crana-teken is het ~ voor de Ergynne: ef crana melde ef Ergynne-priva;
  3. (=blijk) tótos {C}; ten ~ van (als blijk van): xyza {VZ} (betrekking); een cadeautje ten ~ van dankbaarheid: eft pamel xyza miskâniy;
  4. ~s geven: (gebaren) quinde {E}; (seinen) mippurfille {K}; het geven van ~s: quindos {C}; mippurfillos {C}.

tekenaar:: draver {K}.

tekenen:: (op papier) drave {K}; vluchtig ~ (=schetsen): todrave {K}; (handtekening zetten) zaloe {K}.

tekenfilm:: drave-film {C}.

tekengerei:: dravostjaga {C/S}.

tekenhaak:: ÿrûðy {C}.

tekening:: (op papier) dravos {C}, ÿrlântos {C}; vlotte ~ (=schets): ÿrlântafiy {C}; vluchtige ~ (=schets): todravos {C}; (=prent) platono {C}.

tekenkunst:: drave-kûra {C/S}.

tekkel:: tâxo {C}.

tekort:: (=gebrek) sporch {C}; ~ aan: nâ•e {PX/SX.zn > zn; rs= nâ•te, als oorspr zn op voc eindigt}; een ~ aan graan: eft nâcôrne; het ~ aan leraren: ef nâgekkere; het ~: ef beriteliy {Cef; mv=enk} (nominalisatie v beritel; »tekortkoming; »weinig 2.

tekortkoming:: (tekort) beriteliy {A; mv=enk}; ~[en] (het te kort schieten): ÿrovvitos {A}.

tekst:: tecše {C}; beeldende ~ (suggestief geschreven tekst; niets aan de verbeelding overlatend): fjy-tecše {C}; zie ook Spokaanse teksten in .

tekstverwerking:: (op computer) wufta-revertos {C}.

telefoneren:: (=opbellen) krÿše {K}.

telefonie:: totelefonosÿ {C}; mobiele ~: mirre-krÿšos {C}.

telefonisch:: telefonise {I}.

telefonist:: portarer {C}.

telefoniste:: portarera {C}.

telefoon:: portariy {C} (afk= port.) (tegenwoordig wordt portariy in de spr voornamelijk gebruikt voor »mobieltje), telefonos {C; mv= telefonosz} (afk= tf. of  ), telef {C} (pop); de ~ gaat/rinkelt: ef telefonos rupke; er is iemand aan de ~: rast melde fes ef telefonos; door de ~ praten: ef chaquinde fes ef telefonos; zie ook Telefoon in .

telefooncel:: telebôs {C}.

telefoondraad:: telefonos-lâftos {C}.

telefoongesprek:: krÿšos {C}; interlokaal ~: interhor-chaquindos {C/A}.

telefoongids:: hor-mimpit {C}.

telefoonhoorn:: vastariy {C}.

telefoonkaart:: telefonos-karte {C}; Telkart {C} (gedeponeerd handelsmerk v TelCôm).

telefoonleiding:: telefonos-lâftos {C}.

telefoonlijn:: (lett/fig) lâftos {C}.

telefoonnummer:: telefonos-hor {C}, telehor {C}; zie ook Telefoonnummers in telefoonpaal:: telefonos-paliy {C}.

telefoontarief:: telefonos-tareff {C}; zie ook Telefoontarieven in .

telefoto:: portfjy {C}.

telegraaf:: portstindiy {C}, telegrafos {C; mv= telegrafosz}.

telegraferen:: (seinen) portstinde {K}.

telegrafie:: portstindos {C}, totelegrafosÿ {C}.

telegram:: portstindafiy {C}, telegramos {C; mv= telegramosz}.

telegrambesteller:: telegramos-pôster {C}.

telelens:: portlense {C}.

telen:: (=kweken) leldâe {K}; ([met zorg] kweken) paqure {K}; (=aanbouwen v koren ed) riffe {K}; (=voortbrengen) drôge {K}; het ~ (teelt): drôg {C}.

teleologie:: teleolôiy {C}.

teler:: (=kweker) paquratjen {C}.

telescoop:: portjénszerfi {C}, teleskopiy {C}.

teleurgesteld:: sraqu {I}; ~ zijn: sraqunare {E}.

teleurstellen:: sraqune {K}.

teleurstellend:: (=tegenvallend) frylôpiy {I}.

teleurstelling:: sraqunos {A}.

televisie:: portzerfi |..ts../..dz..| {C}, televišo {C} (afk= TV), TV {C}; ze was op de ~: eup sen jikata kaf ef televišo; zie ook Televisie in .

televisieserie:: TV-reks {C}.

televisiestudio:: rélfmit {C}.

televisietoestel:: televišo-dreutos {C}, TV-dreutos {C}.

televisie-uitzending:: televišo-strâlos {C}, TV-strâlos {C}.

televisiezender:: strâless {C; mv/rsmv= strâlesses}.

telex:: telex |ks| {C}; zie ook Telex in .

telexen:: (seinen) portstinde {K}.

telkens:: (=herhaaldelijk) hÿet = hÿ-wet {I}; (=steeds weer) plôji {III}; ~ als (iedere keer als): plôt {DT}; ~ als ik in bad zit, gaat de telefoon: ef telefonos plôt rupke, gress feltilóme fes ef wik; (bij herhaling: met ongeduld, of v iets onaangenaams) ebljot |..bl..| {I}.

tellen:: terde {K}, nûmpe {K}; ~ als (doorgaan voor): jufte {K}.

teller:: (=meter: apparaat) terder {C}; (persoon die telt) terdatjen {C}; (bovenste getal in een breuk) spert-nurp {C}.

telling:: terdos {C}.

telraam:: dlofer {C}.

telwoord:: (taalk) terder {C}; zie ook Telwoorden in .

temeer:: (vooral, met name) messe {III}.

temmen:: iderégipe {K}.

tempel:: afstón {C}; zie ook Tempels in .

temperament:: styÿcentos {C}.

temperatuur:: plilder {C}; op ~ houden (warm houden): hinde {K}; »nul.

temperen:: (v vuur) ideflecse {K}; (=matigen) purte {K}.

tempering:: (=matiging) purtos {A}.

tempo:: tempo {C}.

tempus:: »tijd 4.

ten:: ~ tweede/derde (enz): fara perdÿr/dur; ~ sterkste: tukst ôgjél oras; ~ zeerste: tukst graviy oras; ~ minste (=minstens): mi'ân {I}; ~ slotte (=tot besluit): fara dÿfo; »te; »tenminste; »tenslotte; »ten slotte.

tendens:: (trend, stroming) jekâlbos {A}.

tender:: (kolenwagen aan locomotief) zjolnolac {C}.

tenderlocomotief:: rótno {C}.

teneinde::

  1. (doel/reden) ytende meldelira (afk= y/m); fes = fés {DT}; hij maakt een kast ~ zijn boeken op te bergen: do fes/fés riffe eft feldariy, do kurrilóme beri simaje sener mimpits; hij werkt, ~ veel geld te verdienen: do ÿrôme, ytende meldelira rinne pert smurf; ~ hem te spreken: ytende meldelira chaquinde/chaquinten do (de -n-vorm is ouderwets);
  2. (doel/plan) tsazi {VZ2n}; hij gaat naar Spokanië ~ zijn zuster te ontmoeten: do vende helkara Spooksoliy tsazi doex ÿmétos enn sener sour;
  3. (met het oog op) fes loin helkara (vz-uitdr); hij werkt hard ~ rijk te worden (met het oog op rijk-worden): do ÿrôme hups fes loin helkara ef ielba ÿpónzos.

tengel:: blijf met je ~s/poten van die vaas af!: qufferte-tûe ef vasa na ef rašes!.

tenger:: eleh {I}.

tengevolge::

  1. ~ [waar]van: lÿtiy {VG}; hij heeft een ongeluk gehad, ~ waarvan hij mank zal blijven: do eft moplariy pónze, lÿtiy do di krupelÿnu;
  2. ~ van (door; uit): lÿ {VZ}; ~ van de tocht heeft ze een verkoudheid opgelopen: eup marteltšiy mippâre lÿ ef pântos.

tenietdoen:: ytterare {K; vdw= yterrt}.

tenlastelegging:: kaftrûnigos {A}.

tenminste:: (=althans) kelot {III}, ÿrpéh {III}; »ten.

tennis:: tennis {C}.

tennisbaan:: tennis-blufk = tennis-lirrotiy {C}, rutt {C}.

tennissen:: tennismerre {U}.

tenor:: tenor {C}.

tenslotte:: (=uiteraard) lef uss {Aef} (wat als vanzelfsprekend/bekend verondersteld mag worden; vaak als antwoord op een domme/overbodige vraag): spreekt hij Engels? – ja, hij is ~ een Engelsman: aftel do chaquinde enelant? – siy lef uss do melde eft Enelando; »ten; »ten slotte.

ten slotte:: (=eindelijk) melkari {I}, tukstfin |..ksf..| {III}; »ten.

tent:: xobina {C; mv= xobani}.

tentakel:: habrymilâ {C}.

tentamen:: suexâm |ks| = sueksâm {C}.

tentdoek:: xobinifâsto {C; mv= xobinifâstôe; rsmv= xobinifâstott}.

tentoonspreiden:: eksposere |..ÿje| {K}.

tentoonstellen:: (=exposeren) eksposere |..ÿje| {K}; het ~ (tentoonstelling): eksposeros {C}.

tentoonstelling:: (=expositie: het evenement zelf) eksposišo {C}; (het tentoonstellen) eksposeros {C}; zie ook Tentoonstellingen in .

tentoonstellingsgebouw:: eksposisért {C}; zie ook Tentoonstellingsgebouwen in .

tenue:: (=uniform) blohelbos {C}.

tenzij:: (negatieve voorwaarde: indien niet) nÿn {VG}; diyrâ {DT} (bij dt bijzin in de toek tijd, uitgedrukt met di; evtl nert in bijzin); ik wil jouw auto best wel repareren, ~ je er zelf verstand van hebt: gress repareravy jazy vilt oto, nÿn quandro tu giffe tiffelira ón ef = gress diyrâ repareravy jazy vilt oto, quandro tu [nert] di giffilóme tiffelira ón ef; ik rijd paard, ~ het regent: gress diyrâ rÿte, ef [nert] di bidalilóme.

tepel:: (v vrouw) svef {C}.

ter:: »elf B.

terdege:: kogûrus {I}, stypa {I}; ik ben mij ~ bewust van mijn verantwoordelijkheid: gress sen abarite stypa sener respôns.

terecht:: (gevonden) k'mawet {I}; (met recht/rede) iyziy {I; [mv=enk]}, yôffjÿre |wôff..| {III}; de paraplu is weer ~: ef lagitofidal melde k'mawet.

terechtkomen::

  1. (lett) ~ op/in/bij/naast (belanden): fonisekaf/fes/luft/kusamat {U}; ~ op: kaftuše {K}; de auto komt op zijn kop in de rivier terecht: ef oto fonise lo slinâr fes ef prusot;
  2. (fig) (=belanden) šarke {U}; ~ in (=raken in; fig): arfinare armt {U};
  3. (verwezenlijkt) hiervan is nog niets terechtgekomen: ef melde strâ eft k'mawet drur.

terechtkunnen:: ef arfine fara kjônt; u kunt bij ons terecht voor juridisch advies: gÿrs arfinecos hôskâf fara kjônt furt juridise naxyfolos.

terechtstellen:: mannâte {K} (obj evtl in rs-vorm om extra dramatisch aspect aan de terechtstelling te geven).

terechtstelling:: mannât {C}; (openbare doodstraf) ykelpos {C}.

terechtwijzen:: iyziy-kette {K}.

teren:: (met teer insmeren) yttere {K}; (lett/fig) ~ op: mipriffare {K}.

tergen:: ârtittare {K}, kreffe {K}.

terging:: kreffos {C}.

terhandstelling:: (overreiking) ômdentos {C}.

terloops:: ânfaliy {I; mv=enk}; ~ noemen (=aanstippen): ÿrlânte {K}.

term:: termiy {C}, lenta {C}; in ~en van ...: lef lentas, reppelira ... (vz-uitdr).

termijn:: vasbrôst |..zbr..| {C}.

terminaal:: dÿfo-vendelira {I}.

terminologie:: terminolôiy {C}.

ternauwernood:: lef belt stebe {C}; jen wâlkân; hij ontsnapte ~ aan de dood: do xafto armt ef koffona jen wâlkân; (=amper) quoss {I}.

terneergeslagen:: icôtlâs {I}, tijâsliysiy {I}; (gebroken) lenabor {I}.

terpostbezorging:: trofiyos {C}.

terpentijn:: (harsproduct) terpentynn {S}.

terpentine:: (aardolieproduct) verfu-nâfta {S}.

terracotta:: (zn) teracôta {Sef}; (bv: van terracotta gemaakt) teracôta {I}.

terras:: (verhoogd en/of met balustrade) xolaro {C}; (deel vd straat met tafels en stoelen, behorend bij een bar/restaurant) armtpildos {C}.

terrein:: (met nadruk op gesteldheid; stuk grond dat bebouwd is of kan worden) terÿnn {C}; (met nadruk op omheining; ook fig) areû {C; rs= areût}; militair ~: arr {C}; (fig) dat ligt niet op mijn ~ (daar heb ik geen verstand van): ef nert zâre fes kost smyl; »gebied.

terreinfiets:: (=mountainbike) ketšapitter {C}.

terreingesteldheid:: (v sportterrein) stynunn {C}.

terrine:: klek {C}; (=schaal/schotel: v aardewerk) sgûla {C}.

territoriaal:: (vrnl jur) teritoriala {I}; territoriale wateren: nalémiy-knurfels {Cmv}; zie ook Territoriale wateren in .

territorium:: (=grondgebied; alg) nalémiy {C}; (vrnl jur) teritorym {SC}.

terroriseren:: terorisere |..ÿje| {K}.

terrorisme:: teroresmiy {C}.

terrorist:: teroristiy {C}.

tersluiks:: pjakart {I}, ripjakart {I}.

tertiair:: durtefsÿrtiy {I}.

terug:: (=retour) tÿrt {I}; ik ben/kom ~ van het boodschappen doen: gress melde tÿrt/revente frópjÿ ef lebetjus-ÿpónzos; de sfeer van een eeuw ~: ef lén lÿ eft pÿr lo tÿrt; (fig) er is geen weg ~: nÿf tÿrt-âskâns melde; de ~gekeerde kat; de kat die ~ is: ef tÿrt chat.

terugbetalen:: kafte-tÿrt {K}.

terugbetaling:: kaftos-tÿrt {C}.

terugbrengen:: (lett) holare-tÿrt {K}, tÿrte {K}; (fig) redusere |..ÿje| {K}.

terugdeinzen:: ~ [voor] (fig): ecÿrlafe [frópjÿ] {U}; ~ voor (=huiveren voor): šappe {K}.

terugdeinzing:: (fig) ecÿrlafos {A}.

terugeisen:: blaffe-tÿrt {K}.

teruggaaf:: »teruggave.

teruggaan:: (lett) ~ [naar]: vende-tÿrt [helkara] {U}; (fig) ~ tot: vende-tÿrt armt {U}; het gebruik gaat terug tot de dertiende eeuw: ef osk vende-tÿrt armt pÿr râsen.

teruggave:: kettos-tÿrt {A}; (=restitutie) noftatos-tÿrt {C}; voor fiscale termen, zie .

teruggetrokken:: (leven ed) tijâ-flect {I}.

teruggeven:: kette-tÿrt {K}; (v wisselgeld) noftate-tÿrt {K}.

terughalen:: (=terugroepen) pârare {K}.

terughaling:: (=terugroeping) pâraros {C}.

terughouden:: iemand ~ van iets (=verhoeden voor): tygtjaðée rast furt flaju {K}.

terughoudend:: fitét {I}; (gereserveerd) tÿrtwencatrer {I}.

terughoudendheid:: tÿrtwencatriy {C} (niet: tÿrtencatriy).

terughouding:: (=verhoeding) tygtjaðéos {A}.

terugkaatsen:: (lett) kârðe-tÿrt {K}; (lett: =[weer]kaatsen) pallesimue {K}; (echoën: v geluid) kafmabyse {U}.

terugkaatsing:: (lett) kârðos-tÿrt {C}; (lett: =weerkaatsing) pallesimuos {Crs}; (echo: v geluid) kafmabysos {C}.

terugkeer:: fartos-tÿrt {C}; (=terugkomst) reventos {C}.

terugkeren:: (=terugkomen)

  1. (lett) ~ bij (=terugkomen bij): revente {K}; hij is teruggekeerd bij zijn vrouw: do reventa sener tubôs;
  2. (lett) revente {U}; de koeien willen niet ~ naar de stal: ef boerts nert reventaves helkara ef ferrÿ; ik kom terug van het boodschappen doen: gress revente frópjÿ ef lebetjus-ÿpónzos; geregeld ~d (aan de orde van de dag zijn): ef melde ef tjek fes ef Kjûpur-zee; de teruggekeerde kat; de kat die terug is: ef tÿrt chat;
  3. (fig) ~ op (er nogmaals over spreken): revente kaf {U}; kurarevente {K}.

terugkomen:: »terugkeren.

terugkomst:: (=terugkeer) reventos {C}.

terugkrabbelen:: (fig) pârare {Upr}.

terugkrijgen:: (=herkrijgen) pónze-tÿrt {K}.

terugloop:: (fig: het teruglopen) idevendaros {A}.

teruglopen:: (lett) farte-tÿrt {U}; (fig: =achteruitgaan) idevendare {U}; het ~ (fig): idevendaros {A}.

terugreis:: tÿrtupplip {C}.

terugroepen:: (lett: roepen) rupke-tÿrt {K}; (=terughalen) pârare {K}.

terugroeping:: rupkos-tÿrt {A}; (=terughaling) pâraros {C}.

terugschrikken:: (fig) ~ voor: albare {K}.

terugslag:: (lett/fig) pallebyt {Crs}; (=tegenvaller) vuzindre {C}.

terugsturen:: zâlbinase-tÿrt {K}.

terugtocht:: tÿrt-poh {C}.

terugtrekken:: ideputte {K}; (v hand ed) idetrekke {K}; zich ~ [uit]: hyrgte [cupp] {Upr}.

terugvalwissel:: (bij spoorwegen) nie-noftate-rels {C}.

terugvinden:: (min of meer per ongeluk) minkede-tÿrt {K}; (na ijverig zoeken) ûlpe {K}; het ~: ûlpos {C}.

terugweg:: (lett/fig) tÿrt-âskân {C}.

terugwerkend:: (fig) ~e kracht: tÿrtjuftos {C}.

terugzenden:: (=retourneren) zâlbinase-tÿrt {K}.

terugzending:: (=retournering) zâlbinasos-tÿrt {A}.

terugzetten:: (=achteruitzetten: v klok) gre-blef {K; gst= gret-..}.

terugzien:: (=weerzien) nâs-zerfe {K}.

terwijl::

  1. (gelijktijdigheid in het heden) tussef {VG}; âs {DT} (duratief met dt ra in bijzin); de telefoon gaat, ~ ik in bad zit: ef telefonos rupke, tussef gress melde fes ef wik = ef telefonos âs rupke, gress meltilóme ra fes ef wik;
  2. (gelijktijdigheid in het verleden) zuf {VG/DT} (evtl duratief met dt ra in bijzin); het regende, ~ we weggingen: ef bidale, zuf kirro prate = ef zuf bidala, kirro pratilóme ra (en het regent nog steeds; omdat zuf refereert aan de verl tijd, behoeft het tijdsaspect niet in het ww uitgedrukt te worden);
  3. (positieve tegenstelling: =maar) ûcâs {VG}; hyra {DT}; een hond loopt, ~ een slang kruipt: ef hurts farte, ûcâs ef zlakos blacroe = ef hurts hyra farte, ef zlakos blacroilóme; hij lust geen pannenkoeken, ~ ik ze graag eet: do nert brae crepps, ûcâs gress larde tevi tem = do nert hyra brae crepps, gress lartilóme tevi tem;
  4. (negatieve tegenstelling: =maar niet) ~ niet: hiyrâ {DT} (nert in bijzin); honden blaffen, ~ ze niet kunnen miauwen/maar ze kunnen niet miauwen: ef hurts hiyrâ helderte, efs nert kurrilóme beri miôle.

terzijde:: (=opzij) ovap {I}; (van opzij) ovapa {III}; ~ van: kusamat {VZ} (plaats); ~ van/naast de schuur groeien drie eiken: kusamat ef kul dur ÿcs lelde.

terzijdestelling:: bleftessos {C}.

Tessalonicenzen:: (bijbel) Tesalonicers {N} (afk= Tes).

test:: testos {C}; •test (=•proef): •ultes {SX > c}; intelligentie~: querganeultes {C}.

testament:: dÿfo-nalalôvos {A}, testamentos {C}; Testamentos {N}; Oude Testament: Liftkar Testamentos (afk= L.T.); Nieuwe Testament: Kleter Testamentos (afk= K.T.).

testen:: teste {K}; ~ op (uitproberen op): teste armt {K}.

teug:: flâmp {C}; (ook: hap) jûx {C}.

teugel:: cÿrlôf {C}; (=toom) ripja {C}; aan de ~ leiden (te voet; v paard ed): jisspe {K}; de boerin leidt het paard/de paarden voor de kar aan de ~ (en loopt er zelf naast): ef keltos jisspe ef abôlg.

teunisbloem:: luppor-vrens {C} (L. Oenothera biennis).

tevens:: (=eveneens) vât {III}; tjâg ef somp (afk= t.e.s.) {C}.

tevergeefs:: (voor niets) rikorfiy {I; [mv=enk]}; (zinloos/zonder uitwerking) uco'liy {I; [mv=enk]}; ~ zijn: uco'lite {U}.

tevoorschijn:: ~ komen (=komen opdagen): lorake {U}; hij komt uit de mist ~: do lorake cupp ef douba; ~ toveren: šurare {K}; het ~-toveren: šuraros {C}.

tevoorschijntovering:: šuraros {C}.

tevreden:: zovert {I}; ~ zijn [met] (vanwege concrete aanleiding): zoverte {K}; ~ zijn (algemene gemoedstoestand): wonoisse {E}; (v mens: =gelukkig/geluk voelend) geffaliy {I}; ~ in je handen wrijven: ef smÿze zovert.

tevredenheid:: zovertiy {A; mv=enk}; wonoissos {A}; tot ieders ~ (algemeen geaccepteerd): abrovve {I}.

tevredenstellen:: zovertare {K}.

tevredenstelling:: zovertaros {A}.

tewaterlating:: wikaros {C}, njebope-vendos {C}.

teweegbrengen:: (veroorzaken) âme {K}; (aanrichten) qugle {K; gst= qugg}; schade ~: ef qugle sgâtos.

textiel:: ducc {S}; •fâsto {SX > c; mv= •fâstôe; rsmv= •fâstott}; stevig ~ (=tentdoek): xobinifâsto {C; mv= xobinifâstôe; rsmv= xobinifâstott}; (=stof) tâpre {S}; van ~ gemaakt (stoffen): tâpriy {I}.

tezamen:: ðônos {III}; (met/bij elkaar) blulhelkara {III} (arch); »met; »samen.

Thai:: (Thaise man) Tajiyny {Cef}.

Thailand:: Tajiy {G}.

Thais::

  1. (zn: taal) tajise {C};
  2. (bv) tajiy {IIef; mv=enk}; ~e vrouw: Tajiyna {Cef}.

thans:: (=nu) itâ {III}, xlôm {I} (arch/poe).

theater:: (alg) teatriy {C}; (gebouw) flipflor {C}; (schouwspel) flipef {C}; zie ook Theater(s) in .

theatergroep:: teatriy-grup {C}.

theatraal:: flipefiy {I}.

thee:: (plant) tÿ {S}; (drank, getrokken van theeblad of kruiden) miyna {S}, bruos {S} (pop); een kop ~: eft miyna {C}, eft bruos {C} (pop).

theeblad:: (theeblaadje: blad vd theeplant) tÿ-lofa {C}.

theelepel:: belt-leftel {C} (afk= belt-lft); (maateenheid bij recepten: 5 ml) ca. 2 ~s peper: pl. 2 belt-lft cÿrpep.

Theems:: Tamis {G}.

theeplant:: tÿ {S}.

theepot:: miyna-câne {C}.

theewater:: boven zijn ~ zijn: ef feldre fes ef vilduls.

thema:: tema {C}.

thematisch:: tematise {I}.

theologie:: teolôiy {C}.

theologisch:: teologise {I}.

theoreticus:: belteratjen {C}.

theoretisch:: teoretise {I}.

theorie:: teoriy {C}.

therapeut:: teraputer {C}.

therapeutisch:: teraputise {I}.

therapie:: (=kuur) prôsuntos {C}; ~ volgen (=kuren): prôsunte {U}; hij volgt een antirook-~; een ~ om van het roken af te komen: do prôsunte den nert uokke.

thermometer:: termo-messer {C}, plilder-messer {C}.

thermoskan:: isolere-câne |..ÿje-| {C}.

thermostaat:: plilder-wencater {C}.

thermostaatkraan:: plilder-hek {C; mv= ..-hÿke}.

thuis:: (in/naar huis) fesért {I}; zich ~ voelen: ef orenple korsamÿr; (kunnen aarden) moftose {U}; ik zal me hier nooit ~: gress nert moftose k'mi; bij ... ~ (lett: in het huishouden van/op de boerderij van/in de commune van): hôs {VZ} (plaats); hôs• {PXimpr.pv > add} (afkeurenswaardig is hôs• in de betekenis van: bij ... in het land; binnen ... vereniging, ed); ~ bij mijn ouders: hôs kost fosies; (vaste samenstellingen met pv'n:) bij elkaar ~: hôskân {I} (wd); bij haar ~: hôselt {I} (3enk-vrw), hôsort {I} (3mv-vrw); bij hem ~: hôsrel {I} (3enk-mnl); bij hen ~: hôsiff {I} (3mv), hôsort {I} (3mv-vrw); bij jou ~: hôsimpt |hôsint| {I} (2enk); bij jullie ~: hôsnem {I} (2mv); bij mij ~: hôsill {I} (1enk); bij ons ~: hôskâf {I} (1mv); bij u ~: hôsimpt |hôsint| {I} (2enk), hôsnem {I} (2mv).

thuisblijven:: ef wencate ef sért; tinde fesért.

thuishoren:: (fig) nalém-zerfe {U}; daar waar je thuishoort (op je eigen plaats): nalém {I}.

thuiskomen:: ef arfine fesért; na donker ~: tôxare {U}.

thuiskomst:: fesértos {C}; (als het reeds donker is) tôxaros {C}.

Tiber:: (Italiaanse rivier) Tiber {G}.

Tibet:: Tibetiy {G}.

Tibetaan:: Tibeto {Cef}.

Tibetaans:: (bv) tibetiy {IIef; mv=enk}; ~e vrouw: Tibeta {Cef}.

ticket:: (=biljet) tiycet {C}.

tien:: main {TW}, tenhent {TW}; (rekenkundig) main {TW}; (in samenstellingen wordt de voorkeur aan main gegeven); stuk of ~: terhent {I}; een stuk of ~ (8-12) eieren: eft terhent tustu (enk!); (alg entiteit met "10" als kenmerk; ihb munt v 10 ) amain {C}.

tiendelig:: ~e breuk: côma-spert {C}.

tienduizend:: plâr {TW}.

tienduizenden:: (fig) plârerst {I}.

tiener:: mainer {C}.

tiental:: mainerÿ {I}; op een ~ locaties: kaf mainerÿ locâts.

tientallen:: (fig) manerst {I}.

tienuursvlinder:: rittâtiffug-zôler {C} (L. Spilosoma lubricipeda).

tieren:: (lett/fig: welig groeien/gedijen) lekirse {U}; welig ~ (woekeren): afdrâke {U}; (=razen) châe {U}.

tiet:: (borst) ðôft {C} (spr), piyt {C} (vulg).

tij:: (=getijde) tjek {C}; kerend ~: grelira omelech (fig); het ~ keert: ef omelech gre (fig).

tijd::

  1. (alg) fort {C}; de eerste ~: bent fortos; een ~/poos geleden: lâst fortarr; lang/een ~ geleden: eft lâst iyra {C}; nog geruime ~: helkara dus ur lilepiy (gerekend vanaf nu); een hele/flinke ~: eft kogûrus fort; vrije ~ (als je niet hoeft te werken): jola-fort {C}; hij heeft een nare ~ achter de rug: do eft prylt uta lelperre; je hebt toch niet de hele ~ op me gewacht?: tu gress quÿe jazy noi jÿrðen?; zie ook Vrije tijd in ; »gebruiken;
  2. (met ww) ("hebben") wanneer heb je de ~ om me te helpen?: tu lelperre folarra fort, den cÿrtire gress?; de ~ hebben (en zich dus niet hoeven haasten): fortassere {U}; ~ hebben (de gelegenheid hebben om iets te doen): ef melde fes fort; morgen heb ik ~ om je te helpen: mas gress melde fes fort den cÿrtire tu; ~ zat hebben: ef lelperre pérsa mitarr fes ér zurtarr; geen ~ hebbend (bezet): idefortor {I}; ("rekken") de ~ rekken: ef miptrekke forts;
  3. (met vz) ("binnen") binnen afzienbare ~: fortarfinita {III}; binnen zeer afzienbare ~ (spoedig): fes belt fort (afk= f.b.f.); ("gedurende") gedurende geruime ~: nâzja-fort {III}; ("in") in die ~ (contextueel: toentertijd): mitôforty {I}; [in] de laatste ~: fes kiygt fort (afk= f.k.f.); in 10 jaar ~: fes 10 zempers fort; ("gedurende") gedurende lange ~: lóf liyrs forts; ("na") na enige ~: fatôða-zurt {III}; ("op") op ~: fes fort; op ~ (tijdig): fortâme {I}; op gezette ~en: fes revente-forts; ("sinds") sinds onheugelijke ~en: er ef uprôja clajote; ("te") te zijner ~: érpâf kaf ef kloppa (afk= ékek of é.k.e.k.); te allen ~e: riyfainin {III} (red v riyfain); ten ~e van iets: fes ef fort rifo flaju (vz-uitdr); fes flajucÿr fort;
  4. (taalk: =tempus) tegenwoordige ~: ralotiy {C}; verleden ~: horitiy {C}; onvoltooide ~: neperfecc {C}; voltooide ~: perfecc {C}; onvoltooid tegenwoordige ~: ralo-neperfecc {C}; onvoltooid verleden ~: horit-neperfecc {C}; voltooid tegenwoordige ~: ralo-perfecc {C}; voltooid verleden ~: horit-perfecc {C}; .
    WERKWOORDSTIJDEN: schematisch overzicht
    soort tijd dt+ww-sx volgorde opmerkingen
    neutraal •eS-V-O te interpreteren als presens/preteritum/futurum
    definitief 1 •e
    •a
    •a
    S-O-V
    S-V-O
    S-O-V
    ongemarkeerd preteritum
    vaag gemarkeerd preteritum
    sterk gemarkeerd preteritum
    definitief 2 •oS-V-O plusquamperfectum
    toekomend 1 •e V-S-O ongemarkeerd futurum
    di + •u S-V-O vaag gemarkeerd futurum met "plan"
    di + •e S-V-O korte spreektaal-zinnen
    toekomend 2 di + •uiS-V-O ...
    toekomend-
    definitief
    •aV-S-O perfect-futurum
    aoristus •oS-V-O feitelijk modale variant van def.tijd 2, gebruikt in een context zonder niveauverschil
    irrealis •uiS-V-O feitelijk modale variant van def.tijd 2, die aangeeft dat de gebeurtenis niet plaatsvond

tijdelijk:: fortos {I}.

tijdens:: lóf {VZ} (tijd); ~ mijn vakantie: lóf kost zirrot.

tijdgenoot:: fort-ralaer {C}.

tijdig:: (op tijd) fortâme {I}.

tijding:: (=bericht) tÿden {C}.

tijdopname:: (foto) fort-mitachos {C}.

tijdperk:: fortiyn {C}.

tijdsbestek:: in een kort ~: kurof belt fort.

tijdschrift:: fortpit {C}, mâgazynn {C}; zie ook Tijdschriften in .

tijdstip:: fortpont {C}; ~ van afhalen (v trein ed): pâraros {C}.

tijdverdrijf:: idezurtos {C}.

tijger:: môntrazen {C} (mnl/ntr).

tijgerhoutzwam:: liyt élepp-missis {C; mv= ..-missisa} (L. Panus tigrinus).

tijgerin:: môntrazina {C; mv= môntrazinas}.

tijgervlinder:: jôl-tiyn {C} (L. Spilosoma lutea).

tijk:: (overtrek) lâfâstoos {C}.

tijm:: echte ~: šiyl-tyma {S} (L. Thymus vulgaris); vroegbloeiende ~: [presÿr] tyma {S} (L. Thymus praecox).

tik:: ticc {C}, tsiyp {C}; ~ tak!: tiyc tec!.

tikken:: (geluid) kite {U}; ~ tegen (alg): ticre {K; gst= ticc}; het ~ (getik); ~d geluid: ticros {C}.

timbre:: (=klankkleur) gâlbâr {C}.

timmeren:: ÿrase {K}; (=hameren) hajime {U}.

timmerman:: ÿrasatjen {C}.

timmermansgereedschap:: [stuk] ~: tjaga {C/S}.

Timoteüs:: (bijbel) Timotee {N} (afk= Tim).

timotheegras:: Timotee-kles {S} (L. Phleum pratense).

timpaan:: timpann {C}.

tin:: (metaal) stana {S}; van ~ gemaakt (tinnen): staniy {I}; met een laag ~ (vertind): lâstanaor {I}; met ~ solderen (vertinnen): lâstanae {K}.

tinctuur:: tinkturiy |..nt..| {S}.

tinmijn:: stana-hûst {C}; (dagbouw in Azÿ-gebergte) delper {C} (dl= Plefô).

tinnen:: (van tin gemaakt) staniy {I}.

tinpest:: stana-téros {S}.

tint:: tomarâs {C}.

tintelen:: tsyre {U}.

tinteling:: (=getintel) tsyros {C}.

tip:: (spits uiteinde) xesta {C}; (wenk, hint) jûx {C}.

tiran:: tyrann {C}.

tiranniseren:: tyrann-jacie sumâ {U}.

titel:: tytle {C}.

Titus:: (bijbel) Titus {N} (afk= Tit).

tja:: (geen duidelijk "ja" of "nee": als antwoord op een vraag) dus {III}; ga je mee? – tja... (wat zal ik zeggen): vende tu rala? – we dus...; (alg: aarzelend/berustend "ja") siye {III}; ~, het zij zo: tur siye, ef meltâte.

tjiftjaf:: (vogel) hâme {C} (L. Phylloscopus collybita).

toast:: (geroosterd brood) knocitjokâs {C/S}.

Tobago:: Tobago {G}.

tobbe:: (=kuip) sytt {C}; (=teil) ðenc {C}.

tobben:: (=piekeren) ucoðe {U}.

Tobit:: (bijbel) Tobiyt {N} (afk= Tob).

toch:: (alg) kiykirot {III}, lich {III}; (=immers) af {III}; (ondanks alles) fÿpÿjÿf {I} (dl= Cheetuc); (=wel) jazy {III}; (maar [eens]) tur {III}; dat moet je ~ [eens] proberen!: tu tritât ef tur!; maar ~; en ~: fÿpa {III}; weliswaar ... maar ~/desalniettemin: is ... tur lich; maar ~: tur iftam; ze is een loeder, ~ toch geeft Lerdu haar een kostbare armband: eup melde eft helk, tur iftam Lerdu kette eft la'ymôr criabent ón eup; ~ niet (=eigenlijk niet): liyche {III}; ~ al niet: noi uss; ik mag hem ~ al niet: gress quâfe do noi uss; ~ is het zo (het is echt waar): kiykirot melde fit; ik heb de bus gemist, en ik ben ~ al zo laat!: gress ef gerlas ufspre, ur gress melde kiygt lo kettelira!; »dan 1.

tocht::

  1. (alg: =rit) poh {C}; (lange rit; reisje) trip {C}; (rit te paard) pôhatos {C}; (=trektocht) sôlšos {C}, fler {C} (arch); heilige ~ (Erg: bedevaart): kvâg {C}.
  2. (sterke luchtstroom) pântos {C}; (windvlagen) pânt {C}.

tochten:: pânte {U}; (gierend geluid door een kier) fôltse {U}; het ~: pântos {C}.

tochtig:: pântelira {tdw}.

tochtvlaag:: pântos {C}, vende-rifo-pânt {C}.

toe:: ~ zijn aan: xuôe {K; gst= xuôt; vdw= xuôliy}; ik ben ~ aan rust: gress xuôe lirde; de rust waar men aan ~ is: ef xuôliy lirde; het huis is aan een schilderbeurt ~: ef sért mennirre ef verfute; »krijgen.

toebedeeld:: iets ~ krijgen: ef pónze flaju kura ef birriys.

toebehoren::

  1. (zn: =benodigdheden) tocÿrbattÿ {C};
  2. (ww) ~ aan: ÿrylare {K}.

toebereiden:: (gereed maken) lytane {K}.

toebereiding:: (het toebereiden) lytanos {C}.

toebrengen:: ~ aan (schade/letsel ed): zvânge tygtja {K}.

toedekken:: caribare {K}.

toedekking:: caribaros {C}.

toedienen:: iemand iets ~ (=ingeven: voedsel/medicijn): fespaine flaju ón rast {K}.

toedoen:: (hulp) painos {A}; door ~ van: lef ef paine pai (vz-uitdr).

toedracht:: (=gebeurtenis) hâfteros {C}.

toe-eigenen:: zich ~: armtpaine {K}.

toe-eigening:: armtpainos {A}.

toef:: (dot, pluk: v slagroom/watten/haar) bis {C}.

toegang:: entre {C}; de ~ tot iets: ef entre helkara flaju; recht van ~: fesrigt {C}; verboden ~: nÿf entrafôsta, entre-móf; zich ~ verschaffen tot: putte lo entre helkara; hier heeft men gratis ~: kusami stus pónze eft gratis entre; zie ook Toegang tot Spokanië in .

toegangshal:: (v station ed) entre-hall {C}.

toegangsprijs:: fesrigt {C}.

toegankelijk:: (lett) entren {I}; (fig: =genaakbaar) šâstatt {I}.

toegankelijkheid:: (lett) entren-vendos {C}.

toegedaan:: armtpainiy {I}; iemand [zeer] ~/toegenegen zijn: ef melde armtpainiy ón rast (ón is vz).

toegeeflijk:: quyršiy {I; [mv=enk]}.

toegeëigend:: armtpainn {I}.

toegenegen:: icâriyn {I}, armtpainiy {I}; iemand [zeer] ~/toegedaan zijn: ef melde armtpainiy ón rast (ón is vz).

toegestaan:: (niet verboden) geldriy {I}, geldrapes {I} (dl= Tjemp/Plefô); ~ zijn: jabincare {U}; »geoorloofd.

toegeven:: (=bekennen) tisjane {K}; (=erkennen) styne {K}; ~ aan (fig: wijken voor): ÿrslompe piti {U}; het ~ (toegeving): ÿrslompos {A}; toegegeven moet worden dat ...: ef ðâzyhinne, den ... (den kan NIET door een ..lira-constructie vervangen worden); en toegegeven, ...: ur gress/do/kirro tisjane, ....

toegeving:: (=erkenning) stynos {A}; (het toegeven) ÿrslompos {A}.

toegewijd:: ljômge {vdw}.

toegift:: (bij muziekuitvoering) misse-stâgtiyn {C}.

toehappen:: (fig: met graagte aannemen) ârpe {U}.

toehoorder:: nutatjen {C}; (=aanhoorder) fe-ušer {C}.

toehoorders:: (gehoor) nute-clumâ {C}.

toejuichen:: (lett) scvére {K}; (fig) armtchyloe {K}.

toejuiching:: (lett: =ovatie) scvéros {C}; (fig) armtchyloos {A}.

toekennen:: ~ aan: lufttiffe (luftiffe) ón {K}.

toekenning:: lufttiffos (luftiffos) {A}.

toekijken:: nazerfe {U}; het ~: nazerfos {C}; hulpeloos ~: ef quÿare lef koffon hents; de omstanders kijken ~/machteloos toe hoe het katje verzuipt: ef tolutterafatjen quÿare lef koffon hents, ef pûp drónelira.

toekomen:: ~ aan: harre ón {U; vdw= hârâ}; het geld komt jou niet toe: ef smurf nert harre ón tu; ~ met: kuraubere {K}.

toekomend:: ~e tijd (taalk): futuriy {I}.

toekomst:: arfinvelkiy {A; mv=enk}; naaste ~: ékek {C}, ef haiyrum arfinvelkiy; [onzekere] ~ (dat wat je nog te wachten staat): pliffon {Aef}.

toekomstig:: arfinvelk {I}; (wat je nog te wachten staat) pliffon {I}.

toelage:: xlaðÿn {C}.

toelaten:: (niet verbieden) kirturare {K}; (mogelijk maken) posiblaare {K}; de financiële situatie laat de investering nauwelijks toe: ef finanšela situašo posiblaare quoss ef investašo; iemand ~ bij/tot een cursus: ef kirturare rast luft eft curs; »toestaan.

toelatingsexamen:: (voor middelbare school) kadyre-exâm |ks| = kadyre-eksâm {C}.

toelatingsnummer:: jabince-hor {C} (dat aangeeft dat een bedrijf (bijv reisbureau) toestemming heeft om bepaalde werkzaamheden te verrichten, of dat een product (bijv medicijn) op de markt gebracht mag worden).

toeleggen:: zich ~ op (zich specialiseren in): luftsÿrte {K}; er geld op ~: luftmenee |..ewe| {Upr; gst= luftmenet}; dat waarop men zich toegelegd heeft: luftsÿrtos {C}.

toelichten:: ÿrtyrâhe {K; gst= ÿrtyrât}; (=verklaren/uitleggen) pryÿlle {K}.

toelichting:: ÿrtyrâhos {A}; (=verklaring/uitleg) pryÿllos {C}; een ~ [geven] op iets: [ef kette] eft ÿrtyrâhos kaf flaju.

toeloop:: (v mensen) ðô-vendos {C}.

toen::

  1. (gelijktijdigheid in het verleden) zuf {VG/DT} (bij vg: omdat zuf refereert aan de verl tijd, behoeft het tijdsaspect niet in het ww uitgedrukt te worden; bij dt: evtl momentaan met dt ek in bijzin); het regende ~ we weggingen: ef bidale, zuf kirro prate = ef zuf bidala, kirro pratilóme ek (maar nu regent het niet meer);
  2. (natijdigheid: =nadat) vel {DT} (duratief, evtl met dt ra in hoofdzin); het was gezellig ~ Petriy vertrokken was: ef vel meldo [ra] olla, Petriy pratilóme (geen relatie tussen P.'s vertrek en de gezelligheid);
  3. (bw) (dan) dus {III} (spr); (=destijds; op een bepaald [bekend] tijdstip) zûfiy {III}, zuf {III} (arch); ~ werd het gezellig: zûfiy ef pónzo kittianer; en ~ (op hetzelfde ogenblik): pejanuf {III}; ~ vertrok hij: dus/zûfiy do prato; ik stapte in bad en ~ ging de telefoon: gress lappo fesdu ef wik ur pejanuf ef telefonos rupke; ~ en nu: bent ur dus; ~ al: zûfiy pip; (vervolgens, en toen) colafess {I};
  4. (bv) van ~ (=toenmalig): k'mafortiy {I}, zûfo {I}; die hongersnood van ~: dena k'mafortiy/zûfo famiyn.

toenaderen:: (fig: toenadering zoeken) chabôrtare {U}.

toenadering:: (fig) chabôrtaros {A}; ~ zoeken: chabôrtare {U}.

toename:: (=vermeerdering) rÿlempos {C}; (=aanwas) inkrašos {C}.

toenemen:: (=aangroeien) rÿlempe {U}, inkraše {U}; [doen] ~ (=vermeerderen): rÿlempare {K}; in gewicht ~ (=aankomen): fónopare {U}; in ~de mate: rÿlempelira {I}.

toenmaals:: (van toen) k'mafortiy {I}.

toenmalig:: (van toen) k'mafortiy {I}, zûfo {I}; de ~e koningen: ef k'mafortiyn/zûfo kindisz.

toentertijd:: (contextueel: in die tijd) mitôforty {I}.

toepasselijk:: chalfiy {I}.

toepassen:: (voor een bepaald doel gebruiken) chalfe {K}.

toepassing:: chalfos {C}.

toer:: (=truc) râk {C}; (lastig werk) narân {C}; Lerdu raakt geheel over zijn ~en: ef pónze pén fes Lerduex ef cubu.

toereiken:: (=overreiken) ômdente {K}.

toereikend:: toereikend/voldoende||ontoereikend/onvoldoende: zjentiy {Iid}; .

toerekenbaar:: pitireppatt {I}.

toerekenen:: ~ aan: pitireppe ón {K}.

toerisme:: jola-tupplipos {C}; zie ook Toerisme in .

toerist:: entrafer {C}.

toeristenbelasting:: entrafer-tâx {C}; zie ook Belastingen in .

toeristenvereniging:: entrafer-ququlâ {C}; zie ook Toeristenverenigingen in .

toeristisch:: entraferiy {I}; zie ook Toeristische activiteiten in en Toeristische attracties in .

toernooi:: (reeks wedstrijden) turnoiy {C}.

toeroepen:: iemand iets ~: arupke flaju piti rast {K}.

toeschouwer:: lutterafatjen {C}; ~s (=omstanders): tolutterafatjenÿ {Crs}.

toeschrijven:: ~ aan: miype ón {K}, pitireppe ón {K}; toe te schrijven zijn aan: kafmiype ón {U}.

toeslaan:: (aanvallen; onverwacht iets doen met onaangename gevolgen) xnófe {U}.

toeslag:: xlaðÿn {C}.

toesnauwen:: (snauwen tegen) kriye ón {U; gst= kriyt}.

toesnellen:: ([komen] aanschieten) tnade {U}.

toespeling:: šazegômios {C}, lâfetôcos {A}; ~[en] (het maken ervan): fetôcos {C}; een ~ op: eft šazegômios tygtja; ~en maken op: lâfetôce {K}, fetôce fes {E}.

toespraak:: (alg: =rede) quariy {C; mv= quarest}; (zeer officiële rede) spéše {C}; een ~ houden: ef paine eft quariy/spéše; (deftig) ef manne eft spéše; religieus getinte ~ (Erg): opðent {C}.

toespreken:: (=aanspreken) lâchaquinde {K}.

toestaan:: (=veroorloven) jabince {K}; oogluikend ~: ef jabince lef diô-probaros; toegestaan zijn: jabincare {U}.

toestand:: (=omstandigheid) stânt {C}; (=staat) xnârf {Aef}; in een [bepaalde] ~ verkerend: xnârf {I}; geregelde ~ (orde): heft {C}; ~[en] (=commotie): râftâf {C}.

toestel:: âparatâ {C}; (meer officiële term) dreutos {C}.

toestemmen:: (=veroorloven/toestaan) jabince {K}.

toestemming:: (goedvinden) jabink {SC}; (vergunning, verlof) jabincos {A}; ~ hebben om (modaal suffix: =mogen): •og {SX.gst} (bij enk zinskern); •ÿt {SX.gst} (bij mv zinskern); ik heb geen ~ om te komen: gress nert arfinûs; we hebben geen ~ om te komen: kirro nert arfinÿt; met ~ van: luft jabink pai (vz-uitdr); »mogen 1.

toestromen:: (fig) armtkôlte {U}.

toestroom:: (fig) armtkôltos {A}.

toetakelen:: (mishandelen) tesmriye |M| {K}; (overdreven uitdossen) bloare {K}.

toetakeling:: (mishandeling) tesmriyos |M| {C}; (uitdossing) bloaros {C}.

toetasten:: k'maputte {U}.

toeten:: hij weet van ~ noch blazen: do nert ôtossecû ef lÿ.

toeter:: (=autoclaxon) woclaxer {C}.

toeterconcert:: woclaxos {C}.

toeteren:: (auto) woclaxe {U}.

toetje:: (=dessert) dÿfer {C}.

toetreden:: ~ tot: quaritije luft {U; gst= quaritit}.

toetreding:: quaritijos {C}.

toets:: tuts {C}; de ~ der kritiek doorstaan: ef kuraÿtine ef critiycultes.

toetsen:: ~ op: tutse fes {K}.

toetsenbord:: totutsÿ {C}.

toetsing:: tutsos {A}.

toeval:: (samenloop van omstandigheden) uss {Aef; mv= usta}; (v vallende ziekte) tassjaros {C}; onbegrijpelijk/onverklaarbaar ~: qummertuss {Aef; mv/rsmv= qummertusses}.

toevallig:: uss = uze {I}; niet ~: net-uss = net-uze {I}.

toeven:: (verblijven) quarde {U}; het is daar goed ~: k'maje ef quista quarde.

toeverlaat:: wygcos {C}.

toevertrouwen:: ~ aan: lirare ón {K}, lâlirare piti {K}.

toevloed:: ðôkôltos {C}.

toevlucht:: zijn ~ nemen tot (alg): pâre helkara {Upr}; zijn ~ nemen tot (noodoplossing: fig): ibjeéffite {K}.

toevoegen:: (bijdoen) paine-luft {K}; ~ aan: šochere armt {K}; zich eraan ~ (erbij komen): luftÿzjale {U}; er heeft zich een vierde probleem aan toegevoegd: eft fârtef môntyos luftÿzjala; de toegevoegde waarde: ef painor-luft la'ycâ.

toevoeging:: painos-luft {C}; šocheros {C}.

toevoer:: snora {C}.

toewensing:: (wens: gelukkig nieuwjaar enz) blavešos {A}.

toewijden:: zich ~ aan: ljomge |lo..| {Kpr; gst= ljomm; wst= ljom•; vdw= ljômge}.

toewijding:: (=inzet) fesfartos {A}; (overgave) unkettos {A}.

toewijzen:: ~ aan: lufttiffe (luftiffe) ón {K}.

toewijzing:: lufttiffos (luftiffos) {A}.

toezegging:: ~en doen: ef promise câre {Cmv}.

toezenden:: ~ aan: zâlbinase-kaf ón {K}.

toezending:: zâlbinasos-kaf {A}.

toezicht:: ÿnezerfos = ÿonzerfos {A}; (=opzicht) šéntriy {C}; ~ houden op: šéntriye {K}; onder ~ van: fes ÿnezerfos pai (vz-uitdr).

toezien:: ~ op: ÿnezerfe = ÿonzerfe {K}; [lijdelijk] ~ (laten; niet verhinderen): kirture {K}; Jân ziet toe hoe Tek de hond slaat: Jân kirture den Tek byte ef hurt = Jân kirture Tek bytelira ef hurt; machteloos/met lede ogen ~: ef quÿare lef koffon hents; de omstanders zien met lede ogen toe hoe het katje verzuipt: ef tolutterafatjenÿ quÿare lef koffon hents, ef pûp drónelira.

Togo:: Togo {G}.

Togolees::

  1. (zn: bewoner) Togony {Cef};
  2. (bv) togo {IIef}; Togolese vrouw: Togona {Cef}.

toilet::

  1. (wc) zibblippir {Crs} (afk= zip), zip {C} (spr/pop); ef belt mittus (euf); (als opschrift op een deur wordt altijd de afkorting zip gebruikt; in [populaire] spreektaal kan zip ook gezegd worden);
  2. (kleding) bloos {C}.

toiletartikel:: mipÿrs-tiyn {C}.

toiletbril:: (=wc-bril) zip-riyn {C}.

toiletpapier:: [velletje] ~ (=wc-papier): zip-kornin {C/S; mv= ..-kartafiy}.

toiletpot:: (=wc-pot) ziplot {C}.

toi-toi-toi:: bonarô bône! {!} (succes/sterkte wensen bij theateroptreden).

tokkelen:: ~ [op] (snaar): ticre {K; gst= ticc}.

tol::

  1. (hek/slagboom waar betaald moet worden) telen {C}; ~ heffen: bince {U}; het heffen van ~; plaats waar ~ geheven wordt: bincos {C}; waar ~ geheven wordt; tol•: binciy {I}; op deze weg wordt ~ geheven: dena weg melde binciy; zie ook Tollen in ;
  2. (=douane) ðûann {C};
  3. (speelgoed) pylx {C}.

tolbrug:: binciy pônt/gÿrt {C}.

tolerant:: (=verdraagzaam) dres-put {I}, uzógem {I}; tolerant zijn||intolerant zijn: uzóge {Uid}; .

tolerantie:: puttos-armt {A}.

tolereren:: uzógame {K}.

tolgaarder:: bincatjen {C}.

tolheffing:: (het heffen van tol; plaats waar tol geheven wordt) bincos {C}.

tolhuis:: bince-sért {C}.

tolk:: (vertaler) jatariy {C}.

tollen:: (rondtollen) wévle {U; gst= wéff}; (snel rond gaan) pylxe {U}; (met een tol spelen) pylxmerre {U}.

toltarief:: telen-tareff {C}; zie ook Toltarieven in .

tolweg:: binciy weg {C}.

tomaat:: tomato {C}.

tomatensaus:: tomato-sôsa {S}.

tomatensoep:: tomato-šupa {C/S}.

tomatenteelt:: tomatoleldâ {C}.

ton::

  1. (=kuip/vat) (alg) lup {C; mv= lûps}; (v hout) kylp {C};
  2. (1000 kg) megagrâma {C} (afk= meg);
  3. (scheepston: 1 m³) tôn {C} (afk= T);
  4. (=honderdduizend) alôki {C} (afk= :al); de kosten zijn 2 ton (200.000 herco): ef ðôpecc melde ten alôkis; prijs 13 ton: ðÿny 13:al.

tonderzwam:: platte ~: grampa-tâmlek-missis {C; mv= ..-missisa} (L. Ganoderma applanatum).

toneel::

  1. (podium) (vrnl concreet) bunâ {C}; (lett/fig) podym {C}; zie ook Toneel in ;
  2. (=bedrijf: als deel ve toneelstuk) molâfti {C}, stû-kanas {C}.

toneelbedrijf:: (=hoofdstuk) molâfti {C}, stû-kanas {C}.

toneelkijker:: bunâzerfi {C}.

toneelstuk:: bunmert {C}, stû {C}.

toneeluitvoering:: kafzerfos {C}.

tonen::

  1. ~ aan (=laten zien): šove ón {K}; aptoppe ón |ato..| {K} (arch); als belangrijk item ~: jikate {K}.

  2. (=voordoen) stjece {K}, luftkette |lufk..| {K}; het ~: stjecos {C};
  3. (=óverleggen) luftkette |lufk..| {K}; het ~ (óverlegging): luftkettos |lufk..| {C};
  4. (laten blijken v emoties) stjece {K}; medelijden ~ [met]: ef stjece ef overšiy [armt]; verdriet ~: ef stjece ef uxârt (enz);
  5. zich ~ (zich doen kennen als; de schijn aannemen van): šove {Kpr}; hij toont zich een vijand van het volk: do sen šove eft enmÿe rifo ef zampôr; hij toont zich boos: do sen šove rofonos.

tong::

  1. (in mond) ingoch {C};
  2. (vis) brens {C} (L. Solea solea).

Tonga:: Tônga {G}.

Tongaan:: (bewoner) Tôngany {Cef}.

Tongaans:: (bv) tônga {IIef}; ~e vrouw: Tôngana {Cef}.

tongschar:: (vis) keša-brens {C} (L. Microstomus kitt).

tonijn:: tón {C} (L. Thunnus thynnus).

tooi:: (versiersel/versiering) stjec {C}; (=opschik) ches {C}.

toom:: (=teugel) ripja {C}; in ~ houden (fig): lâripjae {K}.

toon:: (alg: =klank) cek {C; mv= ceky}; (v stem) marâs {C}; valse ~: tamabys {C}; een minder hoge ~ aanslaan (terugkrabbelen): ef vûrre eft béln cek.

toonaangevend:: jÿnt-âp {I}, sompatt {I}.

toonbank:: (in winkel) dressôiy {C; rs= dressóte}; (bar in een café) baliy {C}.

toonder:: lelper {C}.

toonkamer:: (=showroom) šovelmit {C}.

toonladder:: dorémy {Cef}.

toorts:: (=fakkel) esa {C}; (plant) zwarte ~: zjol-sproa {C; rs= ..-sprót} (L. Verbascum nigrum).

toost:: een ~ uitbrengen op iemand (toosten): ÿrðeffe ón rast {U}.

toosten:: ~ op iemand (een toost uitbrengen): ÿrðeffe ón rast {U}.

top:: (bergtop) agru {C}; (topontmoeting: v hoge politici ed) wâlca {C}; (fig: =uiteinde) kafdÿf {C}; •top (•punt, •uiteinde) iyxe• {PX.c > c}; top•: wâlc-• {PX}; mast~: iyxemâst; ~prestatie: wâlc-jikatâ {C}; ~ vijf:: tôp-vÿr {C}; ~ tien: tôp-main {C} (enz); zie ook Toppen in landschap in .

top•:: (allerbeste) wâlc-•; topwijn: wâlc-weinoh (enz).

topaas:: (materiaal) topaza {S}; (steen) topaziyn {C}; van ~ gemaakt; met topazen bezet (topazen): topaziy {I}.

topazen:: (van topaas gemaakt; met topazen bezet) topaziy {I}; ~ voorwerp: topaziyn {C}.

tophit:: (=succesnummer) tôp {C}.

topografie:: topografijâ {C}.

topologie:: topolôiy {C}.

topprestatie:: wâlc-jikatâ {C}.

toppunt:: (lett) kafdÿf {C}; (fig) wâlciy {A; mv=enk}; dat is het ~ (dat doet de deur dicht): ef pylses melde refâx.

topsnelheid:: wâlc-vitešo {C}.

top tien:: tôp-main {C}.

topzwaar:: ojabriy-muliy {I}.

tor:: (=kever) snerf {C}; (alg soort coloradokever in Spok) "nagel~": klô-snerf {C} (L. Leptinotarsa aurata).

toren:: taris {C}; (brand-/wachttoren) kipt {C}; zie ook Torens in .

torenhoog:: (=huizenhoog) tary {I}.

torenkamer:: dônjen {C}; (daar vele archaïsche woorden op het gebied vd krijgs- en bouwkunde op het sx •ân eindigen, komt ook de hypercorrecte variant dônjân voor).

torenspits:: svic {C}.

torentrans:: rufa {C}.

torenvalk:: [taris-]pesmlâ |M| {C; rs= ..-pesmlât} (ihb: L. Falco tinnunculus).

torkruid:: zilt ~: xijera-snerf-krutt {C/S} (L. Oenanthe lachenalii).

tormentil:: (plant) hent-giffer {C} (L. Potentilla erecta).

torn:: (losse naad) pitsos {C}.

tornen:: (lett: lostornen) pitste {K; gst= pits; wst= pits[t]•}; (fig) ôtre {K; gst= ôtt}; ~ aan (fig: veranderingen aanbrengen): prâne fes {U}.

torpedo:: tôrpedo {C; mv= tôrpedôe; rsmv= tôrpedott}.

torsen:: tinkôhe {K; gst= tinkôt}; (=zeulen) synne {E}.

tortel:: Turkse ~: ÿrk-riyn-duva {C} (L. Streptopelia decaocto).

tortelduif:: duva {C} (L. Streptopelia turtur).

tot::

  1. (vz)
    1. (plaats) tukst |tust| {VZ}; ik heb het boek ~ bladzijde 14 gelezen: gress ef mimpit trempe tukst pracâ erg; ~ en met: tukstlef |tustlef| {VZ}; bladzijde 3 t/m 14: pracâ dur tukstlef erg (afk= 3 tf 14);
    2. (beweging) ~ aan: hiycce {VZrs}; hij loopt ~ aan de voet van de toren: do farte hiycce ef taris-stente (rs!);
    3. (richting) ~ ... toe: tukst |tust| {VZrs} (dikwijls gecombineerd met ander vz); we lopen ~ in het bos: kirro farte tukst fesdu ef fôrestae (rs!); ~ [aan] ... toe; ~ aan: tukstlef |tustlef| {VZ} (altijd gecombineerd met ander vz); we lopen ~ in het bos: kirro farte tukstlef fesdu ef fôresta; van ... ~: ja {VZ} (gevolgd door meervoudig zn zonder lw); de eekhoorn springt van boom ~ boom: ef agrén jumpetece ja vilduls; (vgl) de eekhoorn springt tussen de bomen [rond]: ef agrén jumpetece ja ef vilduls;
    4. (tijd) tuksof, tukst {VZ}; hij blijft ~ drie uur: do tinde tuksof/tukst dur zurt; ~ nu toe: tuksof ral; ~ dusverre, ~ nog toe: furt ral; ~ in 2012: tukst fes 2012, tukstfes 2012; van ... ~: ja {VZ} (gevolgd door meervoudig zn zonder lw); van dag ~ dag: ja terrats; van uur ~ uur: ja zurts; van april ~ september: hurtos aprila tukst septembry (is t/m augustus); (vgl) van april ~ [in] september: hurtos aprila tukst fes septembry (dus ook nog een deel van/geheel september); van 1990 ~ 2010: ja 1990 ja 2010 (de genoemde jaartallen worden meegerekend, want eigenlijk wordt er bedoeld: vanaf 1 januari 1990 t/m 31 december 2010); Koning Hacori III regeerde van 1332 ~ 1337: Kindis Hacori III tangodamo ja 1332 ja 1377 (dus ergens in 1332 begon hij te regeren en ergens in 1377 hield hij ermee op);
    5. (betrekking) furt {VZ}; ~ mijn vreugde/verdriet/...: furt kost hâng/uxârt/...; (resulterend in) tukst furt; hij vermaalt het voedsel ~ een brij: do maile ef ubarae tukst furt eft molarriy;
  2. (vg: voortijdigheid) ~[dat]: tuksof {VG}; ho {DT} (momentaan; evtl met dt ek in hoofdzin); ik wacht, ~ je de rekening betaald hebt: gress quÿe, tuksof tu ef nota kaftilóme = gress ho quÿe [ek], tu ef nota kaftilóme; Lerdu was viool aan het spelen ~ ik binnenkwam: Lerdu vjolamerralira, tuksof gress arfino fes = Lerdu ho vjolamerra [ek], gress arfinilóme fes (op het moment dat ik binnenkom houdt L. op met spelen, maar ik hoor het nog net; vgl ook: »voordat);
  3. (indirect obj: =tegen/aan) ón {VZ/DT} (markeert echo, tenzij deze zinskern is); hij spreekt tot mij: do chaquinde ón gress; »tegen 6.

totaal:: ôspsagiy {I; [mv=enk]} (afk= ôsp.); in ~: furt ôspsagiy; in ~ zo'n 200 stuks: furt ôspsagiy effers 200 tiyns; (als add III) de [in] ~ 12 kunstenaars: ef ôspsagiym 12 kûraters.

totdat:: »tot B.

totstandkoming:: ûaos {C}.

totzichneming:: fesuberos {A}.

tour:: (=rondreis) ronter {Cef}.

touringcar:: ronternolac {C}.

touw:: jeðiy {C}; ~tje (stukje touw): jûlt {C}; (als materiaal: meestal hennep of vlas) vezo {S}; ik kan er geen ~ aan vastknopen: gress nert uberecû ef luft ef fa.

touwladder:: siyrsiy-hyliy {C}.

touwlava:: répiyt-lava {S}.

touwslager:: jeðiyrif {C}.

touwtje:: (stukje touw; lijn) jûlt {C}.

touwtrekken:: (lett/fig) jeðiye {U}; het ~: jeðiyos {C}.

touwwerk:: tojeðiyÿ {C}.

tovenaar:: šuratjen {C}, tâfner {C}.

tovenarij:: grollos {C}; (=toverkunst) šuros {C}.

toverachtig:: (fig) hélg {I}.

toveren:: grolle {K}, trôle {E}, šure {E}; tevoorschijn ~: šurare {K}.

toverkunst:: (=tovenarij) šuros {C}; ~[je]: trôlos {C}.

toverkunstje:: trôlos {C}.

toverlantaarn:: (ouderwets) chiqurstat {C}, raðoptican {C}; (modern: diaprojector) diatat {C}.

tra:: (brandgang in bos; ook: open plek in bos) (natuurlijk ontstaan) dvóts {C}; (door kappen ontstaan) kûplô {C}; (waar zich een kruispunt van wegen/paden bevindt) pajy {C}.

traag::

  1. (v bewegingen; begrip) trag {I; ot= pômsell; mt= matox}; Lerdu's hersenen werken het minst ~: Lerduex ef brenkâ ÿrôme matox;
  2. (v stromend water/vooruitgang) znovviy {I; [mv=enk]};
  3. trager maken ([doen] vertragen: trans): haltoare {K}; trager worden (vertragen: intrans): haltoe {U};
»langzaam.

traagheid:: traagheid||spoed: vloda {Cid}; .

traan:: (in oog) tyr {C}; tranen (oogvocht): lâst {C}; (v [wal]vis) lasta {C/S}; de tranen springen me in de ogen: kost tyrs ÿrge ef eits.

traceren:: (achterhalen: na zoeken) flamete {K}.

trachten::

  1. (alg: =pogen/streven) âteme {U}; hij tracht het te begrijpen: do âteme den [do] unere ef;
  2. (=proberen: iets te doen wat eigenlijk niet in je vermogen ligt) trace {U}; (verplichte kerndeletie in den-zin:) hij tracht te lachen: do trace den obezjere.

tractor:: (=trekker; landbouwvoertuig) fradâs {C}; zie ook Weggebruikers in .

traditie:: tradišo {C}; (=zede) yblo {C}.

traditioneel:: tradišonela {I}; (volgens algemene gewoonte of zeden) ybloiy {I}.

tragedie:: tragediy {C}.

tragisch:: tragise {I}.

trainen:: ufnare {U}.

trainer:: (bij sportclub) ufnaratjen {C}.

training:: ufnaros {C}.

traject:: trajektiy {C}.

trajectcontrole:: (snelheidscontrole op een bepaald weggedeelte) rutt-kanas-vitešo-côntrolos {C}; rukavicô {C}.

traktaat:: trâkt {C}.

traktatie:: tretos {C}; (uitdeling: evtl feestelijk) berros {C}.

trakteren:: iemand ~: trete rast {K}; iemand ~ op iets: tretare flaju ón rast {K}; (uitdelen: evtl feestelijk) berre {K}.

tralie:: (=spijl) woche {C; mv= wôx}.

traliehek:: (=hekwerk: balkon ed) toocheÿ {C}.

tram:: (in stad) trem {C}; (interlokaal) trip {C}; zie ook Trams in .

trambaan:: (tramrails: in de rijweg) tremmirra {C}; (spoorbaan voor interlokale tram; die in Spok meestal niet op de rijweg rijdt) tripmirra {C}.

tramhalte:: (in stad) trem-ÿstôpiy {C}; (interlokaal) trip-ÿstôpiy {C}, (wat groter: tramstation) trip-garrent {C}.

tramlijn:: (in stad) trem-lÿnt {C}; (interlokaal) trip-lÿnt {C}; zie ook Tramlijnen in .

tramrails:: (in de rijweg) tremmirra {C}; (spoorbaan voor interlokale tram; die in Spok meestal niet op de rijweg rijdt) tripmirra {C}.

tramremise:: (stadstram) trem-gara |-gAra/-garA| {C; mv= ..-garaes}; (interlokale tram) trip-gara |-gAra/-garA| {C; mv= ..-garaes}.

trance:: in ~ brengen: lâtrânse; in ~ raken: trânsare {U}; in ~ zijn: trânse {U}; in ~ zijn (Erg: onder hypnose zijn: ve medium tijdens bep rituelen): ef poire fes ef wâlfyccsoliy.

tranen:: »traan.

trans:: (=omgang: v toren) rufa {C}.

transactie:: mipwoiystos (mipoiystos) {A}.

transformatie:: (=verandering) trânsformašo {C}.

transformator:: (elektrisch) trânsformater {C}.

transformeren:: ~ in (veranderen in): trânsformere ón |..ÿje| {K} (ón is dt/vz).

transistor:: trânsister {C}.

transitief:: (taalk) kettelira {I} (in de Spok taal: alle werkwoorden die in dit woordenboek met {K} zijn gemerkt).

transparant:: (lett: =doorzichtig) dyjazerfiy {I}; (lett/fig: =doorschijnend) lent {I}.

transport:: (met vervoermiddel) gabanos {C}; (bij boekhouden) kurasÿrtos {C} (afk= kusÿ), kusÿ {C}.

transportband:: (lopende band) xole-bjelt {C}; (voor kolen, zand ed) gabane-bjelt {C}.

transporteren:: (vervoeren) gabane {K; vdw= gabent}; (bij boekhouden) kurasÿrte {K}.

transportwezen:: gabanejeren {C}.

trant:: in de ~ van: fes ef vrôk rifo (vz-uitdr).

trap::

  1. (om over te lopen) (met enkele treden; korter dan mittors) mittor {C; mv/rsmv= mittôre}; (tussen verschillende verdiepingen; langer dan mittor) mittors {C};
  2. (=schop met voet) loff {C};
  3. (fig: =graad, maar NIET v temperatuur) grat {SC};
  4. (taalk) ~ van vergelijking: (alg) afuler-gratos {C}, (meer/meest) hogoritos {C}; (minder/minst) lagitofotos {C}; vergrotende ~: lurgiy hogoritos {C}; overtreffende ~: wâlc hogoritos {C}; ~ van overmatigheid: ôpalefiy hogoritos {C}; verkleinende ~: lurgiy lagitofotos {C}; minste ~: wâlc lagitofotos {C}; .
    TRAPPEN VAN VERGELIJKING: algemeen schema
    vergrotende trap
    overtreffende trap
    trap van onvermatigheid
    groter = hupster terat (1)
    [het] grootst = hupster oras (1)
    te groot = hupsterr (2)
    verkleinende trap
    minste trap
    minder groot = hupster oiba (1)
    [het] minst groot = hupster tom (1)
    (1)zie dit woordenboek voor de gevallen waarin een trap niet met terat/oras/oiba/tom gevormd wordt, maar op onregelmatige wijze.
    (2)trap v overmatigheid wordt met »resultatief gevormd.

trapezium:: timpann {C}.

trapleuning:: mittors-bar {C}.

trappelen:: teppe {U}; (=spartelen) idenke {U}.

trappen::

  1. (op blaasbalg van orgel: treden) pitte {U};
  2. (=schoppen) tôrte {K}; (tegen bal) kike {K}; herhaaldelijk ~ (wild schoppen): idenkare {K};
  3. ~ op/in iets: tôrte kafonn flaju {U}; ze trapt op de slak/in de hondenpoep: eup tôrte kafonn ef limaciy/hurt-skés.

trappenhuis:: mittors-taris {C}.

trappist:: (mnl lid v RK kloosterorde) trapistiy {C}.

trappistenbier:: trapistiy-bjerr {S}.

trapsgewijs:: klék-sompelira {I}.

traptrede:: klék {C}.

trechter:: trygtâ {C}.

trechtercantharel:: élepp-plok {C} (L. Cantharellus tubaeformis).

trechterzwam:: trygtâ-chént {C} (L. Clitocybe); grote ~: plôf trygtâ-chént (L. C- geotropa); slanke ~: o'icrâ trygtâ-chént (L. C- gibba); knotsvoet~: grist trygtâ-chént (L. C- clavipes).

tred:: (fig) gelijke ~ houden met: ef ydône âskân-krono luft.

trede:: (=traptrede) klék {C}.

treden:: (op blaasbalg van orgel trappen) pitte {U}; iemand die [beroepshalve] het orgel treedt: pitter {C}; ~ op (de voorgrond); ~ in (het nieuws/de belangstelling): sette kaf {U}; het ~ op/in (de voorgrond/het nieuws ed): settos {A}.

tredmolen:: pittôl {C}; in ~ lopen: pitte {U}; dier (paard) dat in een ~ loopt; iemand die [beroepshalve] in een ~ loopt: pitter {C}; dwangarbeider die in een ~ moet lopen: pittôler {C}; (fig: =sleur) zûmbara-tjek {C}.

treeplank:: lappaaf {C}.

treffen::

  1. (=raken) (lett/fig) ecole {K}, qurstoxe {K}; het ~: qurstoxos {C};
  2. (=ontmoeten/tegenkomen) méte {K; vdw= méts}; elkaar ~: méte {Upr; vdw= méts}; de collega's die elkaar getroffen hebben: ef méts côlegjes;
  3. (nemen) we moeten maatregelen ~; ... zorgen dat er maatregelen getroffen worden: kirro râsûs ef pâlta-hâpyja;
  4. (uitkomen) dat treft goed: ef fesâlbe quista; je treft het niet: tu tasse fes ef reltakô.

treffend:: (fig: raak geschoten) ðôiy {I}.

trein:: treno {C}; extra (ingelegde) ~: pildos-fes {C}; zie ook Treinen in .

treincoupé:: ÿrzjôdelos {C}.

treinenloop:: trenoeren {C}.

treinkaartje:: treno-lofa {C}.

treinongeluk:: treno-moplariy {C}.

treinstel:: lajâfgôs {C}.

treiteren:: (=pesten) tokasse {K}.

trek::

  1. ([eet]lust) braos {C}, larde-ÿtin {C}; ~/honger hebben: ef perke lardelira {tdw}; ik heb ontzettende ~ (mijn maag rammelt van de honger): gress lartavy veldurtiyse {S};
  2. (het trekken) trekkos {C}; (scheef/krom trekken) futsios {C};
  3. in grote ~ken: lo hupster ÿrlântôsta.

trekdier:: lajâfbelp {C}; zie ook Weggebruikers in .

trekhaak:: (aan auto) trekkârp {C}.

trekharmonica:: (alg: elk muziekinstrument dat met een balg werkt) trekke-vluto {C}; (=accordeon) âcorðen {C}; (=trekzak) sméntuts {C}, sméiyn-totutsÿ {C}.

trekharmonicaspeler:: sménmerr {C}.

trekken::

  1. (alg; ook v klanten, toeristen ed) trekke {K}; het ~: trekkos {C}; (voorttrekken; trekkend voortbewegen) frade {K};
  2. (scheef, krom) futsie {U};
  3. (lot/prijs/pijp) suâpe |suÂpe| {K};
  4. (voortgaan) (te voet reizen) sôlše {U}; (v vogels) sôlšare {U}; ~ door (een streek): arvende-fes {K}, arvende mitai {U}; de wolken ~ langs de hemel: ef epes sena šefce lango ef avyro;
  5. (v koffie/thee) miyne {K}.

trekker:: (v geweer) klâm {C}; (iemand die te voet [rond]trekt) sôlšatjen {C}; (trekkend deel v vrachtautocombinatie) oto-fradâs {C}; »tractor; zie ook Weggebruikers in .

trekking:: (v lot/prijs) suâpos {C}.

trekpaard:: (=werkpaard) rót {C}; (grijs ~ met beetje mynall-bloed) gûrs {C}.

trekpleister:: (fig) raptre-huron |ratre-| {C}; zie ook Trekpleisters in .

trektijd:: (tijd die koffie/thee moet trekken) miynos {C}.

trektocht:: sôlšos {C}; fler {C} (arch).

trekvogel:: sôlšarer {C}.

trekzak:: »trekharmonica.

trema:: ÿt {C}.

trend:: (tendens, stroming) jekâlbos {A}.

treuren:: ~ [om iemand/iets]: mitšerfte [frópjÿ rast/flaju] {U}.

treurend:: trofaliy {I; [mv=enk]}.

treurig:: mitšerft {I}, trurg {I}.

treurnis:: mitšerftos {A}.

treurwilg:: [groene] ~: trofaliy-iextô {C} (L. Salix babylonica).

treuzelen:: ândyrre {U}.

triangel:: dureka {C}.

tribune:: tribunn {C}.

tricot:: triko {Sef}; van ~ gemaakt: triko {I}.

triest:: testyr {I}.

trijp:: (bep soort meubelbekleding) Utrecht-tryp {Sef}.

triljoen:: (biljoen x miljoen) triljôn {TW}.

trillen:: (alg) tsere {U}; (alg: =vibreren; behalve v persoon) ðele {U}; (=huiveren/sidderen) pakate {U}.

trilling:: (getril) tseros {C}; korte ~: tser {C}; (huivering/siddering) pakatos {C}.

trilzwam:: lobbige ~: ÿc-tremella {C} (L. Tremella frondosa); zwarte ~: zjol-tremella {C} (L. Exidia glandulosa).

Trinidad:: Trinitât {G}.

triomf:: (=zegepraal) déhâr {C}.

triomfantelijk:: (lett: zegevierend) déhâriy {I}; (lett/fig) gûg {I}.

triomfboog:: déhâr-ârc {C}.

triozadel:: (fiets met drie zadels achter elkaar) triogrÿðe {C}.

triplex:: (hout) durplex |ks| {S}.

tripmadam:: (plant) toopp-ecron {C} (L. Sedum reflexum).

trippelen:: xepe {U}.

troebel:: (=vertroebeld) syruntiy {I}.

troebelen:: (=ongeregeldheden) plotepp {C}.

troef:: (speelkaart met de hoogste waarde) mipmerros {C}.

troep:: (=bende) rippe {C}; (=rommel) jegaches {Cef}; (=rotzooi) kverf {C}; enorme ~ (grote rotzooi): toficcÿ {C} (pop); (=groep) trup {C}.

troepenmacht:: (leger) verestâ-po'er {C}.

troeteldier:: lisage-belp {C}.

troffel:: tolluh {C}.

trog:: (bak) prajilot {C}; (in zeebodem) zefel {C}.

trol:: (soort bosgeest in Krappa-gebergte) ratle {C}.

trolleybus:: rôry-gerlas {C}.

trom:: (muziekinstrument) drôm {C}.

trombose:: ksiyg-potiy {C}.

tromgeroffel:: drôm-pinkos {S}.

trommel::

  1. (blik: metalen doos met deksel) lojalot {C};
  2. (muziekinstrument) drôm {C}; (op 1 poot, voor religieuze treurmuziek, vooral op Oost-Berref) ðômk {C}.

trommelen:: trumle {U; gst= trumm}.

trommelslager:: (=tamboer) drômerr {C}.

trommelstok:: (=drumstick) trumlezorâ {C}.

trommelvlies:: nute-wÿja {C}.

trompet:: trumpetiy {C}.

trompetboom:: catâlpa {C} (L. Catalpa bignonioides).

trompetgeschal:: sketsos {C}.

trompettist:: trumpetmerr {C}.

tronen:: (zacht verleiden) chÿðoare {K}.

tronie:: stiykomkâ {C}.

troning:: (zachte verleiding) chÿðoaros {A}.

troon:: tronôs {C}.

troonopvolger:: tronôs-fôlgté {C}.

troonrede:: (ong: in Spok: de rede die de koning bij de opening vh nieuwe regeringsjaar voorleest, waarin hij het regeringsbeleid uiteenzet zoals hij dat samen met de ministers in grote lijnen overeengekomen is) Nâmpa-quariy {C; mv= ..-quarest}.

troost:: pénverts {C}, vjopa {SC} (arch/dl= Peg).

troosteloos:: pÿnvertse {I}.

troosten:: zich ~ met: wâlcare {K}; iemand ~: ef kette pénverts ón rast.

tropen:: (mv) trops {Cmv}.

tropisch:: tropise {I}.

tros:: (druiven ed) rôska {C}; (=scheepstouw) tôrs {C}.

trostomaten:: rôska-tomatos {Cmv}.

trots:: (zn) wynch {Aef}; (bv) wynch {I}; ~ zijn op: hyfe tukst {Upr}.

trotseren:: idešappe {K}.

trotsering:: idešappos {A}.

trottoir:: (verhoogd voetpad) platform {C}; (NIET verhoogd) kiyk {C}; (de meeste trottoirs in Spok zijn niet verhoogd).

trouw:: (zn) gien {Aef}; (bv) gien {I}; te goeder ~: lef ef quista cafylô; te kwader ~: lef ef tildâ cafylô.

trouwboekje:: mariane-kornin {C; mv= ..-kartafiy}.

trouwdag:: mariantof {C}.

trouweloos:: giyene {I}.

trouwen:: ~ met: marianare armt/ón {U} (ón is dt); getrouwd zijn [met]: mariane [ón] {U} (ón is vz).

trouwens::

  1. (overigens) kûf {III}; hij komt ~ niet: kûf, do arfine noi; (ook als zinsvulling) ~, hij is ziek: do kinure kûf;
  2. (afgezien daarvan) is {III};
  3. (tussen haakjes) ychiys {III}.

trouwjapon:: mariômhûls {C}.

trouwvertrek:: (in grotere Erg-kerk) fesreppemit {C}.

trouwzaal:: fesreppemit {C}; (in stadhuis) mariymit {C}.

truc:: (=toer) râk {C}.

trucage:: râk-mônta |-mÔnta/-môntA| {C; mv= ..-môntaes}.

truffel:: [zomer]~ (paddenstoel): mofûster {C} (L. Tuber aestivum).

trui:: trut {C}.

trut:: (weinig vlotte vrouw) ympâs {C}; een stomme ~: eft pûl derser {C}.

T-shirt:: T-kurs {C}.

tsja:: »tja.

Tsjaad:: Tšatt {G}.

Tsjadiër:: Tšatty {Cef}.

Tsjadisch:: (bv) tšatt {IIef}; ~e vrouw: Tšatta {Cef}.

Tsjech:: Tšegolando {Cef}; (sinds de splitsing v Tsjechoslowakije) Tšego {Cef}.

Tsjechië:: (sinds de splitsing v Tsjechoslowakije) Tšegiy {G}; »Tsjechoslowakije.

Tsjechisch::

  1. (zn: taal) tšegolant {C};
  2. (bv: Tsjechoslowaaks) tšegolandes {IIef}; ~e vrouw: Tšegolanda {Cef}; (sinds de splitsing v Tsjechoslowakije) (bv) tšegiy {IIef}; ~e vrouw: Tšega {Cef}.

Tsjechoslowaak:: Tšegolando {Cef}.

Tsjechoslowaaks:: »Tsjechisch.

Tsjechoslowakije:: Tšegolandes {G}.

Tsjechov:: (naam v Russische schrijver) Tšegôf {F}.

tsjilpen:: paprylle {U}, šiyppe {C}.

tube:: tupp {C}.

tuberculose:: tuberkuloss {C; mv= tuberkulossa}.

tuchtigen:: (=kastijden) strâfe {K}.

tuchtiging:: (=kastijding) strâfos {C}.

tufsteen:: tûfa {S}; van ~ gemaakt (tufstenen): tûfiy {I}.

tufstenen:: (van tufsteen gemaakt) tûfiy {I}.

tuieren:: (v dier: vastbinden) plytare ón {K}; ik tuier het paard aan het hek: gress plytare ef râf ón ef blof.

tuig:: (v schip) tokârntÿ {C}; (voor trekdier) toðérÿ {C}; (=schorem) târ {S}; een stelletje ~/schorem: eft fónopiy tebbel.

tuimelen:: (lett) okoðe {U}, quke {U}; (=duikelen) ðômpe {U}.

tuimeling:: qukos {C}; (=duikeling) ðômper {C}.

tuin:: arâbe {C}; ~ bij/rond een kerk (maar NIET "kerkhof"): korarâbe {C}; ommuurde ~ (patio): eâs-arâbe {C}; zie ook Tuinen in .

tuinbank:: (alg: bank in de tuin) arâbe-bankres {C}; (chique bank, vaak onder een pergola of met fraaie beplanting eromheen) gartsat {C}.

tuinboon:: blof-bjôln {C}.

tuinbouw:: arâbišâ {C}.

tuinfeest:: arâbe-fenta {C}.

tuinfluiter:: (vogel) arâbe-sâlmer {C} (L. Sylvia borin).

tuinhuisje:: (=prieel) cluzâs {C}.

tuinieren:: arâbiše {U}.

tuinknecht:: arâbe-'jan {C}.

tuinman:: arâbeter {C}.

tuinnaaktslak:: arâbe-blâsblac {C} (L. Arion hortensis).

tuinschallebijter:: presÿr mofsnerf {C} (L. Carabus nemoralis).

tuinstoel:: arâbe-ferdu {C}.

tuinwolfsmelk:: agen-dufja-helt {S} (L. Euphorbia peplus).

tuit:: sât {C}.

tulband:: tûlpen {C}.

tule:: tull {S}; van ~ gemaakt: tulliy {I}; een ~ sluier: eft tulliy tull.

tulp:: tûlpiy {C} (L. Tulipa hybride).

Tunesië:: Tunesiy {G}.

Tunesiër:: Tuneso {Cef}.

Tunesisch:: (bv) tunesiy {IIef; mv=enk}; ~e vrouw: Tunesa {Cef}.

tunnel:: plâkomÿ {C; mv= plâkomer}; zie ook Tunnels in .

turbulentie:: tûrbulenšo {C}.

turen:: rijefe {U}; ~ over (vanaf een hoogte over een dal ed): luere {K}; ~ over een vlakte/zee: ef rijefe armt eft jakâm/zé.

turf:: (materiaal) tôrf {S}; (voorwerp) vrânt {C; mv= ûrvrânt}.

turfsteken:: tôrf-uzre {K; gst= ..-uss}.

turfsteker:: tôrf-uzratjen {C}.

Turk:: Turklando {Cef}.

Turkije:: Turklandes {G}.

Turkmenistan:: Turkmenistân {G}.

turkoois::

  1. (zn: materiaal) turkes {S}; (steen) turkesiyn {C}; van ~ gemaakt; met turkooizen bezet (turkooizen): turkesiy {I};
  2. (bv: kleur) vlybâs {I}.

turkooizen:: (van turkoois gemaakt; met turkoois bezet) turkesiy {I}; ~ voorwerp: turkesiyn {C}.

Turks::

  1. (zn: taal) turklant {C};
  2. (bv) turklandes {IIef}; ~e vrouw: Turklanda {Cef}.

Turks- en Caicoseilanden:: Turk-Cacos-ilesets {Gef/mv}.

turnen:: (sport) tûrne {U}, tûrnmerre {U}.

turner:: tûrnmerr {C}.

turquoise:: (turkoois: kleur) vlybâs {I}.

tussen::

  1. (plaats tussen meer dan twee zaken, of globale plek op grotere afstand tussen twee zaken) (te midden van) ja {VZ}; de eik groeit ~ (te midden van) de populieren: ef ÿc lelde ja ef peplân; op de weg ~ de twee dorpen heeft een hond een schaapskudde aangevallen: kaf ef mirra ja ef ten zecesz eft hurt enn eft hâpyja-cûsalo tunde;
  2. (plaats tussen twee zaken) [klem] ~ (twee dingen): jen {VZ}; de schommel hangt ~ de [twee] bomen: ef rilkrik menkerate jen ef [ten] vilduls; zijn vinger zit [klem] ~ de deur: groft ÿrliriy melde jen ef argerat; ~ A en B: jen A jen B = jen A ur B; de schommel hangt ~ de eik en de beuk: ef rilkrik menkerate jen ef ÿc jen/ur ef bûst;
  3. (betrekking tussen meer dan twee zaken) (onder; te midden van) ja {VZ}; de ontspanning ~ de verschillende vijandige staten: ef gmafaos ja ef querdo enmÿt stats;
  4. (betrekking tussen twee zaken) jen {VZ}; de ontspanning ~ Oost en West: ef gmafaos jen Opper jen/ur Wefot;
  5. (tijdsbepaling) ~ 1990 en 2010: ja 1990 ja 2010 (de genoemde jaartallen worden meegerekend, want eigenlijk wordt er bedoeld: tussen 1 januari 1990 en 31 december 2010);
  6. (betrekking: met betrekking tot) yargeloh |war..| {VZ}; een verband ~ A [, B] en C: eft fâgo yargeloh A[, B] ur C.

tussenbeide:: ~ komen: jenfarte {U}.

tussendek:: (op schip) nefdec |neftec| = sudec {C}.

tussenfase:: (=tussenstap) jastebe {C}.

tussengelegen:: jasÿrtor {I}.

tussenkomst:: (=bemoeienis) taffos {C}.

tussenlanding:: (v vliegtuig) pelbôt-šarkos {C}.

tussenpersoon:: (=bemiddelaar) jafarter {C}; (=makelaar) jafolâ {C}; (=dealer) yplelâft {C}.

tussenpoos:: (=interval) jenfort {C}.

tussenribstuk:: (=entrecote) jarebbetiyn {C}.

tussenruimte:: (=speling) jarutros {C}; (wijdte) jarumpstjô |jarumstô| {C}.

tussenschakel:: (fig) yplelâft {C}.

tussenschot:: jenbret {C}.

tussensoort:: (middelsoort) jafrenvu {C}.

tussenspel:: (muziek) interludym {C}.

tussenstap:: (=tussenfase) jastebe {C}.

tussenstation:: (spoorwegen) pelbôt-garrent {C}.

tussentijds:: (tussen twee tijden) jenfortiy {I}; (op een ongewone tijd) xlafortiy {I}; ~e verkiezingen: eft xlafortiy nolos.

tussenvoegen:: (=inlassen) fesnivie {K; gst= fesnivit}.

tussenvoeging:: (=inlassing) fesnivios {C}.

tussenvorm:: javobaros {C}.

tussenweg:: (fig: =middenweg) uroft {SC}.

tussenwerpsel:: (taalk) fesnivelder {C}.

tutoyeren:: turrare {K}; elkaar ~: turrare {Upr}.

tv:: »televisie.

tv-:: »televisie-.

twaalf:: (=dozijn) tesen {TW}; (rekenkundig) main-ten {TW}, tesen {TW}.

twee:: perdÿr {TW}, ten {TW}; twee• (dubbel•): ter• {PX}; in ~ën (in 2 stukken/delen): fes ten šôts; in ~ën (doormidden): tâtsa {III}; hun ~ën: perdÿrs {ZV; gnz= perdÿrser; gnp= perdÿrsÿr; rs= perdÿrses}, tersas {ZV; gnp= tersaser; gnz= tersasÿr; rs= tersat}; Mariy negeert hun ~: Mariy co'ifche perdÿrses/tersas; jullie ~ën: perdÿr tu (om expliciet aan te geven dat tu meervoudig is).

tweebaans:: (v weg) tertultiy {I}.

tweebenig:: terbonariy {I}.

tweede:: voor de ~ keer (andermaal): tertefar {III}.

tweedehands:: kelde-cheba {I}; winkel/handelaar in ~ spullen: tiynstesfolâ {C}.

tweedekker:: (vliegtuig) terzelfÿer {C}.

tweedelig:: ten-kanasiy {I}.

tweedimensionaal:: ten-dimenšonalo {I}.

tweedracht:: (=onenigheid) pallehudos {Ars}.

tweeën:: »twee.

tweeënzeventig:: tenrân {TW}; (rekenkundig) hefergsa-ten {TW}.

tweeërlei:: terfrenvuiy {I}.

tweegevecht:: (=duel) pallepiyrst {Crs}.

tweeklank:: (=diftong: in het Spok de ó en ÿ) tergrâr {C}.

tweekleurig:: (met twee kleuren) ten-marâsiy {I}.

tweeledig:: termefrosiy {I}.

tweeling:: teranty {C}.

Tweeling:: (sterrenbeeld) Teranty {N}, Geminiy {N}.

tweepersoons:: ten-kanas {I}; een ~kamer (met 2 bedden): eft ten-kanas mittus.

tweepersoonskamer:: (een kamer met 2 bedden, in hotel) eft ten-kanas mittus.

tweerichtings-:: terloiniy {I}.

tweerijig:: (met twee rijen) terqutvaiy {I}.

tweeslachtig:: (lett) terseksiy = tersexiy |ks| {I}; (fig: =ambigu) uroftiy {I}.

tweesprong:: (v wegen) terlaf {C}.

tweestemmig:: terÿrgôiy {I}.

tweevoud:: tertimiy {C}; in ~ (met 1 kopie): ér-kanasiy {I}.

tweevoudig:: (=dubbel) teriy {I}.

twijfel:: ksviferen {C}; (twijfelachtigheid) ksvifos {A}.

twijfelachtig:: (niet zo goed) zloff {I}; (onbeslist) ksvifass {I}.

twijfelachtigheid:: ksvifos {A}.

twijfelen:: ~ [aan]: ksvife {K}; ik twijfel er niet aan, dat ...: gress nert ksvife ef šôts, den ....

twijg:: (=takje) zvygoh {C}; kleine ~jes (takjes): kôr {S}.

twintig:: erg-sers {TW} (=14+6); (rekenkundig) tensa {TW}.

twintigtal:: (een stuk of twintig) tensaerÿ {I}.

twist:: (geschil) iypsoh {C}.

twisten:: trubele {U}.

twistziek:: iypsohkinn {I}.

tyfoon:: tyfonn {C}; (treintoeter) woclaxer {C}.

tyfus:: tyfes {C}; ze kunnen de ~/kanker krijgen!: óps preltiyses ef defôliyas! (vulg).

Tyne:: (Engelse rivier) Tÿn {G}.

type::

  1. (=model) quzÿr {C};
  2. (=soort) frenvu {C}; een nieuw ~ auto: eft kleter frenvu rifo oto;
  3. (persoon) šôt {C/A}; (belangrijk/vreemd persoon) typ {C}; vreemd ~ (raar mens): dôchâmp {C}; hij is een vreemd ~: do melde eft tnefer šôt.

typen:: (=machineschrijven) otostinde {K}.

typerend:: carakteristiyc {I}.

typering:: (het onderbrengen in een categorie) frenvu-kettos {A}; (=karakterisering) carakterros {C}.

typisch:: (=kenmerkend) nâzjaelira {I}; (=vreemd) tnefer {I}, typise {I} (spr).

typist:: otostindatjen {C}.

typiste:: otostindatjena {C}.

typografie:: typografijâ {C}.

typografisch:: typografise {I}; ~e verzorging (v boekwerk ed): typograpôlto {C}.

Tyr:: (Germaanse god) Tyra {N}.

 

© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands

DICTIO