Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans
Spokaans—Nederlands A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Nederlands—Spokaans
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
m:: (naam vd letter M) ém {C}.
maag:: ként {C}; ik heb een lege ~: gress melde velp; ik heb een knorrende ~; mijn ~ knort: gress lelperre eft ðiyc.
maagd:: vergiy {C}, quiysta {C}.
Maagd:: (sterrenbeeld) Vergiy {N}, Virgo {N}.
maagdelijk:: (vrouw) quiystaiy {I}; (sneeuw) klah {I}.
Maagdeneilanden:: Vergiy-ilesets {Gef/mv}.
maagdenpalm:: venca {C} (L. Venca); grote ~: hupster venca (L. V- major); kleine ~: belt venca (L. V- minor).
maagpijn:: ként-ÿkatle {C}.
maaien:: moje {K; gst= mojet of mot; vdw= mojâs}.
maaimachine:: (=grasmaaier) kles-mojer {C}.
maaiveld:: pazzokerpa {Crs}.
maal:: »keer.
maalstroom:: (lett: =draaikolk) mé'uss {C; mv= mé'usta}; (fig) gremóns {C}.
maalteken:: (×) tufer {C}.
maaltijd:: reo {C; rs= rette}.
maan::
maanbril:: luna-specc {C}.
maand:: hertel {C}; (uitsluitend in chr jaartelling) zemper-hertel {C}; een dezer ~en: effer hertel; om de ~: hertel nert hertel iftam; vorige/afgelopen ~: ef furthertel {C}; volgende/komende ~: ef pirhertel {C}; [gedurende] de hele ~: hertelpip {III}; deze ~: lelmo hertel (maand die aan de gang is); enige ~en ervoor: lóf gopirus hertels futtof ef (een periode van enige maanden vóór een bepaald tijdstip); gopirus hertels futtof ef (een tijdstip dat enige maanden vóór een later tijdstip ligt); elke ~ (maandelijks): herteltiy {I}; elke drie ~en (driemaandelijks): dur-herteltiy {I}; twee keer per ~: ten herteltiyn tims; [in] de tweede helft van deze ~: [fes] hertel-holfe ten; [gedurende] al vele ~en: pip lóf pert hertels; hij woont [pas] twee ~en in ons dorp: do zâre [amiði] ten hertels fes kult zeces.
maandag:: lunatof {Cef} (afk= lt of lun); kun jij ~ komen: aftel tu arfinecû lunatof?.
maandblad:: hertelafiy {C}.
maandelijks:: (elke maand) herteltiy {I}; vier~, elke vier maanden: fâr-herteltiy.
maandenlang:: hertelsot {I}.
maands:: »•maands.
•maands:: •-herteliy {I}; (bijv) zesmaands: sers-herteliy (6 maanden durend).
maandverband:: menstrubiynðe {C}.
maanlicht:: lunatat {C}; in het ~: zjoba ef luna.
maansverduistering:: luna-iðâfos {C}.
maanzaad:: kruyc-moflabiy {C/S}.
maarschalk:: (arch; als aanspreektitel) blofyrgtâ {C}, (vrw) blofyrgtina {C; mv= blofyrgtinas}; (hoogste militaire rang, alleen in oorlogstijd) šark-generalo {C}, (vrw) šark-generala {C; mv= ..-generalas}; voor militaire rangen, zie .
maart:: marše {Cef} (afk= mš of mar); marhertel {C} (arch), mashertel {C} (arch), mathertel {C} (arch).
maas:: (in net) qundré-klafas {C; mv= ..-klafâse}, cjop {C}.
Maas:: (rivier) Muss {G}.
maat::
maatkleding:: ðÿr-tûrgiy helbi {C}.
maatneming:: tûrgettos {C}, šumos {C} (arch/poe).
maatregel:: xatjesmé {C}; ~[en] nemen: ef riffe ef xatjesmé[s]; ~en treffen: umpaje {U; gst= umpat}; we moeten ~en treffen; we moeten zorgen dat er ~en getroffen worden: kirro râsûs ef pâlta-hâpyja; alle ~en/handelingen die voor het bereiken van één doel noodzakelijk zijn ("pakket" maatregelen): clobjiyt {C}.
maatschappelijk:: cômpande {I}; ~ werker: cômpanðo-cÿrtyrâher {C}.
maatschappij:: (zakelijk) cômpanðo {C}; (samenleving v mensen) toveldurÿ {C}; (samenleving als economische/culturele eenheid) ðônopros {C}.
maatstaf:: messer {C}.
macaroni:: makroniy {S}.
Macau:: Macau {G}.
Macauer:: Macauny {Cef}.
Macaus:: (bv) macau {IIef}; ~e vrouw: Macauna {Cef}.
Macedonië:: Makedoniy {G}.
machinaal:: (lett: door middel van een machine) dreutiy {I}; (automatisch) oto• {PX}; (zonder nadenken) mipertosiy {I}.
machine:: (=apparaat) âparatâ {C}; (=motor) moter {C}, dreutos {C}; door middel van een ~ (lett: machinaal): dreutiy {I}; (locomotief/computer ed) dreut {C} (spr).
machinefabriek:: dreutosriff {C}.
machineschrijven:: (=typen) otostinde {K}.
machinist:: dreumâner {C}; (op trein) ufiratjen {C}.
macho:: (bv: overdreven stoer/mannelijk) macho |matšo| {I}; (zn: man die zich macho gedraagt) machoer |matšower| {C}; ~-gedrag: machoos |matšowos| {C}.
macht:: (alg) po'er {SC}, pôr {SC}; (wiskundig) hogoritos {C}; twee tot de derde [macht] is acht: ten helkara [hogoritos] dur kette âke; onbeperkte ~ (almacht): topôrÿ {C}; rechtelijke ~: rigt-pôr {SC}; met ~ (machtig): rit {I}; »ouderlijk.
machteloos:: pôere {I}, riyte {I}.
machteloosheid:: (=onmacht) riyteiy {A; mv=enk}.
machthebber:: pôratjen {C}.
machtig:: (=krachtig) ôgjél {I}; (met macht) rit {I}; (zwaar op de maag liggend) pâlter {I}; ~ zijn: armtwoiyste {K}; het ~ zijn: armtwoiystos {C}.
machtigen:: mitareppe {K}.
machtiging:: (=mandaat) mitareppos {A}; schriftelijke ~: mitareppafiy {C}.
Madagaskar:: Madagâsker {G}.
made:: (=larve) tan {C}.
Madeira:: Maderra {G}.
madeliefje:: tof-nrelf {C} (in Spok dikwijls roze tot rood) (L. Bellis perennis).
maffen:: (slapen) esse {U} (arch/pop).
magazijn:: (=opslagplaats) simajos {C}, jÿzoos {C}; op ~ (in voorraad): jÿzoošiy {I}; (v geweer) moch {C}.
mager:: (alg) cÿret {I}; (=schraal) tavriy {I; [mv=enk]}; ~/lang/benig persoon: kval-knociy {C}, porân-ðiynk {C}; mager||vet: missna {Iid}; ; »vet 2.
maggi:: (ong: aftreksel v oa lavas, kervel en peper, als aroma voor soep en vlees gebruikt) kyrt {S}.
magisch:: magise {I}.
magneet:: mâgnett {C}.
magnesium:: magnesym {S}.
magnetisch:: mâgnetise {I}.
magnetron:: mikro-hitt {C}.
magnolia:: gewone ~: mâgnoll {C} (L. Magnolia X soulangeana).
mahoniehout:: mahonje {Sef}; van ~ gemaakt: mahonje {I}.
mahoniehouten:: (van mahoniehout gemaakt) mahonje {I}.
maillot:: (=panty) malo {C}.
Main:: (rivier) Majn {G}.
mais-:: »maïs-.
maïskolf:: majiystiyn {C}.
maizena:: »maïzena.
Majesteit:: Hare ~: Korrepir {C} (afk= Kr.); Zijne ~: Korretarpu {C} (afk= Kt.).
majestueus:: prÿzafillus {I}.
majeur:: (muziekterm) majôr {C}.
majolica:: majolica {I}.
majoor:: majoriy {C}, (vrw) majoriya {C}, majora {C; mv= majoras}; voor militaire rangen, zie .
majoraan:: »marjolein.
mak:: (tam) neotlôgt {I}; »tam.
makelaar:: (tussenpersoon) jafolâ {C}; ~ in onroerende goederen: jérstatjen {C}; ~ in effecten: qurs-gvârcer {C} (iro).
makelij:: fabriseros {C}; van slechte ~: fes tildâ fabriseros; van Franse ~: fes ef frakas fabriseros.
maken:: (alg) riffe {K}; (=veroorzaken) qugle {K; gst= qugg}; (doen) traje {K; gst= trat} (arch); u maakt hem dankbaar: gÿrs qugle péquhiy ón do; je maakt me ziek/bang: tu qugle kinâ/ânkest ón gress; zijn opmerking maakt me kwaad: groft râviy qugle kost korsta; (sprkw) liefde maakt blind: rovretosz qugle bliynt; (=doen) paine {K}; we hebben een mooie reis gemaakt: kirro eft hordâ tupplip paine; opnieuw ~ (overmaken): nâs-riffe {K}; het opnieuw ~: nâs-riffos {C}; ~ tot (vormen tot): prânare ón {K} (ón is dt/vz); te ~ hebben met: stunne na {U}; te ~ krijgen met: stunnare na {U}; hoe maak je het?: tu farte kol?; hoe maakt u het?: (beleefde frase) hajoice gÿrs?; ze hebben niets met elkaar te ~ (ze staan los van elkaar): óps nert melde nâzjasót ón wâlkân.
maker:: (persoon die iets maakt) riffatjen {C}; (uitvoerder ve kunstwerk) mannatjen {C}; (die beroepshalve iets maakt/repareert) •rif {C.sx}, •-riffent {C.sx}; (bijv) schoenmaker: mustrif = must-riffent; (bij minder gebruikelijke beroepen waarbij het primair om "vervaardigen" gaat en niet om "repareren", wordt in samenstellingen ook riffatjen gebruikt; bijv) kurkmaker: crûrc-riffatjen.
Makkabeeën:: (bijbel) Mâkabees {N} (afk= Mâk).
makkelijk:: »gemakkelijk.
makkelijkheid:: »gemakkelijkheid.
makreel:: makrel {C} (L. Scomber scombrus).
mal::
malafide:: méjomiyp {I}.
Malagassiër:: Madagâskero {Cef}.
Malagassisch:: (bv: van/uit Madagaskar) madagâsker {IIef}; ~e vrouw: Madagâskera {Cef}.
Malawi:: Malavi {G}.
Malawiër:: Malaviny {Cef}.
Malawisch:: (bv) malavi {IIef}; ~e vrouw: Malavina {Cef}.
Maldiven:: de ~: Maldiviy {G}.
Maldiviër:: Maldiviyny {Cef}.
Maldivisch:: (bv) maldiviy {IIef; mv=enk}; ~e vrouw: Maldiviyna {Cef}.
Maleachi:: (bijbel) Maleagiy {N} (afk= Mal).
Maleis:: (taal) malesise {C}.
Maleisië:: Malessiy {G}.
Maleisiër:: Malesso {Cef}.
Maleisisch:: (bv) malessiy {IIef; mv=enk}; ~e vrouw: Malessa {Cef}.
malen:: (met een molen) maile {K}; het ~ (gemaal): mailos {C}; hoeveelheid koren die in één keer gemalen kan worden: mailos {C}; te lang/te fijn ~ (koffie, graan ed): idemaile {K}.
Mali:: Mali {G}.
Malinees::
maling:: ~/lak hebben aan iets/iemand: ef nert dragje ef mul helkara flaju/rast (1niv!); ~ hebben aan iemand: ef kette klâk rifo rast (1niv!); iemand in de ~ nemen: ef cye raster gôl scôl.
malrove:: (geneeskrachtige plant) pala-krutt {C/S} (L. Marrubium vulgare).
mals:: iymešiy {I; [mv=enk]}; ~ en sappig (bijv biefstuk): pjâlp {I}; mals||taai: perann {Iid}; .
Malta:: Mâlta {G}.
Maltees::
mamma:: mem {C}, mômm {C} (dl= Tigof/Lomky).
mammoetboom:: frÿcc-tâfiy {C} (L. Sequoiadendron giganteum).
man:: (alg) merater {C}; (mens) mân {C} (poe); oudere ~: genk {C}; klein dik ~netje: fûtbâl {C}.
Man:: Eiland ~: Manuhynne {G}; van het eiland ~ (Manks): manuhynne {IIef}.
management:: (bestuur) tomânerÿ {C}.
manager:: (=bedrijfsleider; v filiaal ed) mâner {C}.
Manchester:: Manchester {G}; Manceste {G} (arch).
manchet:: ozÿrtiy {C}.
mand:: (alg) korfe {C}; ([rieten] korf) kanâstriy {C}, efrech {C}; door de ~ vallen: ef farte kusamat ef ârg.
mandaat:: mandatiy {C}; (=machtiging) mitareppos {A}.
mandarijn:: (vrucht) mandarina {C}.
mandoline:: mandolynn {C}.
manege:: (paardrijschool) paliyst {C}; (rijbaan) paliyst-plep {C}.
manen::
maneschijn:: luna-nÿlos {C}.
mangel:: (=dorsmachine) mânal {C}.
mangelen:: (in de verdrukking komen) rekke-mip {K}.
mango:: (vrucht) mângo {C}.
manhaftig:: (=strijdbaar) jesfe {I}.
manicure:: hent-naliyc {C}.
manier::
manifest:: (voor lading op schip) manifestiy {C}.
manifestatie:: manifestašo {C}.
maning:: (=aanmaning) palleharbos {Crs}.
mank:: blâcs {I}; (=kreupel) krupel {I}; ~ lopen: blâcse {U}; (kreupele: persoon) blâcser {C}.
mankeren:: (=schelen) melde ûqu |mÿ/me| {U}; ik mankeer niets; mij mankeert niets: flâjû melde ûqu gress; niets ~ (in orde zijn): ôntare {E}.
Manks:: (van het eiland Man) manuhynne {IIef}.
mannelijk:: rateriy {I}.
mannenrok:: cott {C}.
mannetje:: (mnl dier) rater {C}; (sullig kereltje: krom/oud/gebrekkig enz) belt-merater {C}.
mannetjes-ereprijs:: presÿr veronica {C/S} (L. Veronica officinalis).
mannetjesvaren:: quft-ferre {C/S} (L. Dryopteris filix-mas).
manoeuvre:: chaleh {C}.
manschappen:: (alg) togrupÿ {C}; (soldaten en korporaals: laagste legerrangen) togrupÿ {C}; (=bemanning) ÿrðônt {C}; voor militaire rangen, zie .
mantel:: sluja {C}; (=[over]jas) kas {C}; (gewaad) kerly {Cef} (arch); (metalen bedekking) kvôrt {C}.
mantelmeeuw:: grote ~: doffiy-vélp {C} (L. Larus marinus); kleine ~: toopp-meve {C} (L. Larus fuscus graellsii).
mantelschelp:: grote ~: telrutlek {C} (L. Pecten maximus).
manus:: ~je-van-alles: hendre-hent {C}.
manuscript:: (=handschrift) stindafiy {C}, hentafiy {C}.
map:: labân {C}; (grote envelop) akora {C; mv= akoraa; rsmv= akoratt}.
maquette:: macett {C}.
marcheren:: mâršere {U}, xlâte {U}.
Marcus:: (bijbel) Mârces {N} (afk= Mâr).
marene:: (=pollan: vis) verc {C} (L. Coregonus); grote ~: blotter verc (L. C- lavaretus); kleine ~: blakker verc (L. C- albula).
maretak:: (=vogellijm) njoma {C} (L. Viscum album).
margarine:: tobâr {S}, mârgarynn {S}.
marge:: mârg {C}, marâs {C}.
marginaal:: (beknopt) fes ef hâm.
margriet:: mârgretta {C} (L. Chrysanthemum leucanthemum).
Marianeneilanden:: Marian-ilesets {Gef/mv}.
marine:: bas-zé {C}.
marineren:: sôsa-téfire {K; vdw= ..-téfira}.
marinier:: mariner {C}.
marjolein:: echte ~ (=majoraan; kruid): šiyl-oregann {S} (L. Majorana hortensis of Origanum majorana); wilde ~: presÿr oregann {S} (L. Origanum vulgare).
markeerder:: fatter {C}.
markeren:: (van een merkteken voorzien) fatte {K}; (ook fig) kafléde {K}.
markering:: (=merkteken) fattos {C}; (ook fig) kaflédos {C}.
markies::
markiezin:: marcessa {C}.
markt:: (alg) mârket {C}; (=verkoop) stovy {C}; (=afzetgebied) tomârketÿ {C}; op de ~: (verkoopplaats in de openlucht) kaf ef stovy; (gezien als gebouw waarbinnen de markt gehouden wordt) fes ef stovy; de producten (die te koop liggen) op de ~: ef prodûks kaf/fes ef stovy; op de ~ brengen: mârket-offerte {K} (v product).
marktkoopman:: stovyatjen {C}.
marktkraam:: (=marktstalletje) plânkiy {C}.
marktplein:: mârket[-lirrotiy] {C}; (in Peg) juf {C}.
marktsector:: (particulier bedrijfsleven, tegenover overheidssector) stovy-siyclo {C}.
marktsegment:: (bepaald deel vd [consumenten]markt) stovy-segment {C}.
marktstalletje:: (=[markt]kraam) plânkiy {C}.
marktwerking:: stovy-efektos {C}.
marmelade:: (=jam) šem {S}, albifan {S}; krodal {S} (dl= Centraal-Liftka).
marmer:: canazâ {S}; van ~ gemaakt (marmeren): canaziy {I}; stuk ~ (marmerblok): ljopâ {C}; "Afachisch marmer" (rode grijze of blauwgroene marmersoort uit de buurt v Afacha in Crona-gebergte) afacha-canazâ {S}.
marmerblok:: (stuk marmer) ljopâ {C}.
marmeren:: canaziy {I}.
marmot:: murmunt {C} (ihb Alpen~: L. Marmota marmota).
Marne:: (Franse rivier) Mârne {G}.
Marokkaan:: Marocann {Cef}.
Marokkaans:: (bv) marocc {IIef}; ~e vrouw: Marocana {Cef}.
Marokko:: Marocc {G}.
mars:: (muziekstuk) mârs {C}; (militaire tocht) xlât {C}; ~! (hortsik!, vooruit!): hihu! (aansporingsroep, vooral tegen trekdieren).
Mars:: (planeet) Mârs {G}.
marsepein:: mârsipann {S}.
Marshalleilanden:: Marshall-ilesets {Gef/mv}.
marskramer:: stovyjer {C}.
marsmannetje:: Mârs-mân {C}.
martelaar:: (gemartelde) kasser {C}; (beul) kassatjen {C}.
martelen:: kasse {K}; iemand die martelt (beul): kassatjen {C}.
marteling:: kassos {C}.
marter:: sustaâs {C} (L. Martes).
Martinikaan:: Martineco {Cef}.
Martinikaans:: (bv) martinec {IIef}; ~e vrouw: Martineca {Cef}.
Martinique:: Martinec {G}.
marxist:: mârksistiy {C}.
masker:: tolomkâ {C}, zâšecerr {C}.
maskerbloem:: gele ~: kolai zâšecerr-huron {C} (L. Mimulus guttatus).
maskeren::
massa:: mâsâ {C}; (klomp materie) praji {C}; gestolde ~: kojâ {S}.
massaal:: mâsalo {I}; het ~ optreden (ve politiemacht): tizjyros {C}.
massa-artikel:: stovy-lebetiyns {Cmv}.
massage:: mâseros {C}.
massamedia:: mâsâ-medyms {Cmv}.
masseren:: mâsere |..ÿje| {K}.
masseur:: mâseratjen {C}.
massief:: (niet hol) nehónto {I}; hojjentoe {I} (dl= Liftka); (=hecht/stevig) kâiyp {I}.
mast:: (op schip) mâst {C}.
masttop:: iyxemâst {C}.
mat::
mate:: de ~ van [lelijkheid]: ef grat fes [mivaiy]; een zekere ~ van ...: eft serten grat fes ...; in enige ~ (tot op zekere hoogte): tukst eft qurtiy fini; in hoge/grote ~: fes graviy cônsideros; in hoge ~ (verreweg): lef stótelira smâk; in mindere ~: fes oiba cônsideros; in toenemende ~: rÿlempelira {I}; in welke ~ (in hoeverre): arðiyg {VR/VG}; (directe vraag) in welke ~ liegt hij?: do merfe arðiyg?; (indirecte vraag) ik vraag, in welke ~ hij liegt: gress linne, do merfât arðiyg; (bijzin) ik weet niet, in welke ~ hij liegt: gress nert tiffe, arðiyg do merfe; in die ~ (zo erg, zo veel): festûrgiy {I}; hij is niet in die ~ (zo erg) politiek geëngageerd: do nert melde festûrgiy politiyc-cijaziy (bijv vergeleken bij iemand anders); Lerdu en Marje werken in gelijke ~ aan het project: Lerdu ur Marje ÿrôme likkô ón ef projecc (hebben er een gelijk aandeel in); in gelijke ~: »evenveel.
mateloos:: rolisót {I}; (heel erg) ðÿm nivo {C}.
materiaal:: (zn: materieel) materialo {C/S}.
materie:: materiy {S}.
materieel::
matglanzend:: kóf {I}.
matglas:: diym-glaza {Sef}; van ~ gemaakt (matglazen): diym-glaza {I}.
matglazen:: diym-glaza {I}; ~ ruit: diymÿjo {C}.
mathematiek:: (=wiskunde) mâtematyka {S}.
matig:: (=sober/eenvoudig) poriy {I; [mv=enk]}; (niet overdreven, niet al te best) kômah {I} (dikwijls iro); een goed boek is dat! (als het in feite een slecht boek is): eft kômah mimpit meldelira!.
matigen:: (=temperen) purte {K}; iets ~: ef qugle flaju lo poriy {I}; je moet je roken wat ~ (wat minder roken): tu quggât ef uokke lo poriy.
matigheid:: (=soberheid) poriyte {SC}.
matiging:: (=tempering) purtos {A}.
matinee:: fittas-stâgos {C}.
matkop:: (vogel) scóma-helk {C} (L. Parus montanus).
matras:: ontroâ {C; rs= ontroât}; (gevuld met hooi) jert {C} (dl= Centraal-Liftka).
matroos:: (alg) mâtrôs {C}; ~ 3e klasse: sumâtrôs {C}; ~ 2e klasse: mennmâtrôs {Crs}; ~ 1e klasse: jiyst-mâtrôs {C}; voor militaire rangen, zie .
mattenbies:: stâ {S} (L. Scirpus lacustris).
Matteüs:: (bijbel) Mateus {N} (afk= Mat); Matteus {N}.
Mauritaans:: (bv: uit/van Mauritanië) moretann {IIef}; ~e vrouw: Moretanna {Cef}.
Mauritanië:: Moretann {G}.
Mauritaniër:: Moretanny {Cef}.
Mauritiaan:: (man van Mauritius) Morituso {Cef}.
Mauritiaans:: (bv: uit/van Mauritius) moritus {IIef}; ~e vrouw: Moritusa {Cef}.
Mauritius:: Moritus {G}.
maximaal:: lo mâksûm.
maximum:: (zn) mâksûmiy {C}; (bv) mâksûm {I}.
mayonaise:: majoness {S}.
Mayotte:: Majott {G}.
mazelen:: splâkanos {C}.
me:: »mij.
mecanicien:: (monteur) mônterr {C}.
mecenas:: (persoon/instantie die een ander/kunstenaar/geleerde financieel steunt) stunnatjen {C}; kûra-stunnatjen {C}; tibân-stunnatjen {C}.
mechanica:: (=werktuigkunde) meganyka {C}.
mechanisch:: meganise {I}.
medaille:: medajiy {C}; (=gedenkpenning) mehiyte-drur {C}.
medaillon:: medajonn {C}.
mede-:: ook »mee-.
mede•:: ook »mee-.
medeaansprakelijk:: ralclémate {I}.
medebewoner:: ralzâreldur {C}.
medebrengen:: holare-ral {K} (schr), holare rala {K} (spr).
mededelen:: blompe {K; vdw= blômpe}.
mededeling:: blompos {C}; aangeplakte ~en (vooral burg. stand/straffen ed): mittâc {C}.
mededelingenbord:: (=aanplakbord) liysta {C}.
mededingen:: ~ naar: nôzjare {K}.
mededinging:: nôzjaros {A}.
medeklinker:: cônsonent {C}.
medeleven::
medelid:: glyda-ralaer {C}.
medelijden:: overšiy {Aef}; (=erbarmen) ÿréstos {C}; ~ met iemand: ef overšiy armt rast; ~ met iets: ef overšiy lef flaju; vol ~; ~ tonend: overšiy {I; [mv=enk]}; ~ hebben met: overšare {K}; ~ hebben met (te doen hebben met): ÿréste armt {U}; uit ~ met iemand: rast ÿréstelira; ~ inboezemen/opwekken: krôsquâme {K}; inboezeming/opwekking van ~: krôsquâmos {A}; ~ tonen met: ef stjece ef overšiy armt.
medemens:: ralveldur {C}.
medeminnaar:: (=rivaal) strettén-mâlp {C}.
medepassagier:: ralpâsager {C}.
medeplichtig:: ralpainiy {I}.
medeplichtige:: (handlanger) ralpainer {C}.
medeverantwoordelijk:: ~ zijn voor iets: ef lelperre ef respôns-ral furt flaju.
medeverantwoordelijkheid:: respôns-ral {SC}.
medewerken:: ÿrôme-ral {U}; ~ met (samenwerken met): ðônosrôme {K}.
medewerker:: ralÿrômer {C}; ~ op kantoor (kantoorbediende): ofisser {C}.
medewerking:: ÿrômos-ral {C}; met ~ van: lef ÿrômos-ral rifo (vz-uitdr).
medeweten:: (=voorkennis) blûmtiffos {A}; buiten mijn ~: dotoje kost blûmtiffos (afk= d.k.b.); buiten ~ van iemand: dotoje raster blûmtiffos; met ~ van iemand: fes raster blûmtiffos.
medezeggenschap:: reppos-ral {A}.
media:: medyms {Cmv}.
medicijn:: (=geneesmiddel) toraniefa {C}; ~[en]: ÿpégen {S}; wat betreft ~en (medicinaal): ÿpéga {I}.
medicinaal:: (wat betreft medicijnen) ÿpéga {I}.
medisch:: medise {I}; ~ centrum (polikliniek): medisentrym {C}.
meditatie:: (Erg) pinzolos {C}.
meditatieruimte:: (in Erg-kerk) pinzolmit {C}.
mediteren:: (Erg) pinzole {E}.
medium:: (zn) medym {C}.
mee-:: ook »mede-.
mee•:: ook »mede-.
meebouwen:: ~ aan iets (gezamenlijk iets bouwen): âlbe-ral fes flaju {U}; de buren bouwen mee aan de schutting: ef ÿksanuters âlbe-ral fes ef ûrbest.
meebrengen:: holare-ral {K} (schr), holare rala {K} (spr).
meedelen:: blompe {K; vdw= blômpe}.
meedingen:: ~ naar: nôzjare {K}.
meedoen:: ~ aan (=deelnemen aan): paine-ral fes {U}; mee laten doen (in het spel brengen): cirre {K}.
meedogenloos:: zôftrall {I}; (=hardvochtig) klozjenen {I}.
meedogenloosheid:: (=hardvochtigheid) klosyt {SC}.
meegaan:: vende-ral {U} (schr), vende rala {U} (spr); (=volgen/bijhouden) sompe {K}; ~ met iemand: vende lef rast; ik wil niet met je mee[gaan]: gress nert ventavy lef tu; ga je mee?: aftel tu sompe?; (fig) ~ met iemand in iets: ralvende ón rast fes flaju {U}; ik kan met hem ~ in de gedachtegang: gress ralventecû ón do fes ef miyprées.
meegaand:: (fig: gedwee) béln {I}.
meehelpen:: ~ met/bij iets: cÿrtire-ral flaju {K}; hij helpt mee met/bij de zoekactie: do cÿrtire-ral ef gvârce-âkšo.
meel:: clalôi {S; rs= clalôe}; van ~ gemaakt; met ~: claliy {I}; fijn ~ (bloem): môl {S}.
meelbes:: (boom) fjândara {C} (L. Sorbus aria).
meeldraad:: qunskrono {C}.
meeleven:: (ww) ~ met (zich inleven in): lare {K}.
meelfabriek:: clalôiriff {C}.
meelopen:: (lett/fig) farte-ral {U}; (lett) farte rala {U}; in een stoet/processie ~: xlâte {U}.
meeluisteren:: nute-ral {U}; het ~: nutos-ral {C}.
meemaken:: (=beleven) calare {K}; het ~: calaros {A}; (=ervaren) ecÿrlafe {K}.
meenemen:: ralputte {K}; ik heb iets [voor je] meegenomen: gress lelperre eft holos {C} (iets om af te geven, maar niet als cadeau); meenemen||achterlaten: afe {Kid; gst= afet}; .
meent:: (gemeenschappelijke weide) stolé {C}.
meepraten:: ik kan ervan ~!: gress stynecû ef storâs!.
meerdere:: (zn: in leger/bedrijf; persoon hoger in rang) vluvender {C}; (bv: hoger in rang) vlufa {I}; (alg) hij is mijn ~ (hij staat boven mij: in rang/prestatie ed): do melde kost vlufa veldur.
meerderheid:: (=gros) vluftiy {C}; een ruime ~: eft miproit vluftiy; de ~ van de mensen: ef vluftiy lÿ ef veldurs; in de ~ zijn: ef melde vluftiy; wij zijn in de ~: kirro melde vluftiy (soms wordt vluftiy abusievelijk als add opgevat en dan komen we de incorrecte mv-vorm vluftiyn tegen).
meerderjarig:: baxesjejar {I}.
meerkikker:: medriy-fors {C} (L. Rana ridibunda).
meerkoet:: runp {C} (L. Fulica atra).
meermin:: aille |aille/wille| {C}.
meerval:: (vis) glyl-draca {C} (L. Siluris glanis).
meervleermuis:: hupster knurfel-grûmiyl {C} (L. Myotis dasycneme).
meervoud:: (taalk: =pluralis) plurull {C};
in het ~ (meervoudig): plurulliy {I};
.
CONCRETE en SEMI-CONCRETE SUBSTANTIEVEN: hoofdregel | ||
---|---|---|
basis | voeg •s toe: | stoel/stoelen = ferdu/ferdus |
uitbouw | •ah > •alôsta: •eh > •enôsta: •oh > •ôsta: •uh > •ôsta: •ch > •cet: •x > •set: •s > •sz: | kade/kades = kah/kalôsta bak/bakken = iysteh/iystenôsta geest/geesten = kostoh/kostôsta gebaar/gebaren = duh/dôsta spade/spades = ych/ycet schaar/scharen = lafex/lafeset school/scholen = koles/kolesz |
Als de meervoudsvorming NIET conform bovenstaande regels plaatsvindt, is er sprake van een onregelmatige meervoudsvorming, en wordt deze expliciet in dit woordenboek aangegeven. Zulke onregelmatige vormen worden echter door de regelmatige vorming vervangen indien er sprake is van een onscheidbare samenstelling: dag/dagen = tof/terrats, maar zondag/zondagen = kôbotof/kôbotofs. |
CONCRETE en SEMI-CONCRETE SUBSTANTIEVEN:
secundaire regels (bepaalde suffixen vereisen een speciale meervoudsvorming) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
nominale afleiding van ww leenwoorden uit Latijn vrw afleiding van mnl zn Franse leenwoorden op -age | •os > •ôsta: •ašo > •aša: •a > •ÿ: •a > •aes: | offers = jalos/jalôsta (1) risico's = riskašo/riskaša vriendinnen = frinta/frintÿ (2) etalages = etala/etalaes (3) | ||||||
|
ABSTRACTE SUBSTANTIEVEN | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
afleiding van ww afleiding van bv afleiding van bv zn = bv zn = bv | •os > •osz: •iy = •iy: •er = •er: voeg •s toe: voeg •es toe: | beloftes = promisos/promisosz stugheid/stugheden = botsiy ernst/ernstigheden = graver verbod/verboden = móf/mófs (1) gevoel[ens] van trots = wynch/wynches (2) | ||||
| ||||||
Onregelmatige mv-vormen zijn expliciet in dit woordenboek aangegeven. |
meervoudig:: (taalk: in het meervoud) plurulliy {I}.
meerwaarde:: painor-luft la'ycâ {C}.
mees:: (vogel) helk {C} (L. Parus); zwarte ~: doffiy-helk (L. P- ater).
meeslepen:: (lett) chylfe-ral {K}; (lett: =meesleuren) ucjyfe {K}; (fig: =meetronen) putte-ral {K; vdw= potter-ral}; zich laten ~ (zich laten gaan): ef farte kaf ef râstiym; meegesleept worden (fig: niet ontzien worden): ef tasse fes ef tjondelira molarriy.
meesleping:: (fig) puttos-ral {A}.
meesleuren:: (lett: =meeslepen) ucjyfe {K}.
meesleuring:: ucjyfos {C}.
meesmuilen:: (spottend glimlachen) cÿrspjere {U}.
meespelen:: ~ met (meedoen aan): paine-ral fes {U}.
meest:: [het] ~: ðârlo {I; =ot v pert}; de ~e mensen: ef ðârlo veldurs; ik lees veel maar hij leest het ~: gress trempe pert tur do trempe ðârlo.
meestal:: šalo {I}; kÿ {I} (dl= Peg); ~ niet: šalo noi; ~ niet (zelden): lett {III} (dl= Centraal-Berref).
meester:: (=leraar) gekker {C}; (specialist in iets) ylâmater {C}; (hoogste universitaire titel) prifjiof {C} (afk= Pf.); ~ in de rechten: prifjiof fes rigt (afk= Pf-Ri.).
meesterlijk:: (=voortreffelijk) ksvenniy {I}.
meesterwerk:: ylâm-tiyn {C}.
meetbaar:: messen {I}.
meetellen:: wat meetelt (ertoe doet; succesvol): lo juftelira.
meetinstrument:: messer {C}.
meetkunde:: vlakke ~ (=planologie): planolôiy {C}.
meetronen:: (fig: =meeslepen) putte-ral {K; vdw= potter-ral}.
meetroning:: puttos-ral {C}.
meeuw:: meve {C} (L. Larus; Rissa); "hamer~" (zeldzame meeuwensoort, vrnl langs kusten vd Kjûpur-zee): hajimo-meve {C} (L. Larus hamatus).
meevallen:: ef farte fsoliy; het valt mee dat ...: ... zjoffolira querdo (enigszins iro); het valt mee dat hij komt (ik had nooit gedacht dat hij zou willen komen): do arfine zjoffolira querdo; ~d (niet-erg): plariy {I}.
meevoeren:: vure-ral {K}; (een kind) aan de hand ~: préte {K}; (met zich wegvoeren) idevure {K}.
meevoering:: vuros-ral {C}; (=wegvoering) idevuros {C}.
meewarig:: ténoliy {I; [mv=enk]}.
meewerken:: ÿrôme-ral {U}; ~ met (samenwerken met): ðônosrôme {K}.
meezitten:: het zit niet mee: ef jelpjeve ef urzôg; als het weer [wel] meezit: âme ef wónzol nert jelpjeve ef urzôg.
megaproject:: (heel groot) megaprojecc {C}.
meh:: (geluid v mekkerende geiten) hehe {!}.
mei:: mai {Cef; rs= matt} (afk= ma); maihertel {C} (arch), methertel {C} (arch).
meid:: giyst {C; mv= giysta}, saôc {C} (dl= Berref); (gemeenzame benaming voor goede bekende) leftel {C}; Tek is een leuke ~: Tek melde eft lûfiy leftel.
meidoorn:: (alg) âret {C} (L. Crataegus); eenstijlige ~: plôf âret (L. C- monogyna); tweestijlige ~: féra âret (L. C- laevigata).
meikever:: lofâ-kjônt {C} (L. Melolontha melolontha).
meineed:: toÿðe {C}.
meisje:: pirinin {C}, 'nin {C}; (jongens en ~s: ca 13-20 jaar oud) brans {Cmv}; ~ lief (aanstellerige aanspreekvorm; bijv door een oma tegen haar kleindochter): dyna {C; mv= dynas}.
meisjesnaam::
mejuffrouw:: (ongetrouwde vrouw) nâma {C} (arch).
mekkeren:: (geluid v geit) he'eke {U}.
melde:: uitstaande ~ (plant): oracha {C} (L. Atriplex patula).
melden:: yarge {K; vdw= yârge}; (=mededelen) blompe {K; vdw= blômpe}; zich ~ bij: kjôndare {K}; ik meld me bij de directeur: gress kjôndare ef prest.
melding:: yargos {C}; (=mededeling) blompos {C}.
melganzenvoet:: blakker quister {C} (L. Chenopodium album).
melk:: helt {S}; een glas/beker ~: eft helt {C}; ~ geven (v koe): helte {U}.
melkboer:: heltater {C}; (zuivelbedrijf) zufelâs {C}.
melkdistel:: helt-ynt-lofa {C/S} (L. Sonchus); brosse ~: kóf helt-ynt-lofa (L. S- asper); gewone ~: verfe helt-ynt-lofa (L. S- oleraceus).
melken:: (v koe) heltare {K}; koe die nodig gemolken moet worden: pâlta-boert {C}.
melkeppe:: (plant) ošo-fendy {S} (L. Peucedanum palustre).
melkglas:: (wit ondoorzichtig glas) helt-glaza {Sef}; van ~ gemaakt (melkglazen): helt-glaza {I}.
melkglazen:: (van melkglas gemaakt) helt-glaza {I}.
melkkoe:: (lett) heltoert {C}.
melkkruid:: sel-roza {C} (L. Glaux maritima).
melkvee:: helt-fa'i {S; rs= ..-faitt}.
melkveehouder:: helt-fa'i-kelte {C}.
Melkweg:: de ~: Helt-mirra {N}.
Melkwegstelsel:: Helt-mirraeren {C}.
melkzwam:: coces-helter {C} (L. Lactarius); roodgrijze ~: ðobo coces-helter (L. L- vietus); zoetgeurende ~: grum coces-helter (L. L- glyciosmus); rossige ~: môliy-âng-ÿra {C} (L. L- rufus); groenkleurige peper~: mesâ-helter {C} (L. L- pergamenus).
melodie:: (muziek) malodé {C}.
melodieus:: chafosec {I}.
meloen:: melône {C}.
memo:: (=kennisgeving/kort briefje) yruna {C}.
mémoires:: mehiytafiy {C}.
memorandum:: (officiële nota) tâgafiy {C}.
memoriam:: in ~ (vrnl als bericht in krant): koffon-miyparâ {C}.
men:: stus {ZV; rs= stusse} (enk); ~ rookt hier veel (er wordt hier veel gerookt): stus uokke pert kusami.
menen:: (=bedoelen) calijanone {K}; splônje {K; gst= splônt}; ~ te hebben/zijn: šâfpe fes {U}; mijn nicht meende schuld te hebben (schuldig te zijn): kost šâfla šâfpa fes šâftra; Petriy meent dat hij bedrogen is (denkt bedrogen te zijn): Petriy šâfpe fes ef ÿcjestovlos; de minister meent ... (volgens de minister ...): calijann ef menester ...; (abusievelijk denken) tesse {U}; »mening.
mengelmoes:: blototyos {C}.
mengen:: cÿrnytre {K; gst= cÿrnytt}; het ~ ([ver]menging): cÿrnytros {C}; [door elkaar] ~: blototixe {K}; metaal ~ (legéren): aloje {K; gst= alot}; zich ~ in iets: cÿrnytre fes flaju {U; gst= cÿrnytt}; hij mengt zich in het gesprek: do cÿrnytre fes ef chaquindos.
menging:: (het mengen) cÿrnytros {C}.
mengmachine:: blototixa {C}.
mengsel:: blototixos {C}, cÿrnytt {C; mv= nytt}.
menie:: (rode verf) mindefitos {S}, menjem {S}.
menig:: (zeker meer dan de helft) minker {OV}, pes {OV} (enk-concr/semcr/abstr; stoff); ~ huis is aan een schilderbeurt toe: minker sért mennirre ef verfute; ~e vrijheid is een illusie: minker jolaiy melde eft ilusy; ~ (een flink deel van het) water is verontreinigd: minker knurfel melde neming.
menigeen:: pesa {ZV; gnp= peser; rs= pesae} (enk); ~ woont in een krot, dat niemand wil hebben: pesa lâzâre ki eft ÿrpô'as, râste lelperravy té; ~ die beroemd is (menige beroemdheid): huldufit pesa.
menigte:: clûma {C}.
mening:: mefrâ {C}; (=bedoeling) calijanonos {A}; volgens/naar de ~ van: calijann {VZ}; naar zijn ~ (zijns inziens): groft calijann = groft stynn {SC}; naar mijn ~: kost calijann = kost stynn {SC}; naar mijn ~ (idee): fitfara kost obléskros; naar mijn bescheiden ~: kost elx stynn; een ~ over iets: eft mefrâ kura flaju; van ~ zijn dat: cÿrfitéte den ... {U}, calijane den ... {U}; van ~ verschillen: ef lelperre querdo mefrâs; zijn ~ verkondigen: inéche {U}, gatte {U} (arch); wat is uw ~?: gÿrs gatte kol?.
meningsverschil:: mefrâ-querdâ {C}.
mennen:: (dier) ripje {K; gst= ripp}; (wagen besturen) nolce {K}; (met paard en wagen vervoeren) kalie {K}.
mens:: (=individu: zowel mnl als vrw) veldur {C}; cralarder {C} (iro) (eig "alleseter, omnivoor"); (=man) mân {C} (poe); raar ~ (vreemd type): dôchâmp {C}; ~ van vlees en bloed (lijfelijk mens): liff-mân {C}; veel ~en (drukte): centys {Aef}; geen ~: »niemand.
mensdom:: (alle levende mensen samen) veldurproje {C}; (alle levenden en doden samen) zliyts {S}.
menselijk:: veliyter {I}.
menselijkerwijs:: ~ gesproken (redelijkerwijs): iyter-molaiy {III; [mv=enk]} (afk= i.m.).
mensenkennis:: veldurtiff {C}.
mensenrechten:: veldur-rigts {Cmv}.
mensenschuw:: veldreff {I}, veldur-queff {I} (arch).
mensheid:: velduros {S}.
mensonwaardig:: veldur-tivjâs {I}.
mentaal:: kostôiy {I}.
mentaliteit:: mentalitiy {C}.
menu:: (alg) menuiy {C; rs= menute}; (spijskaart) larde-kinner {C}.
Mercurius:: Mercurys {N}.
merel:: ômfer {C}, clynkyrre {C} (dl= Zuid-Liftka) (L. Turdus merula).
meren:: (=aanleggen: groot schip) tôrsare {K}; het ~: tôrsaros {C}; gemeerd liggen (vastliggen: groot schip): tôrse {U}.
merendeel:: vlufkanas {C}; voor het ~ (=merendeels): vlufkanasiy {I}.
merendeels:: (voor het merendeel) vlufkanasiy {I}.
merg:: griyt {S}; door ~ en been: fesducupp ef liff.
meriansborstel:: (vlinder) râg-zôler {C} (L. Dasychira pudibunda).
merk:: ([keur]teken) blâtiy {C}; ([goede/slechte] aantekening; handels~) mârc {C; mv= merc}; van een ~ voorzien (merken): mârce {K}; het van een ~ voorzien (merking): mârcos {C}; zie ook Merken en producten in .
merkartikel:: mârc-ârtycla {C; mv= ..-ârtycele}, brand |Eng.| {C}.
merkbaar:: stet {I}; ygbronniy {III}; ~ zijn: stete {E}.
merken:: (ve merk voorzien) mârce {K}; (ve merkteken voorzien) lédote {K}; het ~ (merking): lédotos {C}; (bemerken) ÿrsflaâge {K}; laten ~: jôfle {K; gst= jôff}.
merking:: (het merken) lédotos {C}; (het van een merk voorzien) mârcos {C}.
merkteken:: (=insigne/keurmerk) lédo {C}; (=waarmerk) ségg {C}; (=markering) fattos {C}; van ~ voorzien (merken): lédote {K}; van ~ voorzien (markeren): fatte {K}; stuk vee met ~ (in oor): ÿfattos {C}.
merkwaardig:: ygbronn-âp {I}; (=vreemd) tnefer {I}; het is vreemd om [achteruit te zwemmen]: ef melde tnefer beri [svime prôât].
merrie:: (vrw paard) zlef {C}; (jong vrw paard) kapa {C}.
merrieveulen:: (jong vrw paard) kapa {C}.
mes:: knyfo {C}, texo {C}.
mespunt:: iyxeknyfo {C}.
messing:: (geelkoper) nestin {Sef}; van ~ gemaakt (geelkoperen): nestin {I}.
messteek:: texritt {C}.
mest:: mest {S}, per {S}.
mesthoop:: crelco {C}.
mestkever:: [gewone] ~: per-snerf {C} (L. Geotrupes stercorarius).
mestvork:: tennde {C}.
metaal:: metalo {S}, loja {S}; gesmolten ~: plistep {S} (arch); zware metalen: ihyt metalo; van ~ gemaakt (metalen): metala {I}, lojiy {I}; stuk/blok ~: qurtyff {C}; ~ mengen (legéren): aloje {K; gst= alot}.
metaalbewerker:: présizatjen {C}.
metaaldraad:: drat {C}.
metaalfabriek:: (=metaalwarenfabriek) metaloriff {C}.
metaalmengsel:: alojâ {C}.
metaalwarenfabriek:: (=metaalfabriek) metaloriff {C}.
metafoor:: metaforiy {SC}.
metalen:: (van metaal gemaakt) metala {I}, lojiy {I}.
metasequoia:: fôsyll-sypress {C; mv= ..-sypresses} (L. Metasequoia glyptostroboides).
metathesis:: metatesiy {C}.
meteen:: (=direct) kafér {III}.
meten:: (maat nemen) messe {K}.
meteoriet:: tasse-kolini {C}, meteoritiy {C}.
meteorologie:: meteorolôiy {C}.
meter::
metgezel:: ralfrint {C}; (=kameraad) lyk {C}.
methode:: metoðiy {C}.
methodisch:: (=stelselmatig) metodise {I}.
meting:: (maatneming) messos {C}, šumos {C} (arch/poe).
metriek:: ~e stelsel: meterjeren {C}.
metro:: (alg) chucern-treno {C}, chuka {C}; (in Amahagge) lagizosti {C}; ef mote treno {C} (pop).
metropool:: metropoliy {C}.
metselaar:: matier {C}.
metselen:: matie {K}.
metselwerk:: matios {C}.
metterdaad:: (werkelijk) lef ef kâmpaiy (afk= l.e.k.) {A}.
meubel:: ~[stuk]: futju {C}; oud versleten ~: krûgt {C} (pop).
meubelstuk:: futju {C}; oud versleten ~: krûgt {C} (pop).
meubelzaak:: futju-misan {C}.
meubileren:: lâfutjue {K}.
meubilering:: lâfutjuos {C}.
meun:: kariyte {C} (ihb vijfdradige meun (L. Ciliata mustela) of Skiyl-meun (L. Ciliata skyliana)).
meute:: (=kliek) togvârcÿ {C}.
mevrouw:: mosjeus {C} (afk= msj); ~ Malâst: mosjeus Malâst; »heer.
Mexicaan:: Mexikann {Cef}.
Mexicaans:: (bv) mexiko {IIef}; ~e vrouw: Mexikana {Cef}.
Mexico:: Mexiko {G}.
mezelf:: »mij.
mi:: (muzieknoot) my {C}.
miauw:: (geluid v miauwende katten) mjâe {!}.
miauwen:: miôle {U}.
Micha:: (bijbel) Micha {N} (afk= Mic).
microfoon:: mikrofonos {C; mv= mikrofonosz}, rélvâs {C}, réfs {C} (pop).
Micronesia:: (staat) Micronesiy {G}.
Micronesië:: (gebied met eilanden) Micronesiy {G}.
microscoop:: mikroskopiy {C}.
microscopisch:: ~ klein: mikroskopiy-belt {I}.
middag:: (11-17 uur) fittas {C}; afgelopen ~: lâst fittas; zo goed als elke ~ ('s middags): fittasas {III}; elke ~: riyfain fittasas; tussen de ~ (precies om 12 uur): géfer {C}; precies om 12 uur (tijdstip dat nog komen moet, of net aangebroken is): lelmo géfer; gistermiddag om 12 uur: lâst géfer; zo goed als elke ~ om 12 uur: géferas {III}.
middageten:: (=lunch) (koud) maliy {C}; (warm) jalardos {C}.
middelbaar:: (=middelste) lurgiy {I}; middelbare school: lurgiy-koles = lurgkoles {C} (vgl atheneum: school die opleidt voor universitaire studie); (gezien als Spok onderwijsinstituut) Lurgiy-Koles {N}.
middeleeuwen:: lurgiy-fortiyn {C}; in/uit de ~ (middeleeuws): lurgiy-fortiyniy {I}.
middeleeuws:: (in/uit de middeleeuwen) lurgiy-fortiyniy {I}.
middelen:: »middel.
middelgebergte:: lurgiy-tobergÿ {C}.
Middellandse Zee:: Jenšark-zee {G}, Mediterann {G}.
middellijn:: (alg) lurglÿnt {C}; (meetkundig) dyjametra {C}.
middelmatig:: oareÿ {I}.
middelpunt:: (alg) lurgponto {C}; (meetkundig) sentra {C}; in het ~ van de belangstelling staan: bronne {U}; in het ~ van de belangstelling staand: bronn {I}.
middelpuntvliedend:: ~e kracht: sentra-tijâ-crâf {C}.
middels:: (door middel van: vrnl abstract: met behulp van) wÿrtâlacc {VZ}; ~ schreeuwen bereik je niets: stus ejelife flâjû wÿrtâlacc ef ÿscemros; »door 4.
middelsoort:: (=tussensoort) jafrenvu {C}.
middelste:: (=middelbaar) lurgiy {I}, lurg• {PX}.
middelvinger:: lurgÿrliriy {C}.
midden::
middendeel:: lurgiy-kanas {C}.
middendoor:: ~ gebroken: mipðô {I}.
middengedeelte:: lurgiy-kanas {C}.
middenin::
middenklasse:: (=middenstand) plastros {S}.
Midden-Oosten:: Lurgiy-Opper {G}; in het ~: fes Lurgiy-Opper.
middenrif:: frogiyrt {C}.
middenstand:: (=middenklasse) plastros {S}.
middenweg:: (fig: =tussenweg) uroft {SC}; (fig) de [gulden] ~: ef nutraliy mirra.
middernacht:: (precies om 24 uur) parâs {C}; om ~ (tijdstip dat nog komen moet, of net aangebroken is): lelmo parâs; afgelopen ~ (gisternacht om 24 uur): lâst parâs; om ~; zo goed als elke nacht precies om 24 uur: parâstas {III}; elke ~ precies om 24 uur: riyfain parâstas.
midzomer:: lurgkormondô {C}; met ~ (de eerstkomende dag/de afgelopen keer dat het ~ is/was): lóf lurgkormondô.
midzomernacht:: lurgkormondô-kÿl {C}.
mier:: (insect) miyrûs {C}; rode ~: mindefit miyrûs (vrnl rode knoopmier: L. Myrmica ruginodis); zwarte ~: doffiy miyrûs (vrnl zwarte wegmier: L. Lasius niger).
mierikswortel:: frÿccadiše {C} (L. Armoracia rusticana).
miezerig:: (v weer) gûrnðiy {I; [mv=enk]}; (v persoon) cvéfa {I}.
1niv | {PV} | {SX.vz}° | pass. | verbaal |
---|---|---|---|---|
standaard-Spok Ÿrofly-Spok | gress* gre = griy | •giys | gróse groe | gressere¹ greere |
° (dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) * (alg) |ges/gess|; (poe) |gress| ¹ |gessere| |
2niv | {PV} | rs (modern) | rs (arch) |
---|---|---|---|
tsil | tsiyle | tsille |
mijden:: albe {K}; ~ als de pest: ef rotjule lo ef ret.
mijl::
mijlpaal:: (lett: kilometerpaal) nupp {C}; (fig) mennspôta {Crs}.
mijmeren:: zvošâme {E}.
mijmering:: zvošâmos {A}.
mijnbouw:: (alg) umynos {C}.
mijnentwil:: om ~: ber ef probare rifo gress/tsil.
mijnenveger:: minn-pârer {C}.
mijnheer:: (de heer) merater {C} (afk= mrt).
mijnschacht:: sgâg {C}, hûstano {C}.
mijnwerker:: (alg) umynast {C}.
mijt:: (geleedpotig diertje) pârx {C}; (alg: die een plantengal vormt) zviyf-âlber = zviyft-âlber {C}.
mijzelf:: »mij.
mikken:: ~ op: iyénke {K}.
mikpunt:: (lett/fig: =doelwit) butt {C}; (fig) rener {C}.
Milaan:: Milano {G}; Milenc {G} (arch).
mild:: (=zacht) njabo {I}; (=gul) kettebariy {I}; (=goedgeefs) ifôc {I}; ~ zijn: ifôce {E}.
mildheid:: (=zachtheid) njabo {Aef}; (=goedgeefsheid) ifôciy {A; mv=enk}, ifôcos {A}.
milieu:: milju {C}; (omgeving die voor vervuiling enz behoed moet worden) poire-jakâm {C} (afk= PJ).
milieuheffing:: poire-jakâm-tâx {C} (afk= PJT).
milieuonvriendelijk:: poire-jakâm-neflifados {I}; PJ-neflifados {I}.
militair:: (zn) militarr {C}; (bv) militerr {I}; zie ook Militaire organisatie in .
miljard:: milerrt {TW}.
miljardair:: milertarr {C}.
miljarden:: (fig) milerrterst {I}.
miljoen:: melôn {TW}.
miljoenen:: (fig) melônerst {I}.
miljonair:: miljonarr = milonarr {C}.
milkshake:: miylk {C}.
milligram:: miligrâma {C} (afk= mg).
milliliter:: mililitriy {C} (afk= ml).
millimeter:: milimeter {C} (afk= mm).
milt:: griyt-blerr {C}.
mimosa:: vajiy {S}.
minachten:: gytoze {K}.
minachtend:: (=neerbuigend) ytra {I}.
minachting:: gytozos {A}.
minder::
mindere:: (ondergeschikte persoon) oibevender {C}.
minderheid:: ÿrénen {C}; in de ~ zijn: ef melde oibaniy {C}.
minderjarig:: baxesjola {I}.
minderwaardig:: oibacÿrkiy {I; [mv=enk]}; (van slecht allooi) kirðiyk {I}.
minderwaardigheid:: oibacÿrker {A; mv=enk}.
minderwaardigheidscomplex:: ef irano kinâ {SC}.
mineraal:: (zn) mineralo {C}; (bv) minerala {I}.
mineur:: (muziekterm) minôr {C}; (depressief) in ~ [gestemd] zijn: ef melde fes icôt.
miniatuur•:: (als een dwerg; in klein formaat) gónermiy {I}; (bijv) een miniatuurauto: eft gónermiy oto.
minimaal:: lo minûm {I}.
minimum:: (zn) minûmiy {C}; (bv) minûm {I}; tot een ~: armt eft minûmiy; lo minûm.
minipizza:: minipizza {C}.
minister:: menester {C}; zie ook Ministers in .
ministerie:: (=departement: complete instantie met minister en alle ambtenaren) depârtemen {C}; (alleen het kantoor vd minister met zijn naaste medewerkers, zonder alle ambtenaren) menestery {C}; (een menestery maakt deel uit van een depârtemen); »Openbaar Ministerie; zie ook Ministeries in .
ministerieel:: (=departementaal) depârtemena {I}.
minister-president:: értef menester {C}; mennmenester {Crs}.
ministertop:: (topontmoeting v ministers) menester-wâlca {C}.
minnaar:: inoðo (noðo) {C}.
minnares:: inoða (noða) {C; mv= [i]noðas}.
minst::
minstens:: (=ten minste) mi'ân {I}; (op zijn minst) vléša'emm {III}; het boek kost ~ 14 herco: ef mimpit melde vléša'emm 14.
minteken:: (–) leser {C}.
minus:: »min B.2.
minutenlang:: mitsot {I} (poe).
minuut::
minzaam:: pénf {I}, tizjyrelira {I}.
Miquelon:: Micelonn {G}.
mirre:: mychâ {S}.
mirte:: (bep soort) gesôpamst {C} (L. Myrtus sylvestris).
mis::
misbaksel:: (lett: mislukt gebak) tatokrodurÿ {C}.
misbruik:: taušâmellos {A}; ~ maken van (misbruiken): taušâmelle {K}, neušâmelle {K} (dl= Zuid-Liftka/Tigof).
misbruiken:: (misbruik maken van) taušâmelle {K}, neušâmelle {K} (dl= Zuid-Liftka/Tigof).
misdaad:: cmontolâ {C}.
misdadig:: taupsiy {I}; (=crimineel) péršiyt {I}.
misdadiger:: glônt {C}, tapainer {C}; (die in herhaling valt: recidivist) nâs-glônt {C}.
misdadigheid:: (=criminaliteit) péršiytôc {C}.
misdeeld:: tamipert {I}.
misdienares:: (meisje/vrouw v 11-30 jr oud, speciaal opgeleid is om te assisteren bij Erg-rituelen) lystra {C}.
misdoen:: iemand iets ~ met ... (onrecht aandoen met ...): ef qugle šapp ón rast tjâg ... {III}.
misdragen:: zich ~: fesksenpe {E}.
misdrijf:: mako {C}.
misgaan:: (verkeerd gaan) jâûge {U}.
misgewas:: (=misoogst) oajaros {C}, zemmena {S} (dl= West-Liftka).
misgreep:: (lett: niet vastgrijpen wat men vastgrijpen wilde) tauberos {C}; (fig) tauberos {A}; een ~ doen (fig): taubere {Upr}.
misgrijpen:: (niet vastgrijpen wat men vastgrijpen wilde) taubere {K}; de matroos greep de reling mis en viel overboord: ef mâtrôs ef vânts taubere ur tasso vetsotoje.
misgunnen:: (niet gunnen) iemand iets ~: (neutraal) idemonslenpe flaju piti rast {K}; (met wraakgevoelens, leedvermaak, ed) mippotóðe flaju ón rast {K}.
mishandelen:: froðiycyne {K}.
mishandeling:: froðiycynos {C}.
miskend:: een ~ genie: eft waér miperter.
miskennen:: tatiffe {K}; een miskend genie: eft waér miperter.
miskenning:: tatiffos {A}.
miskraam:: tomebafa {C}.
misleiden:: âlbae {K; vdw= âlper}.
misleiding:: âlbaos {C}.
mislopen:: (niet ontmoeten) taméte {K}.
mislukken:: (alg) taeftarse {Upr}; de onderhandelingen zullen ~: sena taeftarse ef woltosz; doen/laten ~: taeftarse {K}; de minister doet/laat de onderhandelingen ~: ef menester taeftarse ef woltosz; (v toneelstuk) okoðe {U}; het mislukken||het welslagen: stâek {Cid}; .
mislukking:: (alg) taeftarsos {A}; (afgang: v toneelstuk/artiest) okoðos {C}.
mislukt:: het is ~: ef melde eft tatiyn.
mismaakt:: (=misvormd) tavobar {I}.
mismaken:: (=verminken) tavobare {K}.
mismanagement:: tamânos {C}.
misoogst:: (=misgewas) oajaros {C}, zemmena {S} (dl= West-Liftka).
mispel:: (vrucht) mespiyl {C}; (boom) tomespiylÿ {C} (L. Mespilus germanica).
misplaatst:: ucÿr {I}.
misprijzen:: (=laken) idequistare {K}; het ~: idequistaros {A}.
miss:: (Eng; als "titel" bij verkiezingen ed) moss {C}; Miss World: Moss Claba.
misschien::
misselijk:: (=onpasselijk) ojaber {I}; (misselijkmakend/walgelijk) ónnafy {I}; zich ~ eten: kestlarde {Epr}.
misselijkmakend:: (=walgelijk) ónnafy {I}.
missen::
misser:: (schot dat mist) rytlos {C}, ufspros |uspros| {C}.
missie:: mišon {C}.
misstand:: tastânt {C}.
mist:: (alg: =nevel) douba {C/S}; een dikke ~: eft graviy douba; er hangt een dikke ~: ef doube graviy; (boven moerassen) gâûc {S}.
mistbank:: douba-grulôt {C}.
misten:: doube {E}.
mistig:: (vrnl lett: =nevelig) doubiy {I}; (lett/fig) neldiy {I; [mv=enk]}.
mistroostig:: mârjôft {I}.
mistroostigheid:: mârjôft {Aef}.
misvangen:: (missen: bal ed) taubere {K}; hij mist de bal (hij laat de bal gaan): do taubere ef gûmbâl.
misvatting:: (=vergissing) erros {A}; (=misverstand) taobléskros {A}.
misverstand:: obléskre-erros {A}; (=misvatting) taobléskros {A}.
misvormd:: (=mismaakt) tavobar {I}; (vrnl lichamelijk) frotrajo {I}.
misvormen:: (=mismaken) tavobare {K}.
misvorming:: tavobaros {C}; (=vervorming) fomros {C}.
mitella:: milâfâsto {C; mv= milâfâstôe; rsmv= milâfâstott}.
mitrailleur:: dreutequutû {C}, dequ {C} (afk= DQ).
mits:: (als, indien: positieve voorwaarde) âme {VG}, dira {DT} (bijzin in de toek tijd, uitgedrukt met di; dira mag ook weggelaten worden); je krijgt een paard, ~ je eerst zelf een stal bouwt: tu pónze eft zlef, âme quandro tu âlbe bent eft kredek = tu [dira] pónze eft zlef, quandro tu di âlpilóme bent eft kredek.
mixer:: blototixa {C}.
mobieltje:: (mobiele telefoon) mirre-telefonos {C} (officiële benaming); (spr) portariy {C}.
mobilisatie:: (leger) dreumânos {C}.
mobiliteit:: (=beweeglijkheid; je [kunnen] verplaatsen) rutracciy {A; mv=enk}.
mobilofoon:: mobilofonos {C; mv= mobilofonosz}.
modaal:: ~ hulpwerkwoord (taalk: "moeten"/"mogen"/"kunnen"/"willen"): vrôk-nefpainer = vrôk-supainer {C}.
modder:: (alg) medriy {S}, râfs {S}; (=blubber) sti {S} (spr); bedekt met ~ (modderig): tunbas {I}; een figuur als ~ slaan: ef jerdonneve fes nucer âlbâts.
modderbad:: râfswik |râfsik| {C}.
modderig:: (bedekt met modder) tunbas {I}; omheind ~ gedeelte voor varkens: krûgât {C}.
modderkruiper:: (vis) grote ~: Grât-blacroer {C} (L. Misgurnus fossilis); kleine ~: Trendon-blacroer {C} (L. Cobitis taenia); brakke ~: Tsjok-blacroer {C} (vis in het Tsjok-meer) (L. Cobitis tigofensis).
modderpoel:: tunbas {Cef}; vol met ~en (v onverharde weg): tunbasót {I}.
modderstroom:: medriy-hâksa {C}.
mode:: (vrnl kleding) fâšon {C}; in de ~: âfry ef fâšon; uit de ~: vluf âfriye ef fâšon.
model:: (mal/vorm) quzÿr {C}; (als voorbeeld: alg) jÿnt {C}, modell {C}; (op verkleinde schaal) macett {C}.
modeontwerpster:: modiste {C}.
modern:: palequeo {I}, net-eker {I}; (=eigentijds) ðÿrfortiy {I}.
modernisering:: palequeos {C}.
modeshow:: [fâšon-]bloos {C}.
moe:: (vermoeid) hômba {I}; ~ zijn: hômbae {E; gst= hômbat}; ef perke nânelira {=tdw v nâne}; ~ maken (vermoeien): hômbaare {K}; »vermoeid.
moed:: qurag {SCef}; (ihb in oorlog of gevecht) battiyntân {SCrs}; ~ houden: qurage {E}; ~ vatten: qurasote {E}; het ~ vatten: qurasotos {A}; ~ houden! (kop op!): lef fera nurp!; met goede ~: fes quista qurags.
moedeloos:: fesqurstox {I}.
moeder:: sientur {C}.
moederkruid:: febbexéxâm {S} (L. Tanacetum parthenium).
moederlijk:: sienturer {I}; ze is een ~ type: eup melde eft sienturer šôt.
moedermelk:: (=zog) fôlts-helt {S}.
moederoverste:: (in klooster) prijóntur {C}.
moedersleutel:: (loper: die in vele sloten past) bulf-ké {C}.
moedertaal:: sientur-mux {C}.
moedertje:: daar helpt geen ~ lief aan (dat is nu eenmaal zo: uiting v berusting): pica melde martel ur flecs melde kjupt.
moedig:: senÿðiy {I; [mv=enk]}, qurag {I}.
moedwil:: (=opzet) proba {SC}.
moedwillig:: fes pelat proba (afk= f/pp) {SC}.
moeflon:: muflón {C} (L. Ovis ammon musimon).
moeilijk:: diffiyk {I}; (=lastig) mâltefiy {I}; het is ~ om ...: ef melde diffiyk beri ...; ~[er] maken (bemoeilijken): mâltefe {K}; het ~ hebben: ef melde fes eft diffiyk stânt; hij krijgt het ~ met ...: do kettare eft mâltefiy pâk, bzeuralira ...; ~ in beweging te krijgen/brengen: kikaiy {I}; een fiets die ~ vooruit te krijgen is (zwaar trappend): eft kikaiy pitter.
moeilijkheid:: diffiyksel {C}; zich in de moeilijkheden werken: ef lâufire eft narfartiy nevrÿcc; moeilijkheid||gemakkelijkheid: lomess {Cid; mv= lômesse}; ; wel||geen moeilijkheden veroorzaken: lomeše {Uid; vdw= lomest}; .
moeite:: kika {SC}; ~ doen: ef dreumâne kika; ~ doen om ... (zijn [uiterste] best doen om iets te bereiken): ef prap kette lo [wâlc] zefa, den ...; met de grootste ~: tjâg ef graviy hupster kika; zich ~ getroosten: kafkikie {U}; ~ hebben met; ~ kosten: kikiare lef {U}; dat kost me ~; daar heb ik ~ mee: gress kikiare lef mittof; het loont de ~ niet: ef nert kette prefdef {C}; de ~ waard zijn: kikie {U}; het de ~ waard zijn: kikios {A}.
moer:: (op bout) gre-riyn {C}; geen ~ (absoluut niet[s]): nÿf prefdefs {C} (pop); ik kan geen ~ zien (omdat het heel donker is): gress nert zerfecû kôbos oft lunas.
moeras:: (brak/zout: aan zee) clamiða {Cef}; (zoet: in binnenland) ker {C}; (met veel bospartijen) sÿmâ {C}; drooggemaakt [deel van een] ~: frûnsper {C}; zie ook Moerassen in .
moerasandoorn:: clamiða-notte {C} (L. Stachys palustris).
moerasbes:: (=rijsbes) clamiða-labâ {C} (L. Vaccinium uliginosum); (in Spok: in brakke moerassen) (L. Vaccinium officinale).
moerasbessenlikeur:: clamiða-labâ-licerr {S}.
moerascipres:: clamiða-sypress {C; mv/rsmv= ..-sypresses} (L. Taxodium distichum).
moerasdroogbloem:: hyg-ófecÿr frint {C} (L. Gnaphalium uliginosum).
moeraseik:: clamiða-ÿc {C} (L. Quercus palustris).
moeraskartelblad:: clamiða-rifiy-almuss {C; mv= ..-almuše} (L. Pedicularis palustris).
moeraskers:: clamiða-zlânt {S} (L. Rorippa palustris).
moerasnevelsliert:: ~en: gâûc {S}.
moerasorchidee:: clamiða-ôrgidé {C} (zeldzame plant, komt vrnl in Ÿpse-moeras voor) (L. Orchis palustris).
moerasrolklaver:: zvâmp-lotus {C} (L. Lotus uliginosus).
moerasscherm:: (plant) groot ~: klorp {C} (L. Apium nodiflorum); ondergedoken ~: knurfel-klorp {C} (L. A- inundatum).
moerasschildpad:: [Europese] ~: clamiða-crôtjû {C} (L. Emys orbicularis).
moerassig:: clamiða {I}.
moerasslak:: levendbarende ~: ÿtinelira clamiða-limaciy (L. Viviparus viviparus).
moerasspirea:: xong {C} (L. Filipendula ulmaria).
moerassprinkhaan:: Blizerû-klesjumper {C} (L. Mecostethus grossus).
moerassterrenkroos:: clamiða-ÿystos {S} (L. Callitriche stagnalis).
moerasstroom:: (waterloop door een moeras) wena {C}.
moerasvaren:: clamiða-atyje {C/S} (L. Thelypteris palustris); (bep Spok soort met roze/rode bladpunten: "zwampvaren") zvâmp-ferre {C/S} (2 verschillende geslachten: L. Thelypteris flavicans; L. Pteris infirmis).
moerasvergeet-mij-nietje:: clamiða-nertufegtsil {C} (L. Myosotis palustris).
moeraswespenorchis:: blakker syllerâ {C} (L. Epipactis palustris).
moeraswolfsklauw:: (varen) zvâmp-cvôffug {C/S} (L. Lepidotis inundata).
moerbei:: (vrucht) morrt {C}; (boom) morrts-vildul {C}, tomorrtÿ {C} (L. Morus); zwarte ~: doffiy morrts-vildul, doffiy tomorrtÿ (L. M- nigra); witte ~: blakker morrts-vildul, blakker tomorrtÿ (L. M- alba).
moerbeiboom:: »moerbei.
moersleutel:: (schroefsleutel) fiys-ké {C}.
moervos:: (vrw vos) šurm {C}.
moes:: frûf {S}; tot ~ (papperig): frûfiy {I}.
moestuin:: (groentetuin) pasâla {C}.
Moezel:: Mosel {G}.
mof:: (buisverbinding) ecron {C}; (kledingstuk) muflo {C}.
mogelijk:: posibla {I}; indien ~: lo posibla; ~ maken: posiblaare {K}; ~ zijn: posiblae {U}; zo ... ~: qu ... své {III}; we lopen zo hard ~: kirro farte qu vita své; hij betaalt het zo groot ~e bedrag (het grootste bedrag dat ~ is): do kafte ef qu hupster své câstjyto; zo veel ~ even ...: qu likkô ... své; typ de regels zo veel ~ even breed: otostinde-tûe ef lÿnts lo qu likkô utfin své; we proberen zo veel ~ goede vrienden te blijven: kirro trije beri tinde qu likkô quista své frints; »goed 5.
mogelijkheid:: posiblatiy {C}; tot de mogelijkheden behoren (denkbaar zijn): masóte {K}; voor mij behoort de reis tot de mogelijkheden: gress masóte ef tupplip; iemand met een ~ (gehandicapte): eft veldur lef eft mippâros (euf).
mogendheid:: sovrÿnstat {C}.
Mohammed:: Mamet {N}.
mohammedaan:: mameter {C}.
moker:: krusver {C}.
mokkel:: (=griet) zjama {C; mv= zjamas}.
mol::
Moldau:: Môlda {G}.
Moldavië:: Môldaviy {G}.
molecule:: molekull {C}.
molen:: môjôl {C}; zie ook Molens in .
molenaar:: (ook vrw) môjôla {C}; (die meel maakt) clalôer {C}.
molensteen:: ksvurf {C}.
molenwiek:: zâlft {C}.
molenzolder:: éparôk {C}.
molest:: krabé-nenniy {C}.
mollengang:: moftult {C}.
mollig:: knâmpiy {I}, persa {I}; (=gevuld) beldrastiy {I}.
molligheid:: knâmper {C}.
molm:: trille {S}.
molshoop:: mûle-tnÿr {C}.
mom:: onder het ~ van: fes ef tulkettos rifo {A}.
moment:: »ogenblik.
momenteel:: lóf ef zerfefes; ralmentos {III}.
mompelen:: nonte {U}.
Monaco:: Monako {G}; van/uit ~ (bv: Monegaskisch): monako {IIef}.
monarchie:: monârgtiy {C}.
mond:: (alg) motrik {C}; (v rivier/kanon ed) mips {C}; zwoele/kusgrage ~: ichizotrik {C}; zijn ~ voorbij praten: ef pjôle minkÿr sener motrikk (rs!); ([ver]klikken): eggote {K}; grote ~ opzetten (luidruchtig beweren): westare {K}; met zijn ~ vol tanden staan: ef ÿtine eft werviy fes sener/ef motrik; bij ~e van: mitai ef ÿrgô rifo (vz-uitdr); »optekenen.
mondeling:: (=verbaal) verbaliy {I}.
mond- en klauwzeer:: motrik-tiffug-kinâ {SC}.
mondhoek:: slek {C}.
monding:: (rivier/kanon ed) mips {C}; (rivier) tan = tân {C}; (kanon) motrik {C}.
mondje:: niet op zijn ~ gevallen (ad rem): wufta-sgârf {I}.
mondkapje:: motrikpaaf {C}.
mondsjaal:: onést {C} (sjaal die een Erg-geestelijke om zijn mond gebonden krijgt als hij het Absorptie-ritueel leidt).
mondstuk:: motrikos {C}.
Monegask:: Monakyno {Cef}.
Monegaskisch:: (bv: van/uit Monaco) monako {IIef}; ~e vrouw: Monakyna {Cef}.
Mongolië:: Môngoliy {G}.
Mongoliër:: Môngoliyny {Cef}.
Mongools:: (bv) môngoliy {IIef; mv=enk}; ~e vrouw: Môngoliyna {Cef}.
monnik:: ðâbro {C; mv= ðâbre}; de ~en en nonnen (Erg/alg: de geestelijken); de ~en (RK: slechts mnl): ef ðâbre.
monogaam:: xÿspartyiy {I}.
monoloog:: (=alleenspraak) dres-reppos {C}.
monopolie:: monopoliy {C}; (in de handel) dres-lebet {C}.
monotoon:: (lett: met één toon) érmabysiy {I}.
monozadel:: (fiets met één zadel, als tegenstelling tot duozadel = tandem) monogrÿðe {C}.
monster::
monsterachtig:: makurfiy {I}.
monsteren:: trijare {K}.
monstering:: trijaros {C}.
montage:: mônta |mÔnta/môntA| {C; mv= môntaes}; (het in elkaar zetten: v kast ed, uit losse onderdelen) zléfpainos {C}.
monter:: (=opgewekt) cerviy {I; [mv=enk]}.
monteren:: (vastmaken) môntere |..ÿje| {K}; (in elkaar zetten: v kast ed, uit losse onderdelen) zléfpaine {K}; het ~: mônteros {C}.
Monterey-den:: Cârwÿnn-sparot {C} (L. Pinus radiata).
monteur:: (=mecanicien) mônterr {C}.
Montserrat:: Montserrat {G}.
monument:: môbâriy {C}; het gebouw is een beschermd ~: ef huflif melde fes ef MR-ramâ (lett. staat op de MR-lijst); »Môbâriy-ratt SN; zie ook Monumenten in .
monumentaal:: monumentala {I}.
mooi::
moord:: njoros {C}.
moordaanslag:: âtacos {C}.
moorddadig:: njort {I}.
moordenaar:: njoratjen {C}.
moot:: (vis) cÿrbott {C; mv= bott} (dl= Zverosta); in ~jes (in stukken): tâtlep-leptât {III}; hij heeft de tafel in ~jes gehakt: do ef kelbra riðe lo tâtlep-leptât.
mop:: (=grap) plyt {C}; (=bak: meestal schuin) gluff {C}; schuine ~: srâter {C}, vóta'o {C}.
mopperaar:: (=brompot) zurratjen {C}.
mopperen:: (=brommen) zurre {U}; ~ op/over iets/iemand: siytinte ón flaju/rast {U}; ~ tegen iemand: siytinte piti rast {U}.
mopperig:: siytintkinn {I}.
moraal:: (zn: =moreel) morelo {C}.
moreel:: (zn: =moraal) morelo {C}; (bv) morela {I}.
morel:: (zure kers) azino-huldu {C}.
mores:: ~ leren: trojye {K}.
morfine:: môrfynn {S}.
morgen:: (volgende dag) mas {III}; ef pirtof {C} (arch/poe); ~ brengen! (daar komt niets van in!; vergeet 't maar!): mas wet kôbo!; »ochtend; »gisteren.
morgenmiddag:: (11-17 uur) mas-fittas {C}.
morgenochtend:: (4-11 uur) mas-gurt {C}.
morgenrood:: kiym {C}.
morielje:: (paddenstoel) munt-vildul {C} (gewone ~: L. Morchella esculenta, of loofminnende ~: L. Morchella frondea); gewone ~: ronter-munt-vildul {C} (L. Morchella esculenta).
morinelplevier:: (vogel) bergo-plier {C} (L. Eudromias morinellus).
mormel:: (ruziezoekend wijf) west-boert {C}.
morsdood:: niyn-koffon {I}.
morsen:: dvagge {U}; het ~ (gemors): dvagg {Cef}; dat wat gemorst is: dvaggos {C}; de gemorste pap ligt naast het bord: ef dvaggos melde kusamat ef molarriy-éttel.
morsig:: (onzindelijk) dvagg {I}.
mortier:: (vijzel) glechatjen {C}.
mos:: (alg) cÿralo {S}; (bep soort in laaggebergte) Lajecô-cÿralo {S} (L. Tritomaria quinquedentata); met ~ begroeid (bemost): alo {I}.
moseik:: nesta-ÿc-tonutâÿ {C} (L. Quercus cerris).
moskee:: môsky {C}.
Moskou:: Môskva {G}.
moslim:: môslem {C}.
mossel:: (eetbaar) muslé {C} (L. Mytilus edulis); (tussen zwanen- en vijver~ in) blof-tiffug {C} (L. Anodonto atlantica).
most:: mûst {C}.
mosterd:: (om te eten) jâstep {S}; (plant) jâstep-krutt {C/S}; witte ~: blakker jâstep-krutt (L. Sinapis alba); zwarte ~: doffiy jâstep-krutt (L. Brassica nigra).
mosterdgeel:: (=mosterdkleurig) jâstep-marâsiy {I}.
mosterdkleurig:: (=mosterdgeel) jâstep-marâsiy {I}.
mot:: mito {C} (L. Tinea).
motel:: motela {C}; zie ook Motels in .
motie:: mošo {C}.
motief:: (=beweegreden) ÿzâmbaso {C}, moteff {C}; (=grondgedachte) pošah {C}.
motivatie:: ÿndvoros {A}.
motiveren:: (=stimuleren; tot een bepaalde inspanning aanzetten) ÿndvore {K}.
motor:: (=machine) dreutos {C}, moter {C}.
motorfiets:: hupspitter {C}; HP {C}; zie ook Weggebruikers in .
motorhome:: »kampeerauto.
motorkap:: (v auto) moterlot {C}.
motorrijder:: hupspitter-lenker {C}; HP-lenker {C}.
motorrijtuig:: (jur) ÿrlat {C}; zie ook Weggebruikers in .
motorrijtuigenbelasting:: (=wegenbelasting: in Spok ook voor bromfietsen en paarden) kûfôs-tâx {C} (afk= kûtâ), kûtâ {C}; zie ook Motorrijtuigenbelasting in .
motorvoertuig:: (jur) ÿrlat {C}; zie ook Weggebruikers in .
motorzaag:: moter-krâtša {C}.
motregen:: liystiy {C}.
motregenen:: liystiy-bidale {E}.
motto:: (=kenspreuk/devies) lédo-avis {C}.
mountainbike:: (=terreinfiets) ketšapitter {C}.
mousserend:: (v wijn) cârbonasita {I}.
mout:: melt {S}.
mouw:: (v kledingstuk) busiy {C}; »hand.
mozaïek:: mosaycc {C}; met ~[motief] (ingelegd: vloer): muriy {I}; ~ maken (inleggen: v vloer): muriye {K}.
Mozambikaan:: Mozembeco {Cef}.
Mozambikaans:: (bv) mozembec {IIef}; ~e vrouw: Mozembeca {Cef}.
Mozambique:: Mozembec {G}.
Mozes:: (bijbel) Moses {N} (afk= Mos).
muesli:: musli {S}.
muf:: (=bedompt) bajiy {I; [mv=enk]}; (=duf) ðâmm {I}; (=duf/onfris) kûsô {I}.
muffeldier:: (=moeflon) muflón {C} (L. Ovis ammon musimon).
mug:: (alg) nodâ {C}; gewone steek~: vâpje-nodâ {C} (L. Culex pipiens); (sprkw) van een ~ een olifant maken: ef riffe eft cyrdrutt mip eft epe.
muggenorchis:: grote ~: mindefit vogily-huron {C} (L. Gymnadenia conopsea).
muggenzifter:: flô-terder {C}.
muil::
muildier:: (vrw/ntr) mojel {C}; (mnl) mojeler {C}.
muilezel:: (ntr) mojel-esne {C}; (mnl) mojel-florta {C}; (vrw) mojel-dóvârda {C; mv= ..-dóvârdas}.
muilkorf:: nes-bjelt {C}.
muiltje:: (=pantoffel) beltmust {C}.
muis:: (ook v computer) rât {C}.
muiten:: tizjyrmerte {K}.
muiter:: tizjyrmerter {C}.
muiterij:: tizjyrmertos {C}.
muizenplaag:: rât-mifâ {C}; »plaag.
muizenval:: rât-sper {C}.
mul::
multifunctioneel:: utfin-fûnkšonela {I}.
mummie:: mumiy {C}.
munitie:: wâp-ÿrgos {C}.
munt::
munteenheid:: drur-klóta {C}.
munten:: (=aanmunten) drure {K}.
muntstelsel:: drureren {C}.
muntstuk:: (=penning) drur {C}.
murmelen:: sere {U}, hûmme {U}.
murw:: (geen tegenstand meer biedend) prenc {I}.
mus:: [huis]~: urzôg {C} (L. Passer domesticus); blij zijn met een dode ~: ef zoverte eft velp mataaré.
museum:: musém = muzém {C}, aptoppat |ato..| {Crs; mv/rsmv= aptoppest}; zie ook Musea in .
musiceren:: (muziek maken) musiyce {U}.
musicologie:: musikolôiy {C}.
musicus:: (=muzikant) musicer {C}.
muskaatboom:: môscata {C} (L. Myristica fragrans).
muskuskruid:: choal-krutt {C/S} (L. Adoxa moschatellina).
muskusrat:: musker {C} (L. Ondatra zibethicus).
must:: dat is een ~: pana melde eft perkos.
muts:: (=pet: stevige vorm) ÿra {C}, (=pet: zonder klep, en slap) zieo {C; rs= ziet}.
muur::
muurbloem:: jôlkolini {C} (L. Cheiranthus cheiri).
muurhagedis:: krur-flér {C} (L. Podarcis muralis).
muurkrant:: (aangeplakte mededelingen: ihb burg. stand/straffen ed) mittâc {C}.
muurleeuwenbek:: leé-gart {C} (L. Linaria cymbalaria).
muurpeper:: (plant) [lôbâ-]riypser {C} (L. Sedum acre); kruipende of blauwe ~ (alleen in Spok): diyvre {C} (L. Sedum repens).
muurschildering:: krur-platiranu {C; mv= ..-platiranûe; rsmv= ..-platirane}.
muurtegel:: plâciy {C}.
muurvaren:: krur-ferre {C} (L. Asplenium ruta-muraria).
muze:: musa {C; mv= musas}.
muziek:: musiyc {C}; (=melodie) malodé {C}; ~ maken (musiceren): musiyce {U}; zie ook Muziek in .
muziekinstrument:: tyss {C; mv= tiysse}; dreut {C} (pop).
muziekinstrumentenmaker:: dreutrif {C} (pop).
muzieknoot:: notos {C; mv= notosz}.
muziekstuk:: (trad Spok) tyzzer {C}.
muziektoon:: cek {C; mv= ceky}.
muziekuitvoering:: (concert) kafnutos {C}.
muzikaal:: malodétiy {I}, dorémy {I} (iro); een ~ wonderkind: eft dorémy efanty.
muzikant:: (=musicus) musicer {C}.
Myanmar:: (Birma) Mjanmâr {G}.
mycena:: vlokstelige ~: grampa mysena {C} (L. Mysena zephirus).
mystiek:: (zn) mystiyc {SC}; (bv) mysticiy {I}.
mythe:: erga {C}, mytt {C}.
mythologie:: mytolôiy {C}.
© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DICTIO