Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans

Spokaans—Nederlands     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 

Nederlands—Spokaans     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
 

H:: {afk} »hâje.

:: [h] {afk} »herco.

Hab:: {afk} »Habakûk.

Habakûk:: {N} (afk= Hab) (bijbel) Habakuk.

hâbâr:: {I} verwilderd (dieren).

hâbârc:: {I} beestachtig.

hâbârciy:: {C} woest dier.

hâbâre:: {U} verwilderen.

hâbâros:: {C} verwildering.

habilem:: {I} handig.

habilemiy:: {A; mv=enk} handigheid (het handig-zijn).

habitat:: {C} habitat.

habry:: {I} slangachtig; lang en slap en kronkelig.

habrymilâ:: {C} tentakel.

habrynes:: {C} dier met een lange snuit; (dl= Peg) olifant.

hâc::

  1. {Aef} nut; ðÿm ~: nutteloos, ijdel.
  2. {I} nuttig.

Hâcer:: {F}.

hâchys:: {S} hasjiesch.

hâclar:: {I} boeiend.

Hâcô:: {F}.

Hacori:: {J}.

Hacori-fôresta:: {G} (bos; gemeente Piroes); .

Hacori-plep:: {W} .

Hâcôstater:: {F}.

Hâcÿr:: {G} (stad in Bloi); (DOM 147).

Hâcÿr-lirrotiy:: {W} .

Hâcÿr-Seert:: {N} (kasteelruïne; gemeente Hâcÿr); .

hadra:: {C} praal, pracht, pronk.

hadrae::

  1. {K} pronken met.
  2. {U} ~ ón (ón is dt/vz): sieren; kâ elxiy ~ ón tu: die bescheidenheid siert jou.

hadra-kul:: {C} praalgraf.

Hadra-kul-pât:: {W} .

hadraos:: {C} etagère, pronkkastje.

Haðÿšâ-korda:: {N} (Erg kerk; gemeente Crelco); .

hae::

  1. {III} (arch) nog net niet; het scheelt niet veel of ....
  2. {rs} »hay.

Haeerkâ-lirrotiy:: {W} .

Hafegge:: {G} (voormalig šarkdomenn = de tegenwoordige gemeente Sinto-Hafegge); .

Hafegge-pât:: {W} .

Hafonis::

  1. {G} (stad in Jelafo).
  2. {N} (camping; gemeente Hafonis); .

Hafonis-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Hafonis); .

Haften:: {F}.

hâfter:: {III} (dl= Centraal-Berref/Tigof) misschien.

hâfteralaer:: {C} lotgenoot.

hâftere:: {E} gebeuren; plaats vinden; aan de gang zijn.

hâfteros:: {C} gebeurtenis; toedracht, verloop; dena teoriy melde kusami eft quista nalém ~: die theorie is hier goed op zijn plaats.

hâfterôsta:: {Cmv} wedervaren.

Hâg:: {afk} »Hâga.

Hâga:: {N} (afk= Hâg) (bijbel) Haggai.

Hâgdem:: {F}.

hâgeter:: {C} Engelse vliesvaren (L. Hymenophyllum tunbrigense).

hâgg:: {gst} »hâgme.

•hagge:: {SXimpr > g} (oorspr "met een heg omgeven weiland"; vgl hagiy = haag/heg; in enkele geografische namen, zoals Amahagge, kordahagge en Huragge; in laatste naam is de h weggevallen).

hagiy-vildul:: {C} Christusdoorn (L. Gleditsia triacanthos).

hagiy-vycc:: {S} heggenwikke (L. Vicia sepium).

hagiy-wÿsger:: {C} haagwinde (L. Calystegia sepium).

hâgme:: {U; gst= hâgg} bezwijken, de geest geven.

hâgmos:: {A} bezwijking.

Hâgta:: {G} (beek; gemeente Quandepâ); .

Hâgta-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Quandepâ); .

Hâgta-plep:: {W} .

Hâgtâs:: {G} (eilandje in Ef Moefiy); .

Hâgtâs-nûrcus-pônt:: {N} (spoorbrug over Ef Moefiy, naar het eilandje Mantahynne); .

hâgte:: {K} kijven [tegen].

hâgypale:: {U} ~ beri: voldoende zijn, genoeg zijn; ef môntyos melde pip ~lira hupster: het probleem is al groot genoeg (het hoeft niet nog groter te worden); sest vÿr fotels melde ~lira pert: vijf van zulke fouten is meer dan genoeg; luft ef nert ~lira nocmes: tot overmaat van ramp; »hâles.

hâgypalelira:: {tdw} »hâgypale.

hagyre:: {K} [op]wekken (v verwachtingen).

hagyros:: {A} opwekking (v verwachtingen).

ha'itiy:: {IIef; mv=enk} Haïtiaans (bv).

Ha'itiy:: {G} Haïti.

Ha'itiyna:: {Cef} Haïtiaanse vrouw.

Ha'itiyno:: {Cef} Haïtiaan.

haiym:: {C} dekbalk (scheepsterm).

haiyrum:: {I} belendend; ef ~ arfinvelkiy: de naaste toekomst.

haiyrume:: {U} ~ sumâ: (lett) [aan]leunen tegen; (= »hae + »rume).

haiyrumos:: {C} leuning, balustrade.

Haj:: {F}.

hâjach:: {C} achterbuurt, sloppenwijk.

hajajan:: {C} jongen, knaap.

Hajajan-goftius:: {N} "Jongensflat" (studentenflat in Amahagge); .

hajajan-quanka:: {C} jongensnaam.

Hajde:: {F}.

haje:: {C} haai; blotter ~: blauwe haai (L. Prionace glauca).

Hajé:: {F}.

hâje::

  1. {C} (afk= H) (Spok lengtemaat: 1 hâje = 1H = 3,4827 mm); .
  2. {?}
    1. (beleefdheidsfrase) wat zegt u? (als je iemand niet verstaan hebt);
    2. (na de modale sx'n •avy of •aves: drukt op onbeleefde/ongedurige wijze een suggestie uit) (bijv) tu pratavy, ~?: je vertrekt nou zeker wel, hè?; tu luktaves ral ef oto, ~?: jullie gaan nou toch zeker die auto eens wassen?.

haje-draca:: {C} reuzenhaai (L. Cetorhinus maximus).

Hajeg:: {G} (riviertje van Hajega-gebergte naar de Kjoep); .

Hajega:: {N}

  1. (»wegsÿrt langs autoweg M1; gemeente Jerkô); .
  2. (biermerk uit Oneusÿrt); .

Hajega-avenû:: {W} .

Hajega-Bencôri:: {G} (stad in Ben).

Hajega-plep:: {W} .

Hajega-tobergÿ:: {G} (gebergte in Centraal-Ben; brongebied vd Kjoep); .

Hajegge:: {F}.

hajemafiy:: {C} getuigschrift, attest, testimonium.

hajeme:: {U} getuigen; (= »hae + »jiyme).

hajemjere:: {K} getuige zijn van.

hajemjerer:: {C} supporter (v sportclub).

hajemos:: {A} getuigenis; getuigenverklaring; ef ucjyfe rst/flj mitai ef ~: iets/iemand in de gaten houden.

Hajequû:: {G} (stad in Munt); (DOM 123).

Hajetuni::

  1. {G} (stad in Plefô).
  2. {N} (Bergparel-pension in Hajetuni); .

haji:: {C} (naam vd letter H).

hajime:: {U} hameren, timmeren.

hajimo:: {C} hamer.

hajimo-meve:: {C} "hamermeeuw" (zeldzame meeuwensoort, vrnl langs kusten vd Kjûpur-zee) (L. Larus hamatus).

hajimos:: {C} gehamer, getimmer.

Hajisen:: {G} (stad in Ziyp); (DOM 52).

hajiy:: {III; =vk v tevi} minder graag; gress quardere ~ ef dokerats dus Elsa paine: ik ga minder graag naar de bioscoop dan Elsa; »bladide; »tevi.

hajô:: {C} rotspunt, vooruitstekende rots.

Hajodryn-agru:: {G} (bergtop in Ziffon-gebergte; 855 m hoog); .

Hajofese:: {G} (stad in Ziyp); (DOM 53-54).

Hajô-fiysdiy:: {N} "Uitverkoren rotspunt" (klooster uit 1493, op de plek waar nu het stadje Hajofese ligt); ; (DOM 53-54).

hajoice:: {U} ~ gÿrs?: hoe maakt u het?; hoe gaat het met u? (beleefde frase).

hajôlen:: {C} kruk; hoge stoel.

Hajopaca-agru:: {G} (bergtop in Ziffon-gebergte; 820 m hoog); .

Hajopaca-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Conityje); .

Hajopaca-pât:: {W} .

hajyne:: {I} tarwe•, van tarwe gemaakt; »hay.

hajyrâpo:: {C} tarweakker.

hajyÿt:: {C} tarwebrood.

Hakeef-mirra:: {W} .

Hakeef-plep:: {W} .

hakéf:: {C} [onder]pand.

hakéfe:: {K} verpanden.

hakéfos:: {C} statiegeld; ef hófe eft ~ kaf flj: statiegeld heffen op iets.

haker:: {C} (arch/dl= Tigof) vinger.

hâkos:: {C} beitel.

hâksa:: {C} stroming, stroom (water); furt ef ~: met de stroom mee.

Hâksa-plep:: {W} .

hâksos:: {C} leiding, buis (voor vloeistof).

Hakvaniy:: {F}.

Halâ:: {F/J}.

hâla:: {C} welkom, welkomstgroet.

halac:: {S} (bepaald soort bittere andijvie, met hartvormige bladen).

Halâf::

  1. {F}.
  2. {N} (vuurtoren; gemeente Teujan); .

Halâf Ur Steen:: {F}.

hâlâf:: {C} idioot gedrag; gekte.

hâlâfer:: {C} idioot, gek (zn).

hâlâfiy:: {I} idioot, gek (bv).

Halafniyte-mirra:: {W} .

Halan:: {F}.

Halân:: {F/J}.

Halaresto::

  1. {F}.
  2. {G} (stad in Flâp).

Halaresto-fonis::

  1. {G} (inham in oostkust v Flâp bij Halaresto); .
  2. {N} (camping; gemeente Halaresto); .

Halari:: {F/J}.

Halari Hecoiy-vjadûk:: {N} (viaduct over de Plafotô in de M33); .

Halari Hecoiy-weg:: {W} .

Halari-plep:: {W} .

Halari-pônt:: {N} (brug over de Trendon in Jatty (BF)); .

Halari-pônt-weg:: {W} .

Halâs:: {J}.

Halasdre:: {F}.

Halass:: {J/M}.

Halâtea:: {F}.

hâldrec:: {C} bruiloftspastei (traditioneel Spok gerecht bereid met honing, dat door de bruidegom met zijn mustknyf aangesneden moet worden).

Hâldrecs ur halfâmpiyyas:: {N} (titel kinderboek); .

hale:: {K} doormaken.

hâle:: {U} schreien, wenen.

Hâlef:: {F}.

halefiytje:: {K; gst= halefiytt} onthouden, nog weten.

Halefiytjô:: {G} (stad in Jelafo).

halefiytjos:: {A} geheugen.

halefiytt:: {gst} »halefiytje.

Hâlef TC:: {N} (fabriek v remsystemen en liften, in Tanbÿr); .

Haleftiy::

  1. {F}.
  2. {N} (zuivelfabriek in Pajiy); .

Haleja:: {M}.

Halepoai:: {G} (stad in Renô).

Halepoai armt ef Kjoep::

  1. {G} (stad in Renô).
  2. {N} (recreatiehaven in de Kjoep); .

Halepoes:: {G} (šarkdomenn tot 1850; daarna opgegaan in de gemeente Halepoai armt ef Kjoep); .

hâles::

  1. {I} voldoende, genoeg.
  2. {OV}
    1. {mv} voldoende, genoeg van; ~ geffys melde velk furt sest lart veldurs: er zijn nog voldoende appels voor zulke hongerige mensen; ~ sest geffys: voldoende/genoeg van zulke appels;
    2. {stoff} »hâls.

hâleskett:: {I} onuitputtelijk.

Halest:: {F}.

Halest-Meen:: {G} (stad in Ben).

Halest-weg:: {W} .

Haleu:: {G} (stad in Tjemp).

halfâmpiyya:: {Crs} kerstpastei (in RK delen v Spok); gerecht bij feestelijke gelegenheden (in de rest v Spok).

Hâlgato-plep:: {W} .

halin:: {C} jukbeen; ef lelperre ekaiyn ~s: niets of niemand ontzien; over lijken gaan.

hâliyne:: {K} deelnemen aan.

hâliyne-finanšeros:: {C} crowdfunding.

hâliyner:: {C} deelnemer.

hâliynos:: {C} deelneming, deelname.

hall:: {C} hal, gang, vestibule.

hâlm:: {C} halm, aar.

Hâlm:: {F}.

hâlm-krutt:: {C/S} kropaar (grassoort) (L. Dactylis glomerata).

Hâlm-plep:: {W} .

Haloagge-fôresta:: {G} (bos; gemeente Mozent); .

Haloagge-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Mozent); .

Haloagge-kôl:: {G} (bergpas in Kulano-gebergte; 586 m hoog); .

Haloagge-kôl-weg:: {W} .

Haloagge-mirra:: {W} ; (DOM 36).

Haloa-teatriy:: {N} (populair vloertheater in de Gûca-wijk te Hirdo); ; (DOM 36).

haloe:: (= haloiy) {!} hallo!.

Halofiysta:: {F}.

halogeniy:: {S} halogeen.

halogeniytat:: {C} halogeenlamp.

haloiy:: {!} »haloe.

Halojâc-plep:: {W} .

Halôk:: {J}.

Halôk ur Murre:: {N} (naam ve toneelstuk); .

Halorius:: {J}.

hâlos:: {C} geschrei, geween.

Hâlra:: {G} (riviertje; gemeente Jatty (BF)); .

hâls::

  1. {I} voldoende, genoeg.
  2. {OV}
    1. {enk-semc/abstr} voldoende, genoeg [van]; ef wélfa'ecosz kette ~ rajiytos: de ontwikkelingen geven voldoende/genoeg hoop;
    2. (= hâles) {stoff} voldoende, genoeg; aftel ef mataaré lelperre ~ ool?: heeft de olielamp nog voldoende olie?; »hâles.

Hâls:: {F}.

halt:: {!} halt!, stop!.

halte:: {U} halt houden.

haltoare::

  1. {K} (trans) [doen] vertragen, trager maken.
  2. {U} (intrans) achterlopen (v klok).

haltoe:: {U} (intrans) vertragen, trager worden.

haltoos:: {A} vertraging.

Halyna::

  1. {M}.
  2. {N} (bekendste opera v Veljâ Pelger-Hiycc, uit 1900); ; (DOM 39).

Hâlyrf:: {M}.

Hâlÿstiy:: {F/J}.

hâm:: {C} (lett) kader, rand (ergens omheen); fes ef ~: marginaal (beknopt); (ihb) slotgracht; (dl= Tigof/Lomky) zoom (in textiel).

hamacâ:: {C} hangmat.

hâmare:: {K} afzetten (omranden); eft sluja, hâmar pai furo: een met bont afgezette mantel.

hâmburgiy:: {C} hamburger.

hâme:: {C} tjiftjaf (vogel) (L. Phylloscopus collybita).

hamiy:: {C} haam, halsjuk (v trekdieren).

Hamiy:: {F}.

Hamiy-blufk::

  1. {W} (buurtschap) .
  2. {G} (weiland; gemeente Hirdo); .

Hamiylle:: {F}.

hamiy-vélp:: {C} drieteenmeeuw (L. Rissa tridactyla).

Hamja:: {M}.

Hâmliy:: {F}.

Hamm:: {G} (dorp; gemeente Doe).

Hamm-belt:: {G} (dorp; gemeente Doe).

Hamm-pât:: {W} .

Hamm-prusot:: {G} (dorp; gemeente Doe).

hamorotiys:: {Cmv} aambeien.

hâmos:: {C} paneel.

hâmos-âsesoriys:: {Cmv} hang-en-sluitwerk.

hâmp:: {C} zonderling, excentriekeling.

hâmpaji:: {I} roerloos.

hâmpus:: {I} (fig) uitgekookt, uitgerekend.

hâmsto:: {C} »hâmstro.

hâmstro:: {C} hamster (knaagdier) (L. Cricetus cricetus).

Hâmstro:: {N} "Hamster" (grote supermarktketen); .

Han:: {F}.

hân:: {III} hierheen, hier naar toe.

hânc:: {C} (pop) vent, kerel, gozer.

hânclabiy:: {C} (afk= hcl) [de] hartelijke groeten, met vriendelijke groet; hoogachtend (maar minder formeel); (het is niet beleefd om de afkorting als afsluiting ve zakelijke brief te gebruiken).

Hândiy:: {F}.

hâne:: ~ hennâ: {III} van hot naar her.

Hâne:: {J} Han, Hannes.

Hânes:: {J} Hannes.

Hânes-mirra:: {W} .

Hâness:: {F}.

hâng:: {SC} vreugde; furt kost ~: tot mijn vreugde.

hânga:: {C} vreugdekreet.

Hânis:: {J} Hannes.

Hânk:: {F}.

Hânne:: {J} Han.

hanntel:: {vdw} »hanntele.

hanntelare:: {K} schrijven (v boek, verhaal); do ~ eft storâs kura ef wÿsÿr: hij schrijft een verhaal over de oorlog/dat over de oorlog handelt (lett: "hij laat een verhaal over de oorlog handelen").

hanntele::

  1. {K; vdw= hanntel} hanteren.
  2. {U; vdw= hanntel} ~ kura: handelen over, gaan over.

hannteloroni:: {C} wederkerend voornaamwoord ("zich").

hanntelos:: {C} handeling.

Hanse:: {M}.

Hânse:: {J} Hans.

Hanse Quela:: {F}.

hant:: {gst} »hantre.

hântefare:: {K} beramen (v plan).

hântefaros:: {A} beraming (v plan).

hântefe:: {K} met eerbied behandelen; eerbiedigen, eerbied hebben voor.

hântefos:: {C} eerbiedige behandeling.

hantlot:: {C} kluis, safe.

hantre:: {K; gst= hant} sluiten, op slot doen.

hantros:: {C} sluiting, het sluiten.

haógare:: {K} inzien (willen begrijpen); ef finne beri ~: doorkrijgen (beginnen te begrijpen).

haóge:: {K} (alg) begrijpen, (be)vatten; (fig) inkrimpen, verminderen; ~ ón: verstaan onder; tu ~ kluft ón eft esne?: wat versta jij onder een ezel?.

haóge-fes:: {U} ~ tukst: inboeten aan; ef vrestos haógo-fes tukst eft populerr sport: worstelen heeft als populaire sport ingeboet.

haógos:: {A} (fig) inkrimping, vermindering.

haole:: {U} ~ beri: zo goed/vriendelijk zijn om (verzoek).

hâp:: {C} hop (plant) (L. Humulus lupulus).

hâp-durlofa:: {C} hopklaver (L. Medicago lupulina).

Haper:: {G} (dorp; gemeente Xenâhe).

Hâpla-krum:: {W} .

Happy Bottle Company:: {N} (afk= HBC) (fabrikant v frisdranken en vruchtensappen in Bôrâ); .

hâpyhurt:: {C} herdershond.

Hâpyhurt-âskân:: {W} .

hâpyja:: {C} schaap (ntr); eft sruttelira ~: (fig) een heet hangijzer; ef ÿlane lo eft koffon ~: zwijgen als het graf; ef râše sener ðÿr ~s: je eigen boontjes doppen; vilt bent ~ melde ef bent tÿfos/tyfos: die het eerst komt, het eerst maalt.

Hâpyja-ager:: {N} (badstrand; gemeente Kurriy); .

hâpyja-âgt:: {C} schapenzuring (L. Rumex acetosella).

Hâpyja-âskân:: {W} .

Hâpyja-blufk:: {W} .

hâpyja-dârnel:: {S} "Spokanisch raaigras" (L. Arrhenatherum ovinum).

Hâpyja-fonis:: {G} (inham; gemeenten Balison en Fexa); .

Hâpyja-fonis-weg:: {W} .

Hâpyja-fôresta:: {G} (bos; gemeente Hoggebim); .

Hâpyja-jakâm:: {W} .

hâpyja-kelte:: {C} schapenboer.

hâpyja-kles:: {S} schapengras (L. Festuca ovina).

Hâpyja-krettos:: {W} .

hâpyja-mindakles:: {S} rood zwenkgras (L. Festuca rubra).

Hâpyja-mirra:: {W} .

Hâpyja-mut-terf:: {W} .

hâpyja-nurp:: {C} (fig) uilskuiken, stommerik.

hâpyja-orter:: {C} zandblauwtje (plant) (L. Jasione montana).

Hâpyja-plep:: {W} .

Hâpyja-poentel:: {N} (herberg bij Eeneteree); .

Hâpyja-seert:: {N} (uitspanning/café in Amahagge); .

Hâpyjasta:: {G} (dorp; gemeente Hoggebim).

Hâpyjasta-bincos:: {N} (autoveer op de Kjoep); .

hâpyja-sûms:: {C} schapenhorzel (L. Oestrus ovis).

hâpyjatiyse:: {S} schapenvlees.

Hâpyja-wik:: {N} (badstrand; gemeente Liyrotyka); .

har:: {I} even, een beetje; ~ futtof âke zurt: even voor achten; do melde ~ fes 20: hij is even in de 20; ef melde gulder den tu cÿrtire ~ gress: je kunt me beter even[tjes] helpen; ~ ef tork (afk= h.e.t.): nogal, tamelijk, vrij; ~ ef tork net-...: niet al te ...; eft ~ ef tork net-naracc wufmip: een niet al te beknopt woordenboek; dena oto melde ~ ef tork net-vita: deze auto is niet al te snel; (vgl) dena oto melde ~ ef tork lôftquar: deze auto is nogal langzaam.

Har:: {F}.

Hara:: {F/J/M}.

hârâ:: {vdw} »harre.

Harâfloja-Ÿrtuhaj:: |-ÿrtuha| {G} (stad in Renô).

harbariy:: {I} gedienstig.

harbatjen:: {C} dienstbode, dienstmeisje.

harbatjena:: {C; mv= harbatjenÿ} serveerster, dienster (in restaurant).

harbe::

  1. {K} [be]dienen.
  2. {U} ~ fara: dienen als; ef ~ fara šovos: het dient als voorbeeld.

harber:: {C} kelner, ober; bediende; huisknecht.

Harboembo-lirrotiy:: {W} ; (DOM 211).

Harboembo-mirra:: {W} .

Harboembo-Opper:: {N} (tankstation langs de M8; gemeente Ðark); .

Harboembo-pârc:: {N} (begraafplaats; gemeente Ðark); .

Harboembo-Wefot:: {N} (tankstation langs de M8; gemeente Ðark); .

harbos::

  1. {C} bediening.
  2. {A} dienst; ef šove ef ~ ón rst: iemand een dienst bewijzen.

Hârca-Tijÿ:: {G} (dorp; gemeente Mollefin).

Hârða-weg:: {W} .

Hardiy:: {F}.

hardlap:: {I} hoog; ef fesrigts pónsecos ~ terat: de toegangsprijzen kunnen omhoog.

Hardlap Akademiy:: {N} (hardlap »akademiy, gezien als Spok onderwijsinstituut); .

Hardlap Instituša:: {N} (hardlap »instituša, gezien als Spok onderwijsinstituut); .

hardlapiy:: {C} hoogte; eft ~ rifo 3m: een hoogte van 3 m; 3 m hoog; eft portâ/mintepot ~: een kleine/grote hoogte; eft vildul âfry 12m ~: een boom van 12 m hoog.

hardlapiy-baniylos:: {C} hoogtevrees.

hardlap-piti:: {C; mv= ~ye} regenwulp (L. Numenius phaeopus).

hardlap-pitiye:: {mv} »hardlap-piti.

hardlap-tobergÿ:: {C} hooggebergte.

Hardlap-weg:: {W} .

harett:: {S} "haretisch marmer" (lichtgroen tot wit gevlekt; uit de zuidelijke bergen v Neze).

Hârft-mirra:: {W} .

Hârfto-weg:: {W} .

hârg:: {I} glibberig.

Hârin:: {F}.

Hârin-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Lift); .

harjutô:: {I} gierig en aardig; gierig en vriendelijk (alsof men juist heel gul is).

hârmes:: {gst} »hârmsje.

hârmoniy:: {C} harmonie (muziekgezelschap).

hârmsje:: {K; gst= hârmes} verwerken.

hârmsjos:: {C} verwerking.

harre:: {U; vdw= hârâ} ~ ón: toekomen aan; ef smurf nert ~ ón tu: het geld komt jou niet toe.

hârt:: {S} hars.

Hârt:: {F}.

Hârta:: {F}.

Hartariys:: {J}.

Hârta-Ryšo:: {N} (bekende encyclopedie); .

hârt-éšy:: {C} pluimes (L. Fraxinus ornus).

hartiy:: {C} kans; ef ~ zirde blef ef argerat, den ...: het is niet uitgesloten dat ...; er is een kleine kans dat ...; ef ~ furt flj: een kans op iets; gress nert kette eft ~ ón tu: ik geef jou geen kans; embaraše-tûe ef ~: neem je kans waar.

hârtiy:: {C} vossenbes, rode bosbes (vrucht); »tohârtiyÿ.

hartiyare:: {K} ~ [beri/den]: de kans krijgen [om]; de kans lopen [om/op]; aan te pas komen.

hartiye:: {U} ~ beri/den: de kans hebben om.

haryt:: {I} verongelijkt.

haryte:: {K} verongelijken.

harytos:: {A} verongelijking, het verongelijkt-zijn.

Has:: {G} (stad in Bloi).

hâs:: {S} (pop) hasjiesj, hasj.

Has-belt:: {G} (stad in Plefô).

hase:: {K} (fig) tot een botsing komen met.

haseberme:: {Krs} ~ rste: in conflict komen met iemand; kirro senae (rs!) ~: we komen met onszelf in conflict.

hâsiopente:: {K} bezwangerd/doordrongen zijn met (vocht, stank, slechte eigenschappen ed).

Has-Korda:: {G} (dorp; gemeente Trondom).

hâslâf:: {C} hazelnoot.

Hâslâf-kôl:: {G} (bergpas in Ziffon/Lafter-gebergte; 564 m hoog); .

Hâslâf-mirra:: {W} .

Hâslâf-plep:: {W} .

hâslâf-rât:: {C} hazelmuis (L. Muscardinus avellanarius) (komt in Spok niet voor).

Hâslâf-šark:: {W} .

hâslâfs-vildul:: {C} boomhazelaar (L. Corylus colurna).

hasos:: {A} conflict, botsing.

hâss:: {!} foei!.

Hâss:: {F}.

hast::

  1. {C} plaveisel, bestrating.
  2. {gst} »hastre.

hast•:: {wst} »hastre.

Hast:: {F}.

hâst:: {C} reu, hond (mnl).

hastae:: {K} poten (v aardappels ed); in de grond zetten (v jonge planten, bomen ed).

Hâstâf:: {F/J}.

Hâstâgo-avenû:: {W} .

hastam:: {C} »hastram.

Hastâm:: {J}.

hastames:: {C} »hastrames.

Hastâm-plep:: {W} .

haste:: {K} »hastre.

Hastella::

  1. {M}.
  2. {N} (naam v steenkolenmijn; gemeente Kjutiy); .

hast-maquijy:: {C} struikrover.

hast-musicer:: {C} straatmuzikant.

hastram:: {C} fooi (ongebruikelijk in Spok); afscheidsgeschenk; talisman (voor onderweg).

hastrames:: {C} gelagkamer.

hastre:: {K; gst= hast; wst= hast•} plaveien, bestraten.

hastrif:: {C} stratenmaker, wegarbeider.

Hâsty-helmy:: {G} (grot; gemeente Krappa); .

Hâsty-kôl:: {G} (bergpas in Krappa-gebergte; 420 m hoog); .

Hasyra:: {M}.

hatenx:: |X| {I} scheluw.

Hâterafatiy:: {F}.

hato:: {!} goedendag!, dag! (bij komen of gaan).

hatoe:: {U} ~ ón rst: afscheid nemen van iemand.

hatoos:: {C} afscheid.

hâtquzy:: {S} spinazie.

Hâtquzy-mirra:: {W} .

Hâtquzy-terf:: {W} .

hatre:: {K; gst= hatt} haten.

hatriy:: {I} haatdragend; hatend.

hatros:: {A} haat.

hâtse:: {U} achterblijven; achtergebleven zijn (niet opgeruimd zijn); pert tûst ~: er is veel stof achtergebleven.

hatt:: {gst} »hatre.

HâTu-lÿnts:: {N} (rederij, hoofdkantoor in Tunbas); .

Hâû:: {G} (beek door Hâutûnsch); .

Haugen:: {F}.

Hâû-mirra:: {W} .

Hâutûnsch:: |hutûns| {G} (stad in Ziyp).

Hâveeriy-fôresta:: {G} (bos; gemeenten Crânt en Lammafin); .

Hâveeriy-fôresta-pât:: {W} .

haverje:: {C} averij.

Havik:: {F}.

Havôteji-lirrotiy:: {W} .

Havôteji-mirra:: {W} .

Hawaji:: {G} Hawaï.

Hâx:: {F}.

hay:: {S; rs= hae} tarwe; »hajyne.

Hay-blufk:: {W} .

Haÿe:: {G} (stad in Jelafo).

hay-ialef:: {C} tarweoogst.

Hay-mirra:: {W} .

Hay-plep:: {W} .

Hay-seert:: {N} "Tarwehuis" (theater voor modern toneel en moderne dans in Hirdo); ; (DOM 208).

Hazâcki::

  1. {F}.
  2. {G} (»ûpk-areû in district Renô).
  3. {G} (wolstreek tussen Hazâcki-pôlder en Kjoep-strett).

Hazâcki-kanol:: {G} (kanaal rondom Hazâcki-polder); .

Hazâcki-kanol-weg:: {W} .

Hazâcki-pôlder:: {G} (polder langs de Kjoep, oorspr Hazâcki-ses); .

Hazâcki-šark:: {N} (camping; gemeente Treek); .

Hazâcki-ses:: {G} (his: meer langs de Kjoep); .

Hazâki:: {F}.

hazâkiy::

  1. {Sef} kamgaren (oorspr uit Hazâcki-streek).
  2. {I; [mv=enk]} van kamgaren gemaakt.

Hazâky:: {F}.

Hâzeriy:: {F}.

H.B.B.C.:: {afk} »Husta Brÿr BC.

HBC:: {afk} »Happy Bottle Company.

hcl:: {afk} »hânclabiy.

HDK:: {afk} »Hûst rifo Rifo Diô-Keltiy.

heânto:: {C} schelvis (L. Melanogrammus aeglefinus).

heântóse:: {K} roeren.

heântósos:: {C} geroer.

hear::

  1. {C} (op kantoor: persoon/afdeling waaraan post gericht is); (oorspr afk).

  2. {afk} (= helkara ef »aderessôs rifo).

h.e.a.r.:: {afk} »hear 2.

Heb:: {afk} »Hebreeës.

hebor:: {C} »Hebor.

Hebor:: {N} (groepstherapie om het individualisme en intuïtivisme te ontplooien).

heboreta:: {C} »Heboreta.

Heboreta:: {N} (Erg) Hemel, Godenwereld.

Heboretaka:: {N} (lichtschip); .

Heboreta-Kents:: {G} (voormalige Erg commune; gemeente Flem); .

Heboreta-lemnâs:: {N} "Hemelheuvel" (een vd 7 Koninklijke Grafheuvels op het landgoed Ef Sinto Aša); .

Heboreta-lirrotiy:: {W} .

Heboreta-plep:: {W} .

Heboreta-weg:: {W} .

Heboreto-lemnâs:: {N} (grafheuvel; gemeente Abenatoðâ); .

heborettof:: {C} (Erg: feestdag als zerusstof samenvalt met de 1e dag vd Erg week).

Hebreeës:: {N} (afk= Heb) (bijbel) Hebreeën.

Hecâne Gyrrt:: {F}.

hecc:: {C} pan (om te koken).

Hecc:: {F}.

heccfâsto:: {C; mv= ..fâstôe; rsmv= ~tt} pannenlap.

heccfâstôe:: {mv} »heccfâsto.

heccfâstott:: {rsmv} »heccfâsto.

hecc-leftel:: {C} pollepel.

Hecoiy:: {J}.

hecrân:: {C} aambeeld; ef sÿrte flj kaf ef ~: iets aan de kaak stellen; »•ân; »mecrân.

Hecrân-mirra:: {W} .

Hecrân-weg:: {W} .

Hecy:: {F}.

hédân:: {WD; gnp= ~er; gnz= ~ÿr; rs= ~n}

  1. (wederkerig) elkaar (meer dan 2 stuks); Petriy, Elsa ur Mariy lukte ~: Petriy, Elsa en Mariy wassen elkaar; ef 4 pûps butele kura ~: de 4 jonge katjes buitelen over elkaar [heen];
  2. (passief: handeling vindt automatisch of buiten de wil vd agens plaats) ~ lajetelije pai óps: ze staan elkaar uit te schelden (zonder dat ze het in de gaten schijnen te hebben);
  3. (met rs) ef 3 merbôkus xûstiche ~n: de 3 boeven beroven elkaar; óps ~n byte: ze hebben elkaar doodgeslagen;
  4. (arch) óps trempe riyfain ~er mimpits: zij lezen altijd elkaars boeken (de genitiefvormen hédâner en hédânÿr zijn archaïsch); »hédiyc; »hédecs;
  5. (met vz) lef ~: samen (met elkaar; in elkaars gezelschap); ef fâr sours arfine-fes lef ~: de vier zusters komen samen binnen; »ðônos.

hédâner:: {gnp} »hédân.

hédânn:: {rs} »hédân.

hédânte:: {K} ~ ón: verwarren met, verwisselen met (v personen); gress ~ tu ón Elsa riyfain: ik verwissel jou altijd met Elsa; ik kan jou en Elsa nooit uit elkaar houden.

hédânÿr:: {gnz} »hédân.

hédecs:: {OV}

  1. {mv} elkaars, van elkaar (meer dan 2 stuks); ef 6 stûdents trempe riyfain ~ mimpits: de 6 studenten lezen altijd elkaars boeken/de boeken van elkaar;
  2. {stoff} »hédiyc.

heden:: {C} priester (heidens).

héder:: {C} heiden (persoon).

héderer:: {A; mv=enk} heidendom.

héderiy:: {I} heidens.

hédiyc:: {OV}

  1. {enk} elkaars, van elkaar (meer dan 2 stuks); Jân, Glo ur Petriy ÿtine riyfain ~ kas: Jân, Glo en Petriy dragen altijd elkaars jas/de jas van elkaar; ef vilduls giffe fes ~ armâtat: de bomen (meer dan 2) staan in elkaars licht;
  2. (= hédecs) {stoff} elkaars, van elkaar (meer dan 2 stuks); ef 4 'jans pliyfone ~ bjerr: de 4 jongens drinken elkaars bier; »hédecs.

hédiyciy:: {Cef; mv=enk} (nominalisatie v hédiyc) ef ~: van elkaar, elkaars (meer dan 2); ef kasz melde ef ~: zij (meer dan 2 personen) hebben elkaars jassen aan; de jassen zijn van elkaar; zij hebben hun jas met elkaar geruild.

hedlôs:: {C} roe[de].

hédrâgte:: {Krs} veroveren.

hédrâgter:: {C} veroveraar.

Hedrâgter:: {F}; »Rakâlle.

hédrâgtos:: {C} verovering.

Heeder:: {F}.

Heeder-taris:: {N} (wolkenkrabber in Bôrâ); .

Heeder-weg:: {W} .

Heedrâghte:: {J}.

Heedrâgter:: {F}.

Heef:: {F/J}.

Heefa:: {M}.

Heef-Petriy:: {J}.

Heegarâc:: {F/J}.

Heegarâc-plep:: {W} .

Heegg:: {F}.

Heegiy:: {J}.

he'eke:: {U} mekkeren (geluid v geit).

Heelda::

  1. {F}.
  2. {N} (gerenommeerde drukkerij in Amahagge); .

Heelfer::

  1. {F}.
  2. {G} (beek door Amahagge); .

Heelferex ef Kiyk:: {W} .

Heelferex ef Ses:: {N} (meertje; gemeente Famon); .

Heelfer-mirra:: {W} .

Heelfer-pârc:: {W} .

Heelfer-seyrt:: {N} "Heelfer-huis" (museum in Amahagge); .

Heelfer-zuft:: {W} .

Heeliy:: {J/M}.

Heels:: {F}.

Heelst-pât:: {W} .

Heelst-wuma:: {G} (bos; gemeente Kjefa); .

Heelver:: |hélfer| {F}.

Heemân:: {F}.

Heemârÿr-staðon:: {N} (voetbalstadion in Amahagge); .

Heemen:: {F}.

Heen:: {F}.

Heenef:: {F}.

Heenôše:: {F}.

Heenôše Zyftoen:: {F}.

Heeps:: {Gmv} (riviertje van Azÿ-gebergte naar Ef Laboh); .

Heeps-gÿrt-weg:: {W} .

Heepsy-agru:: {G} (heuveltop, 462 m hoog; gemeente Aagee); .

Heer:: {F}.

Heeriy-plep:: {W} .

Heeriys:: {N} (mnl personificatie vd Moed); .

Heeriys-lirrotiy:: {W} .

Heeriys-verkât:: {C} bittere kleibosrussula (L. Russula pseudointegra).

Hees:: {F}.

héf:: {I} verlamd, lam.

héfare:: {K} verlammen.

héfe:: {U} verlamd zijn.

heferg:: {TW} zeven (7); (evtl gevolgd door ENKELvoud) ~ mimpit = ~ mimpits: zeven boeken.

Heferg:: {F}.

747:: |heferg-fâr-heferg| {N} (bar bij motel The Planes in Fjeso); .

hefergsa:: {TW} zeventig (rekenkundig).

Hefergseert:: {G} (dorp; gemeente Pajiy).

heferg-star:: {C} zevenster (plant) (L. Trientalis europaea).

Hefergtef Kveer-weg:: {W} .

heferg-zemper-terder:: {C} »zemper-terder.

héfos:: {C} verlamming.

heft:: {C} orde, geregelde toestand; rust; kusami eft ~ melde: hier gaat alles volgens de regels; hier heersen orde en regelmaat.

hégg:: {C} (in muur) kogelgat, bres; (in schip) patrijspoort.

héggere:: {K} bestoken, beschieten (v vesting ed, met kanon).

Hegpâlmazef:: {F}.

Hegt:: {F}.

Hegtence:: {J}.

hehe:: {!} meh! (geluid v mekkerende geiten).

Heissman:: {F} (Dui).

heiyg:: {C} beemdkroon (plant) (L. Knautia arvensis).

hek:: {C; mv= hÿke} kraan (v water, gas ed).

heke:: {K} spannen (v trekdier).

hek-grent-riyn:: {C} kraanleertje; »grent-riyn.

Hekory-ager:: {N} (badstrand; gemeente Fraja); .

Hekory-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Mûninû); .

Hekory-môjôl:: {N} (houtzaagmolen aan de rivier Berÿmt; gemeente Mûninû); .

Hekory-môliy:: {G} (»môliy in district Ales); .

Hekory-nes:: {G} (militair oefengebied); .

Hekory-soza:: {N} "Hekory-worst" (traditionele worst uit de agrarische streek v Ales; gekruid en gerookt rundvlees, geliefd als broodbeleg en borrelhapje); .

Hekory-rutt:: {N} (naam voor een fraaie, met borden gemarkeerde, toeristische route over de Hekory-môliy en Huron-môliy); .

hekto•:: {PX} hecto•; »deka•.

hektogrâma:: {C} (afk= hg) hectogram, ons.

hektojak:: {C} (afk= hj) hectare, bunder; 2 ~s yšiqur: 2 hectare grond.

hektolitriy:: {C} (afk= hl) hectoliter.

hektometer:: {C} (afk= hm) hectometer.

Helâns-mirra:: {W} .

helbe:: {K} kleden.

helbe-riffos:: {C} "kleedmaking" (voorbereidende handelingen ve Erg geestelijke, alvorens de plechtigheid begint: gewaad aantrekken, schminken ed).

helbi:: {C} kleding.

helbi•:: {PX} (vormt begrippen die met kleden/kleding te maken hebben) (bijv) râg/helbirâg: borstel/kleerborstel; »helbi-.

helbiatjen:: {C} (assistent in een Erg kerk die samen met de geestelijke[n] een huwelijk, crematie ed voorbereidt).

helbiblo:: {C} klederdracht (traditioneel); .

helbicaf:: {C} kleedkamertje, kleedcabine (bij zwembad ed; groter dan »helbikeste).

helbikeste:: {C} kleedhokje (kleiner dan »helbicaf).

helbimâdros:: {C} strijkijzer.

helbi-meggor:: {I} ongekleed (niet volledig of vlgs de eis gekleed).

helbimit:: {C} garderobe, kleedkamer.

helbimunk:: {C} kapstok.

helbiôm:: {C} werkkleding (iha: kleding die bij het werk gedragen wordt; soms ook: =overall).

helbios:: {C} het [aan]kleden.

helbirâg:: {C} kleerborstel.

helbirif:: {C} kleermaker.

helbitiyn:: {C} kledingstuk.

helbiukér:: {C} boeren-werkpak (ihb op Teujan: zwart pak v gewatteerde stof, traditioneel gevuld met schapenwol, tegenwoordig ook met kunstvezels).

heldentar:: {I} dierbaar.

helderte::

  1. {K} [aan]blaffen tegen.
  2. {U} blaffen.

helderte-kaf:: {U} aanslaan (bij onraad beginnen te blaffen).

heldertos:: {C} (alg) geblaf; (pop) hond die veel/hard blaft.

Heldrec:: {F}.

Heldrec & Delst TC:: {N} (uitgeverij in Hoggebim); .

héle:: {K} heiligen, wijden.

Helee:: {F/M}.

Heles::

  1. {J}.
  2. {G} (vlakte tussen Amahagge en Kulano-gebergte).

Heles-grâg:: {W} .

Heles-korda:: {N} (Erg kerk; gemeente Heles-Tenta); .

Heles-Tenta:: {G} (stad in Ales).

Helfef:: {F} (geslacht v Montrô); »Flâxa.

Helfef-Lostô-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Mena); .

Helfef-wuma:: {G} (bos; gemeente Mena); .

Helfer:: {F}.

hélfer:: {C} koekoeksbloem (L. Melandrium); blakker ~: avondkoekoeksbloem (L. M- album); mindefit ~: dagkoekoeksbloem (L. M- rubrum); kolai ~: nachtkoekoeksbloem (L. M- noctiflorum).

Helfryga-mirra:: {W} .

Helfyrt-weg:: {W} .

hélg:: {I} (fig) toverachtig.

Heljec:: {G} (rivier van Azÿ-gebergte naar de Plafotô); .

Heljec-mirra:: {W} .

Heljec-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Plafotô); .

Heljo:: {N} (keten v winkels waar ijs en milkshakes worden verkocht); .

helk::

  1. {C}
    1. mees (vogel) (L. Parus);
    2. (v vrouwen) loeder, rotwijf.
  2. {C} (pop) klein hondje (klein v stuk, maar niet jong).
  3. {VZ} (arch); »helkara.

helkara:: {VZ} (richting) naar [toe]; gress pitte ~ Fonistâ: ik fiets naar Fonistâ [toe]; (tijd: idioom) ~ dus ur lilepiy: nog geruime tijd (gerekend vanaf nu); (rekenkundig) ten ~ [hogoritos] dur kette âke: twee tot de derde [macht] is acht; vÿr ~ cadrat kette tensa-vÿr: vijf kwadraat is vijfentwintig.

Helkara ef Kupân:: {W} .

Helkara Flâjû:: {W} .

helkâs:: {C} blekerij.

helke:: {K} bleken (v stoffen).

helker:: {VZ} (arch); (verlengde variant v »helk); »helkara.

hell::

  1. {C} [naai-/brei-]steek.
  2. {I} zuiver, niet vals (v toon).

helle:: {C} dutje, kort [middag]slaapje; ef zirde fes ~: een dutje doen.

helme:: {K} (lett) welven, overkoepelen.

helme-kura:: {K} omspannen.

helmos:: {C} (lett) welving, overkoepeling.

Helmut:: {J} (Dui).

helmy:: {C} grot, gewelf.

helmy-grûmiyl:: {C} vale vleermuis (L. Myotis myotis).

Helmyknurfel:: {G} (dorp; gemeente Xâ ja ef Prusots).

Helmy-pât:: {W} .

Helmy-reks:: {N} "Grottenserie" (serie elektrische locomotieven); .

Helmyrivo:: {G} (dorp; gemeente Grlabô).

Helmy-weg:: {W} .

héln:: |héln/hén| {C} (Erg) spreuk (met magisch karakter).

hélos:: {A} heiliging, wijding.

Helsinka:: {N} (lesbische sauna in Hirdo); .

Helsinki::

  1. {G} Helsinki.
  2. {N} (gay sauna (alleen mannen) in Hirdo); .

Helsinki-mirra:: {W} .

helt::

  1. {C} glas/beker melk.
  2. {S} melk.
  3. {I} gezond; ef melde ~ beri [larde belk]: het is gezond om [fruit te eten]; [ef mirre] melde ~ armt do: [wandelen] is gezond voor hem.

Helt Poiros Clup:: {N} (afk= HPC) "Gezond Leven Club" (naturistenvereniging; in Balison); ; (DOM 156, 159).

heltare:: {K} melken (v koe); óps ~cos quvârp én quista ef boert: ze kunnen het goed met elkaar vinden.

heltater:: {C} melkboer.

helte:: {U}

  1. melk geven (v koe).
  2. gezond zijn.

helten::

  1. {C} gezondheid.
  2. {!} gezondheid! (bij niesen).

Helten-depârtemen:: {N} (afk= HLT) (voormalig ministerie); .

Helten-meeg:: {N} "Gezondheidsraad" (adviesorgaan voor de volksgezondheid; in Xea); .

helten-menester:: {C} minister van gezondheid.

helten-naliycos:: {A} gezondheidszorg.

Helten-ratt:: {N} (oude naam voor de »Helten-meeg).

helter:: {C} Ȏrot-helter.

helt-fa'i:: {S; rs= ..-faitt} melkvee.

helt-fa'i-kelte:: {C} melkveehouder.

helt-glaza::

  1. {Sef} melkglas (wit ondoorzichtig glas).
  2. {I} melkglazen, van melkglas gemaakt.

heltiy:: {A; mv=enk} gezondheid; gezond leven.

helt-korojeler:: {C} bleke koraalzwam (L. Ramaria mairei).

Helt-mirra:: {N} [de] Melkweg.

Helt-mirraeren:: {C} Melkwegstelsel.

heltoert:: {C} (lett) melkkoe; (= »helt + »boert).

Helt-terf:: {W} .

Helt-weg:: {W} .

helt-ynt-lofa:: {C/S} melkdistel (L. Sonchus); kóf ~: brosse melkdistel (L. S- asper); verfe ~: gewone melkdistel (L. S- oleraceus).

Helurfe:: {J}.

Helurfe-Seert:: {N} (paleisruïne in het natuurreservaat Mariy-Dunjes; gemeente Lenano); .

hely:: {SC} hel, verdoemenis.

Hely-gÿrt:: {N} (brug over de Eðiy-terf, naar het eilandje Lokaren); .

hely-huron:: {C} gewone zandkool (L. Diplotaxis tenuifolia).

hely-tjel:: {C} verdoemenis (als straf).

Hemdlâ:: {N} (begraafplaats; gemeente Sinto-Jeny); .

Hemdlâ-weg:: {W} .

hemisfero:: {C} halfrond (vd aarde).

Hemmel:: {F}.

Hemper:: {F}.

Hemsâ:: {N} (Bergparel-hotel in Mišeðâ (Granô)); .

Hena:: {M} Henny.

Henca:: {M}.

Hences:: {F}.

hender:: {gst} »hendre.

hendóc:: »Hendoec 2.

hendoec:: »Hendoec 2.

Hendoec::

  1. {J}.
  2. {P} (ruziezoekende tolgaarder uit de Sage van de Verdronken vissers); do melde ef hendoec fes ef fatasôr: hij is de ruziezoeker in zijn familie (is altijd uit op ruzie).

hendre:: {K; gst= hender} (fig) aangrijpen, te baat nemen, zich vastklampen aan; (v operatie, straf) ondergáán.

hendre-hent:: {C} manusje-van-alles.

hendrelira:: {I} doortastend.

hendre-pôr:: {I} onvruchtbaar (niet succesvol; niet kunnende voortplanten).

Hendrikater:: {F}.

hendros:: {A} (fig) het aangrijpen, het zich vastklampen; (v operatie, straf) het ondergáán.

hénðyf:: {I; =vk v quista} minder goed; gress cônsidere vilt storiy lo ~ dus Elsaex ef tiyn: ik vind jouw opstel minder goed dan dat van Elsa (maar beide opstellen zijn goed); »quista.

Hendy-weg:: {W} .

Henec:: {F/J}.

Henes::

  1. {J}.
  2. {G} (dorp; gemeente Gret).

Henes-klarbÿr-pât:: {W} .

Heness:: {G} (dorp; gemeente Hafonis).

Henessa:: {M}.

Heness-vender:: {W} .

Henkaler:: {F}.

henkare:: {K} verstoren.

henke::

  1. {K} storen.
  2. {Upr} ~ fes: zich storen aan.

henkos:: {C} storing, verstoring.

henkosami:: {I} in geval van storing, als zich een storing voordoet.

henky:: {C} storing (vrnl op radio en TV).

henn:: ~ ur ðô {III} af-en-aan (rijden); mintof ef treno-moplariy ef kinânolacs ufirfire ~ ur ðô: na het treinongeluk rijden de ziekenauto's af en aan.

Henn:: {F}.

hennâ::

  1. {Cef} enkele reis (treinkaartje).
  2. {III} daarheen, daar naar toe; hâne ~: van hot naar her; »vende.

Henne:: {F/J}.

hennen:: {C} hen, kip.

Hennen-mirra:: {W} .

hennentiyse:: {C/S} kip, kippenvlees.

Hennen-ur-Netâs-weg:: {W} .

Hennes & Mauritz:: {N} (internationale kledingketen); .

hennloin-kûfôs:: {C} eenrichtingverkeer.

henntupplip:: {C} heenreis.

henntÿrt::

  1. (afk= h/t) {Cef} retourbiljet, retourtje.
  2. (afk= h/t) {III} heen en weer, vice versa.

henntÿrt-chaquindos:: {C} gedachtewisseling.

henntÿrte:: {U} afwisselen.

henntÿrt-farter:: {C} weifelaar.

henntÿrtos:: {A} afwisseling.

henoliy:: {III; [mv=enk]} daarvandaan, daaruit.

henpe:: {S} hennep.

Henpe:: {N} (bedrijvenpand in Amahagge); .

Henrec::

  1. {J} Hendrik.
  2. {N} »quista-Henrec.

hent::

  1. {C} hand; mip ef ~ (afk= m.e.h.): contant; ef kette flj fes ~s rifo rst: iemand iets verschaffen; ef tasse fes ~s rifo: in handen vallen van; do farte tjâg ef ~ ur ubere tjâg ef tiffug: hij is een warhoofd/erg verstrooid; ef quÿare lef koffon ~s: met lede ogen toezien; gress miypa, gress joiy quglelira ón tu, [t]ur nÿf scrâl ~s: ik dacht dat ik je een plezier deed, maar niks hoor! (het tegendeel blijkt waar); »cria•.
  2. {TW} vijf; (gevolgd door ENKELvoud; dl=Liftka en Brÿr: ook gevolgd door MEERvoud) ~ mimpit: vijf boeken.
  3. {I} schel, schril (geluid).

hentafiy:: {C} manuscript.

hent-blacroer:: {C} vijfvingerkruid (L. Potentilla reptans).

Hent-Bÿnÿr:: {G} (dorp; gemeente Haleu).

hentbyte:: |..nb..| {K} verzoenen.

hentbytos:: |..nb..| {C} verzoening.

hent-duh:: {C} handgebaar.

hente:: {K} (lett) in zijn hand[en] houden.

hent-giffer:: {C} tormentil (plant) (L. Potentilla erecta).

hent-klótarus:: {I} kant en klaar.

Hent-Korda:: {G} (dorp; gemeente Reven).

Hent-Korda-Egpeeff:: {N} (station).

Hentkorda-Taris:: {G} (dorp; gemeente Plâk).

hentliriy:: {C} blakker ~: kandelaartje (plant) (L. Saxifraga tridactylites).

hent-naliyc:: {C} manicure.

hentrupk:: {C} applaus, bijval.

hentrupkos:: {C} bijvalsbetuiging.

hents:: {I} handig.

hent-uzos:: {C} lef ~: (lett/fig) hand in hand.

Henÿ:: {M} Henny.

Henyret:: {M} Henriëtte.

hépasgôt:: {C} klucht.

hepfe:: {C} heup.

hepsatt:: {rs} »hópsat.

hepter:: {A; mv=enk} vooruitstrevendheid.

heptiy:: {I; [mv=enk]} vooruitstrevend.

Hepurgiy:: {F}.

Hequrjâ:: {G} (dorp; gemeente Âpô).

hér:: {C} (dl= Oost-Berref/West-Liftka) (vaste plek waar vee of landbouwmachines een openbare weg oversteken om van het ene weiland naar het andere te komen).

Herbert:: {J}.

Herchôfâ-weg:: {W} .

herco:: {C} (afk= [h]) (Spok munteenheid sinds 1969: 1 herco = 1 = 100 tóftos = ca. € 1,00; 945 = 9 herco ur 45 tóftos ( 9,45)); eft 95.000 hercos-âlbos-kest: een 95.000 herco kostende verbouwing; »drureren.

Herco:: {F/J}.

herco-aér:: {C} (munt v 1 ; vgl ook »aér waarmee altijd een munt van 1 bedoeld wordt).

herco-aten:: {C} (munt v 2 ; omdat er geen munten van 2 bestaan, wordt ipv herco-aten ook wel »aten gezegd).

Herco-kah:: {W} .

Hercos-plep:: {W} .

Herco-weg:: {W} .

Herðe:: {M}.

Herdures:: {F}.

hereðo:: {C} haring (L. Clupea harengus).

Hereðo::

  1. {G} (»ûpk-areû in district Tjemp).
  2. {W} (industriegebied); .
  3. {N} (vuurtoren; gemeente Bôrâ); .
  4. {N} (café op Mikkon in Hirdo); .

Hereðo-ager:: {N} (badstrand; gemeente Zar); .

Hereðo-mirra:: {W} .

Hereðo-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Bôrâ); .

Hereðo-weg:: {W} .

Her Fameto:: {F} (adellijk geslacht dat tussen ca. 1530 en 1780 in het Pors-gebergte bij Hildi heerste).

Herfegge:: {F}.

herfy:: {I} onvriendelijk, stug.

herg:: {C} (naar boven breed uitlopende hoge hoed vd Reelâ, donkerrood met lila bies; overige geestelijken dragen een »belt-herg); .

Herga-seert:: {N} (groot gebouw voor (politieke) bijeenkomsten ed in Amahagge); .

herita:: |herIta/heritA| {C; mv= ~es} erfgoed (wat op cultureel/artistiek/industrieel gebied in een land bewaard moet blijven).

heritaes:: {mv} »herita.

Herita-rônter:: {W} .

herke:: {U} tekeergaan (storm, mens).

Herkiy:: {F}.

Hermafroditiy:: {N} (typisch gay restaurant in Hirdo); .

Herman:: {J} (Ned).

Herneg::

  1. {F}.
  2. {J} Herman.

Herneg ef Kelte:: {N} "Herman de Boer" (Bergparel-hotel in Fietso); .

Hernegex ef Nûrcus:: {N} (autoveer op de Kjoep); .

Herneg Nolec-Kist:: {N} (internationaal transportbedrijf in Fonistâ); .

hérôgst:: |hérôst| {C} (alg) berenklauw (plant) (L. Heracleum sphondylium); (ihb) paarse berenklauw (vrnl Oost-Liftka en Brÿr) (L. Heracleum purpureum).

herotiyx:: {C} waanzin.

herotiyxâ:: {I} waanzinnig.

herotiyxiy:: {III} waanzinnig, verschrikkelijk, ongehoord (als versterking bij een ww of ander add); ef móns herke ~: de storm gaat waanzinnig tekeer; eft ~ quista mimpit: een waanzinnig goed boek.

herpsa:: {Iid} arm||rijk; eft ~ jolarater lef smurf: een rijke baron; eft ~ weinoh lef ÿrgiy: een rijke wijn (vol v smaak ed); do melde ~ lef velp hents: hij is arm; ef sÿrt melde ~ terat lef smurf frópjÿ eft kleter musém: de stad is een nieuw museum rijker.

Herriy:: {J}.

herrte:: {C} »hertâ.

Herša-arâbe:: {N} (begraafplaats; gemeente Quitas-Olas); .

Herša-wuma:: {G} (bos; gemeente Manes-Becô); .

Herta::

  1. {M}.
  2. {N} (handelsfirma voor huishoudelijke producten te Amahagge); .

hertâ:: (herrte) {C} (dl= Tjemp/Plefô) beek, waterstroom.

Hertâ-zerfos:: {N} (herberg bij Tulÿnn); .

hertel:: {C} maand; effer ~: een dezer maanden; ~ nert ~ iftam: om de maand; lóf gopirus ~s futtof ef: enige maanden ervoor (een periode van enige maanden vóór een bepaald tijdstip); (vgl) gopirus ~s futtof ef (een tijdstip dat enige maanden vóór een later tijdstip ligt); do zâre [amiði] ten ~s fes kult zeces: hij woont [pas] twee maanden in ons dorp.

hertelafiy:: {C} maandblad.

Hertelafiy furt Tibân-filosofa:: {N} "Maandblad voor Wetenschapsfilosofie"; .

hertel-holfe:: {C} [fes] ~ ten: in de tweede helft van deze maand.

herteliy:: »•-herteliy.

•-herteliy:: {I} •maands; (bijv) sers-~: zesmaands (6 maanden durend).

hertelpip:: {III} [gedurende] de hele maand.

hertelsot:: {I} maandenlang.

herteltiy:: {I} maandelijks; 10 ~n tims: 10 keer per maand; fâr-~: elke vier maanden, viermaandelijks.

hertiyk:: {C} ketter.

hervy:: {C} eg.

Herx:: {F}.

heslôp:: {C} (instrument om gesteven linnen banden in een golfmodel te persen; deze dienen als decoratie op de traditionele klederdracht voor vrouwen); ; »grâcÿr.

Hesmaniy:: {F}.

héšôc:: {I} bovenzinnelijk.

Hesse::

  1. {F}.
  2. {G} (dorp; gemeente Quua).

Hest:: {F}.

Hesta:: {M}.

Hester:: {F}.

Hestiy:: {F}.

h.e.t.:: {afk} (= »har ef tork).

hétra:: {III} [zo]dadelijk.

Hetura:: {G} (stad in Tjemp).

Hex:: |heks| {G} (dorp; gemeente Manes-Pjeufiy).

Hezaj:: {J}.

Hezy:: {J}.

hézy:: {I} spookachtig.

hfl:: {afk} »gûldre.

hfp:: {afk} »Hoggebim Fisa-poebaros.

HFP:: {afk} »Hoggebim Fisa-poebaros.

hg:: {afk} »hektogrâma.

Hhaënt:: |jaent| {J} (Peg).

Hhânder:: |jânder| {J} (Peg) Johannes.

Hhândëra:: |jânndera| {M} (Peg) Johanna.

Hherâšy:: |jerâšy| {F}. (Peg).

Hhofiâsa:: |jofjâsa| {F} (Peg).

Hibbeeto-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Yzo); .

hidderân:: {Crs} eskadron; »•ân.

Hier:: {G} (stad in Munt); (DOM 175-176).

hifde:: {PV; rs= ~e (arch) of hiyfté; 2niv-3mv} hun, hen, haar; gress nert unere ~: ik begrijp hen niet; hift arâbe lelperro 8 hordâ quitas, tur ef móns tjestrovo hiyfté: in hun tuin stonden 8 mooie beuken, maar de storm heeft ze verwoest.

hifdee:: {rs} »hifde.

hifi:: {C} hifi.

hift:: {BZ}

  1. {3mv-mnl/ntr/zkl} hun, van hun; ~ mindefit oto: hun rode auto; de rode auto van hen;
  2. {3mv-vrw} haar, hun, van haar, van hun;
  3. {3stoff} zijn, van hem, ervan; ef pleko fes ef fonis: ~ marâs melde kolai: het zand in de baai: zijn kleur is geel.

hiftiy:: {Cef; mv=enk}

  1. (nominalisatie v hift) ef ~: de/het hunne/hare, die/dat van hun/haar; kost môntyosz nert melde ef ~: mijn problemen zijn niet de hunne/hare;
  2. (nominalisatie v hift) ef ~: de/het zijne, die/dat ervan.

HIG:: {afk} »Hirdo Gabanos TC.

higgteriy:: {I; [mv=enk]} ondoordringbaar (vrnl v dichte begroeiing).

hihu:: {!} hortsik!, vooruit!, mars! (aansporingsroep, vooral tegen trekdieren); lo ~: in een wip, in een vloek en een zucht.

hijena:: {C} hyena.

Hijena-mirra:: {W} .

Hijeronym:: {J} Hiëronymus.

Hijeronym-seert:: {N} (voormalig weeshuis bij Zest); .

hiking:: |Eng.| {C} hiking.

Hilariy:: {F}.

Hilda:: {M}.

hildi:: {S} kiezel[steen].

Hildi:: {G} (hoofdstad v Munt); (DOM 111-112).

Hildi-fonis:: {G} (grote inham tussen Munt en Plefô, Zuidwest-Berref); .

Hildi-fonis-Opper:: {G} (oefengebied vd Marine); .

Hildi-fonis-Wefot:: {G} (oefengebied vd Marine); .

Hildi Gerlas:: {N} (afk= HilGer) (gemeentelijk vervoerbedrijf v Hildi); .

Hildi-munk:: {C} (vruchtengebakje in marsepein, typisch product uit Hildi); ; (DOM 113).

Hildi-Nutter:: {N} (station).

hilditiyn:: {C} kiezelsteen[tje].

Hildi-Zutter:: {N} (station).

HilGer:: {afk} »Hildi Gerlas.

hill:: {SC} het vergankelijke.

•hille:: {SXimpr} (vormt plaatsnamen die vroeger een commune waren) (bijv) Šephille; Paille (= »Pajiy + •hille); .

hill-fest:: {I} onvergankelijk.

Hillt:: {F}.

Hilta:: {M}.

hina'ôc:: {I} akelig.

hindacc:: {C} lambrisering.

Hindaranne:: {F}.

hinde:: {K} warm houden, op temperatuur houden; dena kas ~ quista tu: deze jas houdt je lekker warm; met deze jas heb je het lekker warm.

hindepip:: {C; mv= } geiser, heetwatertoestel, boiler.

hindepipû:: {mv} »hindepip.

hinder:: {gst} »hindre.

hindre:: {K; gst= hinder} hinderen.

hindriy:: {I} hinderlijk.

hindros:: {C} hinder[ing], gehinder.

hinjece:: {U} hinniken.

hinjecos:: {C} gehinnik.

Hinnerâc:: {J} (Peg).

hinta:: {VZ/VG} (betrekking) behalve, uitgezonderd, op ... na; râste ~ gress: niemand anders dan ik; kost pijâ fatasôr ~ gress melde câtoliyc: mijn hele familie is katholiek, behalve ik; râste ~ ef = râste hintaf: niemand anders; flâjû ~ ef = flâjû hintaf: niets anders.

hintaf:: {VZ+PV} »hinta.

hintare::

  1. {K} ~ flj ón rst: iemand iets weigeren, ontzeggen.
  2. {Upr} aftreden.

hintaros::

  1. {C} het aftreden, aftreding.
  2. {A} weigering.

hinte:: {K} ~ rst furt flj: iemand iets ontzeggen; (ook met bijzin:) ef lydos ~ Elsa, den eup quardere ef clup: het bestuur ontzegt Elsa het bezoek aan de club.

Hiqurikô:: {afk} »Historise Ququlâ rifo ef Rilko-kôbotass-eka.

Hirâk:: {N} (loodgietersbedrijf in Amahagge); .

Hirata:: {F}.

Hirdo::

  1. {F}.
  2. {G} (stad in Ziyp; sinds 1793 hoofdstad v Koninkrijk Spokanië).

Hirdo-Blof:: {N} (station).

Hirdo-Ef Fôrts:: {N} (station).

Hirdo-Europe:: {N} (galerie in de Gûca-wijk te Hirdo, gespecialiseerd in performances en installaties); ; (DOM 36).

Hirdoex ef Cûlturiy-priss:: {N} "Culturele Prijs van Hirdo"; .

Hirdo Gabanos TC:: {N} (afk= HIG) (gemeentelijk vervoerbedrijf v Hirdo); ; (DOM 209).

Hirdo-Jôl-drurs:: {N} (station).

Hirdo-Kanol:: {N} (station).

Hirdo-Lotândrynn:: {N} (station).

Hirdo-MG:: {N} (station).

Hirdopera:: {N} (operagezelschap uit Hirdo; uitvoeringen zijn voornamelijk in het »Kindisiy Teatriy); ; (DOM 136-137).

Hirdos:: {Gef/mv} (lett. "de vruchtbare gronden"; de voormalige Trendon-oevers die door de bewoners v Mikkon werden gebruikt om graan en groente te verbouwen; hier is de stad Hirdo ontstaan); ; (DOM 22-23); (= »hirt + »bos).

Hirdostenn:: {J}.

Hirdostenn Âlmer-mirra:: {W} .

Hirdostenn Myna-mirra:: {W} .

Hirdo Studies in Linguistics:: {N} (onregelmatig verschijnende working paper over algemene taalwetenschap); .

Hirdo Symfoniy-mergrup:: {N} (symfonieorkest uit Hirdo); .

Hirdo-Tryjumf:: {N} (station).

Hirdo-Tygt:: {N} (station).

Hirdo-Vogily:: {N} (station).

Hirdo-wâp:: {N} "Het Wapen van Hirdo" (Bergparel-hotel in Sa Crono); .

Hirdo-zeces:: {G} (dorp; gemeente Blort).

Hirdo Zôšerutts:: {N} (afk= HZ) (luchtvaartmaatschappij); .

hirr:: {I} knap (uiterlijk).

hirre:: {E} knap zijn, er knap uitzien (uiterlijk).

Hirrtja:: {G} (dorp; gemeente Advô).

hirt:: {I} (alg) fit, fris, in goede conditie; (arch) vruchtbaar, veel opleverend; cerviy ur/én ~: glunder (bv); »Hirdos.

Hisjecce:: {F}.

historicy:: {C} historicus.

historise:: {I} historisch.

Historise Museem:: {N} "Historisch Museum"

  1. (museum in Hirdo); ; (DOM 33/102).
  2. (museum in Hoggebim); .

Historise Ququlâ rifo ef Rilko-kôbotass-eka:: {N} (afk= Hiqurikô) "Historische Vereniging van de Zuidwesthoek" (in Hildi; streeft naar behoud v cultureel erfgoed in de streek); ; (DOM 111).

Histôx:: {N} (merknaam ve antihistamine); .

hitse:: {U} ~ beri/den: plegen te, gewoon zijn om; gress ~ beri mirre riyfain gurtas: ik pleeg (ben gewoon om) elke ochtend te wandelen.

hitšo:: {I} als regel, gewoonlijk.

hitt:: {C} oven; zerfe-tûe kost/kult ~!: kom eens langs!; kom eens op bezoek!.

hitt-zâm:: {I} ovenvers.

Hivroma:: {M} (Gar).

Hiycc:: {F}.

hiycce::

  1. {VZ} (plaats) tot aan; ef pât melde ~ ef taris-stent: het pad loopt tot aan de voet van de toren; ef léeja menkerate ~ ef pazzosti: het gordijn hangt tot aan/op de grond; »hyc.
  2. {VZrs} (beweging) tot aan; do farte ~ ef taris-stente (rs!): hij loopt tot aan de voet van de toren; »hyc.

hiyðe:: {C}

  1. rotzooi, wanorde, bende; herrieschopper, rotzooitrapper;
  2. verdomd (als versterkende bep om aan te geven dat iets tot wanorde/rotzooi/gevaar leidt); ef ~-mittorsz fes dena huflif!: die verdomde trappen in dit gebouw! (gevaarlijke trappen).

hiyðe-•:: {PX} »hiyðe.

hiyfté:: {rs} »hifde.

hiygge:: {DT} (oorspr passieve afleiding v hyg 2: als "leeg" obj bij semtrans ww) (arch/poe/dl= Tigof/Lomky) eup arkette [~]/eup ~ arkette: ze huilt/ze heeft gehuild; »hyg; »šôt.

Hiygtomarô:: {G} (dorp; gemeente Zermatt).

Hiylba-mirra:: {W} .

Hiylba-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Hoggebim); .

Hiylft:: {F}.

hiymlek:: {S} dolle kervel (L. Chaerophyllum temulum).

Hiyndâs:: {F}.

Hiyndâs Siddôsta TC:: {N} (bierbrouwerij te Asjetto); .

Hiyngy-môjôl:: {N} (molen aan de rivier Ÿp: gemeente Duji); .

Hiynk-terf:: {W} .

hiyrâ:: {DT} (negatieve tegenstelling; nert in bijzin) terwijl niet, maar niet; ef hurts ~ helderte, efs nert kurrilóme beri miôle: honden blaffen, terwijl ze niet kunnen miauwen/maar ze kunnen niet miauwen.

Hiyrdostee:: {F}.

Hiyršen-plep:: {W} .

hiyste:: {U} hoesten.

hiyste-nôšy:: {C} hoestdrank.

hiystos:: {C} [ge]hoest.

hizjyše:: {U} giechelen.

hizjyše-ÿndre:: {C} giechelachtig meisje.

hizjyšos:: {C} gegiechel.

hj:: {afk} »hektojak.

hl:: {afk} »hektolitriy.

HLT:: {afk} »Helten-depârtemen.

hm:: {afk} »hektometer.

Hm:: {afk} »hym.

ho:: {DT} (voortijdigheid)

  1. (momentaan, evtl met dt ek in hoofdzin) tot[dat]; gress ~ quÿe [ek], tu ef nota kaftilóme: ik wacht totdat je de rekening betaald hebt; ef ~ meldo [ek] olla, Petriy pratilóme: het was gezellig totdat Petriy vertrok (op het moment dat P. vertrekt, is het niet gezellig meer); Lerdu ~ vjolamerra [ek], gress arfinilóme fes: Lerdu was viool aan het spelen totdat ik binnenkwam (op het moment dat ik binnenkom houdt L. op met spelen, maar ik hoorde het nog net);
  2. (duratief, evtl met dt ra in hoofdzin) voor[dat]; Lerdu ~ vjolamerra [ra], gress arfinilóme fes: Lerdu heeft viool gespeeld voordat ik binnenkwam (uit het feit dat de viool nog op tafel ligt maak ik op dat Lerdu er zo-even op gespeeld heeft); ef ~ meldo [ra] olla, Petriy pratilóme: het was gezellig, voordat Petriy vertrok (géén relatie tussen P.'s vertrek en de gezelligheid).

hôby:: {C} hobby, liefhebberij.

hôc:: {C} (in schip) kajuit, roef; (in vrachtauto/locomotief) [stuur]cabine; (in bioscoop) filmcabine.

hóc:: {I} kunstig, knap.

hocilâs:: {C} stiefkind (v wie de vader is overleden).

hocile:: {K} stammen uit.

hociler:: {C} stamvader.

Hociler-plep:: {W} .

hocilos:: {A} afstamming.

Hoddija:: {M}.

Hoefmans:: {F} (Ned).

Hoegtô-helmy:: {G} (grot; gemeente Trofy); .

Hoento-weg:: {W} .

Hoepross:: {G} (rivierarm in de Plafotô-delta); .

hoerke:: {U} wonen, huizen (v dieren in een nest ed); (fig) schuilen; plentiy riffek ~ fes do: er schuilt genoeg creativiteit in hem.

Hoetrâf:: {N} (likeurstokerij, in Xôcÿrðamiy); .

hóf:: {C} (fig) heffing (v belasting ed).

Hofaja-blufk:: {W} (buurtschap); .

Hofaja-fôresta:: {G} (bos; gemeente Twento); .

Hofaja-wik:: {N} (openluchtbad; gemeente Twento); .

hófe:: {K} (fig) heffen (belasting ed).

hoff:: {I} gastvrij; welkom hetend.

Hoffmann:: {F}.

hoff-pracâ:: {C} homepage.

Hoflâp:: {N} (herberg; gemeente Xolije); .

Hoflâp-agru:: {G} (heuveltop, 184 m hoog; gemeente Trendon); .

Hoflâp-ses:: {G} (meertje; gemeente Xolije); .

hóf-lilepiy-šefcos:: {C} "heffingsdoorschuiving" (fiscaal begrip); .

hôfru:: {C} zekerheid.

hôfrue:: {K} opvoeden (gezien als ouderlijke taak).

hôfrue-serten:: {I} welopgevoed.

hôfruos:: {A} opvoeding.

hôfru-vobare:: {K} vormen, opvoeden, ontwikkelen (gezien als taak vd school ed).

hôg:: {C} kuch[je].

hôge:: {U} kuchen.

Hôgge:: {J}.

hoggebim:: {SC} heerlijkheid, pracht.

Hoggebim::

  1. {G} (hoofdstad v Renô).
  2. {N} (luchthaven; gemeente Metie); .

Hoggebim-Biyfm:: {N} (station).

Hoggebim-Cÿrzvôst:: {N} (station).

Hoggebim Fisa-poebaros:: {N} (afk= hfp) (grote visafslag te Hoggebim); .

Hoggebim-fonis:: {G} (grote inham tussen Renô en Jelafo, Zuidoost-Liftka); .

Hoggebim-MG:: {N} (station).

Hoggebim-Nutter:: {N} (station).

Hoggebim-Nÿs:: {N} (station).

Hoggebim-Port:: {N} (station).

Hoggebim-vender:: {W} .

Hoggebim Zomar-mergrup:: {N} (klein symfonieorkest in Hoggebim); .

Hogkôbo-lôbâ:: {G} (rotspunt aan noordkust v Brÿr; 106 m hoog); .

Hogkôbo-lôbâ-weg:: {W} .

hogorit::

  1. {III} boven; hardlap ~: (lett) in de hoogte; ~ cor: van boven naar beneden; do pónze ~ = do hogoritare: hij komt boven; hij gaat naar boven (de trap op).
  2. {VZ} (plaats) boven; ef litalu menkerate ~ ef kelbra: de lamp hangt boven de tafel; ~ kaf: bovenop; do giffe/jumpetece ~ kaf ef kelbra: hij staat/springt rond bovenop de tafel; (idioom) eft pônt ~ ef weg/prusot: een brug over de weg/rivier; eft plâkomÿ ~ ef weg: een tunnel over de weg.
  3. {VZrs} (richting) boven, over; do jumpetece ~ kaf ef kelbrae (rs!): hij springt boven op de tafel (vanaf de grond).

Hogorit Keranôs:: {N} (»šarkdomenn bij Sinto-Oaji-Quzo; district Litii); .

Hogorit Pârc-merblufk:: {N} (sportterreinen; gemeente Aschen); .

Hogorit Qualâ:: {N} (»šarkdomenn bij Qualâ; district Neno); .

Hogorit Teta:: {N} (»šarkdomenn bij Teta; district Neze); .

hogorita:: {I} bovenstaand.

hogoritare:: {U} [naar] boven komen; naar boven gaan (de trap op).

hogorite::

  1. {K} (lett) verhogen; hoger maken; (fig: spr) verhogen: (v loon, uitkering, belasting ed).
  2. {U} boven zijn.

hogoritiy:: {I} bovenste.

Hogorit-Kriyn-kôl:: {G} (bergpas in Kulano-gebergte; 910 m hoog); .

Hogorit-mirra:: {W} .

hogoritos:: {C}

  1. (voorwerp) verhoging, podium, ophoging, platform;
  2. (fig: spr) verhoging (v salaris, uitkering ed);
  3. (wiskunde) macht;
  4. (taalk) trap van vergelijking; lurgiy ~: vergrotende trap (bijv: hupster terat = groter); wâlc ~: overtreffende trap (bijv: hupster oras = [het] grootst); ôpalefiy ~: trap van overmatigheid (bijv: hupsterr (rs!) = te groot).

Hogorit-terf:: {W} .

Hogorit-Ylt:: {G} »Ylt.

hogoritÿne:: {U} boven blijven (niet naar beneden komen).

hogoriy:: {I; [mv=enk]} bovendeks (op een schip).

hôgos:: {C} gekuch.

hogozjoba:: {I} ondersteboven, omver; eup farte ef ferdu lo ~: ze loopt de stoel omver.

Hôgta:: {J}.

Hôgta Pÿsell:: {N} (bekend antiquariaat te Blort); .

Hôgta Urrvu-Diez-mirra:: {W} .

Hoito:: |hóto| {F}.

Hojahhiyter:: {F}.

hojelka:: {VR} wanneer?; tu prate ~?: wanneer vertrek je?; gress linne, tu pratât ~: ik vraag, wanneer je vertrekt.

hojelka:: {VG} (tijd) wanneer; gress nert tiffe, ~ do prate: ik weet niet, wanneer hij vertrekt.

hojelkami:: {VR} in welke gevallen?; ef moter nert finnavy ~?: in welke gevallen wil de motor niet wil starten?; do linne, ef moter nert finnât ~: hij vraagt in welke gevallen de motor niet start.

hojelkami:: {VG} in welke gevallen; tu xneppât, ~ ef moter nert finnavy: je moet nagaan, in welke gevallen de motor niet wil starten.

hojjentoe:: {I} (dl= Liftka) massief, niet hol; »nehónto.

Hojic:: {F}.

Hojic Manôf:: {F}.

hôjô:: {C} volksliedje, volkswijsje, deuntje (dat iedereen kent/fluit/neuriet ed).

hôjûf:: {C} (arch) lam (jong schaap).

hôjûfos:: {C} »Hôjûfos.

Hôjûfos:: {C} "Lammerenfeest" (door de »Reelâ vastgestelde dag waarop 762 lammeren geslacht worden; de huiden v deze lammeren worden geprepareerd en bewaard totdat de Reelâ sterft en er een nieuwe gekozen moet worden; .

hôke:: {U} hurken, op je hurken gaan zitten; (samen met ww) gehurkt zitten; do chafoste ur ~: hij zit op zijn hurken te zingen.

hôkos:: {C} ef feldre fes ~: hurken, gehurkt zitten, op je hurken zitten.

hôky:: {C} hockey.

hola:: {C} hol (zn: v dieren).

Hôla:: {J}.

holaiyn:: {C} holte.

Hôlanda:: {Cef} Hollandse vrouw; »Hôlandes.

hôlandes:: {IIef} Hollands (bv); »Hôlandes.

Hôlandes:: {G} (officieel) Holland (westelijk deel v »Nelandes = Nederland); (spr/pop) Nederland.

Hôlandes-mirra:: {W} .

Hôlando:: {Cef} Hollander; »Hôlandes.

Holâpôftiy:: {F}.

hola-quratjen:: {C} holenduif (L. Columba oenas).

holare:: {K} brengen; ef ~ rst fes ef kurre, den ...: iemand in staat stellen [tot ...]; ef ~ flj ort raster (gen) iyc: iemand iets bijbrengen; ef ~ eft jikatâ: een prestatie leveren.

Holare::

  1. {F}.
  2. {G} (stad in Tjemp).
  3. {W} .

holare-ral:: {K} meebrengen.

holare-tijâ:: {K} wegbrengen.

holare-tÿrt:: {K} terugbrengen.

holaros::

  1. {C} datgene wat gebracht wordt.
  2. {A} het brengen.

Hola-Vrygt-Kents:: {G} (voormalige Erg commune; gemeente Zekon); .

Hôlda:: {M}.

Hôlda-Ecron-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Polefi); .

Hôlda-Ecron-sentraliy:: {N} (kerncentrale in aanbouw; gemeente Grejala); .

hole:: {K} bezitten, bij zich hebben (met de bedoeling om weg/af te geven); gress ~ eft labiniy: ik heb een pakje bij me; ik kom een pakje brengen.

Holestâ:: {F}.

Holestâ-Cârmenn:: {N} (Bergparel-B&B in Sa Crono); .

holfarr:: |hof..| {C; mv=enk} (afk= hrr) halfuur (tijdsduur); gress quÿo lóf eft ~: ik heb een half uur gewacht.

holfatiy:: |hof..| {I} halfslachtig, besluiteloos; non-descript, moeilijk te beschrijven.

holfe:: |hofe|

  1. {Cef} helft; [fes] zemper-~ ten: in de tweede helft van dit jaar (enz); lóf ef ~ rifo ef tenrân-zempers: halverwege de jaren zeventig; tuksof ef jûn-~: tot halverwege juni.
  2. {I} half; vluf dus ~: meer dan de helft; ef melde âke ur ~ (afk= 8z30 of 8zh): het is half negen; ef melde fâr, ~ ur korter: het is kwart voor vijf.

holfe-ileset:: |hofe-| {C} schiereiland.

Holfe Luna:: {N} (discotheek in Kurriy); .

holfe-smurf:: |hofe-| {S} half geld, halve prijs; fes ~: voor half geld.

holfplepiy:: |hofp..| {VZ} (betrekking, tijd) halverwege; ~ 2008: halverwege 2008.

holfsperde:: |hofs..| {K} halveren, door de helft delen; ef ~ vluf dus holfe: meer dan halveren.

holfsperdos:: |hofs..| {C} halvering.

holfspertiyn:: |hofs..| {C} gehalveerd voorwerp.

Holito:: {F}.

Holiy:: {F/J}.

Holle:: {N} (scheepsfinancieringsmaatschappij te Xemân); .

hologramos:: {C; mv= ~z} hologram.

holos::

  1. {C} (datgene wat men bij zich heeft om weg/af te geven: maar niet als cadeau); gress lelperre eft ~: ik heb iets [voor je] meegenomen; ik heb iets bij me [voor je].
  2. {A} bezit, het bezitten (wat iemand bezit); eft mikar otoecÿr ~: het bezit van een dure auto; »lelperros 1.

hols:: {III} gisteren.

hols-fittas:: {C} gistermiddag (11-17 uur).

hols-gurt:: {C} gisterochtend (4-11 uur).

hols-kura:: {III} eergisteren.

hols-kura-gurt:: {C} eergisterochtend (4-11 uur); (enz).

hols-kÿl:: {C} gisternacht (22-4 uur).

hols-luppor:: {C} gisteravond (17-22 uur).

hols-miskof:: {C} gisternacht (22-1 uur).

hols-palfû:: {C} gisternacht (1-4 uur).

Hôlsta-lemnâs:: {N} (bekende grafheuvel in de Zoet-heuvels; gemeente Lamoneo); ; (DOM 52).

Hôlsta-wuma:: {G} (bos; gemeente Lamoneo); .

Hôlsta-wuma-weg:: {W} .

hols-zemperiy:: {I} overjarig (van het vorige jaar).

hôm:: {ZV; rs= ~me; enk}

  1. (alg) al wie, iedereen, wie dan ook; gress nert wékorare, den ~ reppe, gress merfelira: het kan me niet schelen dat wie dan ook beweert, dat ik lieg; ~ errecû: wie dan ook kan zich vergissen (een vergissing is menselijk); eup fânche ~: ze klampt ongeacht wie aan; ump ~: zonder aanzien des persoons;
  2. (bepalingaankondigend) wie, degene die; (als hôm = zinskern: 3pv of stus/jadâk in bijzin) ~ paine fitaju, stus/jadâk tjelfelije pai ef lacs: wie zoiets doet wordt door de wet gestraft (stus is archaïscher dan jadâk); (als hôm = GEEN zinskern: bt in bijzin) Elsa linne ón ~, té nert tiffe eft hûchos: aan wie Elsa [het] ook vraagt, men/hij weet geen oplossing.

hômage:: {C} personeel.

hômba:: {I} vermoeid, moe.

hômbaare:: {K} vermoeien, moe maken.

hômbaaros:: {C} vermoeienis.

hômbae:: {E; gst= hômbat} moe zijn.

hômba-fest:: {I} onvermoeid; onvermoeibaar.

hômbaiy:: {A; mv=enk; rs= hômbate} vermoeidheid; ef šuffe furt ~: hijgen van vermoeidheid.

hômbat:: {gst} »hômbae.

hômber:: {I} vermoeiend.

Homeg:: {F}.

homeopatise:: {I} homeopathisch.

Hômmbalôðe:: {F}.

hômme:: {rs} »hôm.

homo:: {C} homo[fiel] (mnl+vrw).

homofyla:: {C; mv= ~s} homofiel, lesbienne (vrw).

homofyliy:: {C} homofiel (mnl).

homofylo:: {I} homofiel (bv).

honâ:: {C} wateremmer; emmer water; ef melde noi eft velp ~: dat is niet niks (goedkeuring: dat is heel wat).

Honðell:: {M}.

hóndré:: {I} besluiteloos, weifelend.

hôndurâs:: {IIef} Hondurees (bv).

Hôndurâs:: {G} Honduras.

Hôndurâsa:: {Cef} Hondurese vrouw.

Hôndurâso:: {Cef} Hondurees (bewoner).

Hone::

  1. {F}.
  2. {G} (stad in Ziyp); (DOM 41).
  3. {N} (luchthaven; gemeente Hone); .

Hone-MG:: {N} (station).

Honerrer:: {F}.

Hone-siyclo:: {W} .

honesta:: {C} eerlijkheid; fes ~: eerlijk gezegd, om de waarheid te spreken; ef kafsÿrte gress fes ~: het verbaast me eerlijk gezegd.

honesty:: {I} eerlijk; ~, ...: eerlijk gezegd, ....

honestye:: {E} eerlijk zijn.

Hone-Wefot:: {N} (station).

honke:: {U} (arch) wapperen, dwarrelen (alg: vluchtig in de wind bewegen).

Hônkôn:: {G} Hongkong.

honn:: {C} berin, (vrw) beer.

Honnemeg:: {G} (heuvelrug tussen Slofaro en Entâ, langs de Ergânt-vlakte); ; (DOM 63/145).

Honnemeg-bôrtee-weg:: {W} .

Honnemeg-jakâm-weg:: {W} .

Honnemeg-siddos:: {N} (ambachtelijke bierbrouwerij in Kwâg, bekend om het »iyliy-bjerr); ; (DOM 148).

hônp:: {C} stuk vlees.

hônt:: {C} jong hondje, puppy.

hónto:: {I} hol (bv).

hónto-krur:: {C} spouwmuur.

Hôp:: {F}.

Hôpaâ-avenû:: {W} .

Hopiyf:: {F}.

Hopjârte:: {F}.

Hôpla:: {F}.

hops:: {Iid} nieuw||oud; arfinelira ~ = frot ~: nieuw; meldor ~ = sÿstriy ~: oud.

hôps:: {!} oeps! (uitroep v verbazing/schrik, of als je een foutje of ongelukje merkt).

hópsat:: {PV; rs= ~t (arch) of hepsatt: 2niv-3enk-vrw} haar; eup zerfe ~: zij ziet haar; Lerdu hepsatt afânole: Lerdu heeft haar achtergelaten.

hópsatt:: {rs} »hópsat.

hoqugg:: {gst} »hoqugme.

hoqugme:: {U; gst= hoqugg} verschrikt zijn.

hor:: {C}

  1. (afk= HR of (ligatuur v HR)) nummer, getal; eup zâre fes ~ 33: ze woont op nummer 33;
  2. (spr) grappig persoon.

hôrca:: {C} voorzorg.

hôrca'umpaji:: {C} voorzorgsmaatregel.

hordâ:: {I} mooi.

hordâe:: {U} mooi zijn; vilt storâs ~ beri kette eft hozâvos: jouw verhaal is te mooi om waar te zijn.

hordâmip:: {C} "mooiboek" (album waarin men brieven, kaarten ed bewaart die men ter gelegenheid ve bepaald feest heeft ontvangen; ook kerst- en nieuwjaarskaarten worden in zo'n album bewaard; en voor elk jaar een nieuw album).

hordaos:: {I} prachtig, schitterend.

horde::

  1. {E} mooi zijn.
  2. {PV; rs= ~e (arch) of hôrté; 2niv-3mv-vrw} haar, hen, hun; belt zerfe ~: zij (vrw) zien hen (vrw); Lerdu hôrté afânole: Lerdu heeft hen (vrw) achtergelaten.

hordee:: {rs} »horde 2.

hor-disc:: {C} draaischijf, kiesschijf (telefoon).

horerus:: {I} oker, donkergeel (zoals v vroegere Spok wegwijzers); (= »hormâ + »miterus).

horit:: {I}

  1. {vt= quefôs; ot= quritt; vk= ibrât; mt= datôc} vroeg (niet laat); vroegtijdig; gress levere riyfain ~: ik sta altijd vroeg op;
  2. {geen trappen v verg} vroeger (een tijd geleden); (in bevestigende zinnen met aoristus op -o) ~ vluf blofs ur litel otos meldo fes Spooksoliy: vroeger waren er meer paarden en weinig auto's in Spokanië; gress eft hupspitter lelperre kva ~: ik heb vroeger ooit (of: ooit vroeger) een motorfiets gehad; er ~: vanouds.

horitiy:: {C} (taalk) verleden tijd.

horit-neperfecc:: {C} (taalk) onvoltooid verleden tijd.

horitpainn:: {C} (taalk) verleden/voltooid deelwoord.

horit-perfecc:: {C} (taalk) voltooid verleden tijd.

horizônt:: {C} horizon.

Horizônt-pât:: {W} .

hormâ:: {C} nummerbord, kentekenplaat (v auto ed).

hormâ-kartafiy:: {mv} »hormâ-kornin.

hormâ-kornin:: {C; mv= ..-kartafiy} kentekenbewijs (v auto); .

hor-mimpit:: {C} telefoongids.

hôrna:: {C} (alg) hoorn (punt op dierenkop; muziekinstrument); (ihb) teentje (knoflook).

hôrna-ojel:: {C} ransuil (L. Asio otus).

Hôrna-pât:: {W} .

hôrna-xejafiy:: {S} fenegriek (L. Trigonella foenum-graecum).

hôrna-ÿtiner:: {C} posthoornslak (L. Planorbis corneus).

Hôrneg:: {F}.

Hôrno:: {N}

  1. (»wegsÿrt langs autoweg M8; gemeente Heles-Tenta); .
  2. (herberg bij Liyrotyka); .
  3. (kasteelruïne aan de Zelze bij Zelzakiy); .

Hôrno-agru:: {G} (bergtop in Kulano-gebergte; 1766 m hoog); .

Hôrno-fôresta:: {G} (bos; gemeenten Heles-Tenta en Šatoliy); .

Hôrno-ruinn:: »Hôrno.

Hôrno-weg:: {W} .

Hornta-agru:: {G} (bergtop in Kulano-gebergte; 1890 m hoog); .

horp:: {C} (alg) kast (ingebouwd in de muur); (ihb) nestkastje (tegen boom/muur: voor vogels/vleermuizen).

Hors:: {M}.

Horse and Dog:: |Eng.| {N} (restaurant met speciale menukaart voor honden, maar ook buiten gestalde paarden worden extra vertroeteld, in Opjevu); .

Horst:: {J} (Dui).

hort:: {BZ; 3mv-vrw} hun, haar, van hun, van haar.

hôrté:: {rs} »horde.

hortensiy:: {C} hortensia (L. Hydrangea).

hortiy:: {Cef; mv=enk; nominalisatie v hort} ef ~: de/het hunne/hare, die/dat van hun/haar; kost môntyosz nert melde ef ~: mijn problemen zijn niet de hunne/hare (vrw).

Hôrver:: {G} (riviertje van Azÿ-gebergte naar de Ÿp); .

Hôrver-pônt-weg:: {W} .

hos:: {I; =ot v ligt} [het] lichtst (v kleur); »ligt.

Hos:: {afk} »Hosea.

hôs::

  1. {C} (pop) ziekenhuis; »hôspitalo.
  2. {VZ} (plaats) bij ... thuis; ~ kost fosies: thuis bij mijn ouders; luft/hôs ef medikiy: bij de dokter (als het niet specifiek gaat om "thuis", wordt hôs als spr beschouwd).

hôs•:: {PXimpr.pv > add} bij ... thuis (lett: in het huishouden van ...; op de boerderij van ...; in de commune van ...; ed); (afkeurenswaardig is hôs• in de betekenis van: bij ... in het land; binnen ... vereniging; ed) ef glydas kafte hôsiff ne'âma 3 ri'ef zemper, tur hôsill ef dubla tiyn: de leden betalen bij hen (= in hun club) slechts 3 per jaar, maar bij mij (= in mijn club) het dubbele; hôskâf stus ufire rilko: bij ons rijdt men links (een Spok sprekende Engelsman tegen een Spokaniër); »hôs; »hôs-.

hós:: {C} laars.

Hošâ:: {F}.

hose:: {U} verschoten zijn, verbleekt zijn.

Hosea:: {N} (afk= Hos) (bijbel) Hosea.

Hôs Elsine:: {N} (café op Mikkon in Hirdo); .

hôselt:: {I; 3enk-vrw} bij haar thuis.

hôsiff:: {I; 3mv} bij hen thuis.

hôsill:: {I; 1enk} bij mij thuis; ... melde ~: het gaat juist om ...; aftel tu tinde fesért janof ef bidale? – siy, ef bidalos melde ~: blijf je thuis omdat het regent? – ja, daar gaat het juist om; gress nert affionnose beri riffe ef lardos – ef ÿrriffos enn ef lardos melde ~!: ik heb geen zin om te koken – maar het gaat er nou juist om dat je WEL eten kookt!; »hôskâf.

hôsimpt:: |hôsint| {I; 2enk} bij jou/u thuis.

hosiyle:: {U} klauteren.

hosiylos:: {C} geklauter, klauterpartij.

hôskâf:: {I; 1mv} bij ons thuis; ... melde ~: het gaat juist om ...; aftel tu lorertecos sigaretts fân gress, fara tu vende 'kara ef misan? – ef misan melde ~!: kunnen jullie sigaretten voor me kopen als je naar de winkel gaat? – maar daarom gaan we nu juist!; »Urapas; »hôsill.

hôskân:: {I; wd} bij elkaar thuis.

Höskuldur:: {J} (IJsl).

Hôs Laskom:: {N} (eenvoudig café in het gehucht Heness); (UIS 20).

hôslebe:: {U} hoofdschudden.

hôsleber:: {C} (iemand die zich overal zorgen om maakt).

hôslebos:: {C} het hoofdschudden, geschud met je hoofd.

hôsnem:: {I; 2mv} bij jullie/u thuis.

hôsort:: {I; 3mv-vrw} bij hen/haar thuis.

hôspitalo:: {C} ziekenhuis.

Hôspitalo rifo Tygt:: {N} (ziekenhuis in Hirdo); .

hôsrel:: {I; 3enk-mnl} bij hem thuis.

Hôs Rense:: {N} (restaurant op Mikkon in Hirdo); .

hoss:: {C; mv= ~a} spat, spetter.

hossa:: {mv} »hoss.

hosstâe:: {U; gst= hosstât} spatten, spetteren.

hosstât:: {gst} »hosstâe.

hosstâtos:: {C} gespat, gespetter.

Hôst:: {G} (dorp; gemeente Ajaf-Hercô-Monet).

Hosta:: {N} (keten v drogisterijen); .

hôsta:: {S} hooi; (sprkw) ef flecse ef kÿpony ~: olie op het vuur gooien.

hôsta-febbe:: {C} hooikoorts.

hôsta-huron:: {C} pinksterbloem (in hooiland) (L. Cardamine pratensis).

hôsta-kul:: {C} hooischuur.

hôstanolac:: {C} hooiwagen (wagen met/voor hooi).

Hôstanolac-lirrotiy:: {W} .

hôster:: {C} hooiland (grasland bestemd voor hooi).

Hôster:: {F}.

hôster-kles:: {S} beemdgras (L. Poa); fyg ~: smal beemdgras (L. P- angustifolia); presÿr ~: ruw beemdgras (L. P- trivialis).

Hôster-pât:: {W} .

hôstiy:: {C} hostie.

Hôstiy:: {F}.

hôšybriy::

  1. {Aef} onbeholpenheid.
  2. {I; [mv=enk]} onbeholpen.

Hôs Zynta:: {N} (Bergparel-B&B in Sinto-Jânpyt (Xâ ja ef Prusots)); .

hotela:: {C} hotel, pension; (hotela is in Spok een beschermde naam voor een particulier etablissement, aangesloten bij de »AHOR).

Hotela-lirrotiy:: {W} .

Hoviy-seert:: {N} (museum in Hirdo); ; (DOM 208).

hozâf-omber:: {I} (alg) ongelovig.

hozâvatjen:: {C} gelovig (religieus) persoon.

hozâve:: {K} geloven (denken; welhaast zeker weten); ef ~ fes flj: geloven in iets; gress nert ~ den do paina ef: ik geloof niet dat hij het gedaan heeft.

hozâver::

  1. {C} goedgelovig persoon; iemand die snel alles gelooft.
  2. {A; mv=enk} goedgelovigheid.

hozâve-tisjanos:: {A} geloofsbelijdenis.

hozâve-tiyn:: {C} gelovigheid .

hozâviy:: {I} goedgelovig.

hozâvos:: {A} (alg) geloof; mitai ef quista ~: op goed geloof; »ennte.

hôzessÿr:: {C} "eilandshoofdstad"; »mennhurdog.

hôzesy:: {C} "eilandsbestuur" (in Spok: bestuur ve "hoofdeiland" (»mennileset)).

Hôzesy:: {N} (eilandsbestuur als organisatie gezien); Brÿrex ef ~: het Eilandsbesuur van Brÿr; het Eiland Brÿr (bestuurlijk gezien); .

Hôzesy-mirra:: {W} .

HP:: {afk} »hupspitter.

HPC:: {afk} »Helt Poiros Clup.

HP-lenker:: {afk} »hupspitter-lenker.

HR:: {afk} »hor.

:: {afk} (ligatuur v HR); »hor.

h/rkk:: {afk} (= helkara »rikbi-kôbotass).

h/rlk:: {afk} (= helkara »rilko-kôbotass).

hrr:: {afk} »holfarr.

h/šc:: {afk} (= helkara »šark-col).

h/t:: {afk} (= hÿ tims); »tim.

h/t:: {afk} »henntÿrt.

huare:: {U} bezuinigen.

huare-plânos:: {S} bezuinigingsplannen (het gehele pakket maatregelen dat de overheid voorstelt).

huaros:: {A} bezuiniging.

huâs:: {I} zuinig; ...-huâs: arm aan ...; eft natrym-~ regimiy: een natrium-arm dieet.

huâse:: {K} zuinig zijn met; besparen; »spente.

huâsiy:: {A; mv=enk} zuinigheid.

huâsos:: {A} besparing.

hubbriyt:: {C} waterjuffer (klein soort libel); (ihb) rode waterjuffer (L. Pyrrhosoma nymphula).

Hubert:: {F/J}.

Hubertus:: {J}.

HUC:: {afk} »Depârtemen furt Helten, Ubara-menah ur Cônsumeratjen-tiyns.

huch:: {C} overwinning; ef qugle ~: overwinnen; ef fenteste eft ~: een overwinning behalen; ef monchare ef ~ kaf ef krur: in een zeer oud [verwaarloosd] huis wonen.

Huchâ:: {M}.

hûchâmelare:: {K} tot een oplossing brengen.

hûchâmelaros:: {A} het tot een oplossing brengen.

hûchâmelle:: {U} tot een oplossing komen.

hûchâmellos:: {A} [het komen tot een] oplossing.

hûchatt:: {I} oplosbaar (v probleem).

hûche:: {K} oplossen (v probleem, vraagstuk).

huch-enmÿt:: {I} onoverwinnelijk.

Huch-môbâriy:: {N} "Overwinningsmonument" (monument; gemeente Klank); .

huchô:: {C} kampioenschap.

hûchos:: {C} oplossing, uitkomst (v probleem, vraagstuk); nexiy ~: noodoplossing; ef arfine helkara hûchôsta: uitkomst bieden; ef môntyos lelperre eft ~: het probleem is opgelost.

Hucÿr:: {F}.

hudatjen:: {C} lid van een erewacht (die in de houding staat).

hude:: {U} in de houding staan; ... ~ kol?: hoe staat het met ...? (wat is de situatie).

hudelira:: {I} correct, onberispelijk; lo ~: erbij (mbt een situatie waarin men verkeert); do zirda lo ~ fitfara eft lekk: hij lag erbij als een lijk; eup giffe lo ~ lo knokiy: ze staat er onnozel bij (neemt een onnozele houding aan).

hudos:: {C} het in de houding staan.

hue::

  1. {K; gst= hut; vdw= hûs} (fig) aan banden leggen; (geluid, kleur, licht) dempen; (koplampen v auto) dimmen.
  2. {U; gst= hu; vdw= regelm} roepen (v uil).

huelira:: {I} geluiddempend.

Huesca:: {G} (dorp; gemeente Tanburo).

Huesca-weg:: {W} .

huf:: {C} kap, groot dak (v station ed); grote luifel.

huff:: {C} hoef (v hoefdier).

huffe:: {U} draven, in draf gaan.

huffe-fes:: {U} doordraven (fig: zonder na te denken doorredeneren).

huff-lofa:: {C} klein hoefblad (L. Tussilago farfara).

huffos:: {C} gedraaf; draf.

huflif:: {C} gebouw.

huflifôm:: {C} bedrijfsgebouw (industrie, niet uitsluitend kantoor).

hufôl:: {C} klein olielampje (meestal aardewerken potje met tuit waaruit een pit).

huftos:: {C; mv= ~z} tehuis.

Huftroes:: {G} (kanaal tussen Leije en Pitla-polder); .

Huftroes-weg:: {W} .

Hugg:: {J}.

Hugte:: {F}.

Huis::

  1. {F}.
  2. {G} (stad in Munt).

Hujaelle-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Imenal); .

hûk:: {C} vlok (sneeuw, zeep).

Hulaða-Opper:: {N} (tankstation langs de M8/M69; gemeente Hirdo); .

Hulaða-sÿrt:: {W} (buurtschap); .

Hulaða-Wefot:: {N} (tankstation langs de M8/M69; gemeente Hirdo); .

huldu:: {C} kers (vrucht).

huldu-albifan:: {S} kersengelei.

huldufit:: {I} beroemd; tildâ ~: berucht; in een slecht daglicht staand.

Huldufit:: {F}.

huldufitiy:: {C} beroemdheid (fig, v ding).

huldufitter:: {C} beroemdheid, beroemd persoon.

huldu-marâsiy:: {I} kersenrood.

Huldu-mirra:: {W} .

huldus-vildul:: {C} kersenboom.

huldu-tozuffuÿ:: {C} kerspruim (L. Prunus cerasifera).

Hulfers-weg:: {W} .

Huliy:: {F}.

Huliy:: {J}.

hull:: {C} zakje.

hulle:: {K} (alg) omhullen; (v schade, tekort) dekken; ef taqurubos ~ gress: ik bespeur onraad.

hulliy:: {C} (lett) omhulling, omhulsel.

hullos:: {C} omhulling, het omhullen.

hullos:: {A} (fig) dekking.

hûlmare:: {K} aanstoot nemen aan.

hûlmaros:: {A} het aanstoot-nemen.

hûlme:: {E} aanstoot geven.

hûlmos:: {A} het aanstoot-geven.

hûlse:: {U} [goed] zitten, goed staan, passen (v kleding); passen (de juiste afmetingen hebben (v sloop, overtrek, verpakking ed).

Hûlst:: {F}.

Hult:: {N} (dienaar v Erget, die de bergen kneedde, en er vervolgens af stortte); .

huma:: {I} vochtig.

humaiy:: {C; rs= humate} vochtigheid.

humate:: {rs} »humaiy.

hûmatjen:: {C} sufferd; slaapdronken persoon.

hûme:: {U} soezen, suffen.

hûmfe:: {K} poffen (v kastanjes, maïs).

hûmme:: {U} murmelen.

hûmmos:: {C} (alg) gemurmel (v oud mens; beekje); (poe) murmelend beekje.

humor:: {C} humor.

humoristise:: {I} humoristisch.

humor-mybbe:: {SC} gevoel voor humor.

hûmos:: {C} gesoes, gesuf.

hunbe:: {U} blikken; blik[ken] werpen (kijken).

hunbos:: {C} blikvanger.

hûnk:: {C} (witte wimpel die tgv koninklijke feestdag samen met de Spok vlag uitgehangen wordt).

Hunn:: {F}.

Hunne:: {F/J/M}.

hûnp:: {C} kind (v eigen ouders); ef efantys, Elsa zetentelira, nert melde ~s: de kinderen die Elsa opvoedt zijn niet van haarzelf/zijn niet haar eigen kinderen.

Hunsa:: {F}.

Hûnt:: {F}.

huos:: {A} het aan banden leggen.

Hupermiyftiy:: {F}.

Hupla:: {F}.

hupp:: {C} claxon, autotoeter.

hups:: {I} hard (materiaal); hard, snel (beweging); hard[op], luid (geluid).

hupsare:: {K} harden (staal; kind tegen de kou); versterken (geluid).

hupsarer:: {C} geluidsversterker.

hupse:: {U} hard/snel/luid zijn; »hups.

hupser:: {I} vrolijk.

hupserare:: {K} opvrolijken.

hupsere:: {U} vrolijk zijn.

hups-huron:: {C} hardbloem (L. Scleranthus); belt ~: kleine hardbloem (L. S- polycarpos); portâ ~: eenjarige hardbloem (L. S- annuus); quÿelira ~: overblijvende hardbloem (L. S- perennis).

hups'inde:: {C} luidspreker (v radio ed).

hupsiy:: {A; mv=enk} hardheid; luidheid; [ef strette] kura ef ~: om het hardst [strijden].

hupskelte:: {C} »hupstkelte.

Hûpsô:: {F}.

hupspitter:: {C} (afk= HP) motorfiets; .

hupspitter-lenker:: {C} (afk= HP-lenker) motorrijder.

hupst:: {I} (arch/poe) hard; groot; »hups; »hupster.

hupstariy:: {C} luidspreker (v radio ed).

hupster:: {I} groot.

Hupstera:: {F}.

Hupster Âskân:: {W} .

Hupster-Bamico-terf:: {W} .

Hupsterbergo:: {F}.

Hupster-Bergo-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Zekon); .

Hupster-Birâlber:: {G} (oude naam vh dorp »Birâlber).

Hupster-Britann:: {G} Groot-Brittannië.

Hupster Dunje-fôresta:: {G} (bos; gemeente Rolane); .

Hupster Dunje-weg:: {W} .

hupstere:: {E} groot worden, groter worden, zich vergroten.

Hupster Eera-uza:: {C; mv= ..-ûzâ} "Groot Erekruis" (een vd Spok ridderordes).

Hupster Ergânt-weg:: {W} .

hupstererÿ:: {I} groots (door grootheid indrukwekkend); groot (in aanzien staand); eft ~ merater: een groot man; (vgl) eft hupster merater: een grote man (in omvang).

Hupster Gadros:: {N} "Grote Vergadering" (jaarlijkse bijenkomst van alle »domenners); .

Hupster Hâpyja-pât:: {W} .

Hupster Honn:: {N} Grote Beer (sterrenbeeld).

Hupster Honn-ka:: {N} (veerboot); .

Hupster-Hurt:: {G} (eilandje in de Hurt-straat); .

hupsteriy:: {C} grootte, omvang; (v hoeveelheid) hoogte; fes ef ~ rifo: ter grootte van; ef tâx-~: de hoogte van de belasting; ef fes-jalos-~: de hoogte van het inkomen.

Hupsteriy:: {F}.

Hupster Jakâm:: {G} (vlakte tussen Lamk-gebergte en noordkust v Lomky); .

Hupster Jakâm-weg:: {W} .

Hupster Ka'en:: {G} (dorp; gemeente Crobela).

Hupster Kaltân rifo Gylnâ:: {W} .

Hupster Kâmpaiyx ef Ququl:: {N} "Grote Waarheidssekte" (Erg sekte op Teujan); .

Hupster Knurfel-mirra:: {W} .

Hupster Korda:: {N} (Erg kerk in Amahagge); .

Hupster Lirrotiy:: {W} .

Hupster Mârket-lirrotiy:: {W} .

Hupster Mirra:: {W} .

Hupster Nefâr:: {N} "Grote Pretpark" (gebouw met kinderattracties in Amahagge); .

Hupster Oryccseert-siyclo:: {W} .

hupsteros:: {C} vergroting (v foto).

Hupster Plaju:: {W} .

Hupster Port-fonis:: {G} (inham met haven in Amahagge); .

Hupster Port-mirra:: {W} .

Hupster Port-mirra Opper:: {W} .

Hupster Port-mirra Wefot:: {W} .

Hupster Port-mirra Zutter-opper:: {W} .

Hupster-Racôn-ses:: {G} (meer in district Ales); .

Hupster Sagamip:: {N} (boektitel); .

Hupster Šann-mirra:: {W} .

Hupster-seert-weg:: {W} .

hupstertiy:: {C} grootheid (persoon).

Hupster-Veemt-korda:: {N} (Erg kerk te Gerfta; gemeente Kruic); .

Hupster Vildul:: {G} (dorp; gemeente Zest).

Hupster Weg:: {W} .

hupster-wiyrk:: {Cid} »wiyrk.

Hupster Wÿsÿrs:: {Nmv} "Grote Oorlogen" (??).

Hupster-Xeest:: {G} (waterval in de Trendon; gemeente Trendon); .

hupsterzerfi:: {C} vergrootglas.

hupstkelte:: |..sk..| (= hupskelte) {C} herenboer, rijke boer.

Hupstre Kâmpaücs Qucel:: {N} "Grote Waarheidssekte" (Erg sekte op Teujan); .

Hupstre Mercadhe:: {W} .

hups-ufire-xyfolos:: {C} (afk= HUX) boete wegens te hard rijden.

Hurâc-greel:: {N} (doorwaadbare plaats in de Lassos); .

Huragge:: {G} (dorp; gemeente Trejasu); »•hagge.

hûrdel:: {C} horde (in sport; ook fig); ef putte eft ~: een horde nemen (lett/fig); ef merater-hûrdels lóf 400m: de 400 m horden voor mannen; groft remarcôsta melde eft ~ [, tu perkelira beri putte]: om zijn opmerkingen kun je niet heen (zijn niet te negeren/vermijden).

Hurdjergtjáñg:: {F} (Gar).

hurdog:: {C} hoofdstad.

hurdogâme:: {I} hoofdstedelijk, hoofdstad•.

Hurdog-flipflor:: {N} "Hoofdstad-schouwburg" (in Hirdo); ; (DOM 208).

Hurdog-oftian:: {W} (stadswijk in Zest); .

huresent:: {I} gelukkig, voorspoedig, fortuinlijk.

Huresent Moplariy:: {N} "Geluk bij een Ongeluk" (omstreden actie van TelCôm om abonnees voor een mobiele telefoon te werven); .

Hurfiy:: {F/J}.

Hurgrône:: {F}.

huron:: {C} bloem.

Huron:: {F/J}.

Huron-I-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Akom); .

Huron II-ex ef Jagt-poh:: {N} "Jachttocht van Huron II" (naam vd allereerste »Sailka, gehouden in 1924).

Huron II-môbâriy:: {N} (monument; in Hirdo); .

Huron III-lirrotiy:: {W} .

Hurona:: {M}.

huron-acÿr:: {C} bloembol.

huron-acÿr-agen:: {C} bollenveld.

Huron-eksposiseert:: {N} "Huron-tentoonstellingsgebouw" (in Amahagge); .

Huron-flipflor:: {N} "Huron-schouwburg" (in Amahagge); .

Huron Herco:: {F/J}.

Huron Herco II:: {N} (naam v steenkolenmijn; gemeente Mûninû); .

Huron Herco II-môbâriy:: {N} (monument; gemeente Iba); .

Huron Herco III-môbâriy:: {N} (monument tussen Malo en Extuomiy; gemeente Hier); ; (DOM 157).

Huron-Herco-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Pogalo-sÿrt); .

Huron-Herco-pârc:: {W} .

Huron-Herco-pârc-nutter:: {W} .

huroniy:: {I} fleurig.

Hûroniy:: {F/J}.

huron-iysteh:: {C} bloem[en]bak.

huronlâse:: {C} bloembol.

Huron-lemnâs:: {N} (grafheuvel; gemeente Frezzet); .

Huron-lirrotiy:: {W} .

Huron-mesâ:: {G} (bos; gemeente Husta); .

Huron-mirra:: {W} .

Huron-môliy:: {G} (»môliy in district Ales); .

huron-mûsoll:: {C} boeket, bos bloemen.

Huron-pâdra:: {W} .

Huron-pârc:: {W} .

Huron-pônt:: {N} (brug over de Trendon in Jatty (BF)); .

Huron-pônt-weg:: {W} .

Huron-Quarderos-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Trupiy); .

Huron-Seyrt:: {N} (onbewoond museumkasteel; gemeente Crelco); .

Huron-Seyrt-mirra:: {W} .

huronsót:: {I} gebloemd, bloemrijk, vol bloemen (zowel echte bloemen als afbeelding).

Huron-sÿrt:: {G} (stad in Neno).

Huron-weg:: {W} .

Huron-wuma:: {G} (bosgebied in district Ales); .

huron-ÿry:: {C/S} bloemkool.

hurrâ:: {!} hoera!.

Hurseftâ:: {F}.

hurt:: {C} hond (ntr); ef melde eft ~ lef ten/dur trunns: dat is ver gezocht; dat is er met de haren bij gesleept.

hurta:: {I} ijlings.

hurt-celf:: {C} hondenhok.

hurte:: {U} opschieten, voortmaken; (arch) zijn tijd goed gebruiken; efficiënt te werk gaan; ef perke ~lira: haast hebben; gress nert perke ~lira: ik heb geen haast.

Hurterg::

  1. {F}.
  2. {G} (stad in Munt).

Hurt-ilesets:: {Gmv} (de eilandjes Mâclajoh, Hupster-Hurt en Belt-Hurt voor noordkust v Kina).

hurt-ingoch:: {C} hondstong (plant) (L. Cynoglossum officinale).

hurtiy:: {I} voortvarend.

hurtiy-farte:: {U} aanbenen.

hurtiyo:: {C} haast, spoed.

hurtiyre:: {U} ~ [beri/den]: haast hebben; zich haasten [om/met] (met dat wat de infinitief uitdrukt); Elsa ~ beri zôzje ef rapors: Elsa haast zich met het doornemen van het rapport; kirro hurtiyrûs: we moeten ons haasten; »génehe.

hurt-jabincos:: {A} hondenbelasting, hondenvergunning (bestaat niet in Spok); .

Hurtka:: {N} (autoveer); .

Hurt-lemnâs:: {N} (grafheuvel; gemeente Lasy); .

hurt-lôc::

  1. {Cef} hondsdolheid.
  2. {I} hondsdol.

hurtos:: {VZ} (tijd, bedrag, maat) van, vanaf; per; ~ dur zurt ur holfe: vanaf half vier; ~ sers herco: vanaf zes herco; ef prest ðôgiffe ~ 1 desembry: de directeur stapt per 1 december op; ~ aprila tukst fes septembry: van[af] april tot [in] september (dus ook nog een deel van/geheel september).

hurt-paðegtan:: {C} hondsroos (L. Rosa canina).

Hurt-pât:: {W} .

Hurts fes ef jûlt:: {N} (boektitel); .

Hurt-strett:: {G} (brede zeestraat tussen Tigof en Lomky); .

Hurt-terf:: {G} (nauwe zeestraat tussen Hurt-eilanden en noordkust v Kina, bij Lasy); .

Hurt-terf-pât:: {W} .

hurt-trunn:: {C} kamgras (L. Cynosurus cristatus).

Hurt ur Blof:: {N} (camping; gemeente Ÿrtazo); .

Hurt ur Chat:: {N} (oud café in Amahagge); .

hurt-vjoly:: {C} hondsviooltje (L. Viola canina).

Hurt-weg:: {W} .

huru:: {C} boze geest.

huru-larder:: {C} bârÿr ~: blauwe knoop (plant) (L. Succisa pratensis).

Huru-plâkomÿ:: {N} (verkeerstunnel; gemeente Plafotô); .

Huru-plâkomÿ-weg:: {W} .

hûrxy:: {SC} afleiding (geestelijk).

hûs:: {vdw} »hue.

hûšat::

  1. {Aef} aanwezigheid; fes ef ~ rifo (vz-uitdr): in aanwezigheid van; in het bijzijn van.

  2. {I} (Erg: die aanwezig zou kunnen zijn, wiens aanwezigheid alom gevoeld wordt (maar er niet is)); lóf ef terrafanos ef poirdÿf follus melda ~: tijdens de begrafenis hadden de aanwezigen het gevoel dat [de geest van] de overleden vader onder hen verkeerde (een gevoel dat in de Ergemip beschreven staat).

hûšatare::

  1. {K} beschikbaar stellen.
  2. {Upr} beschikbaar komen.

hûšataros:: {A} beschikbaarstelling.

hûšate:: {U} beschikbaar zijn.

Husater:: {F}.

hûšatiy:: {I} beschikbaar.

hûšatos:: {A} beschikbaarheid, het beschikbaar zijn.

Huser:: {F}.

husof:: {C} kasteel, slot, burcht (ook v dassen).

Husof:: {F}.

husofater:: {C} kasteelheer.

Husofater:: {F}.

Husof-fôresta:: {G}

  1. (bos; gemeenten Fonistâ en Mûninû); .
  2. (bos; gemeenten Bercori, Flento en Pânâ); .

Husof-gÿrt:: {G} (dorp; gemeente Zelzakiy).

Husof-krum:: {W} .

Husof-lirrotiy:: {W} .

Husofmirra:: {G} (dorp; gemeente Tina).

Husof-mirra:: {W} .

Husof-nûrcus:: {N} (voetveer op de Wefot-Krappa); .

Husof-pârc:: {W} .

Husof-pât:: {W} .

Husof-plep:: {W} .

Husof-pola:: {W} .

Husof-siyclo:: {W} .

Husof-weg:: {W} .

Husof-wuma:: {G} (bos; gemeenten Eon (LA) en Šatoliy); .

hušor:: {vdw} »huzve.

huss::

  1. {C; mv= ~us} zucht.
  2. {gst} »huzve.

Huss:: {F}.

Hûss:: {F}.

Husse:: {J}.

hussus:: {mv} (=red); »huss.

hûst:: {C} mijn, groeve.

Husta:: {G} (stad in Litii).

Husta-Atlânto:: {N} (station).

Husta Brÿr BC:: {N} (voetbalclub in Husta); .

hustae:: {K} opgraven, delven.

Husta-MG:: {N} (station).

hûstano:: {C} mijnschacht.

Hûstano-plâkomÿ:: {N} (tunnel; gemeenten Knolbol en Knolbol-belt); .

Husta-Nurp:: {N} (station).

Husta-Okryrf:: {N} (station).

hustaos:: {C} opgraving, delving.

Husta-Port:: {N} (station).

Hûst-arânka rifo Rifo Diô-Keltiy:: {N} (toeristische spoorlijn bij Blefgrûs; gemeente Jareucâ); .

Husta-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Husta); .

hustatiyn:: {S} delfstof.

Husta-Zutterkanas:: {W} (stadsdeel); .

Hûst-museem:: {N} "Mijnmuseum" (museum bij Mûninû); .

Hûst-pât:: {W} .

Hûst rifo Rifo Diô-Keltiy:: {N} (afk= HDK) (kolenmijn; gemeente Jareucâ); .

Hûst-weg:: {W} .

hut::

  1. {C} ambtenaar, beambte.
  2. {gst} »hue 1.

Huterfa:: {M}.

Hûts:: {F}.

Huva:: {F/J/M}.

HUX:: {afk} »hups-ufire-xyfolos.

huz•:: {wst} »huzve.

huzve:: {U; gst= huss; wst= huz•; vdw= hušor} zuchten.

huzve-gûfqu:: {C} verzuchting.

huzvos:: {C} [ge]zucht.

hy:: {C} (dl= Peg) meer, waterbekken.

hÿ:: {I} nogmaals, nog een keer, nog eens, nog meer; hÿ! hÿ!: bis! bis! (bij concerten); ~ tims (afk= h/t): meermalen, dikwijls; aftel tu bladide eft ~ bjerr?: wil je nog een pilsje?; ~ tiyns melde: er is meer [aan de hand]; er komt nog wat; dit is nog niet alles; do lelperre eft ~ môntyos: hij heeft er een probleem bij; ur folarra ~ gûfqu?: en welke klacht nog meer?; gress tiffe, den do enn Tek méte, tur do enn ~ lomp méte?: ik weet dat hij Tek ontmoet heeft, maar wie heeft hij nog meer ontmoet?.

hyber:: {I} stroomopwaarts; ~ helkara ef zeces: bovenstrooms van het dorp.

hyber-rivo:: {C} linkeroever (de oever aan je rechterhand als je stroomopwaarts kijkt); »pôx-rivo.

Hyber-Ziffon-rivo:: {W} .

hybjare:: {K} betwisten.

hybjaros:: {A} betwisting (het strijden over).

hybje:: {E; gst= hypp} ~ ûqu: zich verzetten tegen; zich weren tegen; tegenstand bieden aan.

hybjen:: {I} weerbaar.

hybjeniy:: {A; mv=enk} weerbaarheid.

hybjiy:: {I} betwist, omstreden.

hybjos:: {A} verzet; onwil.

hyc::

  1. {I} ambitieus, met overgave; ûrt ~: vol overgave (zeer ambitieus).
  2. {VZ} (arch) voorbij; verder dan; (tegenwoordig is alleen de negatieve afleiding nog gebruikelijk; »hiycce).

Hycâl:: {F}.

hycc:: {C} (bepaald soort houten fluit in Spok); .

Hyccân:: {F}.

hyccmerre:: {U} fluitspelen (ook op andere soorten fluiten dan de hycc).

hÿce:: {I} (dl= Liftka) nutteloos.

hÿcer:: {C} compensatie.

hÿcere:: {K} compenseren.

hyche:: {K} (arch) bereiken.

Hydek:: {F}.

hyder:: {C} (arch/poe) regel, orde[ning].

Hÿðiyriy-mirra:: {W} .

hydra:: {C} mesâ ~: groene hydra (zoetwaterpoliep) (L. Hydra viridissima).

hydroclorasitt:: {S} zoutzuur.

hydrogena:: {I} van waterstof [gemaakt]; waterstofhoudend.

hydrogenym:: {S} waterstof.

hydrolise:: {I} hydraulisch.

hydrolôiy:: {C} hydrologie.

Hydy:: {J/M}.

Hyenecce:: {J} (Peg).

hÿet:: (= hÿ-wet) {I} herhaaldelijk, telkens.

hyfe:: {Upr} ~ tukst: zich voorstaan, trots zijn op.

Hyfy:: {F}.

hyg::

  1. {C} pad (amfibie) (L. Bufo); mesâ ~: groene pad (L. B- viridis); presÿr ~: gewone pad (L. B- bufo).
  2. {DT} (arch/poe/dl= Tigof/Lomky) (vervangt ontbrekende agens in passieve zin); »blul.

Hÿgarônša:: {F}.

Hygge:: {J}.

hygienn:: {C} hygiëne.

hyg-óf:: {S} greppelrus (plant) (L. Juncus bufonius); ~ecÿr frint: moerasdroogbloem (L. Gnaphalium uliginosum).

Hÿ Ina:: {N} (titel dichtbundel); .

hyjasent:: {C} hyacint (ihb: L. Hyacinthus orientalis hybride).

hÿke:: {mv} »hek.

hÿkot:: {C} (lett/fig) gestoelte, zetel; (in Peg) kapel (met altaar); (sprkw) ef lelperre/pónze ef ~: het voor het zeggen hebben/krijgen.

Hÿkot-plep:: {W} .

Hylah:: {F}.

hylde:: {E} op het land werken.

Hÿlfer-mirra:: {W} .

Hÿlfer-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Aboris-Sinto-Jenu); .

Hÿlfer-seert:: {N} (pension; gemeente Aboris-Sinto-Jenu); .

hyliy:: {C} hiel (v voet); ladder.

hyliy-ârg:: {C} kippenladder (alg: schuin oplopende plank met dwarslatten).

Hylkâ::

  1. {F}.
  2. {N} (uitgeverij in Asjetto); .

Hylle:: {F}.

Hylleka:: {N} (stoomveer); .

hylta:: {S} (blauwgrijze, zachte steensoort uit Krappa-gebergte, verwant aan graniet).

hylxta:: |X| {C} waterkan.

hym:: {C}

  1. (alg) volzin;
  2. (Erg) (afk= Hm) "perikoop" (genummerde alinea/vers in Ergemip).

hymâ:: {C} vaderland.

hymâfost:: {C} volkslied (nationaal).

Hymâ-môbâriy:: {N} "Vaderlandsmonument" (bij Turee, voor de omgekomen piloot Peoll Lômbert-Hajegge); ; (DOM 125).

Hymâ-oftian:: {W} (stadswijk in Hirdo); .

Hymâ-plep:: {W} .

Hymâ-preše:: {N} (uitgeverij in Trendon); .

Hymm:: {F/J/M}.

Hynderacce:: {F}.

Hyndy:: {J/M}.

•hynne:: {SXimpr} eiland (vrnl in de namen vd kleinere eilanden in de zeestraten tussen de Spok hoofdeilanden); (bijv) Pômânhynne, Côltehynne).

hynnere:: {U} op een [klein] eiland wonen.

hynnerer:: {C} eilandbewoner (v kleiner eiland); »tohynnÿ.

Hynô:: {M}.

Hypa:: {F}.

Hÿpa:: {F}.

Hÿpa-mirra:: {W} .

Hypercorrection and standard language in Spocanian cities:: {N} (boektitel); .

Hypodromy-pjep:: {W} .

Hypolyty:: {J} Hypolitus.

Hypolyty Gynÿnn-mirra:: {W} (tot sept. 1998 »Korda-mirra); ; (DOM 156).

Hypolyty Gynÿnn-plep:: {W} .

Hypolyty Gynÿnn-siyclo:: {W} .

hypp:: {gst} »hybje.

hÿqu:: {I} dapper.

Hÿr:: {G} (dorp; gemeente Trendon-belt).

hyra:: {DT} (positieve tegenstelling) terwijl, maar; ef hurts ~ farte, ef zlakos blacroilóme: een hond loopt, terwijl/maar een slang kruipt; do nert ~ brae crepps, gress lartilóme tevi tem: hij lust geen pannenkoeken, maar ik eet ze graag.

Hyra:: {J}.

Hyra Liskos:: {N} (titel muziekdrama); .

hÿrðy:: {C} gast (in restaurant, hotel ed).

Hÿrðy-plep:: {W} .

hyrgte::

  1. {K} ~ tukst: onttrekken aan.
  2. {Upr} ~ [cupp]: zich terugtrekken [uit]; ~ tukst: zich onttrekken aan.

Hÿr-Mâldreevve:: {G} (dorp; gemeente Totiarofe-Lerescô).

hyrr:: {C} gezang.

Hyrre:: {F}.

Hÿrs:: {F/J/M}.

Hyrsâ:: {J}.

Hyrsâ Tundare-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Mozent); .

hÿrsp:: {C} gaspeldoorn (West-Engelse soort) (L. Ulex gallii).

Hÿrsp-mirra:: {W} .

Hysa:: {F/J}.

Hyše:: {G} (beek; gemeente Leeserf); .

Hyše-pât:: {W} .

Hyše-weg:: {W} .

Hysos:: {Gmv} (rivier van Girdes-gebergte naar de Lassos); .

Hyss:: {F}.

hysterise:: {I} hysterisch.

hysteriy:: {C} hysterie.

hyt:: {I} (poe) zwaar (v gewicht); »ihyt.

hytâc:: {Iid} juist||onjuist; ef ~ faledos lef uss: de juiste beslissing; ef ~ faledot (rs!): de onjuiste beslissing; ef ~ vertaros melde ort do: zijn antwoord is juist; ef ~ vertaros melde ûqu do: zijn antwoord is onjuist.

hytâciy:: {Aid; mv=enk} juistheid||onjuistheid; ef falede armt ki ef ~, sem coðare tu-vrôk: beslissen over de juistheid; ef ~ rifo groft eftarselira paine-vrôk: de juistheid van zijn handelen; ef ~ rifo groft paine-vrôkke (rs!): de onjuistheid van zijn handelen; ef kettosz ÿrgefûðe goe tildânelira ~: de gegevens bevatten onjuistheden; er zitten onjuistheden in de gegevens.

hytâc-xnebre:: {K; gst= ..-xnepp} verifiëren (nagaan of iets (on)juist is).

hytâc-xnepp:: {gst} »hytâc-xnebre.

Hyterf:: {N} (kasteelruïne; gemeente Sinto-Lâ); .

Hyterf-mirra:: {W} .

Hÿvôc:: {J}.

Hyvre:: {M}.

hÿ-wet:: {I} »hÿet.

Hyzârk-mirra:: {W} .

Hyzjeny-pât:: {W} .

Hyzonjiy:: {M} (Gar).

HZ:: {afk} »Hirdo Zôšerutts.

 

© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands

DICTIO