Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans

Spokaans—Nederlands     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 

Nederlands—Spokaans     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
 

e:: (naam vd letter E) e {C}.

eau de cologne:: âlkool-mrunala {S}, Kojelen-knurfel {S}.

eb:: (=laag water) eba {C}, tûgtjek {C}.

ebbenhout:: ebja {S}; van ~ gemaakt (ebbenhouten): ebjiy {I}.

ebbenhouten:: (van ebbenhout gemaakt) ebjiy {I}.

echelon:: in het hogere ~: fes ef hardlap terat teps.

echo:: (alg) eggo {C}; (terugkaatsing: geluid) kafmabysos {C}; (=weerklank/galm) palletariy {Crs}.

echoën:: (terugkaatsen: v geluid) kafmabyse {U}; (=weerklinken) palletariye {U}.

echt::

  1. (volgens de waarheid) ubâfta {I; vt= stôt; ot= oÿss; vk= fsoliy; mt= gloert}; bâfta {I} (arch);
  2. (in werkelijkheid) crulabiy {I}, real {I}; hij hoeft het écht niet te doen: do noi perke ki beri paine ef crulabiy;
  3. (=origineel) opârgiy {I}; als ~ verklaren (ondertekenen): ÿrûše {K};
  4. (=eigenlijk: toegeving) jazy {III};
  5. niet ~ (quasi/namaak•): to• {PX.zn/add}; (prod bij zn:) boter/margarine (= niet echte boter): bâr/tobâr; vader/stiefvader: follus/tofollus; (minder prod bij add:) dood/schijndood: koffon/tokoffon; (bij add liever •erÿ:) beleefd/niet echt beleefd: slamestiy/slamestiyerÿ; (als het gebruik v to• om de een of andere reden niet gewenst/mogelijk is, kan lo {I} worden gebruikt:) een niet ~ vriendelijke (schijnvriendelijke) man: eft lo piaquan merater.

echtbreuk:: mariy-gien-vassos {A}.

echtelijk:: mariyte {I}.

echter:: tejÿ {III}.

echtgenoot:: (=gemaal) <mariant {C}; (echtgenoot ve familielid; spr) •-mari {SX.c > c}; mijn dochter en haar man: kost ûsto-mari; hun kleindochter en haar man: hift nennðe-mari.

echtgenote:: (=gemalin) marianto {C}; (echtgenote ve familielid; spr) •-mari {SX.c > c}; mijn zoon en zijn vrouw: kost waler-mari; hun kleinzoon en zijn vrouw: hift tôgt-mari.

echtpaar:: marianten {C}.

echtscheiding:: mariiy'ass {C; mv= mariiy'aster}, idemarianos {A}.

economie:: ekonomiy {SC}; zie ook Economie in .

economisch:: ekonomise {I}.

econoom:: ekonomer {C}.

ecosysteem:: ekojeren {C}.

Ecuador:: Ecadôr {G}.

Ecuadoriaan:: Ecadôro {Cef}.

Ecuadoriaans:: (bv) ecadôr {IIef}; ~e vrouw: Ecadôra {Cef}.

eczeem:: (=uitslag) natriyc {S}.

edel:: (voortreffelijk in zijn soort: metaal/diersoort ed) yfla {I}; (=hoogstaand) yrsmÿriy {I}.

edelgas:: yflogaza {S}.

edelhert:: hupster ka'en {C} (L. Cervus elaphus).

edelman:: knitega {C}.

edelmetaal:: yfloja {S}; van ~ gemaakt (edelmetalen): yflojiy {I}.

edelmetalen:: (van edelmetaal gemaakt) yflojiy {I}.

edelmoedig:: yflatiy {I}.

edelspar:: yfloðôle {C} (L. Abies procera).

edelsteen:: yflonini {C/S}; van ~ gemaakt, met ~ bezet (edelstenen): yflonite {I}.

edelstenen:: (van edelsteen gemaakt) yflonite {I}.

edelvrouw:: knitya {C; mv= knityas; rs= knityte}.

edict:: edycc {C}.

editie:: (druk: totaal vd exemplaren ve publicatie dat in één keer gedrukt en uitgegeven wordt) tokabiÿ {C}; (aflevering: keer dat een periodiek gehouden evenement ed plaatsvindt; ve tv-serie ed) episoðiy {C}; »druk A.3; »uitgave.

educatief:: qummertariy {I}.

eed:: jusem {C}, ÿðe {C}; een ~ afleggen: ef promise eft ÿðe.

eekhoorn::

  1. (zoogdier) agrén {C} (iha de Europese bruine ~) (L. Sciurus vulgaris);
  2. (vlinder) agrén-flyddere {C} (L. Stauropus fagi).

eekhoorntjesbrood:: nutâ-chént {C} (L. Boletus edulis).

eelt:: iyns {S}.

Eems:: (Duitse rivier) Ems {G}.

een::

  1. (onbepaald lw)
    1. (alg) eft |voor d, ð en t: eftiy/et| {LW};
    2. (passieve afleiding) ófât {LW} (arch); (causatief subj:) Menda laat ~ slavin de giftige zwam eten: Menda larde ófât slaviyta ef tlôc = (modern) Menda larde-épe, meldelira eft slaviyta, ef tlôc.
  2. (tw: één)
    1. ér {TW}; één voor één: ér ef ére; één van mijn vrienden: ér mip kost frints = kost frintser ére (arch); ~ dezer dagen/jaren: effer tof/zemper;
    2. (nominalisatie) ére {C/Aef; mv=enk}; de/het ene: ef ére; het ene en het andere: ef ére ur ef lelpirutt;
    3. (bv) ene: ér[e] {II}; (ére is emfatischer dan ér; ér wordt voorafgegaan door een aw:) deze ene boom: lelmo ére vildul; de ene X en/na de andere: ef ér X ur ef lelpirutt.
  3. (idioom) ~ of ander (=enig/een enkel): eftofpira {OV} (enk); ken je ~ of ander sprookje?: aftel tu tiffe eftofpira cofðiy?; het ~ en ander [volgens] (zoals hier besproken is): fitfara painelira [âfry]; ~ en al: zarôpip {I}, real {I}; in één en hetzelfde huis: fes ef monta sért; (lett/fig) één worden: zusle {U; gst= zuss}; tot één geworden: zuslor {vdw}.

eenaprilgrap:: aprila-plyt {C}.

eencellig:: érseliy {I}.

eend:: (ntr) ÿndre {C} (L. Anas); wilde ~: dôlze {C} (L. Anas platyrhynchos); (mnl: =woerd) našôc {C}; (vrw) peca {C}.

eendenkuiken:: (tam: =pul) cucc {C}.

eender:: loiy {I}; een ~e ... als: eft loiy ... lo; ik heb een ~e broek gekocht als jij aan hebt: gress eft loiy bof lorerde lo tu lelperre-armt; hij leest een ~ boek als ik: do trempe eft loiy mimpit lo gress (dwz met dezelfde titel, NIET hetzelfde exemplaar).

eendracht:: (=samenwerking) érÿrôm {C}.

eendrachtig:: (=eenparig) érÿrômiy {I}.

eenentwintig:: erg-heferg {TW} (=14+7); sekkÿ {TW}; (sekkÿ wordt niet in samenstellingen gebruikt).

eenheid:: (v maten/getallen; als één geheel gezien) klóta {C}; een ~ tussen A en B: eft érmiyp yargeloh A ur B.

eenheidsbeleid:: klóta-aupross |-wup..| {C; mv= ..-auprâ}.

eenhoorn:: érhôrna {C}.

eenjarig:: érzemperiy {I}.

eenmaal:: (=eenmalig) jot {I}; dat is nu ~ zo (daar helpt geen moedertje lief aan: uiting v berusting): pica melde martel ur flecs melde kjupt.

eenmalig:: (=eenmaal) jot {I}.

eenmansactie:: mainâkšo {C}.

eenoog:: (=cycloop) siyklopiy {C}.

eenparig:: ÿrlikjakarsiy {I}; (=eendrachtig) érÿrômiy {I}.

eenpersoonskamer:: een ~: eft ér-kanas mittus.

eenrichtingverkeer:: hennloin-kûfôs {C}.

eens::

  1. (=binnenkort/spoedig) zôft {III; vt= wânta; ot= bent}; ik wacht al een uur, ~ moet hij [toch] komen: gress quÿe pip lóf ér zurtarr, zôft do arfinât;
  2. (op een keer: zowel in de verre toekomst als in het verleden) érpâf {III}; we zullen ~ (wanneer dan ook) verhuizen: kirro sértaraves érpâf; ik heb het boek [ooit] ~ gelezen: gress ef mimpit trempe érpâf; (in sprookjes) er was ~ een koning ...: érpâf eft jabâr meldo ...; »nu;
  3. (overeenstemming in idee) het ~ zijn met: vone {Kpr}; het ~ zijn met iets (zich vinden in iets): tijâÿtine flaju {K}; het ~ worden met: vonare {Kpr};
  4. (verzachtende modaliteit) (belofte/verzoek:) fiy {III; mv=enk}; (toegeving:) jazy {III}; ik zal 't ~ doen: paine gress ef fiy; lees dit ~: trempe-tûe fiy; ik ga ~ even kijken waar hij blijft: zerfe gress jazy, ÿr do mrâtare; jazy zerfe gress dus, ÿr do mrâtare; eerst maar ~: raliy fiy; kom eerst maar ~ met een concreet plan: arfine-tûe raliy fiy lef eft cônkrett plan.
  5. (versterkende modaliteit) niet ~ (zelfs niet): calyje noi; ik mag niet ~ lachen!: gress geldre beri obezjere calyje noi!; ik weet niet ~ of hij komt: gress nert tiffe jazy, âl do arfine;
»nu; »wel B.6.

eensgezind:: érmiyp {I}.

eensgezindheid:: érmiyp {Aef}, zuslos {A}.

eensklaps:: (=opeens) plirtof {I}, chorda {I} (poe/dl= Liftka).

eenstaart:: gele ~ (vlinder): ularâfe-flyddere {C} (L. Drepana binaria).

eenstemmig:: gei-pretšÿriy {I}.

eenstemmigheid:: gei-pretšÿr {C}.

eentalig:: érmuxiy {I}.

eentonig:: medliy {I}; ~ geluid (dreun): rômme {S}.

eentonigheid:: medler {C}.

een-twee-drie:: (als de wiedeweerga) letterâs {III}; je moet ~ naar bed!: tu slapelsatât letterâs! (als aansporing, vrnl tegen kinderen).

eenvormig:: gei-quzÿriy {I}.

eenvormigheid:: gei-quzÿr {C}.

eenvoud:: (=simpelheid) simpel {C}.

eenvoudig:: (=simpel) simpla {I}; (=matig/sober) poriy {I; [mv=enk]}; (zonder hulpmiddelen) tyng {I}.

eenwording:: (fig) zuslos {A}.

eenzaam::

  1. (geestelijke afzondering) sôlitar {I};
  2. (=alleen) mainkelot {I}, main• {PX};
  3. eenzaam/afgelegen||druk bezocht/goed te bereiken: kynne {Iid}; .

eenzaamheid:: sôlitariy {A; mv=enk}.

eenzelfde:: »zelfde.

eenzelvig:: quandromainkelt {I}.

eenzijdig:: érovapiy {I}.

eer:: (zn) éra {C}; met ~ (eervol): luft/lef éra.

eerbaar:: (=kuis) kuss {I}.

eerbewijs:: quiqua {C}.

eerbied:: (gevoel v bewondering/verering) zuðekmtâ |M| {SC; rs= zuðekmtât}; (hoogachting) ér {SC}; (=ontzag) pagiyry {Aef}; ~ hebben voor; met ~ behandelen (eerbiedigen): hântefe {K}.

eerbiedig:: (met hoogachting) ériy {I}; (met ontzag) pagiyry {I}; ~e behandeling: hântefos {C}.

eerbiedigen:: (ontzien) pagiyrte {K}; het ~ (eerbiediging): pagiyrtos {A}; (met eerbied behandelen; eerbied hebben voor) hântefe {K}.

eerbiediging:: (het eerbiedigen) pagiyrtos {A}.

eerbiedwaardig:: pagiyry-âp {I}.

eerder::

  1. (=vroeger: dan het moment dat de spreker op het oog had) wânta {I; =vt v zôft}; hij komt ~/vroeger dan ik verwacht heb: do arfine wânta dus gress dôxo; morgen zullen we ~/vroeger opstaan dan vandaag (maar dit tijdstip kan best nog láát zijn): mas levere kirro wânta dus lelmo tof; [nog] niet ~: noi kva (het is nog nooit voorgekomen); (ook bij vergelijkingen:) het bestuur is ~ tegen de benoeming dan ervoor: ef lydos melde wânta ûqu ef fesperkošos dus ort ef; ~ zijn dan (lett: vóór zijn): furte {K};
  2. (van te voren) blûmt {VZ}; hij heeft het paard geslacht, dat hij drie dagen ~ gekocht had: do ki ef aerrf vlemóte, do lorerdo té dur terrats blûmt ef.

eergevoel:: éracentos {C}.

eergisteren:: hols-kura {III}.

eergisterochtend:: (4-11 uur) hols-kura-gurt {C}.

eerlijk::

  1. (alg) honesty {I}; (=sportief) tuffes-eitiy {I}; ~ zijn: honestye {E}; zo ~ zijn als goud: ef lelperre eft tjiyk nurp; het verbaast me ~ gezegd: ef kafsÿrte gress fes honesta; ~ gezegd, ...: honesty, ...;
  2. eerlijk||oneerlijk: séqurt {Iid}; .

eerlijkheid:: honesta {C}.

eerst::

  1. (pas) amiði {III};
  2. (vóór alles) raliy {III}; ~ nog: velk raliy; éérst wil ik hem spreken (voordat er andere dingen gebeuren): gress chaquintavy raliy piti do; we moeten ~ nog boodschappen gaan doen: kirro perke beri pónze lebetjusz velk raliy;
  3. [het] ~ (vóór alles; in eerste instantie): bent {I; =ot v zôft}; als ~e: fara bent; Lerdu is de ~e kandidaat (die zich vóór alle evtl andere kandidaten aanmeldt): Lerdu melde ef bent ifâm; ~ moet je de afwas doen en dan mag je spelen: bent tu toknufÿât ur dus tu merrog; éérst wil ik hem spreken (voordat er andere dingen gebeuren); ik wil hem het ~ spreken (eerder dan een ander hem spreekt): gress chaquinde bent piti do; voor het ~: furt bent;
  4. (nummer 1) értef {TW}; Lerdu is de ~e kandidaat (nr.1 in een telsysteem, bijv degene die de meeste stemmen heeft behaald): Lerdu melde ef értef ifâm;
»dan 1; »eens 4.

eerstvolgende:: (wat het eerste komt) bentarfinelira {II}; (aanstaande) arfinn {II} (afk= arf.); (wat volgt op iets dat reeds geweest is) sompat {I}; ze hebben de ruzie de ~ dag bijgelegd (de dag die op de dag met ruzie volgt): óps ef gurnus nânce ef sompat tof; je moet de ~ bus nemen (de bus die NA deze bus komt): tu puttât ef sompat gerlas.

eertijds:: (héél lang geleden) plastiy {I}.

eervol:: (met eer) luft/lef éra {C}.

eerzaam:: (=fatsoenlijk) néruvva {I}; (=braaf) vyrtosiy {I}.

eerzucht:: jésleniy {A; mv=enk}.

eerzuchtig:: éraiy {I}, jéslen {I}; overmatig ~ persoon ("streber"): gissramyt {C}, ðéer {C}.

eetafdeling:: (in Spok huis: deel vd keuken waar gegeten wordt) lardeskô {C}.

eetbaar:: lardamiy {I}.

eetfestijn:: drink- en ~ (braspartij): ôpall {C}; openbaar ~ (op marktplein waarbij alle boeren uit de omgeving een bijdrage leveren): leferakânukér {C}.

eetgelegenheid:: lurfe-feslosos {C} (lett: horeca waar je een maaltijd kan nuttigen; ambtelijke term); zie ook Eetgelegenheden in .

eethoek:: (in Spok huis: deel vd keuken waar gegeten wordt) lardeskô {C}.

eetkamer:: lardanomit {C}.

eetlepel:: (maateenheid bij recepten: 15 ml) leftel {C} (afk = lft); ca. 2 ~s bloem: pl. 2 lft môl.

eetlust:: (trek) braos {C}, larde-ÿtin {C}.

eetzaal:: (in een tehuis ed) lardeskô {C}.

eeuw:: pÿr {C}; [gedurende] de gehele ~: pÿrpip {III}; volgende/komende ~: ef pirpÿr {C}; in/gedurende de 16e ~: fes/lóf pÿr 16; halverwege de achttiende ~: holfplepiy pÿr erg-fâr; een achttiende-eeuws huis: eft sért lÿ pÿr erg-fâr.

eeuwenlang:: pÿrsot {I}.

eeuwenoud:: pÿrkar {I}.

eeuwig:: pÿriy {I}; »voortdurend.

eeuwigheid:: pÿr-tiyn {C}.

•-eeuws:: een achttiende-eeuws huis: eft sért lÿ pÿr erg-fâr.

Efesiërs:: (bijbel) Efezjers {N} (afk= Efe).

effect:: (alg) efecc {C}; (aandeel: geld) fôrmler {C}; nuttig ~ (rendement): iyc-quglos {A}; handelaar/makelaar in ~en: qurs-gvârcer {C} (iro).

effectief:: (uitwerking hebbend) ludi {I}.

effen:: (kleur) trótiy {I; [mv=enk]}; (=vlak/egaal) kerp {I}; (vlak) mâdriy {I}; ~ maken (lett): mâdriye {K}.

effenen:: mâdriye {K}.

efficiënt:: efišenta {I}; ~ te werk gaan (zijn tijd goed gebruiken): hurte {U} (arch).

eg:: hervy {C}; (in Peg) rârmta |M| {C; rs= rârmtat}.

egaal:: (=vlak/effen) kerp {I}.

egel:: plos {C; mv= plosz} (L. Erinaceus europaeus) (Spok variëteit met iets stompere neus en langere oren: "Atlantische egel" = L. Erinaceus atlanticus).

egelboterbloem:: zvâmp-tarrðe {C} (L. Ranunculus flammula).

eggen:: fûrtibje {K; gst= fûrtipp}; het ~: fûrtibjos {C}.

ego:: (het ik-zijn) gresseros |gess..| {A}.

egoïsme:: (=zelfzucht) quandroproba {C}.

egoïstisch:: quandroprobiy {I}.

Egypte:: Egypp {G}.

Egyptenaar:: Egypann {Cef}.

Egyptisch::

  1. (zn: taal) egypos {C};
  2. (bv) egypp {IIef}; ~e vrouw: Egypana {Cef}.

egyptologie:: egyptolôiy {C}.

egyptologisch:: egyptologise {I}.

egyptoloog:: egyptolôche {C}.

EHBO:: écÿrlum {C} (eig afk v értef cÿrtiyr luft moplariys: eerste hulp bij ongelukken); (écÿrlum: gezien als Spok organisatie) EECŸRLUM {N}.

ei:: tustu {C}.

eicel:: tustu-sel {C}.

eidereend:: éder {C} (L. Somateria mollissima).

eierdopje:: tustu-kronâm {C}.

eiereneten:: dat is het hele ~: mittof melde ef knociys fes ef frotiyn.

eierplant:: (=aubergine) beringel {C}.

eierragout:: tustu-sôsa {S} (trad Spok gerecht op Tigof en Lomky).

eierstok:: ovariy {C}.

eigen:: (zelf) ðÿr {II}, dres {II}.

eigenaar:: (=bezitter) spâklân {C}; een ~ van iets: eft spâklân ón flaju (ón is vz).

eigenaardig:: mentsiy {I; [mv=enk]}, nittôpiy {I; [mv=enk]}, turrtâ {I}.

eigenaardigheid:: nittôpiy {Aef}.

eigendom:: (juridisch) egen {C}; (=bezit[ting]) spâkelak {C; mv= spâkelâke}; in ~ van: fes egen rifo; het gebouw is in ~ van de gemeente: ef huflif melde fes egen rifo ef zomar.

eigendunk:: achômm {Aef}; met ~; ~ hebbend: achômm {I}.

eigengemaakt:: ðÿriff {I}.

eigenhandig:: (=eigenmachtig) ðÿr {I}.

eigenlijk:: (echt: toegeving) jazy {III}; (zoal, in feite) cÿrlÿo {III}; ~ niet (toch niet): liyche {III}; ~ niet (feitelijk niet): noi cÿrlÿo.

eigenmachtig:: (=eigenhandig) ðÿr {I}.

eigennaam:: dres-quanka {C}.

eigenschap:: egetiyn {C}; (soms ook:) lelperros {A}; de ~pen van een driehoek: ef lelperrosz rifo eft durlaf.

eigentijds:: (=modern) ðÿrfortiy {I}.

eigenwijs:: (=eigenzinnig; denken dat je alles beter weet) dres-tif {I}; (geen raad v anderen aannemen) naxyfolos-zuobiy {I}; ~ persoon: prabarer-tiffer {C}.

eigenzinnig:: (=koppig) porfor {I}; (=eigenwijs) dres-tif {I}.

eigenzinnigheid:: (=koppigheid) porforiy {A; mv=enk}.

eik:: (boom) ÿc {C} (L. Quercus); Amerikaanse ~: mindefit-ÿc {C} (L. Quercus rubra); (klein soort eikenboom in Spok: "windeik"): fenx-ÿc |X| {C} (L. Quercus maritima); winter~: Bloi-ÿc {C} (L. Quercus petraea).

eikel:: ÿc-nutâ {C}.

eikenblad:: (vlinder) ÿc-lofa {C} (L. Gastropacha quercifolia).

eikenbladroller:: (vlinder) ÿc-lofa-rôlatjen {C} (L. Tortrix viridana).

eikenbladzwammetje:: fyg ÿc-missis {C; mv= ..-missisa} (L. Collybia dryophila).

eikenboom:: ÿc {C} (L. Quercus).

eikengalappel:: (door de galwesp L. Biorhiza pallida) ÿc-zviyf = ÿc-zviyft {C}.

eikenhout:: ÿca {S}; van ~ gemaakt (eikenhouten): ÿciy {I}.

eikenhouten:: (van eikenhout gemaakt) ÿciy {I}.

eikenpage:: (vlinder) bârÿr marestjer {C} (L. Quercusia quercus).

eikenprocessierups:: ÿc-xlâte-ljôl |ÿcslâte-ljôl| {C} (L. Thaumetopoea processionea) (komt in Spok anno 2018 nog niet voor; de import van eikenhout wordt daarom streng gecontroleerd).

eikvaren:: lensân-ferre {C} (L. Polypodium vulgare).

eiland::

  1. (alg) ileset {C}; ilesst {C} (poe); op een ~: fes eft ileset; op een [klein] ~ wonen: hynnere {U};
  2. (in Spok: als administratieve eenheid) ("hoofdeiland") mennileset {Crs}; ("bij-eiland") nefileset {C}; (elk hoofdeiland heeft de status van een provincie; een bij-eiland ressorteert bestuurlijk onder een vd 7 hoofdeilanden: Berref, Liftka, Brÿr, Tigof, Lomky, Teujan en Garos); »kusteiland;
  3. (vrnl in de namen vd kleinere eilanden in de zeestraten tussen de Spok hoofdeilanden) •hynne {SXimpr}; Pômânhynne, Côltehynne, enz.
Zie ook Eilanden in .

eilandbewoner:: (ve kleiner eiland) hynnerer {C}; »eiland 1.

eilandengroep:: (=archipel) tohynnÿ {C}.

eilandshoofdstad:: (in Spok) mennhurdog {Crs}; »eiland 2.

eilandsrechtbank:: (ong arrondissementsrechtbank) ileset-korsamen {C}.

eind:: (einde)

  1. (=afloop) dÿfos {A}; doelloos ~: nâstânn {SC}; (sprkw) ~ goed al goed: pipar quiste fara dÿfo quiste; »begin;
  2. (uiteinde) dÿfos {C} (laatste deel v iets langwerpigs); (fig) het bij het rechte ~ hebben (gelijk hebben): ef melde preazy {III}; je hebt het bij het verkeerde ~ (je zit ernaast): tu fisae ðÿm klâm;
  3. (=slot) dÿfo {C}; er komt een ~ aan ...: eft dÿfo tinkere armt ...; ten ~ zijn (eindigen): dÿfe {Upr}; aan het ~ (gedurende korte tijd als iets afloopt): lóf ef dÿfo; »begin;
  4. (tijdsbepaling) naponto-• {PX}; ~ 1975: naponto-1975; aan het ~ van deze week: lelmo naponto-mink; uit ~ achttiende eeuw: rifo naponto-pÿr 18.

einddoel:: dÿfo-col {C; mv= ..-côle}.

einde:: »eind; »raad.

eindelijk:: (=ten slotte) melkari {I}; (uiting v ongeduld) kom je ~ [eens]: aftel tu arfine melkari/tukstfin?.

eindeloos:: ðÿm {I}; (fig) défoe {I}; een eindeloze reis: eft tupplip ðÿm dÿfo.

einder:: (=verschiet) gÿp {C}; (strook land in de verte) runt {C}.

eindexamen:: (ong: op middelbare school) ÿrije-exâm |ks| = ÿrije-eksâm {C}.

eindigen::

  1. (=aflopen) dÿfe {Upr}; ~ [met]: croifte [tjâg] {Upr}; de voorstelling eindigt om 11 uur: ef stâgos sen croifte kest 11 zurt; de autorit eindigde met een lekke band: ef oto-poh sen croifto tjâg eft râk;
  2. ~ in/met (tot gevolg hebben: meestal iets vervelends): wufare tukst {U}; het eindigde in/met ruzie: ef wufaro tukst eft gurnus.

eindje:: (=stukje: touw) tât {C}; een ~ [lopen]: eft stebe {C}.

eindnoot:: [croiftos-]nôt {C}.

eindpunt:: (alg) dÿfo-ponto {C}; (bus/trein) nurp-ponto {C}.

eindstation:: (kopstation: trein) nurp-garrent {C}.

eindstreep:: (=finish) dÿflÿnt {C}; de ~ halen (lett/fig): ef šâste ef dÿflÿnt.

eirond:: (=ovaal) toronter {I}, tustu-ronter {I}.

eis:: (alg) blaffos {A}; (rechtspraak) quâmos {A}; ~en stellen: ef qurtare blaffosz.

eisen:: (alg) blaffe {K}; (fig: vergen) candye {K}; (rechtspraak) quâme {Krs}; (verlangen; willen dat het gebeurt) lamirare {K}; iets ~ van iemand: candye flaju rifo rast {K}.

eiser:: (alg) blaffer {C}.

eiwit:: (v ei) tustu-blâs {S}; ~[ten] (=proteïne): proteynn {S}.

eiwitten:: (=proteïne) proteynn {S}.

ekster:: py {C; mv= piye; rsmv= pitt} (L. Pica pica).

eksteroog:: (=likdoorn) froqurt {C}, flaros-qurt {C}.

el:: (oude lengtemaat, vrnl in de bijbel) cubiyt {C}.

El:: »Salvador.

El Salvador:: »Salvador.

eland:: elker {C} (L. Alces alces).

elasticiteit:: (lett: rekbaarheid) olijatiy {C}.

elastiek:: olija {C/S}; van ~ gemaakt (en rekbaar): olijaiy {I}.

elastieken:: (van elastiek gemaakt, en rekbaar) olijaiy {I}; ~ band: olijaparorr {C}.

elastisch:: (lett: rekbaar) olijatt {I}.

Elbe:: Elbe {G}.

elders:: (ergens anders) yfmé {I}; van ~ komen (óverkomen): k'mamešane {E}; ~ in de wereld: fes ef yfmé wertlâ.

elegant:: (=sierlijk) ÿli {I}.

elegisch:: (=weemoedig) âzlô {I}.

elektricien:: elekmônterr {C}.

elektriciteit:: (officiële benaming) elektrisitiy {S}; (alg) elek {S}, el {S} (pop).

elektriciteitscentrale:: eleksentraliy {C}.

elektriciteitsnet:: elekfiyrkos {C}.

elektriciteitspaal:: elek-paliy {C}.

elektrisch:: elektrise {I}.

elektromotor:: elektriyter {C}.

elektronica:: elektroniyc {C}.

elektronisch:: elektronise {I}.

element:: element {C}; (beginsel) finntiyn {SC}; (persoon) frotiyn {C}.

elementair:: elementerr {I}; finntiyniy {I}; ~ deeltje: elementanas {C}.

elf::

  1. (zn) (fee/boze geest, vrnl mythologisch) yryff {C}; ~[je] (lieflijk sprookjesfiguur): elf {C}.
  2. (tw: 11) lÿn {TW}; (rekenkundig) main-ér {TW}, lÿn {TW}; te ~der ure: fes ef lÿn zurtarr.

elfenbankje:: (paddestoel) kindis-ozÿrtiy {C} (L. Trametes versicolor).

elfenschermpje:: roze ~: littit mysena {C} (L. Mysena pura var. rosea).

elfje:: (lieflijk sprookjesfiguur) elf {C}.

elftal:: alÿn {C}.

elite:: (geselecteerde groep) kóvâ-grup {C}.

elk:: (=ieder)

  1. (enk-concr) jadâk {OV}, micc {OV} (arch), •jâk {SX.vz} (gereduceerde vorm v jadâk; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky); aan elk: ón jadâk = ónjâk; in ~e tuin bloeien nu alle rozen: fes jadâk arâbe cradef rozas clajote ral; ~ jaar: jadâk zemper; ~e nacht: jadâk miskof; (ook zelfstandig gebruikt:) de katten liggen ~ op hun eigen kussen: ef chats zirde jadâk kaf sener ðÿr beldrusts;
  2. (semc/abstr/stoff) jadâk = cradef {OV}; »alle B;
  3. (hypothetisch) felðe {OV} (enk), feltes {OV} (stoff); ~e student die dit examen doet, zal zakken: felðe stûdent tisjane, té paine dena exâm (maar het moet nog blijken of dit zo is);
  4. werkelijk ~ (welke ... dan ook): nys {OV} (enk-concr); nyses {OV} (enk-semc/abstr; stoff; mv); ze haat werkelijk ~e vreemdeling: eup hatre nys tneferdes; Petriy is tevreden met werkelijk ~e vergoeding: Petriy zoverte nyses armtganos;
  5. (tijdsbepaling) ~e week (wekelijks): minktiy {I}; ~ jaar (jaarlijks): zempertiy {I} (enz).

elkaar::

  1. (dual: 2 stuks) wâlkân {WD; gnp= wâlkâner (arch); gnz= wâlkânÿr (arch); rs= wâlkânn}; (meer dan 2 stuks) hédân {WD; gnp= hédâner (arch); gnz= hédânÿr (arch); rs= hédânn}; (zowel voor dual als voor mv) kân {WD; rs= kânne} (spr); Petriy en Mariy wassen ~: Petriy ur Mariy lukte wâlkân; Petriy, Elsa en Mariy wassen ~: Petriy, Elsa ur Mariy lukte hédân; de 2 jonge katjes buitelen over ~ [heen]: ef 2 pûps butele kura wâlkân; de 2 boeven beroven ~: ef 2 merbôkus xûstiche wâlkânn (rs!); Sûmiy, Tek en Nôrbert hebben ~ doodgeslagen: Sûmiy, Tek ur Nôrbert hédânn (rs!) byte;
  2. (passief: handeling vindt automatisch of buiten de wil vd agens plaats) Mariy en Lerdu staan ~ uit te schelden (zonder dat ze het in de gaten schijnen te hebben): wâlkân lajetelije pai Mariy ur Lerdu;
  3. (gen) Elsa en Mariy lezen altijd ~s boeken: Elsa ur Mariy trempe riyfain wâlkâner mimpits (tegenwoordig liever: wâlke/wâlkiys ipv wâlkâner); wij (meer dan 2 personen) lezen altijd ~s boeken: kirro trempe riyfain hédâner mimpits (tegenwoordig liever: hédiyc/hédecs ipv hédâner); »elkaars;
  4. (idioom) aan ~ (=aaneen): diyst {III}; bij ~ (=bijeen): luft wâlkân; door ~ (opeengepakt): jen wâlkân; de appels en peren liggen door ~: ef geffys ur leffys melde jen wâlkân; in ~ (=inéén): fesses {III}; uit ~ (=uiteen): mippes {III}; dat is voor ~! (dat zit erop!): kâ tiyn melde!; (wn sena als "elkaar":) we tutoyeren ~: kirro sena turrare; ze hebben ~ nooit ontmoet: óps sena méto kvâ; voor ~ krijgen (lukken): eftarsare {K};
»zich.

elkaars:: (van elkaar)

  1. (dual: 2 stuks) wâlke {OV} (enk/stoff), wâlkiys |wâlkis| {OV} (mv/stoff); (meer dan 2 stuks) hédiyc {OV} (enk/stoff), hédecs {OV} (mv/stoff); Jân en Pyt dragen altijd ~ jas/de jas van elkaar: Jân ur Pyt ÿtine riyfain wâlke kas; de bomen staan in ~ licht: ef vilduls giffe fes hédiyc armâtat; menig boek van elkaar: wâlke pes mimpit; de drie jongens drinken ~ bier: ef dur 'jans pliyfone hédiyc/hédecs bjerr; de 6 studenten lezen altijd ~ boeken/de boeken van elkaar: ef 6 stûdents trempe riyfain hédecs mimpits;
  2. (nominalisatie) wâlkeiy {Cef; mv=enk}; hédiyciy {Cef; mv=enk}; (de ober heeft de soep aan Petriy gegeven en de zalm aan Mariy, ipv andersom; in dat geval kan Petriy zeggen:) ober, u heeft de voorgerechten verwisseld: harber, ef finners melde ef wâlkeiy (lett "ober, de voorgerechten zijn die van elkaar"); de jassen zijn van elkaar (= zij (3 pers.) hebben ~ jassen aan; zij hebben hun jas met ~ geruild): ef kasz melde ef hédiyciy;
»elkaar.

elleboog:: ennef {C}.

ellende:: mimðer {C}; (=narigheid) prâðâ {C}; hoopje ~ (zielig dier, doodziek kind ed): râdech-mûle {C}; (fig: pest) dufja {C}; hij is de ~ van dit land ontvlucht: do ouma ef dufja rifo dena šark.

ellendig:: yamoh {I}; (=erbarmelijk) râdech {I}; (=rampzalig) mimðiy {I; [mv=enk]}.

elrits:: mesâ prôt {C} (L. Phoxinus phoxinus); (bep variant: klein zoetwatervisje dat krom trekt en lila kleurt bij het bakken) prôt {C} (L. Protervus protervus).

els:: grauwe ~: ells {C} (L. Alnus incana); hartbladige ~: Jakila-ells (L. A- cordata); zwarte ~: kursuus-ells (L. A- glutinosa).

email:: émâje {S}; van ~ gemaakt: émâjer {I}.

e-mail:: E-pôst {C} (afk= Ep.); e-pôst {C} (afk= ep.); zie ook E-mail-adressen in .

E-mail:: »e-mail.

emailleren:: lâémâjere {K}.

embryo:: embryo {C; rs= embryóte}.

embryologie:: embryolôiy {C}.

embryologisch:: embryologise {I}.

embryoloog:: embryolôche {C}.

emfase:: emfasiy {SC}.

emfatisch:: emfatise {I}.

emigrant:: mipfartatjen {C}, emigrerter {C}.

emigratie:: mipfartos {C}, emigrašo {C}.

emigreren:: mipfarte {U}, emigrere |..ÿje| {U}.

emmer:: amâr {C}, putse {C}; (v hout) pakâl {C}; (voor water) honâ {C}; bâldiy {C} (dl= Tigof/Lomky); een ~ water: eft honâ.

emotie:: (=gevoelens) ÿdrentô {C}; (=aandoening) emošo {SC}; ~[s] (=geëmotioneerdheid): sovóser {A; mv=enk}; ~s tonend: kett {I}.

emotioneel:: emošonela {I}; ~ persoon (die snel zijn gevoelens of opvattingen laat merken of verraadt): jôftoser {C}.

empirisch:: empirise {I}.

emplacement:: (spoorwegen) emplasement {C}.

en::

  1. (alg) ur {VG}; (verbindend:) Jân leest een boek ~ Fyn kijkt tv: Jân trempe eft mimpit ur Fyn lutterafe TV; Jân ~ Fyn kijken tv: Jân ur Fyn lutterafe TV; (inleidend:) ~ zo is het!: ur fit ef melde!; en/of: ur oft oft; ur-oft-oft.
  2. ~ ook/bovendien (alsmede) én {VG}
    1. (tussen nevengeschikte zinnen:) gisteren stormde het ~ het regende bovendien: hols ef mónsa én ef bidala; het huis is afgebrand ~ ook de schuur is verwoest: ef sért buro én ef kul quiliye;
    2. (tussen 2 add'n die hetzelfde zn bepalen:) het mooie ~ grote huis: ef hordâ én hupster sért; de werkloze ~ (tegelijkertijd) minderjarige arbeiders: ef šâmÿrômiyn én baxesjola ÿrômers (vgl) de werkloze arbeiders ~ [de] minderjarige arbeiders: ef šâmÿrômiyn ur baxesjola ÿrômers;
    3. (tussen 2 zn'n die door hetzelfde bv bepaald worden:) de bussen én trams (beide) uit Amahagge: ef amahagge gerlasz én trems;
    4. (tussen 2 delen ve zelfde vz-bepaling:) hij lost alles op met handigheid ~ tact: do hûche pipar tjâg ef habilemiy én coðos = ... tjâg ef habilemiy ur âs ef coðos.
  3. én ... én (verbindend): cÿr ... is {VG}; én het regent én het hagelt (het regent en hagelt tegelijkertijd): ef cÿr bidale is denme; »dan 1.
  4. (=plus: bij optellen) ôsp {VZ}; drie ~ twee is vijf: dur ôsp ten kette hent.

encanailleren:: (met een lagere stand omgaan) enkanajere |..ÿje| {U}.

enclave:: enclaviy {C}.

encyclopedie:: ensyklopediy {C}, tovro'egiosÿ {C}.

ene:: »een B.3.

energie:: energiy {C}; (=levenskracht/vitaliteit) gritsa {S}; zie ook Energievoorziening in .

energiek:: energiyc {I}, car {I}; (=pittig) néstil {I}.

enerzijds:: (fig: aan de ene kant) eftovap {III}; ~ was de lezing heel interessant, maar anderzijds duurde deze veel te lang: eftovap ef wuxos-furt meldo terat mesÿa ki, tur lelpirovap pana zurrero jazy bertert.

eng:: (lett: =smal) nar {I}; (=griezelig) kats {I}.

engagement:: bjeltos {A}.

engel:: ynel {C}.

Engeland:: Enelandes |Enne..| {G}.

Engels::

  1. (zn: taal) enelant |Enne..| {C};
  2. (bv) enelandes |Enne..| {IIef}; ~ gras: [littit-]zé-kles {S} (L. Armeria maritima); ~e vrouw: Enelanda = Enelandara |Enne..| {Cef}.

Engelsman:: Enelando = Enelandaro |Enne..| {Cef}.

engelwortel:: [gewone] ~: yneler {C} (L. Angelica); gewone ~: wuma-yneler (L. A- sylvestris); grote ~: jakâm-yneler (L. A- archangelica).

engte:: (nauwe doorgang) slit {C}; (het nauw zijn) nariy {C}.

enig::

  1. (bv)
    1. (=uniek: geen andere) buchâ {I}; hij is de ~e buitenlander op het feest: do melde ef buchâ tneferdes fes ef fenta; iets is ~ in zijn soort: flaju melde ef buchâ tiyn mip ef frenvu; (als bep bij add:) de ~ mogelijke strategie: ef buchâ posibla qurstoxuriy;
    2. (heel leuk; tè gek) gy, ta ur ân; wat een énige jurk heb je aan!: vilt robô meldelira gy, ta ur ân! (aanstellerig/vrouwentaal).
  2. (zv) ~e[n] (enkele[n]: mv) effers {ZV; gnp= efferser; gnz= effersÿr; rs= efferes}, •effs {SX.vz} (gereduceerde vorm; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky); met ~e[n]: lef effers = lefeffs; jij hebt zo veel boeken, kan ik er ~e/enkele van je lenen?: tu lelperre fit pert mimpits, aftel gress tumecû effers tukst tu?; ik heb nieuwe stoelen gekocht, maar van ~e/enkele zitten de zittingen los: gress kleter ferdusz lorerde, tur effersÿr felts melde kir; ken je veel schrijvers? – ja, ik ken er ~e/enkele/een paar: aftel tu tiffe pert otôrs? – siy, gress tiffe effers.
  3. (ov)
    1. de/het ~e (en geen ander): effer = efra {OV} (enk-concr); effer {OV} (enk-semcr/abstr; stoff; mv); hier is de ~e lantaarnpaal in het dorp: k'mije effer/efra mirrâtat fes ef zeces; hier groeit het ~e blauwe riet in Spokanië: kusami effer blotter ritt fes Spooksoliy lelde; de ~e rechten die de slaven hebben: effer inéchosz, ef slaviys lelperrelira; hier zijn de ~e drie bomen in het dorp: k'mije effer dur vilduls fes ef zeces;
    2. (nominalisatie) efraiy {Cef; mv=enk} (v efra); efferiy {Cef; mv=enk} (v effer); de/het ~e (en geen ander): ef efraiy; hij is de ~e die achterblijft; hij blijft als ~e achter: do melde ef efraiy, té afânole; de/het ~e (en geen ander): ef efferiy; zij zijn de ~en die achterblijven: óps melde ef efferiy, mit afânole.
  4. (ov) ~ (=een of ander, enkele, wat, een paar) eftofpira {OV} (enk); eftofpira = gopirus {OV} (stoff); gopirus {OV} (mv); ken je ~/een of ander sprookje?: aftel tu tiffe eftofpira cofðiy?; er ligt ~/wat zand op de vloer: eftofpira/gopirus pleko melde kaf ef floôr; hij heeft ~e/enkele problemen: do lelperre gopirus môntyosz; ~e/enkele van zulke sprookjes: gopirus sest cofðiys; »ander 2.

enigszins:: effekluft {III}.

enkel::

  1. (zn: deel vd voet) gelp {C}, quešâ {C}; ik heb mijn ~ verstuikt: kost ére gelp/quešâ melde tjerp; een verstuikte ~: eft stuke-gelp {C}.
  2. (bv)
    1. (niet dubbel) ért {I}, xÿs {I};
    2. (=louter) nucer {I};
    3. (zeer weinig) vluquos {II}; met een ~ woord: lef eft vluquos wufta; geen ~ persoon: nÿf vluquos veldurs; een ~ geval: eft ér stânt;
    4. (ov) geen ~: nert ér; nÿf effer = nÿf vluquos; er is geen ~e reden om ...: nert ér baso melde, den .../..lira; (dier) râste {ZV; gnz= râstecÿr; rs= râsté}; ze heeft vijf honden en geen ~e (geen ervan) is vals: eup lelperre vÿr hurts ur râste melde ÿrts; »enig B/D; »geen 2/4.

enkelvoud:: (taalk: singularis) singull {C}; in het ~ (taalk: enkelvoudig): singulliy {I}.

enkelvoudig:: (niet samengesteld) neðônosamariy {I}; (taalk: in het enkelvoud) singulliy {I}.

enorm:: enorma {I}; (fig: =geweldig) ymazersót {I}.

enquête:: (=ondervraging) enketašo {C}.

enquêteren:: (=ondervragen) enketere |..ÿje| {K}.

enquêteur:: enketerr {C}.

ensceneren:: skénsÿrte {K}.

ent:: (=loot: v tak) lâs {C}.

entameren:: (tot leven wekken; aanzwengelen) poirarupke {K}.

enten:: ennte {K}.

enthousiasme:: (=geestdrift) chylo {Aef}; zonder ~/zin (ongeïnspireerd): miftsâ |..fs..| {I}.

enthousiast:: chylo {I}; (=geestdriftig) entošast {I}; quân ef rûl {Aef}.

enting:: enntos {C}.

entrecote:: jarebbetiyn {C}.

entree:: ~[prijs]: fesrigt {C}.

entreeprijs:: fesrigt {C}.

entrepot:: kofane-jÿzoos {C} (opslag[plaats] v goederen die aan invoerrechten onderhevig zijn).

entrepothaven:: kofane-port {C}.

entstof:: ennte-rûs {S}.

envelop:: (alg) envlôp {C}; (groot: map) akora {C; mv= akoraa; rsmv= akoratt}.

enzovoort:: uftalka {III} (afk= ua.).

enzym:: enzyma {C}.

epaulet:: birriy-fimbrâ {C}.

epidemie:: kinâ-jacios {C}.

episcopaat:: episkopât {C}.

equator:: (=evenaar) lurgiy-gÿp {C}, ecater {C}.

Equatoriaal Guinee:: Ecateriy Gynee {G}.

equivalent::

  1. (zn) ecivalentiy {A; mv=enk};
  2. (bv) ecivalent {I}; (=gelijkwaardig) montaiy {I}; ~ aan/met: montaiy kaf; ~ zijn aan: montaiye {K; gst= montaiyt}.

er::

  1. blul {DT} (vervangt ALTIJD ontbrekende agens in passieve zin; met inversie in correcte taal:) ~ wordt een boek gelezen: blul trempelije eft mimpit; (vgl) het boek wordt gelezen: blul trempelije ef mimpit; (zonder inversie in spr:) ~ wordt een boek gelezen: eft mimpit trempelije blul; ("er" als plaatsbepaling:) Tek wordt er (= hier/daar) niet uitgenodigd: blul nert invóbelije Tek kusami/kusama = (spr) Tek nert invóbelije blul gy/ta (blul + gy = blulgû; blul + ta = blultâ); (onpersoonlijke constructie met intrans ww:) ~ wordt hier [door hen] veel gerookt (door meerdere personen): blul uokkelije ÿpse pert gy; (= men: in onpers passief) stus {ZV; rs= stusse} (enk); ~ wordt hier veel gerookt (men rookt hier veel): stus uokke pert kusami; ~ wordt hard gelachen: stus obezjere hups; ~ wordt iemand doodgeslagen: blul bytelije stusse; (in actieve [existentiële] zinnen blijft "er" onvertaald; in spr kan ook ta = "daar" toegevoegd worden, of kan melde door k'mije "daar is/zijn" vervangen worden:) ~ loopt een man in de tuin: eft merater farte fes ef arâbe = (spr) ta eft merater farte fes ef arâbe; ~ zijn hier veel muggen: pert nodâs melde gy; k'mije pert nodâs;
  2. er + vz: (vertaal met vz + vnw:) erop: kaf ef; kaf pana enz; (gereduceerde vormen van vnw'n:) •miff {SX.vz} = ... mittof; •pass {SX.vz} = ... panas; •ûf {SX.vz} = ... ef; •ûs {SX.vz} = ... efs (dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky); ~naar[toe] (naar het toe): 'karamiff; 'karapass; 'karaûf; 'karaûs (mv: naar hen/die toe).

erachter:: ~ komen: jizjÿe {K; gst= jizjÿt; vdw= jiystâs}.

erbarmelijk:: nôqull {I}; (=ellendig) râdech {I}.

erbarming:: (=medelijden) ÿréstos {C}.

erbij:: (mbt situatie waarin men verkeert) hij lag ~ als een lijk: do zirda lo hudelira fitfara eft lekk; ze staat er onnozel bij: eup giffe lo hudelira lo knokiy (ze staat in een onnozele houding); iets ~ hebben: ef lelperre eft hÿ tiyn; hij heeft er nog een probleem bij: do lelperre velk eft hÿ môntyos (bovenop alle andere problemen); ~ komen (bereiken, benaderen): ejelife {K}; de brandweer kon niet bij de boerderij komen: ef nertflecs ef keldus nert ejelifecû.

erbijkomend:: (=bijkomstig) ÿzjalelira {I}.

ere:: ter ~ van: quiquiy {VZ2n}; een feest ter ~ van hem: eft fenta quiquiy zirrel.

erectie:: kabéaros {C}; (stijve pik) slÿfiy {C} (vulg).

erehaag:: (=erewacht) rôskaos {C}.

erelid:: monche-glyda {C}.

eren:: monchare {K}; iemand ~ met iets: monchare rast tjâg flaju.

ereprijs:: (plant) veronica {C/S} (L. Veronica); gewone ~: blotter veronica (L. V- chamaedrys); aar-~: blotter-kroff {C} (L. V- spicata); mannetjes-~: presÿr veronica (L. V- officinalis).

erewacht:: (in rij opgesteld: =erehaag) rôskaos {C}; (groep personen) gardijân {C}; lid van een ~ (die in de houding staat): hudatjen {C}.

erf:: (alg: rondom boerderij, al dan niet met bijgebouwen) wés {C}; (afgeperkt en onbebouwd terrein vóór boerderij) eâs {C}; (binnenplaats ve boerderij) kellirrotiy {Crs}; (met bomen begroeid: rondom boerderij) gart {C} (dl= Liftka).

erfbelasting:: »successierechten.

erfelijk:: (ziekte) frosértariy {I}; (bezit) negoriy {I}.

erfenis:: erfos {C}; (legaat) legatiy {C}; (zoals verkregen/te verkrijgen vlgs Erg regels) negoros {C}, tonegorosÿ {C}.

erfgenaam:: (=nakomeling) pirzovatjen {C}; (iemand die op dat moment een erfenis verkrijgt) erfer {C}.

erfgoed:: (wat op cultureel/artistiek/industrieel gebied in een land bewaard moet blijven) herita |herIta/heritA| {C; mv= heritaes}.

erg:: (=ernstig) graviy {I}; minder ~: fsoliy {I; =vk v ubâfta}; minst ~: gloert {I; =mt v ubâfta}; veel ~er: stôt {I; =vt v ubâfta}; dat is des te ~er: mittof qugle stôt; steeds ~er (steeds meer): vufâ {I}; niet-~ (meevallend): plariy {I; [mv=enk]}; heel ~ (mateloos): ðÿm nivo {C}; ze huilt ~: eup arkette oras; ik ben niet ~ gecharmeerd van ...: gress sen nert xârfane oras furt ...; (=heel) terat {III} (samen met ki: versterkende bepaling bij add; terat is minder sterk dan oras); een ~ ernstig ongeluk: eft terat graviy ki moplariy; ik vind het niet ~ om op je kinderen te passen: eft larôk melde, den gress kaftare vilt efantys; zo ~ (in die mate, zo veel): festûrgiy {I}; hij is niet zo ~ (in die mate) politiek geëngageerd: do nert melde festûrgiy politiyc-cijaziy (bijv vergeleken bij iemand anders).

ergens:: flame {I}; ~ anders (=elders): yfmé {I}; ~ + vz: vz + flaju; pas op! je zit ~ op/op iets!: kaftare-tûe! tu feldre kaf flaju! = tu feldre kaf eftofpira tiyn!; hier ~: flame kusami; daar ~ moet het zijn: ef meltât flame kusama; (op een vergeten plaats) ik heb nog wel ~ een vulpen liggen: gress lelperre jazy eft flappa fes eft belt eka (spr).

ergeren:: zich ~ aan iemand: reéde piti rast {U}; zich ~ aan iets: reéde fes flaju {U}.

ergerlijk:: reédiy {I}.

ergernis:: reédos {C}; (=irritatie) iriteros {A}.

ergyner:: (Ergynne-gelovige) ergynier {C}, ergynner {C}.

ergynisch:: ergynise {I}.

ergynist:: (Ergynne-gelovige) ergynier {C}, ergynner {C}.

ergynne:: »Ergynne.

Ergynne:: (Spok godsdienst) Ergynne {N}; zie ook Ergynne in .

Ergynne-gelovige:: ergynier {C}.

Eritrea:: Eritrea {G}.

erkennen:: (als echt beschouwen) cašoe {K; gst= cašot}; (=toegeven/inzien) styne {K}; ~ als: cašoe fara; iets als zodanig ~: ef cašoe flaju na-vrôk.

erkenning:: (het als echt beschouwen) cašoos {A}; (=toegeving) stynos {A}.

erkentelijk:: (=dankbaar) miskân {I}; (dankbaar en waarderend) tarpen {I}.

erkentelijkheid:: (=dankbaarheid) miskâniy {A; mv=enk}.

erker:: (ook: kleine uitbouw) quchâ {C}.

ernaast:: (naast iets) zerattat {III}, kusamat ef; (fig) je zit ~ (je hebt het bij het verkeerde eind): tu fisae ðÿm klâm.

ernst:: graver {A; mv=enk}; zonder [de te verwachten] ~ (niet-ernstig): plariy {I; [mv=enk]}.

ernstig:: (erg) graviy {I}; niet-~ (zonder [de te verwachten] ernst): plariy {I; [mv=enk]}; in een ~ geval (in geval van calamiteiten): tildyrami {III}.

erom:: ~ heen (in het rond): roffottô {III}.

erop:: ~ af: ðô {III}; ~ of eronder (fig): ort ef ûqu ef.

eropvolgend:: pirzof {I}, klynst {I}.

erosie:: (door wind/water) oaji {S}.

erotiek:: (zn) erotiyc {C}.

erotisch:: erotise {I}.

erts:: pru {S}, éts {S}; stuk/brok ~: gvelc {C}.

ertswagon:: prunolac {C}.

ertussen:: (aan beide kanten omgeven): jater {I}.

erudiet:: lâsor {I}.

eruitzien:: ~ als (=lijken [op]): loke {K}; zerfe lo {U} (ihb: concrete gewaarwordingen; alg: arch/poe/dl= Peg); ef melde zerfelira; Elsa is ouder dan ze eruitziet: Elsa melde liftkar terat dus loke; ze ziet eruit als een hoer: eup melde zerfelira eft lofân; (concrete gewaarwording) de stamppot ziet eruit als kots: ef brûe zerfe lo côšos; (een bepaald uiterlijk hebben) mipÿrsane {U}; hoe ziet een mestkever eruit?: eft per-snerf mipÿrsane kol?.

eruptie:: (lett: uitbarsting) erupšo {C}.

ervan:: (van het) ust {BZ} (3abstr/3semc); »er 2; »van.

ervaren::

  1. (ww) (=meemaken) ecÿrlafe {K}; (=ondervinden) lénse {K}, uzjôce {K; vdw= puzjôce}; ~ als: kafcente na {K};
  2. (bv) (=bedreven) tÿtiy {I; [mv=enk]}; ôrgec {I}; ~ in (bedreven in): ôrgec luft (vz-uitdr).

ervaring:: (wat men meemaakt) ecÿrlaff {C}; (ondervinding) lénsos {A}; de ~ leert dat ...: ef lénsos aptoppe den ....

erven:: van iemand ~: erfe mip rast {K}; (vlgs Erg regels) negore {K}.

ervoor:: (van te voren: voor handeling/tijd) blûmt {VZ}; we vertrekken om 3 uur, maar ~ (van te voren) moeten we de keuken opruimen: kirro prate kest 3 zurt, tur kirro tmopplimarûs ef kokmit blûmt ef; »gaan.

erwt:: pear {C; mv= peret}.

erwtensoep:: (=snert) môjôla-šupa {S}, pear-šupa {S}.

es:: [gewone] ~: éšy {C} (L. Fraxinus excelsior).

escorte:: scorta {C}; onder ~: lóf scorta.

esdoorn:: (=ahorn) kyfaf {C} (L. Acer pseudoplatanus); Noorse ~: nutter-kyfaf (L. A- platanoides); rode ~: kursuus-kyfaf (L. A- rubrum); witte ~: šifer-kyfaf (L. A- saccharinum).

eskader:: (=smaldeel: v oorlogsvloot) skader {C}, vémân-grup {C}; (groep oorlogsvliegtuigen) skader {C}.

eskadron:: (afdeling ruiters/tanks) hidderân {Crs}.

Eskimo:: (mnl) Eskimo {Cef}; (vrw) Eskima {Cef}.

esp:: (ratelpopulier) âps {C} (L. Populus tremula).

Esperantist:: esperantistiy {C}.

Esperanto:: (taal) esperanto {C}.

essay:: essé {C}.

essence:: (=essentie) esenšo {SC}; (=smaak-/reukstof) lâs-izardos {C}.

essentie:: (=essence) esenšo {SC}.

essentieel:: esenšela {I}.

Est:: (=Estlander) Estony {Cef}.

Ester:: (bijbel) Ester {N} (afk= Est).

estheet:: lovanai-chyloer {C}.

esthetica:: (mooie/nuttige/oude spullen die geen antiekwaarde bezitten maar [door hun emotionele waarde] méér zijn dan "rommel") esteticiy {C}.

estheticus:: lovanai-filosofiy {C}.

esthetisch:: estetise {I}.

Estland:: Eston {G}.

Estlander:: Estony {Cef}.

Estlands::

  1. (zn: taal) estonise {C};
  2. (bv) eston {IIef}; ~e vrouw: Estona {Cef}.

etage:: (=verdieping; begane grond meegerekend) tróda {C}; op de derde ~: fes ef fârtef tróda.

etagère:: (=pronkkastje) hadraos {C}.

etalage:: etala |etAla/etalA| {C; mv= etalaes}.

etappe:: [kleine] ~: tjen {C}.

eten::

  1. (zn) (voedsel) lardos {C/S}; (kost: abstracter dan lardos) lart {S}; warm ~ (diner): leferakânda {C}; een bord ~, wat te ~: kelp {C}; heb je wat te ~ voor me?: aftel tu lelperre eft kelp fân gress?; ~ koken voor iemand: ef riffe lart furt rast;
  2. (ww) larde {K}, étte {U} (arch/poe); (nuttigen van smakelijk/luxe voedsel: smullen) lurfe {U}, sûlge {K}; zich misselijk ~: kestlarde {Epr}; onbehouwen/veel ~ (vreten: door mensen): svûlge {K}; uit ~ gaan: lurfel-larde {U} (in een restaurant); eet smakelijk! (wordt in Spok zelden gezegd): quista-larde!.

etensbak:: (=ruif) ruff {C}, ubaralot {C}.

etensbord:: éttel {C}.

etentje:: (=diner) lardos {C}.

eter:: (=kostganger) lardatjen {C}.

etherisch:: (=hemels) eterise {I}.

ethiek:: etiyc {SC}.

Ethiopië:: Etyopiy {G}.

Ethiopiër:: Etyopo {Cef}.

Ethiopisch::

  1. (zn: taal) etyopos {C};
  2. (bv) etyopiy {IIef; mv=enk}; ~e vrouw: Etyopa {Cef}.

ethisch:: etise {I}.

etiket:: utykett {C}.

etiquette:: eticett {C}; dat is tegen de ~/regels! (dat hoort niet!): zafts melde kirðiyk!; zie ook Etiquette in .

etmaal:: gestriy {C}; dit/komend ~: lelmo tof (spr); lelmo gestriy (schr); zo goed als elk ~: gestriyas {III}; elk ~: riyfain gestriyas.

etnologie:: etnolôiy {C}.

etnologisch:: etnologise {I}.

etnoloog:: etnolôche {C}.

ets:: oajaros {C}.

etsen:: oajare {K}.

etser:: (iemand die etsen maakt) oajaratjen {C}.

ettelijk:: (heel wat) xanân {II}; ~e fouten: ef xanân fotels.

etter:: (=pus) slâf {S}; (=kreng: vervelende vent/vervelend wijf) frÿtâs {C}.

etui:: (=hoes/foedraal) simm {C}.

etymologie:: etymolôiy {C}; zie ook Spokanische etymologie in .

etymologisch:: etymologise {I}.

EU:: (Europese Unie) |uwû| {G/afk}; de ~: (geen lidwoord).

eucalyptus:: ucalyptes {C} (L. Eucalyptus); ronter ucalyptes (L. E- gunnii).

eufemisme:: tygtjaplaša {C}.

eunuch:: (gecastreerde man) ÿrxôl {C}.

euro:: euro |uro| {C}; € 10,50: 10€50 = 10euro50; een bankbiljet van 5 ~: eft euro-avÿr-jeji.

Europa:: Urapas {G}; in ~ (maar buiten Spok): fes Urapas; in ~ (inclusief Spok): fes hôskâf Urapas.

Europeaan:: Urapasy {Cef}.

Europees:: (bv) urapas {IIef}; Europese vrouw: Urapasa {Cef}.

Europese Unie:: de ~: [ef] Urapas Ûn {N/G} (afk= ).

euthanasie:: Kâhysse-koffona {SC}.

euvel:: (kwaad) pelat {I}; »slecht 1.

Eva:: Evja {M}.

evacueren:: (v personen) idechebae {Upr}.

evangelie:: evangelym {C}.

even::

  1. ([door 2] deelbaar: getal) partatt {I};
  2. (een beetje) har {I}; ~ voor achten: har futtof âke zurt; hij is ~ in de 20: do melde har fes 20; je kunt me beter ~[tjes] helpen: ef melde gulder den tu cÿrtire har gress;
  3. (in gelijke mate) likkô {III}; (evtl met ideoantoniem:) ze zijn ~ groot (= ze hebben dezelfde afmetingen): óps melde likkô bôlf; (vgl) ze zijn ~ groot (= ze zijn beiden groot van stuk en hebben bovendien dezelfde afmetingen): óps melde likkô hupster; de ~ oude kinderen (= van gelijke leeftijd): ef likkô ðyss efantys;
  4. ~tjes (een ogenblikje): begg {I}; je moet ~tjes wachten: tu quÿtât begg = begg tu quÿtât; nog ~[tjes], en dan ...: ef zurrere begg, ur ...; ~ tijdelijk (een korte tijd): begg fortos;
  5. (als beleefde modaliteit in een vraag/verzoek) curmel {III}; wil je mij dat potlood ~ geven?: aftel tu kettavy curmel dena potilast ón gress?; (beleefd, maar onder goede vrienden) dus {III}; heb je ~ een pen voor me?: aftel tu lelperre eft pen furt gress dus?;
  6. ~ ... als: lo {DT}; lo ... lo; likkô ... lo; ~ zwart als kool: lo doffiy lo zjol; hij is ~ groot als ik: lo do lo gress melde hupster = lo do melde hupster lo gress; ze hebben een feest gegeven, ~ groot als de bruiloft van een koning (lett: evenals een koning zijn bruiloft viert): óps eft kofano lo kette, eft jabâr moncharilóme sener mariantof; Lât strompelt ~ snel als Cerrt rent: lo Lât stômple vita lo Cerrt frajjae; hij scheldt jou ~ hard uit als mij (= als hij mij uitscheldt): do lajete graviy lo fimpt lo tsil = do lo lajete graviy tu lo gress; hij scheldt jou ~ hard uit als ik (= als ik jou uitscheld): lo do lajete graviy tu/fimpt lo gress; de kast is ~ hoog als breed: ef feldariy melde likkô hardlap lo utfin; (als lo ... lo niet mogelijk is omdat het twee aparte zinnen betreft:) ze hebben een grote tuin – ~ groot als de onze: óps lelperre eft hupster arâbe – likkô hupster lo ef kultiy; (vgl) hun tuin is ~ groot als de onze: lo hift arâbe melde hupster lo ef kultiy = lo hift arâbe melde lo ef kultiy hupster; »zo 5.

evenaar:: (=equator) lurgiy-gÿp {C}, ecater {C}.

evenals:: (toevoeging) loiy {VG}; ze hebben jullie vergeten, ~ mij (= evenals ze mij vergeten hebben): óps tu ufege, loiy tsil = óps tu ufege, loiy óps enn gress; ze hebben jou vergeten, ~ ik [jou vergeten heb]: óps tu ufege, loiy gress; »even 6.

evenaren:: ~ met (opwegen tegen): quimetse {K}.

evenbeeld:: (persoon) eggo-frint {C}; (zaak) eggo-šôt {C}.

eveneens:: (=tevens) vât {III}; tjâg ef somp (afk= t.e.s.) {C}; (=desbetreffend) igt {I}; ~ zo (ook zo): alé {I}; »ook.

evenement:: (gebeurtenis) realiseros {C}; (feestelijke gebeurtenis) kurahendros {C}; zie ook Evenementen in .

evenmin:: niye {III; mv=enk}; (ook niet) iygte {I}; noi kerru; ~ als: loiy noi (ontkenning v loiy = evenals); ze hebben jou niet vergeten, ~ als ik [jou vergeten heb]: óps nert tu ufege, loiy noi gress paina; hij wast de honden nooit, ~ als hij ze [ooit] borstelt: do lukte kvâ ef hurts, loiy noi [do] râge [óps]; ~ als hij de honden borstelt, wast hij ze ooit: loiy noi do râge ef hurts, do lukte kva óps.

evenredig:: quimater {I}.

eventueel:: ðoliych {I}; (als de gelegenheid zich voordoet) jami {I} (dl= Tigof/Lomky/Garos); onze eventuele vakantie (de vakantie die we zullen nemen zodra we de gelegenheid hebben): kult jami zirrot.

evenveel:: (in gelijke mate) lopert {OV} (enk-semc/abstr; stoff; mv) (alleen in relatie tot een zinskern die 2 of meer entiteiten bevat); Jân en Petriy verdienen ~ geld (= Jân verdient evenveel als Petriy): Jân ur Petriy rinne lopert smurf; (vgl) Jân verdient even veel geld als Petriy (ze verdienen beiden een hoop geld, een bovendien dezelfde hoeveelheid): lo Jân rinne pert smurf lo Petriy; wij zijn [beiden] ~ dagen ziek geweest: kirro kinuro lóf lopert terrats; de drie hokken bevatten [elk] ~ kippen (= gelijk aantal, kan ook slechts één kip zijn): ef dur môlarresz ÿrgefûðe lopert vults; (vgl) er zitten even veel kippen in de drie hokken: lo pert vults melde fes lo ef dur môlarresz (lopert is hier onmogelijk omdat het dan in de zinskern zou staan; het gaat hier om een groot aantal kippen); (vgl) lo litel vults ... = even weinig kippen.

evenwel:: ni {III}.

evenwicht:: (lett: =balans) tygtjadraka {C}; (lett/fig) quimets {C}; in ~ (in balans): (lett) olaniy {I}; in ~ zijn (stabiel zijn: niet omvallen): olane {U}.

evenwichtig:: quimetšer {I}; (=uitgebalanceerd) olaniy {I}.

evenwijdig:: âskân-krono {I}; (meetkunde) paralell {I}; ~ aan: paralell lango (evtl als vz-uitdr).

evenzeer:: ÿrlikvrôkiy {I}.

evident:: cÿraeliy {I}.

evidentie:: cÿraelos {C}.

evolutie:: evolušo {C}; (=vooruitgang/ontwikkeling) •-farte {SX.c} (> c); de ~ van de mens: ef veldur-farte.

exact:: (=nauwkeurig) kvópus {I}.

examen:: exâm |ks| = eksâm {C}; doctoraal ~: primitâiy {A; mv=enk; rs= primitâe}; mislukt ~; ~ waarvoor men gezakt is: taexâm {C}; voorbereiding voor een ~: korexâm {C}; een ~ afleggen/doen: ef pilde/paine eft exâm.

examineren:: exâm-nute |ks| = eksâm-nute {K}.

excellentie:: (aanspreektitel minister; ook als het een vrouw betreft) Eertef Merater = Értef Merater (afk= É.M. of Ee.M. of é.m.).

excentriek:: (=zonderling: persoon) ûqugei {I}; (=zonderling: zaak) mipgei {I}.

excentriekeling:: (=zonderling) hâmp {C}.

exclusief:: (niet inbegrepen) kettotoje {I} (afk= kot.); (bijzonder) ekskluseff {I}.

excursie:: (=rondreis) ronter {Cef}; (=rondleiding) tupplip rifo ronter; (wetenschappelijk/leerzaam) belde-tupplip {C}; zie ook Excursies in .

excuus:: (=verontschuldiging) ellerios {C}; (verontschuldigende reden) natumt-baso {C}.

executeren:: eksekutere |..ÿje| {K}.

executeur:: (uitvoerder) mannatjen {C}; ~ testamentair: [dÿfo-]nalalôvos-mannatjen {C} (afk= DNM).

executie:: eksekuteros {C}.

exemplaar:: eksemplar {C}, vust {C; mv= vûste}.

exerceren:: vémâne {U}.

exercitie:: vémânos {C}.

exhibitionisme:: lakiysoros {C}.

existentie:: coðaros {A}.

existeren:: (zeer bewust bestaan) eksistere |..ÿje| {U}.

ex-libris:: gorbas {C}.

Exodus:: (bijbel) Exodes {N} (afk= Exo); Moses-mimpit Perdÿr {N} (afk= 2 Mos).

exotisch:: exotise {I}.

expansie:: (vrnl fig: =uitbreiding) ekspansy {C}.

expansiedrift:: ekspansy-zel {Aef}.

expansievat:: fûst {C}.

expediteur:: gabanatjen {C}.

experiment:: (wetenschappelijk) eksperiment {C}; (probeersel) fatôða {C}.

experimenteel:: eksperimentela {I}.

experimenteren:: eksperimentere |..ÿje| {U}; ~ met: miptrije {K; gst= miptrit}.

expert:: (=deskundige) tiffatjen {C}.

expletiefpartikel:: vynte-ârg {C} (wordt ingevoegd als het metrum een extra lettergreep vereist; bijv ti:) kost eits blôfe, kost fa ti fle (mijn ogen zakken, mijn oren klimmen; uit "Tovildulÿ" van Pârf Quggernees).

expliciet:: (=uitdrukkelijk) lef lén.

exploderen:: (=ontploffen) eksplodere |..ÿje| {U}; doen ~ (=opblazen): kvânde {K}.

exploitatie:: (=ontginning) opjÿgos {C}; (v horecagelegenheid, museum ed) âméos {A}; (=uitbuiting: in ongunstige zin) toopjÿgos {C}.

exploiteren:: (=ontginnen) opjÿge {K; vdw= opjÿg}; (v horecagelegenheid, museum ed) âmée {K; gst= âmét; vdw= pâmé}.

explosie:: (=ontploffing) eksploderos {C}; (=opblazing) kvândos {C}.

explosief:: eksploseff {I}.

export:: (=uitvoer) fesquondaros {C}, ÿrfâšâm {C}.

exporteren:: (=uitvoeren) eksportere |..ÿje| {K}, fesquondare {K}, ÿrfâše {K}.

exporteur:: eksporterr {C}.

exposeren:: (=tentoonstellen) eksposere |..ÿje| {K}.

expositie:: (het evenement zelf) eksposišo {C}.

expositieruimte:: eksposere-rumpstjô |..ÿje-rumstô| {C}; zie ook Expositieruimtes in .

expres:: (=opzettelijk) ekspres {I}.

expresbestelling:: vita-ojelstos {C}.

expresgoed:: muls {C}.

expressie:: (v gezicht) ekspressy {C}.

extase:: in ~: pjaqurror {I}; (=opgetogen): ÿchis {I}.

extern:: (=uitwendig) eksterm {I}.

extra:: ekstra {I}, xla {I}; ~ (ingelegde) trein: pildos-fes {C}.

extract:: (=afkooksel) izart {C}; (=aftreksel) bruos {C/S}; (=uittreksel: uit boek ed) dres-šovos {C}.

extreem:: mipfiniiy {I}.

extrovert:: cupploinor {I}.

Ezechiël:: (bijbel) Ezegel {N} (afk= Eze).

ezel:: (ntr) esne {C}; (ntr + jong: veulen) kâlf {C}; (mnl) florta {C}; gecastreerde ~ (=oen): quilch {C}.

ezelin:: dóvârda {C; mv= dóvârdas}.

Ezra:: (bijbel) Esra {N} (afk= Esr).

 

© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands

DICTIO