Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans
Spokaans—Nederlands A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Nederlands—Spokaans
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
t:: (naam vd letter T) te {C}.
Taag:: Tago {G}.
taai:: ðést {I}; taal||mals: perann {Iid}; .
taak:: (=opdracht) kafkettos {C}, togany {C}; voor een ~ berekend zijn: uquestre {K; gst= uquesst; wst= uquest•}; het berekend zijn voor een ~: uquestros {A}; persoon die voor zijn ~ berekend is (geschikte persoon): uquestros {C}; een ~ vervullen: ef fulle eft kafkettos; een ~ volbrengen: wârbimapyre {E}; »volbrengen.
taal:: (alg) lângâr {C}; (=spraak) mux {C}; zich in ~ uitdrukken: muxe {E}; liederlijke ~: vóta'o {C}; zie ook Talen en dialecten in .
taalgeleerde:: mux-tibâner {C}.
taalkunde:: mux-tibân {C}.
taalkundig:: linguistise {I}.
taalkundige:: mux-tibâner {C}.
taalverwerving:: mux-chošos {C}.
taalwetenschap:: mux-tibân {C}.
taart:: (=gebak) omi {C}.
taartje:: (=gebak[je]) tróma {C}.
tabak:: tobacc {S}.
tabakspijp:: »pijp 3.
Tabakswet:: (in Spok) Uokke-tiyns-lacs |wo..| {N} (afk= UT-lacs); zie ook Wetten en regels in .
tabel:: tabel {C}; (=lijst) ramâ {C}, •ramâ = •amâ {SX.c > c}.
tablet:: (alg) tjable {C}; (medicijn: =pil) piyl {C}.
taboeret:: belt-hajôlen {C}.
tachtig:: tenrân-âke {TW}, tenrân-nala {TW} (=72+8); (rekenkundig) âksta {TW}.
tact:: coðos {A}.
tactloos:: côðÿ {I}.
tactvol:: coðiy {I}; ~ zijn (goed met mensen weten om te gaan): pârame {U}.
Tadzjikistan:: Tadjikistân {G}.
tafel::
tafelbank:: (typisch Spok meubelstuk: tweepersoons bank met tafeltjes ipv armleuningen) kelbrasat {C}, kelbra-bankres {C}.
tafelblad:: kelbra-zillepip {C}.
tafelden:: lagitofidal-sparot {C} (L. Pinus pinea).
tafeleend:: mindanurp-dôlze {C} (L. Aythya ferina).
tafelkleed:: kelbrafâsto {C; mv= kelbrafâstôe; rsmv= kelbrafâstott}.
tafelmesheft:: (schelp) ziyðy {C} (L. Ensis siliqua).
tafelpoot:: kelbra-lippio {C; mv/rsmv= ..-lippiones; rs= ..-lippót}.
tafeltennis:: kelbra-tennis {C}.
tafeltje:: (klein blad, hoge poten) matarija {C}.
tafereel:: taferelo {C}.
taiga:: tajga {C}.
taille:: (=middel) ÿmâs {C}, ÿrnô {C}.
Taiwan:: Tÿân {G}.
Taiwanees::
tak:: (alg) ÿrra {C}; [dikke] ~: cÿra {C; mv= ratt}; (fig) opast {C}; ~je (=twijg): zvygoh {C}; ~jes (kleine twijgjes): kôr {S}; bedekt met ~ken (vroegere methode om modderwegen te "verharden"): lâcÿraor {I} (arch).
takel:: (=katrol) kârnt {C}.
takje:: (=twijg) zvygoh {C}; ~s (kleine twijgjes): kôr {S}.
takkenbos:: grâtyliy {C}.
takkenweg:: »knuppelweg.
tal:: ~ van (in samenstellingen): klûmp {C}; ~ van mensen: eft veldur-klûmp; ~ van voorbeelden: eft šove-klûmp.
•tal:: •erÿ {SX > add}; een honderdtal: pérsaerÿ; op een tiental locaties: kaf mainerÿ locâts.
talent:: (=genie: persoon) miperter {C}; (=aanleg) mipertos {A}; ~ hebben: miperte {E}; ~ hebbend (=talentvol): mipertelira {tdw}; de aanwezigheid van ~: miperten {C}.
talentvol:: (talent hebbend) mipertelira {tdw}; ~ persoon (=genie): miperter {C}.
talg:: (=talk) frofeûl {S}.
talisman:: (voor onderweg) hastram {C}.
talk:: (=talg) frofeûl {S}.
talloos:: ÿrsa'ecc {I}.
talmen:: (=dralen) crajyve {U}.
talon:: talonn {C}.
talrijk:: rela {I}; (=machtig) ôgjél {I}.
talud:: (=glooiing) kryos {C}.
tam:: (=mak) neotlôgt {I}; tam||wild: régiyp {Iid}; .
tamarisk:: (struik) tamarix {C} (L. Tamarix anglica).
tamboer:: (=trommelslager) drômerr {C}.
tamboerijn:: rencdrôm {C}.
tamelijk:: armtzerfelira |andzer..| {I}; (=nogal) har ef tork (afk= h.e.t.); ~ goed: quisterÿ {I}.
tand:: (alg; ihb in mond) ynt {C}; (v tandwiel/kam ed) spets {C}; met lange ~en eten: ef larde ef bjôlns rifo ef ÿksanera; iemand aan de ~ voelen: ef klempe rast zléf ef estû.
tandarts:: ynt-medikiy {C}.
tandem:: (tweepersoons fiets) duogrÿðe {C}.
tandenborstel:: yntclén {C}.
tandengeknars:: gâgos {C}.
tandheelkunde:: yntcuros {C}.
tandjesgras:: mir-kles {S} (L. Sieglingia decumbens).
tandpasta:: ynt-pâsta {S}.
tandvlees:: yntiÿtu {C}.
tandwiel:: spetsklan {C; mv= spetsklâne}; samenstel van ~en (raderwerk): totrôchâÿ {C}.
tanen:: (lett: gelig worden) mitraare {E}; (fig) colinare {U}; het ~ (fig): colinaros {A}.
tang:: (gereedschap) tânk {C}; (=klem) gârp {C}.
tank:: (=reservoir) tenk {C}; (op rupsbanden) tânk {C}.
tanken:: (v benzine ed) tenke {K}.
tanker:: (tankschip) tenkka {C}.
tankstation:: (alg: alleen om brandstof te tanken) burâgâs {C}, bensynnâs {C}; (met extra autoservice) oto-póntel {C}; (uitgebreide accommodatie langs autosnelweg: met restaurant en evtl motel/camping/winkel/garage ed) wegsÿrt {C}.
tante:: (zuster v vader/moeder) tlokko {C; mv= tlokkôe; rsmv= tlokkót}; (tlokko v echtgenoot/-note) tlokko-mâlp {C; mv= tlokkôe-..; rsmv= tlokkót-..}; (echtgenote v cÿrlo) cÿrlo-diy {C}; ~ en oom: »oom en tante.
tantième:: quamp-hâliyn |..mh..| {C}.
Tanzania:: Tânzaniy {G}.
Tanzaniaan:: Tânzano {Cef}.
Tanzaniaans:: (bv) tânzaniy {IIef; mv=enk}; ~e vrouw: Tânzana {Cef}.
tap:: (=[af]tapping) jepsaros {C}.
taperecorder:: mitachošer {C}, bentfester {C} (pop).
tapijt:: (stuk geweven [kostbare] stof als vloer- of wandbedekking) fetu {C}; (gehele vloer bedekkend [vast] tapijt/kleed) kósto {C}; (los kleed op deel v vloer) quât {C}.
tappen::
taps:: ~ [toelopend]: narfartiy {I}.
tapvergunning:: (verkoop en nuttigen v sterke drank) lorgissare-jabincos {A}; .
tarbot:: nokôlah {C} (L. Scophthalmus maximus).
tarief:: tareff {C}.
tarten:: iemand ~: lupse tygtja rast {U}; het ~ (getart): lupsos {C}.
tarwe:: hay {S; rs= hae}; van ~ gemaakt: hajyne {I}.
tarweakker:: hajyrâpo {C}.
tarwebrood:: hajyÿt {C}.
tarweoogst:: hay-ialef {C}.
tas:: ytiyf {C}; (met hengsels) lôk {C}; (behorend bij Spok klederdracht) vryft {C}.
tastbaar:: uberen {I}.
tasten:: tušare {K}.
tastzin:: (lett: gevoel) drentô {C}.
tatoeage:: tatoeros {C}.
taxateur:: kôlatjen {C}.
taxatie:: kôlos {C}.
taxeren:: (=schatten) kôle {K}; (proberen erachter te komen wat iemand van plan is) šume {K}; ~ op: kôle fes {K}.
taxi:: taksi = taxi |ks| {C}; zie ook Taxi's in .
taxus:: (boom) tâxus {C} (L. Taxus bacata).
taxushout:: tâxusa {S}; van ~ gemaakt: tâxusiy {I}.
team:: toverr {C}; (=ploeg: ploegendienst/sport) vrašy {C}.
teamverband:: vrašy-fâgo {C}; in ~: fes eft vrašy-fâgo.
technicus:: tegnicy {C}.
techniek:: tegniyc {C}.
technisch:: tegnise {I}.
technologie:: tegnolôiy {C}.
technologisch:: tegnologise {I}.
teder:: âmpiy {I; [mv=enk]}.
teefje:: (vrw hond) myl {C}, pera {C} (dl= Cheetuc).
teek:: ûstess {C; mv= ûstesta} (L. Klasse: Arachnida).
teelt:: (=kweek) leldâos {C}; (=kweek met zorg: bacteriologisch ed) paquriy {C}; (=verbouw) râpoos {C}; (het telen) drôg {C}; (wat geteeld is) drôgos {C}.
teen:: (aan voet) liriy {C}; (v knoflook) hôrna {C}.
teenager:: mainer {C}.
teenkootje:: akbô {C}.
teennagel:: šâg {C}.
teer::
teerhartig:: cubu-wâvet {I}.
teerling:: (sprkw) de ~ is geworpen: stus ef gÿrt jakrose.
tegel:: (wandtegel) plâciy {C}; (vloertegel, plavuis) krûpt {C}.
tegelijkertijd:: ðônos na fort {C} (afk= ð.n.f.); (én ... én: verbinding) cÿr ... is {VG}; het regent en hagelt ~ (én het regent én het hagelt): ef cÿr bidale is denme; »gelijktijdig.
tegelvloer:: tokrûptÿ {C}, at {C} (dl= Liftka).
tegemoet:: werôx {VZ} (richting); hij loopt/komt mij ~: do farte/arfine werôx gress; (fig) ~ komen aan iemand/iets: ef farte werôx rast/flaju; armtgane rast/flaju {K}; ~ komen (fig: financieel ondersteunen): xlaharre {K}; ~ treden: werôxare {K}.
tegemoetkomen:: »tegemoet.
tegemoetkomend:: armtganelira {II}; (lett/fig) werôxiy {I}; (in het verkeer) werôx-• {PX.c}; ~e auto (tegenligger): werôx-oto.
tegemoetkoming:: armtganos {C}; (vrnl financieel) xlaharros {C}.
tegemoetzien:: fesdôxe {K} (schr); wij zien uw offerte met belangstelling tegemoet: kirro fesdôxe sponûtiym gert qualostiy.
tegenargument:: pallelâprôfa {SCrs}.
tegenbericht:: tygtjatÿden {C}; telefonisch ~: tygtjatelefonos {C; mv= tygtjatelefonosz}.
tegendeel:: ûqutiy {C}; in ~: lo ûqutiy (afk= l/û).
tegengaan:: (=voorkómen) ðulente {K}, tygtjae {K}; het ~ (voorkoming): ðulentos {A}, tygtjaos {A}.
tegengesteld:: (omgekeerd) kûfencatos {I}; het ~e bedoelen (v wat men zegt): pallecalijanone {E}.
tegengif:: ânt-qurredla {S}.
tegenhanger:: âstšôt {C}.
tegenhouden:: (=stuiten) kârðe {K}; iets ~ (iets verhinderen): tmâhe flaju {K; gst= tmât}.
tegenhouding:: (=stuiting) kârðos {C}.
tegenkomen:: (=ontmoeten/aantreffen) méte {K; vdw= méts}; elkaar ~: méte {Upr; vdw= méts}; de collega's die elkaar zijn tegengekomen: ef méts côlegjes.
tegenlicht:: pallechiqursz {Crs/mv}.
tegenligger:: (tegemoetkomende auto) werôx-oto {C}.
tegennatuurlijk:: (=onnatuurlijk) tašaðôriy {I}.
tegenop:: (richting) (= tegen ... op); »tegen 2.
tegenover:: (plaats/betrekking) âst {VZ}; ik woon ~ de kerk: gress zâre âst ef korda; huren ~ kopen: ef mite âst ef lorerde.
tegenoverliggend:: âstiy {I}.
tegenpartij:: ûquos {C}.
tegenpool:: pallenupp {Crs}.
tegenslag:: (=pech) zrytacc {SC}; hoed je voor ~! (het kan altijd tegenzitten): pâpšérrs melde riyfain fes ef kles.
tegenspartelen:: âstðobiyre {E}.
tegenspoed:: opygtuh {SC}, chéftiy {A; mv=enk}; wie veel ~ heeft [gehad] (beproefd): chéft {I}.
tegenspraak:: (=contradictie) pallemux {Crs}; (het tegenspreken) tygtjazjoffos {A}; in ~ met: âfry pallemux lef (vz-uitdr).
tegenspreken:: tygtjazjoffe {K}; het ~: tygtjazjoffos {A}.
tegenstand:: âstiemzos {A}; ~ bieden: âstiemze {E}; ~ bieden aan: hybje ûqu {E; gst= hypp}.
tegenstander:: âstiemzer {C}.
tegenstelling:: (alg) palleðobiyros {Ars}; (=contrast) pallesÿrtos {Ars}; in ~ met/tot: lo pallesÿrtos helkara (vz-uitdr) (afk= l.p.h.).
tegenstrijdig:: upafteh {I}, pallequgel {I}.
tegenstrijdigheid:: upafteh {Aef}.
tegenvallen:: frylôpe piti {U}; jouw gedrag valt mij tegen: vilt ocÿrma frylôpe piti gress.
tegenvallend:: (teleurstellend) frylôpiy {I}.
tegenvaller:: (=strop) perlot {C}; (=terugslag/strop) vuzindre {C}.
tegenvoorstel:: tygtjašÿrtyc {C}.
tegenwerken:: (=dwarsbomen) cjôfe {K}; (=frustreren) répâxe {K}; hou altijd rekening met factoren die de zaak ~ (het kan altijd tegenzitten): pâpšérrs melde riyfain fes ef kles.
tegenwerking:: (=dwarsboming) cjôfos {C}.
tegenwerpen:: (fig) iemand iets ~: koldre rast na flaju {K; gst= kolt; wst= kold•; vdw= koldôr}.
tegenwicht:: (lett) âstquimets {C}; (fig) pallemul {Crs}; ~ bieden aan iets/iemand: ef ÿstrjôfje eft pallemul âst flaju/rast.
tegenwind:: râks {C}, werôxos {C} (dl= Noord-Berref/Noord-Liftka/Teujan).
tegenwoordig:: (=heden) sefa {III}, ralfort {I}; »deelwoord; »tijd 4.
tegenwoordigheid:: in ~ van (in het bijzijn van): moôs {VZ2n} (betrekking).
tegenzin:: cyriy {Aef}; met ~: cyriy {I; mv=enk}; zonder ~ (met plezier): ry {III}; met ~ (=ongaarne): dlynâ {III; vt= dotriy; ot= sfûntâ; vk= stârt; mt= pojâ}; Elsa gaat niet graag (= met ~) naar de tandarts, maar ik nog minder (= met meer ~): Elsa quardere dlynâ ef ynt-medikiy, tur gress paine dotriy ef; ik drink koffie met de meeste ~ (ik drink álles al met tegenzin): gress pliyfone sfûntâ cafer; ik drink koffie met minder ~ dan thee (maar ik drink beide niet graag): gress pliyfone stârt cafer dus miyna; ik drink koffie met de minste ~ (maar evenals andere dingen drink ik het toch niet graag): gress pliyfone pojâ cafer; met ~ doen/werken: ôlleâne {K}; met ~ werken: ÿrôm-tôrte {U}; iets met ~ doen: ðuzye flaju {K} (dl= Bloi/Noord-Ziyp); ze melkt met ~ de koeien: eup ðuzye ef ÿheltaros enn ef boerts.
tegenzitten:: het kan altijd ~ (hou altijd rekening met factoren die de zaak tegenwerken): pâpšérrs melde riyfain fes ef kles; het zit hem tegen (hij treft het niet): do tasse fes ef reltakô.
tegoed:: (=krediet) idešâfros {A}.
tegoedbon:: (=cadeaubon) idešâfros-quistarafiy {C}.
tehuis:: sértos {C}; huftos {C; mv= huftosz}; (in samenstellingen ook) •sért {SX.wst > c}; (bijv) verpleegtehuis: otÿsért; opvangtehuis: fansért.
teil:: (=tobbe) ðenc {C}.
teisteren:: tepkare {K}, parote {K}.
teistering:: tepkaros {C}, parotos {C}.
tekeergaan:: (natuurgeweld, machine) drôme {U}; (mens, storm) herke {U}, fesksenpe {U}; ([er] een scène [van] maken) ef stâge lo eft ÿtinelira merdlôk; ~ tegen: (razen tegen) mafurðe ón {U}; (uitvaren tegen) veldefe {Kpr}, crule ón {U}, fesdrôme {K}.
teken::
tekenaar:: draver {K}.
tekenen:: (op papier) drave {K}; vluchtig ~ (=schetsen): todrave {K}; (handtekening zetten) zaloe {K}.
tekenfilm:: drave-film {C}.
tekengerei:: dravostjaga {C/S}.
tekenhaak:: ÿrûðy {C}.
tekening:: (op papier) dravos {C}, ÿrlântos {C}; vlotte ~ (=schets): ÿrlântafiy {C}; vluchtige ~ (=schets): todravos {C}; (=prent) platono {C}.
tekenkunst:: drave-kûra {C/S}.
tekkel:: tâxo {C}.
tekort:: (=gebrek) sporch {C}; ~ aan: nâ•e {PX/SX.zn > zn; rs= nâ•te, als oorspr zn op voc eindigt}; een ~ aan graan: eft nâcôrne; het ~ aan leraren: ef nâgekkere; het ~: ef beriteliy {Cef; mv=enk} (nominalisatie v beritel; »tekortkoming; »weinig 2.
tekortkoming:: (tekort) beriteliy {A; mv=enk}; ~[en] (het te kort schieten): ÿrovvitos {A}.
tekst:: tecše {C}; beeldende ~ (suggestief geschreven tekst; niets aan de verbeelding overlatend): fjy-tecše {C}; zie ook Spokaanse teksten in .
tekstverwerking:: (op computer) wufta-revertos {C}.
telefoneren:: (=opbellen) krÿše {K}.
telefonie:: totelefonosÿ {C}; mobiele ~: mirre-krÿšos {C}.
telefonisch:: telefonise {I}.
telefonist:: portarer {C}.
telefoniste:: portarera {C}.
telefoon:: portariy {C} (afk= port.) (tegenwoordig wordt portariy in de spr voornamelijk gebruikt voor »mobieltje), telefonos {C; mv= telefonosz} (afk= tf. of ), telef {C} (pop); de ~ gaat/rinkelt: ef telefonos rupke; er is iemand aan de ~: rast melde fes ef telefonos; door de ~ praten: ef chaquinde fes ef telefonos; zie ook Telefoon in .
telefooncel:: telebôs {C}.
telefoondraad:: telefonos-lâftos {C}.
telefoongesprek:: krÿšos {C}; interlokaal ~: interhor-chaquindos {C/A}.
telefoongids:: hor-mimpit {C}.
telefoonhoorn:: vastariy {C}.
telefoonkaart:: telefonos-karte {C}; Telkart {C} (gedeponeerd handelsmerk v TelCôm).
telefoonleiding:: telefonos-lâftos {C}.
telefoonlijn:: (lett/fig) lâftos {C}.
telefoonnummer:: telefonos-hor {C}, telehor {C}; zie ook Telefoonnummers in telefoonpaal:: telefonos-paliy {C}.
telefoontarief:: telefonos-tareff {C}; zie ook Telefoontarieven in .
telefoto:: portfjy {C}.
telegraaf:: portstindiy {C}, telegrafos {C; mv= telegrafosz}.
telegraferen:: (seinen) portstinde {K}.
telegrafie:: portstindos {C}, totelegrafosÿ {C}.
telegram:: portstindafiy {C}, telegramos {C; mv= telegramosz}.
telegrambesteller:: telegramos-pôster {C}.
telelens:: portlense {C}.
telen:: (=kweken) leldâe {K}; ([met zorg] kweken) paqure {K}; (=aanbouwen v koren ed) riffe {K}; (=voortbrengen) drôge {K}; het ~ (teelt): drôg {C}.
teleologie:: teleolôiy {C}.
teler:: (=kweker) paquratjen {C}.
telescoop:: portjénszerfi {C}, teleskopiy {C}.
teleurgesteld:: sraqu {I}; ~ zijn: sraqunare {E}.
teleurstellen:: sraqune {K}.
teleurstellend:: (=tegenvallend) frylôpiy {I}.
teleurstelling:: sraqunos {A}.
televisie:: portzerfi |..ts../..dz..| {C}, televišo {C} (afk= TV), TV {C}; ze was op de ~: eup sen jikata kaf ef televišo; zie ook Televisie in .
televisieserie:: TV-reks {C}.
televisiestudio:: rélfmit {C}.
televisietoestel:: televišo-dreutos {C}, TV-dreutos {C}.
televisie-uitzending:: televišo-strâlos {C}, TV-strâlos {C}.
televisiezender:: strâless {C; mv/rsmv= strâlesses}.
telex:: telex |ks| {C}; zie ook Telex in .
telexen:: (seinen) portstinde {K}.
telkens:: (=herhaaldelijk) hÿet = hÿ-wet {I}; (=steeds weer) plôji {III}; ~ als (iedere keer als): plôt {DT}; ~ als ik in bad zit, gaat de telefoon: ef telefonos plôt rupke, gress feltilóme fes ef wik; (bij herhaling: met ongeduld, of v iets onaangenaams) ebljot |..bl..| {I}.
tellen:: terde {K}, nûmpe {K}; ~ als (doorgaan voor): jufte {K}.
teller:: (=meter: apparaat) terder {C}; (persoon die telt) terdatjen {C}; (bovenste getal in een breuk) spert-nurp {C}.
telling:: terdos {C}.
telraam:: dlofer {C}.
telwoord:: (taalk) terder {C}; zie ook Telwoorden in .
temeer:: (vooral, met name) messe {III}.
temmen:: iderégipe {K}.
tempel:: afstón {C}; zie ook Tempels in .
temperament:: styÿcentos {C}.
temperatuur:: plilder {C}; op ~ houden (warm houden): hinde {K}; »nul.
temperen:: (v vuur) ideflecse {K}; (=matigen) purte {K}.
tempering:: (=matiging) purtos {A}.
tempo:: tempo {C}.
tempus:: »tijd 4.
ten:: ~ tweede/derde (enz): fara perdÿr/dur; ~ sterkste: tukst ôgjél oras; ~ zeerste: tukst graviy oras; ~ minste (=minstens): mi'ân {I}; ~ slotte (=tot besluit): fara dÿfo; »te; »tenminste; »tenslotte; »ten slotte.
tendens:: (trend, stroming) jekâlbos {A}.
tender:: (kolenwagen aan locomotief) zjolnolac {C}.
tenderlocomotief:: rótno {C}.
tengel:: blijf met je ~s/poten van die vaas af!: qufferte-tûe ef vasa na ef rašes!.
tenger:: eleh {I}.
tengevolge::
tenietdoen:: ytterare {K; vdw= yterrt}.
tenlastelegging:: kaftrûnigos {A}.
tenminste:: (=althans) kelot {III}, ÿrpéh {III}; »ten.
tennis:: tennis {C}.
tennisbaan:: tennis-blufk = tennis-lirrotiy {C}, rutt {C}.
tennissen:: tennismerre {U}.
tenor:: tenor {C}.
tenslotte:: (=uiteraard) lef uss {Aef} (wat als vanzelfsprekend/bekend verondersteld mag worden; vaak als antwoord op een domme/overbodige vraag): spreekt hij Engels? – ja, hij is ~ een Engelsman: aftel do chaquinde enelant? – siy lef uss do melde eft Enelando; »ten; »ten slotte.
ten slotte:: (=eindelijk) melkari {I}, tukstfin |..ksf..| {III}; »ten.
tent:: xobina {C; mv= xobani}.
tentakel:: habrymilâ {C}.
tentamen:: suexâm |ks| = sueksâm {C}.
tentdoek:: xobinifâsto {C; mv= xobinifâstôe; rsmv= xobinifâstott}.
tentoonspreiden:: eksposere |..ÿje| {K}.
tentoonstellen:: (=exposeren) eksposere |..ÿje| {K}; het ~ (tentoonstelling): eksposeros {C}.
tentoonstelling:: (=expositie: het evenement zelf) eksposišo {C}; (het tentoonstellen) eksposeros {C}; zie ook Tentoonstellingen in .
tentoonstellingsgebouw:: eksposisért {C}; zie ook Tentoonstellingsgebouwen in .
tenue:: (=uniform) blohelbos {C}.
tenzij:: (negatieve voorwaarde: indien niet) nÿn {VG}; diyrâ {DT} (bij dt bijzin in de toek tijd, uitgedrukt met di; evtl nert in bijzin); ik wil jouw auto best wel repareren, ~ je er zelf verstand van hebt: gress repareravy jazy vilt oto, nÿn quandro tu giffe tiffelira ón ef = gress diyrâ repareravy jazy vilt oto, quandro tu [nert] di giffilóme tiffelira ón ef; ik rijd paard, ~ het regent: gress diyrâ rÿte, ef [nert] di bidalilóme.
tepel:: (v vrouw) svef {C}.
ter:: »elf B.
terdege:: kogûrus {I}, stypa {I}; ik ben mij ~ bewust van mijn verantwoordelijkheid: gress sen abarite stypa sener respôns.
terecht:: (gevonden) k'mawet {I}; (met recht/rede) iyziy {I; [mv=enk]}, yôffjÿre |wôff..| {III}; de paraplu is weer ~: ef lagitofidal melde k'mawet.
terechtkomen::
terechtkunnen:: ef arfine fara kjônt; u kunt bij ons terecht voor juridisch advies: gÿrs arfinecos hôskâf fara kjônt furt juridise naxyfolos.
terechtstellen:: mannâte {K} (obj evtl in rs-vorm om extra dramatisch aspect aan de terechtstelling te geven).
terechtstelling:: mannât {C}; (openbare doodstraf) ykelpos {C}.
terechtwijzen:: iyziy-kette {K}.
teren:: (met teer insmeren) yttere {K}; (lett/fig) ~ op: mipriffare {K}.
tergen:: ârtittare {K}, kreffe {K}.
terging:: kreffos {C}.
terhandstelling:: (overreiking) ômdentos {C}.
terloops:: ânfaliy {I; mv=enk}; ~ noemen (=aanstippen): ÿrlânte {K}.
term:: termiy {C}, lenta {C}; in ~en van ...: lef lentas, reppelira ... (vz-uitdr).
termijn:: vasbrôst |..zbr..| {C}.
terminaal:: dÿfo-vendelira {I}.
terminologie:: terminolôiy {C}.
ternauwernood:: lef belt stebe {C}; jen wâlkân; hij ontsnapte ~ aan de dood: do xafto armt ef koffona jen wâlkân; (=amper) quoss {I}.
terneergeslagen:: icôtlâs {I}, tijâsliysiy {I}; (gebroken) lenabor {I}.
terpostbezorging:: trofiyos {C}.
terpentijn:: (harsproduct) terpentynn {S}.
terpentine:: (aardolieproduct) verfu-nâfta {S}.
terracotta:: (zn) teracôta {Sef}; (bv: van terracotta gemaakt) teracôta {I}.
terras:: (verhoogd en/of met balustrade) xolaro {C}; (deel vd straat met tafels en stoelen, behorend bij een bar/restaurant) armtpildos {C}.
terrein:: (met nadruk op gesteldheid; stuk grond dat bebouwd is of kan worden) terÿnn {C}; (met nadruk op omheining; ook fig) areû {C; rs= areût}; militair ~: arr {C}; (fig) dat ligt niet op mijn ~ (daar heb ik geen verstand van): ef nert zâre fes kost smyl; »gebied.
terreinfiets:: (=mountainbike) ketšapitter {C}.
terreingesteldheid:: (v sportterrein) stynunn {C}.
terrine:: klek {C}; (=schaal/schotel: v aardewerk) sgûla {C}.
territoriaal:: (vrnl jur) teritoriala {I}; territoriale wateren: nalémiy-knurfels {Cmv}; zie ook Territoriale wateren in .
territorium:: (=grondgebied; alg) nalémiy {C}; (vrnl jur) teritorym {SC}.
terroriseren:: terorisere |..ÿje| {K}.
terrorisme:: teroresmiy {C}.
terrorist:: teroristiy {C}.
tersluiks:: pjakart {I}, ripjakart {I}.
tertiair:: durtefsÿrtiy {I}.
terug:: (=retour) tÿrt {I}; ik ben/kom ~ van het boodschappen doen: gress melde tÿrt/revente frópjÿ ef lebetjus-ÿpónzos; de sfeer van een eeuw ~: ef lén lÿ eft pÿr lo tÿrt; (fig) er is geen weg ~: nÿf tÿrt-âskâns melde; de ~gekeerde kat; de kat die ~ is: ef tÿrt chat.
terugbetalen:: kafte-tÿrt {K}.
terugbetaling:: kaftos-tÿrt {C}.
terugbrengen:: (lett) holare-tÿrt {K}, tÿrte {K}; (fig) redusere |..ÿje| {K}.
terugdeinzen:: ~ [voor] (fig): ecÿrlafe [frópjÿ] {U}; ~ voor (=huiveren voor): šappe {K}.
terugdeinzing:: (fig) ecÿrlafos {A}.
terugeisen:: blaffe-tÿrt {K}.
teruggaaf:: »teruggave.
teruggaan:: (lett) ~ [naar]: vende-tÿrt [helkara] {U}; (fig) ~ tot: vende-tÿrt armt {U}; het gebruik gaat terug tot de dertiende eeuw: ef osk vende-tÿrt armt pÿr râsen.
teruggave:: kettos-tÿrt {A}; (=restitutie) noftatos-tÿrt {C}; voor fiscale termen, zie .
teruggetrokken:: (leven ed) tijâ-flect {I}.
teruggeven:: kette-tÿrt {K}; (v wisselgeld) noftate-tÿrt {K}.
terughalen:: (=terugroepen) pârare {K}.
terughaling:: (=terugroeping) pâraros {C}.
terughouden:: iemand ~ van iets (=verhoeden voor): tygtjaðée rast furt flaju {K}.
terughoudend:: fitét {I}; (gereserveerd) tÿrtwencatrer {I}.
terughoudendheid:: tÿrtwencatriy {C} (niet: tÿrtencatriy).
terughouding:: (=verhoeding) tygtjaðéos {A}.
terugkaatsen:: (lett) kârðe-tÿrt {K}; (lett: =[weer]kaatsen) pallesimue {K}; (echoën: v geluid) kafmabyse {U}.
terugkaatsing:: (lett) kârðos-tÿrt {C}; (lett: =weerkaatsing) pallesimuos {Crs}; (echo: v geluid) kafmabysos {C}.
terugkeer:: fartos-tÿrt {C}; (=terugkomst) reventos {C}.
terugkomen:: »terugkeren.
terugkomst:: (=terugkeer) reventos {C}.
terugkrabbelen:: (fig) pârare {Upr}.
terugkrijgen:: (=herkrijgen) pónze-tÿrt {K}.
terugloop:: (fig: het teruglopen) idevendaros {A}.
teruglopen:: (lett) farte-tÿrt {U}; (fig: =achteruitgaan) idevendare {U}; het ~ (fig): idevendaros {A}.
terugreis:: tÿrtupplip {C}.
terugroepen:: (lett: roepen) rupke-tÿrt {K}; (=terughalen) pârare {K}.
terugroeping:: rupkos-tÿrt {A}; (=terughaling) pâraros {C}.
terugschrikken:: (fig) ~ voor: albare {K}.
terugslag:: (lett/fig) pallebyt {Crs}; (=tegenvaller) vuzindre {C}.
terugsturen:: zâlbinase-tÿrt {K}.
terugtocht:: tÿrt-poh {C}.
terugtrekken:: ideputte {K}; (v hand ed) idetrekke {K}; zich ~ [uit]: hyrgte [cupp] {Upr}.
terugvalwissel:: (bij spoorwegen) nie-noftate-rels {C}.
terugvinden:: (min of meer per ongeluk) minkede-tÿrt {K}; (na ijverig zoeken) ûlpe {K}; het ~: ûlpos {C}.
terugweg:: (lett/fig) tÿrt-âskân {C}.
terugwerkend:: (fig) ~e kracht: tÿrtjuftos {C}.
terugzenden:: (=retourneren) zâlbinase-tÿrt {K}.
terugzending:: (=retournering) zâlbinasos-tÿrt {A}.
terugzetten:: (=achteruitzetten: v klok) gre-blef {K; gst= gret-..}.
terugzien:: (=weerzien) nâs-zerfe {K}.
terwijl::
terzijde:: (=opzij) ovap {I}; (van opzij) ovapa {III}; ~ van: kusamat {VZ} (plaats); ~ van/naast de schuur groeien drie eiken: kusamat ef kul dur ÿcs lelde.
terzijdestelling:: bleftessos {C}.
Tessalonicenzen:: (bijbel) Tesalonicers {N} (afk= Tes).
test:: testos {C}; •test (=•proef): •ultes {SX > c}; intelligentie~: querganeultes {C}.
testament:: dÿfo-nalalôvos {A}, testamentos {C}; Testamentos {N}; Oude Testament: Liftkar Testamentos (afk= L.T.); Nieuwe Testament: Kleter Testamentos (afk= K.T.).
testen:: teste {K}; ~ op (uitproberen op): teste armt {K}.
teug:: flâmp {C}; (ook: hap) jûx {C}.
teugel:: cÿrlôf {C}; (=toom) ripja {C}; aan de ~ leiden (te voet; v paard ed): jisspe {K}; de boerin leidt het paard/de paarden voor de kar aan de ~ (en loopt er zelf naast): ef keltos jisspe ef abôlg.
teunisbloem:: luppor-vrens {C} (L. Oenothera biennis).
tevens:: (=eveneens) vât {III}; tjâg ef somp (afk= t.e.s.) {C}.
tevergeefs:: (voor niets) rikorfiy {I; [mv=enk]}; (zinloos/zonder uitwerking) uco'liy {I; [mv=enk]}; ~ zijn: uco'lite {U}.
tevoorschijn:: ~ komen (=komen opdagen): lorake {U}; hij komt uit de mist ~: do lorake cupp ef douba; ~ toveren: šurare {K}; het ~-toveren: šuraros {C}.
tevoorschijntovering:: šuraros {C}.
tevreden:: zovert {I}; ~ zijn [met] (vanwege concrete aanleiding): zoverte {K}; ~ zijn (algemene gemoedstoestand): wonoisse {E}; (v mens: =gelukkig/geluk voelend) geffaliy {I}; ~ in je handen wrijven: ef smÿze zovert.
tevredenheid:: zovertiy {A; mv=enk}; wonoissos {A}; tot ieders ~ (algemeen geaccepteerd): abrovve {I}.
tevredenstellen:: zovertare {K}.
tevredenstelling:: zovertaros {A}.
tewaterlating:: wikaros {C}, njebope-vendos {C}.
teweegbrengen:: (veroorzaken) âme {K}; (aanrichten) qugle {K; gst= qugg}; schade ~: ef qugle sgâtos.
textiel:: ducc {S}; •fâsto {SX > c; mv= •fâstôe; rsmv= •fâstott}; stevig ~ (=tentdoek): xobinifâsto {C; mv= xobinifâstôe; rsmv= xobinifâstott}; (=stof) tâpre {S}; van ~ gemaakt (stoffen): tâpriy {I}.
tezamen:: ðônos {III}; (met/bij elkaar) blulhelkara {III} (arch); »met; »samen.
Thai:: (Thaise man) Tajiyny {Cef}.
Thailand:: Tajiy {G}.
Thais::
thans:: (=nu) itâ {III}, xlôm {I} (arch/poe).
theater:: (alg) teatriy {C}; (gebouw) flipflor {C}; (schouwspel) flipef {C}; zie ook Theater(s) in .
theatergroep:: teatriy-grup {C}.
theatraal:: flipefiy {I}.
thee:: (plant) tÿ {S}; (drank, getrokken van theeblad of kruiden) miyna {S}, bruos {S} (pop); een kop ~: eft miyna {C}, eft bruos {C} (pop).
theeblad:: (theeblaadje: blad vd theeplant) tÿ-lofa {C}.
theelepel:: belt-leftel {C} (afk= belt-lft); (maateenheid bij recepten: 5 ml) ca. 2 ~s peper: pl. 2 belt-lft cÿrpep.
Theems:: Tamis {G}.
theeplant:: tÿ {S}.
theepot:: miyna-câne {C}.
theewater:: boven zijn ~ zijn: ef feldre fes ef vilduls.
thema:: tema {C}.
thematisch:: tematise {I}.
theologie:: teolôiy {C}.
theologisch:: teologise {I}.
theoreticus:: belteratjen {C}.
theoretisch:: teoretise {I}.
theorie:: teoriy {C}.
therapeut:: teraputer {C}.
therapeutisch:: teraputise {I}.
therapie:: (=kuur) prôsuntos {C}; ~ volgen (=kuren): prôsunte {U}; hij volgt een antirook-~; een ~ om van het roken af te komen: do prôsunte den nert uokke.
thermometer:: termo-messer {C}, plilder-messer {C}.
thermoskan:: isolere-câne |..ÿje-| {C}.
thermostaat:: plilder-wencater {C}.
thermostaatkraan:: plilder-hek {C; mv= ..-hÿke}.
thuis:: (in/naar huis) fesért {I}; zich ~ voelen: ef orenple korsamÿr; (kunnen aarden) moftose {U}; ik zal me hier nooit ~: gress nert moftose k'mi; bij ... ~ (lett: in het huishouden van/op de boerderij van/in de commune van): hôs {VZ} (plaats); hôs• {PXimpr.pv > add} (afkeurenswaardig is hôs• in de betekenis van: bij ... in het land; binnen ... vereniging, ed); ~ bij mijn ouders: hôs kost fosies; (vaste samenstellingen met pv'n:) bij elkaar ~: hôskân {I} (wd); bij haar ~: hôselt {I} (3enk-vrw), hôsort {I} (3mv-vrw); bij hem ~: hôsrel {I} (3enk-mnl); bij hen ~: hôsiff {I} (3mv), hôsort {I} (3mv-vrw); bij jou ~: hôsimpt |hôsint| {I} (2enk); bij jullie ~: hôsnem {I} (2mv); bij mij ~: hôsill {I} (1enk); bij ons ~: hôskâf {I} (1mv); bij u ~: hôsimpt |hôsint| {I} (2enk), hôsnem {I} (2mv).
thuisblijven:: ef wencate ef sért; tinde fesért.
thuishoren:: (fig) nalém-zerfe {U}; daar waar je thuishoort (op je eigen plaats): nalém {I}.
thuiskomen:: ef arfine fesért; na donker ~: tôxare {U}.
thuiskomst:: fesértos {C}; (als het reeds donker is) tôxaros {C}.
Tiber:: (Italiaanse rivier) Tiber {G}.
Tibet:: Tibetiy {G}.
Tibetaan:: Tibeto {Cef}.
Tibetaans:: (bv) tibetiy {IIef; mv=enk}; ~e vrouw: Tibeta {Cef}.
ticket:: (=biljet) tiycet {C}.
tien:: main {TW}, tenhent {TW}; (rekenkundig) main {TW}; (in samenstellingen wordt de voorkeur aan main gegeven); stuk of ~: terhent {I}; een stuk of ~ (8-12) eieren: eft terhent tustu (enk!); (alg entiteit met "10" als kenmerk; ihb munt v 10 ) amain {C}.
tiendelig:: ~e breuk: côma-spert {C}.
tienduizend:: plâr {TW}.
tienduizenden:: (fig) plârerst {I}.
tiener:: mainer {C}.
tiental:: mainerÿ {I}; op een ~ locaties: kaf mainerÿ locâts.
tientallen:: (fig) manerst {I}.
tienuursvlinder:: rittâtiffug-zôler {C} (L. Spilosoma lubricipeda).
tieren:: (lett/fig: welig groeien/gedijen) lekirse {U}; welig ~ (woekeren): afdrâke {U}; (=razen) châe {U}.
tiet:: (borst) ðôft {C} (spr), piyt {C} (vulg).
tij:: (=getijde) tjek {C}; kerend ~: grelira omelech (fig); het ~ keert: ef omelech gre (fig).
WERKWOORDSTIJDEN: schematisch overzicht | |||
---|---|---|---|
soort tijd | dt+ww-sx | volgorde | opmerkingen |
neutraal | •e | S-V-O | te interpreteren als presens/preteritum/futurum |
definitief 1 | •e •a •a | S-O-V S-V-O S-O-V | ongemarkeerd preteritum vaag gemarkeerd preteritum sterk gemarkeerd preteritum |
definitief 2 | •o | S-V-O | plusquamperfectum |
toekomend 1 | •e | V-S-O | ongemarkeerd futurum |
di + •u | S-V-O | vaag gemarkeerd futurum met "plan" | |
di + •e | S-V-O | korte spreektaal-zinnen | |
toekomend 2 | di + •ui | S-V-O | ... |
toekomend- definitief | •a | V-S-O | perfect-futurum |
aoristus | •o | S-V-O | feitelijk modale variant van def.tijd 2, gebruikt in een context zonder niveauverschil |
irrealis | •ui | S-V-O | feitelijk modale variant van def.tijd 2, die aangeeft dat de gebeurtenis niet plaatsvond |
tijdelijk:: fortos {I}.
tijdens:: lóf {VZ} (tijd); ~ mijn vakantie: lóf kost zirrot.
tijdgenoot:: fort-ralaer {C}.
tijdig:: (op tijd) fortâme {I}.
tijding:: (=bericht) tÿden {C}.
tijdopname:: (foto) fort-mitachos {C}.
tijdperk:: fortiyn {C}.
tijdsbestek:: in een kort ~: kurof belt fort.
tijdschrift:: fortpit {C}, mâgazynn {C}; zie ook Tijdschriften in .
tijdstip:: fortpont {C}; ~ van afhalen (v trein ed): pâraros {C}.
tijdverdrijf:: idezurtos {C}.
tijger:: môntrazen {C} (mnl/ntr).
tijgerhoutzwam:: liyt élepp-missis {C; mv= ..-missisa} (L. Panus tigrinus).
tijgerin:: môntrazina {C; mv= môntrazinas}.
tijgervlinder:: jôl-tiyn {C} (L. Spilosoma lutea).
tijk:: (overtrek) lâfâstoos {C}.
tijm:: echte ~: šiyl-tyma {S} (L. Thymus vulgaris); vroegbloeiende ~: [presÿr] tyma {S} (L. Thymus praecox).
tik:: ticc {C}, tsiyp {C}; ~ tak!: tiyc tec!.
tikken:: (geluid) kite {U}; ~ tegen (alg): ticre {K; gst= ticc}; het ~ (getik); ~d geluid: ticros {C}.
timbre:: (=klankkleur) gâlbâr {C}.
timmeren:: ÿrase {K}; (=hameren) hajime {U}.
timmerman:: ÿrasatjen {C}.
timmermansgereedschap:: [stuk] ~: tjaga {C/S}.
Timoteüs:: (bijbel) Timotee {N} (afk= Tim).
timotheegras:: Timotee-kles {S} (L. Phleum pratense).
timpaan:: timpann {C}.
tin:: (metaal) stana {S}; van ~ gemaakt (tinnen): staniy {I}; met een laag ~ (vertind): lâstanaor {I}; met ~ solderen (vertinnen): lâstanae {K}.
tinctuur:: tinkturiy |..nt..| {S}.
tinmijn:: stana-hûst {C}; (dagbouw in Azÿ-gebergte) delper {C} (dl= Plefô).
tinnen:: (van tin gemaakt) staniy {I}.
tinpest:: stana-téros {S}.
tint:: tomarâs {C}.
tintelen:: tsyre {U}.
tinteling:: (=getintel) tsyros {C}.
tip:: (spits uiteinde) xesta {C}; (wenk, hint) jûx {C}.
tiran:: tyrann {C}.
tiranniseren:: tyrann-jacie sumâ {U}.
titel:: tytle {C}.
Titus:: (bijbel) Titus {N} (afk= Tit).
tja:: (geen duidelijk "ja" of "nee": als antwoord op een vraag) dus {III}; ga je mee? – tja... (wat zal ik zeggen): vende tu rala? – we dus...; (alg: aarzelend/berustend "ja") siye {III}; ~, het zij zo: tur siye, ef meltâte.
tjiftjaf:: (vogel) hâme {C} (L. Phylloscopus collybita).
toast:: (geroosterd brood) knocitjokâs {C/S}.
Tobago:: Tobago {G}.
tobbe:: (=kuip) sytt {C}; (=teil) ðenc {C}.
tobben:: (=piekeren) ucoðe {U}.
Tobit:: (bijbel) Tobiyt {N} (afk= Tob).
toch:: (alg) kiykirot {III}, lich {III}; (=immers) af {III}; (ondanks alles) fÿpÿjÿf {I} (dl= Cheetuc); (=wel) jazy {III}; (maar [eens]) tur {III}; dat moet je ~ [eens] proberen!: tu tritât ef tur!; maar ~; en ~: fÿpa {III}; weliswaar ... maar ~/desalniettemin: is ... tur lich; maar ~: tur iftam; ze is een loeder, ~ toch geeft Lerdu haar een kostbare armband: eup melde eft helk, tur iftam Lerdu kette eft la'ymôr criabent ón eup; ~ niet (=eigenlijk niet): liyche {III}; ~ al niet: noi uss; ik mag hem ~ al niet: gress quâfe do noi uss; ~ is het zo (het is echt waar): kiykirot melde fit; ik heb de bus gemist, en ik ben ~ al zo laat!: gress ef gerlas ufspre, ur gress melde kiygt lo kettelira!; »dan 1.
tocht::
tochten:: pânte {U}; (gierend geluid door een kier) fôltse {U}; het ~: pântos {C}.
tochtig:: pântelira {tdw}.
tochtvlaag:: pântos {C}, vende-rifo-pânt {C}.
toe:: ~ zijn aan: xuôe {K; gst= xuôt; vdw= xuôliy}; ik ben ~ aan rust: gress xuôe lirde; de rust waar men aan ~ is: ef xuôliy lirde; het huis is aan een schilderbeurt ~: ef sért mennirre ef verfute; »krijgen.
toebedeeld:: iets ~ krijgen: ef pónze flaju kura ef birriys.
toebehoren::
toebereiden:: (gereed maken) lytane {K}.
toebereiding:: (het toebereiden) lytanos {C}.
toebrengen:: ~ aan (schade/letsel ed): zvânge tygtja {K}.
toedekken:: caribare {K}.
toedekking:: caribaros {C}.
toedienen:: iemand iets ~ (=ingeven: voedsel/medicijn): fespaine flaju ón rast {K}.
toedoen:: (hulp) painos {A}; door ~ van: lef ef paine pai (vz-uitdr).
toedracht:: (=gebeurtenis) hâfteros {C}.
toe-eigenen:: zich ~: armtpaine {K}.
toe-eigening:: armtpainos {A}.
toef:: (dot, pluk: v slagroom/watten/haar) bis {C}.
toegang:: entre {C}; de ~ tot iets: ef entre helkara flaju; recht van ~: fesrigt {C}; verboden ~: nÿf entrafôsta, entre-móf; zich ~ verschaffen tot: putte lo entre helkara; hier heeft men gratis ~: kusami stus pónze eft gratis entre; zie ook Toegang tot Spokanië in .
toegangshal:: (v station ed) entre-hall {C}.
toegangsprijs:: fesrigt {C}.
toegankelijk:: (lett) entren {I}; (fig: =genaakbaar) šâstatt {I}.
toegankelijkheid:: (lett) entren-vendos {C}.
toegedaan:: armtpainiy {I}; iemand [zeer] ~/toegenegen zijn: ef melde armtpainiy ón rast (ón is vz).
toegeeflijk:: quyršiy {I; [mv=enk]}.
toegeëigend:: armtpainn {I}.
toegenegen:: icâriyn {I}, armtpainiy {I}; iemand [zeer] ~/toegedaan zijn: ef melde armtpainiy ón rast (ón is vz).
toegestaan:: (niet verboden) geldriy {I}, geldrapes {I} (dl= Tjemp/Plefô); ~ zijn: jabincare {U}; »geoorloofd.
toegeven:: (=bekennen) tisjane {K}; (=erkennen) styne {K}; ~ aan (fig: wijken voor): ÿrslompe piti {U}; het ~ (toegeving): ÿrslompos {A}; toegegeven moet worden dat ...: ef ðâzyhinne, den ... (den kan NIET door een ..lira-constructie vervangen worden); en toegegeven, ...: ur gress/do/kirro tisjane, ....
toegeving:: (=erkenning) stynos {A}; (het toegeven) ÿrslompos {A}.
toegewijd:: ljômge {vdw}.
toegift:: (bij muziekuitvoering) misse-stâgtiyn {C}.
toehappen:: (fig: met graagte aannemen) ârpe {U}.
toehoorder:: nutatjen {C}; (=aanhoorder) fe-ušer {C}.
toehoorders:: (gehoor) nute-clumâ {C}.
toejuichen:: (lett) scvére {K}; (fig) armtchyloe {K}.
toejuiching:: (lett: =ovatie) scvéros {C}; (fig) armtchyloos {A}.
toekennen:: ~ aan: lufttiffe (luftiffe) ón {K}.
toekenning:: lufttiffos (luftiffos) {A}.
toekijken:: nazerfe {U}; het ~: nazerfos {C}; hulpeloos ~: ef quÿare lef koffon hents; de omstanders kijken ~/machteloos toe hoe het katje verzuipt: ef tolutterafatjen quÿare lef koffon hents, ef pûp drónelira.
toekomen:: ~ aan: harre ón {U; vdw= hârâ}; het geld komt jou niet toe: ef smurf nert harre ón tu; ~ met: kuraubere {K}.
toekomend:: ~e tijd (taalk): futuriy {I}.
toekomst:: arfinvelkiy {A; mv=enk}; naaste ~: ékek {C}, ef haiyrum arfinvelkiy; [onzekere] ~ (dat wat je nog te wachten staat): pliffon {Aef}.
toekomstig:: arfinvelk {I}; (wat je nog te wachten staat) pliffon {I}.
toelage:: xlaðÿn {C}.
toelaten:: (niet verbieden) kirturare {K}; (mogelijk maken) posiblaare {K}; de financiële situatie laat de investering nauwelijks toe: ef finanšela situašo posiblaare quoss ef investašo; iemand ~ bij/tot een cursus: ef kirturare rast luft eft curs; »toestaan.
toelatingsexamen:: (voor middelbare school) kadyre-exâm |ks| = kadyre-eksâm {C}.
toelatingsnummer:: jabince-hor {C} (dat aangeeft dat een bedrijf (bijv reisbureau) toestemming heeft om bepaalde werkzaamheden te verrichten, of dat een product (bijv medicijn) op de markt gebracht mag worden).
toeleggen:: zich ~ op (zich specialiseren in): luftsÿrte {K}; er geld op ~: luftmenee |..ewe| {Upr; gst= luftmenet}; dat waarop men zich toegelegd heeft: luftsÿrtos {C}.
toelichten:: ÿrtyrâhe {K; gst= ÿrtyrât}; (=verklaren/uitleggen) pryÿlle {K}.
toelichting:: ÿrtyrâhos {A}; (=verklaring/uitleg) pryÿllos {C}; een ~ [geven] op iets: [ef kette] eft ÿrtyrâhos kaf flaju.
toeloop:: (v mensen) ðô-vendos {C}.
toenaderen:: (fig: toenadering zoeken) chabôrtare {U}.
toenadering:: (fig) chabôrtaros {A}; ~ zoeken: chabôrtare {U}.
toename:: (=vermeerdering) rÿlempos {C}; (=aanwas) inkrašos {C}.
toenemen:: (=aangroeien) rÿlempe {U}, inkraše {U}; [doen] ~ (=vermeerderen): rÿlempare {K}; in gewicht ~ (=aankomen): fónopare {U}; in ~de mate: rÿlempelira {I}.
toenmaals:: (van toen) k'mafortiy {I}.
toenmalig:: (van toen) k'mafortiy {I}, zûfo {I}; de ~e koningen: ef k'mafortiyn/zûfo kindisz.
toentertijd:: (contextueel: in die tijd) mitôforty {I}.
toepasselijk:: chalfiy {I}.
toepassen:: (voor een bepaald doel gebruiken) chalfe {K}.
toepassing:: chalfos {C}.
toer:: (=truc) râk {C}; (lastig werk) narân {C}; Lerdu raakt geheel over zijn ~en: ef pónze pén fes Lerduex ef cubu.
toereiken:: (=overreiken) ômdente {K}.
toereikend:: toereikend/voldoende||ontoereikend/onvoldoende: zjentiy {Iid}; .
toerekenbaar:: pitireppatt {I}.
toerekenen:: ~ aan: pitireppe ón {K}.
toerisme:: jola-tupplipos {C}; zie ook Toerisme in .
toerist:: entrafer {C}.
toeristenbelasting:: entrafer-tâx {C}; zie ook Belastingen in .
toeristenvereniging:: entrafer-ququlâ {C}; zie ook Toeristenverenigingen in .
toeristisch:: entraferiy {I}; zie ook Toeristische activiteiten in en Toeristische attracties in .
toernooi:: (reeks wedstrijden) turnoiy {C}.
toeroepen:: iemand iets ~: arupke flaju piti rast {K}.
toeschouwer:: lutterafatjen {C}; ~s (=omstanders): tolutterafatjenÿ {Crs}.
toeschrijven:: ~ aan: miype ón {K}, pitireppe ón {K}; toe te schrijven zijn aan: kafmiype ón {U}.
toeslaan:: (aanvallen; onverwacht iets doen met onaangename gevolgen) xnófe {U}.
toeslag:: xlaðÿn {C}.
toesnauwen:: (snauwen tegen) kriye ón {U; gst= kriyt}.
toesnellen:: ([komen] aanschieten) tnade {U}.
toespeling:: šazegômios {C}, lâfetôcos {A}; ~[en] (het maken ervan): fetôcos {C}; een ~ op: eft šazegômios tygtja; ~en maken op: lâfetôce {K}, fetôce fes {E}.
toespraak:: (alg: =rede) quariy {C; mv= quarest}; (zeer officiële rede) spéše {C}; een ~ houden: ef paine eft quariy/spéše; (deftig) ef manne eft spéše; religieus getinte ~ (Erg): opðent {C}.
toespreken:: (=aanspreken) lâchaquinde {K}.
toestaan:: (=veroorloven) jabince {K}; oogluikend ~: ef jabince lef diô-probaros; toegestaan zijn: jabincare {U}.
toestand:: (=omstandigheid) stânt {C}; (=staat) xnârf {Aef}; in een [bepaalde] ~ verkerend: xnârf {I}; geregelde ~ (orde): heft {C}; ~[en] (=commotie): râftâf {C}.
toestel:: âparatâ {C}; (meer officiële term) dreutos {C}.
toestemmen:: (=veroorloven/toestaan) jabince {K}.
toestemming:: (goedvinden) jabink {SC}; (vergunning, verlof) jabincos {A}; ~ hebben om (modaal suffix: =mogen): •og {SX.gst} (bij enk zinskern); •ÿt {SX.gst} (bij mv zinskern); ik heb geen ~ om te komen: gress nert arfinûs; we hebben geen ~ om te komen: kirro nert arfinÿt; met ~ van: luft jabink pai (vz-uitdr); »mogen 1.
toestromen:: (fig) armtkôlte {U}.
toestroom:: (fig) armtkôltos {A}.
toetakelen:: (mishandelen) tesmriye |M| {K}; (overdreven uitdossen) bloare {K}.
toetakeling:: (mishandeling) tesmriyos |M| {C}; (uitdossing) bloaros {C}.
toetasten:: k'maputte {U}.
toeten:: hij weet van ~ noch blazen: do nert ôtossecû ef lÿ.
toeter:: (=autoclaxon) woclaxer {C}.
toeterconcert:: woclaxos {C}.
toeteren:: (auto) woclaxe {U}.
toetje:: (=dessert) dÿfer {C}.
toetreden:: ~ tot: quaritije luft {U; gst= quaritit}.
toetreding:: quaritijos {C}.
toets:: tuts {C}; de ~ der kritiek doorstaan: ef kuraÿtine ef critiycultes.
toetsen:: ~ op: tutse fes {K}.
toetsenbord:: totutsÿ {C}.
toetsing:: tutsos {A}.
toeval:: (samenloop van omstandigheden) uss {Aef; mv= usta}; (v vallende ziekte) tassjaros {C}; onbegrijpelijk/onverklaarbaar ~: qummertuss {Aef; mv/rsmv= qummertusses}.
toevallig:: uss = uze {I}; niet ~: net-uss = net-uze {I}.
toeven:: (verblijven) quarde {U}; het is daar goed ~: k'maje ef quista quarde.
toeverlaat:: wygcos {C}.
toevertrouwen:: ~ aan: lirare ón {K}, lâlirare piti {K}.
toevloed:: ðôkôltos {C}.
toevlucht:: zijn ~ nemen tot (alg): pâre helkara {Upr}; zijn ~ nemen tot (noodoplossing: fig): ibjeéffite {K}.
toevoegen:: (bijdoen) paine-luft {K}; ~ aan: šochere armt {K}; zich eraan ~ (erbij komen): luftÿzjale {U}; er heeft zich een vierde probleem aan toegevoegd: eft fârtef môntyos luftÿzjala; de toegevoegde waarde: ef painor-luft la'ycâ.
toevoeging:: painos-luft {C}; šocheros {C}.
toevoer:: snora {C}.
toewensing:: (wens: gelukkig nieuwjaar enz) blavešos {A}.
toewijden:: zich ~ aan: ljomge |lo..| {Kpr; gst= ljomm; wst= ljom•; vdw= ljômge}.
toewijding:: (=inzet) fesfartos {A}; (overgave) unkettos {A}.
toewijzen:: ~ aan: lufttiffe (luftiffe) ón {K}.
toewijzing:: lufttiffos (luftiffos) {A}.
toezegging:: ~en doen: ef promise câre {Cmv}.
toezenden:: ~ aan: zâlbinase-kaf ón {K}.
toezending:: zâlbinasos-kaf {A}.
toezicht:: ÿnezerfos = ÿonzerfos {A}; (=opzicht) šéntriy {C}; ~ houden op: šéntriye {K}; onder ~ van: fes ÿnezerfos pai (vz-uitdr).
toezien:: ~ op: ÿnezerfe = ÿonzerfe {K}; [lijdelijk] ~ (laten; niet verhinderen): kirture {K}; Jân ziet toe hoe Tek de hond slaat: Jân kirture den Tek byte ef hurt = Jân kirture Tek bytelira ef hurt; machteloos/met lede ogen ~: ef quÿare lef koffon hents; de omstanders zien met lede ogen toe hoe het katje verzuipt: ef tolutterafatjenÿ quÿare lef koffon hents, ef pûp drónelira.
Togo:: Togo {G}.
Togolees::
toilet::
toiletartikel:: mipÿrs-tiyn {C}.
toiletbril:: (=wc-bril) zip-riyn {C}.
toiletpapier:: [velletje] ~ (=wc-papier): zip-kornin {C/S; mv= ..-kartafiy}.
toiletpot:: (=wc-pot) ziplot {C}.
toi-toi-toi:: bonarô bône! {!} (succes/sterkte wensen bij theateroptreden).
tokkelen:: ~ [op] (snaar): ticre {K; gst= ticc}.
tol::
tolbrug:: binciy pônt/gÿrt {C}.
tolerant:: (=verdraagzaam) dres-put {I}, uzógem {I}; tolerant zijn||intolerant zijn: uzóge {Uid}; .
tolerantie:: puttos-armt {A}.
tolereren:: uzógame {K}.
tolgaarder:: bincatjen {C}.
tolheffing:: (het heffen van tol; plaats waar tol geheven wordt) bincos {C}.
tolhuis:: bince-sért {C}.
tolk:: (vertaler) jatariy {C}.
tollen:: (rondtollen) wévle {U; gst= wéff}; (snel rond gaan) pylxe {U}; (met een tol spelen) pylxmerre {U}.
toltarief:: telen-tareff {C}; zie ook Toltarieven in .
tolweg:: binciy weg {C}.
tomaat:: tomato {C}.
tomatensaus:: tomato-sôsa {S}.
tomatensoep:: tomato-šupa {C/S}.
tomatenteelt:: tomatoleldâ {C}.
ton::
tonderzwam:: platte ~: grampa-tâmlek-missis {C; mv= ..-missisa} (L. Ganoderma applanatum).
toneel::
toneelbedrijf:: (=hoofdstuk) molâfti {C}, stû-kanas {C}.
toneelkijker:: bunâzerfi {C}.
toneelstuk:: bunmert {C}, stû {C}.
toneeluitvoering:: kafzerfos {C}.
tonen::
tong::
Tonga:: Tônga {G}.
Tongaan:: (bewoner) Tôngany {Cef}.
Tongaans:: (bv) tônga {IIef}; ~e vrouw: Tôngana {Cef}.
tongschar:: (vis) keša-brens {C} (L. Microstomus kitt).
tonijn:: tón {C} (L. Thunnus thynnus).
tooi:: (versiersel/versiering) stjec {C}; (=opschik) ches {C}.
toom:: (=teugel) ripja {C}; in ~ houden (fig): lâripjae {K}.
toon:: (alg: =klank) cek {C; mv= ceky}; (v stem) marâs {C}; valse ~: tamabys {C}; een minder hoge ~ aanslaan (terugkrabbelen): ef vûrre eft béln cek.
toonaangevend:: jÿnt-âp {I}, sompatt {I}.
toonbank:: (in winkel) dressôiy {C; rs= dressóte}; (bar in een café) baliy {C}.
toonder:: lelper {C}.
toonkamer:: (=showroom) šovelmit {C}.
toonladder:: dorémy {Cef}.
toorts:: (=fakkel) esa {C}; (plant) zwarte ~: zjol-sproa {C; rs= ..-sprót} (L. Verbascum nigrum).
toost:: een ~ uitbrengen op iemand (toosten): ÿrðeffe ón rast {U}.
toosten:: ~ op iemand (een toost uitbrengen): ÿrðeffe ón rast {U}.
top:: (bergtop) agru {C}; (topontmoeting: v hoge politici ed) wâlca {C}; (fig: =uiteinde) kafdÿf {C}; •top (•punt, •uiteinde) iyxe• {PX.c > c}; top•: wâlc-• {PX}; mast~: iyxemâst; ~prestatie: wâlc-jikatâ {C}; ~ vijf:: tôp-vÿr {C}; ~ tien: tôp-main {C} (enz); zie ook Toppen in landschap in .
top•:: (allerbeste) wâlc-•; topwijn: wâlc-weinoh (enz).
topaas:: (materiaal) topaza {S}; (steen) topaziyn {C}; van ~ gemaakt; met topazen bezet (topazen): topaziy {I}.
topazen:: (van topaas gemaakt; met topazen bezet) topaziy {I}; ~ voorwerp: topaziyn {C}.
tophit:: (=succesnummer) tôp {C}.
topografie:: topografijâ {C}.
topologie:: topolôiy {C}.
topprestatie:: wâlc-jikatâ {C}.
toppunt:: (lett) kafdÿf {C}; (fig) wâlciy {A; mv=enk}; dat is het ~ (dat doet de deur dicht): ef pylses melde refâx.
topsnelheid:: wâlc-vitešo {C}.
top tien:: tôp-main {C}.
topzwaar:: ojabriy-muliy {I}.
tor:: (=kever) snerf {C}; (alg soort coloradokever in Spok) "nagel~": klô-snerf {C} (L. Leptinotarsa aurata).
toren:: taris {C}; (brand-/wachttoren) kipt {C}; zie ook Torens in .
torenhoog:: (=huizenhoog) tary {I}.
torenkamer:: dônjen {C}; (daar vele archaïsche woorden op het gebied vd krijgs- en bouwkunde op het sx •ân eindigen, komt ook de hypercorrecte variant dônjân voor).
torenspits:: svic {C}.
torentrans:: rufa {C}.
torenvalk:: [taris-]pesmlâ |M| {C; rs= ..-pesmlât} (ihb: L. Falco tinnunculus).
torkruid:: zilt ~: xijera-snerf-krutt {C/S} (L. Oenanthe lachenalii).
tormentil:: (plant) hent-giffer {C} (L. Potentilla erecta).
torn:: (losse naad) pitsos {C}.
tornen:: (lett: lostornen) pitste {K; gst= pits; wst= pits[t]•}; (fig) ôtre {K; gst= ôtt}; ~ aan (fig: veranderingen aanbrengen): prâne fes {U}.
torpedo:: tôrpedo {C; mv= tôrpedôe; rsmv= tôrpedott}.
torsen:: tinkôhe {K; gst= tinkôt}; (=zeulen) synne {E}.
tortel:: Turkse ~: ÿrk-riyn-duva {C} (L. Streptopelia decaocto).
tortelduif:: duva {C} (L. Streptopelia turtur).
totaal:: ôspsagiy {I; [mv=enk]} (afk= ôsp.); in ~: furt ôspsagiy; in ~ zo'n 200 stuks: furt ôspsagiy effers 200 tiyns; (als add III) de [in] ~ 12 kunstenaars: ef ôspsagiym 12 kûraters.
totdat:: »tot B.
totstandkoming:: ûaos {C}.
totzichneming:: fesuberos {A}.
tour:: (=rondreis) ronter {Cef}.
touringcar:: ronternolac {C}.
touw:: jeðiy {C}; ~tje (stukje touw): jûlt {C}; (als materiaal: meestal hennep of vlas) vezo {S}; ik kan er geen ~ aan vastknopen: gress nert uberecû ef luft ef fa.
touwladder:: siyrsiy-hyliy {C}.
touwlava:: répiyt-lava {S}.
touwslager:: jeðiyrif {C}.
touwtje:: (stukje touw; lijn) jûlt {C}.
touwtrekken:: (lett/fig) jeðiye {U}; het ~: jeðiyos {C}.
touwwerk:: tojeðiyÿ {C}.
tovenaar:: šuratjen {C}, tâfner {C}.
tovenarij:: grollos {C}; (=toverkunst) šuros {C}.
toverachtig:: (fig) hélg {I}.
toveren:: grolle {K}, trôle {E}, šure {E}; tevoorschijn ~: šurare {K}.
toverkunst:: (=tovenarij) šuros {C}; ~[je]: trôlos {C}.
toverkunstje:: trôlos {C}.
toverlantaarn:: (ouderwets) chiqurstat {C}, raðoptican {C}; (modern: diaprojector) diatat {C}.
tra:: (brandgang in bos; ook: open plek in bos) (natuurlijk ontstaan) dvóts {C}; (door kappen ontstaan) kûplô {C}; (waar zich een kruispunt van wegen/paden bevindt) pajy {C}.
traag::
traagheid:: traagheid||spoed: vloda {Cid}; .
traan:: (in oog) tyr {C}; tranen (oogvocht): lâst {C}; (v [wal]vis) lasta {C/S}; de tranen springen me in de ogen: kost tyrs ÿrge ef eits.
traceren:: (achterhalen: na zoeken) flamete {K}.
trachten::
tractor:: (=trekker; landbouwvoertuig) fradâs {C}; zie ook Weggebruikers in .
traditie:: tradišo {C}; (=zede) yblo {C}.
traditioneel:: tradišonela {I}; (volgens algemene gewoonte of zeden) ybloiy {I}.
tragedie:: tragediy {C}.
tragisch:: tragise {I}.
trainen:: ufnare {U}.
trainer:: (bij sportclub) ufnaratjen {C}.
training:: ufnaros {C}.
traject:: trajektiy {C}.
trajectcontrole:: (snelheidscontrole op een bepaald weggedeelte) rutt-kanas-vitešo-côntrolos {C}; rukavicô {C}.
traktaat:: trâkt {C}.
traktatie:: tretos {C}; (uitdeling: evtl feestelijk) berros {C}.
trakteren:: iemand ~: trete rast {K}; iemand ~ op iets: tretare flaju ón rast {K}; (uitdelen: evtl feestelijk) berre {K}.
tralie:: (=spijl) woche {C; mv= wôx}.
traliehek:: (=hekwerk: balkon ed) toocheÿ {C}.
tram:: (in stad) trem {C}; (interlokaal) trip {C}; zie ook Trams in .
trambaan:: (tramrails: in de rijweg) tremmirra {C}; (spoorbaan voor interlokale tram; die in Spok meestal niet op de rijweg rijdt) tripmirra {C}.
tramhalte:: (in stad) trem-ÿstôpiy {C}; (interlokaal) trip-ÿstôpiy {C}, (wat groter: tramstation) trip-garrent {C}.
tramlijn:: (in stad) trem-lÿnt {C}; (interlokaal) trip-lÿnt {C}; zie ook Tramlijnen in .
tramrails:: (in de rijweg) tremmirra {C}; (spoorbaan voor interlokale tram; die in Spok meestal niet op de rijweg rijdt) tripmirra {C}.
tramremise:: (stadstram) trem-gara |-gAra/-garA| {C; mv= ..-garaes}; (interlokale tram) trip-gara |-gAra/-garA| {C; mv= ..-garaes}.
trance:: in ~ brengen: lâtrânse; in ~ raken: trânsare {U}; in ~ zijn: trânse {U}; in ~ zijn (Erg: onder hypnose zijn: ve medium tijdens bep rituelen): ef poire fes ef wâlfyccsoliy.
tranen:: »traan.
trans:: (=omgang: v toren) rufa {C}.
transactie:: mipwoiystos (mipoiystos) {A}.
transformatie:: (=verandering) trânsformašo {C}.
transformator:: (elektrisch) trânsformater {C}.
transformeren:: ~ in (veranderen in): trânsformere ón |..ÿje| {K} (ón is dt/vz).
transistor:: trânsister {C}.
transitief:: (taalk) kettelira {I} (in de Spok taal: alle werkwoorden die in dit woordenboek met {K} zijn gemerkt).
transparant:: (lett: =doorzichtig) dyjazerfiy {I}; (lett/fig: =doorschijnend) lent {I}.
transport:: (met vervoermiddel) gabanos {C}; (bij boekhouden) kurasÿrtos {C} (afk= kusÿ), kusÿ {C}.
transportband:: (lopende band) xole-bjelt {C}; (voor kolen, zand ed) gabane-bjelt {C}.
transporteren:: (vervoeren) gabane {K; vdw= gabent}; (bij boekhouden) kurasÿrte {K}.
transportwezen:: gabanejeren {C}.
trant:: in de ~ van: fes ef vrôk rifo (vz-uitdr).
TRAPPEN VAN VERGELIJKING: algemeen schema | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
vergrotende trap overtreffende trap trap van onvermatigheid | groter = hupster terat (1) [het] grootst = hupster oras (1) te groot = hupsterr (2) | |||||
verkleinende trap minste trap | minder groot = hupster oiba (1) [het] minst groot = hupster tom (1) | |||||
|
trapezium:: timpann {C}.
trapleuning:: mittors-bar {C}.
trappelen:: teppe {U}; (=spartelen) idenke {U}.
trappen::
trappenhuis:: mittors-taris {C}.
trappist:: (mnl lid v RK kloosterorde) trapistiy {C}.
trappistenbier:: trapistiy-bjerr {S}.
trapsgewijs:: klék-sompelira {I}.
traptrede:: klék {C}.
trechter:: trygtâ {C}.
trechtercantharel:: élepp-plok {C} (L. Cantharellus tubaeformis).
trechterzwam:: trygtâ-chént {C} (L. Clitocybe); grote ~: plôf trygtâ-chént (L. C- geotropa); slanke ~: o'icrâ trygtâ-chént (L. C- gibba); knotsvoet~: grist trygtâ-chént (L. C- clavipes).
tred:: (fig) gelijke ~ houden met: ef ydône âskân-krono luft.
trede:: (=traptrede) klék {C}.
treden:: (op blaasbalg van orgel trappen) pitte {U}; iemand die [beroepshalve] het orgel treedt: pitter {C}; ~ op (de voorgrond); ~ in (het nieuws/de belangstelling): sette kaf {U}; het ~ op/in (de voorgrond/het nieuws ed): settos {A}.
tredmolen:: pittôl {C}; in ~ lopen: pitte {U}; dier (paard) dat in een ~ loopt; iemand die [beroepshalve] in een ~ loopt: pitter {C}; dwangarbeider die in een ~ moet lopen: pittôler {C}; (fig: =sleur) zûmbara-tjek {C}.
treeplank:: lappaaf {C}.
treffen::
treffend:: (fig: raak geschoten) ðôiy {I}.
trein:: treno {C}; extra (ingelegde) ~: pildos-fes {C}; zie ook Treinen in .
treincoupé:: ÿrzjôdelos {C}.
treinenloop:: trenoeren {C}.
treinkaartje:: treno-lofa {C}.
treinongeluk:: treno-moplariy {C}.
treinstel:: lajâfgôs {C}.
treiteren:: (=pesten) tokasse {K}.
trek::
trekdier:: lajâfbelp {C}; zie ook Weggebruikers in .
trekhaak:: (aan auto) trekkârp {C}.
trekharmonica:: (alg: elk muziekinstrument dat met een balg werkt) trekke-vluto {C}; (=accordeon) âcorðen {C}; (=trekzak) sméntuts {C}, sméiyn-totutsÿ {C}.
trekharmonicaspeler:: sménmerr {C}.
trekken::
trekker:: (v geweer) klâm {C}; (iemand die te voet [rond]trekt) sôlšatjen {C}; (trekkend deel v vrachtautocombinatie) oto-fradâs {C}; »tractor; zie ook Weggebruikers in .
trekking:: (v lot/prijs) suâpos {C}.
trekpaard:: (=werkpaard) rót {C}; (grijs ~ met beetje mynall-bloed) gûrs {C}.
trekpleister:: (fig) raptre-huron |ratre-| {C}; zie ook Trekpleisters in .
trektijd:: (tijd die koffie/thee moet trekken) miynos {C}.
trektocht:: sôlšos {C}; fler {C} (arch).
trekvogel:: sôlšarer {C}.
trekzak:: »trekharmonica.
trema:: ÿt {C}.
trend:: (tendens, stroming) jekâlbos {A}.
treuren:: ~ [om iemand/iets]: mitšerfte [frópjÿ rast/flaju] {U}.
treurend:: trofaliy {I; [mv=enk]}.
treurig:: mitšerft {I}, trurg {I}.
treurnis:: mitšerftos {A}.
treurwilg:: [groene] ~: trofaliy-iextô {C} (L. Salix babylonica).
treuzelen:: ândyrre {U}.
triangel:: dureka {C}.
tribune:: tribunn {C}.
tricot:: triko {Sef}; van ~ gemaakt: triko {I}.
triest:: testyr {I}.
trijp:: (bep soort meubelbekleding) Utrecht-tryp {Sef}.
triljoen:: (biljoen x miljoen) triljôn {TW}.
trillen:: (alg) tsere {U}; (alg: =vibreren; behalve v persoon) ðele {U}; (=huiveren/sidderen) pakate {U}.
trilling:: (getril) tseros {C}; korte ~: tser {C}; (huivering/siddering) pakatos {C}.
trilzwam:: lobbige ~: ÿc-tremella {C} (L. Tremella frondosa); zwarte ~: zjol-tremella {C} (L. Exidia glandulosa).
Trinidad:: Trinitât {G}.
triomf:: (=zegepraal) déhâr {C}.
triomfantelijk:: (lett: zegevierend) déhâriy {I}; (lett/fig) gûg {I}.
triomfboog:: déhâr-ârc {C}.
triozadel:: (fiets met drie zadels achter elkaar) triogrÿðe {C}.
triplex:: (hout) durplex |ks| {S}.
tripmadam:: (plant) toopp-ecron {C} (L. Sedum reflexum).
trippelen:: xepe {U}.
troebel:: (=vertroebeld) syruntiy {I}.
troebelen:: (=ongeregeldheden) plotepp {C}.
troef:: (speelkaart met de hoogste waarde) mipmerros {C}.
troep:: (=bende) rippe {C}; (=rommel) jegaches {Cef}; (=rotzooi) kverf {C}; enorme ~ (grote rotzooi): toficcÿ {C} (pop); (=groep) trup {C}.
troepenmacht:: (leger) verestâ-po'er {C}.
troeteldier:: lisage-belp {C}.
troffel:: tolluh {C}.
trog:: (bak) prajilot {C}; (in zeebodem) zefel {C}.
trol:: (soort bosgeest in Krappa-gebergte) ratle {C}.
trolleybus:: rôry-gerlas {C}.
trom:: (muziekinstrument) drôm {C}.
trombose:: ksiyg-potiy {C}.
tromgeroffel:: drôm-pinkos {S}.
trommel::
trommelen:: trumle {U; gst= trumm}.
trommelslager:: (=tamboer) drômerr {C}.
trommelstok:: (=drumstick) trumlezorâ {C}.
trommelvlies:: nute-wÿja {C}.
trompet:: trumpetiy {C}.
trompetboom:: catâlpa {C} (L. Catalpa bignonioides).
trompetgeschal:: sketsos {C}.
trompettist:: trumpetmerr {C}.
tronen:: (zacht verleiden) chÿðoare {K}.
tronie:: stiykomkâ {C}.
troning:: (zachte verleiding) chÿðoaros {A}.
troon:: tronôs {C}.
troonopvolger:: tronôs-fôlgté {C}.
troonrede:: (ong: in Spok: de rede die de koning bij de opening vh nieuwe regeringsjaar voorleest, waarin hij het regeringsbeleid uiteenzet zoals hij dat samen met de ministers in grote lijnen overeengekomen is) Nâmpa-quariy {C; mv= ..-quarest}.
troost:: pénverts {C}, vjopa {SC} (arch/dl= Peg).
troosteloos:: pÿnvertse {I}.
troosten:: zich ~ met: wâlcare {K}; iemand ~: ef kette pénverts ón rast.
tropen:: (mv) trops {Cmv}.
tropisch:: tropise {I}.
tros:: (druiven ed) rôska {C}; (=scheepstouw) tôrs {C}.
trostomaten:: rôska-tomatos {Cmv}.
trots:: (zn) wynch {Aef}; (bv) wynch {I}; ~ zijn op: hyfe tukst {Upr}.
trotseren:: idešappe {K}.
trotsering:: idešappos {A}.
trottoir:: (verhoogd voetpad) platform {C}; (NIET verhoogd) kiyk {C}; (de meeste trottoirs in Spok zijn niet verhoogd).
trouw:: (zn) gien {Aef}; (bv) gien {I}; te goeder ~: lef ef quista cafylô; te kwader ~: lef ef tildâ cafylô.
trouwboekje:: mariane-kornin {C; mv= ..-kartafiy}.
trouwdag:: mariantof {C}.
trouweloos:: giyene {I}.
trouwen:: ~ met: marianare armt/ón {U} (ón is dt); getrouwd zijn [met]: mariane [ón] {U} (ón is vz).
trouwens::
trouwjapon:: mariômhûls {C}.
trouwvertrek:: (in grotere Erg-kerk) fesreppemit {C}.
trouwzaal:: fesreppemit {C}; (in stadhuis) mariymit {C}.
truc:: (=toer) râk {C}.
trucage:: râk-mônta |-mÔnta/-môntA| {C; mv= ..-môntaes}.
truffel:: [zomer]~ (paddenstoel): mofûster {C} (L. Tuber aestivum).
trui:: trut {C}.
trut:: (weinig vlotte vrouw) ympâs {C}; een stomme ~: eft pûl derser {C}.
T-shirt:: T-kurs {C}.
tsja:: »tja.
Tsjaad:: Tšatt {G}.
Tsjadiër:: Tšatty {Cef}.
Tsjadisch:: (bv) tšatt {IIef}; ~e vrouw: Tšatta {Cef}.
Tsjech:: Tšegolando {Cef}; (sinds de splitsing v Tsjechoslowakije) Tšego {Cef}.
Tsjechië:: (sinds de splitsing v Tsjechoslowakije) Tšegiy {G}; »Tsjechoslowakije.
Tsjechoslowaak:: Tšegolando {Cef}.
Tsjechoslowaaks:: »Tsjechisch.
Tsjechoslowakije:: Tšegolandes {G}.
Tsjechov:: (naam v Russische schrijver) Tšegôf {F}.
tsjilpen:: paprylle {U}, šiyppe {C}.
tube:: tupp {C}.
tuberculose:: tuberkuloss {C; mv= tuberkulossa}.
tuchtigen:: (=kastijden) strâfe {K}.
tuchtiging:: (=kastijding) strâfos {C}.
tufsteen:: tûfa {S}; van ~ gemaakt (tufstenen): tûfiy {I}.
tufstenen:: (van tufsteen gemaakt) tûfiy {I}.
tuieren:: (v dier: vastbinden) plytare ón {K}; ik tuier het paard aan het hek: gress plytare ef râf ón ef blof.
tuig:: (v schip) tokârntÿ {C}; (voor trekdier) toðérÿ {C}; (=schorem) târ {S}; een stelletje ~/schorem: eft fónopiy tebbel.
tuimelen:: (lett) okoðe {U}, quke {U}; (=duikelen) ðômpe {U}.
tuimeling:: qukos {C}; (=duikeling) ðômper {C}.
tuin:: arâbe {C}; ~ bij/rond een kerk (maar NIET "kerkhof"): korarâbe {C}; ommuurde ~ (patio): eâs-arâbe {C}; zie ook Tuinen in .
tuinbank:: (alg: bank in de tuin) arâbe-bankres {C}; (chique bank, vaak onder een pergola of met fraaie beplanting eromheen) gartsat {C}.
tuinboon:: blof-bjôln {C}.
tuinbouw:: arâbišâ {C}.
tuinfeest:: arâbe-fenta {C}.
tuinfluiter:: (vogel) arâbe-sâlmer {C} (L. Sylvia borin).
tuinhuisje:: (=prieel) cluzâs {C}.
tuinieren:: arâbiše {U}.
tuinknecht:: arâbe-'jan {C}.
tuinman:: arâbeter {C}.
tuinnaaktslak:: arâbe-blâsblac {C} (L. Arion hortensis).
tuinschallebijter:: presÿr mofsnerf {C} (L. Carabus nemoralis).
tuinstoel:: arâbe-ferdu {C}.
tuinwolfsmelk:: agen-dufja-helt {S} (L. Euphorbia peplus).
tuit:: sât {C}.
tulband:: tûlpen {C}.
tule:: tull {S}; van ~ gemaakt: tulliy {I}; een ~ sluier: eft tulliy tull.
tulp:: tûlpiy {C} (L. Tulipa hybride).
Tunesië:: Tunesiy {G}.
Tunesiër:: Tuneso {Cef}.
Tunesisch:: (bv) tunesiy {IIef; mv=enk}; ~e vrouw: Tunesa {Cef}.
tunnel:: plâkomÿ {C; mv= plâkomer}; zie ook Tunnels in .
turbulentie:: tûrbulenšo {C}.
turen:: rijefe {U}; ~ over (vanaf een hoogte over een dal ed): luere {K}; ~ over een vlakte/zee: ef rijefe armt eft jakâm/zé.
turf:: (materiaal) tôrf {S}; (voorwerp) vrânt {C; mv= ûrvrânt}.
turfsteken:: tôrf-uzre {K; gst= ..-uss}.
turfsteker:: tôrf-uzratjen {C}.
Turk:: Turklando {Cef}.
Turkije:: Turklandes {G}.
Turkmenistan:: Turkmenistân {G}.
turkoois::
turkooizen:: (van turkoois gemaakt; met turkoois bezet) turkesiy {I}; ~ voorwerp: turkesiyn {C}.
Turks::
Turks- en Caicoseilanden:: Turk-Cacos-ilesets {Gef/mv}.
turnen:: (sport) tûrne {U}, tûrnmerre {U}.
turner:: tûrnmerr {C}.
turquoise:: (turkoois: kleur) vlybâs {I}.
tussen::
tussenbeide:: ~ komen: jenfarte {U}.
tussendek:: (op schip) nefdec |neftec| = sudec {C}.
tussenfase:: (=tussenstap) jastebe {C}.
tussengelegen:: jasÿrtor {I}.
tussenkomst:: (=bemoeienis) taffos {C}.
tussenlanding:: (v vliegtuig) pelbôt-šarkos {C}.
tussenpersoon:: (=bemiddelaar) jafarter {C}; (=makelaar) jafolâ {C}; (=dealer) yplelâft {C}.
tussenpoos:: (=interval) jenfort {C}.
tussenribstuk:: (=entrecote) jarebbetiyn {C}.
tussenruimte:: (=speling) jarutros {C}; (wijdte) jarumpstjô |jarumstô| {C}.
tussenschakel:: (fig) yplelâft {C}.
tussenschot:: jenbret {C}.
tussensoort:: (middelsoort) jafrenvu {C}.
tussenspel:: (muziek) interludym {C}.
tussenstap:: (=tussenfase) jastebe {C}.
tussenstation:: (spoorwegen) pelbôt-garrent {C}.
tussentijds:: (tussen twee tijden) jenfortiy {I}; (op een ongewone tijd) xlafortiy {I}; ~e verkiezingen: eft xlafortiy nolos.
tussenvoegen:: (=inlassen) fesnivie {K; gst= fesnivit}.
tussenvoeging:: (=inlassing) fesnivios {C}.
tussenvorm:: javobaros {C}.
tussenweg:: (fig: =middenweg) uroft {SC}.
tussenwerpsel:: (taalk) fesnivelder {C}.
tutoyeren:: turrare {K}; elkaar ~: turrare {Upr}.
tv:: »televisie.
tv-:: »televisie-.
twaalf:: (=dozijn) tesen {TW}; (rekenkundig) main-ten {TW}, tesen {TW}.
twee:: perdÿr {TW}, ten {TW}; twee• (dubbel•): ter• {PX}; in ~ën (in 2 stukken/delen): fes ten šôts; in ~ën (doormidden): tâtsa {III}; hun ~ën: perdÿrs {ZV; gnz= perdÿrser; gnp= perdÿrsÿr; rs= perdÿrses}, tersas {ZV; gnp= tersaser; gnz= tersasÿr; rs= tersat}; Mariy negeert hun ~: Mariy co'ifche perdÿrses/tersas; jullie ~ën: perdÿr tu (om expliciet aan te geven dat tu meervoudig is).
tweebaans:: (v weg) tertultiy {I}.
tweebenig:: terbonariy {I}.
tweede:: voor de ~ keer (andermaal): tertefar {III}.
tweedehands:: kelde-cheba {I}; winkel/handelaar in ~ spullen: tiynstesfolâ {C}.
tweedekker:: (vliegtuig) terzelfÿer {C}.
tweedelig:: ten-kanasiy {I}.
tweedimensionaal:: ten-dimenšonalo {I}.
tweedracht:: (=onenigheid) pallehudos {Ars}.
tweeën:: »twee.
tweeënzeventig:: tenrân {TW}; (rekenkundig) hefergsa-ten {TW}.
tweeërlei:: terfrenvuiy {I}.
tweegevecht:: (=duel) pallepiyrst {Crs}.
tweeklank:: (=diftong: in het Spok de ó en ÿ) tergrâr {C}.
tweekleurig:: (met twee kleuren) ten-marâsiy {I}.
tweeledig:: termefrosiy {I}.
tweeling:: teranty {C}.
Tweeling:: (sterrenbeeld) Teranty {N}, Geminiy {N}.
tweepersoons:: ten-kanas {I}; een ~kamer (met 2 bedden): eft ten-kanas mittus.
tweepersoonskamer:: (een kamer met 2 bedden, in hotel) eft ten-kanas mittus.
tweerichtings-:: terloiniy {I}.
tweerijig:: (met twee rijen) terqutvaiy {I}.
tweeslachtig:: (lett) terseksiy = tersexiy |ks| {I}; (fig: =ambigu) uroftiy {I}.
tweesprong:: (v wegen) terlaf {C}.
tweestemmig:: terÿrgôiy {I}.
tweevoud:: tertimiy {C}; in ~ (met 1 kopie): ér-kanasiy {I}.
tweevoudig:: (=dubbel) teriy {I}.
twijfel:: ksviferen {C}; (twijfelachtigheid) ksvifos {A}.
twijfelachtig:: (niet zo goed) zloff {I}; (onbeslist) ksvifass {I}.
twijfelachtigheid:: ksvifos {A}.
twijfelen:: ~ [aan]: ksvife {K}; ik twijfel er niet aan, dat ...: gress nert ksvife ef šôts, den ....
twijg:: (=takje) zvygoh {C}; kleine ~jes (takjes): kôr {S}.
twintig:: erg-sers {TW} (=14+6); (rekenkundig) tensa {TW}.
twintigtal:: (een stuk of twintig) tensaerÿ {I}.
twist:: (geschil) iypsoh {C}.
twisten:: trubele {U}.
twistziek:: iypsohkinn {I}.
tyfoon:: tyfonn {C}; (treintoeter) woclaxer {C}.
tyfus:: tyfes {C}; ze kunnen de ~/kanker krijgen!: óps preltiyses ef defôliyas! (vulg).
Tyne:: (Engelse rivier) Tÿn {G}.
type::
typen:: (=machineschrijven) otostinde {K}.
typerend:: carakteristiyc {I}.
typering:: (het onderbrengen in een categorie) frenvu-kettos {A}; (=karakterisering) carakterros {C}.
typisch:: (=kenmerkend) nâzjaelira {I}; (=vreemd) tnefer {I}, typise {I} (spr).
typist:: otostindatjen {C}.
typiste:: otostindatjena {C}.
typografie:: typografijâ {C}.
typografisch:: typografise {I}; ~e verzorging (v boekwerk ed): typograpôlto {C}.
Tyr:: (Germaanse god) Tyra {N}.
© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DICTIO