Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans

Spokaans—Nederlands     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 

Nederlands—Spokaans     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
 

o:: {C} (naam vd letter O).

o•::

  1. {PXimpr.ww} (oorspr toegevoegd aan ww'n die een rs echo of instrumentalis eisten; nu dikwijls gelexicaliseerd) (bijv) ajare/oajare: aangetast zijn (door vocht)/invreten (vocht, zuur); pjÿge/opjÿge: nut hebben; lonen/exploiteren, ontginnen; »a•; »y•.
  2. {PXimpr.c > mv} (oorspr Peg lw) (bijv) mittus/omittus: kamer/kamers; »û•; »ûr•.
  3. {PXimpr} (gereduceerde vorm v »of•); »o-.

ô•:: »o•.

•o::

  1. {SX.wst} (achter hulpww, tenzij dit ontbreekt of op •lira eindigt, dan achter hoofdww);
    1. (geeft aoristus; drukt onherroepelijkheid uit) (bijv) Jân doéto hols: Jân is gisteren gestorven (hij kan niet nóg een keer sterven; (vgl) pert veldurs doéta tjâg kânks: er zijn veel mensen aan kanker gestorven (NIET onherroepelijk, want er sterven nog altijd veel mensen aan kanker);
    2. (geeft ondergeschikte def; drukt verl/volt binnen een andere verl/volt uit) (bijv) do reppa, do trempolira ef mimpit: hij zei, dat hij het boek gelezen had; eft koffon hurt zirda kusamat ef weg, té trijo beri krose: er lag een dode hond langs de weg, die geprobeerd had over te steken (de gebeurtenis in de bijzin speelde zich nog af VOOR de gebeurtenis in de hoofdzin).
  2. {SXimpr} (in geografische namen) bodem, grond; (gereduceerde vorm v »bo; de weggevallen begin-b zorgt nog voor stemhebbendheid vd eindklank vh eerste lid); (bijv) »hirt + •o = Hirdo; ; (DOM 22).

:: {C; rs= oât} hoofddoek[je].

oajare:: {K} (alg) invreten; etsen; (ihb) rollen (iets uit iemands zak stelen).

oajaratjen:: {C} etser (iemand die etsen maakt).

Oajaratjen-mirra:: {W} .

oajaros:: {C} ets; misgewas; zakkenrollerij.

oajat:: {I} geraakt, gestoord, verstoord.

oaji:: {S} corrosie; erosie (door wind/water).

Oaji:: {J}.

Oak Tree Award:: {N} (tweejaarlijkse filmprijs); .

Oalec-mirra:: {W} .

Oalec-plep:: {W} .

ôapuc:: {C} intensiteit.

ôapuqu:: {I} intensief.

ôapuqu-naliycos:: {A} (afk= ÔN) intensive care; do zirde/melde fes ÔN: hij ligt op de intensive care.

oare:: {U} gehalte hebben, van niveau zijn.

oareÿ:: {I} middelmatig.

oaroamiy:: {I} bespreekbaar.

oaroe::

  1. {U; gst= oarot; vdw= poaro} overléggen; [met elkaar] bespreken.
  2. {rs} »oaroi.

oaroi:: {C; rs= oaroe} overleg, bespreking.

oaros:: {A} gehalte, allooi.

oarot:: {gst} »oaroe.

oasiy:: {C} oase.

Oasiy rifo ef Lâmbe-muts:: {W} (buurtschap); .

oât:: {rs} ».

ôave:: |wave| {U} (alg) wuiven.

Ôavelira-Lofa:: {G} (dorp; gemeente Gaquggee).

Oba:: {afk} »Obaða.

ôba:: {C} (dichtvorm voor lyrische natuurbeschrijvingen in sagen; 10-20 regels, 4 hoofdaccenten per regel, minstens 2 alliteraties en 2 assonanties per regel; veel ôbas symboliseren een liefdesverklaring; een vd bekendste is Hym 212 in de Sage van Grurve en Âncarramé, de beschrijving ve zonsondergang).

Obaða:: {N} (afk= Oba) (bijbel) Obadja.

obârs:: {C} (vrnl lett) prikkel.

obârše:: {K} prikkelen, inspireren, inspiratie geven.

obâršos:: {A} (fig) prikkel.

obe•:: {PXimpr.ww} (gereduceerde vorm v »ubâfta); »obe-.

obepétse:: {U} in looppas lopen.

obepétsos:: {C} looppas.

Oberšiy:: {F}.

obezjere:: {U} lachen; ~ kura rst/flj: lachen om iemand/iets; »arkette; »vrôlk.

obezjerkinn:: {I} lacherig.

obezjerludi:: {I} lachlust opwekkend, om te lachen.

obezjeros:: {C} (lett) lach, het lachen; (fig) aanfluiting.

obezjerÿne:: {K} uitlachen; ~ rst kura flj: iemand uitlachen om iets.

Objeelfû:: {N} (camping; gemeente Âpô); .

OBL:: {afk} »Opper-Brÿr-Lÿnts TC.

Oblemiy:: {G} (dorp; gemeente Flento).

Oblemiy-seert:: {N} (paleis; gemeente Penenen); .

Oblemiy-vender:: {W} .

oblések:: {gst} »obléskre.

oblésk•:: {wst} »obléskre.

obléskre:: {K; gst= oblések; wst= oblésk•} ~ [fara]: opvatten, beschouwen [als]; do ~ A meldelira B: hij vat A als B op; ~ lo (spr): beschouwen als; do ~ eup fara/lo sener sour (lo is vz en spr): hij beschouwt haar als zijn zuster; (vgl) do ~ eup lo terat pûl ki (lo is dt bij objectief add): hij beschouwt haar als erg dom.

obléskre-erros:: {A} misverstand.

obléskros:: {A} opvatting; fitfara kost ~: naar mijn mening/idee.

oblet:: {S} ouwel.

Obliy-Sinto-Mariy:: {G} (dorp; gemeente Sinto-Slef).

OB Nânkos TC:: {N} (onroerendgoed-exploitatiemaatschappij te Gret); .

Obrekt ef Helmy:: {G} (dorp; gemeente Manes-Puriy).

Obrekt ef Lôbâ:: {G} (dorp; gemeente Manes-Puriy).

Observations in Spocanian:: {N} (jaarlijkse uitgave met artikelen gebaseerd op de lezingen gehouden tijdens het Congres voor Spokanistiek (elk jaar in mei in Asjetto); .

obula:: {I} (Erg) onsterfelijk.

obulate:: {K} vereeuwigen.

obulatos:: {C} vereeuwiging.

Obÿn:: {J}.

Obÿn Šator-Granes-weg:: {W} .

ôc:: {I}

  1. idem, dito;
  2. (vervangt een deel v scheidbare samenstelling als dit herhaald wordt) tyšu-ierquâ ur quft-~: konijnen- en vossenjacht; pear-šupa oft ~-brûe: erwtensoep of [erwten]-stamppot; (ôc kan mv -s krijgen); (vgl) marâs-fotôe ur doffiyn-blakker-ôcs (2 verschillende soorten foto's, uitgedrukt met ur en ôcs): kleuren- en zwart-witfoto's; lurfel-cÿrbatts én câðy-ôc (1 soort voorzieningen, uitgedrukt met én en ôc): restaurant- en cafévoorzieningen; (bij ONscheidbare samenstellingen kan ôc niet gebruikt worden: lardanomit ur sértmit: eet- en zitkamer);
  3. (herhaalt een bv) ef mimpits lelperre kleter caribôsta ur ~ utyketts: de boeken hebben nieuwe kaften en [nieuwe] etiketten.

ocantûm:: {C} reiger (in Spok ihb rode reiger; L. Ardea rubida).

Ocantûm-mirra:: {W} .

oceskiy:: {S} ijzerhard, ijzerkruid (L. Verbena officinalis).

Ochâ:: {F}.

Ochâ-Molza:: {N} (boekhandel in Fonistâ); .

Ochertâ-dôlze:: {C} smient (L. Anas penelope).

Ochertâ-xijera:: {G} (noordkust v Ales); .

Ochestlop::

  1. {F}.
  2. {N} (uitgeverij in Knolbol); .

Ochy:: {M}.

ocirre:: {K} ~ ón (ón is dt/vz): uitwisselen tegen.

ocirros:: {A} uitwisseling.

Ocki:: {G} (riviertje van Krappa-gebergte naar de Mora); ; (DOM 138-139).

Ocki-wâljÿ-weg:: {W} .

Ocki-weg:: {W} .

ocko:: {afk} »ocÿrme-kornin.

oclarese:: {S} (dl= Tjemp/Plefô) brandstof.

O'Connor:: {F} (Eng).

ÔCP:: {afk} »Ôrganisašo furt ef Covent-poiros.

ocÿrma:: {C} gedrag.

ocÿrme:: {Epr} zich gedragen.

ocÿrme-kartafiy:: {mv} »ocÿrme-kornin.

ocÿrme-kornin:: {C; mv= ..-kartafiy} (afk= ocko) Verklaring Omtrent het Gedrag (bewijs van goed gedrag).

oðenšo:: {C} audiëntie.

Oder:: {G} Oder (rivier).

oðerhynna:: {C; mv= ~s} (vrw lid vd »Oðerhynner-orde).

oðerhynnas:: {mv} »oðerhynna.

Oðerhynne-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Mone); .

Oðerhynner:: {N} (Erg kloosterorde); .

Oðerhyzze:: {N} (heilige boom zoals afgebeeld in Spok wapen: met 5 takken, waarvan er 2 naar links en 3 naar rechts wijzen); (ihb: dit wapen zelf).

Oðerhyzze-avenû:: {W} .

Oðerhyzze-hôspitalo:: {N} (ziekenhuis in Hirdo); .

Oðerhyzze-lirrotiy:: {W} .

Oder-mirra:: {W} .

Oder-weg:: {W} .

ôdis:: {C; mv= ôdiyse} stalknecht.

oðiteff:: {I} auditief.

ôdiyse:: {mv} »ôdis.

Odlen:: {J}.

oðolôiy:: {C} audiologie.

Odray:: {M}.

Odray Justa-plep:: {W} .

Oedren:: {F}.

ÔEÐW:: |ôeðEt-we| {N/afk} OESO; »Ôrganisašo furt Ekonomise Ðônosrômos een Weelfa'ecos.

OeFGN:: {afk} »Oepiyre-harbos furt Fa'i, Gÿtliy een Nejô.

oefler:: {C} »Oefler.

Oefler:: {N} »ófler.

•oeg:: {SX} »•óg.

Oeglura-lemnâs:: {N} (grafheuvel; gemeente Opjevu); .

Oelfiy:: |ojelfiy| {F}.

Oemarâ-weg:: {W} .

Oemâve:: {F}.

Oemave-grûmiyl:: {C} "Oemave's vleermuis" (alleen in Krappa-gebergte waargenomen) (L. Myotis oemavii).

Oemerka-weg:: {W} .

Oepiyre-harbos furt Fa'i, Gÿtliy een Nejô:: {N} (afk= OeFGN) "Keuringsdienst voor Vee, Vis en Vlees" (in Gralkrich); .

Oes:: {G}

  1. (rivier van Tuckrâ-meer naar Vÿmpiyass-straat); ; (DOM 164).
  2. (rivier van Kulano-gebergte naar de Berÿmt); .

Oesete:: {M}.

Oes-cliyn-pât:: {W} .

Oes-nurp:: {G} (heuveltop op Krupel-blof-vlakte; 307 m hoog); .

Oes-pônt-weg:: {W} .

Oes-weg:: {W} .

Oeve:: {J}.

Oevyra:: {M}.

of•:: {PX} (geeft versterking) (bijv) hômba/ofhômba: vermoeid/uitgeput; »of-; »af•.

•of:: {SXimpr > vz} (drukt tijd uit); (bijv) furt/futtof: voor (algemeen)/vóór (tijdstip).

óf::

  1. {S} (plant vd russenfamilie, vrnl in samenstellingen als hyg-~ = greppelrus); »Iylmeene-óf.
  2. {PV} (arch); »ófe.

ófât:: {LW} (passieve afleiding v eft; arch) een; (causatief subj) Menda larde ~ slaviyta ef tlôc = (modern) Menda larde-épe, meldelira eft slaviyta, ef tlôc: Menda laat een slavin de giftige zwam eten.

ofcar:: {C} waagstuk.

ofe:: {U} zijn sterkte/nut/kracht tonen.

ófe::

  1. {PV} (passieve afleiding v ef) hij, zij, het, hem, haar; blul keldelije ~: het wordt gebruikt; (causatief) ef lup vende-velp/Jân vende-ófe-velp: het vat loopt leeg/Jân laat het leeglopen; »ef; »•ex.
  2. {PV} (spr/minder formele schr: passieve afleiding v tem/efs) ze, hen; ef korninlots: blul velpelije ~ lendiym: de prullenbakken: ze worden zelden geleegd; (schr: blul velpelije tiymme lendiym). »efs; »tem.
  3. {LW} (passieve afleiding v ef; arch) de, het; (causatief subj) Menda larde ~ slaviyta ef tlôc = (modern) Menda larde-épe, meldelira ef slaviyta, ef tlôc: Menda laat de slavin de giftige zwam eten; »ef.

ofék::

  1. {Aef} gruwel.
  2. {I} gruwelijk.

Ofenhefer:: {F}.

Oferdun:: {F}.

ofeserr:: {C} (alg) officier; ninker ~: subalterne officier (een na laagste officiersrang); hardlap ~: opperofficier (land- en luchtmacht), vlagofficier (marine) (hoogste officiersrangen); .

Ofeserr-weg:: {W} .

offerte::

  1. {K} ~ flj ón rst: iets aanbieden aan iemand.
  2. {Upr} zich aanbieden; aangeboden worden, leverbaar zijn; ef prodûk sen ~ fara belt iyicels ur âs hupster tiyns: het product wordt in kleine en grote verpakkingen aangeboden (is leverbaar); ef âkta sen ~ luft ...: de brochure is verkrijgbaar bij ...; eup sen ~ fara mingatra: ze biedt zich aan als werkster; eup sen ~: ze biedt zich aan als hoer, ze is een hoer.

offertos::

  1. {C} offerte (als document).
  2. {A} aanbieding, aanbod; fara ~: in de aanbieding.

ofhômba:: {I} uitgeput.

ôfim:: {C} duinpan.

Ôfim-mirra:: {W} .

Ôfim-weg:: {W} .

Ôfim-zuft:: {W} .

ofisejo:: {C} loket.

ofiser:: {mv} »ofiss.

ofiss:: {C; mv= ofiser} kantoor, bureau.

ofisser:: {C} klerk, kantoorbediende, medewerker op kantoor.

Ofiss-weg:: {W} .

ófler:: {C} (mythologisch dier dat oa het Spok wapen omflankt: leeuw met vleugels en arendsnavel; kan alleen door een lid vh voldersgilde gedood worden, nl. door de ófler onder te dompelen in een vollerskuip met zeep en vollersaarde; vandaar het rode gildeteken met S (= stotatjen "volder") boven het Spok wapen; zie »Ergemip (hym 654)); »stotatjen; .

ofortâs:: {C} vermogen.

ofortâsiy:: {I} bemiddeld.

ofos:: {C} krachtmeting; zijn sterkte/nut/kracht tonen.

ofprynt:: {C} harde stomp, harde duw.

Ofrek:: {G} (beek; gemeenten Huis en Pacelane); .

oft:: {VG} (uitsluiting) of; Petriy ~ Lerdu arfinecos (mv!): Petriy of Lerdu kan komen; tu stintât eft letra ón Mâx ~ [tu] krÿsât do: je moet Mâx een brief schrijven of hem opbellen.

ôftachare:: {K} doen bedaren, sussen.

ôftache:: {U} bedaren, tot rust komen.

ôftacher:: {A; mv=enk} bedaardheid, bezadigdheid.

ôftachiy:: {I} bedaard, bezadigd.

Oftehynne:: {F}.

Ôftellef-wuma:: {G} (bos; gemeenten Fonistâ en Fraja); .

oftian:: {C} (alg) stadswijk; (his) garnizoensplaats (plaats die ontstond en stadsrechten verkreeg omdat er een kazerne gevestigd was).

Oftian 280:: {N} (winkeliersvereniging in Amahagge); .

oftiane:: {K} inkwartieren.

Oftiane-pât:: {W} .

oftianos:: {C} (personen/leger) inkwartiering; (geografisch) uitbreiding van een stad.

oftian-stamelef:: {C} "wijkafgevaardigde" (afgevaardigde uit een stadswijk in het gemeentebestuur; alle steden met meer dan 200.000 inwoners zijn in dergelijke wijken onderverdeeld, te vergelijken met dorpen); »zeces-stamelef.

Oftian-teatriy:: {N} (theater in Amahagge); .

Ôftiy-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Reo); .

ofuxârt:: {A} hevige smart.

og:: {afk} »ogust.

•og:: {SX.gst} (modaal sx bij enk zinskern) mogen, toestemming hebben om; (bij ontkenning ook) moeten; (bijv) gress nert arfinog: ik mag niet komen; tu nert wempog lo kâ: je moet niet zo zeuren; »•ÿt.

•óg:: {SX.n} (geeft aanduiding v soort/ras/type; bij geografische naam) (bijv) Leidenóg blarâs: Leidse kaas (hoeft echter niet uit Leiden te komen); Opjevuóg blofs: "Opjevu'se" paarden (paarden v bepaald ras, zoals oorspr gefokt in Opjevu; »opjever); (als een geografische naam op -o eindigt, wordt de combinatie -oóg vaak samengetrokken tot -ógg (dus met de klemtoon op de ó); bijv) Kulano/Kulanógg; Hirdo/Hirdógg; (veel geografische namen die gesuffigeerd zijn met •óg zijn deel v eigennaam; in dat geval wordt dit sx gespeld als •oeg; bijv) Šempoeg Fisa-clup: "Šempse Visclub"; Ef Kleter Hirdoegg: "De Nieuwe Hirdo'se [Courant]" (naam ve landelijk dagblad; Hirdoegg is ontstaan uit Hirdoóg).

ogâ:: {VG} (reden; oorzaak) doordat niet, omdat niet; ef ialefs melde jejûn, ~ ef bidala nâzja-fort: de oogsten zijn schraal, doordat het geruime tijd niet geregend heeft; eup rofone, ~ kettelitâ pai Jân enn ef mimpit: zij is boos, omdat Jân haar het boek niet geeft.

Ôga:: {J/M}.

óge:: {K} (alg) aanbieden en adviseren; (ihb) bieden (bij kaartspel).

ogét:: {C} kwast (om muur/plafond te schilderen).

ogge:: {Kpr} zich wreken op.

oggo:: {C} wraak.

oggokinâ:: {SC} wraakzucht.

oggokinn:: {I} wraakzuchtig.

oghertel:: {C} (arch) augustus.

Ôgjeeliy-Kriyst:: {G} (dorp; gemeente Vlel).

ôgjél:: {I} krachtig; machtig; talrijk.

ôgjéle::

  1. {K} sterken, kracht geven.
  2. {Upr} op krachten komen.

ôgjélen:: {C} kracht; fes ~!: vooruit!, ga maar!, kom op! (aansporing om te gaan/iets te beginnen/moed te houden).

ógos:: {C} aanbod met advies.

ogpetare:: {K} ~ flj piti rst: iemand iets influisteren.

ogpete:: {U} fluisteren.

ogpetos:: {C} gefluister.

Ogrist:: {J}.

Ogrist Gajener TC:: {N} (fabriek v verpakkingsmaterialen te Sinto-Leraquen); .

ôgrylmde:: {U} rijden (v schip tegen de wal).

ogu:: {afk} »ogust.

oguhertel:: {C} (arch) augustus.

ogust:: {Cef} (afk= og of ogu) augustus.

ogustina:: {C; mv= ~s} augustines (vrw lid v RK kloosterorde).

ogustinas:: {mv} »ogustina.

ogustino:: {C} augustijn (mnl lid v RK kloosterorde).

Ogustiy:: {N} Augustus (keizer).

Ogust-weg:: {W} .

O'Gylfiy:: {F}.

Oherrðe:: {F}.

oiba::

  1. {I; =vt v litel} minder; gress rinne ~ dus Petriy: ik verdien minder dan Petriy (en we verdienen beiden weinig); (absoluut) mintof ef móns ~ pleko melde fes ef fonis: na de storm ligt er minder zand in de baai (er lag toch al weinig zand); (vgl) kâlt pleko: minder [veel] zand (er lag eerst veel zand); óps melde lef 12 zempers ur ~: ze zijn jonger dan 12 jaar; do rinne 1000 ur ~ herco ri'ef hertel = do rinne 1000 ur ~ ri'ef hertel: hij verdient minder dan 1000 herco per maand; vluf ur ~ (afk= v.u.o.): min of meer; »fet; »litel.
  2. {DT} (achter [geverbaliseerd] add: drukt vk uit) ef hordâ ~ hurons: de minder mooie bloemen; Elsa melde honesty ~ dus Yne: Elsa is minder eerlijk dan Yne; Lerduex ef helten tildare ~ dus Elsaex ef tiyn: Lerdu's gezondheid verslechtert minder dan die van Elsa; ef hordâe ~: het is minder mooi; »terat.

oibacÿrker:: {A; mv=enk} minderwaardigheid.

oibacÿrkiy:: {I; [mv=enk]} minderwaardig.

oibaniy:: {C} ef melde ~: in de minderheid zijn.

oibâniy:: {C} korting; 15% ~ kaf flj: 15% korting op iets; 15% lo ~: 15% korting.

oibevender:: {C} mindere, ondergeschikte (persoon).

o'icrâ:: {I} oker[kleurig].

oimetere:: {K} (obj = persoon) aankleden (kleding aantrekken/aandoen); (obj = kledingstuk) aantrekken, aandoen (v jas); ef sientur ~ sener ûsto: de moeder kleedt haar dochter aan; ef sientur ~ ef kas: de moeder trekt haar jas aan.

oimeteros:: {C} aankleding (v feest ed).

oiyg:: {S} houtskool.

oiyge:: {U} verkolen (tot [houts]kool worden).

ojaber::

  1. {I} misselijk, onpasselijk.
  2. {gst} »ojabre.

ojabrare:: {K} aan het wankelen brengen; destabiliseren.

ojabre:: {U; gst= ojaber} wankelen; op het punt staan om om te vallen.

ojabriy:: {I} (lett/fig) wankel, labiel, onvast, wankelbaar.

ojabriy-muliy:: {I} (alg) topzwaar; (pop) dronken, aangeschoten.

ojap:: {I} onvast (v slaap, karakter); wankelmoedig.

Ojâsner-fôresta:: {G} (groot bosgebied op Zuid-Brÿr); .

ojel:: {C} uil.

ojel-eit:: {C} uilenoog; (vrnl in:) na ~s: met argusogen.

ojel-flyddere:: {C} grasworteluil (nachtvlinder) (L. Apamea monoglypha).

Ojel-fôresta:: {N} (begraafplaats; gemeente Manes-Lašer); .

Ojel-mirra:: {W} .

Ojel-nesta:: {N} (badstrand; gemeente Fjer); .

ojelste:: {K} bestellen.

ojelste-âp:: {I} bestelbaar.

ojelste-tijâ:: {K} afbestellen.

ojelstos:: {C} bestelling; ef prap sÿrte kaf ef ~: aan bod komen.

ojelstos-tijâ:: {C} afbestelling.

ojic:: {I} schitterend, prachtig, luisterrijk; (= »of• + »jikatâ).

Ojic:: {F}.

ôjif::

  1. {Aef} gierigheid.
  2. {I} gierig.

OjU:: {afk} »Ool-jakâms ur Umyns.

ôjÿt::

  1. {Aef} smaak (esthetisch gevoel).
  2. {I} smaakvol, keurig.

OK:: {afk} »otokafter.

ôk:: {afk} »ôktobry.

Okerrtemâ:: {F}.

ôkhertel:: {C} (arch) oktober.

okkleft:: {C} (Erg geestelijke, onder de »partes, die vrnl de Absorptie leidt); »Stûleeos.

okklefte:: {K} verzekeren (zeker maken; verklaren).

okkleftos:: {A} verzekering (zekerheid).

okoðe:: {U} (lett) tuimelen; (fig) vallen (stilte); mislukken (toneelstuk); afgaan (artiest).

okoðos:: {C} mislukking, fiasco; afgang (toneelstuk, artiest).

Okrana-weg:: {W} .

okrech:: {I} spectaculair, zeer opzienbarend.

okrÿm:: {mv} »krÿm.

ôksidere:: |..yje| {U} oxideren.

ôksigena:: {I} zuurstofhoudend, van/met zuurstof.

ôksigenym:: {S} zuurstof.

ôksita:: {I} oxidehoudend, met oxide.

ôksitt:: {S} oxide; (onscheidbaar aangehecht in chemische samenstellingen) aluminymôksitt: aluminiumoxide, aluinaarde.

ôkt:: {afk} »ôktobry.

ôktaviy:: {C} octaaf (muziek).

Ôktaviy-plep:: {W} .

ôktobry:: {Cef} (afk= ôk of ôkt) oktober.

ôktohertel:: {C} (arch) oktober.

ol:: {C} waas.

Ola:: {G} (dorp; gemeente Sinto-Leraquen).

Ola-belt:: {G} (dorp; gemeente Sinto-Leraquen).

Olâf:: {J} Olaf, Olof.

Olâf Jiyl-Metrusse:: {N} (bouwkundig bureau in Fonistâ); .

Olana:: {F}.

olane:: {U} (lett) in balans zijn, in evenwicht zijn, stabiel zijn (niet omvallen).

olaniy:: {I} (lett) in balans, in evenwicht, stabiel; (fig) evenwichtig; uitgebalanceerd.

Olâpba:: |olâppa| {F}.

ôldis:: {C; mv= ~a} brievenbus (op straat).

ôldisa:: {mv} »ôldis.

Old Spocanian Grammar:: {N} (boektitel); .

ole::

  1. {K} (alg) pletten, vlak maken, plat slaan; afvlakken.
  2. {K; vdw= pole} scheren (v heg/struik).
  3. {U} loeien (v sirene ed; NIET v koe).
  4. {U} in elkaar duiken (v persoon).
  5. {Upr} pletten (vlak/plat worden); ef kles sen ~ zjoba groft tiffugs: het gras plet onder zijn voeten.

ôle:: {K} aan elkaar binden, met elkaar verbinden.

Oleema:: {F}.

oleg:: {I} (arch) uitgekozen, uitgelezen.

olegiy:: {A} mip ~: van de beste keuze; wat je het beste kunt kiezen; uitverkoren; kult sectâ melde mip ~!: onze wijn is de beste keuze; er is geen betere wijn dan de onze!

Olevy:: {F}.

Olevy + Gilltâc TC:: {N} (fabrikant van sigaretten en pijptabak te Tunbas); .

Ôle-weg 'kara Trobensta:: {W} .

ôlgt:: {C} plag, zode (gras, turf ed).

olija:: {C/S} elastiek.

olijaiy:: {I} elastieken, van elastiek gemaakt (en rekbaar).

olijaparorr:: {C/S} rubber; elastieken band.

olijaparorriy:: {I} rubberen, van rubber gemaakt.

olijatiy:: {C} (lett) elasticiteit, rekbaarheid.

olijatt:: {I} (lett) elastisch, rekbaar.

olije:: {K; gst= olit} [uit]rekken.

olijos:: {C} [uit]rekking.

olimanna:: {C} inwoner, ingezetene.

olimanna-még:: {C} "bewonersraad" (in Spok: bestuur in een dorp of commune dat verantwoording aan de gemeenteraad schuldig is); »zeces-még; »kents-még.

olit:: {gst} »olije.

Olivier:: {J} (Fra).

Olivy:: {M}.

Oliyi:: {F/M}.

Oliystâ:: {N} (»wegsÿrt langs autoweg M2; gemeente Crânt); .

oljyvo:: {C} olijf.

oljyvojel:: {S} olijfolie.

oljyvo-marâsiy:: {I} olijfkleurig, olijfgroen.

oljyvos-vildul:: {C} olijvenboom.

Oljyvo-weg:: {W} .

ôlkst:: |ôlst| {I} kommerlijk.

ôlkstiy:: |ôlstiy| {A; mv=enk} kommer (armoede).

olla:: {I; vt= vózÿr; ot= trotiy; vk= lâgt; mt= qury} fijn, aangenaam, gezellig; (iro, zelfgenoegzaam) lekker, fraai; ef melde ~ beri [svime]: het is fijn om te [zwemmen]; ~ melde den méte tu: leuk om je te ontmoeten (vaste frase); kirro melde wet ~ kiygt: we zijn weer lekker [te] laat; ~ wónzol meldelira!: lekker weertje! (als het noodweer is).

ollae:: {K} genieten van.

ollâfts:: {I} met genoegen, met plezier.

ôlleâne:: {K} met tegenzin doen/werken.

ollerami:: {I} in een vrolijk geval, als er iets plezierigs gebeurt.

ollstovy:: {C} kermis, lunapark.

ollstovyer:: {C} kermisexploitant.

Ollstovyer-Ququlâ:: {N} "Vereniging van Kermisexploitanten" (in Feuni); .

Ollstovy-pârc:: {N} (naam v diverse grote attractieparken); .

Olm:: {J}.

Ôlm:: {F}.

Ôlmaris:: {F}.

Ôlmeensten:: {F} (Peg).

Ôlmenst:: {F/J}.

Ôlmensten::

  1. {F/J} (Peg).
  2. {N} (voormalige uitgeverij in Lor); .

Ôlmensten TC:: {N} (bierbrouwerij te Kwâg); .

Ôlmer-dunje:: {G} (duintop in Jelðe-duinen; 102 m hoog); .

Ôlmer-fôresta:: {G} (bos; gemeente Nutterkoles); .

Olmes:: {J}.

Olôf:: {F}.

Olonyôs-maklu:: {G} (bosmeertje bij het dorp Hâpyjasta; gemeente Hoggebim); .

olor:: {I} in elkaar gedoken (v persoon); droog en fruitig (smaak v witte wijn: niet zuur of zoet).

olos:: {C}

  1. plat[je] (plat dak); plat voorwerp; stomp[je].
  2. het pletten; het afvlakken.
  3. wals (om te pletten).
  4. (geluid) geloei (v sirene).

olosiy:: {I} stomp (zonder punt: v neus).

olp:: {C} (alg) schurkpaal, wrijfpaal (voor vee); (ihb) stijf/houterig persoon.

OLT:: {afk} »Opper-Liftka Totryfterÿ.

oltake:: {K} [be]studeren; [iets] leren; studie maken van; ef ~ ÿpégen/lângâr: medicijnen/taal studeren.

oltakinn:: {I} wijsgerig.

oltakinner:: {C} wijsgeer, filosoof.

oltakiy:: {C} lessenaar.

oltakiymit:: {C} studeerkamer.

oltakos:: {A} studie; bestudering; (ihb) [muziek]studie (muzikale compositie bedoeld om later uit te werken tot groter geheel); eft ~ furt vjolensell én pjano: een studie voor cello en piano (bij diverse componisten zijn zulke "studies" volwaardige muziekstukken, en zijn ze nooit verder uitgewerkt).

oluqute:: {rs} »oluquy.

oluquy:: {C; rs= oluqute} neef (anders dan zoon v broer/zus).

o-lyk:: {C} (naam vd letter ; in dit woordenboek en verder in het Spokanisch Archief geschreven als ó/Ó); »lyk 2.

olympise:: {I} olympisch (mbt Olympische Spelen).

Olyna:: {F/M}.

Olyna-Kents:: {G} (voormalige Erg commune; gemeente Monanee); .

Olyva:: {M}.

Olyva Hirata-Liskos-plep:: {W} .

om:: {C} (pop/kindertaal) oma.

•ôm:: {SX.zn} industrie•, werk•; (bijv) arânkaôm: industriespoorweg; helbiôm: werkkleding, overall.

oman:: {IIef} Omanitisch (bv).

Oman:: {G} Oman.

Omana:: {Cef} Omanitische vrouw.

Omany:: {Cef} Omaniet.

omâs:: {C} duisternis.

Omâs-plep:: {W} .

Ômass:: {N} (internetcafé in Amahagge); .

omâstâte:: {rs} »omâstây.

omâstây:: {C; rs= omâstâte} film (in bioscoop).

Omâstây-pâs:: {N} "Filmpas" (kortingspas voor bioscoopbezoek); .

omâstây-wulparos:: {C} filmdebuut.

omber::

  1. {C} schaduw; fes ef ~ rifo (vz-uitdr): (fig) onder de rook van (in de nabijheid ve stad).
  2. {Aef} achterdocht.
  3. {I} achterdochtig.

Ômber:: {W} .

Ômber-fes-ef-Fôresta:: {G} (dorp; gemeente Liyrotyka).

omber-kartafiy:: {mv} »omber-kornin.

omber-kornin:: {C; mv= ..-kartafiy} "schaduwbewijs" (iha kopie ve officieel document dat iemand op een veilige plaats moet bewaren, zoals de kopie ve eigendomsbewijs v onroerend goed (het origineel ligt bij een notaris), of de kopie ve kentekenbewijs (het origineel dient de bestuurder bij zich te hebben)); ~ furt ef hormâ-lajjefos: "schaduwbewijs voor de kentekenadministratie" (officiële naam); .

ombersót:: {I} lommerrijk, schaduwrijk.

omber-zop:: {I} schaduwwerpend, schaduwgevend.

ombre:: {K; gst= omp} (lett: hoger zijn zodat de schaduw ervan over iets lagers valt) overschaduwen; (fig) overschaduwen, overtreffen.

ombros:: {A} (fig) overschaduwing, overtreffing.

ômbus:: {C} (arch) omnibus, [auto]bus.

ômdente:: {K} overreiken, toereiken; ter hand stellen.

ômdentos:: {C} terhandstelling, overreiking.

Omeenka-weg:: {W} .

omelech:: {C} wind.

omelech-crâf:: {C} windsterkte, windkracht.

omeleche:: {U} waaien (v wind); (sprkw) ef quÿare mipenn ef ~: de kat uit de boom kijken.

omelech-hyber:: {I} tegen de wind in.

omelechót:: {I} winderig.

omelech-praba:: {C} windrichting (waar de wind HEEN gaat); »omelech-toffik.

omelech-toffik:: {C} windrichting (richting waar de wind VANDAAN komt); »omelech-praba.

omeneé:: {III; =vt v tevi} liever ("meer graag"); gress pliyfone ~ cafer dus miyna: ik drink liever koffie dan thee (maar ik drink het allebei graag; (vgl) gress pliyfone stârt cafer dus miyna: ik drink liever koffie dan thee = ik drink koffie met minder tegenzin dan thee (maar ik drink beide niet graag); »tevi.

oménka::

  1. {Cef} verlatenheid.
  2. {I} verlaten, zonder mensen; eft ~ fabriyk: een verlaten fabriek (niet meer in bedrijf zijnd); eft ~ zeces: een verlaten dorp (niet meer bewoond).

ómer:: {C} zeil (v schip, molen).

ômeren:: {C} industriewezen (alles wat met de industrie te maken heeft).

ómerfâsto:: {C; mv= ..fâstôe; rsmv= ~tt} zeildoek.

ómerfâstôe:: {mv} »ómerfâsto.

ómerfâstott:: {rsmv} »ómerfâsto.

Omeriy:: {F}.

ómerka:: {C} zeilschip.

ómerrif:: {C} zeilmaker.

ómerrifâs:: {C} zeilmakerij.

Omeršiy:: {F}.

Omerstiy:: {F}.

ômfer:: {C} merel (L. Turdus merula).

Ômfer-hoggebim:: {N} "Merellust" (voormalig kasteel in Aflif); .

Ômfer-hoggebim-mirra:: {W} .

Ômfer-mirra:: {W} .

Ômfer-plep:: {W} .

ômhûls:: {C; mv= ~en} gewaad; [deftig] kledingstuk.

ômhûlsen:: {mv} »ômhûls.

omi:: {C} gebak, cake, taart.

ômicleh:: {S} ochtendnevel (boven moeras/weiland).

omiftsâ:: |..fsâ| {I} onwelwillend.

omittus:: {mv} »mittus.

ommon:: {I} stotend (lett); gebroken (stem); schril (tegenstelling).

ommone:: {K} verstoten.

ommonecole:: |ommnecole/regelm.| {E} stoten.

ommonecoliy:: |ommnecoliy/regelm.| {C} stoot, duw.

ommon-kolini:: {C} steen des aanstoots.

ommon-zru'on:: {C} presÿr ~: gewone sidderrog (L. Torpedo nobiliana).

omóts:: {mv} »móts.

omp:: {gst} »ombre.

ômpac:: {C} manier; quista ~s: goede manieren (gedrag).

•ompiy:: {SX.gst} (vraagsx in functie v bezield obj) wie?, welke?; tu di métompiy?: wie zal jij ontmoeten?; eup ef pûps lorertompiy?: welke poesjes heeft ze gekocht?; do linne, gress chaquintompiy hols: hij vraagt met wie ik gisteren gesproken heb.

ômpste:: |ômste| {U} zich vermeien.

Omvâs:: {G} (riviertje van Azÿ-gebergte naar de Hildi-fonis); .

Omvâs-mittor:: {G} (kleine waterval in de Omvâs; gemeenten Kros en Trejasu); .

ón:: {VZ/DT} (markeert echo, tenzij deze zinskern is) aan, tegen, tot; gress kette ef mimpit ~ Petriy: ik geef het boek aan Petriy; ik geef Petriy het boek; do nert pjôle ~ gress: hij praat niet tegen me; ef nert melde ~ tu: dat is niets voor jou; dat is aan jou niet besteed; ef mimpit nert melde ~ tu: het boek is niet voor jou [bedoeld/bestemd] (de spreker is niet van plan om het boek te geven); ef melde olla ~ do: dat is fijn voor hem (met de nadruk dat dit de mening vd spreker is; vgl »armt b.); (ón ..., gecombineerd met een plaatsbepaling) voor je neus; vlak voor je; blul texôtalije dôe kaf ef mirra ~ kirro: hij werd voor onze neus [op straat] neergestoken; ef mimpit melde kaf ef kelbra ~ tu: het boek ligt voor je neus op tafel; »lilepiy; »piti.

ÔN:: {afk} »ôapuqu-naliycos.

Ona:: {G} (riviertje van Ziffon-gebergte naar Sinto-Merlen-meer); .

onâfxu:: {I} brutaal.

onba:: {C} herenboer; grootgrondbezitter.

ondro:: {C} gloeilamp.

ondro-ðé-gre-lelder:: {C} bajonetfitting.

ondro-lelder:: {C} fitting, lamphouder.

Ôndul:: {N} (fabriek van golfplaten te Mollefin); .

O'Neill:: {F} (Eng).

Onent:: {G} (stad in Jelafo).

onést:: {C} "mondsjaal" (sjaal die een Erg geestelijke om zijn mond gebonden krijgt als hij het Absorptie-ritueel leidt); »Stûleeos.

Oneta:: {G} (stad in Kina).

Oneusÿrt:: |oneusŸrt| {G} (stad in Ben).

Onisim:: {J} (Rus).

ôniyk:: {C} wederdienst; folarra ~?: hoe kan ik dat goedmaken? (als reactie op bewezen hulpvaardigheid).

Ônks:: {G} (dorp; gemeente Oneusÿrt).

ônlets:: {mv} »ônlett.

ônlett:: {C; mv= ônlets} omelet (eiergerecht met groente).

online:: {I} online; (meestal als samenstelling) eft online-misan: een online-winkel.

•onn:: {SXimpr > vz} (drukt richting uit); (bijv) blef/blefonn: achter; kaf/kafonn: op, over/bovenop (richting).

ónnafy:: {I} misselijk[makend], walgelijk; do melde ~ šadoriy: hij is walgelijk rijk.

Onneck:: {F}.

onô:: {C} kabbelend golfje.

onomastiyc:: {C} naamkunde.

onones:: {C} blacroelira ~: kruipend stalkruid (L. Ononis repens); giffelira ~: kattendoorn (L. Ononis spinosa).

Onôs:: |onos| {Gmv} (rivier van Azÿ-gebergte naar de Plafotô); ; (DOM 100).

Onôs-pônt-weg:: {W} .

ónsiyn:: bij zich (= »ón + »•siyn); (meestal met lelperre) gress nert lelperre ef pâs ~: ik heb geen paspoort bij me.

On Spocanian traces:: {N} (tijdschriftartikel); .

ont:: {C} gloed.

ôntare:: {E} in orde zijn, niets mankeren.

onte:: {U} gloeien.

ônte:: {E} vrijuit gaan, onschuldig zijn.

ôntjiyc:: {I} lastig, vervelend.

ontroâ:: {C; rs= ~t} matras; ef prap binde zléf ef ~: aan het ziekbed gekluisterd zijn.

ontroât:: {rs} »ontroâ.

ônulliy:: {C} dobber, drijver (v hengel); ef koldre ef ~ furt flj: (fig) een gooi doen naar iets.

On variable word order in Spocanian:: {N} (tijdschriftartikel); .

oofe:: |wofe| {K} bewerken (v grond).

oofiy:: |wofiy| {C} karaf.

Oofo:: |wofo|

  1. {F}.
  2. {G} (stad in Ziyp).

Oofo-Bloi:: |wofo-..| {G} (dorp; gemeente Moninaa).

Oofo-mirra:: {W} .

oofos:: |wofos| {C} bewerking, het bewerken (v grond).

ool:: {S} olie.

oola:: {I} oliehoudend, met/van olie.

oolare:: {U} [met] olie stoken; eft ~lira fradâs: een stoomlocomotief die met olie gestookt wordt.

oole:: {K} oliën; doorsmeren (v auto).

Ool-jakâms ur Umyns:: {N} (afk= OjU) "Olievelden en Mijnen" (branchevereniging voor de olie- en kolenwinningsindustrie; in Mollefin); .

Ool-kah:: {W} .

ool-lâc:: {S} olieverf.

ool-latimissis:: {C} zwartgroene glibberzwam (L. Leotia atrovirens).

Oolmerater:: {F}.

Ool-mirra:: {W} .

oolos:: {C} het oliën; doorsmering, doorsmeerbeurt (v auto).

Ool-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Milbo); .

ool-platirane:: {rsmv} »ool-platiranu.

ool-platiranu:: {C; mv= ..-platiranûe; rsmv= ..-platirane} olieverfschilderij.

ool-platiranûe:: {mv} »ool-platiranu.

ool-prâvôs:: {C} smeerwortel (L. Symphytum officinale).

ool-taris:: {C} boortoren (om olie uit de grond te halen).

Ool-taris-weg:: {W} .

Ool-terf:: {W} .

Ool-weg:: {W} .

ool-zeff:: {C} peilstok (voor olieniveau in motor).

ool-zolle-sÿrt:: oliedepot.

Ool-zolle-sÿrt::

  1. {W} .
  2. {N} (handel in stookolie in Amahagge); .

ool-zvellemissis:: {C} groene glibberzwam (L. Leotia lubria).

oôntaratjen:: {C} geneesheer.

oôntare:: {U} geneeskunde beoefenen; diagnose stellen; ziekte vaststellen.

oôntare-stâgos:: {C} "geneeskunde-voorstelling" (gegeven door rondtrekkende kwakzalvers, waarzegsters en andere kermisgasten, hoogtepunt eind 19e eeuw, vgl Amerikaanse medicine shows); ; (DOM 87-88).

oôntaros:: {A} diagnose, vaststelling van een ziekte.

oônte:: {U} genezen, beter worden; ~ rifo flj: genezen van iets (ziekte ed).

Oopare::

  1. {G} (stad in Ben).
  2. {N} (Bergparel-B&B in Oopare); .

Oopariy:: {N} (»šarkdomenn bij Crobela; district Ben); .

op:: {C} (pop/kindertaal) opa.

opala:: {S} opaal (materiaal).

Opala-mirra:: {W} .

ôpalef:: {C} overvloed.

ôpalefer:: {A; mv=enk} overvloedigheid.

ôpalefiy:: {I; [mv=enk]} overvloedig, volop, rijkelijk.

opaliy:: {I} opalen, van opaal gemaakt; met opalen bezet.

opaliyn:: {C} opaal (steen); voorwerp van opaal gemaakt.

ôpall:: {C} braspartij; drink- en eetfestijn.

Ôpall:: {G} (dorp; gemeente Floma).

opanot:: {mv} »panot.

opârg:: {C} originaliteit.

opârga:: {C} inboorling, inlander; autochtoon.

opârgiy:: {I} origineel (bv); autochtoon (bv).

Oparigel:: {F}.

opast:: {C} (lett/fig) vertakking; (ihb) delta (v rivier); (fig) tak; ~ rifo jaðo: zenuwstelsel.

ópðae:: {I} (dl= Liftka) onbewolkt, wolkeloos.

opðent:: {C} (Erg) preek; religieus getinte toespraak.

Opeck:: {F}.

Ôpeftâ:: {F}.

opera:: {C} opera; .

Opera-mirra:: {W} .

operašo:: {C} operatie (militair).

Ôperdenšiy:: {G} (dorp; gemeente Moques).

operett:: {C} operette.

Operhenyll:: {F}.

o-pira:: {C} (naam vd letter Ô); »pira.

ôpiy:: {I; [mv=enk]} grazig.

ópiyðe:: {C} keuring (v producten).

ópiyr:: {C} (alg) nauwgezet onderzoek, nauwgezette controle; (ihb) keuring (v personen: voor militaire dienst ed).

ópiyrare:: {K} keuren (v personen: door bedrijfs-/legerarts).

ópiyre:: {K} (alg) keuren.

ópiyr-grup:: {C} lichting (soldaten).

ópiyros:: {C} (alg) keuring, het keuren.

ôpjecc:: {C} (alg) object; (taalk) lijdend voorwerp, object.

ôpjekteff:: {I} (taalk) objectief, wat betreft het object.

opjever:: {C} (kostbaar bruin rijpaardenras, oorspr uit fokkerij te Opjevu).

Opjevu:: {G} (stad in Renô); (DOM 127).

opjÿg:: {vdw} »opjÿge.

opjÿge:: {K; vdw= opjÿg} exploiteren, ontginnen, rendabel maken.

opjÿgos:: {C} exploitatie, ontginning; colonjerÿ ~: kolonialisme (neutraal); vgl »toopjÿgos.

Ôply:: {N}

  1. (vrw personificatie vd Overvloed); .
  2. (restaurant in Trondom); .

ôplybâr:: {S} (speciaal soort vette boter in het voorjaar).

Ôply-mirra:: {W} .

Ôply-missis:: {C; mv= ~a} presÿr ~: gewone hertenzwam (L. Pluteus atricapillus).

Ôply-missisa:: {mv} »Ôply-missis.

Ôply ur Eunnes:: {N} (groente- en fruitkwekerij in Xalâs); .

opôrto::

  1. {C} glaasje port (wijn).
  2. {S} port (wijn).

ôportunesmiy:: {SC} opportunisme.

ôposišo:: {C} oppositie (ook: deel vd volksvertegenwoordiging dat niet meeregeert).

opp:: {C}

  1. woestijn; zandvlakte.
  2. (arch) »opper.

oppelepe:: {III} grotendeels, voor het grootste deel.

opper::

  1. {Aef} oosten; armt ~: in het oosten; armt ~ fes (vz-uitdr): in het oosten van; Hirdo armt ~ = armt ~ fes Hirdo: in het oosten van Hirdo; »wefot.
  2. {I} oost[elijk].
  3. {VZ} (plaats) ten oosten van; ~ Hirdo: ten oosten van Hirdo.

Opper-Bloi TC:: {N} (grote verzekeringsmaatschappij te Gret); .

Opper-Brÿr-Lÿnts TC:: {N} (afk= OBL) "Oost-Brÿr-lijnen" (particuliere spoorwegmaatschappij in Jareucâ); .

Opper Canazâ-wuma:: {G} (bos; gemeente Fach); .

Opper-capû:: {N} (vuurtoren; gemeente Edprof); .

Opper-câx:: {W} .

Opper-Cheetucjâ:: {G} (rivierarm in de Cheetucjâ-delta); .

Opper-Cheetucjâ-fonis:: {G} (kleine inham bij de Cheetucjâ-delta); .

Opper Clamiða-wuma:: {G} (bos; gemeente Sinto-Manta (LA)); .

Opper-Coett:: {G} (zijriviertje vd Berÿmt); .

opper-cušennt:: {C} Turkse lelie (L. Lilium martagon).

Opper-Drâmp-wuma:: {G} (bos; gemeente Conityje); .

Opper Driysty-pât:: {W} .

Opper-Eka:: {W} .

Opper Energiy-weg:: {W} .

Opper Engerr-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Leeserf); .

Opper Ertos:: {W} .

Opper-Fetu:: {G} (zijriviertje vd Fetu); .

Opper-Gerf-nes:: {N}

  1. (camping; gemeente Reven-Paille); .
  2. (pension; gemeente Reven-Paille); .

Opper-Girdes:: {G} (oefengebied vd Luchtmacht); .

Opper-gmolt:: {G} (rivierarm in de Plafotô-delta); .

Opper-Gÿrt-mirra:: {W} .

Opper-Hâgtâsa:: {G} (nauwe zeestraat tussen het eilandje Hâgtâs en het vasteland v Liftka; feitelijk onderdeel vd zeestraat Ef Moefiy); .

Opper Hâgtâs-pônt:: {N} (verkeersbrug over de Opper-Hâgtâsa; gemeenten Sinto-Manta (LA) en Sweinô); .

Opper Halepoes-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Halepoai); .

Opper-Hârða-fôresta:: {G} (bos; gemeente Akâm); .

opperiy:: {I} (uit landen ten oosten v Spok, maar binnen Europa); westers; uit de oude wereld.

Opper-Jiynk:: {G} (beek; gemeenten Mena en Tona a/e Grât); .

opper-ka'en:: {C} sikahert (L. Cervus nippon).

Opper-kah:: {W} .

Opperkanas:: {G} (dorp; gemeente Kurriy).

Opper Keldus-weg:: {W} .

Opper-Kjoep:: {G} (riviertje van Hajega-gebergte naar de Kjoep); .

Opper-klarbÿr:: {W} ; (DOM 208).

Opper-klóta:: {G} ef ~: het Oostblok.

Opper Koern:: {W} .

Opper Korda:: {N} (Erg kerk in Amahagge); .

Opper Korda-mirra:: {W} .

Opper-Krappa:: {G} (rivier van Krappa-gebergte naar Krappa-meer); .

Opper-Krur:: {W} .

Opper-Kryobiy:: {W} .

Opper Kryobiy-weg:: {W} .

Opper Kryos-plep:: {W} .

Opper-Lâes-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Flo); .

opper-lango:: {VZrs} (richting) ten oosten langs; kirro ufire ~ Hirdoe: wij rijden ten oosten langs Hirdo; wij rijden Hirdo aan de oostkant voorbij.

Opper-Laperiy-lirrotiy:: {W} .

Opper Lebet-mirra:: {W} .

Opper Leije:: {G} (rivierarm; gemeente Balier); .

Opper Lerescô-wuma:: {G} (bos; gemeente Totiarofe-Lerescô); .

Opper-Liftka Totryfterÿ:: {N} "Opper-Liftka Pakhuisonderneming" (in Hoggebim); .

Opper-lirrotiy:: {W} .

Opper Lofipana-mesâ:: {G} (bos; gemeente Troebasÿrt); .

Opper Mârket-mirra:: {W} .

Opper Milt-plep:: {W} .

Opper-mirra:: {W} .

Opper Môras-kah:: {W} .

opper-ovap:: {III} aan de oostkant.

Opper-ovap-plep:: {W} .

Opperpâdra:: {G} (dorp; gemeente Yzo).

Opper Palamiy-fôresta:: {G} (bosgebied in de Krappa-vallei); .

Opper Pitla-pôlder-weg:: {W} .

Opper-Prek-fôresta:: {G} (bos; gemeente Hafonis); .

Opper-Priyfiy-fôresta:: {G} (bos; gemeenten Doe en Mena); .

Opper Prusot-mirra:: {W} .

Opper-quiyrda:: {N} (regionaal ochtenddagblad in Ben en Renô, en op Teujan en Brÿr); .

Opper Raðo:: {N} (afk= Opra) "Oost Radio" (regionale radio-omroep voor Pegrevië); .

Opper-Râne:: {G} (zijrivier vd Klinnÿr); .

Opper Rônter-weg:: {W} .

Opperseert-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Jejoa); .

opper-šefc:: {C} (afk= OŠe) oosterlengte.

Opper-siyclo:: {W} .

Opper Slit-mirra:: {W} .

Opper-Spooksoliy Kelte-smurf:: {N} (afk= OSKS) "Oost-Spokanische Boerengeld" (voormalige bank te Mollefin); .

Opper-Strettka:: {N}

  1. (veerdienst); .
  2. (stoomveer); .

Opper Tâlp-weg:: {W} .

Opper Taris-terf:: {W} .

Opper Terpa-mirra:: {W} .

Opper-Timôr:: {G} Oost-Timor.

Opper-toffik:: {N} (biermerk uit Liyrotyka); .

Opper Uza-bonarô:: {W} .

Opper-Wefot-Yplemerôsta:: {N} (afk= OWY) (voormalige spoorwegmaatschappij); .

opper-wertlane:: {I} oosters (ten oosten v Europa).

opper-wertlaner:: {C} oosterling (Aziaat).

opper-zârer:: {C} (bewoner v Brÿr; evtl ook vd oostkust v Liftka).

Opper-zee:: {G} Oostzee.

opper-zutter::

  1. {Aef} zuidoosten; armt ~: in het zuidoosten; Hirdo armt ~ = armt ~ fes Hirdo: in het zuidoosten van Hirdo.
  2. {I} zuidoost[elijk].
  3. {VZ} (plaats) ten zuidoosten van; ~ Hirdo: ten zuidoosten van Hirdo.

Opper Zuykena-weg:: {W} .

Opra:: {afk} »Opper Raðo.

•ôps:: {SX.vz} (gereduceerde vorm v óps; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) (bijv) ónôps = ón óps: aan hen; 'karaôps = helkara óps: naar hen [toe].

óps:: {PV; 1niv-3mv-mnl/ntr} zij, hun, hen; ~ zerfe Petriy: zij zien Petriy; Petriy zerfe ~: Petriy ziet hen; ~ Petriy = Petriy ur ~: Petriy en zijn gezin (indien er buiten P. nog meer mnl personen deel v zijn gezin uitmaken: P. heeft dus minstens één zoon); ~ Elsa = Elsa ur ~: Elsa en haar gezin; (als soort add bij familietitel) ef ~ walers rifo Petriy: zij, de zonen [en dochters] van Petriy; zij, de zoon en dochter van Petriy; gress nert tiffe ef ~ vilt ne'âma freras: ik ken hen, jouw broers, niet; »ne'âma; »•ex.

ópsene:: {U} (verbale afleiding v óps) ef ~: zij zijn het; dat zijn zij; kost freras ~: dat zijn mijn broers [en zusters]; dat zijn mijn broer en zuster; kost ~lira freras: zij, mijn broers [en zusters]; zij, mijn broer en zuster; ef ~, té cÿrtirât (enk!): ZIJ moeten helpen; kost ópsenor ÿksanuters: zij, mijn vroegere buren; (algemene bewering) ef meraters ~ beri ÿrôme hups: de man is er om hard te werken; (arch: met object) ef ~ sener tubôsz: zij met/en hun vrouw[en].

ôpservatorym:: {C} observatorium; (ihb) sterrenwacht.

ôptiker:: {C} opticien (in Spok: gediplomeerd persoon met hbo-opleiding).

ôptimesmiy:: {SC} optimisme.

ôptimistise:: {I} optimistisch.

opygtuh:: {SC} tegenspoed.

oquarre:: {K} ~ flj ón rst: iemand iets kwalijk nemen.

oquarros:: {A} dat wat je iemand kwalijk neemt.

Oqula:: {F}.

oqulme:: {K} uitkammen (doorzoeken).

oqulmos:: {C} uitkamming, het uitkammen (doorzoeking).

•or::

  1. {SX.wst > adjectivisch vdw} (bij trans ww: vdw bepaalt oorspr obj) ef bytor hurt: de geslagen hond; (bij intrans ww: vdw bepaalt oorspr subj) ef vreéðor stûdents: de geslaagde studenten; ef arkettor 'nin: het meisje dat gehuild heeft.
  2. {SX.wst > add} (met idiomatische betekenis) (bijv) vobare/vobaror: vormen/beschaafd; blôfe/blôfor: [af]zakken/asociaal; (zie de desbetreffende lemma's).
  3. {SX.zn > add} (samen met px »lâ•).

Ora:: {M}.

•ora:: {SX > c} voorbij; weggetrokken; niet meer aanwezig (v donderbui/dreiging/persoon ed).

oracha:: {C} uitstaande melde (plant) (L. Atriplex patula).

oracliy:: {C} orakel.

oraliy:: {I} oraal.

Orana:: {M}.

Orana-fôresta:: {G} (bos; gemeente Knolbol-belt); .

Orana-knurfel:: {G} (riviertje van Azÿ-gebergte naar Ef Laboh); .

Orana-riffô:: {N} "Orana-bron" (herberg bij Adûskorda); .

Orana-staðon:: {N} (voetbalstadion bij Knolbol); .

Orana-weg:: {W} .

Orana-wik:: {N} (openluchtzwembad; gemeente Blumarr); .

Orange:: {N} (voormalige internationale internetprovider); .

oras::

  1. {III}
    1. (als bepaling bij intrans ww dat weersgesteldheid of menselijk gedrag uitdrukt) erg, hevig, hard; ef omeleche ~: het waait hard; ef kôbo nÿle ~: de zon schijnt fel; kirro obezjere ~: we lachen luid;
    2. (samen met ki: versterkende bepaling bij add) zeer, erg, hevig; eft ~ graviy ki moplariy: een zeer ernstig ongeluk; eup melde ~ slamestiy ki: ze is heel erg beleefd; (oras is sterker dan terat);
    3. (algemene versterking) erg; ef supsiðiy nestiye ~: de subsidie is erg/hard nodig;
    4. (versterkende bepaling bij vt) veel; eft ~ hupster terat sért: een veel groter huis.
  2. {DT} (achter [geverbaliseerd] add: drukt ot uit) ef hordâ ~ hurons: de mooiste bloemen; vilt mirs melde mintepot ~: jouw haar is het langst; groft sért hordâe ~: zijn huis is het mooist.

orasten:: {C} hevigheid.

orât:: {mv} »ret 2.

ôrbe:: {K} walgen van.

ôrbos:: {C} walging.

ordytliyx:: {C} verstekeling.

O'Reesh:: {F} (Eng).

orefaniâ:: {C; rs= ~t} zwembad (openbaar/in de natuur).

Orefaniâ-nûrcus:: {N} (voetveer op de Leije); .

Orefaniâ-plep:: {W} .

orefaniât:: {rs} »orefaniâ.

orefante:: {U} zwemmen, baden (in open water).

oregann:: {S} (als specerij) oregano; presÿr ~: wilde marjolein (L. Origanum vulgare).

orenpel:: {gst} »orenple.

orenple:: {K; gst= orenpel} voelen (vrnl lett: met zintuigen waarnemen).

orenplos:: {C} gevoel.

ôressért:: {C} kazerne.

ôresta:: {C; mv= ~s} soldate, vrw soldaat; »ôrešy.

ôrešy:: {C} (alg) soldaat; presÿr ~: soldaat 2e klasse (luchtmachtrang); hupster ~: grote groene sabelsprinkhaan (L. Tettigonia viridissima); .

Orešy:: {F}.

Ôrešy-agens:: {Gmv} (akkerbouwgebied; gemeente Amejo); .

Ôrešy-âskân:: {G} (dorp; gemeente Amejo).

ôrešy-doazôler:: {C} zwarte soldatenvlieg (L. Hermetia illucens).

ôrešyšy:: {C} militaire colonne; (=red); »ôrešy.

Ôrešy-weg:: {W} .

ôrešy-xôlah:: {C} legerkorps.

ôrfdrôg:: {I} ongelukkig (mens, liefde); (= »ûrf + »drôg).

Ôrfoes:: {N} Orpheus.

Ôrfoes-mirra:: {W} .

organ:: {C} orgel.

ôrganesmiy:: {C} organisme.

ôrganisašo:: {C} organisatie (met de nadruk op het bedrijf/instelling/instituut); »vlazzos.

Ôrganisašo furt ef Covent-poiros:: {N} (afk= ÔCP) "Organisatie voor het Kloosterleven" (behartigt en coördineert de commerciële belangen v kloosters, zoals pension-accommodatie voor gasten; in Tunbas); .

Ôrganisašo furt Ekonomise Ðônosrômos een Weelfa'ecos:: {N} (afk= ÔEÐW) Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).

ôrganise:: {I} organisch.

ôrganiseratjen:: {C} organisator.

ôrganisere:: |..ÿje|

  1. {K} organiseren.
  2. {Upr} georganiseerd zijn; ef kurahendros sen ~ quista: het evenement is goed georganiseerd.

organmerr:: {C} organist.

ôrgano:: {C} orgaan.

ôrge:: {I} (pop) snugger.

ôrgec:: {I} bedreven, ervaren; ~ luft (vz-uitdr): bedreven in, ervaren in.

ôrgidé:: {C} orchidee.

ôrgiy:: {C} orgie.

orgt::

  1. {Aef} nijd; sterke haat.
  2. {I} haatdragend; vol nijd.

origiy:: {C} oorsprong; mip ~: oorspronkelijk; ef buros lelperre eft velk neknôf ~: de oorzaak van de brand is nog onbekend.

origiy-toquankaÿ:: paaftor ~ (afk= POT) beschermde oorsprongsbenaming (BOB) (officieel keurmerk).

Orion:: |orjon| {N} Orion (sterrenbeeld).

Orion-ka:: |orjonka| {N} (veerboot); .

•ôrm:: {SX.c > c} •bord, •opschrift, •wijzer; (bijv) kûfôsôrm: verkeersbord.

orore:: {K} [af]zagen.

orore-cor:: {K} om[ver]zagen.

ororos:: {C} gezaag, het zagen; zaagsnede.

ororÿne:: {K} afzagen; in stukken zagen.

orp:: {I} plechtig.

Orpellut-fonis:: {G} (kleine inham bij de Cheetucjâ-delta); .

orpoe:: {rs} »orpoi.

orpoi:: {C; rs= orpoe} plechtigheid.

Ôrs:: {J}.

ort::

  1. {C/S} (plantennaam, ihb in de samenstelling fors-~ = kikkerbeet); »orter.
  2. {VZ} (betrekking) voor, pro; kirro melde ~ ef demokrašo: we zijn vóór de democratie; we staan achter de democratie; ~ ef ûqu ef: erop of eronder (fig).

ortâc:: {C} beet.

ortare:: {K} (alg) snakken naar.

orte:: {K; vdw= porte} bijten.

ortelira:: {III} ~ fes (vz-uitdr): belust op.

orter:: {C} »hâpyja-orter.

ortiy:: {I} snerpend (pijn).

ôrtografise:: {I} orthografisch.

ôrtolôiy:: {C} orthologie.

ortos:: {C} gebijt, het bijten.

Ôrvo:: {J}.

Ôrvo Jâstiy-mirra:: {W} .

orycc:: {C} wees[kind].

orycc-kas:: {C} colbertjasje.

Orycc-pât:: {W} .

Oryccseert:: {N} (rangeerterrein in Bôrâ); .

Oryccseert-arâbe:: {W} .

Oryccseert-lirrotiy:: {W} .

Oryccseert-mirra:: {W} .

Oryccseert-plep:: {W} .

Oryccseert-terf:: {W} .

Oryccseert-weg:: {W} .

oryccsért:: {C} weeshuis; ef wente ef ~: de boel op stelten zetten.

Ôrympiy:: {F}.

Ôrympiy-mirra:: {W} .

Ôrympiy-plep:: {W} ; (DOM 211).

Ôrÿr-mirra:: {W} .

os::

  1. {VZ} (betrekking) ondanks; ~ ef vrust óps flecse strâ: ondanks de vorst stoken ze nog niet; ~ mittof = ~ kâ: desondanks.
  2. {VG} (positieve toegeving; arch) ondanks dat, hoewel, ofschoon; »taufen.

•os:: {SX.wst > c/a}

  1. (een zn op •os drukt nooit de feitelijke handeling vh ww uit (hiervoor dienen l•os of ÿ•os); (vgl) ef pâtos kaf ef argerat: het geklop op de deur (met de gedachte aan het geluid dat dit kloppen teweegbrengt); Petriyex ÿpâtos: het geklop van/door Petriy (met de gedachte aan de handeling die P. verricht); ef lardaos rifo ef belps = ef belpsecÿr lardaos: het voederen van de dieren (met de gedachte aan het voedsel); ef belp-gertex ÿlardaos: het voederen door de dierenoppasser (met de gedachte aan de handeling die de oppasser verricht); ef telebôsecÿr kainos: de vernieling van de telefooncel (de cel bevindt zich in vernielde staat);
  2. (veel afleidingen op •os zijn gelexicaliseerd: ze drukken vaak het resultaat vh ww uit) ôspsage/ôspsagos: optellen/optelling, opgeteld bedrag; šégge/šéggos: zegelen/zegel[afdruk];
  3. (soms is de relatie tussen ww en zn minder hecht) axe/axos: hakken/bijl; farte/fartos: lopen/cursus; skreje/skrejos: gillen/sirenegeloei; envane/envanos: opeisen/overwicht;
  4. (met •os kan soms een vdw vermeden worden) ef lecuma, zlânk (vdw!) lef qurredla = ef lecuma lef qurredla-zlânkos: de met gif bespoten groente;

(zie verder desbetreffende lemma's); »ÿ•os.

Osagenis:: {F}.

ošann:: {C} oceaan.

ošanografos:: {C; mv= ~z} oceanograaf.

OŠe:: {afk} »opper-šefc.

Ôsel:: {F}.

ošém:: {I} goed gelukt; geslaagd, succesvol.

ôsemah:: {I} aantrekkelijk.

ošéme:: {U} geslaagd zijn, succesvol zijn; succes boeken.

osk:: {C} gewoonte, gebruik.

oskare:: {K} ~ [beri/den]: gewend raken om/aan.

oske:: {K} ~ [beri/den]: gewend/gewoon zijn om/aan.

oskiy:: {I} gewend, gewoon; gewoontegetrouw.

ôskiye:: {I} ongebruikelijk, zonder dat het de gewoonte is.

OSKS:: {afk} »Opper-Spooksoliy Kelte-smurf.

osksompiy:: {I} welvoeglijk.

Ôslo:: {G} Oslo.

Ôslo-mirra:: {W} .

ošo:: {I} nat.

ošoe:: {U; gst= ošo[t]} nat zijn.

ósoe:: {K; gst= ósot; vdw= póso} aandrijven (machine).

ósoe-crâf:: {C} drijfkracht.

ósoe-spil:: {C} [aan]drijfas.

ósoe-zeff:: {C} drijfstang.

ošo-fendy:: {S} melkeppe (plant) (L. Peucedanum palustre).

ošo-klesjumper:: {C} kustsprinkhaan (L. Chorthippus albomarginatus).

Ošo Mazyll-pât:: {W} .

ósoos:: {C} aandrijving.

ošot:: {gst} »ošoe.

ósot:: {gst} »ósoe.

ôsp:: {VZ} (betrekking) en, plus (bij optellen); dur ~ ten kette hent: drie plus twee is vijf.

ôsp.:: {afk} »ôspsagiy.

Os pipar:: {N} (boektitel); .

ôspsage:: {K} optellen.

ôspsagiy:: {I; [mv=enk]} (afk= ôsp.) totaal; ef ~m 12 kûraters: de in totaal 12 kunstenaars; furt ~ effers 200 tiyns: in totaal zo’n 200 stuks.

ôspsagos:: {C} optelling, het optellen, opgetelde bedrag.

osquðe:: {E} rondtrekken (met een bepaald doel).

oss:: {I} karig.

Ossagenis-plep:: {W} .

•ôsta:: {SX.c > mv v •os; •oh; •uh} (bijv) ojelstos/ojelstôsta: bestelling/bestellingen; kostoh/kostôsta: geest/geesten; duh/dôsta: gebaar/gebaren.

ósta:: {I} sarcastisch.

ostâf:: {C} »ostrâf.

ostal:: {C} »ostral.

ostaliatan:: {I} »ostraliatan.

oste:: {K} (dl= Tigof/Lomky) afdoen, afzetten (kleding, hoed ed).

óste:: {Krs} »óstre.

osteolôiy:: {C} osteologie.

óster:: {gst} »óstre.

ostinÿre:: (= ostinÿrre) {K} verbrassen.

ostinÿros:: (= ostinÿrros) {A} verbrassing.

ostinÿrre:: {K} »ostinÿre.

ostinÿrros:: {A} »ostinÿros.

ôstommente:: {U} »ôstrommente.

óstos:: {A} »óstros.

ostrâf:: {C} veer (v metaal).

ostral:: {C} (pop) stakker, zielenpoot.

ostraliatan:: {I} zielig, aandoenlijk.

ostralyja:: {IIef} Australisch (bv).

Ostralyja:: {G} Australië.

Ostralyja-mirra:: {W} .

Ostralyjana:: {Cef} Australische vrouw.

Ostralyjany:: {Cef} Australiër.

óstre:: {Krs; gst= óster} ondermijnen.

ôstrommente:: {U} van belang zijn.

óstros:: {A} ondermijning.

ostryja:: {IIef} Oostenrijks (bv).

Ostryja:: {G} Oostenrijk.

Ostryja-mirra:: {W} .

Ostryjana:: {Cef} Oostenrijkse vrouw.

Ostryjany:: {Cef} Oostenrijker.

Ostuca-pârc:: {W} .

ošume:: {K} ~ lo: beoordelen als; (vaak in vraag: mening hebben over iets) vinden; tu ~cco kost musts?: hoe vind je mijn schoenen?; gÿrs ~ jazy?: wat vindt u ervan?.

ošumos:: {A} beoordeling.

Ošyff::

  1. {G} (dorp; gemeente Crobela).
  2. {N} (Bergparel-hotel in Grotjagt (Crobela)); .

Ošyff-Froemiy:: {N} (voormalig šarkdomenn bij Staef); .

Ošyff ur Teta:: {F}.

•osz:: {SX.a > mv v •os} (bijv) obléskros/obléskrosz: opvatting/opvattingen.

ot:: {S} roet.

•ot:: {SX.c > rs v •os} (bijv) ojelstos/ojelstot: bestelling.

•ót:: {SX.c/s > add} vol van/met; voorzien van/met; •rijk (bij stoff minder productief dan bij concr); (bijv) prusot/prusotót: rivier/rijk aan rivieren; doorsneden met rivieren; pleko/plekót: zand/vol zand; zanderig; »•sót.

•ótâ:: {SX.gst} (vraagsx) hoeveel keer?, hoe vaak?; tu quarderótâ ef koifur?: hoe vaak ga je naar de kapper?; do errótâ?: hoe veel keer heeft hij zich vergist?; do linne, gress dena mimpit trempótâ: hij vraagt, hoe vaak ik dat boek gelezen heb.

Otaniy:: {F}.

Otânocki:: |otânôki|

  1. {F}.
  2. {N} (vuurtoren; gemeente Lift); .

otariy:: {C} altaar.

ótauc:: {C} bestanddeel, ingrediënt.

ótek:: {I} vrijgevochten.

ôtel:: {I} hachelijk, netelig, gewaagd.

Oten:: {F}.

otistise:: {I} autistisch.

ôtlass:: {gst} »ôtlazre.

ôtlaz•:: {wst} »ôtlazre.

ôtlazre:: {Krs; gst= ôtlass; wst= ôtlaz•} bestrijden; (= »ô• + »tlazre).

ôtlazros:: {C} bestrijding.

otlôg:: {I} (arch/poe); »otlôgt.

otlôgt:: {I} wild, woest.

otlôgte:: {U} verwilderen.

otlôgtiy:: {I} (alg) verwilderd.

otlôgtos:: {C} verwildering.

oto:: {C} auto[mobiel].

oto•:: {PX} automatisch; machinaal, machine•; (bijv) stinde/otostinde: schrijven/typen; •rater/otorater: •man/robot; »oto-.

oto-belasto:: {C} rijles.

otoer:: {C} autodealer, autohandelaar (v nieuwe auto's).

oto-fradâs:: {C} trekker (trekkend deel v vrachtautocombinatie); .

oto-gaza:: {S} LPG, autogas.

otokafter:: {C} »Otokafter.

Otokafter:: {N} (afk= OK) postgiro (sinds 1974 beheerd door de PTT; in 1998 gewijzigd in een "echte" bank); »BenCôm.

oto-lenker:: {C} automobilist.

otomat:: {C} automaat.

otomatisašo:: {C} automatisering (in gebruik nemen v computers).

otomatise:: {I} automatisch.

otomatisere:: |..ÿje| {K} automatiseren.

otomatiseros:: {C} (alg) automatisering.

oto-mirra:: {C} autoweg (elke weg waarop langzaam verkeer verboden is).

Oto-mirra:: {W} .

Otomitt:: {N} (grootste autoverhuurbedrijf in Spok); .

oto-nûrcus:: {C} autoveer.

otoôm:: {C} geautomatiseerde industrie, fabriek waar alles geautomatiseerd is (bijv robotten die een auto in elkaar zetten).

otôp:: {C} schuur.

oto-póntel:: {C} tankstation, benzinepomp (verkooppunt v brandstof, met extra auto-service, zoals kleine reparaties, doorsmeren, onderdelenverkoop ed).

oto-pra:: {C} richtingaanwijzer (op auto).

ôtoquak:: {I} onkwetsbaar.

Oto-Qur:: {N} (autoverzekeringsbedrijf in Fonistâ); .

otôr:: {C} auteur, schrijver.

otôra:: {C} schrijfster.

otorater:: {C} robot.

Otoraters: côlegjes oft cônkuratjens?:: {N} (titel ve rapport); .

otoriterr:: {I} autoritair (bv).

otoritiy:: {C} autoriteit.

oto-rozjep:: {C; mv= oto-ûrozjep} stuurwiel.

Otôr-plep:: {W} .

otôsâ:: {C} bos, bundel.

otosért:: {C} (iro: huis[houden] waarin overmatig veel elektrische apparaten aanwezig zijn).

oto-sért:: {C} kampeerauto, camper, motorhome; .

oto-siyclo:: {C} autobranche.

ôtosmatjen:: {C} slijper (iemand die stenen/diamanten slijpt).

ôtosme:: {K; gst= ôtoss} slijpen, scherp maken; ~-tûe ef knyfos!: geef 'm van katoen!; zet 'm op!.

ôtosmos:: {C} geslijp, het slijpen.

ôtoss:: {gst} »ôtosme.

otóstare:: {K} spioneren.

otóste:: {U} spieden.

otóster:: {C} spion.

otóstezerfi:: {C} spionnetje (spiegel aan raam); buitenspiegel (v auto).

otostindatjen:: {C} typist.

otostindatjena:: {C} typiste.

otostinde:: {K} typen, machineschrijven.

otostinde-cfoliy:: |cvo..| (= otostinde-cvoliy) {C} velletje schrijfmachinepapier; ~s (mv): schrijfmachinepapier.

otostinde-cvoliy:: {C} »otostinde-cfoliy.

otostinder:: {C} schrijfmachine.

ototariy:: {C} autotelefoon.

oto-tâx:: {C} "autobelasting" (geheven bij de aankoop ve nieuwe auto gebruikt voor privé-doeleinden); .

oto-tegnicy:: {C} autoreparateur, automonteur.

ototo:: {C; =red v oto} file (v auto's); »oto.

oto-treno:: {C} autotrein.

oto-ufire:: {U} autorijden; eup affionnose ef ~: ze houdt van autorijden.

oto-ûrozjep:: {mv} »oto-rozjep.

Oto ur Ÿrlat:: {N} "Auto en automobiel" (museum in Aflif); .

otozolle-nota:: {C} (afk= OZN) (bankrekening waarvan de periodieke posten automatisch worden afgeschreven).

oto-zyle-vâliy:: {C} racecircuit (auto's).

oto-zylos:: {C} autoracen.

ôtre:: {K; gst= ôtt} (lett) afbrokkelen; (fig) tornen.

otrefare:: {Kpr} zich verzetten tegen.

otrefe:: {E} opgang vinden; opkomen.

otreff:: {C} schoffel (tuingereedschap).

Otreff:: {G} (dorp; gemeente Reven).

Otreffa-clamiða:: {G} (his: voormalig moerasgebied langs de Reven-fonis); .

otreffe:: {K} schoffelen.

otreffos:: {C} het schoffelen; schoffelwerkzaamheden.

ôtrert:: {C} (pop) oploop, relletje, opstootje, straatruzie.

ôtros:: {C} afbrokkeling.

Otryff:: {F}.

ôts:: {I} (lett/fig) stekelig.

otse:: {III} ~ noi! = ~ noft!: welnee!; niet waar!; ~ siy!: welja!; wel waar!; ~ rof: nietwaar (vind je ook niet?) (ter verkrijging v bevestiging vh voorafgaande).

•ott:: {SX.add > add} (drukt een toename uit) (bijv) ef rofonos merater/ef rofonosott merater: de boze man/de steeds bozer wordende man; ef hupster pôrafÿ/ef hupsterott pôrafÿ: de grote armoede/de alsmaar groter wordende armoede; de voortdurend toenemende armoede; Petriy melde stryniyott: Petriy wordt steeds stugger; ef wónzol tinde hordâott: het weer blijft steeds mooier worden; »•ûte.

ôtt:: {gst} »ôtre.

Otto:: {J} (Dui).

Ottosson:: {F}.

otûse:: {U} spoken (op zee).

otûser:: {C} woelige zee.

otÿ:: {C} zuster, verpleegster, verpleegkundige (vrw).

otÿe:: {K} verplegen.

otÿer:: {C} broeder, verpleger, verpleegkundige (mnl).

otÿeren:: {C} ziekenverpleging.

Otÿ-mirra:: {W} .

otÿsért:: {C} verpleegtehuis.

Otze:: |odze| {F/J/M}.

oume:: {K} ontvluchten.

oûs:: {C} kelk, beker, glas; do pliyfone jazy sener ~z: hij lust wel een glaasje; aftel tu zerfe ef ~ hôsill/hôskâf?: kom je bij mij/ons een glaasje drinken?.

outisa:: {S} havermout.

output:: |ottput| {C} output.

ovap::

  1. {Cef} zijde, zijkant; fes ef ~: aan de zijkant; ef melde kaf ef ~: het is van de baan; mip ef ~ rifo (vz-uitdr): van de kant/zijde van (fig).
  2. {I} opzij, terzijde; ~ yss [dus]!: ga eens opzij!.

ovap-•:: {PX.pv-1niv > III} •zijds; voor zover het ... betreft; (bijv) ef ovap-do hupster môntyosz = ef hupster môntyosz ovap-do: de zijnerzijds grote problemen; de problemen die voor zover het hem betreft groot zijn.

ovapa:: {III} van opzij, terzijde.

ovape:: {K} partij kiezen voor; staan achter.

ovapiy::

  1. {I} zijdelings.
  2. {VZ} (betrekking) naast (fig); stus chaquinde kusami pegreviy ~ spokânda: men spreekt hier naast het Spokaans ook Pegrevisch.

ovap-mirra:: {C} ventweg (parallelweg langs een hoofdweg).

Ovap-mirra:: {W} .

ovapnolac:: {C} zijspan (aan motorfiets); .

ovap-omelech:: {C} zijwind; fes ~: met zijwind.

ovapos:: {C} het partij kiezen voor; solidariteit.

ovap-perdÿr:: {III} van weerskanten; beiderzijds; »ovap-•.

Ovap-Plafotô:: {G} (rivierarm in de Plafotô-delta); .

Ovap-terf:: {W} .

Ovap-utfiniy:: {W} .

ovapÿr:: {I} zijwaarts.

ovap-ÿrra:: {C} zijtak (v spoorlijn, rivier ed).

ovariy:: {C} eierstok.

óvén:: {I} sjofel.

Oveo:: {G} (stad in Bloi).

Oveo-lirrotiy:: {W} .

Oveo-mirra:: {W} .

overcho:: {C} neerslag (regen, hagel ed).

overšare:: {K} medelijden hebben met.

overšiy::

  1. {Aef} medelijden; ef ~ armt rst: medelijden met iemand; ef ~ lef flj: medelijden met iets.
  2. {I; [mv=enk]} vol medelijden; medelijden tonend.

oves:: {C} (dl= Lomky) schaap (ntr), ooi (vrw schaap).

Ovezynte:: {N} (eerste sage die in 1712 als muziekdrama in Hirdo opgevoerd werd; drama heette »Hyra Liskos).

Ovjaliy-weg:: {W} .

Ovoeta:: {F}.

Ovrayll:: {J} (Peg).

Ovrest-plep:: {W} .

OWY:: {afk} »Opper-Wefot-Yplemerôsta.

ôx:: {C; mv= ax} os (gecastreerde stier).

ôx-ingocher:: {C} biefstukzwam (L. Fistulina hepatica).

oxodde:: {K} bepleiten.

oxoddos:: {A} bepleiting; fara ~ (afk= f.o.): bijvoorbeeld.

ôx-rôgtiyn:: {C} ossenhaas.

Ôx-wagen:: {G} (dorp; gemeente Frâk).

oÿss:: {I; =ot v ubâfta} [het] echtst, allerergst; ~ hupster: allergrootst (sterker dan ot: hupster oras); »ubâfta.

Ozaneto armt ef Leije:: {G} (stad in Ziyp).

Ozaneto armt ef Prek:: {G} (stad in Jelafo).

Ozaneto-helmy:: {G} (grot; gemeente Glave); .

oze:: {K} ~ tu flj: [met klem] wijzen op iets; gress ~ Jân tu groft perkefôsta: ik wijs Jân [met klem] op zijn verplichtingen.

Ozerte:: {N} (camping; gemeente Quober); .

Oziy:: {G} (dorp; gemeente Aschen).

Oziy-weg:: {W} .

Ozjâgty:: {N} (kasteelruïne; gemeente Krappa); .

OZN:: {afk} »otozolle-nota.

Ozora-plep:: {W} .

Ozora-siyclo:: {W} .

Ozÿ-fonis:: {G} (nauwe inham in zuidkust v Kina bij Poriy); .

ozymk:: {mv} »zymk.

ozyr:: {C} (arch); »ozyrr.

ozyre:: {K} bieden; bod doen; gress 10 herco ~ ón do: ik bood hem 10 herco.

ozyre-kaf:: {K} opbieden.

ozyros:: {C} bod.

Ozyrpo:: {N} (internetveiling); .

ozyrpóbare:: {K} veilen; per opbod verkopen.

ozyrpóbaros:: {C} veiling.

ozyrr:: {C} pacht; (oorspr rs v »ozyr).

ozyrrkette:: {K} verpachten.

ozÿrtiy:: {C} manchet; kraag; revers.

ozÿrtiy-ômfer:: {C} beflijster (L. Turdus torquatus).

Ozÿ-ses:: {G} (meer in Lamk-gebergte; district Kina); .

Ozÿ-woedenns:: {Gmv} (steile zuidkusten v Lomky); .

Ozzepiyle:: {F}.

ozzûp:: {C} goede naam/reputatie.

ozzûpe:: {U} goede naam/reputatie hebben.

Ozzûpiyle:: {F}.

Ozzûpiyle-plep:: {W} .

 

© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands

DICTIO