Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans
SpokaansNederlands A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
NederlandsSpokaans
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
m:: {SX.add > mv v add op iy of lira}
:: (= [m]) {afk} »myle.
:: ([m] = ) {afk} »myle.
m.:: {afk} »monentink.
ma::
mabys:: {C} geluid; klank.
mabysare:: {K} overstémmen (meer geluid maken).
mabyslot:: {C} knaldemper, knalpot (aan auto).
mabyspaaf:: {C} geluidsscherm (langs [spoor]wegen).
mabys-riffō:: {C; mv= ..-riffós} geluidsbron.
mabys-riffós:: {mv} »mabys-riffō.
mabysta:: {C} geluidssterkte, volume.
mabys-ulān:: {C} geluidsbarričre; »ān.
mabys-’tin:: {C} geluidssterkte.
macau:: {IIef} Macaus (bv).
Macau:: {G} Macau.
Macauna:: {Cef} Macause vrouw.
Macauny:: {Cef} Macauer.
MacCawly:: {F} (Eng).
macett:: {C} maquette, model op verkleinde schaal.
Macett-arānkas:: {N} "Modelspoorwegen" (maandblad voor de treinhobbyist); .
mache:: {K} aanbevelen, aanprijzen (alg); voordragen (v persoon).
mache-āp:: {I} aanbevelenswaardig.
macher:: {C} voorvechter, aanbeveler.
macheramā:: {C} voordracht[slijst] (lijst met aanbevolen personen).
machiyg:: {C} (lett) kerfstok.
macho:: |mato| {I} (bv) macho (overdreven stoer/mannelijk).
machoer:: |matower| {C} (zn) macho (man die zich overdreven stoer gedraagt).
machoos:: |matowos| {C} macho-gedrag.
machos::
Māclajoh::
Mac’r:: {F}.
madagāsker:: {IIef} Malagassisch (bv); van/uit Madagaskar.
Madagāsker:: {G} Madagaskar.
Madagāskera:: {Cef} Malagassische vrouw.
Madagāskero:: {Cef} Malagassiėr.
Maderra:: {G} Madeira.
mādre:: {K; gst= mātt} (lett) gladstrijken; (fig) vereffenen.
Madrid:: |madrit| {G} Madrid.
Madrid-mirra:: |madrit-| {W} .
mādriy:: {I} effen, vlak, glad; sluik (v haar); vlak, weinig uitgesproken (v smaak).
mādriye:: {K} (lett) vlak maken, effen maken, afvlakken, effenen.
madriy-zlako:: {C} gladde slang (L. Coronella austriaca).
mādros::
Mašūstjiy-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Tejho); .
māe:: {K; gst= māt} aanduiden.
māer:: {C} (taalk) determinant.
Māfelazytteh:: {F}.
Māff:: {F}.
māfty:: {C} wimper; lef blōfor ~s: met geloken ogen.
mafurše:: {U} ~ ón: razen tegen, tekeergaan tegen.
mafuršos:: {C} razernij.
mafurt:: {I} razend, woedend.
mafurte:: {U} ~ ón: woedend zijn op.
māgazynn:: {C} tijdschrift.
Māgazynn furt ubara én ubara-c’rbatt:: {N} "Tijdschrift voor voedsel en voedselvoorziening"; .
Māgdalena:: {M} Magdalena.
Māgdalena-greel:: {N} (doorwaadbare plaats in de Māgdalena-knurfel); .
Māgdalena-knurfel:: {G} (beekje); .
Māgdalena-piylgrem-poh:: {C} "Māgdalenabedevaart" (bedevaart naar de Māgdalena-bron, elk jaar op 15 mei); .
Māgdalena-plezuvyty:: {N} »Māgdalena-riffō.
Māgdalena-riffō:: {N} (heilige bron tussen Mena en Tona armt ef Grāt); .
māgel:: {gst} »māgle.
Magelhas:: {F}.
mager:: {IIef} Hongaars (bv).
Mager:: {G} Hongarije.
Magera:: {Cef} Hongaarse vrouw.
magerise:: {C} Hongaars (taal).
Magery:: {Cef} Hongaar.
māgg:: {gst} »māgle.
magise:: {I} magisch.
māgle:: {K; gst= māgel of māgg} (Erg) zegenen.
māgle-sproa:: {C; rs= ..-sprót} »ennucoriy-sproa.
māgle-sprót:: {rs} »māgle-sproa.
māglos:: {A} (Erg) zegen, zegening.
magnesym:: {S} magnesium.
māgnetise:: {I} magnetisch.
māgnett:: {C} magneet.
māgnoll:: {C} gewone magnolia (L. Magnolia X soulangeana).
Māgynne:: {F}.
Māhhe:: {F}.
mahonje::
mai:: {Cef; rs= matt} (afk= ma) mei.
mai-cōnp:: {C} zomerklokje (L. Leucojum aestivum).
maihertel:: {C} (arch) mei.
maile:: {K} malen (met een molen).
mailos:: {C} het malen, gemaal; hoeveelheid koren die in één keer gemalen kan worden.
main:: {PX} alleen; eenzaam; »main-.
mainer:: {C} tiener, teenager.
mainer’:: {I} tiental; kaf ~ locāts: op een tiental locaties.
main-hent:: {TW} vijftig; ~-ér: eenenvijftig (enz).
Main-hent-rāsen:: {N} (motel; gemeente Lelko); .
mainjacispiratso:: {C} alleenheerschappij.
mainka:: {C} solo (in muziek); do stāge fara ~: hij treedt solo op.
mainkel:: {C} kluizenaar.
mainkeler:: {C} solist (muziek).
mainkelot:: {I} alleen; eenzaam.
mainkelta:: {C; mv= ~s} soliste (muziek).
mainkeltiy:: {SC} individualisme (vrnl Erg: het alleen-zijn en je niet bemoeien met anderen, zoals de Ergemip voorschrijft; dit is de 1e »mennmarāt).
mainkloitoh:: {C} zelfstandige, iemand met een vrij beroep.
mainkloitoh-glūfiy:: {C} particulier bedrijf, privéonderneming.
mainklotā:: {I} zelfstandig.
mainklotāiy:: {A; mv=enk; rs= mainklotātt} zelfstandigheid.
Mainklotāiy ur Jolaiy:: {N} (afk= MaJo) "Zelfstandigheid en Vrijheid" (politieke partij); .
mainklotātt:: {rs} »mainklotāiy.
Mainkul:: {G} (dorp; gemeente Tustia).
mainlozōstjemm:: {C} (persoon) alleenvertegenwoordiger; (zaak) alleenvertegenwoordiging.
mainmeldiy:: {I} alleenstaand.
Mainnurps:: {G} (dorp; gemeente Michen).
main-perst:: {I} (fig) duizenden.
mainrigt:: {C} alleenrecht.
mainstovy:: {C} alleenverkoop.
main-v’r:: {TW} vijftien (rekenkundig).
Ma'itte:: {F}.
majek:: {I} ondoelmatig.
majekiy:: {A; mv=enk} ondoelmatigheid.
Majer:: {J}.
majesna:: {S} maļzena.
majiys:: {S} maļs.
majiystiyn:: {C} maļskolf.
Majn:: {G} Main (Duitse rivier).
MaJo:: {afk} »Mainklotāiy ur Jolaiy.
majolica:: {I} majolica.
majoness:: {S} mayonaise.
majōr:: {C} majeur (muziekterm).
majora:: {C; mv= ~s} vrw majoor (ook: majoriya); »majoriy.
majorā::
majoriy:: {C} majoor (land- en luchtmacht); .
majoriy-generala:: {C; mv= ~s} vrw vorm v »majoriy-generalo.
majoriy-generalo:: {C} generaal-majoor; .
Majott:: {G} Mayotte.
Māk:: {afk} »Mākabees.
Mākabees:: {N} (afk= Māk) (bijbel) Makkabeeėn.
Makaber:: {F}.
Makedoniy:: {G} Macedoniė.
maklu:: {C} poel; ef wélfa'ecos nert wūršo fes eft verg ~: de ontwikkeling heeft niet stil gestaan.
maklu-fors:: {C} poelkikker (L. Rana lessonae).
maklu-limaciy:: {C} poelslak (L. Lymnaea peregra).
maklutiy:: {I} ondrinkbaar, te vies om te drinken.
mako:: {C} misdrijf.
makosoliyn:: {C} slecht voorbeeld (dat niet het navolgen waard is).
makrel:: {C} makreel (L. Scomber scombrus).
makroniy:: {S} macaroni.
māksūm:: {I} maximum (bv); lo ~: maximaal.
māksūmiy:: {C} maximum (zn).
makurf:: {C} monster, eng wezen.
makurfiy:: {I} monsterachtig.
Mal:: {afk} »Maleagiy.
mala:: {C} banket, feestmaal.
Malāst:: {F}.
malavi:: {IIef} Malawisch (bv).
Malavi:: {G} Malawi.
Malavina:: {Cef} Malawische vrouw.
Malaviny:: {Cef} Malawiėr.
mālde'uss:: {I} armzalig.
maldiviy:: {IIef; mv=enk} Maldivisch (bv).
Maldiviy:: {G} de Maldiven.
Maldiviyna:: {Cef} Maldivische vrouw.
Maldiviyny:: {Cef} Maldiviėr.
Māldreevve Umyn-Fabrokaliytos:: {N} (afk= MUFa) "Māldreevve Mijn-industrieėn" (kolen- en pyrietmijn bij H’r-Māldreevve); .
Maleagiy:: {N} (afk= Mal) (bijbel) Maleachi.
Males:: {F}.
malesise:: {C} Maleis (taal).
Maless:: {J}.
Malessa:: {Cef} Maleisische vrouw.
malessiy:: {IIef; mv=enk} Maleisisch (bv).
Malessiy:: {G} Maleisiė.
Malesso:: {Cef} Maleisiėr.
Malettā::
mali::
Mali:: {G} Mali.
Malina:: {Cef} Malinese vrouw.
Maliny:: {Cef} Malinees (bewoner).
maliy:: {C} lunch, koud middageten.
Maliy::
maliy-bar:: {C} lunchroom (zelfbedieningszaak).
Maliy Cofert-bibliotekke:: {N} (gecombineerde Universiteits- en Stadsbibliotheek te Zest); .
maliy-cōnserto:: {C} lunchconcert.
Maliyster:: {F/J}.
Maliyster Cats TC:: {N} (uitgeverij in Hirdo); .
Mālm:: {F}.
malo:: {C} maillot; panty.
Malo:: {G} (dorp; gemeente Hier); (DOM 157).
malodé:: {C} muziek, melodie; ef riffe ~: stemmen (v muziekinstrument); eup riffe ~ fes sener vjola: ze stemt haar viool.
malodéatjen:: {C} componist.
malodé-bjiyc:: {C} stemvork.
malodée:: {K} componeren (muziek schrijven).
Malodee-teatriy:: {N} (beroemd concertgebouw uit 1861 in Hoggebim); .
malodélot:: {C} jukebox.
malodé-entōf:: {C} accompagnement.
malodétiy:: {I} muzikaal.
Maloryn:: {M}.
-mālp:: {SX.c > c} schoon; aangetrouwd; familielid/vriend/relatie van de andere huwelijkspartner; (bijv) frera-mālp: zwager; frint-mālp: vriend van iemands echtgenoot/echtgenote; sientur-mālp: schoonmoeder; strettén-mālp: rivaal, medeminnaar.
mālta:: {IIef} Maltees (bv).
Mālta::
Māltana:: {Cef} Maltese vrouw.
Māltany:: {Cef} Maltees (bewoner).
māltefe:: {K} bemoeilijken, moeilijk[er] maken.
māltefiy:: {I} moeilijk, lastig, ingewikkeld, netelig.
māltefos:: {A} bemoeilijking.
māltise:: {C} Maltees (taal).
mālva:: {C} [groot] kaasjeskruid (L. Malva sylvestris); pres’r ~: klein kaasjeskruid (L. M- neglecta).
mālva-flyddere:: {C} aardbeivlinder (L. Pyrgus malvae).
Mamet:: {N} Mohammed.
mameter:: {C} mohammedaan.
Mamōstara-ark:: {G} (beschermd natuurgebied; gemeente Troebas’rt); .
māmp:: {C} kwinkslag, geestige opmerking.
māmpa:: {I} geestig, grappig.
mamūl:: {C} zoogdier.
mānal:: {C} dorsmachine, mangel.
māncer:: {gst} »māncre.
Manceste:: {G} (arch) Manchester.
mancestefāsto:: {C; mv= ..fāstōe; rsmv= ~tt} fluwelen lap/stof.
mancestefāstōe:: {mv} »mancestefāsto.
mancestefāstott:: {rsmv} »mancestefāsto.
manceste-tiffug:: {C} fluweelpootje (eetbare paddenstoel) (L. Flammulina velutipes).
māncre:: {E; gst= māncer} baten.
māncros:: {A} het baten; baat, nut, winst; ef putte flj fara ef ~: iets te baat nemen; (financieel ook vaak in enk:) ef mul melde hupster terat dus ef ~: de lasten zijn groter dan de baten.
māncros-ur-mul:: {C} baten en lasten.
māncros-ur-mul-analyses:: {mv} »māncros-ur-mul-analyss.
māncros-ur-mul-analyss:: {C; mv= ..-analyses} (afk= MuMA) kosten-batenanalyse.
mandarina:: {C} mandarijn (vrucht).
mandatiy:: {C} mandaat.
Mānderfit:: {F}.
Mandiyffa:: {G} (beek; gemeente Ozaneto a/e Leije); .
mandolynn:: {C} mandoline.
Māndyra:: {J}.
māner:: {C} bedrijfsleider, manager (v filiaal ed).
Māner:: {J}.
Māner Rigtā:: {N} (Bergparel-hotel in Amentōlestu); .
manerst:: {I} (fig) tientallen.
manes:: {C} oord, burcht (ook v dassen); (in eigennamen ook wel) domein, landgoed; »Manes-.
Manes-:: {PX} (afk= Ms.) (tot 1668: toevoeging voor Spok plaatsnaam als deze plaats stadsrechten krijgt); (bijv) Manes-Pōmān, Ms.Sjeny; »manes.
Mānes::
manesater:: {C} (in Spok: adviseur in het adviserend lichaam vh gemeentebestuur; »maness’.
Manes-Becō:: {G} (stad in Flenazjekk).
Manes-B’n’r:: {G} (stad in Tjemp).
Manes-Craje:: {G} (dorp; gemeente Manes-Feršō).
Manes-Fārg:: {G} (dorp; gemeente Klalbā); (DOM 133).
Manes-Feršō:: {G} (stad in Jelafo).
Manes-Fija:: {G} (stad in Ales).
Manes-Halāf:: {G} (stad op Teujan).
Manes-Hāll::
Manes-Laer:: {G} (stad in Neze).
Manes-Laer-Pōnt::
Manes-Pjeufiy:: {G} (stad in Tjemp).
Manes-Pōmān:: {G} (stad in Ziyp); (DOM 181).
Manes-Puriy:: {G} (stad in Neno).
Manes-Rafille:: {G} (dorp; gemeente Hafonis).
Manes rifo ef Knurfel-mōjōl:: {N} »Ef Manes rifo ef Knurfel-mōjōl.
Manes-Seftiyla:: {N} "Kerktoren" (Bergparel-hotel in Šorās); .
Manes-erbān-belt:: {G} (dorp; gemeente Gasky).
Manes-Sjeny:: |-eny| {G} (stad in Munt).
Manes-Slit:: {G} (dorp; gemeente Knolbol); (DOM 95).
maness’:: {C} (in Spok: adviserend lichaam binnen de ytstostenlen ("gemeentebestuur"), bestaande uit 20 tot 50 manesaters ("adviseurs"), waarvan de monercō ("burgemeester") voorzitter is).
Manes-Tolā:: {G} (stad in Bloi).
Manes-Toniys:: {G} (stad in Litii).
Manes-Tūtās:: {G} (stad in Munt).
Manes-Uoff:: |-woff| {G} (dorp; gemeente Šebantiy).
Manes-rcas:: {G} (stad in Neze).
Manetaler:: {F}.
Manetaler TC:: {N} (uitgeverij in Conityje); .
māngo:: {C} mango (vrucht).
Manhattan:: {N} (internationale disco in de Gūca-wijk te Hirdo, in 1999 en 2000 volgens velen de hipste zaak vd hoofdstad); ; (DOM 36).
manifestao:: {C} manifestatie.
manifestiy:: {C} manifest (voor lading op schip).
māniy:: (= mān) {DT} (reden/oorzaak) doordat niet, omdat niet; ef ialefs ~ melde jejūn, ef bidalilóme nāzja-fort: de oogsten zijn schraal, doordat het geruime tijd niet geregend heeft; eup ~ rofone, eup kettilomitā pai Jān enn ef mimpit: zij is boos, omdat Jān haar het boek niet geeft.
mann:: {vdw} »manne.
mannare:: {K} vervullen (v ambt/functie).
mannaros:: {A} ambtsvervulling.
mannāt:: {C} terechtstelling.
mannāte:: {K} terechtstellen; (obj evtl in rs-vorm om extra dramatisch aspect aan de terechtstelling te geven).
mannatjen:: {C} uitvoerder, executeur; maker (uitvoerder ve kunstwerk).
manne:: {K; vdw= mann} uitrichten, uitvoeren, volbrengen, verrichten; betalen, voldoen (v rekening); ef ~ eft spée: (deftig) een speech houden; ef ~ ef molāfit-svimos: borstzwemmen (ww); ef ~ ef temp-svimos: rugzwemmen (ww); ef ~ ef loff: borrelen, borrel drinken.
mannos:: {C} uitrichting, uitvoering, volbrenging, verrichting; betaling, voldoening.
manof:: {C} volbrenging (v zware taak).
Manōf:: {F/J}.
manofer:: {C} (afk= Mf.; semi-officiėle titel) (iemand die het universitaire pre-kandidaatsexamen afgelegd heeft; na 1-2 jaar).
manofera:: {C; mv= manofer’} (vrw "»manofer"); (iro) verpleegster die haar eerste lijk heeft afgelegd.
Manōf Hārta-Jateuvi-mirra:: {W} .
Manōf Jāstiy-Makaber-mirra:: {W} .
Mānpees:: {J}.
Mānsti-woedenn:: {G} (ravijn bij Flipa); .
Mānt:: {G} (stad in Bloi).
manta-aptoppat |-ato..|:: {Crs; mv/rsmv= ..-aptoppest} streekmuseum.
manta-aptoppest:: {mv/rsmv} »manta-aptoppat.
manta-gert:: {C} (his) veldwachter; (nu) politie[agent] op het platteland.
manta-gert-sért:: {C} politiebureau[tje] op het platteland of in dorp.
Mantahynne:: {G} (eilandje in Ef Tragam); .
mantaiy:: {I} gewestelijk; provinciaal.
Manta-museem rifo Crelco:: {N} (museum in Crelco); .
manta-musém:: (= manta-muzém) {C} streekmuseum.
manta-muzém:: {C} »manta-musém; »muzém.
manta-prodūk:: {C} streekproduct.
Manta-strett:: {G} (zeestraat tussen Mantahynne en Bloi); .
Manta-strettka:: {N} (autoveer); .
manter:: {C} burggraaf.
Manter:: {C} (afk= Mt.) ~ X-Y: Hooggeboren Heer X-Y (aanspreektitel burggraaf; als adellijke titel).
mantera:: {C} burggravin.
Mantera:: {C} (afk= Mta.) ~ X-Y: Hooggeboren Vrouwe X-Y (aanspreektitel burggravin; als adellijke titel).
Mantiyc:: {F}.
Mantsjoks:: |manoks| {F}.
Mantsjōks:: |manōks| {F}.
Mantsjōx:: |manōks| {G} (dorp; gemeente Hildi); (DOM 119).
Mantsjōx-vender:: |manōks-| {W} .
manuhynne:: {IIef} van het eiland Man; Manks.
Manuhynne:: {G} Eiland Man.
māos:: {C} (alg) aanduiding; (ihb) sleutel (in muziek).
mapyre:: {U} (vrnl lett) winnen, de overwinning behalen.
Maquarta:: {F/M}.
Maquerta:: {M}.
Maquerta-kōl:: {G} (bergpas in Ziffon/Lafter-gebergte; 672 m hoog); .
maquijāl:: {C} roverij; roof.
maquijāle:: {K} roven.
maquijālos:: {C} roofmoord.
Maquijālos:: {N} (boektitel); .
maquijy:: {C}
maquikinn:: {I} roofzuchtig.
maquipoh:: {C} strooptocht, rooftocht.
maqulira:: {I; mv=enk} berooid (geen geld/bezittingen); (-lira is GEEN tdw-sx!).
maqurfiy:: {C} baker, babyverzorgster.
maqute::
maqutnolac:: {C} dienstvoertuig (jur: brandweer, ambulance, leger, politie, vuilniswagen enz); .
maqutos:: {A} dienstverlening: bepaalde service geven; verzorging.
maqutos-siyclo:: {C} dienstverlenende sector.
mar:: {afk} »mare 2.
Mār:: {afk} »Mārces 1.
mara::
Marafaniy:: {G} (stad in Ales).
mara-mut:: {C} schurft (huidziekte).
mara-muter:: {C} (vulg) kankerlijer (zeer vervelende vent/vrouw).
marās:: {C} (alg) kleur; (mbt papier) kantlijn, marge; (ihb) toon (v stem).
marāseren:: {C} coloriet, kleurstelling, kleursysteem.
marāsiy:: {I} gekleurd (met één [hoofd]kleur); »-marāsiy.
-marāsiy:: {SX.zn > add} kleurig, in de kleur van; (bijv) jāstep-marāsiy: mosterdkleurig, mosterdgeel; kursuus-marāsiy: bloedrood.
Marās-oftian:: {W} (stadswijk in Hirdo); .
marāsót:: {I} kleurig, vol kleuren.
marāstate:: {K} schakeren (kleuren).
marāstatos:: {C} schakering (v kleuren).
marāstātzerfi:: |..dzerfi| {C} caleidoscoop (lett/fig).
marās-teatriy:: {C} kleurenspel.
marās-televio:: {C} (afk= M-TV) kleurentelevisie.
marāt:: {C} (gebod of conclusie zoals omschreven in de Ergemip; de 4 belangrijkste marāts worden »mennmarāt genoemd); (sprkw) ef leste ef ~t (rs!) šōnosef ef iynk-splākke (rs!): het kind met het badwater weggooien; .
Marāt:: »marāt.
Maravyll:: {F}.
Marazze:: {J}.
mārc:: {C; mv= merc} merk, handelsmerk ; [goede/slechte] aantekening.
marcatā::
mārce:: {K} merken, van een merk voorzien.
marceses:: {mv} »marcess.
marcess:: {C; mv= marceses} markies (adellijk persoon).
Marcess:: {C} (afk= Mc.) ~ X-Y: Hooggeboren Heer X-Y (aanspreektitel markies; als adellijke titel).
marcessa:: {C} markiezin.
Marcessa:: {C} (afk= Mca.) ~ X-Y: Hooggeboren Vrouwe X-Y (aanspreektitel markiezin; als adellijke titel).
mārcos:: {C} merking, het van een merk voorzien.
Māršant:: {F}.
Marée:: {F}.
Mārelso-korda:: {N} (Erg kerk bij Prusotpōnt; gemeente Jajes); .
Mareo:: {F/J/M}.
Mares:: {F/J}.
mareset:: {gst} »marestje.
marest:: {III} ef tinde ~: opblijven, niet naar bed gaan.
marestje:: {K; gst= mareset} waken over.
marestjer:: {C}
mārg:: {C} (alg) marge; (ihb) [weg]berm.
Margareth:: {M} (Eng).
mārgarynn:: {S} margarine.
Margem:: {G} (dorp; gemeente Leffy).
Mārgra:: {M} Margaretha.
Mārgret:: {M} Margriet.
mārgretta:: {C} margriet (L. Chrysanthemum leucanthemum).
mārg-roji:: {C} kanttekening (fig); ef šobiyre ~s: kanttekeningen zetten.
marhertel:: {C} (arch) maart.
-mari:: {SX.c > c} (spr) echtgenoot/echtgenote ve familielid; kost waler-mari: mijn zoon en zijn vrouw; hift nennše-mari: hun kleindochter en haar man.
Mari:: {N} (wijnbouwgebied op Tigof); .
Maria::
marianare:: {U} ~ armt/ón: trouwen, huwen met.
mariane:: {U} ~ [ón] (ón is vz): getrouwd zijn [met].
mariane-kartafiy:: {mv} »mariane-kornin.
mariane-kornin:: {C; mv= ..-kartafiy} trouwboekje.
marianer:: {C} bruidegom; ef ~s (mv!): het bruidspaar.
mariane-tull:: {C} bruidssluier.
Marian-ilesets:: {Gef/mv} Marianeneilanden.
marianor:: {I} getrouwd, gehuwd.
mariansty:: {C} bruid.
mariant:: {C} echtgenoot, gemaal.
marianten:: {C} echtpaar.
marianto:: {C} echtgenote, gemalin.
mariantof:: {C} huwelijksdag, trouwdag, bruiloft.
Mari-belk:: {S} gedroogde vruchten.
Mari-helmy:: {G} (grot; gemeente Alas (TF)); .
mariiy'ass:: {C; mv= mariiy'aster} echtscheiding.
mariiy'aster:: {mv} »mariiy'ass.
Mari-mōliy:: {G} (ontgonnen heidegebied op Oost-Tigof, tussen Blizerū-moeras en Tjokky-gebergte; nu tuinbouwgebied); .
Marina::
mariner:: {C} marinier.
Mariner-s’rt:: {W} (buurtschap); .
mariōmhūls:: {C} trouwjapon.
mārip:: {SC} onbewuste/niet bedoelde daad; gress mitapaine ef ~: het hoofd loopt me om.
Maristo:: {N} (uitgeverij in Amahagge); .
mariy:: {C} huwelijk, verbintenis (in de Erg kerk gesloten); (sprkw) ef ~er tibān melde ef maser mān: de kennis van het huwelijk is de mens van morgen (spreuk op een »mustknyf).
Mariy::
Mariy-Dunjes:: {G} (vogel- en natuurreservaat in de Jelše-duinen; gemeente Lenano); .
mariyer:: {C} bruidspaar.
mariyer-sat:: {C} bruidssuite.
Mariy-fonis:: {G} (inham; gemeente Tloer); .
mariy-gien-vassos:: {A} echtbreuk.
Mariy-jakām Nutter:: {N} (tankstation langs de M2; gemeente Bōrā); .
Mariy-jakām Zutter:: {N} (tankstation langs de M2; gemeente Bōrā); .
mariymit:: {C} trouwzaal (in stadhuis).
Mariy-mōliy:: {N} (camping; gemeente Kūrānien); .
Mariy-neezeeos:: {N} (religieuze huwelijksbezwering); .
Mariy-nes:: {G} (landtong; gemeente Tloer); .
Mariy-nes-wik:: {N} (openluchtbad bij Tloer); .
mariyte:: {I} echtelijk.
Marje:: {M} Marja.
Mārje::
marjere:: {K} blazen.
marjeros:: {C} geblaas.
mārjōft::
Mārkalanda:: {Cef} Duitse vrouw.
mārkalandes:: {IIef} Duits (bv).
Mārkalandes:: {G} Duitsland.
Mārkalando:: {Cef} Duitser.
mārkalant:: {C} Duits (taal).
markās:: {C} heerlijkheid, iets lekkers.
mārket:: {C} (lett) markt; marktplein; (fig) afzetgebied; ef binde rst kaf ef ~: iemand voor gek laten staan.
Mārket:: {W}
mārket-š’ny:: {C} verkoopprijs.
Mārketeren-buro:: {N} "Bureau voor het Marktwezen" (belangenbehartiging voor de marktbranche; in Blumarr); .
Mārket-mirra:: {W}
mārket-offerte:: {K} lanceren; op de markt brengen.
Mārket-oftian:: {W} (stadswijk in Zest); .
Mārket-seert:: {N}
markiyn::
markiyne:: {K} (lett) [op]schrokken; (fig) aanbinden (strijd).
markiyner:: {C} gulzigaard, veelvraat (mens).
mārksistiy:: {C} marxist.
Marlieze:: {M} (Ned).
Mārne:: {G} Marne (Franse rivier).
mārnet:: {vdw} »mārne.
mārns:: {C} post (bedrag v boekhouding).
mārne:: {K; vdw= mārnet} ~ [beri]: durven, wagen; do ~ ef jumpā: hij waagt de sprong.
Marocana:: {Cef} Marokkaanse vrouw.
Marocann:: {Cef} Marokkaan.
marocc:: {IIef} Marokkaans (bv).
Marocc:: {G} Marokko.
Mārpen:: {W} (stadswijk in Amahagge); .
Mārpen Ef Hupster Siyclo:: {W} .
Mārpen Mārket-lirrotiy:: {W} .
Marre:: {M} Marieke.
Marrée:: {F} (Fra).
Marron:: {F} (Fra).
mārs:: {C} mars (muziekstuk).
Mārs:: {N} Mars (planeet).
mārsāne:: {K} lachend zeggen, lachend vertellen.
Mārsell:: {J} Marcel.
mārere:: {U} marcheren.
Marshall-ilesets:: {Gef/mv} Marshalleilanden.
mārsipann:: {S} marsepein.
mārsipann-missis:: {C; mv= ~a} wortelende vaalhoed (L. Hebeloma radicosum).
mārsipann-missisa:: {mv} »mārsipann-missis.
Mārs-mān:: {C} marsmannetje.
Mārs-plākom’:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente eftaliy); .
Mārst:: {G} (beek; gemeenten Mozent en Quandepā); .
mart:: {C}
Marte::
Mārte:: {M} Maartje.
martel:: {I} koud; gress melde ~: ik heb het koud.
martelcryr:: {C} diepvries[product].
Martel Delfenn-ager:: {N} (badstrand; gemeente Akām); .
martele:: {U} koud zijn (ook v weer); ef ~ lelmo tof: het is koud vandaag.
martel-krek:: {C} wintertaling (eend) (L. Anas crecca).
marteltiy:: {C} koude (zn).
marteltiy:: |..l..| {C} verkoudheid; ef mippāre ~: een verkoudheid oplopen; ef lelperre ~: verkouden zijn.
marteltu:: |..l..| {I} verkouden (bv).
martel-yvōp:: {C} kleinbladige linde, winterlinde (L. Tilia cordata).
Marten:: {N}
Marten-lemnās:: {N} (grafheuvel; gemeente Trents); .
mārtep:: {C} getier, geraas; š’m ~ = ām ~: vanzelf, automatisch, zonder er iets aan te hoeven doen.
martije:: {K; gst= martit} (fig) raken aan; ~ rst: (lett) iemand een hand geven/de hand schudden.
martijos:: {C} raaklijn.
martinec:: {IIef} Martinikaans (bv).
Martinec:: {G} Martinique.
Martineca:: {Cef} Martinikaanse vrouw.
Martineco:: {Cef} Martinikaan.
martit:: {gst} »martije.
Mārtsen:: {M}.
mārve::
mārveare:: {K} [doen] verflauwen, [doen] verzwakken.
mārvelek:: {S} zwakstroom (tot 24 volt).
Marys:: {J}.
Mar’o-fōresta:: {G} (bos; gemeente Twento); .
Mar’o-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Twento); .
Marzec:: {F} (Fra).
mas:: {III} (alg; schr) morgen, volgende dag; (spr) de dag grenzend aan vandaag (dus gisteren of morgen); ~ trempe gress ef mimpit: morgen zal ik het boek lezen; ~ gress enn ef mimpit trempe: gisteren heb ik het boek gelezen (oorspr was mas een ideoantoniem).
mas-:: {PX} morgen (samen met "deel van de dag"); (bijv) mas-gurt: morgenochtend (4-11 uur); mas-fittas: morgenmiddag (11-17 uur).
māsā:: {C} massa.
māsalo:: {I} massaal.
māsā-medyms:: {Cmv} massamedia.
māsce:: {U} pruilen.
māscos:: {C} gepruil.
maecc:: {C} slachtoffer.
Maecc:: {F}.
maecca:: {C} vrw slachtoffer.
māecce::
māseratjen:: {C} masseur.
māsere:: |..’je| {K} masseren.
māseros:: {C} massage.
Maert-Opper:: {N} (tankstation langs de M47; gemeente Kreozy); .
Maert-Wefot:: {N} (tankstation langs de M47; gemeente Kreozy); .
mas-gurt:: {C} morgenochtend.
mashertel:: {C} (arch) maart.
masi:: {S} foelie (specerij).
Masipo:: {N} (conservenfabriek in Marafaniy); .
Māsiyll-museem:: {N} (gemeente Lasy).
mas-kura:: {III} overmorgen, over twee dagen.
mas-kura-:: {PX} overmorgen (samen met "deel van de dag"); (bijv) mas-kura-gurt: overmorgenochtend (4-11 uur); mas-kura-fittas: overmorgenmiddag (11-17 uur).
masóte:: {K} denkbaar zijn, voor te stellen zijn; gress ~ ef tupplip: voor mij behoort de reis tot de mogelijkheden; do nert ~ ef moplariy: hij kan zich het ongeluk niet voorstellen.
mast:: {C} onbewogen persoon, iemand die zich niet van zijn stuk laat brengen.
māst:: {C} mast (op schip).
māsta:: {S} holpijp (plant) (L. Equisetum fluviatile).
masté:: {C} degen, dolk.
māstek:: {S} stopverf.
māsteksārf:: {C} stuk/homp stopverf.
mastro:: {C} chef[kok]; zeer goede kok.
Māsyll:: {N} (sieraden gemaakt v kralen, vrnl afkomstig uit Lasy).
Māsyll-museem:: {N} (museum in Lasy); .
'mat:: {VZ} (spr); »kusamat.
Mat:: {afk} »Mateus.
māt::
mataaré:: {C} petroleumlamp, olielamp; ef zoverte eft velp ~: blij zijn met een dode mus.
matān:: {C} (arch) vriend; (= »matere + »mān 1.).
mātape:: {E} slagen (in zaken; in het leven); ~ frópj’: slagen voor (examen).
mātapos:: {A} het slagen (in zaken; in het leven; voor examen).
matarija:: {C} tafeltje (klein blad en hoge poten).
Matarija:: {G} (stad in Jelafo).
Matarija/Aflif:: {N} (klein vliegveld; gemeente Matarija); .
mātat:: {C} flakkering (v vlam).
mātāt:: {C} (Spok variant v ruwe Gaelic voetbal; verboden geweest 1912-1977); .
māte:: {C} mat, kleed.
mātematyka:: {S} wiskunde, mathematiek.
matere:: {K} (arch) kennis maken met; »’matere.
materiala:: {I} materieel (bv).
materialo:: {C/S} materiaal, materieel (zn).
materiy:: {S} materie.
māterp:: {vdw} »māterpe.
māterpe:: {K; vdw= māterp} afbranden (met branden verwijderen: verf, stoppels, heide ed).
Materrōl:: {M} (Peg).
Materrōl Poji-fōresta:: {G} (bosgebied; gemeente Advō; arkdomenn Ef Sinto-Aa); .
Matest:: {J} (Peg).
Mateus:: {N} (afk= Mat) (bijbel) Matteüs.
Mateus-nūrcus:: {N} (autoveer op de Caherrte); .
mathertel:: {C} (arch) maart.
matie:: {K} metselen.
matie-ilba:: {K} dichtmetselen.
matier:: {C} metselaar.
Matilda:: {F/M}.
matios:: {C} metselwerk.
Matisoff:: {F}.
Mātjās:: {J} Matthias.
matliy:: {C} lucht.
Matō:: {F}.
matox:: {I; =mt v trag} [het] minst traag (v begrip); »trag.
mātréfe:: {E} volharden, doorzetten.
mātréfiy:: {I} volhardend, onverdroten; (niet willen wijken/overgaan) hardnekkig.
mātréfos:: {A} volharding, doorzetting.
mātrōs:: {C} matroos.
māts:: {C} vloerzeil, linoleum.
matt:: {rs} »mai.
mātt:: {gst} »mādre.
Matteriy:: {F}.
Matteus:: {N} »Mateus.
Matyss:: {F}.
Matyss:: {J} Mathijs.
Matyss & Lyna:: {N} (voormalig zangduo); .
mā'ūne:: {U} zachtjes snurken.
Mavy:: {M}.
Māx:: {J} Max.
Maximylen:: {J} Maximiliaan.
Māx Kerido:: {N} (verf- en glashandel in Amahagge); .
Maziy:: {J}.
Mazu:: {F/J}.
Mazu Cōhale:: {N} (naam v steenkolenmijn; gemeente Polefi-Jariālo); .
Mazyll-fōresta:: {G} (bos; gemeente Halaresto); .
Mazyll-mōliy:: {G} (dorp; gemeente Halaresto).
MB:: {afk} »Milbo-benc.
M&B:: {afk} »Mittus ur Brakest.
Mc.:: {afk} »Marcess.
Mca.:: {afk} »Marcessa.
McAfee:: {F} (Eng).
McCane:: {F} (Eng).
mch:: {afk} »mobile crane hire.
McLowen:: {F} (Eng).
McQuown:: {F} (Eng).
MŠ:: {afk} »mul-šobiyros.
Meadow:: {N} (discotheek in Asjetto); .
meande:: {C} plas (op straat ed).
Meate:: {M}.
Meaue:: |mue/meuhhe| {G} (stad in Munt); (DOM 47).
meb.:: {afk} »mebaror.
mebafa:: {C} geboorte.
mebafa-terrats:: {mv} »mebafa-tof.
mebafa-tof:: {C; mv= ..-terrats} geboortedag.
mebare:: {U} geboren worden; gress mebara fes 1966 (= gress melde mebaror fes 1966): ik ben in 1966 geboren.
mebare-kartafiy:: {mv} »mebare-kornin.
mebare-kornin:: {C; mv= ..-kartafiy} geboorteakte.
mebare-s’rt:: {C} geboorteplaats.
mebare-yclómm:: {C} geboortebericht.
mebaror:: {I} (afk= meb.) geboren; gress melde ~ fes 1966 (= gress mebara fes 1966): ik ben in 1966 geboren.
mebarsat:: {C} kraambed.
mebarsjeus:: {C} kraamvrouw.
mebartiy:: {I} jarig.
mebartof:: {C} verjaardag; ef lelperre ef ~: jarig zijn; eft pamel frópj’ ef ~: een cadeautje voor je verjaardag.
mebartoftas:: {III} zo goed als op alle verjaardagen; riyfain ~: op alle verjaardagen.
mebje:: {U; gst= mepp} neuriėn, zachtjes zingen.
mebjos:: {C} geneurie, zacht gezang.
mécare:: {K} omvatten; geheel omringen (lett).
mécarō:: {C} omvang; volume (hoeveelheid ve bepaald product).
mecc:: {gst} »mecre.
mecet:: {mv} »mech.
mech:: {SX > c; mv= mecet} plas; (bijv) knurfelmech: waterplas, plas water; iynkmech: plas inkt.
Meche:: {J}.
mecher:: {A; mv=enk} onverdraagzaamheid.
mechiy:: {I; [mv=enk]} onverdraagzaam.
mecrān:: {C} (spr) aambeeld; (mecrān is contaminatie v mecre en hecrān); »ān.
mecrās:: {C} smederij.
mecratjen:: {C} smid.
mecre:: {K; gst= mecc} smeden.
mecrequl:: {S} smeedijzer.
mecrequliy:: {I} smeedijzeren, van smeedijzer gemaakt.
Mecrequliyn bārjerrs:: {N} (boektitel); .
Mecrequl-museem:: {N} "Smeedijzermuseum" (museum in Laffenet); .
medajiy:: {C} medaille.
medajonn:: {C} medaillon.
medikiy:: {C} dokter, arts; stafiy ~: huisarts.
medise:: {I} medisch.
mediseer’:: {I} paramedisch.
medisentrym:: {C} medisch centrum, polikliniek (veelal in ziekenhuis); vgl »Medise Sentrym.
Medise Ratt:: {N} (afk= MR) "Medische Raad" (controlerende instantie voor artsen en ziekenhuizen; in alle eilandshoofdsteden; vgl Medisch Tuchtcollege); .
Medise Sentrym:: {N} "Medisch Centrum" (door de gemeente of het district ingestelde groepspraktijk waar men terecht kan voor huisarts, tandarts en apotheek; let op: een Medise Sentrym is altijd een simpele versie ve »medisentrym, maar lang niet elk medisentrym heeft de status v Medise Sentrym); ; (DOM 211).
Medise Universitiy:: {N} "Medische Universiteit" (in Ies); .
Mediterann:: {G} Middellandse Zee.
medler:: {C} eentonigheid.
medliy:: {I} eentonig.
médo:: {S} mede, honingdrank.
medriy:: {S} modder, slijk; ef simue ~ sumā rst/flj: kankeren op iemand/iets; ef tinde fes ef ~ [furt gress]: het ontgaat me; het wordt/is me niet duidelijk.
medriye:: {K; gst= medriyt} bemodderen.
medriy-fors:: {C} meerkikker (L. Rana ridibunda).
medriy-hāksa:: {C} modderstroom.
medriy-nése:: {C} poelsnip (vogel) (L. Gallinago media).
medriypaaf:: {C} spatbord (v auto); »medriy-’rpaafā.
medriy-rābity:: {C} bermpje (vis) (L. Noemacheilus barbatulus).
medriyt:: {gst} »medriye.
Medriy-tanko:: {G} (duinmeertje; gemeente Titeref); .
Medriy-woes:: {N} (voormalige boerderij; gemeente Puty); .
medriy-ycher:: {C} [grote] baggermolen (op zee).
medriy-’rpaafā:: {C} spatbord (v auto); »medriypaaf.
Medusa:: {N} (bekend sigarettenmerk); .
medusa-mir:: {C} slingerworm (L. Tubifex tubifex).
medym:: {C} medium (zn).
medyms:: {Cmv} media (radio, tv, kranten, websites ed).
mée:: {U; gst= mét} wervelen, kolken.
Meeder:: {J}.
me'eke:: {U} (spraak) hakkelen, stamelen; (machine ed) haperen.
me'eke-zléf:: {U} blijven zitten (op school); do me'eko-zléf fes c’rt dur: hij is in de derde klas blijven zitten.
me'ekos:: {C} (spraak) gehakkel, gestamel; (machine ed) gehaper, hapering.
Me'ekos:: {N} (populair café in Amahagge); .
Meelfert:: {G} (voormalig dorp, het restant is nu bekend onder de naam Zeces-’ksanutos, en is een wijk v Zest).
Meen:: {G} (stad op Teujan).
Meeniy:: {N} (»wegs’rt langs autoweg M2; gemeente Milbo); .
Meen/Lapoā:: {N} (klein vliegveld; gemeente Meen); .
Meenst:: {F}.
Meer::
Meer-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Manes-Sjeny); .
Meerdōr:: {F}.
Meert:: {F}.
Meertā:: {N} (camping; gemeente C’rbarās); .
Meertiy:: {F}.
Meesmān:: {F}.
Mefa::
meff:: {gst} »mefre.
mefrā:: {C} mening; eft ~ kura flj: een mening over iets; ef lelperre querdo ~s: van mening verschillen.
mefrā-lodatjen:: {C} opiniepeiler.
mefrā-querdā:: {C} meningsverschil.
mefrelira:: {I} (afk= mf.) dat wil zeggen; of te wel.
mefros:: {A} betekenis; fes ef ~ fara: in de betekenis van.
Mefterna:: {F}.
meg:: {afk} »megagrāma.
még:: {C} raad (organisatie met raadgevende personen); ef kette ~ ón: bevoorrechten.
megagrāma:: {C} (afk= meg) ton (1000 kg; eig "megagram").
meganise:: {I} mechanisch.
meganyka:: {C} mechanica, werktuigkunde.
megaprojecc:: {C} megaproject (heel groot).
megg:: {C} opvoering, uitvoering (v toneel, ballet, concert ed); voorstelling (vertonen v film, dia's ed); eft dia-~: een diavoorstelling.
meggafiy:: {C} repertoire.
meggatjen:: {C} speler, uitvoerder (toneel, ballet, concert ed).
megge::
meggor:: {I} geforceerd, gewild, gezocht, aanstellerig, krampachtig.
megiycec’ros:: {A} schroom.
megiye:: {K; gst= megiyt} vrezen, duchten, ontzien.
megiyt:: {gst} »megiye.
Megt:: {J}.
Megtert:: {J}.
Megt Kalis-Fandare-pāt:: {W} .
Megt Kondor-Gemell-tr’s’rt:: {N} (marien proefstation op Belt-Hurt); .
m.e.h.:: {afk} (= mip ef »hent).
mehan:: {C} overloop, balustrade, galerij.
mehān:: {C} (dl= Peg; mehān onder invloed v sx »ān); »mehan.
mehiy:: {I; [mv=enk]} gedenkwaardig.
mehiytafiy:: {C} mémoires.
mehiyte:: {C} gedenkteken.
mehiyte-drur:: {C} medaille, gedenkpenning.
Mehratjen:: |merratjen| {F}.
Meijer:: {F}.
Mej:: {F}.
méjoa:: {SC; rs= méjóte} kwade, boze (zn); eft nestiy ~: een noodzakelijk kwaad.
mejōje:: {C} "eilandsgouverneur" (in Spok: hoofd ve eilandsbestuur); »hōzesy.
Mejōje:: {C} »mejōje.
méjomiyp:: {I} malafide.
Mejor:: {F}.
méjóte:: {rs} »méjoa.
Melanja:: {M}.
Melbech:: |melbek|
Melbech-Kents:: |melbek-| {G} (Erg commune; gemeente Etercōtiy-s’rt); .
Melbech-pārc:: |melbek-| {N} (begraafplaats; gemeente Ef chis); .
Melck:: {F}.
meldare:: {K} kosten, bedragen.
Melde:: {F}.
meldelira:: |meldelira/melira| {tdw} (geeft speciale constructie)
melde-s’rt:: {C} verblijfplaats.
melde-velp:: {U} leegstaan.
meldor:: {I} verleden, vorig; geweest; gewezen; wijlen.
meldos:: {C} verblijf, het verblijven.
Meldy:: {N} (keten van cd-winkels); .
Melger::
melika-kles:: {S} eenbloemig parelgras (L. Melica uniflora).
melkari:: {I} eindelijk, ten slotte.
mel'kurre:: {I} nert ~: onwerkelijk, onwaarachtig.
melle::
melōn:: {TW} miljoen.
melōne:: {C} meloen.
melōnerst:: {I} (fig) miljoenen.
melt::
Melter:: {F}.
méltriy:: {I; [mv=enk]} klam, klef.
mem:: {C} mamma.
Memp:: {F}.
mémts:: {C} stut; steunbeer.
mémtser:: {A; mv=enk} stoutmoedigheid.
mémtsiy:: {I} boud, stoutmoedig.
Men:: {G} (stad in Neze).
mén:: {I} recht (niet scheef).
Mena:: {G} (stad in Ziyp).
menah:: {C} kwaliteit (met de nadruk op het product zelf); gress lorertavy eft quista ~: ik wil [een product van] een goede kwaliteit kopen; »wétriyn.
Men-belt:: {G} (stad in Neze).
Mender:: {F/J}.
Mendoriy:: {F}.
Mendra:: {M}.
meneos:: {A} (fig) uitbuiting; goede besteding; óps ove smurf-meneosz: ze hebben veel geld te besteden.
Menerrše:: {J}.
menester:: {C} minister; értef ~: minister-president.
Menester Fyndyāndo-plep:: {W} .
menestert:: {C} (spr/vulg) minister; »menester.
menester-tōp:: {C} (hoge hoed zoals ministers die dragen); ; (DOM 118).
menester-wālca:: {C} ministertop (topontmoeting v ministers).
menestery:: {C} ministerie (in Spok wordt het kantoor vd minister, zonder alle ambtenaren, bedoeld; een menestery maakt deel uit ve »depārtemen).
menet:: {gst} »menee.
Meńgéu:: {J} (Gar).
méniy:: {I; [mv=enk]} helaas, ongelukkigerwijze.
menjem:: {S} menie.
menk:: {C} (alg) stuk blik; blikje, busje; (pej/pop) lesbienne, pot (mannelijk type).
menker:: {C} [oor]hanger.
menkerate:: {U} hangen; ef luktōsta k’ponje ur ~: het wasgoed hangt te drogen.
menkerate-berkiy:: {C} ruwe berk (L. Betula pendula).
menk-plyp:: {C} blikopener.
ménkronāme:: {I} rechtstandig, loodrecht.
menn:: {PX} hoofd, belangrijkste; »menn-; »nef; »su.
menna:: {I} bedaard.
mennāpippolā:: {Crs} commissaris van politie.
Mennāpipseert:: {N} "Hoofdbureau van Politie" (als instantie); ; (DOM 211).
mennāpipsért:: {C} hoofdbureau van politie (als gebouw).
mennarānka:: {Crs} hoofdspoorweg.
mennarber:: {C} butler (hoofd vd huisbedienden); (verbastering v mennharber). mennarmātat:: {Crs} koplamp (v auto).
mennārtycla:: {Crs} hoofdartikel.
mennātmerall:: {Crs} viceadmiraal; .
mennbiyōp:: {Crs} aartsbisschop.
mennblaffos:: {A} opperbevel.
menndiō:: {Crs} oppergod.
menneg:: {Crs} »mennweg.
mennfamyl:: {Crs} vorstenhuis; (= »menn + »famyliy).
mennfāsatt:: {Crs} voorgevel (fraai bewerkt).
menngarrent:: {Crs} (afk= MG) centraalstation.
mennheborettof:: {Crs} (Erg tijdrekening: feestdag, als zerusstof samenvalt met 1e dag vd maand).
mennhuflif:: {Crs} hoofdgebouw.
mennhurdog:: {Crs} "eilandshoofdstad" (in Spok: de hoofdstad ve mennileset ("hoofdeiland"), waar de hōzessy ("eilandsbestuur") zetelt); »hōzess’r.
mennhut:: {Crs} commies, hoofdambtenaar.
mennileset:: {Crs} "hoofdeiland" (in Spok: een vd 7 grotere eilanden die een eigen bestuur hebben en (behalve Teujan en Garos) onderverdeeld zijn in distryccs); vgl »nefileset.
mennirre:: {K} behoeven, nodig hebben; gress ~ pert smurf: ik heb veel geld nodig; kirro ~ jazy graviym ef smurf: we hebben het geld zo hard nodig; ef sért mennirre ef verfute: het huis is aan een schilderbeurt toe; fes ef ~ rifo (vz-uitdr) (afk= f.m.r.): ten behoeve van.
mennirre-misan:: {C} seksshop.
mennirros:: {C} behoefte; ef lelperre eft ~ furt: behoefte hebben aan.
mennkerna:: {Crs} hoofdgerecht.
mennkōrprell:: {Crs} sergeant, bootsman (marinerang); .
mennlāngār:: {Crs} [officiėle] landstaal.
Mennlozōstjemm:: {N} (voormalige instantie waaronder alle Spok diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland ressorteerden); .
mennmarāt:: {Crs} (Erg: een vd 4 belangrijkste marāts ("geboden") waarop de religie en de wetgeving rusten: (1) »mainkeltiy; (2) ef monta »tjel sompe ef monta painos; (3) leldelira »ūlg-’rlikkiy; (4) »ašōr-ergās); »marāt; .
mennmātrōs:: {Crs} matroos 2e klasse (marinerang); .
mennmenester:: {Crs} minister-president.
mennmerros:: {Crs} generale repetitie.
mennmiflif:: {Crs} voorruit (v auto).
Mennmirra:: {W}
Mennnertflecs:: {N} "Centrale brandweerkazerne" (gemeentelijke organisatie in Amahagge); .
mennnurp:: {Crs} »mennurp.
Mennō:: {G} (stad in Flāp).
mennofeserr:: {C} hoofdofficier (een na hoogste officiersrang); .
Mennō-Port:: {W} (buurtschap); .
mennōrey:: {Crs} soldaat 1e klasse (luchtmacht); soldaat 2e klasse (landmacht); .
mennornatiy:: {Crs} (meest officiėle dracht ve Erg geestelijke, vrnl de Reelā).
mennpainer:: {Crs} hoofdwerkwoord.
Mennpōstseert:: {N} "Hoofdpostkantoor" (als instantie); ; (DOM 211).
mennpōstsért:: {Crs} hoofdpostkantoor (als gebouw; in stad).
mennprisa:: {mv} »mennpriss.
mennpriss:: {Crs; mv= mennprisa} hoofdprijs (in loterij ed).
mennpyjel:: {C} (»pyjel langs de bovenrand ve vensterpartij).
mennqutt:: |mennqut| {Crs} parterre (in theater: gelijkvloers achter stalles).
mennroji:: {Crs} hoofdletter, kapitaal.
mennrovret:: {I} allerliefst.
mennryltiyeren:: {C} (de »ryltiyeren waar de Reelā als ryltiy fungeert (zetel te Lostō)).
mennseminarym:: {C} grootseminarie.
mennserent:: {Crs} sergeant-majoor, opperwachtmeester (land- en luchtmacht); .
mennspōta:: {Crs} (fig) mijlpaal.
mennstāgatjen:: {Crs} hoofdrolspeler.
mennstāgos:: {Crs} premičre.
menns’rtencater:: {Crs} 1e luitenant (landmacht); .
mennt:: {C/S} munt (plant) (L. Mentha).
menntreno:: {Crs} (afk= MT) (alg) luxe sneltrein; (in Spok) comfortabele intercity; (max. snelheid hier en daar 170 km/u; tussen de grote steden; toeslag op basistarief; voorzien v restauratie; tot 1984 reden er ook nachttreinen met slaaprijtuigen; sinds 1992 heten deze treinen »intercity).
mennurp:: (mennnurp) {Crs} opperhoofd.
Mennweg kusamat ef Ager:: {W} .
Mennweg-na-Lijercā-s’rt:: {W} .
Mennweg-na-Manes-B’n’r:: {W} .
mennw’ja:: (menn’ja) {Crs} deklaag.
menn’ja:: {Crs} »mennw’ja.
menn’tro:: {Crs} bovenlip.
mennzurtarr:: {Crs} spitsuur.
menokka:: {III} soms; ~ nert = ~ noi: soms niet.
menonitise:: {I} doopsgezind.
Menscherr:: |menserr| {G} (stad in Munt).
menstrubiynše:: {C} maandverband.
ment:: {III} vaak, dikwijls; ~ noi: vaak niet; noi ~: niet vaak.
mént:: {I} sterk, hard (v wind, stroming); eft ~ svām lango ef xijera: een sterke stroming langs de kust.
Mental Health Enhancement:: {N} (instituut voor geestelijke gezondheid, in Lammafin); .
mentalitiy:: {C} mentaliteit.
méntiy:: {C} sterkte (v wind), windkracht.
méntiy-plākomer:: {mv} »méntiy-plākom’.
méntiy-plākom’:: {C; mv= ..-plākomer} windtunnel.
mentos:: {SXimpr > add III} (gereduceerde vorm v momentos) op het ogenblik dat ..., op een ... ogenblik; (bijv) quistamentos: op een geschikt ogenblik; crobbementos: op een ogenblik met mooi weer; (zie de desbetreffende lemma's).
mentsiy:: {I; [mv=enk]} eigenaardig.
mentusar:: {C} aardbei.
ment’:: {wst} »ment’je.
ment’je:: {K; gst= ment’t; wst= ment’} verwaarlozen.
ment’jos:: {A} verwaarlozing.
ment’t:: {gst} »ment’je.
menuiy:: {C; rs= menute} spijskaart, menu[kaart]; zeer smakelijk voedsel.
menuiy-maqutos:: {A} catering (leveren en verzorgen v voedsel en drank op feest ed).
menute:: {rs} »menuiy.
ményte:: {I} funest.
Mepār:: {F}.
mepp:: {gst} »mebje.
Mequā:: {G} (stad in Jelafo).
Mequs:: {F}.
Mequs-Irršen:: {N} (banketbakkerij en broodwinkel in Fonistā); .
Mequs-Ranō:: {N} (recycling- en afvalverwerkingsbedrijf bij Korif); .
Mequss:: {F}.
mér:: {C} nis, inham (in muur).
merater:: {C} man (alg); (afk= mrt): mijnheer, de heer; ef ~s: de mannen; de heren; eertef/értef ~: »Merater; (= »mor + »rater).
Merater:: {C} Eertef = Értef ~: (afk= É.M. of Ee.M of é.m.): excellentie (aanspreektitel minister; ook als het een vrouw betreft).
meratere:: {K} bemannen.
Merater-huflif:: {N} "Herengebouw" (het kantoor vd »Reelā; het administratieve centrum vd Erg kerk; in Lostō); .
merater-hūrdel:: {C} »hūrdel.
Merater Kārden-wuma:: {G} (bos; gemeente Doe); .
merateros:: {C} bemanning.
Merater Sn’pert:: {N} (titel toneelstuk); .
Merbiyts:: {F}.
Merbiyts-gerlas:: {N} (busonderneming uit Trendon); .
merblufk:: {C} speelweide; sportveld (met gras, maar NIET voor voetbal); »merre-nunn.
merbōku:: {C} boef.
merc:: {mv} »mārc.
mérca:: {C} havik (L. Accipiter gentilis).
mérce:: {U} smeken.
mercele:: {E} nergens voor deugen (vooral v personen).
Merces:: {F}.
Mercinne:: {M}.
mérciy:: {I} smekend.
Mercu:: {F/J}.
Mercurys:: {N} Mercurius.
Merdec-museem:: {N} (museum in Plenk); .
Merdec-tōmp:: {N} (graf; gemeente Aāstiy); .
merdiof:: {I} dankbaar (voor wat een ander voor je doet/gedaan heeft); ~ indsom: alstublieft (bij accepteren); (oorspr: merdiof indse melde = ik ben uw dankbare ondergeschikte); aftel g’rs zecofe eft cafer-taā? ~ indsom: wilt u een kopje koffie? alstublieft (ja graag); ef [nert] putte-armt flj lo ~: iets [niet] in dank afnemen; melde do velk ~ helkara gress fiseronam: hij zal me later nog dankbaar zijn.
merdiofe:: {K} met plezier doen; plezier in iets hebben.
merdlōk:: {C} zeepaling (L. Conger conger); ef stāge lo eft ’tinelira ~: [er] een scčne [van] maken; tekeergaan.
merdom:: {!} (pop) alstublieft, alsjeblieft! (bij accepteren); »merdiof.
Meretuy:: {J}.
Merf:: {F}.
merfā:: {C} (arch/dl= Centraal-Berref) herfst, najaar.
merfare:: {K} jokken.
merfarer:: {C} jokkebrok (iemand die jokt).
merfāsan:: {C} najaarsbeurs.
merfe:: {K} liegen; »trufōe.
merfender:: {C} (dl= Cheetuc) leugenaar.
merfer:: {C} leugenaar.
merfe-xo'et:: {SC} ef kette ef ~ fes hents rifo: logenstraffen.
merfe-’chisros:: {C} leugentje om bestwil.
merfos:: {C} leugen.
Merft-ses:: {G} (meer op Teujan waar de Eent door stroomt); .
Merft-ses-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Cerobiy); .
Merf’nn:: {F}.
Merg:: {G}
Merge:: {F}.
mergrup:: {C} orkest (groep musici).
Merja:: {M} Marja.
Merja-kaf-ef-Agru-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Tuniy); .
Merje:: {M} Marja.
Merjen:: {F/J}.
Merlen:: {J}.
Merlen Zelzer:: {F}.
Merlynn:: {N} (Bergparel-hotel in Xarebafiy); .
merr:: {SX.c > c} speler, ist (bespeler ve muziekinstrument, of in een sport); (bijv) vjolamerr: violist; tiffugbālmerr: voetballer.
merraner:: {A; mv=enk} speelsheid.
merraniy:: {I} speels.
merrare:: {K} spelen (spel beoefenen, ook sport).
merrat:: {Iid} diep||ondiep; plāks ~: diep; tarō ~: ondiep; mitai ef ~ oras šarmiys fes bōtmo: door de diepste dalen; ef luna plōnsa graviy ~ fesdu ef knurfel-kerpos: de maan dook diep in de waterspiegel; eft farte-~ grél: een ondiepe doorwaadbare plaats; eft ~ kréa lef bōtmo-zerfos: een ondiepe put.
merrate:: {K} (lett) uitdiepen, verdiepen.
merratfartos:: {C} diepgang (v schip).
merratjen:: {C} speler (beoefenaar v spel).
merratos:: {C} (lett) uitdieping, verdieping; verlaagd gedeelte; (ihb) vaargeul.
merraty:: {C} diepte; eft ~ rifo 400m: een diepte van 400 m; eft plāks ~: een grote diepte.
merrāx:: {C} ledikant.
merre::
merre-nunn:: {C} sportterrein, voetbalveld.
Merre-nunns rifo Stesst:: {N} (sportcomplex; gemeente Hirdo); .
merre-tiyn:: {C} speelgoed.
merriyc:: {C} spel (om te spelen; ook fig).
merros:: {C} spel, het spelen (v spel); ef fixe flj fes ef ~: iets op het spel zetten.
mert:: {SX.c > c} spel (op muziekinstrument, of als sport); (bijv) vjolamert: vioolspel; tiffugbālmert: voetbalspel.
merte::
merte-armt:: {U} aanrukken.
mertos:: {C} (lett/fig) inhaalmanoeuvre, het inhalen; het oprukken; het naar voren komen uit de achterhoede.
Merunaka:: {N}
merunu:: {C} (Erg ritueel voor de vrouw die haar eerste kind gebaard heeft).
merunu-koffona:: {SC} (de dood ve vrouw tijdens de geboorte v haar eerste kind).
Merunu-nūrcus:: {N} (autoveer op de Girdestona); .
Merunu-port:: {N} (veerhaven v Merunu-s’rt); .
Merunu-s’rt:: {G} (stad in Flenazjekk).
Mervyll:: {J} (Peg).
Meryl:: {J}.
Merysse:: {F/M}.
Mes:: {afk} »Mesāer.
més:: {mv} »miy.
mesā:: {I} groen.
-mesā:: {SX.c > c} bos (alleen in namen v bossen); (bijv) Lemnās-mesā {G}.
Mesā:: {F/M}.
mesā-āng-missis:: {C; mv= ~a} groenbultige vezelkop (paddenstoel) (L. Inocybe corydalina).
mesā-āng-missisa:: {mv} »mesā-āng-missis.
Mesā-doffiy BC:: {N} (voetbalclub in Minde); .
mesādul:: {C} altijd groene boom.
Mesādul:: {F}.
mesāen:: {C} groen; groene kleur groen gebladerte; groene kleding; eup farte fes ~s: ze gaat in het groen gekleed.
Mesāens rifo Xeest:: {G} (bos; gemeente Trendon); .
mesāer:: {C} (vogel) groenling (L. Carduelis chloris); (vlinder) groentje (L. Callophrys rubi).
Mesāer:: {N} (afk= Mes) "Groene" of "Groenling" (politieke partij); .
mesāer’:: {I} groenig.
mesā-helter:: {C} groenkleurige pepermelkzwam (L. Lactarius pergamenus).
mesā-huron-krutt:: {C/S} akkerleeuwenklauw (L. Aphanes arvensis).
mesāmesā:: {S} klein wintergroen (L. Pyrola minor).
meanare:: {K} aankomen bij, arriveren bij.
meane:: {U} [aan]komen, arriveren; ef todirt’er ~ hojelka?: wanneer komt de vuilnisman langs?; ef ~ fitfara eft chycos: het komt als een schok (fig); do nert ~: hij weet van niets; hij snapt niets (maar doet net alsof hij zeer snugger is).
meanelira:: {I} nader; tu armtstūderāt ~ dena mimpit: je moet dit boek nader bestuderen.
meaner:: {C} nieuweling (iemand die net gekomen is).
meann:: {C} afkomst.
meanō:: {VZ} (betrekking) afkomstig uit/van; do melde ~ Amahagge: hij komt uit Amahagge; hij is uit Amahagge; dena yelles melde ~ do: dit gerucht komt van hem.
meanos:: {C} aankomst.
mesā-pici:: {I} (spr) stomdronken, strontlazerus.
Mesā Prōta:: {G} (heuvelrug tussen Klalbā en Monny, dwars over de Cjoefen-mōliy); ; (DOM 133).
Mesā rifo Pamiyraty:: {G} (bos; gemeenten Akām en Noniy); .
mesātat:: {C} groen licht; (vrnl in de uitdrukking:) ef kette ef ~ ón rst/flj: iemand/iets het groene licht geven (iets toestaan).
mesā-’ry:: {C/S} groene kool.
Mescita:: {F}.
mesen:: {vdw} »mes’e.
meortef:: {vdw} »meortōhe.
meortōhe:: {U; gst= meortōt; vdw= meortef} het leven wagen; het leven in de waagschaal stellen.
meortōt:: {gst} »meortōhe.
mespiyl:: {C} mispel (vrucht); »tomespiyl’.
messa:: {C} mis (RK).
messat:: (= mezzat) {C} bank, canapé (gestoffeerd met achter- en zijleuningen); (= »mezze + »sat 1).
messatjen:: {C} meter (persoon die [op]meet).
messe::
messen:: {I} meetbaar.
messer:: {C} (lett) meter, meetinstrument; (fig) criterium; maatstaf.
mest:: {S} mest.
Mesta:: {F}.
Mesterhynne:: {N} (kasteelruļne; gemeente Šebantiy); .
Mesturia:: |mesturja| {M}.
Mesturia-mirra:: |mesturja-| {W} .
Mesturia Ploji:: |mesturja| {F}.
mes’a:: {I} interessant; ef melde ~ beri [tupplipe pert]: het is interessant om [veel te reizen].
Meyf:: {F}.
mes’or:: {vdw} »mes’e.
mes’t:: {gst} »mes’e.
met:: {C} slag, zet (kaarten, schaken ed).
Met:: {G} (dorp; gemeente Aflif).
mét::
metaforiy:: {SC} metafoor.
metala:: {I} metalen, van metaal gemaakt.
metalo:: {S} metaal; ihyt ~: zware metalen.
metalo-quola:: {C; mv= ..-quolāe; rs= ~tt) metalen kast, kist.
metalo-quolāe:: {mv} »metalo-quola.
metalo-quolatt:: {rs} »metalo-quola.
metaloriff:: {C} metaalfabriek, metaalwarenfabriek.
Metaloriff Mefa:: {N} (metaalfabriek in Amahagge); .
métās:: {C} pleegzoon; pleegbroer (als oudste v zijn echte broers en zusters).
metatesiy:: {C} metathesis.
metel:: {C} beurt.
metelā:: {I} om de beurt, ieder op zijn beurt.
meteoritiy:: {C} meteoriet.
Meteoritiy-krater:: {N} (natuurwonder; gemeente Tjokkyt); .
meteorologise:: {I} meteorologisch.
Meteorologise Institua:: {N} (afk= Met-In) "Meteorologisch Instituut" (vgl KNMI; in Blort); ; (DOM 66-67).
meteorolōiy:: {C} meteorologie.
meter:: {C} (afk= m) meter (lengtemaat).
meterjeren:: {C} metrieke stelsel.
meter-krain:: {C} (afk= m-kr) kubieke meter (m³).
meter-trom:: {C} (afk= m-tr) vierkante meter (m²).
methertel:: {C} (arch) mei.
Metie:: {G} (stad in Renō).
Met-In:: {afk} »Meteorologise Institua.
Metioeg Luna-korda:: {N} (Erg kerk; gemeente Metie); .
metirus:: {I} gul.
metodise:: {I} methodisch, stelselmatig.
metošiy:: {C} methode.
métos:: {C} ontmoeting; quista ~!: leuk je te zien! (informele begroeting).
mét-quiysta:: {C} boegbeeld (zowel mnl als vrw).
mét-riygt:: {C} boegspriet.
metropoliy:: {C} metropool.
Metropoliy:: {N}
Metruss:: {F}.
Metrusse:: {F}.
Metrussekabi:: {N} (uitgeverij in Trondom); .
méts:: {vdw} »méte.
metter:: {III} (arch) in alle opzichten.
Meunišy:: {G} (dorp; gemeente Kanea).
mé'uss:: {C; mv= mé'usta} (lett) draaikolk, maalstroom.
mé'usta:: {mv} »mé'uss.
meve:: {C} meeuw (L. Larus; Rissa).
Meve-zōeccs:: {N} (luchtvaartmaatschappij); .
Mexachyn:: {N} (bestrijdingsmiddel tegen insecten, met name tegen coloradokevers en nageltorren); .
Mexikana:: {Cef} Mexicaanse vrouw.
Mexikann:: {Cef} Mexicaan.
mexiko:: {IIef} Mexicaans (bv).
Mexiko:: {G} Mexico.
mezju:: {C} (afk= MU) (Spok eenheid voor snelheid: 1 mezju = 1MU = 20 fōt/uur = 5,015 km/uur; zoveel als een mens in 1 uur kan lopen; 1 uur gaans); .
mezzat:: {C} »messat.
mezze:: {K} liggen/zitten op een ZACHT voorwerp; »crōgte.
mf.:: {afk} »mefrelira.
Mf.:: {afk} »manofer.
mg:: {afk} »miligrāma.
MG:: {afk} »menngarrent.
MI:: {afk} »missistel.
mialiy:: {I; [mv=enk]} ijzig, ijzingwekkend.
miān:: {C} zwoerd.
mi'ān:: {I} ten minste, minstens.
Miävve:: {F} (Peg).
Mibleeza-fōresta:: {G} (bos bij ranū en no-Zeanu); .
Mibleeza-s’rt:: {N} (manege en paardenfokkerij; gemeente Hirdo); .
Mic:: {afk} . »Micha
micašami:: {I} in ieder geval; in alle gevallen; in geval van ...; lóf ~ vrust ef nūrcus nert njebope: in geval van vorst vaart de veerboot niet; nert ~: niet in alle gevallen.
micc:: {OV; enk} (arch) ieder, elk.
Micha:: {N} (afk= Mic) (bijbel) Micha.
Michael:: {J} (Eng).
Micelonn:: {G} Miquelon.
Michemm:: {F/J/M} (Peg).
Michen::
Michequandro:: {F}.
Michta::
Micronesiy:: {G} Micronesia.
mics:: {OV; mv} (arch) alle, al de.
Miša-kabi TC:: {N} (drukkerij in Conityje); .
mifā:: {Cid} wel||niet woede; wel||niet plaag, last; eft graviy ~: een woede-uitbarsting; eft quista ~: niet geneigd in woede uit te barsten; een goed humeur; ef luftkoldrelira ~: de overlast; eft tildā ~: een last, een plaag; eft rāt-~: een muizenplaag; ef Prussa-asitt eft koffon rāt-~ riffe fes ef karé: het blauwzuurgas heeft de muizenplaag in het schip opgeheven/een einde gemaakt aan ....
miféle:: {K} slingeren (v honing); centrifugeren (v wasgoed).
miff:: {SX.vz} (gereduceerde vorm v mittof 1; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) (bijv) 'karamiff = helkara mittof: naar het [toe], ernaar[toe].
miffe:: {E} ~ beri: (causatief met toekomstig aspect, of "van plan zijn"; zonder causatief subj) [zullen] laten; gress ~ beri queffe ef oto: ik zal de auto laten nakijken; (drukt dikwijls dreiging uit) gress dira ~ beri rupke ef polio, tu di koltilóme qurredla fesdu kost kupān: ik zal de politie op je afsturen (lett: laten roepen) als je gif in mijn drinkwaterput gooit; (soms overschaduwt de dreiging het toekomstige causatieve aspect) gress ~ beri jiyme tu!: ik klaag je aan! (als dreiging); »kirture.
miflifclén:: {C} ruitenwisser (v auto).
Miflifcloer:: {F}.
miflif-glaza:: {S} vensterglas.
miflif-nregtā:: {C} vensterbank (binnen; in Peg is dit ook werkelijk een bank om op te zitten); eup feldre kaf ef ~: ze zit op de vensterbank (= de zitbank onder het venster); eup feldre fes ef ~: ze zit in de vensterbank (= de plank onder het raam).
miflif-zlānker:: {C} ruitensproeier (v auto).
miftsā:: |..fs..| {I} ongeļnspireerd, zonder zin/enthousiasme.
Migge:: {M}.
migmax:: {C} besloten en/of exclusieve club/vereniging; »Migmax.
Migmax:: {N} »Militerr Gmafae-Xōlah.
migt:: {I} smakeloos (zonder gevoel voor verhoudingen); scherp (v gehoor, gezicht, bocht); knel, klem (tussen twee dingen).
migte:: {U} knellen, drukken.
migte-šōnos:: {K} samenpersen.
migtiy:: {I} in de knel.
migūe:: {K} inhouden, achterhouden (v geld/iets v waarde); niet uitbetalen.
migūos:: {A} inhouding, het niet-uitbetalen (ook fiscale term); frópj’ ef ~ rifo (vz-uitdr): na inhouding van; .
mijāts:: {S} (dl= Cheetuc) reuzel.
mikar:: {I} duur, veel geld kostend.
Mike:: {J} (Eng).
Miken:: {N} (plasticfabriek in Mikentall); .
Mikentall::
mikkelel:: {I} belangrijk.
mikkelele:: {U} belangrijk zijn; ~ luft: in het belang zijn van; ef ~ luft ef velduros: het is in het belang van de mensheid; ~lira luft (evtl als vz-uitdr): in het belang van.
mikkeleliy:: {C} belangrijkheid.
mikkele:: {U} aanslaan; gewaardeerd worden.
mikkelos:: {C} het aanslaan; waardering, het gewaardeerd worden.
Mikkon::
Mikkon-mirra:: {W} ; (DOM 208).
Mikkon-museem:: {N} (museum op Mikkon in Hirdo; hier is tegenwoordig de »Leporello-f’tafiy te bezichtigen); ; (DOM 24-25).
Mikkon-terf:: {W} ; (DOM 209).
Miko:: {J} Michaėl.
Mikoe:: {F}.
mikōt:: {S} hagel[stenen] (v minstens 1 cm doorsnede); ef denme lo ~: het hagelt (met stenen v minstens 1 cm doorsnede).
mikrofonos:: {C; mv= ~z} microfoon.
mikro-hitt:: {C} magnetron.
mikroskopiy:: {C} microscoop.
mikroskopiy-belt:: {I} microscopisch klein.
mil:: {PX > c} (dl= Centraal-Berref/Tjemp) arm, pols (»cria); »mil-.
Mila:: {M}.
milā:: {C} arm (lichaamsdeel).
Milā:: {J}.
milāfāsto:: {C; mv= ..fāstōe; rsmv= ~tt} mitella.
milāfāstōe:: {mv} »milāfāsto.
milāfāstott:: {rsmv} »milāfāsto.
Milano:: {G} Milaan; »Milenc.
milāos:: {C} vadem (lengtemaat, komt in Spok niet voor).
Milas:: {F/M}.
milat:: {C} successierechten, erfbelasting; (oorspr afk v »mipzurrere-la'ycā-tāx).
milā-uzos:: {C} lef ~: gearmd, arm in arm.
milbent:: {C} (dl= Centraal-Berref/Tjemp) armband; »criabent.
Milber:: {J}.
milbo:: {C} wolf, rekel (mnl).
Milbo:: {G} (hoofdstad v Litii).
Milbo-benc:: {N} (afk= MB) "Milbo-bank" (bank te Milbo); .
Milbo-fonis:: {G} (baai langs noordkust v Litii bij Milbo); .
Milbo-MG:: {N} (station).
Milbonolac:: {N} (afk= MN) (gemeentelijk vervoerbedrijf v Milbo); .
Milbo-Port::
Milbo-upa:: {C/S} (bep soort kruidige bonensoep met vlees).
Milenc:: {G} Milaan; »Milano.
Milenc-’ry:: {C/S} savooiekool.
Milenn:: {J}.
milerrt:: {TW} miljard.
milerrterst:: {I} (fig) miljarden.
milertarr:: {C} miljardair.
mili:: {PX} milli; »deka.
miligrāma:: {C} (afk= mg) milligram.
mililitriy:: {C} (afk= ml) milliliter.
milimeter:: {C} (afk= mm) millimeter.
militarr:: {C} militair (zn).
militarr-korsamen:: {C} "militaire rechtbank"; .
militarr-mennkorsamen:: {C} "hoogste militaire gerechtshof"; .
militerr:: {I} militair (bv).
Militerr Gmafae-Xōlah:: {N} (afk= Migmax) "Militair Ontspannings Korps" (besloten en exclusieve club voor hoge militairen en hun partner; hoofdkantoor in Berezze); .
Militerr Uza:: {N} "Militaire Kruis" (koninklijke onderscheiding voor militairen); .
militerrer’:: {I} semi-militair, paramilitair (bv).
miljonarr:: (= milonarr) {C} miljonair.
milju:: {C} milieu.
milklop:: {C} (dl= Centraal-Berref/Tjemp) polshorloge; »criaklop.
milonarr:: {C} »miljonarr.
milt:: {C} zoom (in textiel); ef riffe eft ~ armt flj: iets ómzomen; een zoom leggen in iets.
milte:: {K} omzómen; zomen.
miltef:: {I} sterk; hecht; stevig; eft ~ tūft/upa/brūe: een stevige hap/soep/stamppot.
miltefare:: {K} (fig) opvoeren, opdrijven, verhevigen, vergroten.
miltefaros:: {C} opvoering, opdrijving, verheviging, vergroting.
miltefe:: {K} (lett) versterken, sterker maken.
miltefe-armt:: {U} aansterken.
miltefelek:: {S} sterkstroom.
Miltef-fes-Crana-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Sinto-Oaji-Quzo); .
miltefiy:: {A; mv=enk} sterkte.
miltefos:: {C} versterking.
miltef-qupp:: {I} hooggeacht.
Mil’:: {afk} »Minde-l’nts.
mimšer:: {C} ellende.
mimšiy:: {I; [mv=enk]} ellendig, rampzalig, heilloos.
mimpit:: {C} boek; ef gyre ef ~ furt flj: iets in de hand werken.
Mimpit-aptoppat:: {N} "Boekenmuseum" (museum in Gralkrich); .
mimpitblef:: {C} rug van een boek; do lelperre eft utfin ~: hij gaat prat op zijn belezenheid; hij loopt te koop met zijn culturele kennis.
mimpiterfe:: {U} boekhouden.
mimpiterfer:: {C} boekhouder.
mimpiterfos:: {C} boekhouding; het boekhouden.
mimpitfolā:: {C} boekhandel[aar].
mimpitlot:: {C} boekenkast.
mimpit-nregtā:: {C} boekenplank.
Mimpit-sentrym TC:: {N} (boekhandel in Gralkrich); .
mimpit-sivvos:: {C} antiquariaat.
mimpit-stunnās:: {C} boekensteun.
min:: {VZ} (arch); »mintof; »mink’r.
min:: {PXimpr} (gereduceerde vorm v vz mink’r of mintof) na; »min-.
MINĀF:: {afk} »Mittus-nālp-feslosos.
Minā-nutter:: {G} (stad in Plefō).
Minā-zutter:: {G} (stad in Plefō).
minda:: {PX.c > c} rood; »minda-.
Minša:: {M}.
mindabārbe-huron:: {C} slanke duingentiaan (L. Gentianella amarella).
mindabasc:: {C} roodborstje (vogel) (L. Erithacus rubecula).
mindaen:: {C} rood; rode kleur; rode kleding; eup farte fes ~s: ze gaat in het rood gekleed.
mindafebbe:: {C} roodvonk.
mindajōrm-flechā:: {C} dodaars (vogel) (L. Tachybaptus ruficollis).
mindajōrm-plōnsatjen:: {C} roodkeelduiker (vogel) (L. Gavia stellata).
mindakasera:: {C} (vrw lid vd Erg kloosterorde »Mindakaser-wālka).
Mindakaser-wālka:: {C} (Erg kloosterorde); .
Mindaklafas-agru:: {G} (bergtop in het rcō-gebergte; 1380 m hoog); ; (DOM 175).
Mindakōbo-seert:: {N} (verzorgingstehuis in Teereso); .
mindakrutt:: {C/S} Robertskruid (L. Geranium robertianum).
mindanurp-dōlze:: {C} tafeleend (L. Aythya ferina).
Mindarater-ark:: {W} (stadswijk in Amahagge); .
mindār’r:: {C} spectrum (alle kleuren vd regenboog); (= »minda + »bār’r).
mindasnep-meve:: {C} zilvermeeuw (L. Larus argentatus).
mindatrunn:: {C} gekraagde roodstaart (vogel) (L. Phoenicurus phoenicurus).
mindaweinō:: |minndaenō| {S} rode wijn.
mindaweinoh:: |minndaenoh/..enō| {C} rode wijn; eft ~: een glas rode wijn.
mindawyger:: (mindayger) {C} [echte] knoopkruid (L. Centaurea jacea).
mindayger:: {C} »mindawyger.
mindazelf’er:: {C} koperwiek (vogel) (L. Turdus iliacus).
mindazjuta:: {C/S} rood guichelheil (L. Anagallis arvensis arvensis).
Minde:: {G} (hoofdstad v Ziyp); (DOM 153-154).
Mindee:: {N} (kasteelruļne; gemeente Minde); .
Mindee-capū:: {G} (kaap op zuidoostpunt v Berref; 84 m hoog); .
mindefit::
Mindefit:: {F}.
mindefit-bloer:: {C} hordā ~: avondrood (vlinder) (L. Deilephila elpenor).
mindefite:: {U} blozen.
mindefiten:: {C} rood; rode kleur; rode kleding; eup farte fes ~s: ze gaat in het rood gekleed.
mindefiter’:: {I} roodachtig.
Mindefit Ingoch:: {N} "Rode Tong" (Bergparel-hotel in Kulano-zeces (Mozent)); .
mindefit-miriy:: {I} roodharig.
mindefitos::
Mindefit Uza:: {N} Het Rode Kruis (Spok vestiging in Amahagge); .
mindefit-’c:: {C} Amerikaanse eik (L. Quercus rubra).
mindefit-’ry:: {C/S} rode kool.
Minde-fonis:: {G} (baai tussen oostkust v Ziyp en Pōmānhynne bij Uofiten); .
Minde-l’nts:: {N} (afk= Mil’) (gemeentelijk vervoerbedrijf v Minde); .
Minde-MG:: {N} (station).
Minde-Pola:: {N} (station).
Minde-Port:: {N} (station).
Minde-Tergycc:: {N} (station).
mindistiy:: {C} (tot 19e eeuw) plaats (poststation) waar paarden gewisseld konden worden; (tot 1903) herberg, hotel; (na 1903) niet-particulier hotel dat aangesloten is bij een toeristenorganisatie; »mjinde; »hotela.
Mindistiy Zverosta:: {N} (redelijk luxueus hotel op gelijknamige eilandje); .
mindoh:: {I} leuk, aardig.
minerala:: {I} mineraal (bv).
mineralo:: {C} mineraal (zn).
Minerva:: {N}
Minerva-fōresta:: {G} (bos; gemeenten Zar en Zar-Husta); .
minfjy:: {C} (pop) close-up; »minteffat-fjy.
ming:: {I} helder, proper, rein.
minga:: {C} helderheid, properheid, reinheid.
mingatra:: {C; mv= ~s} werkster (ook bijen).
minge:: {K} schoonmaken, reinigen.
minge-harbos:: {A} reinigingsdienst.
mingos:: {C} reiniging.
minhóf:: {C} naheffing, navordering (v belasting); .
minipizza:: {C} minipizza.
Minjatūr:: {F}.
mink:: {C} week (in de christelijke tijdrekening 7 dagen, de 1e dag op maandag; in de Erg tijdrekening 9 of 10 dagen); ~ nert ~ iftam: om de week; effer ~: een dezer weken; fes ef ašiyk mare-~: in de laatste week van maart; do zāre [amiši] ten ~s fes kult zeces: hij woont [pas] twee weken in ons dorp.
minkabi:: {C} nadruk, herdruk (v boek).
minkafiy:: {C} weekblad.
mink-d’fo:: {C} weekeinde (in Spok: zaterdagmiddag, zondag en eventueel maandagochtend).
minkeda:: {C} (lett) vondst, gevonden voorwerp.
minkede:: {K} vinden, aantreffen.
minkede-efanty:: {C} vondeling.
minkede-t’rt:: {K} terugvinden.
minkede-wós:: {C; mv= ~a} vindplaats.
minkede-wósa:: {mv} »minkede-wós.
minkedos:: {A} (fig) vondst; uitvinding.
Minkedos-afstoen:: {N} "Tempel der Vindingen" (tempel bij Montrō-Plaju; gemeente Quafaiy); .
minkers:: {ZV; mv; gnp= ~er; gnz= ~’r; rs= ~es} verscheidene[n], sommige[n]; ef flās latere fes ef omelech, ~’r bōrtés melde rōftiyn: de vlaggen wapperen in de wind, de rand[en] van sommige is/zijn gescheurd; ūrstor ~: sommige die versleten zijn.
minkerser:: {gnp} »minkers.
minkerses:: {rs} »minkers.
minkers’r:: {gnz} »minkers.
mink-holfe:: {C} [fes] ~ ten: in de tweede helft van deze week.
minkiy:: »-minkiy.
-minkiy:: {I} weeks; (bijv) sers-~: zesweeks (6 weken durend).
minkpip:: {III} de hele week.
minksot:: {I} wekenlang.
mink-terrats:: {mv} »mink-tof.
minktiy:: {I} wekelijks; 10 ~n tims: 10 keer per week; dur-~: elke drie weken, driewekelijks.
mink-tof:: {C; mv= ..-terrats} weekdag (maandag, dinsdag enz).
mink-wagy:: {C} weekloon.
mink’rcralōf:: {C} plaatsvervanger.
mink’r’rōm:: {C} overwerk.
minn:: {C} mijn (ontplofbaar).
minnepirt:: {C} porseleinen voorwerp.
minnepirta:: {S} porselein.
minnepirtiy:: {I} porseleinen, van porselein gemaakt.
minnks:: {SX.vz} (gereduceerde vorm v minkers; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) (bijv) 'karaminnks = helkara minkers: naar sommige[n] [toe].
minn-pārer:: {C} mijnenveger.
minōr:: {C} mineur (muziekterm).
mint:: {VZ} (arch); »mintof; »mink’r.
minte:: (= minto) {PXimpr} lang; »minte-.
minteffat:: {C} voorgrond; (= »mink’r + »teffat).
minteffatiy:: {I} (lett/fig) op de voorgrond; eft ~ veldur: een op de voorgrond tredend persoon.
Mintefit:: {F}.
mintepot:: {I} lang; eft ~ storās: een lang verhaal (= een verhaal dat vele pagina's beslaat); (vgl) eft liyrs storās: een lang verhaal (= een verhaal waarvan het vertellen lang duurt); eft ~ promirret: een lange wandeling (lang in afstand); (= »minte + »pot).
mintepotare:: {U} lengen, langer worden.
mintepotaros:: {C} lenging, het langer worden.
Mintepot Chat-fōresta-plep:: {W} .
mintepote:: {K} verlengen; doortrekken (v leiding, weg); sluiten (v gordijnen).
mintepoter:: {C} verlenging, iets wat verlengd is.
mintepoter’:: {I} langwerpig.
Mintepot Huftroes-pōnt:: {N} (spoorwegviaduct; gemeenten Balier, Ozaneto a/e Leije en Teereso); .
mintepot-lofa:: {C/S} littit ~: wilgenroosje (L. Chamaenerion angustifolium).
Mintepot Mirra:: {G} (dorp; gemeente Ponune).
Mintepot-Moffain-sentrym:: {N} (winkelcentrum in Zest); .
Mintepotor Kindista-weg:: {W} .
mintepotos:: {C} verlenging, het verlengen.
mintgrum:: {C} pepermunt[je] (snoepgoed).
minto:: {PX} »minte.
mintofess:: {III} achteraf, uiteindelijk; lich ~: alsnog.
mintohós:: {C} kaplaars.
mintokas:: {C} lange jas.
mintokors:: {C} [lange] kous.
mintokul:: {C} "langschuur" (feitelijk een zeer lang en smal woonhuis, zoals in Munt gevonden wordt; .
mintotrekkiy:: {I} langdradig.
mintoxolijiy:: {I} ongenaakbaar (mens).
minūm:: {I} minimum (bv); lo ~: minimaal; tot een minimum.
minūmiy:: {C} minimum (zn); armt eft ~: tot een minimum.
minuproje:: {C} nageslacht.
miōle:: {U} miauwen.
miōlos:: {C} gemiauw.
mip:: {PX.ww > ww} (nieuwe ww'n); »mip; »mip-.
mip:: {SX > c} boek; (bijv) skomip: zakboekje; cāsmip: kasboek; Ergemip: ("het boek van Erget").
mipa:: {C} uiting (uitspreken; creatief); visuela ~: visualisatie (iets visueel uitdrukken).
miparat:: {C} uitmonding (v rivier).
mipare:: {U} uitmonden (rivier).
mipareū:: {C; rs= ~t} buitengebied (gebied buiten de bebouwde kom waar mensen wonen).
mipareūt:: {rs} »mipareū.
miparfine:: |miparfIne| {K} onthutsen, verbijsteren.
mip-arfine:: |mIparfine| {U} (lett) uitkomen; eft ’rō mip-arfinor striymā: een pas uitgekomen kuikentje; ef terf ~ fesdu ef Korda-mirra: de steeg komt uit in de Kerkstraat.
miparfinn:: {I} onthutst, verbijsterd.
miparfinos:: |miparfInos| {A} verbijstering.
mip-arfinos:: |mIparfinos|
mipa-seg:: {C} spreekwoord.
mipayr:: {S} buitenlucht; ef klahere mip ef ~: van de buitenlucht afsluiten.
mipbautoe:: |mipa..|
mipbautoos:: |mipa..| {C} (alg) schifting, afzondering; (medicijn) uitwerking; (seksueel) het klaarkomen; orgasme.
mipblōfe:: |mipl..| {U} uitvallen (niet meer meedoen: voetballer, soldaat ed).
mipcolye:: {K} sorteren, schiften, uitzoeken.
mipcolyos:: {C} sortering, schifting; het uitzoeken.
mipšéare:: {U} ontsnappen (lucht, stoom ed).
mipšéare-gaza:: {S} uitlaatgas[sen].
mipšō:: {I} middendoor (gebroken).
mipšobiyre:: {K} afleveren, opleveren (v opgedragen werk: aannemer, schilder ed).
mipšobiyros:: {C} aflevering, oplevering (v opgedragen werk: aannemer, schilder ed).
mipdreute:: {K} ontwikkelen (v foto).
mipdu:: {III} [naar] buiten; do farte ~: hij loopt naar buiten; do melde ~: hij is buiten.
mipe:: {U} piepen (v dier).
Mip Ef Knurfel:: {F}.
mipende:: (mipvende) {K} gaan uit, uitgaan.
mipenner:: {gnp} »mipenn.
mipenn’r:: {gnz} »mipenn.
Mipermen:: {F}.
miperte:: {E} talent hebben.
mipertelira:: {tdw} talent hebbend, talentvol.
miperten:: {C} de aanwezigheid van talent.
miperter:: {C} genie, talent, talentvol persoon.
mipertos:: {A} aanleg, talent.
mipertosiy:: {I} machinaal, zonder nadenken.
mipfartatjen:: {C} emigrant.
mipfarte:: {U} emigreren.
mipfartos:: {C} emigratie.
mipfiniiy:: {I} extreem.
mipfiy:: {C} (alg) uitgang (v kamer, gebouw); (taalk) achtervoegsel, suffix.
mipfiytof:: {C} vervaldag.
mipfrenvue:: {K} ~ [helkara]: verbasteren [tot].
mipfrenvuor:: {I} ~ helkara: verbasterd tot.
mipfrenvuos:: {C} verbastering.
mipgāf:: {wst} »mipgāfje.
mipgāff:: {gst} »mipgāfje.
mipgāfje:: {K; gst= ..gāff; wst= ..gāf} uitteren.
mipgāfje-kingoh:: {S} roofbouw.
mipgāfjos:: {C} uittering.
mipgei:: {I} buitenissig; excentriek, zonderling.
mipgyr:: {I} volstrekt.
mipiy::
mipiye:: {U} verlopen zijn, niet meer gelden.
mipjarros:: {A} uittreding (parapsychologisch: ziel uit lichaam).
mipjepse:: {E} druipen.
mipjepsos:: {C} gedruip.
mipjikate:: {K} (fig) uitschakelen.
mipjikatos:: {A} uitschakeling.
mipjiyxe:: {K} uitstrooien (alg); rondstrooien (v praatjes).
mipjiyxos::
mipkafte:: {K} verrekenen (betalen).
mipkaftos:: {A} verrekening.
mipkett:: {C} deposito.
mipkette:: {K} verstrékken, afgeven; aanbesteden.
mipkettos::
mipkirture:: {K} schuwen.
mipkirturos:: {A} het schuwen.
mipkrur:: {C} buitenmuur, buitenwand.
miplade:: {K} ontladen; afschieten (v wapen).
miplados:: {C} ontlading; het afschieten (v wapen).
miplango:: {VZ} buiten langs; »langomip.
miplorerde:: {K} opkopen.
miplorerdos:: {C} opkoop.
miplydos:: {C} ontzet (bevrijding door leger).
mipmerre:: {K} overtroeven.
mipmerros::
mipmerte:: {U} uitrukken (leger, brandweer).
mipmertos:: {C} uitrukking (v leger, brandweer).
mipméte:: {K} (lett) buitensluiten; niet binnenlaten; voor de deur laten staan.
mipmétos:: {C} (lett) buitensluiting; het buiten laten staan.
mipmuše:: {K} afzien van.
mipnjebopiy:: {C} zeescheepvaart.
Mipnjebopiy-ofiss:: {N} "Zeescheepvaartkantoor" (instantie te Amahagge); .
mipnoftate:: {U} zich onthouden.
mipnoftatiy:: {I} zich onthoudend; niet-doende.
mipnoftatos:: {C} onthouding.
mipnutare:: {K} ~ ón: overhóren.
mipnutaros:: {C} overhóring.
mipn’zzel:: {I} ongenietbaar (v boek, voedsel, drank).
mipoggoe:: {K} vergelden.
mipoggoos:: {A} vergelding.
mipoiyste:: {K} »mipwoiyste.
mipoiystos:: {A} »mipwoiystos.
mipojelstos:: {C} consumptie, gelag (in café).
mipole:: {K} uitbreiden.
mipolos:: {C} uitbreiding (meestal: het uitbreiden).
mipoume:: {K} deserteren.
mipoumer:: {C} deserteur.
mipoumos:: {C} desertie.
mipovap:: {C} buitenkant, buitenzijde.
mippainos:: {C} overheid; gezaghebbend lichaam.
mippainos-siyclo:: {C} overheidssector (tegenover marktsector).
Mippar:: {G} (dorp; gemeente Girdes).
mippāre:: {K} uitdagen (voor wedstrijd ed); oplopen (v ziekte/vertraging ed).
Mippar-Girdestona:: {G} (oostelijke tak vd Girdestona in de Girdestiy-delta); .
Mippar-nūrcus:: {N} (autoveer op de Girdestona); .
mippāros:: {C} uitdaging (voor wedstrijd ed); (euf) eft veldur lef eft ~: iemand met een mogelijkheid (gehandicapte).
mipper:: {C; mv/rsmv= ~per} zuil, kolom.
mipperper:: {mv/rsmv} (=red); »mipper.
mippes:: {III} uit elkaar, uiteen.
mippildos:: {A} lezing (wijze v voorstellen).
mippitste:: {K} uitvissen, uitzoeken.
mippitstos:: {C} het uitvissen, het uitzoeken.
mipplae:: {K} uitbesteden.
mipplaos:: {C} uitbesteding.
mip-pliyfon:: {C} afdronk (wijn).
mippónze:: {K} getuigen van; kā rāviy nert ~ pert cošos: die opmerking getuigt niet van veel tact.
mippónzelira:: {VZ} (betrekking) getuige (vz).
mippotóše:: {K} ~ ón: misgunnen (met wraakgevoelens, leedvermaak, ed); »idemonslenpe.
mipprabare:: {U} ~ hogorit: uitsteken boven (fig); ef š’m’rōmelde ~ hogorit ef miytjāiy: de werkloosheid steekt boven het gemiddelde uit.
mippurfille:: {K} seinen; tekens geven.
mippurfillos:: {C} gesein; het geven van tekens.
mipputtare:: {K} afhalen (v bed); wegnemen (tafellaken); ef ~ smurf rifonn eft zolle-nota: geld van een bankrekening afschrijven; (vgl ook »mipputte).
mipputte:: {K} wegnemen, ontvreemden.
mipputtos:: {C} wegneming, ontvreemding.
mipqufrate:: {K} afdingen op.
mipqufratos:: {C} afdinging.
mipqugg:: {gst} »mipqugle.
mipqugle:: {U; gst= ..qugg} nawerken.
mipquglos:: {C} nawerking, naweeėn.
mipquistuxe:: {K} afstompen.
mipquistuxos:: {A} afstomping.
mipqurstoxe:: {K} ~ armt: uitsluiten van.
mipqurstoxos:: {A} uitsluiting.
mipreppe:: {K} kwijtschelden.
mipreppos:: {A} kwijtschelding (ook fiscale term); .
mipreve:: {U} overslaan (brand, ziekte).
miprevos:: {C} overslag, het overslaan (brand, ziekte).
miprif:: {C} factor; omstandigheid.
mipriffare:: {K} (lett/fig) teren op.
mipriffos:: {C} ontlasting, feces.
miproit:: {I} royaal, ruim (v afmeting).
miprue:: {U} braken, overgeven; (sprkw) hōm ~, stus poire kelot velk: wie braakt leeft tenminste nog (gezegde uit de 15e eeuw; ong: blaffende honden bijten niet).
mipruos::
miprutōse:: {K} ontbinden, opheffen (v commissie ed).
miprutōsos:: {A} ontbinding, opheffing (v commissie ed).
mips:: {C} mond[ing] (v rivier, kanon ed).
miparcess:: {I} buitenlands, uit het buitenland; (= »mip + »arcess).
mipark:: {C} buitenland.
miparkiy::
Mipark-Ofiss:: {N} "Buitenland-Bureau" (onderdeel vh Ministerie van Buitenlandse Zaken dat de belangen vd vertegenwoordigingen in het buitenland behartigt en coördineert); .
Mip Seert:: {F}.
mipsértiy::
mipsivve:: {U} zich afscheiden; ~ trāk: afscheiden van (lett).
mipsivvos::
mipslap:: {C} wekker (klok); ef ~ kirre kva den ...: er komt [ooit] een moment/ogenblik dat ....
mipovos:: {C} bestek, bouwtekening.
mipspuriy:: {I} onnavolgbaar.
mips’rte:: {K}
mips’rtiy:: {I} uitstedig.
mips’rtos::
miptaffe:: {K} ~ luft: afhouden van; do ~ Pyt luft groft ’rōm: hij houdt Pyt van zijn werk af; do ~ eup luft belt kalómba: hij leidt haar aandacht af.
miptarpenne:: {K} vrij zijn van.
mipter:: {I} buitenste, uiterlijke.
miptiyn:: {C} afval[stof].
miptiynlot:: {C} afvalcontainer.
miptiyn-tāx:: {C} afvalstoffenheffing.
miptrekke:: {K} schorsen, verdagen; ~ armt: uitstellen tot, opschorten tot, verlengen tot; ef umynasts sener ’rōm ~: de mijnwerkers hebben hun werk neergelegd (ze staken); ef ~ forts: de tijd rekken.
miptrekke-naliycos:: {A} achterstallig onderhoud.
miptrekkos:: {A} uitstel, respijt; schorsing (v vonnis); opschorting (fiscale term); (sprkw) ef ~ nert melde ef mipreppos: uitstel is geen afstel; .
miptrempe:: {U} ~ [furt]: afstuderen [in].
miptremper:: {C} afgestudeerde (iemand die zijn (universitaire) studie heeft afgerond maar (nog) geen baan heeft).
miptreske:: {Upr} ~ ón: zich uitsloven voor.
miptrije:: {K; gst= ..trit} experimenteren met.
miptrit:: {gst} »miptrije.
mipufire:: {K} uitrijden (uit garage ed).
mipurā:: {I} onbesuisd.
mipvende:: {K} »mipende.
mipvendelira:: {I} smakeloos (afkeer inboezemend, tactloos: v vertoning ed).
mipwoiyste:: (mipoiyste) {K} (fig) afwikkelen, afhandelen.
mipwoiystos:: (mipoiystos) {A} (fig) afwikkeling, afhandeling; transactie.
mipxolije:: |X| {K; gst= ..xolit} afstand doen van.
mipxolit:: |X| {gst} »mipxolije.
mip’rōm:: {C} (fig) sleutel (v code ed).
mip’rōme:: {K} uitwerken.
mip’rōmelira:: {I} uitvoerig.
mip’rōmer:: {C} samensteller, schrijver (v boek).
mip’rōmiy:: {I} werkzaam; uitwerking hebbend; impactvol, effectvol.
mip’rōmos:: {C} uitwerking; arrangement (bijv geheel verzorgde reis).
mip’rs:: {C} uiterlijk (zn), aanzien.
mip’rsane:: {U} eruitzien (een bepaald uiterlijk hebben); eft per-snerf ~ kol?: hoe ziet een mestkever eruit?.
mip’rs-tiyn:: {C} toiletartikel.
mipzālbinase:: {K} uitkeren.
mipzālbinasos:: {C} uitkering.
mipzōle:: {U} rondvliegen; in het rond vliegen (brokstukken ed).
mipzurrere:: {U} overblijven (nog leven als anderen dood zijn).
mipzurrere-la'ycā-tāx:: {C} (afk= milat) successierechten, erfbelasting; .
mir:: {C} haar; gress cye sener ~s: ik kam mijn haar; eup lelperre mintepot ~s: ze heeft lang haar; fes ronter ~s: heelhuids.
Miras:: {F}.
Mirāstriymiy:: {G} (dorp; gemeente Acaratsa).
mir-balsem:: {S} haarcrčme, brillantine.
mir-bent:: {C} haarband, diadeem.
miriy:: {I} harig, behaard; van haren gemaakt.
mir-kles:: {S} tandjesgras (L. Sieglingia decumbens).
mir-k’ponjer:: {C} haardroger, föhn.
mir-mut:: {C} behaard vel, vacht (v levend dier).
mir-noftate:: {U} verharen.
mir-noftatos:: {C} verharing.
Mirnurp:: {F}.
mir-quz’r:: {C} kapsel.
mirra:: {C} (afk= mra) straat, weg; kaf/fes ef ~: op straat; ef melde kaf ef ~: op weg zijn; ef vende kaf ef ~: zich op weg begeven; ef nutraliy ~: (fig) de middenweg; ef linne ef knōf ~: (fig) naar de bekende weg vragen; āfry ef lacsiy ~: via de wettelijk voorgeschreven weg.
Mirra:: {F}.
mirra-caribos:: {C} wegdek.
mirra-chikonatjen:: {C} wegbeheerder.
mirra-ef-ovap:: {C} zijstraat.
Mirra helkara ef Cladesz:: {W} .
mirra-ileset:: {C} vluchtheuvel.
Mirra kusamat ef Afstoen:: {W} .
mirraōrm:: {C} wegwijzer.
mirra-quanka:: {C} straatnaam.
Mirra rifo Koffon Ārmyll:: {W} .
Mirra rifo Mintepot Moffain:: {W} .
Mirras helkara ef Arfinveliy:: {N} (titel ve rapport); .
mirrātat:: {C} lantaarnpaal.
mirratjen:: {C} wandelaar.
mirraukér:: {C} boerenweggetje, landweggetje.
mirre:: {U} wandelen (vrnl in de stad).
mirre-kr’os:: {C} mobiele telefonie.
mirrere:: {U} [zich] weerspiegelen; weerspiegeld worden.
mirreros:: {C} weerspiegeling.
mirre-telefonos:: {C} mobiele telefoon, mobieltje; (»portariy).
mir-rimm:: {C} scheiding (in haar).
mirrof:: {C; mv/rsmv= mirrōfe} (afk= mrf.) afzender.
mirrōfe:: {mv/rsmv} »mirrof.
mirrofsmurf:: {S} lef ~ (afk= l/ms): franco.
mirrōr:: {C} spiegel.
mirrore:: {K} [doen] [weer]spiegelen (ook fig).
mirrōre:: {K} spiegelen.
Mirrōr-wuma:: {G} (bos; gemeenten Flo en Plāk); .
mirros:: {C} wandeling.
mirrovap:: {C} berm.
mirrzorā:: {C} wandelstok.
Mirsen:: {J}.
mirt:: {I} gehoorzaam, braaf; ef kette ~ armt rst/flj: iemand/iets gehoorzamen.
mirtémp:: {C} baardstoppel.
mirtiy::
mirynt:: {C} roskam.
mir-zieo:: {C; rs= ..-ziet} badmuts.
mir-ziet:: {rs} »mir-zieo.
misan:: {C} winkel.
misaner:: {C} winkelier, winkelbediende.
misanera:: {C} winkeljuffrouw.
misannolac:: {C} winkelauto, rijdende winkel; .
misanōrm:: {C} winkelopschrift; uithangbord van winkel.
misansért:: {C} warenhuis, grote zelfbedieningszaak.
misan-siyclo:: {C} winkelketen.
misan-spāklān:: {C} winkelier, winkeleigenaar.
misan-zāros:: {C} winkelhuis (pand waarin zowel de winkel als de woning zich bevindt).
mise:: {K} missen, ontberen (vooral v iemand op wie men gesteld is).
Miešā:: {G} (dorp; gemeente Granō).
miskān:: {I} dankbaar, erkentelijk.
miskāniy:: {A; mv=enk} dankbaarheid, erkentelijkheid.
miskof:: {C} nacht (22-1 uur); lelmo ~: vannacht, hedennacht (22-1 uur: die nog komen moet, of reeds aan de gang is); lāst ~: vannacht, afgelopen nacht (22-1 uur); fes ~!: goedenacht! (bij komen); (in spr krijgt miskof wel de uitgebreide betekenis v k’l = nacht v 22-4 uur); fes ef ~: 's nachts (in een bepaalde nacht); óps probara beri piykniyke fes ef fōresta fes ef ~: ze wilden 's nachts in het bos gaan picknicken.
miskofas:: {III} 's nachts (22-1 uur: zo goed als elke nacht); riyfain ~: elke nacht; (in spr krijgt miskofas wel de uitgebreide betekenis v k’las = 's nachts v 22-4 uur).
miskoffin:: {C} aanbreken van de nacht.
miskofišāf:: {C} nachtschade (plant) (L. Solanum); bār’r ~: bitterzoet (L. S- dulcamara); doffiy ~: zwarte nachtschade (L. S- nigrum).
miskofiy:: {I} nachtelijk, gedurende de nacht.
miskofkas:: {C} pyjama, nachthemd.
miskof-meldos:: {C} nachtverblijf.
miskofojel:: {C} koperuil (nachtvlinder) (L. Diachrysia chrysitis).
Miskof-tof:: {N} (titel toneelstuk); .
mion:: {C} missie.
misos:: {A} gemis, het missen (vooral v iemand op wie men gesteld is).
miss:: {!} (pop) dank u wel (als men iets krijgt); »missjeffō!.
miss.:: {afk} »missjeffō!.
missafiy:: {C} bedankbrief[je].
misse:: {K} ~ rst frópj’ flj: iemand [be]danken voor iets; ef kettelira ~ frópj’: te danken zijn aan; (tdw) ~lira rst/flj: met dank aan iemand/iets.
misse-olg:: {C} "dankplank" (houten bord met een dankwoord, meestal versierd met bloem- of landschapsmotieven; werden door dankbare Erg gelovigen aan een priester of kerk geschonken; typisch Berrefs gebruik); ; (DOM 25).
misse-stāgtiyn:: {C} toegift (bij muziekuitvoering).
missis:: {C; mv= ~a} zwam, paddenstoel (ihb zonder duidelijke steel en hoed, zoals koraalzwam of varkensoor; dikwijls ook giftig).
missis-:: {PX.zn} (vulg) rot, klote, klere; (bijv) missis-'jan: rotjongen; missis-oto: rotauto, klote-auto.
missisa:: {mv} »missis.
missistel:: {Cef} (afk= MI) "paddenstoelmaand" (6e maand v Erg tijdrekening).
missjeffō:: {!} (afk= miss.) dank u wel, bedankt (als men iets krijgt); ~ furt gert c’rtiyr!: bedankt voor uw hulp!.
missna:: {Iid} mager||vet; eft ~ knociy-efanty: een mager kind; eft ~ rōsiy-merater: een vette man; ef boerts melde ~ lef lent muts: de koeien zijn mager (vel over been); ef knoks melde ~ lef beldrast-muts: de varkens zijn vet; ef ~ zempers š’m gūšes: de magere jaren; ef ~ zempers lef hūat Steufima (of: Koronalista) ur ef ōcs lef idem Pjānts: de vette en de magere jaren.
missos:: {A} dank.
misst:: {C} briket.
misstere:: {U} briketten stoken; eft ~lira fradās: een stoomlocomotief die met briketten gestookt wordt.
mistlikoe:: {C; rs= mistlikóte} wildernis.
mistlikóte:: {rs} »mistlikoe.
Mistot Vraignée:: {F} (Fra).
Mist’r:: {F}.
Mist’r & Segt:: {N} (ijzergieterij in Knolbol); .
mit:: {SX > c} kamer, vertrek; (bijv) (met de archaļsche infinitief slapel) slapelmit: slaapkamer; (met wst qu’) qu’mit: wachtkamer; (de archaļsche infinitief op -el wordt gebruikt bij ww'n met een variabel accent: slapelmit, codrelmit; bij gefixeerd accent vervalt de -l: kullemit, plettemit).
mita:: {PXimpr.ww > ww} (nieuwe ww'n; gereduceerde vorm v mitai); »mitai; »mita-.
Mitā:: {G} (stad in Plefō).
mitaamifftūre:: {K} gehouden worden voor; doorgaan voor; gelden als.
mitablacroelira:: {I} gestaag, aanhoudend (met de nadruk op het ononderbroken/langzame karakter); eft ~ šédamarte: een gestage neergang.
Mitā-Bref-vjadūk:: {N} (spoorwegviaduct; gemeenten Bref en Mitā); .
mitachos:: {C} opname (v foto, film, geluid ed).
mitachoe:: {K} opnemen (v foto, film, geluid ed).
mitachoer:: {C} taperecorder.
mitachoos:: {C} opname, het opnemen (v foto, film, geluid ed).
mitacolye:: {K} schudden (v kaartspel).
mitacolyos:: {C} [de beurt van het] het schudden (v kaartspel).
mitadrave:: {K} overtrekken, natekenen (op transparant papier).
mitadravos:: {C} overtrek (tekening op transparant papier).
mitaente:: {K} »mitawente.
mitagre:: {K; gst= ..gret} ontzetten; uit zijn verband brengen (v machine, muur, as ed).
mitagreiy:: {I} ontzet (uit zijn verband: v muur ed).
mitagret:: {gst} »mitagre.
mitaholare:: {K} overbrengen.
mitaholaros:: {C} overbrenging, het overbrengen.
mitahue:: {K} afschrijven (waardevermindering).
mitahuos:: {A} afschrijving (waardevermindering).
mitakafte:: {K} overmaken, óverschrijven (geld, bedrag).
mitakafte-scrift:: {C} overschrijvingsformulier (om geld vd ene bankrekening naar de andere over te maken).
mitakaftos:: {A} overmaking, óverschrijving (geld, bedrag).
mitakōltos:: {C} omloop, kringloop.
mitalinnos:: {C} navraag.
mitaloine:: {K} banen (v weg); de weg vrijmaken voor.
mitaloinos:: {C} het vrijmaken van de weg.
mitamoris:: {III} wellicht (als een suggestie gezegd); kirro c’rtirecos ~ do: wellicht dat we hem kunnen helpen.
mitamorise:: {K} suggereren.
mitamorisos:: {C} suggestie.
mitaóste:: {U} »mitaóstre.
mitaóster:: {gst} »mitaóstre.
mitaóstre:: {U; gst= ..óster} overlopen, deserteren.
mitapaine:: {K} bezig zijn met.
mitapainos:: {C} het [druk] bezig zijn; [drukke] bezigheid.
mitaperke:: {K} ~ flj: iets als plicht beschouwen.
mitapilde:: {K} storten (v geld op rekening).
mitapildos::
mitaratjen:: {C} verhuurder.
mitare:: {K} verhuren.
mitarepp:: {C} gemachtigde.
mitareppafiy:: {C} schriftelijke machtiging.
mitareppe:: {K} machtigen.
mitarepp-hut:: {C} procuratiehouder.
mitareppos:: {A} machtiging; mandaat.
mitariffe:: {K} (fig) opstellen.
mitariffos:: {A} (fig) opstelling.
mitaros::
mitarr:: {C; mv=enk} (afk= mrr) minuut (tijdsduur); gress qu’o lóf dur ~: ik heb drie minuten gewacht; ef lelperre pérsa ~ fes ér zurtarr: tijd zat hebben; ja ~s: van minuut tot minuut.
Mitārt:: {J}.
mitas:: {I} open (niet op slot).
mitaōp:: {C} filmstudio (= »mitachoe + »ōp).
mitatjen:: {C} huurder.
mitatjyme:: {K} bepraten.
mitaubere:: {K} (lett) opvangen.
mitawente:: (mitaente) {K} ineendraaien, ineenstrengelen.
mitazerfe:: {K} doorzķén, doorgronden; doorhebben; gress ~ do jazy: ik heb hem wel door.
mitazerfiy:: {I} schrander, intelligent.
mitazerfos:: {A} doorgronding; het doorzķén.
mitbūnk:: {C} huurkazerne; (= »mite + »būnk).
mite-j’edos:: {C} huursubsidie.
miteruser’:: {I} bruinig.
miterus-lāgyne:: {K} [aan alle kanten] bruin braden (v vlees).
mitex:: {gnp} »mit 2.
Mitja:: {M}.
mitlāfe:: {E} er de pest in hebben.
mito:: {C} mot (L. Tinea).
mitōfami:: {I} in dit/dat geval (contextueel).
mito-flyddere:: {C} peper-en-zoutvlinder (L. Biston); doffiy ~: donkere peper-en-zoutvlinder (L. B- carbonaria); grist ~: lichte peper-en-zoutvlinder (L. B- betularia).
mitōforty:: {I} in die tijd, toentertijd (contextueel).
mitos:: {C} huur, het huren; huur[bedrag].
mitra:: {PX.c > c} bruin, okerkleurig, donkergeel.
mitraare:: {E} tanen, gelig worden.
mitraōt-missis:: {C} »mitrawōt-missis.
mitraōt-missisa:: {mv} »mitrawōt-missis.
mitraquf:: {C} reuzenknotszwam (L. Clavariadelphus pistillaris).
mitratustūr:: {S} (lichtbruin roggebrood in ronde vorm, uit Zuidoost-Jelafo); .
mitrawōt-missis:: (mitraōt-missis) {C; mv= ~a} bleekbruine bekerzwam (L. Peziza repanda).
mitrawōt-missisa:: {mv} »mitrawōt-missis.
mitrazjol:: {S} bruinkool.
mitré:: {C; mv= ~ja of ~je} bok, geit (mnl).
Mitree-lofa:: {N} (crematorium bij Zar); .
mitréja:: {mv} »mitré.
mitréje:: {mv} »mitré.
mitré-krutt:: {C/S} streepzaad (L. Crepis); pres’r ~: klein streepzaad (L. C- capillaris); ’rg ~: "vol streepzaad" (alleen op Berref) (L. C- plena).
mitré-lofa:: {C} kamperfoelie[struik] (L. Caprifolium).
miterft:: {I} treurig.
miterfte:: {U} ~ [frópj’ rst/flj]: treuren [om iemand/iets].
miterftos:: {A} treurnis.
mitsiy:: {I; [mv=enk]} ranzig, sterk (v boter).
mitsot:: {I} (poe) minutenlang.
mittāc:: {C} muurkrant; aangeplakte mededelingen (vooral burg. stand, straffen ed).
mittarener:: {Crs} schoolbord.
mitte:: {rs} »mit 2.
Mittof & Pijā-kūf:: {N} "Dit & Iets-heel-anders" (stichting om winkels in Asjetto te promoten die telkens twee uiteenlopende producten verkopen: ongebruikelijke combinaties die op een grappige manier met elkaar in verband gebracht worden); .
mittor:: {C; mv/rsmv= mittōre} trap (met enkele treden; korter dan »mittors).
mittōre:: {mv/rsmv} »mittor.
mittors:: {C} trap (tussen verschillende verdiepingen; langer dan »mittor).
mittors-bar:: {C} trapleuning.
mittors-taris:: {C} trappenhuis.
Mittors-taris:: {N} (toren; gemeente Trofy); .
mittus:: {C; mv= o~} kamer; (euf) ef belt ~: toilet, wc; ~ ur brakest: "bed and breakfast"; »Mittus ur Brakest.
Mittus armt ef Cheetucjā:: {G} (voormalig gehucht met kasteelruļne; sinds ca. 1900 onbewoond); ; (DOM 65).
Mittus armt ef Fetu:: {G} (dorp; gemeente Tearo); (DOM 63-64).
Mittus armt ef Krappa:: {G} (dorp; gemeente Stanō).
Mittus-Fetu:: {G} (rivier; deel vd Fetu); .
Mittus luft Šōnhe:: {G} (voormalig dorp; sinds 1951 een spookdorp); ; (DOM 65).
Mittus-nālp-feslosos:: {N} (afk= MINĀF) "Kamer-gastheer-stichting" (overkoepelende Bed & Breakfast-organisatie; hoofdkantoor in Liyrotyka); .
mittus-'nin:: {C} kamermeisje.
Mittus ur Brakest:: {N} (afk= M&B) "Kamer en Ontbijt" (Spok variant v Bed & Breakfast (B&B); vooral in minder welvarende streken bij boeren).
mitulanis:: {VR} waarom?, waardoor?; tu arkette ~?: waarom huil je?; gress linne, tu arkettāt ~: ik vraag waarom je huilt.
mitulanis:: {VG} waarom, waardoor; gress nert tiffe, ~ do arkette: ik weet niet waarom hij huilt.
mit’r:: {gnz} »mit 2.
miva:: {I} lelijk, boos, slecht.
mivaiy:: {A; mv=enk; rs= mivatt} lelijkheid, boosheid, slechtheid.
mivatt:: {rs} »mivaiy.
mix:: {C} scheikundige verbinding.
miy:: {C; mv= més} wak (in ijs).
miyk:: {C} prop.
miylk:: {C} milkshake.
miym:: {C} [vrouwen]borst; ef wencate eft efanty ón ef ~ (ón is vz): een kind de borst geven.
miyna-cāne:: {C} theepot.
Miyna-cluzās:: {N} (uitspanning in Amahagge); .
miyne:: {K} trekken (v koffie, thee).
miynkiy:: {C} Amerikaanse nerts (L. Mustela vison).
miynos:: {C} "trektijd" (tijd die koffie/thee moet trekken).
miyns::
miynslot:: {C} naaidoos, naaimandje.
Miynt:: {F}.
miynte:: {K} (alg) [be]sprenkelen; (ihb) pekelen (v gladde weg).
miyntos:: {C} (alg) besprenkeling; (ihb) pekeling (v gladde weg).
miyp:: {C} gedachte (het denken aan iets).
miypāp:: {I} lichtgelovig.
miyparā:: {C} aandenken, souvenir; eft ~ armt flj/rst: een aandenken aan iets/iemand.
miyparāloper:: {III} bij nader inzien; (= »miypare + »loper).
miypare-fort:: {C} bedenktijd.
miyparelira:: {VZ} (betrekking) denkend aan; gedachtig.
miyparos:: {A} gedachte, denkbeeld, mening; na ~ (afk= n.m.): overwegend, hoofdzakelijk; kost ~ nert kaine, den ...: het komt niet in me op om ...; ef dréme fes ef ~z: in gedachten verzonken zitten; ef kenje ja ~z: op twee gedachten hinken (1 Koningen 18:21).
miype::
miypelira-armt:: {I} achterdochtig.
miype-chūt:: {C} souvenir.
miype-prétt:: {C} inval; plotselinge [goede] gedachte.
miypera:: {I} bedenkelijk.
miypere:: {K} bedenken, uitdenken.
miyperos::
miypertiy:: {I} bedachtzaam.
miype-tijā:: {K} wegdenken.
miype-tiyn:: {C} een ogenblik nadenken.
miype-tval:: {I} liederlijk.
miype-tvalos:: {A} liederlijkheid.
miype-vrōk:: {SC} denkwijze.
miypfjy:: {SC} zinnebeeld.
miyp'kurre:: {I} nert ~: fabelachtig, ongeloofwaardig.
miypos::
miypos-armt:: {A} achterdocht.
miyppere:: {K} verzinnen.
miypperos:: {A} verzinsel, hersenspinsel.
miyprées:: {C} gedachtegang.
miyqu:: {I} leep, slim.
miyr::
miyrare:: {K} in bedwang houden.
miyre:: {K} ~ tukst: dwingen tot.
miyrer:: {C} dwangarbeider.
miyros:: {A} dwang; ef melde fes ef ~ den/furt ...: gedwongen zijn om/tot ....
miyrtiy:: {I; [mv=enk]} kloek, fiks.
miyrūs:: {C} mier (insect); doffiy ~: zwarte wegmier (L. Lasius niger); mindefit ~: rode knoopmier (L. Myrmica ruginodis); ef lelperre ~z fes sener brenkā: (pop) duizelig zijn.
miyr’rōm:: {C} dwangarbeid.
miytjā:: {I} gemiddeld, doorsnee.
miytjā-:: doorsnee; eft miytjā-familijā: een doorsneegezin; eft miytjā-Amero: een doorsnee-Amerikaan.
miytjāiy:: {C; rs= miytjāte} gemiddelde (zn); eft arcess ~: een landelijk gemiddelde.
miytjāte:: {rs} »miytjāiy.
mizzaše:: {U} ~ pai: krioelen van, wemelen van; ~lira pai (evtl als vz-uitdr): krioelend/wemelend van.
mjāe:: {!} miauw! (geluid v miauwende katten).
mjah:: {I} vraatzuchtig.
mjākinā:: {SC} vraatzucht.
Mjanmār:: {G} Myanmar (Burma).
mjāst:: {S} leem, klei.
mjāsta:: {I} lemen, van leem gemaakt; met leem besmeurd.
mjinde:: {E} (dl= Peg) (onderweg wisselen v paard[en]).
mjocc:: {C} (fig) snotneus, snotjongen.
mjochare:: {K} adopteren (v kind).
mjocharos:: {C} adoptie (v kind).
mjoche:: {K} aannemen (v naam; wetsvoorstel ed); (fig) voor schut zetten; voor gek laten staan; ef ~ rst ón flj (ón is dt/vz): iemand onderwerpen aan iets; ef prap ~ ón ef āfts: zich in de schulden steken.
mjochor:: {I} aangenomen (naam); (fig) voor schut gezet; ef melde ~ fes: onderworpen zijn aan.
mjochos:: {A} onderwerping.
Mjochos:: {G} (dorp; gemeente Frezzet).
Mjogt:: {F}.
mjūrter:: {A; mv=enk} onschuld.
mjūrtiy:: {I; mv=enk} onschuldig.
m/K:: {afk} (= mintof »Kriyst).
m-kr:: {afk} »meter-krain.
ml:: {afk} »mililitriy.
mlesende:: {K} verachten.
mlesendos:: {A} verachting.
mlesentiy:: {I} verachtelijk.
Mlex:: {N} (restaurant aan de Larmin-kust; gemeente Manes-Pōmān); .
Mlex-ager:: {N} (badstrand; gemeente Manes-Pōmān); .
mlobe:: {S} kwijl.
mloberre:: {U} kwijlen.
mloberros::
Mlōggee-kapela:: {N} (kapelletje aan het Mlōggee-stuwmeer); .
Mlōggee-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Daba-Ch’rg); .
Mlōggee-ses:: {G} (stuwmeer in de Gāp; district Neno); .
mlopp:: {C} (vulg) lul, lummel (persoon; zowel mnl als vrw).
ml’chā:: {C} voorteken.
mm:: {afk} »milimeter.
MN:: {afk} »Milbonolac.
MNaS:: {afk} »morg-noftate-armt-sentrym.
MO:: {afk} »mondōtel.
mo.:: {afk} »monentink.
mōbāriy:: {C} monument.
Mōbāriy furt Beecān:: {N} "Monument voor de Vrede" (monument; gemeente Teta); .
Mōbāriy-ratt:: {N} (afk= MR) "Monumenten-Raad" (vgl Monumentenzorg; hoofdkantoor in Gret); .
mobile crane hire:: {N} (afk= mch) (hijswerktuigverhuurbedrijf in Amahagge); .
mobilofonos:: {C; mv= ~z} mobilofoon.
moch:: {C}
Mōcla:: {F}.
Modderfyne:: {F}.
móde:: {U} brullen.
modell:: {C} model.
Modesta:: {J/M}.
modifye:: {K} wijzigen.
modifyos:: {C} wijziging; eft ~ armt ef aupross: een wijziging in het beleid.
modiste:: {C} modeontwerpster.
mōšit:: {C} grendel.
mōšite:: {K} (lett) [af]grendelen; (fig) bruusk in de rede vallen; afkappen, afbreken (v gesprek).
mōšiter:: {C} (iemand die anderen [altijd] in de rede valt).
mōšit-fest:: {I} vergrendeld.
mōšitiy:: {I} abrupt.
mōšitos:: {C} (lett) [af]grendeling; (fig) afkapping (v gesprek); het in de rede vallen.
módos:: {C} gebrul.
mōduh:: {C} slecht bericht.
Moėfinex ef Blufk:: {N} (golfterrein; gemeente Kles); .
Moėfint:: {N} (herberg in Munuā; gemeente Lapoā); .
Moėlehhe:: {F} (Peg).
Moeni-knurfel:: {N} "Bronwater" (Bergparel-hotel in Afacha); .
Moeni-oftian:: {W} (stadswijk in Amahagge); .
Moenon:: {F}.
Moens:: {N} (naam v steenkolenmijn; gemeente Tul’nn); .
Moens-eka:: {G} (droogvallende kustwateren langs noordwesthoek v Tjemp bij Nutterkoles); .
Moens-ilesets:: {Gmv} "Stormeilanden" (de eilandjes Mota, Lokaren, Ešiy, Plās en Plā-ileset langs de noordkust v Tjemp); ; (DOM 79-80).
Moens-karees TC:: {N} (rederij, hoofdkantoor in Plā (TJP)); .
Moens-wuma:: {G} (bos; gemeente Mosento); .
moerf:: {III} blijkbaar, klaarblijkelijk.
Moerfty-korda:: {N} (Erg kerk; gemeente Abertō); .
mō'es:: {VZ} (betrekking; meestal abstract) tezamen met, in combinatie met; gress kaftavy ef wagāx ~ ef kadāster-tāx: ik wil de loonbelasting tezamen/tegelijk met de onroerendezaakbelasting betalen; (vgl) gress kaftavy ef wagāx šōnosef sener tubōs: ik wil de loonbelasting tegelijk met mijn vrouw betalen (= op hetzelfde tijdstip betalen als mijn vrouw haar belasting betaalt).
mō'ee:: {E} voorwaarden stellen.
mō'eos:: {A} voorwaarde; na ~: voorwaardelijk; onder voorwaarden; ef ~ na sem ...: de voorwaarde waaronder ...; na folarra ~ [gress stintecū-fes]: onder welke voorwaarden [kan ik me inschrijven].
Moestof:: {N} (mnl personificatie vh Weer); (sprkw: iro) ~ vee eft quista tiyn: "Moestof biedt iets goeds aan" (gezegd als er noodweer op komst is); .
Moestof-l’nts:: {N} (voormalige rederij, hoofdkantoor was in Husta); .
Moetsa::
Moett:: {F}.
mof:: {PX} onderaards (maar VLAK onder de oppervlakte); »mof-; »chucern 2.
móf::
Mofain:: {F}.
Mofainaler:: {F}.
Mofawyn:: {F}.
mófe:: {U} ~ [beri]: verboden zijn [om].
Moffain::
Moffainer:: {F}.
Moffain-fōresta:: {G} (bos; gemeente Kwāg); .
Moffain Laterafe:: {F}.
Moffain Leeter:: {N} (Bergparel-B&B in Granō); .
Moffain-Lerdu:: {J}.
Moffain Pertres:: {N} (Bergparel-B&B in Šorās); .
Moffain Pōmac’r-Nolec-mirra:: {W} .
Moffain-seert:: {N} (boerderij; gemeente Festruna); .
Moffainu:: {F}.
Moffain lanos-Pahoj-mirra:: {W} .
Moffayn:: {F}.
mófiy:: {Aid; mv=enk} gezondheid||ziekte; ef plariy ~: gezondheid; eft graviy ~: een ziekte; eft terat graviy ki ~: een ernstige ziekte; eft ~, Neeftōs nert tiffelira: een onbekende ziekte; ef lelperre ef ~ furt ef Heboreta-tupplip: zo fris als een hoentje zijn.
mofkelār:: {C} onderaardse schuilkelder.
mofknurfel:: {S} grondwater (vlak onder de oppervlakte); »chucern-knurfel.
mofla:: {C} zaaisel; »la.
moflabiy:: {C/S} zaad.
moflāftos:: {C} grondkabel, ondergrondse leiding.
moflare:: {K} (lett) bezaaien.
mofla-skāt:: {C} zaadkorrel, zaadje.
moflatiyn:: {C} zaadkorrel, zaadje.
moflatjen:: {C} zaaier.
moflet:: {gst} »mofle.
mofliy:: {I} gedurfd (gewaagd).
moflos:: {C} zaaiing.
mofl’r:: {C} aardhommel (L. Bombus terrestris).
mofminkeda:: {C} vondst in de aarde (meestal archeologisch).
mofminn:: {C} landmijn.
mofrāt:: {C} mindefit ~: rosse woelmuis (L. Clethrionomys glareolus).
mofsnerf:: {C} pres’r ~: tuinschallebijter (L. Carabus nemoralis).
moftos:: {C; mv= ~z} (alg) [boom]wortel; (ihb: plantennaam zoals in w’ss-~ = adderwortel).
moftos-ba'efros:: {C} zwendel.
moftose::
moftose-mip:: {K} ontwortelen.
moftos-stemm:: {C} (taalk) wortelstam (één vd twee stammen ve Spok ww: de prefix-vorm ve infinitief zonder e, waarbij soms ook de laatste cons wegvalt); (bijv) spātre/spātr; melde/meld; feldre/feld.
Moftos, Zān & C’ra:: {N} (afk= MZC) "Wortel, Stam & Tak" (meubelfabriek bij Hirdo); .
moftult:: {C} mollengang.
mofūster:: {C} [zomer]truffel (paddenstoel) (L. Tuber aestivum).
mof’rmyjā:: {C} woelrat (L. Arvicola terrestris).
móg:: {C} brede baai, brede inham.
MoHa TC:: {N} (steengroeve bij Amentōlestu); .
Mohr:: {F} (Dui).
moi:: {I} (lett) dragend; ondersteunend; sterk genoeg om te ondersteunen.
moie:: {K; gst= moit; vdw= mót} (lett) stutten, ondersteunen; (fig) ondersteunen, bijstaan (helpen); helpen (effect hebben); ef xatjesmé nert ~ pert: de maatregel helpt niet veel.
moilokinit:: {C; mv= ~a} zanger (vrnl v trad Spok liederen).
moilokinita::
moios:: {C} (lett) stut, ondersteuning; (fig) bijstand (hulp).
moire:: {K} ~ [rifo]: verdenken [van].
moiriy:: {I} verdacht.
moiros:: {A} verdenking.
moirter:: {C} verdachte (zn).
moit::
moita:: {C} onderstel.
moja:: {C} soort bosanemoon (wit, op vochtige grond onder loofbomen) (L. Anemone nitida).
Moja:: {G} (stad in Renō).
Mōja:: {F}.
mojās:: {vdw} »moje 1.
Moja-tolemnās’:: {N} (groep v 7 grafheuvels; gemeente Moja); .
mōje:: {U; gst= mōt} wentelen (v molenwieken); draaien (v watermolenrad).
mojel:: {C} muildier (vrw/ntr).
mojel-dóvārda:: {C; mv= ..-dóvārdas} muilezel (vrw).
mojeler:: {C} muildier (mnl).
mojel-esne:: {C} muilezel (ntr).
mojel-florta:: {C} muilezel (mnl).
Mojen:: {F}.
mojeru:: {C} schaapskooi.
mojeruot:: {rs} »mojeruoū.
mojeruoū:: {C; rs= mojeruot} schaapherder.
Mojeru-poentel:: {N} (herberg bij Kochāg; gemeente Jejoa); .
mōjeōsiye:: {I} onvoorwaardelijk.
mojet:: {gst} »moje 1.
mōjōl:: {C} molen; (sprkw) ef blōkere eft grelira ~: een spaak in het wiel steken.
Mōjōl:: {F}.
mōjōla:: {C} molenaar (ook vrw).
mōjōla-upa:: {S} erwtensoep, snert.
Mōjōl-fōresta:: {G} (bos in de Kolai-dunjes); .
Mōjōl-greel:: {N} (doorwaadbare plaats in de Krōk); .
Mōjōl-G’rt:: {N} "Molenbrug" (Bergparel-hotel in Granō); .
Mōjōl-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Tren); .
Mōjōl rifo Prummiy:: {N} (beroemde stenen korenmolen aan de Grāt; gemeente Doe, bekend om de jaarlijkse wiekklimwedstrijden); ; (DOM 171).
Mōjōl-zeces::
mōjōl-zelf’:: {C} molenwiek (ietwat ongebruikelijk woord); »zālft.
mōkestafiy:: {C} dreigbrief.
mōkeste::
mōkestos:: {A} dreigement; dreiging.
Mōktiy:: {G} (waterstroom in Ergānt-moeras); .
mōl:: {S} bloem, fijn meel.
molāfit:: {C} buik.
molāfit-svimos:: {C} borstzwemmen; ef manne ef ~: borstzwemmen (ww).
molāfit-synner:: {C} iemand met een dikke buik ("bierbuik").
molāfitte:: {U} (dl= Peg) broek/rok/ondergoed aantrekken ("het onderlijf of de buik bedekken"); »te; »tece.
molāfti:: {C} hoofdstuk; toneelbedrijf.
molaiy:: {I; [mv=enk]} beredeneerd, met overleg.
mōlarres:: {Crs} kooi, hok.
mōlarrese:: {K} ophokken (in hok of kooi opsluiten).
mōlarrese-duet:: {SC} ophokplicht.
molarriy:: {S} pap, brij; šéor fes ~ = šéor-fes-~: verstoord (kijken ed).
Molarriycōp:: {F}.
Mōlastiy:: {J/M}.
Mōlastiy Lerdu:: {N}
Mōlda:: {G} Moldau.
Mōldaviy:: {G} Moldaviė.
molef:: {Iid} uitgebreid||beknopt, niet uitgebreid; ef storāsec’r ~ rifo ef lanes: de uitgebreidheid van het verhaal; het uitgebreide verhaal; eft ~ fi'onos lef pert wuftas: een uitgebreid verslag; eft ~ storās š’m wuftas: een beknopt verhaal; eft surv’jos lef ~-nariy: een beknopt overzicht.
Moleije:: {G} (stad in Ales).
Moleije-Sinto-Peeter:: {N} (station).
molekull:: {C} molecule.
Molen:: {G} (stad in Jelafo).
Molen-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Molen); .
Molen-Kolini:: {N} (station).
Molen-MG:: {N} (station).
Molerre:: {G} (stad in Tjemp).
Molerre-belt:: {G} (dorp; gemeente Molerre).
Molestā:: {F}.
Molestō:: {F}.
Moličre:: {F} (Fra).
Molitā:: {J}.
mōliy-āgt:: {C} schapenzuring (L. Rumex acetosella).
mōliy-āng-’ra:: {C} rossige melkzwam (L. Lactarius rufus).
mōliy-brāst:: {C} hondskruid (L. Anacamptis pyramidalis).
Mōliygvārcer:: {G} (dorp; gemeente acō).
Mōliy-gvārcer::
Mōliy-mirra:: {G} (dorp; gemeente Amejo).
mōliy-miyr:: {C/S} zandmuur (plant) (L. Arenaria); pres’r ~: [gewone] zandmuur (L. A- serpyllifolia); fyg ~: tengere zandmuur (L. A- serpyllifolia tenuior).
mōliy-plier:: {C} bontbekplevier (L. Charadrius hiaticula).
mōliy-rāt:: {C} veldmuis (L. Microtus arvalis).
mōliy-rifiy-almue:: {mv} »mōliy-rifiy-almuss.
mōliy-rifiy-almuss:: {C; mv= ..-almue} heidekartelblad (L. Pedicularis sylvatica).
mōliy-riōsta:: {C/S} vogelkers (L. Prunus padus).
Mōliys’rt:: {G} (dorp; gemeente Pipia).
Mōliys’rt-Korda:: {G} (dorp; gemeente Pipia).
Mōliy-vildul-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Abertō); .
mōliy-ypriy:: {S} Engelse veldiep (L. Ulmus procera).
mōlk:: {C} (vulg) kut.
Molle:: {J}.
Mollefin:: {G} (hoofdstad v Ben).
Mollefin-MG:: {N} (station).
Mollefin-Nutter:: {N} (station).
Mollefin-Port:: {N} (station).
Mollefin-Reee-pōnt:: {N} (station).
Mollefin-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Mollefin); .
Möller:: {F}.
Molliy:: {F/J}.
Mōlsta-fonis:: {G} (inham bij de Girdestona-delta); .
mōlt:: {C} (alg) kolom, pilaar; (ihb: verticale balk in een vakwerkconstructie); »trajiy.
mōlūsc:: {C} weekdier.
Mōly:: {F}.
Molza:: {F}.
momentos:: {C; mv= ~z} (poe) moment, ogenblik; »mentos.
mōmiy:: {III} »kynne.
mōmiye:: {Kid} verontrusten||geruststellen; do ~ gress luft Pelres: hij stelt me gerust; ef ~ eup lo eft quistacar: het stelt haar gerust; ef ide~ gress: het verontrust me; ef w’s’r ~ kirro lo quenniy: de oorlog verontrust ons.
mōmiyos:: {Aid} geruststelling||verontrusting; ~ luft Pelres: geruststelling; quenniy-~: verontrusting.
mōmiypātai:: {I} levendig.
mōmm:: {C} (dl= Tigof/Lomky) mamma.
Mompef-mirra:: {W} ; (DOM 211).
Mompef-pārc:: {W} ; (DOM 209).
Mompef-pavelonn:: {N}
mon:: {I} lager gelegen (geografisch).
Mōn:: {F}.
Mona:: {F}.
Monāc:: {F}.
monako:: {IIef} Monegaskisch (bv), van/uit Monaco.
Monako:: {G} Monaco.
Monakyna:: {Cef} Monegaskische vrouw.
Monakyno:: {Cef} Monegask.
Monanee:: {G} (stad in Ziyp).
monārgétt:: {I} vorstelijk.
monārgstat:: {C} vorstendom.
monārgt:: {C} vorst, heerser; ef ~s: de vorsten [en vorstinnen].
monārgta:: {C} vorstin.
monārgtiy:: {C} monarchie.
Monce:: {G} (stad in Ziyp); (DOM 178).
monchare:: {K} eren; vieren (feest/verjaardag ed); do sener mebartof 86 ~: hij heeft zijn 86e verjaardag gevierd; ~ rst tjāg flj: iemand eren met iets.
monche-glyda:: {C} erelid.
monchos:: {C} feestviering; optovering; (v schoenen) oplapping.
monde:: {U} (arch/dl= Lomky) vallen.
mondō:: {C} herfst, najaar.
Mondō-bjerr:: {N} "Herfstbier" (biermerk uit Oneus’rt); .
mondō-flyddere:: {C} belt ~: kleine wintervlinder (L. Operophtera brumata); hupster ~: grote wintervlinder (L. Erannis defoliaria).
Mondō-ialef:: {N} (titel dichtbundel); .
mondōtas:: {III} in de herfst, zo goed als elke herfst; riyfain ~: elke herfst.
mondōtel:: {Cef} (afk= MO) "herfstmaand" (4e maand v Erg tijdrekening).
mone:: {U} (arch) vallen.
Mone:: {G} (stad in Jelafo).
Moneetass:: {N} (biermerk uit Asjetto); .
Moneetass-capū::
Moneetasska:: {N}
Moneetass Rifo Ef Hupster Agrus:: {F}.
monentare:: {E} ~ lo: ontaarden in; verworden tot.
monentariy:: {I} ontaard.
monentaror:: {I} ~ lo: ontaard in; verworden (vdw) tot.
monente:: {U} (alg) [af]dalen; (ihb) zakken (v water/temperatuur); (= »mon + »vente).
monentink:: {C} (afk= m. of mo.) "daalweek" (3e en laatste week v 10 dagen in Erg tijdrekening).
monentos:: daling {C}.
monercō:: {C} burgemeester; (in Spok: tevens voorzitter vd »maness’).
Monercō Bliyrstry-lirrotiy:: {W} .
Monercō Lānder-Toziyn-weg:: {W} .
Monercō Mirra-Uvinas-lirrotiy:: {W} .
Monercō-oftian:: {W} (stadswijk in Hirdo); .
Monercō Reee-Napoli-mirra:: {W} .
Monercō Rifo Ef Vola-plep:: {W} .
Monert:: {F}.
monet::
Monet:: {N} (frisse, rosé-achtige wijn vd Javes-mōliy; snobistische Spokaniėrs spreken de naam op zijn Frans uit).
Monet-zeces:: {W} (stadswijk in Asjetto); .
mōngoliy:: {IIef; mv=enk} Mongools (bv).
Mōngoliy:: {G} Mongoliė.
Mōngoliyna:: {Cef} Mongoolse vrouw.
Mōngoliyny:: {Cef} Mongoliėr.
móni:: {C} [geneeskrachtige] bron.
Moniā:: {G} (stad in Tjemp).
Moniciy:: {M} Monique.
Moninaa:: {G} (stad in Bloi).
Monincro:: {F/J/M}.
Moniynfyndre:: {F}.
Monja:: {M}.
monny:: {C} met bomen begroeide heuvel.
Monny:: {G} (stad in Bloi).
monogr’še:: {C} fiets met één zadel (als tegenstelling tot duogr’še = tandem).
Monomasiy-Adreev:: |Spok: -adré: Peg: -adréf/-adré(| {G} (dorp; gemeente Hajofese).
monopoliy:: {C} monopolie.
monrater:: {C} (arch) de heer, mijnheer; »merater.
Mōns:: {F}.
móns:: {C} storm; eft ~ ānt eft upéttel: een storm in een glas water; gress nert mebaro fes ef ašiyk ~: ik ben niet op mijn achterhoofd gevallen.
mónse:: {E} stormen.
mónsgura:: {C} slagregen.
móns-hyber:: {I} tegen de storm in; ef eróve calyje ~: een uur in de wind stinken.
mónsiy:: {I} stormachtig.
monslā:: {SCid} afgunst||bewondering; ef lelperre ~ ūqu rst: afgunst hebben tegen iemand; jaloers zijn op iemand; ef lelperre ~ ort rst: bewondering hebben voor iemand; ef merater lef eft kinur ~: de afgunstige man; ef efanty lef eft helt ~: het kind dat [voor alles] bewondering heeft; ef merater lef eft helt ~ frópj’ vilt jikatā: de man die bewondering heeft voor jouw prestatie.
monslenpe:: {K} ~ flj piti rst: iemand iets gunnen.
monslenpos:: {A} het gunnen.
móns-vloda:: {C} »vloda.
mont:: {gst} »monche.
Mont:: {G} (stad in Flenazjekk).
mōnta:: |mŌnta/mōntA| {C; mv= ~es} montage.
montaer:: {A; mv=enk} gelijkwaardigheid.
mōntaes:: {mv} »mōnta.
montaiy:: {I} equivalent, gelijkwaardig; ~ kaf (vz-uitdr): gelijkwaardig aan/met.
montaiye:: {K; gst= montaiyt} gelijkwaardig zijn aan.
montaiyt:: {gst} »montaiye.
Mōntarée:: {F} (Fra).
Mōntariy:: {G} (stad in Ben).
monte:: {U} ~ beri: (arch) gelieven; folarra zurt g’rs ~ beri lejonye?: hoe laat gelieft u te dineren?
mōntere:: |..’je| {K} monteren; vastmaken.
mōnteros:: {C} het monteren.
mōnterr:: {C} monteur, mecanicien.
montiy:: {I} identiek; ~ kaf (vz-uitdr): identiek aan.
mōntrazen:: {C} tijger (mnl/ntr).
mōntrazen-haje:: {C} hondshaai (L. Scyliorhinus canicula).
mōntrazina:: {C; mv= ~s} tijgerin.
Mont-Rensa:: {N} (station).
Montrō:: {F}; »Helfef.
Montrō-jakām:: {G} (»mōliy-gebied in district Flenazjekk); .
montrōk:: {III} op gelijke wijze; dena revertos c’rchof'te ~ luft chats, fitfara ās veldurs: deze behandeling gebeurt bij katten op dezelfde wijze als bij mensen.
Montrō-knurfel:: {N} (badstrand; gemeente Girdesef); .
Montrō-mōliy:: {G} »Montrō-jakām.
Montrō-Plaju:: {G} (dorp; gemeente Quafaiy).
Montrō ur Montrō:: {F}.
Montserrat:: {G} Montserrat.
mōntye:: {E} een probleem zijn, problematisch zijn.
mōntyelira:: {I} oneindig, onnoemelijk, buitengewoon.
mōntyos:: {A} probleem; ef melde fes ~ lef flj: een probleem hebben met iets; problemen hebben met iets; gress melde fes ~ lef sener oto: ik heb problemen met mijn auto; gress melde fes ~ lef do: ik heb problemen met hem (ik kan niet goed met hem overweg; ik begrijp hem niet); ik heb een probleem met hem (ik heb een meningsverschil met hem).
mōntyos-velp:: {I} probleemloos.
monumentala:: {I} monumentaal.
monumentos:: {C; mv= ~z} standbeeld; eft ~ kura X: een standbeeld van X (X voorstellende).
mony:: {C} schat, kostbaarheid.
monylot:: {C} safe, kluis.
monymit:: {C} schatkamer; (fig) rijkdom; eft ~ lef āntikiyn mimpits: een rijkdom aan antieke boeken.
mōnyt:: {S} hagel (om te schieten).
moōs:: {VZ2n} (betrekking) in het bijzijn van, in tegenwoordigheid van; ten overstaan van; kirro zaloūs ef cōntrakt ~ ef notarrs: we moeten het contract ten overstaan van de notaris tekenen; kōlm ~: (fig) verheven boven.
Moosa-uza:: {C; mv= ..-ūzā} "Moosa-kruis" (meestal groen kruis met lange horizontale en kortere verticale balk; 1 vrnl voorkomend op wapens en vlaggen vh geslacht Klea-Moosa; 2 als een vd Spok ridderordes).
Moosa-ūzā:: {mv} »Moosa-uza.
móp:: {I} koddig, komisch.
mopān:: {C} knipmes; »ān.
Mopār:: {J}.
Mopāra:: {M}.
mōpeh:: {C} bosbouw.
mōpeh-rāpoer:: {C} bosbouwer.
móper:: {C} komiek (zn).
mopju:: {C} dweil.
mopjue:: {K} dweilen (v vloer); ef ~ luft ef tuffes hek: dweilen met de kraan open (in Spok: leenvertaling, maar niet algemeen als idioom bekend).
mopla:: {I} per ongeluk.
moplare:: {U} een ongeluk krijgen/hebben.
moplariy:: {C} ongeluk, ongeval (met schade/letsel); lef ~: per ongeluk; lo ~ (afk= l.m.): ongelukkigerwijs; eft huresent ~: een geluk bij een ongeluk; ef pónze eft ~: een ongeluk krijgen.
moplariy-bent:: {C} reddingsgordel.
moplariy-karé:: {C} reddingsboot.
moplariy-lumbā:: {C} nooduitgang.
moplariy-prams:: {C} noodrem.
moplariy-vantān:: {C} valhelm; »ān.
mopp:: {C} kus, zoen.
moqubut:: {I} oplosbaar (in vloeistof).
moqubute:: {K} (alg) oplossen (in vloeistof); (fig) vervliegen.
moqubute-tiyn:: {C} oplosmiddel.
moqubutos:: {C} oplossing (in vloeistof).
mōque:: {U} smoren; het benauwd hebben.
Moques:: {G} (stad in Jelafo).
Moques-Kliyft:: {N} (station).
Moques-MG:: {N} (station).
mōquos:: {C} gesmoor, het smoren.
mor:: {I} (arch) gerespecteerd, [hoog]geacht (v personen); »merater; »mosjeus.
mora:: {S} heide.
Mora:: {G} (dorp; gemeente Tunbas).
Mora-fes-Dunjes:: {G} (dorp; gemeente Lift); (DOM 136).
Mora-museem:: {N} (streekmuseum in Lift); ; (DOM 136).
Mora-Ocki-clamiša:: {G} (moeras bij monding vd Ocki bij Lift); .
Mora-Peoll:: {G} (dorp; gemeente Lift).
Mora-Perdell-Kents:: {G} (voormalige Erg commune; gemeente Kjutiy); .
Mōras:: {G}
Mōras-port:: {G} (havenbekken bij Tanburo); .
Mōras-seert:: {N} (herberg in Hent-B’n’r; gemeente Haleu); .
Mōras ur Pālst:: {N} (golfterrein; gemeente Flemeuni); .
Mōras-Wuma:: {G} (dorp; gemeente Flemeuni).
Mora-teatriy:: {N} (theatertje in Lift, veel muziekuitvoeringen); ; (DOM 136).
Mora-xijera:: {G} (deel vd noordkust v Bloi, bij Lift); .
Mora-Zjoba-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Lift); .
mōrc:: {C} gekringel (v rook uit een schoorsteen).
morde:: {U} behoeven, nodig zijn; (verplichte kerndeletie in den-zin:) tu ~ den c’rtire-ral: je bent nodig om mee te helpen; pert smurf ~: er is veel geld nodig; ef melde ber ~: dienst doen; ten dienste staan; [mittof] ~ nert!: niets te danken!; graag gedaan! (nadat iemand bedankt heeft).
More about Spocanistics:: {N} (boektitel); .
morela:: {I} moreel (bv).
morelo:: {C} moraal, moreel (zn).
morer:: {C/S} struikheide (L. Calluna vulgaris).
moretann:: {IIef} Mauritaans (bv).
Moretann:: {G} Mauritaniė.
Moretanna:: {Cef} Mauritaanse vrouw.
Moretanny:: {Cef} Mauritaniėr.
mōrfemiy:: {C} morfeem.
Mōrfemiys ur mōrfemiy-finis:: {N} (tijdschriftartikel); .
mōrfolōiy:: {C} morfologie.
Mōrfolōiy:: {N} (boektitel); .
mōrfynn:: {S} morfine.
morg:: {C} (alg) klant, cliėnt; afnemer; (ihb) begunstiger.
morg-noftate-armt-sentrym:: {C} (afk= MNaS) klantcontactcentrum.
moris:: {C; mv= ~es} idee, denkbeeld; š’m ~: in principe; ef ~ blef flj: het idee achter iets; gress miype ef quista ~, den ...: ik denk dat het goed is dat/om ...; óps lelperre ef ~ den arfine: ze hebben het idee om te komen (minder sterk dan "van plan zijn"); gress lelperre n’f belt ~es, hojelka do arfine: ik heb geen idee wanneer hij komt; ef lelperre n’f prōx ~es: geen flauw idee hebben; prap kette ef ~: op het idee komen.
morises:: {mv} »moris.
moritus:: {IIef} Mauritiaans (bv).
Moritus:: {G} Mauritius.
Moritusa:: {Cef} Mauritiaanse vrouw.
Morituso:: {Cef} Mauritiaan.
Mōrrden:: {J} (Peg) Maarten.
Morris:: {F}.
morrt:: {C} moerbei (vrucht); »tomorrt’.
morrts-vildul:: {C} moerbeiboom (L. Morus); doffiy ~: zwarte moerbei (L. M- nigra); blakker ~: witte moerbei (L. M- alba).
morte:: {C} hoogheid.
Morte:: {C} Excellentie (aanspreektitel hoofd-, opper- en vlagofficieren; ook voor vrouwen gebruikt); .
Mortepir:: {C} (arch/poe); »Morterepir.
Morterepir:: {C} (afk= Mr.) Hare Koninklijke Hoogheid; »repir.
Mortetarpu:: {C} (afk= Mt.) Zijne Koninklijke Hoogheid; »tarpu.
mortée:: {K} (fig) afwegen.
mōrtée:: {K} aanhitsen, ophitsen; opruien; ef ~ rst ump rst: iemand ophitsen tegen iemand.
mortéos:: {A} (fig) afweging.
mōrtéos:: {C} aanhitsing, ophitsing.
mortkā:: {C} (bepaald soort open rijtuig in Peg).
Mos:: {afk} »Moses.
Mosafeto:: {G} (stad in Munt); (DOM 118-119).
mosaycc:: {C} mozaļek.
mōscata:: {C} muskaatboom (L. Myristica fragrans).
Mosefi:: {G} (stad in Jelafo).
Mosel:: {G} Moezel.
Mosemm-fōresta:: {G} (bos; gemeenten Korif en Tul’nn); .
Mosento:: {G} (stad in Ziyp).
Moses:: {N} (afk= Mos) (bijbel) Mozes.
Moses-mimpit:: {N} ~ Eer: Genesis; ~ Perd’r: Exodus; ~ Dur: Leviticus; ~ Fār: Numeri; »Moses.
mosjeus:: |mo..| {C} vrouw (alg); (afk= msj) mevrouw; (= »mor + »sjeus).
mosjeus-hūrdel:: |mo..| {C} »hūrdel.
mosjeuspātō:: |mo..| {C} vrouwengedaante, vrouwengestalte.
Mosjeusz āfry mipa-seg:: {N} (boektitel); .
Mōskva:: {G} Moskou.
mōsky:: {C} moskee.
mōslem:: {C} moslim.
mósler:: {C} helderheid (v geluid).
mósliy:: {I; [mv=enk]} hel[der] (v geluid).
moo:: {C} motie.
moss:: {C} miss (als "titel" bij verkiezingen ed); Moss Claba: Miss World; »mosjeus; »Moss.
Moss:: {C} Miss (als deel ve "titel" bij verkiezingen ed); ~ Claba: Miss World; ~ Sucrolāse: Miss Suikerbiet (verkiezing bij de feesten tijdens de bietencampagne); ; (DOM 74-75); »moss.
Mostam:: {F}.
mostasse:: {U} vervallen, in verval raken.
mostassos:: {C} verval.
mot:: {gst} »moje.
mōt:: {gst} »mōje.
mót::
Mota:: {G} (eilandje aan de noordkust v Tjemp); ; (DOM 79).
motate:: {Krs} beetnemen, voor de gek houden.
mote:: {I} onder de grond levend (zoals mol, worm ed); eft ~ veldur: (ong) een huismus (iemand die altijd thuis zit/zich nooit in het openbaar vertoont); ef huldufit otōr melde sefa ~: de beroemde schrijver vertoont zich tegenwoordig nooit meer in het openbaar; men hoort nooit meer iets van de beroemde schrijver; ef ~ treno: (pop) metro, ondergrondse.
móté:: {I} jolig, opgewekt, lustig.
moteff:: {C} motief.
motela:: {C} motel.
moter:: {C} motor, machine.
moter-krāta:: {C} motorzaag.
moterlot:: {C} motorkap (v auto).
moter-’rpaafā:: {C} dashboard (in auto); instrumentenpaneel.
mōto:: {C} frase; zinsdeel.
mótos:: {C} (lett/fig) stut, hoeksteen.
motrik:: {C} mond, bek (alg); monding (v kanon); ef riffe eft ~: een officieel/ernstig gezicht zetten; ef pjōle mink’r sener ~k (rs!): zijn mond voorbij praten.
Motrik:: {F}.
motrikfāsto:: {C; mv= ..fāstōe; rsmv= ~tt} servet.
motrikfāstōe:: {mv} »motrikfāsto.
motrikfāstott:: {rsmv} »motrikfāsto.
Motrik-fonis:: {G} (inham in kust bij Ucjyfe-zee, noordoostelijke hoek v Litii bij Prus); .
motrik-marās:: {C} lippenstift.
motrikos:: {C} mondstuk.
motrikpaaf:: {C} mondkapje.
motrik-stylf:: {I} smakeloos, zonder smaak; niet te proeven.
motrik-tiffug-kinā:: {SC} mond- en klauwzeer.
móts:: {C; mv= o~} (dl= Peg) vacht.
Moulardie:: {F} (Fra).
Moulle:: {F}.
móveme:: {U} gonzen, ronken.
móvemos:: {C} gegons, geronk.
Moze:: {G} (stad in Plefō).
Moze-Lāpranā:: {G} (stad in Ales).
mozembec:: {IIef} Mozambiquaans (bv).
Mozembec:: {G} Mozambique.
Mozembeca:: {Cef} Mozambiquaanse vrouw.
Mozembeco:: {Cef} Mozambiquaan.
Mozent:: {G} (stad in Ales).
Mozent-seert:: {N} "Mozent-huis" (Bergparel-pension in Mozent); .
Moze-S’rt:: {N} (station).
Moze-vildul-Kents:: {G} (voormalige Erg commune; gemeente Moze-Lāpranā); .
moziy:: {C} bosrand.
moziy-fleter:: {C} bosrank (L. Clematis vitalba).
moziy-rek:: {C} singel (buitenrand v bos; veelal beplant met ander soort bomen of struiken).
moziy-snep:: {C} hengel (plant) (L. Melampyrum pratense).
m.q.r.:: {afk} (= mip ef »quanka rifo).
Mr.:: {afk} »Morterepir.
mra:: {afk} »mirra.
mrā:: {VZ} (betrekking) in het kader van, inzake; ~ ef huarosz: in het kader van de bezuinigingen; ~ mittof: zodoende.
Mradfregs:: {F}.
mrasiyg:: {SC} voorstellingsvermogen.
mraō:: {I} beklemmend.
mrātare::
mre'in:: {C} sluwheid, list.
mre'ine:: {I} sluw.
mre'iniy:: {A; mv=enk} sluwheid (het sluw zijn).
mre'inniy:: {C} complot, samenzwering; ef kette ~: samenzweren.
mrest:: {C} adolescent, puber.
mrf.:: {afk} »mirrof.
mrōg:: {I} stinkend.
mrōge:: {U} ~ [lo]: stinken [naar].
mrógé:: {I} reukloos.
mrōge-hurt:: {C} kleine zeehond (L. Phoca hispida).
mrōge-koibrer:: {C} stinksatijnzwam (L. Entoloma sinuatum).
mrōge-notte:: {C} bosandoorn (L. Stachys sylvatica).
mrōgos:: {C} stank, vieze lucht.
mrr:: {afk} »mitarr.
mrt:: {afk} »merater.
mrunala:: {C} parfum; welriekende stof; odeur.
Ms.:: {afk} »Manes-.
m:: {afk} »mare 2.
msj:: {afk} »mosjeus.
MS-meeg:: {N} (controle-instantie voor de Medische Centra in Amahagge); .
Mt:: {afk} »manta.
MT:: {afk} »menntreno.
Mt.:: {afk}
Mta.:: {afk} »Mantera.
m-tr:: {afk} »meter-trom.
M-TV:: {afk} »marās-televio.
MU:: {afk} »mezju.
mū:: {!} boe! (geluid v loeiende koeien).
mubātol:: {C} (fig) overspanning.
mubātolmo:: {I} (fig) gespannen, overspannen.
Mūc’r::
mušā:: {C} notitie, aantekening.
mušāafiy:: {C} [schriftelijk] verslag, verhandeling.
mušāreppos:: {C} [mondeling] verslag.
muše:: {K} noteren, aantekenen.
mušos:: {C} aantekening, notitie; het noteren, het aantekenen.
Mue:: {F}.
Muėn:: {F} (Peg).
Mues:: {J}.
Muės:: {J} (Peg).
MUFa:: {afk} »Māldreevve Umyn-Fabrokaliytos.
mufire:: {U} doorrijden, verder rijden.
mufiros:: {C} het doorrijden.
muflo:: {C} mof (kledingstuk).
muflón:: {C} moeflon, muffeldier (L. Ovis ammon musimon).
mul:: {C}
mulbiy:: {C} lastdier.
mul-šobiyre:: {K} (lett) belasten, verzwaren.
mul-šobiyros:: {C} (lett) belasting, verzwaring; (afk= MŠ) [maximum] toelaatbaar gewicht; MŠ: 3meg: max. belasting 3 ton (opschrift op vrachtauto bijv).
mule:: {K} bevrachten.
mūle::
muleafiy:: {C} cognossement.
mūle-bas:: {C} uitvalsbasis.
mūle-bliynt:: {I} stekeblind.
mūle-eit:: {C} wrat.
mūle-tn’r:: {C} molshoop.
mule-wolter:: {C} cargadoor.
mulk:: {C} achting.
mulkare:: {K} [op]passen [op], opletten [op] (in de gaten houden: v kind); ~ gress ef efantys jazy: ik zal wel op de kinderen passen; aftel tu mulkaravy?: wil jij oppassen?.
Müller:: {F} (Dui).
mul-letra:: {C} cognossement, vrachtbrief.
mulos:: {C} bevrachting.
muls:: {C} expresgoed.
mūlsta:: {mv} »mūlst.
Mūlta-Racōn:: {N} (»wegs’rt langs weg 2; gemeente Sweinō); .
MuMA:: {afk} »māncros-ur-mul-analyss.
mumiy:: {C} mummie.
mūmse:: {K} in slaap zingen.
Mūninū:: {G} (stad in Ales).
munkast:: {C} [kleren]hangertje.
munke:: {K} (lett) [op]hangen; (fig) zich voornemen; ef ~ ef tiyns frópj’: opzien tegen; frópj’ ef tupplip gress ~ ef tiyns: ik zie tegen de reis op.
munke-chenc:: {S} gerookte/gedroogde ham.
munke-fes:: {U} zich voornemen.
munke-nejō:: {S} (gerookte of gedroogde vis- en vleesproducten).
munkos::
munktat:: {C} hanglamp.
munmirs:: {Cmv} manen (nekhaar).
munt:: {C/S} spons.
Munt:: {G} (district op eiland Berref).
munter:: {C} sponzigheid.
muntiy:: {I} sponzig, sponsachtig.
muntiyn:: {C} spons (voorwerp).
munt-oo:: {I} doornat, drijfnat.
munt-vildul:: {C} morielje (in Spok ihb gewone morielje (L. Morchella esculenta) of loofminnende morielje (L. Morchella frondea)).
Munuā:: {G} (dorp; gemeente Lapoā).
Muōndra:: {G} (dorp; gemeente Aboris-Sinto-Jenu).
murānpe:: {E} (lett) oren spitsen (v roofdieren).
muriy:: {I} ingelegd (vloer); met mozaļek[motief]; vgl »murt.
Muriy:: {F}.
muriye:: {K} inleggen (v vloer); mozaļek maken.
muriy-flyddere:: {C} dambordje (vlinder) (L. Melanargia galathea).
muriyos:: {C} parketvloer.
muriy-pildos:: {C} stramien.
muriyta:: {S} (alg) gele korstmos (L. Rhizocarpon); (ihb) landkaartmos (L. R- geograplicum).
murk:: {I} dik, lijvig.
murmunt:: {C} [Alpen]marmot (L. Marmota marmota).
Muron-seert:: {N} (cultureel centrum in Tsjech: bioscoop en theater); .
Murr:: {F}.
Murre:: {M}.
Murrtes:: {F}.
Murrto:: {G} (waterstroom in Ergānt-moeras); .
mūre:: {K} ~ [ón]: voorbereiden [op].
mūros:: {C} voorbereiding.
murt:: {C} schering; »lafro; vgl »muriy.
Muryhille::
MU:: {afk} »Depārtemen furt Milju ur ašōr.
musa:: {C; mv= ~s} muze.
Museem ef Gjonett:: {N} "Museum de Bult" (museum in Amahagge); .
Museem furt Sports:: {N} "Museum voor de Sport" (museum in Trofy); .
Museem-husof rifo Beeckbergh:: {N} (museumkasteel; gemeente Fōnk); .
Museem-husof rifo Brahfō-berg:: {N} (museumkasteel bij Vrustiy; gemeente Dreumān); .
Museem-husof rifo Cōltehynne:: {N} (museumkasteel); .
Museem-husof rifo Šāfty-hove:: {N} (museumkasteel bij Pla (BLO)); .
Museem-husof rifo Dunjes-hove:: {N} (museumkasteel bij Wena); .
Museem-husof rifo Dunjes-Zerfos:: {N} (museumkasteel bij Floran); .
Museem-husof rifo Huron-Seyrt:: {N} (museumkasteel bij Crelco); .
Museem-husof rifo Kara-Zrāvve:: {N} (museumkasteel bij Xā ja ef Prusots); .
Museem-husof rifo Plāk:: {N} (museumkasteel bij Plāk); .
Museem-husof rifo Reven-capū:: {N} (museumkasteel bij Reven); .
Museem-husof rifo Seyrt-Toesro:: {N} (museumkasteel bij Hajequū); .
Museem-husof rifo Sinto-Tona:: {N} (museumkasteel bij Tona a/e Grāt); .
Museem-husof rifo cforest:: {N} (museumkasteel bij Tura); .
Museem-husof rifo Zutter-jakām:: {N} (museumkasteel bij Lostō); .
Museem Kūra & Criazen:: {N} "Museum Kunst & Handwerk" (museum in Hoggebim); .
Museem rifo Hajō-fiysdiy:: {N} "Museum Hajō-fiysdiy" (museum in Hajofese); .
Museem rifo Palequeo Kūra:: {N} "Museum voor Moderne Kunst" (museum in Amahagge); .
musém:: (= muzém) {C} museum (de vorm muzém wordt als ouderwets of dialectisch (Centraal-Berref) beschouwd; in eigennamen komt de z-vorm alleen voor in »Liftkar Muzeem ("Oude Museum", te Hirdo)).
Musémukér:: {N} "Landbouwmuseum" (museum in Šamō); .
Musica:: {N} (kamermuziekgezelschap uit Amahagge); .
musicer:: {C} musicus, muzikant.
Music on the Track:: {N} (groot muziekfestival in Sinto-Bercā-Leras, 1e week v augustus); .
Musifonn:: {N} (cd-label voor volksmuziek); »NEK; .
musikolōiy:: {C} musicologie.
musiyc:: {C} muziek.
musiyce:: {U} musiceren, muziek maken.
musiyce-s’rt:: {C} orkest[bak] (plaats v musici).
musiyc-mip’rōmos:: (C) arrangement (muziek).
musker:: {C} muskusrat (L. Ondatra zibethicus).
muskla:: {C} spier.
musklaiy:: {I} gespierd (met zichtbare spierbundels).
muskla-crāf:: {C} spierkracht.
muslé:: {C} [eetbare] mossel (L. Mytilus edulis).
muslé-kārpiy:: {C} bittervoorn (L. Rhodeus sericeus amarus).
muslé-larder:: {C} nietsnut.
musli:: {S} muesli.
mūsoll:: {C} (alg) waaier; (bloemen) boeket.
mūsoll-palūm:: {C} belt ~: dwergwaaierpalm (L. Chamaerops humilis).
Muss:: {G} Maas (rivier).
musstasiy:: {C} snor.
must:: {C} schoen.
Must:: {N} (machinefabriek in Flemeuni); .
mūst:: {C} most.
Mūst:: {F}.
mustbent:: |muzb..| {C} schoenveter.
mustbentārp:: |muzb..| {C} haakje/oogje voor schoenveter.
mustknyf:: |muskn..| {C} (trad mes in houten schede, gedragen bij Spok klederdracht, vooral door bruidegoms, en door hoge militairen bij hun gala-uniform); eft ~ ’ryle: boter bij de vis; contant betalen; .
must-misan:: {C} schoenwinkel.
must-nurp:: |musn..| {C} leest.
must-pāsta:: |musp..| {S} schoensmeer.
must-raddyf:: {Crs} leest (v schoenmaker).
mustrif:: {C} schoenmaker.
must-riffent:: {C} schoenmaker; »-riffent.
Mustrif-terf:: {W} ; (DOM 113).
must-uste:: {U} je voeten vegen.
Mūstyšes-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Grejala); .
mut:: {C}
mūt:: {C} wand (v darm, doos, buis ed).
mutiy:: {I} van huid/vel gemaakt.
mut-kōrgos:: {C} ontvelling.
mutlek-burās:: {C} schelpenbranderij (om kalk te maken).
mutlek-buratjen:: {C} schelpenbrander (beroep).
mutlek-missis:: {C; mv= ~a} blakker ~: stekeltrilzwam (L. Pseudohydnum gelatinosum); miterus ~: oesterzwam (L. Pleurotus ostreatus).
mutlek-missisa:: {mv} »mutlek-missis.
mutlekos:: {A} (fig) geborgenheid.
mūtmo:: {C} pompoen.
mut-noftate:: {U} vervellen.
mut-noftatos:: {C} vervelling.
mut-rapa:: {C} pres’r ~: grote bremraap (L. Orobanche rapum-genistae).
muts:: {C} lawaai, herrie; ef qugle ~: herrie maken, lawaai maken (vrnl v dingen).
mutse:: {U} lawaai maken, herrie maken (vrnl mensen, dieren).
mutsiy:: {I} lawaaierig.
mux:: {C} taal, spraak; uitspraak, gezegde; mondelinge communicatie; ef ubere ef ~: woord houden.
muxare:: {K} opzeggen, reciteren (v les, gedicht).
mux-choos:: {C} taalverwerving.
muxe:: {E} spreken, zich in taal uitdrukken; ~ kura: spreken over/van (iets in taal uitdrukken); do ~ kura "kost kyls" fara do splōnje sener hurts: hij spreekt over "mijn poppetjes" als hij zijn honden bedoelt.
Muxelira Wuftas:: {N} (uitgeverij in Tsjech); .
muxiy:: {I} bespraakt.
muxkettos:: {A} lef ~ (afk= l.mk.): omstandig, uitgebreid; met veel omhaal.
mux'kurre:: {I} nert ~: sprakeloos.
mux-tibān:: {C} taalwetenschap, taalkunde.
Mux-tibān ber Bōrā:: {N} (voormalig tweemaandelijks tijdschrift over taalkunde; in 1990 opgeheven); .
mux-tibāner:: {C} taalgeleerde, taalkundige.
Mux-tibān ur Mosjeusz:: {N} (tijdschriftartikel); .
MUM:: {afk} »Feslosos furt ef Moios rifo Undōxiyn én rkam’r Miperters.
muzém:: {C} (muzém wordt als ouderwets of dialectisch (Centraal-Berref) beschouwd; in eigennamen komt de z-vorm alleen voor in »Liftkar Muzeem ("Oude Museum", te Hirdo); »musém.
Muzja:: {M} (Gar).
M.V.:: {afk} (= māksūm »viteo).
my::
m’::
Myatlev:: {F} (Rus).
mybbe:: {SC} intuļtief gevoel; lef ~: intuļtief.
mybber:: {I} lyrisch.
mybbe-’tin:: {C} gevoelswaarde.
Mybbe-’tin rifo spooksoliy wuftas:: {N} (tijdschriftartikel); .
m’ch:: {SC} radeloosheid; lef ~: radeloos.
mychā:: {S} mirre.
m’chef:: {C} paniek.
m’chefe:: {U} in paniek raken; óps it’rre ~lira cradefovap: ze vluchten in paniek alle kanten op.
m’chefiy:: {I} panisch.
m’fto:: {S} groene peper (vers).
M’h:: {G} (dorp; gemeente Trendon-belt).
Myhhen:: |myjen| {F}.
Myhhen-Corona:: |myjen-| {N} (slagerij in Amahagge); .
Myja:: {J}.
myjā:: {C} bever (L. Castor fiber).
myl:: {C} teefje, hond (vrw).
Myla:: {M}.
myle:: {C} (afk= of [m]) (Spok lengtemaat: 1 myle = 1 = 925,472 meter; na 1953 alleen nog in enkele beroepen en bij de spoorwegen; sinds 1989 officieel bij de spoorwegen afgeschaft, met als gevolg dat het woord myle in vakjargon nu voor "kilometer" gebruikt wordt); »tāp; .
Myna::
mynall:: {C} (duur, beroemd rijpaardenras, uit de fokkerijen v Sinto-Leerbā; de dieren zijn grijs (soms met een witte bles) en zo goed als doof, en hebben chronische diarree); eft lart ~: een doorn in het oog; .
Mynall-elder:: {N} "Mynall-zuilengang" (historisch bouwwerk bij rbasā); .
Mynall-gālk:: {N} "Mynall-fokkerij" (naam v fokkerij v mynall-paarden in Sinto-Leerbā); .
mynallnolac:: {C} (eig: kar, getrokken door een mynall); ef melde eft ~: dat staat als een vlag op een modderschuit; dat is geen gezicht.
mynall-nurp:: {C} neusje van de zalm; van de bovenste plank; de beste soort; uitverkoren.
Myndriy:: {J}.
M’nō:: {G} (stad in Tjemp).
Myntriy:: {G} (dorp; gemeente Manes-Toniys).
Mynzer:: {J}.
Myrgrān::
Myrjām:: {M} Miriam.
m’rre:: {K} lonken [naar].
m’rros:: {C} gelonk.
m’rt:: {C} schoorsteen (op dak); (pop) bak, nor.
M’rt:: {N} (website voor aanbod v onroerend goed); .
m’rtclén:: {C} schoorsteenveger (beroep).
m’rt-s’rt:: {C} haard, vuurplaats.
mysena:: {C} (paddenstoel: L. Mysena); grampa ~: vlokstelige mycena (L. M- zephirus); littit ~: roze elfenschermpje (L. M- pura var. rosea).
myss:: {I} belachelijk, te gek om los te lopen.
Myss:: {G} (dorp; gemeente Tarina).
myssa:: {C} deugniet, schelm.
mysse:: {U} (te) gek zijn, (te) zot zijn; ef ~!: het is te zot voor woorden; het is van de gekke!.
mysticiy:: {I} mystiek (bv).
mystiyc:: {SC} mystiek (zn).
mytolōiy:: {C} mythologie.
mytt:: {C} mythe.
Mytū:: {F}.
m’vare:: {K} benieuwd zijn naar.
m’ve:: {U} (met indirecte vragende zin) benieuwd zijn [of]; gress ~, āl do arfināt: ik ben benieuwd of hij komt.
m’xy:: {I} nuchter.
myzālare:: {K} ~ mip: verlossen van (een baby).
myzālaror:: {I} ~ mip: verlost van (fig); melkari kirro melde ~ mip dena iftormt hānc: eindelijk zijn we verlost van die vervelende vent.
myzālaros:: {C} verlossing (baby).
myzāle:: {K} baren.
Myzāle:: {F}.
myzāle-oōntarer:: {C} verloskundige.
myzāle-oōntaros:: {C} verloskunde.
myzālos:: {C} wee, barenskramp.
myzālsért:: {C} baarmoeder.
m’zer:: {C} aanzoek.
Myzo:: {J}.
Myzoder:: {J}.
MZC:: {afk} »Moftos, Zān & C’ra.
m/zf:: {afk} (= mintof zemperas-finne); »zemperas-finne.
© (2000) De Twee Hanen v.o.f. Kimswerd The Netherlands
DICTIO