Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans
Spokaans—Nederlands A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
Nederlands—Spokaans
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
o:: {C} (naam vd letter O).
ô•:: »o•.
oâ:: {C; rs= oât} hoofddoek[je].
oajare:: {K} (alg) invreten; etsen; (ihb) rollen (iets uit iemands zak stelen).
oajaratjen:: {C} etser (iemand die etsen maakt).
oajaros:: {C} ets; misgewas; zakkenrollerij.
oajat:: {I} geraakt, gestoord, verstoord.
oaji:: {S} corrosie; erosie (door wind/water).
Oaji:: {J}.
Oak Tree Award:: {N} (tweejaarlijkse filmprijs); .
ôapuc:: {C} intensiteit.
ôapuqu:: {I} intensief.
ôapuqu-naliycos:: {A} (afk= ÔN) intensive care; do zirde/melde fes ÔN: hij ligt op de intensive care.
oare:: {U} gehalte hebben, van niveau zijn.
oareÿ:: {I} middelmatig.
oaroamiy:: {I} bespreekbaar.
oaroi:: {C; rs= oaroe} overleg, bespreking.
oaros:: {A} gehalte, allooi.
oarot:: {gst} »oaroe.
oasiy:: {C} oase.
Oasiy rifo ef Lâmbe-muts:: {W} (buurtschap); .
oât:: {rs} »oâ.
ôave:: |wave| {U} (alg) wuiven.
Ôavelira-Lofa:: {G} (dorp; gemeente Gaquggee).
Oba:: {afk} »Obaða.
ôba:: {C} (dichtvorm voor lyrische natuurbeschrijvingen in sagen; 10-20 regels, 4 hoofdaccenten per regel, minstens 2 alliteraties en 2 assonanties per regel; veel ôbas symboliseren een liefdesverklaring; een vd bekendste is Hym 212 in de Sage van Grurve en Âncarramé, de beschrijving ve zonsondergang).
Obaða:: {N} (afk= Oba) (bijbel) Obadja.
obârs:: {C} (vrnl lett) prikkel.
obârše:: {K} prikkelen, inspireren, inspiratie geven.
obâršos:: {A} (fig) prikkel.
obe•:: {PXimpr.ww} (gereduceerde vorm v »ubâfta); »obe-.
obepétse:: {U} in looppas lopen.
obepétsos:: {C} looppas.
Oberšiy:: {F}.
obezjere:: {U} lachen; ~ kura rst/flj: lachen om iemand/iets; »arkette; »vrôlk.
obezjerkinn:: {I} lacherig.
obezjerludi:: {I} lachlust opwekkend, om te lachen.
obezjeros:: {C} (lett) lach, het lachen; (fig) aanfluiting.
obezjerÿne:: {K} uitlachen; ~ rst kura flj: iemand uitlachen om iets.
Objeelfû:: {N} (camping; gemeente Âpô); .
OBL:: {afk} »Opper-Brÿr-Lÿnts TC.
Oblemiy:: {G} (dorp; gemeente Flento).
Oblemiy-seert:: {N} (paleis; gemeente Penenen); .
oblések:: {gst} »obléskre.
oblésk•:: {wst} »obléskre.
obléskre:: {K; gst= oblések; wst= oblésk•} ~ [fara]: opvatten, beschouwen [als]; do ~ A meldelira B: hij vat A als B op; ~ lo (spr): beschouwen als; do ~ eup fara/lo sener sour (lo is vz en spr): hij beschouwt haar als zijn zuster; (vgl) do ~ eup lo terat pûl ki (lo is dt bij objectief add): hij beschouwt haar als erg dom.
obléskre-erros:: {A} misverstand.
obléskros:: {A} opvatting; fitfara kost ~: naar mijn mening/idee.
oblet:: {S} ouwel.
Obliy-Sinto-Mariy:: {G} (dorp; gemeente Sinto-Slef).
OB Nânkos TC:: {N} (onroerendgoed-exploitatiemaatschappij te Gret); .
Obrekt ef Helmy:: {G} (dorp; gemeente Manes-Puriy).
Obrekt ef Lôbâ:: {G} (dorp; gemeente Manes-Puriy).
Observations in Spocanian:: {N} (jaarlijkse uitgave met artikelen gebaseerd op de lezingen gehouden tijdens het Congres voor Spokanistiek (elk jaar in mei in Asjetto); .
obula:: {I} (Erg) onsterfelijk.
obulate:: {K} vereeuwigen.
obulatos:: {C} vereeuwiging.
Obÿn:: {J}.
ocantûm:: {C} reiger (in Spok ihb rode reiger; L. Ardea rubida).
oceskiy:: {S} ijzerhard, ijzerkruid (L. Verbena officinalis).
Ochâ:: {F}.
Ochâ-Molza:: {N} (boekhandel in Fonistâ); .
Ochertâ-dôlze:: {C} smient (L. Anas penelope).
Ochertâ-xijera:: {G} (noordkust v Ales); .
Ochestlop::
Ochy:: {M}.
ocirre:: {K} ~ ón (ón is dt/vz): uitwisselen tegen.
ocirros:: {A} uitwisseling.
Ocki:: {G} (riviertje van Krappa-gebergte naar de Mora); ; (DOM 138-139).
ocko:: {afk} »ocÿrme-kornin.
oclarese:: {S} (dl= Tjemp/Plefô) brandstof.
O'Connor:: {F} (Eng).
ÔCP:: {afk} »Ôrganisašo furt ef Covent-poiros.
ocÿrma:: {C} gedrag.
ocÿrme:: {Epr} zich gedragen.
ocÿrme-kartafiy:: {mv} »ocÿrme-kornin.
ocÿrme-kornin:: {C; mv= ..-kartafiy} (afk= ocko) Verklaring Omtrent het Gedrag (bewijs van goed gedrag).
oðenšo:: {C} audiëntie.
Oder:: {G} Oder (rivier).
oðerhynna:: {C; mv= ~s} (vrw lid vd »Oðerhynner-orde).
oðerhynnas:: {mv} »oðerhynna.
Oðerhynne-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Mone); .
Oðerhynner:: {N} (Erg kloosterorde); .
Oðerhyzze:: {N} (heilige boom zoals afgebeeld in Spok wapen: met 5 takken, waarvan er 2 naar links en 3 naar rechts wijzen); (ihb: dit wapen zelf).
Oðerhyzze-hôspitalo:: {N} (ziekenhuis in Hirdo); .
ôdis:: {C; mv= ôdiyse} stalknecht.
oðiteff:: {I} auditief.
ôdiyse:: {mv} »ôdis.
Odlen:: {J}.
oðolôiy:: {C} audiologie.
Odray:: {M}.
Oedren:: {F}.
ÔEÐW:: |ôeðEt-we| {N/afk} OESO; »Ôrganisašo furt Ekonomise Ðônosrômos een Weelfa'ecos.
OeFGN:: {afk} »Oepiyre-harbos furt Fa'i, Gÿtliy een Nejô.
oefler:: {C} »Oefler.
Oefler:: {N} »ófler.
•oeg:: {SX} »•óg.
Oeglura-lemnâs:: {N} (grafheuvel; gemeente Opjevu); .
Oelfiy:: |ojelfiy| {F}.
Oemâve:: {F}.
Oemave-grûmiyl:: {C} "Oemave's vleermuis" (alleen in Krappa-gebergte waargenomen) (L. Myotis oemavii).
Oepiyre-harbos furt Fa'i, Gÿtliy een Nejô:: {N} (afk= OeFGN) "Keuringsdienst voor Vee, Vis en Vlees" (in Gralkrich); .
Oes:: {G}
Oesete:: {M}.
Oes-nurp:: {G} (heuveltop op Krupel-blof-vlakte; 307 m hoog); .
Oeve:: {J}.
Oevyra:: {M}.
of•:: {PX} (geeft versterking) (bijv) hômba/ofhômba: vermoeid/uitgeput; »of-; »af•.
•of:: {SXimpr > vz} (drukt tijd uit); (bijv) furt/futtof: voor (algemeen)/vóór (tijdstip).
óf::
ófât:: {LW} (passieve afleiding v eft; arch) een; (causatief subj) Menda larde ~ slaviyta ef tlôc = (modern) Menda larde-épe, meldelira eft slaviyta, ef tlôc: Menda laat een slavin de giftige zwam eten.
ofe:: {U} zijn sterkte/nut/kracht tonen.
ofék::
Ofenhefer:: {F}.
Oferdun:: {F}.
ofeserr:: {C} (alg) officier; ninker ~: subalterne officier (een na laagste officiersrang); hardlap ~: opperofficier (land- en luchtmacht), vlagofficier (marine) (hoogste officiersrangen); .
offerte::
offertos::
ofhômba:: {I} uitgeput.
ôfim:: {C} duinpan.
ofisejo:: {C} loket.
ofiser:: {mv} »ofiss.
ofiss:: {C; mv= ofiser} kantoor, bureau.
ofisser:: {C} klerk, kantoorbediende, medewerker op kantoor.
ófler:: {C} (mythologisch dier dat oa het Spok wapen omflankt: leeuw met vleugels en arendsnavel; kan alleen door een lid vh voldersgilde gedood worden, nl. door de ófler onder te dompelen in een vollerskuip met zeep en vollersaarde; vandaar het rode gildeteken met S (= stotatjen "volder") boven het Spok wapen; zie »Ergemip (hym 654)); »stotatjen; .
ofortâs:: {C} vermogen.
ofortâsiy:: {I} bemiddeld.
ofos:: {C} krachtmeting; zijn sterkte/nut/kracht tonen.
ofprynt:: {C} harde stomp, harde duw.
Ofrek:: {G} (beek; gemeenten Huis en Pacelane); .
oft:: {VG} (uitsluiting) of; Petriy ~ Lerdu arfinecos (mv!): Petriy of Lerdu kan komen; tu stintât eft letra ón Mâx ~ [tu] krÿsât do: je moet Mâx een brief schrijven of hem opbellen.
ôftachare:: {K} doen bedaren, sussen.
ôftache:: {U} bedaren, tot rust komen.
ôftacher:: {A; mv=enk} bedaardheid, bezadigdheid.
ôftachiy:: {I} bedaard, bezadigd.
Oftehynne:: {F}.
Ôftellef-wuma:: {G} (bos; gemeenten Fonistâ en Fraja); .
oftian:: {C} (alg) stadswijk; (his) garnizoensplaats (plaats die ontstond en stadsrechten verkreeg omdat er een kazerne gevestigd was).
Oftian 280:: {N} (winkeliersvereniging in Amahagge); .
oftiane:: {K} inkwartieren.
oftianos:: {C} (personen/leger) inkwartiering; (geografisch) uitbreiding van een stad.
oftian-stamelef:: {C} "wijkafgevaardigde" (afgevaardigde uit een stadswijk in het gemeentebestuur; alle steden met meer dan 200.000 inwoners zijn in dergelijke wijken onderverdeeld, te vergelijken met dorpen); »zeces-stamelef.
Oftian-teatriy:: {N} (theater in Amahagge); .
Ôftiy-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Reo); .
ofuxârt:: {A} hevige smart.
og:: {afk} »ogust.
•og:: {SX.gst} (modaal sx bij enk zinskern) mogen, toestemming hebben om; (bij ontkenning ook) moeten; (bijv) gress nert arfinog: ik mag niet komen; tu nert wempog lo kâ: je moet niet zo zeuren; »•ÿt.
•óg:: {SX.n} (geeft aanduiding v soort/ras/type; bij geografische naam) (bijv) Leidenóg blarâs: Leidse kaas (hoeft echter niet uit Leiden te komen); Opjevuóg blofs: "Opjevu'se" paarden (paarden v bepaald ras, zoals oorspr gefokt in Opjevu; »opjever); (als een geografische naam op -o eindigt, wordt de combinatie -oóg vaak samengetrokken tot -ógg (dus met de klemtoon op de ó); bijv) Kulano/Kulanógg; Hirdo/Hirdógg; (veel geografische namen die gesuffigeerd zijn met •óg zijn deel v eigennaam; in dat geval wordt dit sx gespeld als •oeg; bijv) Šempoeg Fisa-clup: "Šempse Visclub"; Ef Kleter Hirdoegg: "De Nieuwe Hirdo'se [Courant]" (naam ve landelijk dagblad; Hirdoegg is ontstaan uit Hirdoóg).
ogâ:: {VG} (reden; oorzaak) doordat niet, omdat niet; ef ialefs melde jejûn, ~ ef bidala nâzja-fort: de oogsten zijn schraal, doordat het geruime tijd niet geregend heeft; eup rofone, ~ kettelitâ pai Jân enn ef mimpit: zij is boos, omdat Jân haar het boek niet geeft.
Ôga:: {J/M}.
óge:: {K} (alg) aanbieden en adviseren; (ihb) bieden (bij kaartspel).
ogét:: {C} kwast (om muur/plafond te schilderen).
ogge:: {Kpr} zich wreken op.
oggo:: {C} wraak.
oggokinâ:: {SC} wraakzucht.
oggokinn:: {I} wraakzuchtig.
oghertel:: {C} (arch) augustus.
Ôgjeeliy-Kriyst:: {G} (dorp; gemeente Vlel).
ôgjél:: {I} krachtig; machtig; talrijk.
ôgjéle::
ôgjélen:: {C} kracht; fes ~!: vooruit!, ga maar!, kom op! (aansporing om te gaan/iets te beginnen/moed te houden).
ógos:: {C} aanbod met advies.
ogpetare:: {K} ~ flj piti rst: iemand iets influisteren.
ogpete:: {U} fluisteren.
ogpetos:: {C} gefluister.
Ogrist:: {J}.
Ogrist Gajener TC:: {N} (fabriek v verpakkingsmaterialen te Sinto-Leraquen); .
ôgrylmde:: {U} rijden (v schip tegen de wal).
ogu:: {afk} »ogust.
oguhertel:: {C} (arch) augustus.
ogust:: {Cef} (afk= og of ogu) augustus.
ogustina:: {C; mv= ~s} augustines (vrw lid v RK kloosterorde).
ogustinas:: {mv} »ogustina.
ogustino:: {C} augustijn (mnl lid v RK kloosterorde).
Ogustiy:: {N} Augustus (keizer).
O'Gylfiy:: {F}.
Oherrðe:: {F}.
oibacÿrker:: {A; mv=enk} minderwaardigheid.
oibacÿrkiy:: {I; [mv=enk]} minderwaardig.
oibaniy:: {C} ef melde ~: in de minderheid zijn.
oibâniy:: {C} korting; 15% ~ kaf flj: 15% korting op iets; 15% lo ~: 15% korting.
oibevender:: {C} mindere, ondergeschikte (persoon).
o'icrâ:: {I} oker[kleurig].
oimetere:: {K} (obj = persoon) aankleden (kleding aantrekken/aandoen); (obj = kledingstuk) aantrekken, aandoen (v jas); ef sientur ~ sener ûsto: de moeder kleedt haar dochter aan; ef sientur ~ ef kas: de moeder trekt haar jas aan.
oimeteros:: {C} aankleding (v feest ed).
oiyg:: {S} houtskool.
oiyge:: {U} verkolen (tot [houts]kool worden).
ojaber::
ojabrare:: {K} aan het wankelen brengen; destabiliseren.
ojabre:: {U; gst= ojaber} wankelen; op het punt staan om om te vallen.
ojabriy:: {I} (lett/fig) wankel, labiel, onvast, wankelbaar.
ojabriy-muliy:: {I} (alg) topzwaar; (pop) dronken, aangeschoten.
ojap:: {I} onvast (v slaap, karakter); wankelmoedig.
Ojâsner-fôresta:: {G} (groot bosgebied op Zuid-Brÿr); .
ojel:: {C} uil.
ojel-eit:: {C} uilenoog; (vrnl in:) na ~s: met argusogen.
ojel-flyddere:: {C} grasworteluil (nachtvlinder) (L. Apamea monoglypha).
Ojel-fôresta:: {N} (begraafplaats; gemeente Manes-Lašer); .
Ojel-nesta:: {N} (badstrand; gemeente Fjer); .
ojelste:: {K} bestellen.
ojelste-âp:: {I} bestelbaar.
ojelste-tijâ:: {K} afbestellen.
ojelstos:: {C} bestelling; ef prap sÿrte kaf ef ~: aan bod komen.
ojelstos-tijâ:: {C} afbestelling.
ojic:: {I} schitterend, prachtig, luisterrijk; (= »of• + »jikatâ).
Ojic:: {F}.
ôjif::
OjU:: {afk} »Ool-jakâms ur Umyns.
ôjÿt::
OK:: {afk} »otokafter.
ôk:: {afk} »ôktobry.
Okerrtemâ:: {F}.
ôkhertel:: {C} (arch) oktober.
okkleft:: {C} (Erg geestelijke, onder de »partes, die vrnl de Absorptie leidt); »Stûleeos.
okklefte:: {K} verzekeren (zeker maken; verklaren).
okkleftos:: {A} verzekering (zekerheid).
okoðe:: {U} (lett) tuimelen; (fig) vallen (stilte); mislukken (toneelstuk); afgaan (artiest).
okoðos:: {C} mislukking, fiasco; afgang (toneelstuk, artiest).
okrech:: {I} spectaculair, zeer opzienbarend.
okrÿm:: {mv} »krÿm.
ôksidere:: |..yje| {U} oxideren.
ôksigena:: {I} zuurstofhoudend, van/met zuurstof.
ôksigenym:: {S} zuurstof.
ôksita:: {I} oxidehoudend, met oxide.
ôksitt:: {S} oxide; (onscheidbaar aangehecht in chemische samenstellingen) aluminymôksitt: aluminiumoxide, aluinaarde.
ôkt:: {afk} »ôktobry.
ôktaviy:: {C} octaaf (muziek).
ôktobry:: {Cef} (afk= ôk of ôkt) oktober.
ôktohertel:: {C} (arch) oktober.
ol:: {C} waas.
Ola:: {G} (dorp; gemeente Sinto-Leraquen).
Ola-belt:: {G} (dorp; gemeente Sinto-Leraquen).
Olâf:: {J} Olaf, Olof.
Olâf Jiyl-Metrusse:: {N} (bouwkundig bureau in Fonistâ); .
Olana:: {F}.
olane:: {U} (lett) in balans zijn, in evenwicht zijn, stabiel zijn (niet omvallen).
olaniy:: {I} (lett) in balans, in evenwicht, stabiel; (fig) evenwichtig; uitgebalanceerd.
Olâpba:: |olâppa| {F}.
ôldis:: {C; mv= ~a} brievenbus (op straat).
ôldisa:: {mv} »ôldis.
Old Spocanian Grammar:: {N} (boektitel); .
ôle:: {K} aan elkaar binden, met elkaar verbinden.
Oleema:: {F}.
oleg:: {I} (arch) uitgekozen, uitgelezen.
olegiy:: {A} mip ~: van de beste keuze; wat je het beste kunt kiezen; uitverkoren; kult sectâ melde mip ~!: onze wijn is de beste keuze; er is geen betere wijn dan de onze!
Olevy:: {F}.
Olevy + Gilltâc TC:: {N} (fabrikant van sigaretten en pijptabak te Tunbas); .
Ôle-weg 'kara Trobensta:: {W} .
ôlgt:: {C} plag, zode (gras, turf ed).
olija:: {C/S} elastiek.
olijaiy:: {I} elastieken, van elastiek gemaakt (en rekbaar).
olijaparorr:: {C/S} rubber; elastieken band.
olijaparorriy:: {I} rubberen, van rubber gemaakt.
olijatiy:: {C} (lett) elasticiteit, rekbaarheid.
olijatt:: {I} (lett) elastisch, rekbaar.
olije:: {K; gst= olit} [uit]rekken.
olijos:: {C} [uit]rekking.
olimanna:: {C} inwoner, ingezetene.
olimanna-még:: {C} "bewonersraad" (in Spok: bestuur in een dorp of commune dat verantwoording aan de gemeenteraad schuldig is); »zeces-még; »kents-még.
olit:: {gst} »olije.
Olivier:: {J} (Fra).
Olivy:: {M}.
Oliyi:: {F/M}.
Oliystâ:: {N} (»wegsÿrt langs autoweg M2; gemeente Crânt); .
oljyvo:: {C} olijf.
oljyvojel:: {S} olijfolie.
oljyvo-marâsiy:: {I} olijfkleurig, olijfgroen.
oljyvos-vildul:: {C} olijvenboom.
ôlkst:: |ôlst| {I} kommerlijk.
ôlkstiy:: |ôlstiy| {A; mv=enk} kommer (armoede).
olla:: {I; vt= vózÿr; ot= trotiy; vk= lâgt; mt= qury} fijn, aangenaam, gezellig; (iro, zelfgenoegzaam) lekker, fraai; ef melde ~ beri [svime]: het is fijn om te [zwemmen]; ~ melde den méte tu: leuk om je te ontmoeten (vaste frase); kirro melde wet ~ kiygt: we zijn weer lekker [te] laat; ~ wónzol meldelira!: lekker weertje! (als het noodweer is).
ollae:: {K} genieten van.
ollâfts:: {I} met genoegen, met plezier.
ôlleâne:: {K} met tegenzin doen/werken.
ollerami:: {I} in een vrolijk geval, als er iets plezierigs gebeurt.
ollstovy:: {C} kermis, lunapark.
ollstovyer:: {C} kermisexploitant.
Ollstovyer-Ququlâ:: {N} "Vereniging van Kermisexploitanten" (in Feuni); .
Ollstovy-pârc:: {N} (naam v diverse grote attractieparken); .
Olm:: {J}.
Ôlm:: {F}.
Ôlmaris:: {F}.
Ôlmeensten:: {F} (Peg).
Ôlmenst:: {F/J}.
Ôlmensten::
Ôlmensten TC:: {N} (bierbrouwerij te Kwâg); .
Ôlmer-dunje:: {G} (duintop in Jelðe-duinen; 102 m hoog); .
Ôlmer-fôresta:: {G} (bos; gemeente Nutterkoles); .
Olmes:: {J}.
Olôf:: {F}.
Olonyôs-maklu:: {G} (bosmeertje bij het dorp Hâpyjasta; gemeente Hoggebim); .
olor:: {I} in elkaar gedoken (v persoon); droog en fruitig (smaak v witte wijn: niet zuur of zoet).
olos:: {C}
olosiy:: {I} stomp (zonder punt: v neus).
olp:: {C} (alg) schurkpaal, wrijfpaal (voor vee); (ihb) stijf/houterig persoon.
OLT:: {afk} »Opper-Liftka Totryfterÿ.
oltake:: {K} [be]studeren; [iets] leren; studie maken van; ef ~ ÿpégen/lângâr: medicijnen/taal studeren.
oltakinn:: {I} wijsgerig.
oltakinner:: {C} wijsgeer, filosoof.
oltakiy:: {C} lessenaar.
oltakiymit:: {C} studeerkamer.
oltakos:: {A} studie; bestudering; (ihb) [muziek]studie (muzikale compositie bedoeld om later uit te werken tot groter geheel); eft ~ furt vjolensell én pjano: een studie voor cello en piano (bij diverse componisten zijn zulke "studies" volwaardige muziekstukken, en zijn ze nooit verder uitgewerkt).
oluqute:: {rs} »oluquy.
oluquy:: {C; rs= oluqute} neef (anders dan zoon v broer/zus).
o-lyk:: {C} (naam vd letter ; in dit woordenboek en verder in het Spokanisch Archief geschreven als ó/Ó); »lyk 2.
olympise:: {I} olympisch (mbt Olympische Spelen).
Olyna:: {F/M}.
Olyna-Kents:: {G} (voormalige Erg commune; gemeente Monanee); .
Olyva:: {M}.
Olyva Hirata-Liskos-plep:: {W} .
om:: {C} (pop/kindertaal) oma.
•ôm:: {SX.zn} industrie•, werk•; (bijv) arânkaôm: industriespoorweg; helbiôm: werkkleding, overall.
oman:: {IIef} Omanitisch (bv).
Oman:: {G} Oman.
Omana:: {Cef} Omanitische vrouw.
Omany:: {Cef} Omaniet.
omâs:: {C} duisternis.
Ômass:: {N} (internetcafé in Amahagge); .
omâstâte:: {rs} »omâstây.
omâstây:: {C; rs= omâstâte} film (in bioscoop).
Omâstây-pâs:: {N} "Filmpas" (kortingspas voor bioscoopbezoek); .
omâstây-wulparos:: {C} filmdebuut.
omber::
Ômber-fes-ef-Fôresta:: {G} (dorp; gemeente Liyrotyka).
omber-kartafiy:: {mv} »omber-kornin.
omber-kornin:: {C; mv= ..-kartafiy} "schaduwbewijs" (iha kopie ve officieel document dat iemand op een veilige plaats moet bewaren, zoals de kopie ve eigendomsbewijs v onroerend goed (het origineel ligt bij een notaris), of de kopie ve kentekenbewijs (het origineel dient de bestuurder bij zich te hebben)); ~ furt ef hormâ-lajjefos: "schaduwbewijs voor de kentekenadministratie" (officiële naam); .
ombersót:: {I} lommerrijk, schaduwrijk.
omber-zop:: {I} schaduwwerpend, schaduwgevend.
ombre:: {K; gst= omp} (lett: hoger zijn zodat de schaduw ervan over iets lagers valt) overschaduwen; (fig) overschaduwen, overtreffen.
ombros:: {A} (fig) overschaduwing, overtreffing.
ômbus:: {C} (arch) omnibus, [auto]bus.
ômdente:: {K} overreiken, toereiken; ter hand stellen.
ômdentos:: {C} terhandstelling, overreiking.
omelech-crâf:: {C} windsterkte, windkracht.
omeleche:: {U} waaien (v wind); (sprkw) ef quÿare mipenn ef ~: de kat uit de boom kijken.
omelech-hyber:: {I} tegen de wind in.
omelechót:: {I} winderig.
omelech-praba:: {C} windrichting (waar de wind HEEN gaat); »omelech-toffik.
omelech-toffik:: {C} windrichting (richting waar de wind VANDAAN komt); »omelech-praba.
omeneé:: {III; =vt v tevi} liever ("meer graag"); gress pliyfone ~ cafer dus miyna: ik drink liever koffie dan thee (maar ik drink het allebei graag; (vgl) gress pliyfone stârt cafer dus miyna: ik drink liever koffie dan thee = ik drink koffie met minder tegenzin dan thee (maar ik drink beide niet graag); »tevi.
oménka::
ómer:: {C} zeil (v schip, molen).
ômeren:: {C} industriewezen (alles wat met de industrie te maken heeft).
ómerfâsto:: {C; mv= ..fâstôe; rsmv= ~tt} zeildoek.
ómerfâstôe:: {mv} »ómerfâsto.
ómerfâstott:: {rsmv} »ómerfâsto.
Omeriy:: {F}.
ómerka:: {C} zeilschip.
ómerrif:: {C} zeilmaker.
ómerrifâs:: {C} zeilmakerij.
Omeršiy:: {F}.
Omerstiy:: {F}.
ômfer:: {C} merel (L. Turdus merula).
Ômfer-hoggebim:: {N} "Merellust" (voormalig kasteel in Aflif); .
ômhûls:: {C; mv= ~en} gewaad; [deftig] kledingstuk.
ômhûlsen:: {mv} »ômhûls.
omi:: {C} gebak, cake, taart.
ômicleh:: {S} ochtendnevel (boven moeras/weiland).
omiftsâ:: |..fsâ| {I} onwelwillend.
omittus:: {mv} »mittus.
ommon:: {I} stotend (lett); gebroken (stem); schril (tegenstelling).
ommone:: {K} verstoten.
ommonecole:: |ommnecole/regelm.| {E} stoten.
ommonecoliy:: |ommnecoliy/regelm.| {C} stoot, duw.
ommon-kolini:: {C} steen des aanstoots.
ommon-zru'on:: {C} presÿr ~: gewone sidderrog (L. Torpedo nobiliana).
omóts:: {mv} »móts.
omp:: {gst} »ombre.
ômpac:: {C} manier; quista ~s: goede manieren (gedrag).
•ompiy:: {SX.gst} (vraagsx in functie v bezield obj) wie?, welke?; tu di métompiy?: wie zal jij ontmoeten?; eup ef pûps lorertompiy?: welke poesjes heeft ze gekocht?; do linne, gress chaquintompiy hols: hij vraagt met wie ik gisteren gesproken heb.
ômpste:: |ômste| {U} zich vermeien.
Omvâs:: {G} (riviertje van Azÿ-gebergte naar de Hildi-fonis); .
Omvâs-mittor:: {G} (kleine waterval in de Omvâs; gemeenten Kros en Trejasu); .
ón:: {VZ/DT} (markeert echo, tenzij deze zinskern is) aan, tegen, tot; gress kette ef mimpit ~ Petriy: ik geef het boek aan Petriy; ik geef Petriy het boek; do nert pjôle ~ gress: hij praat niet tegen me; ef nert melde ~ tu: dat is niets voor jou; dat is aan jou niet besteed; ef mimpit nert melde ~ tu: het boek is niet voor jou [bedoeld/bestemd] (de spreker is niet van plan om het boek te geven); ef melde olla ~ do: dat is fijn voor hem (met de nadruk dat dit de mening vd spreker is; vgl »armt b.); (ón ..., gecombineerd met een plaatsbepaling) voor je neus; vlak voor je; blul texôtalije dôe kaf ef mirra ~ kirro: hij werd voor onze neus [op straat] neergestoken; ef mimpit melde kaf ef kelbra ~ tu: het boek ligt voor je neus op tafel; »lilepiy; »piti.
ÔN:: {afk} »ôapuqu-naliycos.
Ona:: {G} (riviertje van Ziffon-gebergte naar Sinto-Merlen-meer); .
onâfxu:: {I} brutaal.
onba:: {C} herenboer; grootgrondbezitter.
ondro:: {C} gloeilamp.
ondro-ðé-gre-lelder:: {C} bajonetfitting.
ondro-lelder:: {C} fitting, lamphouder.
Ôndul:: {N} (fabriek van golfplaten te Mollefin); .
O'Neill:: {F} (Eng).
Onent:: {G} (stad in Jelafo).
onést:: {C} "mondsjaal" (sjaal die een Erg geestelijke om zijn mond gebonden krijgt als hij het Absorptie-ritueel leidt); »Stûleeos.
Oneta:: {G} (stad in Kina).
Oneusÿrt:: |oneusŸrt| {G} (stad in Ben).
Onisim:: {J} (Rus).
ôniyk:: {C} wederdienst; folarra ~?: hoe kan ik dat goedmaken? (als reactie op bewezen hulpvaardigheid).
Ônks:: {G} (dorp; gemeente Oneusÿrt).
ônlets:: {mv} »ônlett.
ônlett:: {C; mv= ônlets} omelet (eiergerecht met groente).
online:: {I} online; (meestal als samenstelling) eft online-misan: een online-winkel.
•onn:: {SXimpr > vz} (drukt richting uit); (bijv) blef/blefonn: achter; kaf/kafonn: op, over/bovenop (richting).
ónnafy:: {I} misselijk[makend], walgelijk; do melde ~ šadoriy: hij is walgelijk rijk.
Onneck:: {F}.
onô:: {C} kabbelend golfje.
onomastiyc:: {C} naamkunde.
onones:: {C} blacroelira ~: kruipend stalkruid (L. Ononis repens); giffelira ~: kattendoorn (L. Ononis spinosa).
Onôs:: |onos| {Gmv} (rivier van Azÿ-gebergte naar de Plafotô); ; (DOM 100).
ónsiyn:: bij zich (= »ón + »•siyn); (meestal met lelperre) gress nert lelperre ef pâs ~: ik heb geen paspoort bij me.
On Spocanian traces:: {N} (tijdschriftartikel); .
ont:: {C} gloed.
ôntare:: {E} in orde zijn, niets mankeren.
onte:: {U} gloeien.
ônte:: {E} vrijuit gaan, onschuldig zijn.
ôntjiyc:: {I} lastig, vervelend.
ontroâ:: {C; rs= ~t} matras; ef prap binde zléf ef ~: aan het ziekbed gekluisterd zijn.
ontroât:: {rs} »ontroâ.
ônulliy:: {C} dobber, drijver (v hengel); ef koldre ef ~ furt flj: (fig) een gooi doen naar iets.
On variable word order in Spocanian:: {N} (tijdschriftartikel); .
oofe:: |wofe| {K} bewerken (v grond).
oofiy:: |wofiy| {C} karaf.
Oofo:: |wofo|
Oofo-Bloi:: |wofo-..| {G} (dorp; gemeente Moninaa).
oofos:: |wofos| {C} bewerking, het bewerken (v grond).
ool:: {S} olie.
oola:: {I} oliehoudend, met/van olie.
oolare:: {U} [met] olie stoken; eft ~lira fradâs: een stoomlocomotief die met olie gestookt wordt.
oole:: {K} oliën; doorsmeren (v auto).
Ool-jakâms ur Umyns:: {N} (afk= OjU) "Olievelden en Mijnen" (branchevereniging voor de olie- en kolenwinningsindustrie; in Mollefin); .
ool-lâc:: {S} olieverf.
ool-latimissis:: {C} zwartgroene glibberzwam (L. Leotia atrovirens).
Oolmerater:: {F}.
oolos:: {C} het oliën; doorsmering, doorsmeerbeurt (v auto).
Ool-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Milbo); .
ool-platirane:: {rsmv} »ool-platiranu.
ool-platiranu:: {C; mv= ..-platiranûe; rsmv= ..-platirane} olieverfschilderij.
ool-platiranûe:: {mv} »ool-platiranu.
ool-prâvôs:: {C} smeerwortel (L. Symphytum officinale).
ool-taris:: {C} boortoren (om olie uit de grond te halen).
ool-zeff:: {C} peilstok (voor olieniveau in motor).
ool-zolle-sÿrt:: oliedepot.
Ool-zolle-sÿrt::
ool-zvellemissis:: {C} groene glibberzwam (L. Leotia lubria).
oôntaratjen:: {C} geneesheer.
oôntare:: {U} geneeskunde beoefenen; diagnose stellen; ziekte vaststellen.
oôntare-stâgos:: {C} "geneeskunde-voorstelling" (gegeven door rondtrekkende kwakzalvers, waarzegsters en andere kermisgasten, hoogtepunt eind 19e eeuw, vgl Amerikaanse medicine shows); ; (DOM 87-88).
oôntaros:: {A} diagnose, vaststelling van een ziekte.
oônte:: {U} genezen, beter worden; ~ rifo flj: genezen van iets (ziekte ed).
Oopare::
Oopariy:: {N} (»šarkdomenn bij Crobela; district Ben); .
op:: {C} (pop/kindertaal) opa.
opala:: {S} opaal (materiaal).
ôpalef:: {C} overvloed.
ôpalefer:: {A; mv=enk} overvloedigheid.
ôpalefiy:: {I; [mv=enk]} overvloedig, volop, rijkelijk.
opaliy:: {I} opalen, van opaal gemaakt; met opalen bezet.
opaliyn:: {C} opaal (steen); voorwerp van opaal gemaakt.
ôpall:: {C} braspartij; drink- en eetfestijn.
Ôpall:: {G} (dorp; gemeente Floma).
opanot:: {mv} »panot.
opârg:: {C} originaliteit.
opârga:: {C} inboorling, inlander; autochtoon.
opârgiy:: {I} origineel (bv); autochtoon (bv).
Oparigel:: {F}.
opast:: {C} (lett/fig) vertakking; (ihb) delta (v rivier); (fig) tak; ~ rifo jaðo: zenuwstelsel.
ópðae:: {I} (dl= Liftka) onbewolkt, wolkeloos.
opðent:: {C} (Erg) preek; religieus getinte toespraak.
Opeck:: {F}.
Ôpeftâ:: {F}.
operašo:: {C} operatie (militair).
Ôperdenšiy:: {G} (dorp; gemeente Moques).
operett:: {C} operette.
Operhenyll:: {F}.
o-pira:: {C} (naam vd letter Ô); »pira.
ôpiy:: {I; [mv=enk]} grazig.
ópiyðe:: {C} keuring (v producten).
ópiyr:: {C} (alg) nauwgezet onderzoek, nauwgezette controle; (ihb) keuring (v personen: voor militaire dienst ed).
ópiyrare:: {K} keuren (v personen: door bedrijfs-/legerarts).
ópiyre:: {K} (alg) keuren.
ópiyr-grup:: {C} lichting (soldaten).
ópiyros:: {C} (alg) keuring, het keuren.
ôpjecc:: {C} (alg) object; (taalk) lijdend voorwerp, object.
ôpjekteff:: {I} (taalk) objectief, wat betreft het object.
opjever:: {C} (kostbaar bruin rijpaardenras, oorspr uit fokkerij te Opjevu).
Opjevu:: {G} (stad in Renô); (DOM 127).
opjÿg:: {vdw} »opjÿge.
opjÿge:: {K; vdw= opjÿg} exploiteren, ontginnen, rendabel maken.
opjÿgos:: {C} exploitatie, ontginning; colonjerÿ ~: kolonialisme (neutraal); vgl »toopjÿgos.
Ôply:: {N}
ôplybâr:: {S} (speciaal soort vette boter in het voorjaar).
Ôply-missis:: {C; mv= ~a} presÿr ~: gewone hertenzwam (L. Pluteus atricapillus).
Ôply-missisa:: {mv} »Ôply-missis.
Ôply ur Eunnes:: {N} (groente- en fruitkwekerij in Xalâs); .
opôrto::
ôportunesmiy:: {SC} opportunisme.
ôposišo:: {C} oppositie (ook: deel vd volksvertegenwoordiging dat niet meeregeert).
opp:: {C}
oppelepe:: {III} grotendeels, voor het grootste deel.
Opper-Bloi TC:: {N} (grote verzekeringsmaatschappij te Gret); .
Opper-Brÿr-Lÿnts TC:: {N} (afk= OBL) "Oost-Brÿr-lijnen" (particuliere spoorwegmaatschappij in Jareucâ); .
Opper Canazâ-wuma:: {G} (bos; gemeente Fach); .
Opper-capû:: {N} (vuurtoren; gemeente Edprof); .
Opper-Cheetucjâ:: {G} (rivierarm in de Cheetucjâ-delta); .
Opper-Cheetucjâ-fonis:: {G} (kleine inham bij de Cheetucjâ-delta); .
Opper Clamiða-wuma:: {G} (bos; gemeente Sinto-Manta (LA)); .
Opper-Coett:: {G} (zijriviertje vd Berÿmt); .
opper-cušennt:: {C} Turkse lelie (L. Lilium martagon).
Opper-Drâmp-wuma:: {G} (bos; gemeente Conityje); .
Opper Engerr-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Leeserf); .
Opper-Fetu:: {G} (zijriviertje vd Fetu); .
Opper-Gerf-nes:: {N}
Opper-Girdes:: {G} (oefengebied vd Luchtmacht); .
Opper-gmolt:: {G} (rivierarm in de Plafotô-delta); .
Opper-Hâgtâsa:: {G} (nauwe zeestraat tussen het eilandje Hâgtâs en het vasteland v Liftka; feitelijk onderdeel vd zeestraat Ef Moefiy); .
Opper Hâgtâs-pônt:: {N} (verkeersbrug over de Opper-Hâgtâsa; gemeenten Sinto-Manta (LA) en Sweinô); .
Opper Halepoes-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Halepoai); .
Opper-Hârða-fôresta:: {G} (bos; gemeente Akâm); .
opperiy:: {I} (uit landen ten oosten v Spok, maar binnen Europa); westers; uit de oude wereld.
Opper-Jiynk:: {G} (beek; gemeenten Mena en Tona a/e Grât); .
opper-ka'en:: {C} sikahert (L. Cervus nippon).
Opperkanas:: {G} (dorp; gemeente Kurriy).
Opper-Kjoep:: {G} (riviertje van Hajega-gebergte naar de Kjoep); .
Opper-klarbÿr:: {W} ; (DOM 208).
Opper-klóta:: {G} ef ~: het Oostblok.
Opper Korda:: {N} (Erg kerk in Amahagge); .
Opper-Krappa:: {G} (rivier van Krappa-gebergte naar Krappa-meer); .
Opper-Lâes-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Flo); .
opper-lango:: {VZrs} (richting) ten oosten langs; kirro ufire ~ Hirdoe: wij rijden ten oosten langs Hirdo; wij rijden Hirdo aan de oostkant voorbij.
Opper-Laperiy-lirrotiy:: {W} .
Opper Leije:: {G} (rivierarm; gemeente Balier); .
Opper Lerescô-wuma:: {G} (bos; gemeente Totiarofe-Lerescô); .
Opper-Liftka Totryfterÿ:: {N} "Opper-Liftka Pakhuisonderneming" (in Hoggebim); .
Opper Lofipana-mesâ:: {G} (bos; gemeente Troebasÿrt); .
opper-ovap:: {III} aan de oostkant.
Opperpâdra:: {G} (dorp; gemeente Yzo).
Opper Palamiy-fôresta:: {G} (bosgebied in de Krappa-vallei); .
Opper Pitla-pôlder-weg:: {W} .
Opper-Prek-fôresta:: {G} (bos; gemeente Hafonis); .
Opper-Priyfiy-fôresta:: {G} (bos; gemeenten Doe en Mena); .
Opper-quiyrda:: {N} (regionaal ochtenddagblad in Ben en Renô, en op Teujan en Brÿr); .
Opper Raðo:: {N} (afk= Opra) "Oost Radio" (regionale radio-omroep voor Pegrevië); .
Opper-Râne:: {G} (zijrivier vd Klinnÿr); .
Opperseert-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Jejoa); .
opper-šefc:: {C} (afk= OŠe) oosterlengte.
Opper-Spooksoliy Kelte-smurf:: {N} (afk= OSKS) "Oost-Spokanische Boerengeld" (voormalige bank te Mollefin); .
Opper-Strettka:: {N}
Opper-Timôr:: {G} Oost-Timor.
Opper-toffik:: {N} (biermerk uit Liyrotyka); .
Opper-Wefot-Yplemerôsta:: {N} (afk= OWY) (voormalige spoorwegmaatschappij); .
opper-wertlane:: {I} oosters (ten oosten v Europa).
opper-wertlaner:: {C} oosterling (Aziaat).
opper-zârer:: {C} (bewoner v Brÿr; evtl ook vd oostkust v Liftka).
Opper-zee:: {G} Oostzee.
opper-zutter::
Opra:: {afk} »Opper Raðo.
•ôps:: {SX.vz} (gereduceerde vorm v óps; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) (bijv) ónôps = ón óps: aan hen; 'karaôps = helkara óps: naar hen [toe].
óps:: {PV; 1niv-3mv-mnl/ntr} zij, hun, hen; ~ zerfe Petriy: zij zien Petriy; Petriy zerfe ~: Petriy ziet hen; ~ Petriy = Petriy ur ~: Petriy en zijn gezin (indien er buiten P. nog meer mnl personen deel v zijn gezin uitmaken: P. heeft dus minstens één zoon); ~ Elsa = Elsa ur ~: Elsa en haar gezin; (als soort add bij familietitel) ef ~ walers rifo Petriy: zij, de zonen [en dochters] van Petriy; zij, de zoon en dochter van Petriy; gress nert tiffe ef ~ vilt ne'âma freras: ik ken hen, jouw broers, niet; »ne'âma; »•ex.
ópsene:: {U} (verbale afleiding v óps) ef ~: zij zijn het; dat zijn zij; kost freras ~: dat zijn mijn broers [en zusters]; dat zijn mijn broer en zuster; kost ~lira freras: zij, mijn broers [en zusters]; zij, mijn broer en zuster; ef ~, té cÿrtirât (enk!): ZIJ moeten helpen; kost ópsenor ÿksanuters: zij, mijn vroegere buren; (algemene bewering) ef meraters ~ beri ÿrôme hups: de man is er om hard te werken; (arch: met object) ef ~ sener tubôsz: zij met/en hun vrouw[en].
ôpservatorym:: {C} observatorium; (ihb) sterrenwacht.
ôptiker:: {C} opticien (in Spok: gediplomeerd persoon met hbo-opleiding).
ôptimesmiy:: {SC} optimisme.
ôptimistise:: {I} optimistisch.
opygtuh:: {SC} tegenspoed.
oquarre:: {K} ~ flj ón rst: iemand iets kwalijk nemen.
oquarros:: {A} dat wat je iemand kwalijk neemt.
Oqula:: {F}.
oqulme:: {K} uitkammen (doorzoeken).
oqulmos:: {C} uitkamming, het uitkammen (doorzoeking).
•or::
Ora:: {M}.
•ora:: {SX > c} voorbij; weggetrokken; niet meer aanwezig (v donderbui/dreiging/persoon ed).
oracha:: {C} uitstaande melde (plant) (L. Atriplex patula).
oracliy:: {C} orakel.
oraliy:: {I} oraal.
Orana:: {M}.
Orana-fôresta:: {G} (bos; gemeente Knolbol-belt); .
Orana-knurfel:: {G} (riviertje van Azÿ-gebergte naar Ef Laboh); .
Orana-riffô:: {N} "Orana-bron" (herberg bij Adûskorda); .
Orana-staðon:: {N} (voetbalstadion bij Knolbol); .
Orana-wik:: {N} (openluchtzwembad; gemeente Blumarr); .
Orange:: {N} (voormalige internationale internetprovider); .
orasten:: {C} hevigheid.
orât:: {mv} »ret 2.
ôrbe:: {K} walgen van.
ôrbos:: {C} walging.
ordytliyx:: {C} verstekeling.
O'Reesh:: {F} (Eng).
orefaniâ:: {C; rs= ~t} zwembad (openbaar/in de natuur).
Orefaniâ-nûrcus:: {N} (voetveer op de Leije); .
orefaniât:: {rs} »orefaniâ.
orefante:: {U} zwemmen, baden (in open water).
oregann:: {S} (als specerij) oregano; presÿr ~: wilde marjolein (L. Origanum vulgare).
orenpel:: {gst} »orenple.
orenple:: {K; gst= orenpel} voelen (vrnl lett: met zintuigen waarnemen).
orenplos:: {C} gevoel.
ôressért:: {C} kazerne.
ôresta:: {C; mv= ~s} soldate, vrw soldaat; »ôrešy.
ôrešy:: {C} (alg) soldaat; presÿr ~: soldaat 2e klasse (luchtmachtrang); hupster ~: grote groene sabelsprinkhaan (L. Tettigonia viridissima); .
Orešy:: {F}.
Ôrešy-agens:: {Gmv} (akkerbouwgebied; gemeente Amejo); .
Ôrešy-âskân:: {G} (dorp; gemeente Amejo).
ôrešy-doazôler:: {C} zwarte soldatenvlieg (L. Hermetia illucens).
ôrešyšy:: {C} militaire colonne; (=red); »ôrešy.
ôrešy-xôlah:: {C} legerkorps.
ôrfdrôg:: {I} ongelukkig (mens, liefde); (= »ûrf + »drôg).
Ôrfoes:: {N} Orpheus.
organ:: {C} orgel.
ôrganesmiy:: {C} organisme.
ôrganisašo:: {C} organisatie (met de nadruk op het bedrijf/instelling/instituut); »vlazzos.
Ôrganisašo furt ef Covent-poiros:: {N} (afk= ÔCP) "Organisatie voor het Kloosterleven" (behartigt en coördineert de commerciële belangen v kloosters, zoals pension-accommodatie voor gasten; in Tunbas); .
Ôrganisašo furt Ekonomise Ðônosrômos een Weelfa'ecos:: {N} (afk= ÔEÐW) Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
ôrganise:: {I} organisch.
ôrganiseratjen:: {C} organisator.
ôrganisere:: |..ÿje|
organmerr:: {C} organist.
ôrgano:: {C} orgaan.
ôrge:: {I} (pop) snugger.
ôrgec:: {I} bedreven, ervaren; ~ luft (vz-uitdr): bedreven in, ervaren in.
ôrgidé:: {C} orchidee.
ôrgiy:: {C} orgie.
orgt::
origiy:: {C} oorsprong; mip ~: oorspronkelijk; ef buros lelperre eft velk neknôf ~: de oorzaak van de brand is nog onbekend.
origiy-toquankaÿ:: paaftor ~ (afk= POT) beschermde oorsprongsbenaming (BOB) (officieel keurmerk).
Orion:: |orjon| {N} Orion (sterrenbeeld).
Orion-ka:: |orjonka| {N} (veerboot); .
•ôrm:: {SX.c > c} •bord, •opschrift, •wijzer; (bijv) kûfôsôrm: verkeersbord.
orore:: {K} [af]zagen.
orore-cor:: {K} om[ver]zagen.
ororos:: {C} gezaag, het zagen; zaagsnede.
ororÿne:: {K} afzagen; in stukken zagen.
orp:: {I} plechtig.
Orpellut-fonis:: {G} (kleine inham bij de Cheetucjâ-delta); .
orpoe:: {rs} »orpoi.
orpoi:: {C; rs= orpoe} plechtigheid.
Ôrs:: {J}.
ort::
ortâc:: {C} beet.
ortare:: {K} (alg) snakken naar.
orte:: {K; vdw= porte} bijten.
ortelira:: {III} ~ fes (vz-uitdr): belust op.
orter:: {C} »hâpyja-orter.
ortiy:: {I} snerpend (pijn).
ôrtografise:: {I} orthografisch.
ôrtolôiy:: {C} orthologie.
ortos:: {C} gebijt, het bijten.
Ôrvo:: {J}.
orycc:: {C} wees[kind].
orycc-kas:: {C} colbertjasje.
Oryccseert:: {N} (rangeerterrein in Bôrâ); .
oryccsért:: {C} weeshuis; ef wente ef ~: de boel op stelten zetten.
Ôrympiy:: {F}.
Ôrympiy-plep:: {W} ; (DOM 211).
os::
•os:: {SX.wst > c/a}
(zie verder desbetreffende lemma's); »ÿ•os.
Osagenis:: {F}.
ošann:: {C} oceaan.
ošanografos:: {C; mv= ~z} oceanograaf.
OŠe:: {afk} »opper-šefc.
Ôsel:: {F}.
ošém:: {I} goed gelukt; geslaagd, succesvol.
ôsemah:: {I} aantrekkelijk.
ošéme:: {U} geslaagd zijn, succesvol zijn; succes boeken.
osk:: {C} gewoonte, gebruik.
oskare:: {K} ~ [beri/den]: gewend raken om/aan.
oske:: {K} ~ [beri/den]: gewend/gewoon zijn om/aan.
oskiy:: {I} gewend, gewoon; gewoontegetrouw.
ôskiye:: {I} ongebruikelijk, zonder dat het de gewoonte is.
OSKS:: {afk} »Opper-Spooksoliy Kelte-smurf.
osksompiy:: {I} welvoeglijk.
Ôslo:: {G} Oslo.
ošo:: {I} nat.
ošoe:: {U; gst= ošo[t]} nat zijn.
ósoe:: {K; gst= ósot; vdw= póso} aandrijven (machine).
ósoe-crâf:: {C} drijfkracht.
ósoe-spil:: {C} [aan]drijfas.
ósoe-zeff:: {C} drijfstang.
ošo-fendy:: {S} melkeppe (plant) (L. Peucedanum palustre).
ošo-klesjumper:: {C} kustsprinkhaan (L. Chorthippus albomarginatus).
ósoos:: {C} aandrijving.
ošot:: {gst} »ošoe.
ósot:: {gst} »ósoe.
ôsp:: {VZ} (betrekking) en, plus (bij optellen); dur ~ ten kette hent: drie plus twee is vijf.
ôsp.:: {afk} »ôspsagiy.
ôspsage:: {K} optellen.
ôspsagiy:: {I; [mv=enk]} (afk= ôsp.) totaal; ef ~m 12 kûraters: de in totaal 12 kunstenaars; furt ~ effers 200 tiyns: in totaal zo’n 200 stuks.
ôspsagos:: {C} optelling, het optellen, opgetelde bedrag.
osquðe:: {E} rondtrekken (met een bepaald doel).
oss:: {I} karig.
•ôsta:: {SX.c > mv v •os; •oh; •uh} (bijv) ojelstos/ojelstôsta: bestelling/bestellingen; kostoh/kostôsta: geest/geesten; duh/dôsta: gebaar/gebaren.
ósta:: {I} sarcastisch.
ostâf:: {C} »ostrâf.
ostal:: {C} »ostral.
ostaliatan:: {I} »ostraliatan.
oste:: {K} (dl= Tigof/Lomky) afdoen, afzetten (kleding, hoed ed).
óste:: {Krs} »óstre.
osteolôiy:: {C} osteologie.
óster:: {gst} »óstre.
ostinÿre:: (= ostinÿrre) {K} verbrassen.
ostinÿros:: (= ostinÿrros) {A} verbrassing.
ostinÿrre:: {K} »ostinÿre.
ostinÿrros:: {A} »ostinÿros.
ôstommente:: {U} »ôstrommente.
óstos:: {A} »óstros.
ostral:: {C} (pop) stakker, zielenpoot.
ostraliatan:: {I} zielig, aandoenlijk.
ostralyja:: {IIef} Australisch (bv).
Ostralyja:: {G} Australië.
Ostralyjana:: {Cef} Australische vrouw.
Ostralyjany:: {Cef} Australiër.
óstre:: {Krs; gst= óster} ondermijnen.
ôstrommente:: {U} van belang zijn.
ostryja:: {IIef} Oostenrijks (bv).
Ostryja:: {G} Oostenrijk.
Ostryjana:: {Cef} Oostenrijkse vrouw.
Ostryjany:: {Cef} Oostenrijker.
ošume:: {K} ~ lo: beoordelen als; (vaak in vraag: mening hebben over iets) vinden; tu ~cco kost musts?: hoe vind je mijn schoenen?; gÿrs ~ jazy?: wat vindt u ervan?.
ošumos:: {A} beoordeling.
Ošyff::
Ošyff-Froemiy:: {N} (voormalig šarkdomenn bij Staef); .
Ošyff ur Teta:: {F}.
•osz:: {SX.a > mv v •os} (bijv) obléskros/obléskrosz: opvatting/opvattingen.
ot:: {S} roet.
•ot:: {SX.c > rs v •os} (bijv) ojelstos/ojelstot: bestelling.
•ót:: {SX.c/s > add} vol van/met; voorzien van/met; •rijk (bij stoff minder productief dan bij concr); (bijv) prusot/prusotót: rivier/rijk aan rivieren; doorsneden met rivieren; pleko/plekót: zand/vol zand; zanderig; »•sót.
•ótâ:: {SX.gst} (vraagsx) hoeveel keer?, hoe vaak?; tu quarderótâ ef koifur?: hoe vaak ga je naar de kapper?; do errótâ?: hoe veel keer heeft hij zich vergist?; do linne, gress dena mimpit trempótâ: hij vraagt, hoe vaak ik dat boek gelezen heb.
Otaniy:: {F}.
Otânocki:: |otânôki|
otariy:: {C} altaar.
ótauc:: {C} bestanddeel, ingrediënt.
ótek:: {I} vrijgevochten.
ôtel:: {I} hachelijk, netelig, gewaagd.
Oten:: {F}.
otistise:: {I} autistisch.
ôtlass:: {gst} »ôtlazre.
ôtlaz•:: {wst} »ôtlazre.
ôtlazre:: {Krs; gst= ôtlass; wst= ôtlaz•} bestrijden; (= »ô• + »tlazre).
ôtlazros:: {C} bestrijding.
otlôg:: {I} (arch/poe); »otlôgt.
otlôgte:: {U} verwilderen.
otlôgtiy:: {I} (alg) verwilderd.
otlôgtos:: {C} verwildering.
oto•:: {PX} automatisch; machinaal, machine•; (bijv) stinde/otostinde: schrijven/typen; •rater/otorater: •man/robot; »oto-.
oto-belasto:: {C} rijles.
otoer:: {C} autodealer, autohandelaar (v nieuwe auto's).
oto-fradâs:: {C} trekker (trekkend deel v vrachtautocombinatie); .
oto-gaza:: {S} LPG, autogas.
otokafter:: {C} »Otokafter.
Otokafter:: {N} (afk= OK) postgiro (sinds 1974 beheerd door de PTT; in 1998 gewijzigd in een "echte" bank); »BenCôm.
oto-lenker:: {C} automobilist.
otomat:: {C} automaat.
otomatisašo:: {C} automatisering (in gebruik nemen v computers).
otomatise:: {I} automatisch.
otomatisere:: |..ÿje| {K} automatiseren.
otomatiseros:: {C} (alg) automatisering.
oto-mirra:: {C} autoweg (elke weg waarop langzaam verkeer verboden is).
Otomitt:: {N} (grootste autoverhuurbedrijf in Spok); .
oto-nûrcus:: {C} autoveer.
otoôm:: {C} geautomatiseerde industrie, fabriek waar alles geautomatiseerd is (bijv robotten die een auto in elkaar zetten).
otôp:: {C} schuur.
oto-póntel:: {C} tankstation, benzinepomp (verkooppunt v brandstof, met extra auto-service, zoals kleine reparaties, doorsmeren, onderdelenverkoop ed).
oto-pra:: {C} richtingaanwijzer (op auto).
ôtoquak:: {I} onkwetsbaar.
Oto-Qur:: {N} (autoverzekeringsbedrijf in Fonistâ); .
otôr:: {C} auteur, schrijver.
otôra:: {C} schrijfster.
otorater:: {C} robot.
Otoraters: côlegjes oft cônkuratjens?:: {N} (titel ve rapport); .
otoriterr:: {I} autoritair (bv).
otoritiy:: {C} autoriteit.
oto-rozjep:: {C; mv= oto-ûrozjep} stuurwiel.
otôsâ:: {C} bos, bundel.
otosért:: {C} (iro: huis[houden] waarin overmatig veel elektrische apparaten aanwezig zijn).
oto-sért:: {C} kampeerauto, camper, motorhome; .
oto-siyclo:: {C} autobranche.
ôtosmatjen:: {C} slijper (iemand die stenen/diamanten slijpt).
ôtosme:: {K; gst= ôtoss} slijpen, scherp maken; ~-tûe ef knyfos!: geef 'm van katoen!; zet 'm op!.
ôtosmos:: {C} geslijp, het slijpen.
ôtoss:: {gst} »ôtosme.
otóstare:: {K} spioneren.
otóste:: {U} spieden.
otóster:: {C} spion.
otóstezerfi:: {C} spionnetje (spiegel aan raam); buitenspiegel (v auto).
otostindatjen:: {C} typist.
otostindatjena:: {C} typiste.
otostinde:: {K} typen, machineschrijven.
otostinde-cfoliy:: |cvo..| (= otostinde-cvoliy) {C} velletje schrijfmachinepapier; ~s (mv): schrijfmachinepapier.
otostinde-cvoliy:: {C} »otostinde-cfoliy.
otostinder:: {C} schrijfmachine.
ototariy:: {C} autotelefoon.
oto-tâx:: {C} "autobelasting" (geheven bij de aankoop ve nieuwe auto gebruikt voor privé-doeleinden); .
oto-tegnicy:: {C} autoreparateur, automonteur.
ototo:: {C; =red v oto} file (v auto's); »oto.
oto-treno:: {C} autotrein.
oto-ufire:: {U} autorijden; eup affionnose ef ~: ze houdt van autorijden.
oto-ûrozjep:: {mv} »oto-rozjep.
Oto ur Ÿrlat:: {N} "Auto en automobiel" (museum in Aflif); .
otozolle-nota:: {C} (afk= OZN) (bankrekening waarvan de periodieke posten automatisch worden afgeschreven).
oto-zyle-vâliy:: {C} racecircuit (auto's).
oto-zylos:: {C} autoracen.
ôtre:: {K; gst= ôtt} (lett) afbrokkelen; (fig) tornen.
otrefare:: {Kpr} zich verzetten tegen.
otrefe:: {E} opgang vinden; opkomen.
otreff:: {C} schoffel (tuingereedschap).
Otreff:: {G} (dorp; gemeente Reven).
Otreffa-clamiða:: {G} (his: voormalig moerasgebied langs de Reven-fonis); .
otreffe:: {K} schoffelen.
otreffos:: {C} het schoffelen; schoffelwerkzaamheden.
ôtrert:: {C} (pop) oploop, relletje, opstootje, straatruzie.
ôtros:: {C} afbrokkeling.
Otryff:: {F}.
ôts:: {I} (lett/fig) stekelig.
otse:: {III} ~ noi! = ~ noft!: welnee!; niet waar!; ~ siy!: welja!; wel waar!; ~ rof: nietwaar (vind je ook niet?) (ter verkrijging v bevestiging vh voorafgaande).
•ott:: {SX.add > add} (drukt een toename uit) (bijv) ef rofonos merater/ef rofonosott merater: de boze man/de steeds bozer wordende man; ef hupster pôrafÿ/ef hupsterott pôrafÿ: de grote armoede/de alsmaar groter wordende armoede; de voortdurend toenemende armoede; Petriy melde stryniyott: Petriy wordt steeds stugger; ef wónzol tinde hordâott: het weer blijft steeds mooier worden; »•ûte.
ôtt:: {gst} »ôtre.
Otto:: {J} (Dui).
Ottosson:: {F}.
otûse:: {U} spoken (op zee).
otûser:: {C} woelige zee.
otÿ:: {C} zuster, verpleegster, verpleegkundige (vrw).
otÿe:: {K} verplegen.
otÿer:: {C} broeder, verpleger, verpleegkundige (mnl).
otÿeren:: {C} ziekenverpleging.
otÿsért:: {C} verpleegtehuis.
Otze:: |odze| {F/J/M}.
oume:: {K} ontvluchten.
oûs:: {C} kelk, beker, glas; do pliyfone jazy sener ~z: hij lust wel een glaasje; aftel tu zerfe ef ~ hôsill/hôskâf?: kom je bij mij/ons een glaasje drinken?.
outisa:: {S} havermout.
output:: |ottput| {C} output.
ovap::
ovap-•:: {PX.pv-1niv > III} •zijds; voor zover het ... betreft; (bijv) ef ovap-do hupster môntyosz = ef hupster môntyosz ovap-do: de zijnerzijds grote problemen; de problemen die voor zover het hem betreft groot zijn.
ovapa:: {III} van opzij, terzijde.
ovape:: {K} partij kiezen voor; staan achter.
ovapiy::
ovap-mirra:: {C} ventweg (parallelweg langs een hoofdweg).
ovapnolac:: {C} zijspan (aan motorfiets); .
ovap-omelech:: {C} zijwind; fes ~: met zijwind.
ovapos:: {C} het partij kiezen voor; solidariteit.
ovap-perdÿr:: {III} van weerskanten; beiderzijds; »ovap-•.
Ovap-Plafotô:: {G} (rivierarm in de Plafotô-delta); .
ovapÿr:: {I} zijwaarts.
ovap-ÿrra:: {C} zijtak (v spoorlijn, rivier ed).
ovariy:: {C} eierstok.
óvén:: {I} sjofel.
Oveo:: {G} (stad in Bloi).
overcho:: {C} neerslag (regen, hagel ed).
overšare:: {K} medelijden hebben met.
overšiy::
oves:: {C} (dl= Lomky) schaap (ntr), ooi (vrw schaap).
Ovezynte:: {N} (eerste sage die in 1712 als muziekdrama in Hirdo opgevoerd werd; drama heette »Hyra Liskos).
Ovoeta:: {F}.
Ovrayll:: {J} (Peg).
OWY:: {afk} »Opper-Wefot-Yplemerôsta.
ôx:: {C; mv= ax} os (gecastreerde stier).
ôx-ingocher:: {C} biefstukzwam (L. Fistulina hepatica).
oxodde:: {K} bepleiten.
oxoddos:: {A} bepleiting; fara ~ (afk= f.o.): bijvoorbeeld.
ôx-rôgtiyn:: {C} ossenhaas.
Ôx-wagen:: {G} (dorp; gemeente Frâk).
oÿss:: {I; =ot v ubâfta} [het] echtst, allerergst; ~ hupster: allergrootst (sterker dan ot: hupster oras); »ubâfta.
Ozaneto armt ef Leije:: {G} (stad in Ziyp).
Ozaneto armt ef Prek:: {G} (stad in Jelafo).
Ozaneto-helmy:: {G} (grot; gemeente Glave); .
oze:: {K} ~ tu flj: [met klem] wijzen op iets; gress ~ Jân tu groft perkefôsta: ik wijs Jân [met klem] op zijn verplichtingen.
Ozerte:: {N} (camping; gemeente Quober); .
Oziy:: {G} (dorp; gemeente Aschen).
Ozjâgty:: {N} (kasteelruïne; gemeente Krappa); .
OZN:: {afk} »otozolle-nota.
Ozÿ-fonis:: {G} (nauwe inham in zuidkust v Kina bij Poriy); .
ozymk:: {mv} »zymk.
ozyr:: {C} (arch); »ozyrr.
ozyre:: {K} bieden; bod doen; gress 10 herco ~ ón do: ik bood hem 10 herco.
ozyre-kaf:: {K} opbieden.
ozyros:: {C} bod.
Ozyrpo:: {N} (internetveiling); .
ozyrpóbare:: {K} veilen; per opbod verkopen.
ozyrpóbaros:: {C} veiling.
ozyrr:: {C} pacht; (oorspr rs v »ozyr).
ozyrrkette:: {K} verpachten.
ozÿrtiy:: {C} manchet; kraag; revers.
ozÿrtiy-ômfer:: {C} beflijster (L. Turdus torquatus).
Ozÿ-ses:: {G} (meer in Lamk-gebergte; district Kina); .
Ozÿ-woedenns:: {Gmv} (steile zuidkusten v Lomky); .
Ozzepiyle:: {F}.
ozzûp:: {C} goede naam/reputatie.
ozzûpe:: {U} goede naam/reputatie hebben.
Ozzûpiyle:: {F}.
© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands
DICTIO