Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans
SpokaansNederlands A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
NederlandsSpokaans
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
P
Q
R
S
T
U
V
W
X
Y
Z
145-reks:: {N} "Serie 145" (serie diesellocomotieven); .
p:: {PXimpr.ww > vdw} (bijv) ālminde/pālminde: schudden/geschud; oaroe/poaro: overleggen/overlegd.
p:: {SX} »ep.
P:: {afk} »pōndiy.
:: [P] {afk} »penen.
:: [P|] {afk} »blofa.
p.:: {afk} »pjaqurrink.
pa:: {SX.vz} (gereduceerde vorm v pana/panas; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) (bijv) kafpa = kaf pana[s]: op deze, op die, daarop; »pana; »panas.
PA:: {afk} »Pegrefyte Arānkas.
PĀ:: {afk} »pāltel.
P.A.A. Ālbe-tiyns:: {N} (handel in bouwmaterialen in Fonistā); .
paaf:: {SX > c} scherm, schild; (bijv) kjuptiypaaf: hitteschild; kōbopaaf: zonnescherm, markies.
paafā::
paafte:: {K} (lett) afschermen, beschermen; van een scherm voorzien; ~ vūk flj: afschermen tegen iets (ook fig).
paaftos:: {C} afscherming, bescherming; scherm (voorwerp).
Pablo:: {J} (Spa).
Pacaniy:: {F}.
Pacarefaniy:: {F}.
Pacef:: {F}.
Pacelane::
paceresto:: {SC} het goede; de goede dingen; ef ~ ombrelije: het gaat niet goed; het loopt verkeerd af; š’m cradef wertlane ~: in het geheel niet; in geen enkel opzicht.
Paces:: {F}.
Pacōs:: {F}.
pādā:: {III} pardoes, halsoverkop; plompverloren.
pašegtan:: {C} (alg) wilde roos; (ihb) duinroos (L. Rosa pimpinellifolia), hondsroos (L. R- canina).
pašegtan-nāf:: {C} hondsrozenspons (door galwespen gemaakte gallen waaraan magische en medicinale krachten worden toegeschreven); ; (DOM 183).
Pašiyc:: {F}.
pādra:: {C} plantsoen.
Pādra Korda:: {N} (RK kerk in Amahagge); .
Paeerā-helmy:: {G} (grot; gemeenten Lankos en Manes-rcas; verbinding met de Qulboech); .
Paėnyhhe:: {F} (Peg).
Pāeryh:: {F}.
paes:: {mv} »pa.
pafe:: {U} ruisen.
pafos:: {C} geruis.
pafyre:: {U} (poe) ruisen (beek, gebladerte ed).
pafyte:: {K} aandringen [op]; Elsa ~, den [eup] c’rtire = Elsa ~ eupex ’c’rtiros: Elsa dringt aan om te helpen; óps ~ kult ’rba'ekos: ze dringen aan op ons vertrek; eup ~ den Lerdu c’rtire gress: ze dringt er bij Lerdu op aan om me te helpen (dat hij me helpt); ~lira pai rst (vz-uitdr): op aandringen van iemand.
pafytelira:: {tdw} »pafyte.
pafytos:: {A} aandrang.
Pāg:: {G} (riviertje van Pālsten-gebergte naar de Caherrte); .
pagina:: {C} pagina, bladzijde; »pracā.
pagiyrtare:: {U} schermen (met degen ed).
pagiyrtaros:: {C} schermsport.
pagiyrte:: {K} eerbiedigen, ontzien.
pagiyrtos:: {A} eerbiediging, het eerbiedigen.
pagiyry::
pagiyry-āp:: {I} eerbiedwaardig.
pagoda:: {C} pagode.
Pagodō:: {N} (architectenbureau in Amahagge); .
Pāg-Ronn:: {G} (dorp; gemeente Zendoreno).
Pahoj:: {F}.
pai:: |pa| {VZ/DT}
Paille:: {G} (dorp; gemeente Reven-Paille); (= »Pajiy + »hille).
Paille-covent:: {N} (RK klooster; gemeente Reven-Paille); .
Paille-fonis:: {G}
painare:: {K} (spr) [voor elkaar] krijgen, lukken (met inspanning in een toestand of op een plaats brengen; altijd met "kunnen"); do nert ~cū ef argerat lo ilba: hij kan de deur niet dicht krijgen; hij krijgt de deur niet dicht; kirro ~cos jazy dena ihyt ferdu fes ef oto: we krijgen die zware stoel wel in de auto.
painatjen:: {C} dader.
paine-šō:: {Kpr} afzetten, afdoen (v hoed, masker ed).
paine-kaf::
paine-koles:: {C} (alg) huishoudschool.
Paine-Koles:: {N} (»paine-koles, gezien als Spok onderwijsinstituut); .
painelira:: {I} bezig, doende.
paine-luft:: {K} bijdoen, toevoegen; ef painor-luft la'ycā: de toegevoegde waarde.
painer:: {C} werkwoord.
paine-ral:: {U} ~ fes: meedoen aan, deelnemen aan, meespelen met.
paine-ralaer:: {C} deelgenoot.
painere:: |..ere| {K} (taalk) verbaliseren (een ww maken v bijv een add).
painer-grup:: {C} (taalk) gezegde, predicaat.
paineros:: {C} (taalk) verbalisatie (een ww maken v bijv een add).
Painers ur furtplaas:: {N} (boektitel); .
paine-tijā:: {K} weglaten.
paine-vrōk:: {SC} handelswijze.
painoroni:: {C} persoonlijk voornaamwoord.
painos-luft:: {C} toevoeging.
painos-ral:: {C} deelname, deelneming.
painos-tijā:: {C} weglating.
painosz:: {Amv} doen-en-laten.
paiyne:: {K} (arch) verwezenlijken; »paine.
Paja:: {M}.
Pajec:: {F}.
Pajer:: {F}.
Pajiy-hille:: {G} (vroegere naam voor »Paille).
pājo:: {I} ruim, wijd.
pājoare:: {K} verwijden, wijder maken; uitleggen (ook v nauwe kleding).
pājoaros:: {C} verwijding, uitlegging (ook v nauwe kleding).
pājoe:: {K} (lett/fig) verruimen.
pājoiy:: {C; rs= pājote} wijdte, het wijd zijn.
pājoos::
pājote:: {rs} »pājoiy.
Pajt:: {G} (riviertje van Jelše-duinen naar Ešiy-terf); .
Pajt-greel:: {N} (doorwaadbare plaats in de Pajt); .
Pajtōc:: {F}.
Pajt-riffō-wuma:: {G} (bos; gemeenten Arestaliy-Motacoque en Lenano); .
pajy:: {C} (tra, open plek in bos waar zich een kruispunt van wegen/paden bevindt); (oorspr waren dit natuurlijke open plekken die als oriėntatie- punten dienden en daarom geschikt waren voor een wegenknooppunt; later ging men ertoe over om bos te kappen op plekken waar wegen "toevallig" samenkwamen; in veel streken denkt men op zulke open plekken de trollen weg te kunnen houden, die zich anders op een bebost kruispunt zouden kunnen verzamelen; tegenwoordig dient het kappen van bomen ook de verkeersveiligheid, want de kruispunten worden overzichtelijker).
pak:: {C} rare kerel, rare vent.
pāk:: {C} pakje, pakketje; do kettare eft māltefiy ~, bzeurelira ...: hij krijgt het moeilijk met ....
pakāl:: {C} houten emmer.
pakaqust’:: {C} wrok; ef plāge ~: wrok koesteren; (= »pakat + »qust’).
Pakarefaniy:: {F}.
pakāt:: {I} ijselijk.
pakate:: {U} huiveren, sidderen, trillen.
pakatenniy:: {I} huiveringwekkend.
pakatos:: {C} huivering, siddering, trilling.
pākdreg:: {C} (bep soort giftige zwam, variėteit vd braakrussula, maar met oranje hoed; zeer algemeen in het Krappa-gebergte; bekend uit de »trisāgo) (L. Russula emetica var. pratensis); littit ~: purperrode russula (L. R- queletii).
paker:: {C} koulijder; iemand die het koud heeft.
pakistān:: {IIef} Pakistaans (bv).
Pakistān:: {G} Pakistan.
Pakistāna:: {Cef} Pakistaanse vrouw.
Pakistāny:: {Cef} Pakistaan.
pakk::
pakker:: {C} (iro/pej) invalide, iemand die zich moeilijk voortbeweegt.
pakk-farter:: {C} persoon die op krukken loopt.
pāko:: {C} pollepel.
Pakōm:: {J}.
pakra:: {C} vollemaan; dag van vollemaan; (Erg) viering van het vollemaansfeest (Erg ritueel in de kerk om de levenskracht brengende stralen in het lichaam te laten absorberen; de »stūléos is een onderdeel vh pakra-ritueel); fes ef ~: bij vollemaan (in het licht vd vollemaan); lóf ~: op de dag van vollemaan (= de dag vóór de nacht dat de vollemaan is te zien); ; (DOM 48-49).
Pakra:: »pakra.
Pakra-elder:: {N} "Pakra-zuilengang" (historisch bouwwerk bij Teujan); .
pakra-ferdu:: {C} vouwstoel, klapstoel.
pakre:: {K; gst= pakk} kwetsen (vooral fig).
pakriy:: {I} kwetsbaar.
pakriye:: {U} kwetsbaar zijn.
Pakriy naleemiy:: {N} (boektitel); .
pakros:: {C} het kwetsen; kwetsende opmerking.
pāks:: {C} spaan[der]; »byte.
pākse:: {K} klutsen.
Pāl:: {F}.
pala:: {C} (Erg: bokaal waaruit de slofaro gedronken wordt).
pāla:: {S} [Spok] gedestilleerd (sterke drank).
pala-krutt:: {C/S} malrove (geneeskrachtige plant) (L. Marrubium vulgare).
Palao:: {G} Palau.
Palata:: {F}.
Pale:: {N} (uitstekend restaurant in het Moderne Museum v Asjetto); .
pāle:: {U} wandelen in de natuur.
palegte:: {K} stremmen (v melk).
palegtos::
palequeo:: {I} modern.
Palequeo-museem:: {N} "Modern Museum" (museum in Asjetto); .
palequeos:: {C} modernisering.
Palest:: {F}.
Palestyna:: {Cef} Palestijnse vrouw.
Palestynn:: {G} Palestina.
Palestyno:: {Cef} Palestijn.
palett:: {C} palet; groft ~ lelperre riyfain oo lāc: hij is altijd druk in de weer; hij loopt nooit te lanterfanten.
Pālfer:: {F}.
palfū:: {C} nacht (1-4 uur); lelmo ~: vannacht, hedennacht (1-4 uur: die nog komen moet, of reeds aan de gang is); lāst ~: vannacht, afgelopen nacht (1-4 uur).
palfūtas:: {III} 's nachts (1-4 uur: zo goed als elke nacht); riyfain ~: elke nacht.
palgt:: {I} duf, saai.
Palin:: {F}.
Palisoniy:: {F}.
paliy:: {C} paal.
Paliynā-ses:: {G} (meer; gemeenten Šaā en Mūninū); .
paliyst:: {C} manege (paardrijschool).
paliyst-plep:: {C} manege (rijbaan).
Paliyst Rāgtall:: {N} (manege in Rāgtall; gemeente Fraja); .
palle:: {PX} tegen, terug, weer; »palle-.
pallebyt:: {Crs} terugslag.
pallecalijanone:: {E} het tegengestelde bedoelen (van wat men zegt).
pallechiqursz:: {Crs/mv} tegenlicht.
pallešéer:: {Crs} reactionair (persoon).
pallešétiy:: {I} reactionair (bv).
pallešobiyros:: {Ars} tegenstelling.
pallefāle:: {K} weerléggen; gress ~ do: ik kan hem niet uitstaan.
pallefālos:: {Ars} weerlegging.
pallefartatt:: {I} aanvechtbaar.
pallefarte:: {K} (fig) aanvechten, bestrijden; trachten te weerleggen.
pallefartos:: {Ars} (fig) aanvechting, bestrijding.
pallefjy:: {Crs} spiegelbeeld.
pallegiffos:: {Ars} weerstand; verstandhouding.
palleglaza::
palleharbe:: {K} [aan]manen.
palleharbos:: {Crs} [aan]maning.
palleholfe:: {Crs} wederhelft; weerga; š’m ~: weergaloos; zonder weerga.
pallehudos:: {Ars} onenigheid, tweedracht.
pallejola:: {I} vrijblijvend.
pallekette:: {K} onterven.
pallekettos:: {Crs} onterving.
pallekrabé:: {Crs} wisselwerking; eft ~ jen A jen B: een wisselwerking tussen A en B.
Pallekrabés jen mennsentenos jen susentenos:: {N} (tijdschriftartikel); .
pallelāprōfa:: {SCrs} tegenargument.
pallemul:: {Crs} (fig) tegenwicht; ef ’strjōfje eft ~ āst flj/rst: tegenwicht bieden aan iets/iemand.
pallemux:: {Crs} tegenspraak; āfry ~ lef (vz-uitdr): in tegenspraak met.
pallenupp:: {Crs} tegenpool.
palle'ovaper:: {Ars; mv=enk} wederkerigheid.
palle'ovapiy:: {I} wederkerig.
pallepaine:: {U} reageren.
pallepainelira:: {VZ} (betrekking) ingevolge; als reactie op.
pallepallesimue:: {K} reageren op (een reactie); A kette eft pallesimuos kaf B-ex ef ārtycla, ur B ~ A-ex ef pallesimuos: A geeft een reactie op B's artikel en B reageert op A's reactie.
pallepiyrst:: {Crs} tweegevecht, duel.
Pallepiyrst-mōbāriy:: {N} (monument; gemeente Kjutiy); .
pallepjōl:: {I} stuitend.
pallequgel:: {I} [tegen]strijdig; meldelira ~ lef (vz-uitdr): in strijd met.
pallerovretos:: {Ars} wederliefde.
pallerupkos:: {Ars} oppositie.
palles:: {I} daarentegen, daartegenover [staand]; »palle.
pallesimue:: {K} (lett) [weer]kaatsen, terugkaatsen; (fig) ingaan op; reageren op.
pallesimuos::
palles’rte:: {K} contrasteren (vrnl twee zaken tegenover elkaar stellen); ef ~ A tygtja B: A contrasteren met B.
palles’rtos:: {Ars} contrast, tegenstelling; eft ~ jen A jen B: een contrast tussen A en B; lo ~ helkara (vz-uitdr) (afk= l.p.h.): in tegenstelling met/tot.
palletariy:: {Crs} (alg) echo, weerklank; (taalk) echo, indirect object (gemarkeerd met dt ón).
palletariye:: {U} echoėn, weerklinken.
palletat:: {Crs} weerschijn.
palletat-flyddere:: {C} [grote] weerschijnvlinder (L. Apatura iris).
palleuberos:: {Ars} (fig) omwenteling, verandering.
pallewencāt:: {Crs} reactie.
pallewencate:: {K} reageren op.
pallezerfi:: {A} lef ... fes ef ~: vergeleken bij ....
PallMall:: {N} (Bergparel-hotel in Mozent); .
pālm:: {C} handpalm.
Pālm:: {J}.
pālme:: {K} aanstrijken (v muur: met cement ed).
Pālmen:: {F}.
Pālmen+Klachet:: {N} (financieel kantoor in G’rō); .
Pālmer:: {F}.
Pālmes:: {F}.
pālminde:: {vdw} »ālminde.
palo:: {C} (dl= Tigof/Lomky) stok; ef šée eft ~ ja ef cāset: er een stokje voor steken.
Palo:: {F}.
Palōst:: {F}.
Palōst-seert:: {N} (huis ten zuiden v Lift dat bekend is omdat het met 2 verdiepingen in de grond is gezakt); ; (DOM 138-141).
pālriy:: {C} kastje, klein wandmeubel.
Pālst::
Pālst-agru::
Pālsten-rafeo:: {C; rs= ..-rafette} roodbruine reuzenstropharia (paddenstoel) (L. Stropharia rugosoannulata).
Pālsten-rafette:: {rs} »Pālsten-rafeo.
Pālsten-toberg’:: {G} (gebergte op de grens v Tjemp en Plefō; noordelijk deel v Tora-gebergte); ; (DOM 90-91).
pālt:: {PX} meer dan, al te, over; (bijv) ’rg/pālt’rg: vol/overvol; amest/pāltamest: gretig/meer dan gretig, al te gretig; oto/pāltoto: auto/te veel auto's; pāltpleko fes ef slaja: te veel zand in de sla; zerfe/pāltzerfe: zien/te veel zien ([te] vaak bezoeken).
pālta:: {C} hoogtepunt, belangrijke gebeurtenis; »pālt.
pālta-boert:: {C} koe die nodig gemolken moet worden.
pālta-hāpyja:: {C} schaap dat nodig geschoren moet worden; kirro rāsūs ef ~: we moeten maatregelen treffen; ... zorgen dat er maatregelen getroffen worden.
pāltbrōpiy:: {I} overlįden (bv; fig); eft ~ progrām: een overladen programma.
pāltcreft:: {C} personeelsoverschot.
pāltdrakās:: {C} (lett) overwicht, te veel gewicht, te zwaar.
pāltel:: {Cef} (afk= PĀ) "maand van de overvloed" (7e maand v Erg tijdrekening).
pālter::
pāltetet:: {I} overgevoelig.
pālthōmba:: {I} oververmoeid.
pālthudelira:: {I} hypercorrect.
pāltiy-:: {PX} ruim (bij hoeveelheid/maat); (bijv) 3 pāltiy-meters: ruim 3 meter; 12 pāltiy- 50: ruim 12,50; (bij afwezigheid van een maateenheid komt pāltiy vóór het tw) (bijv) pāltiy-ten-pérsa veldurs: ruim tweehonderd mensen; »herco; »pālt.
pāltiy-hāles:: {OV} ruim voldoende; »hāles.
pāltket:: {I} overdreven.
pāltlade:: {K} overladen, te zwaar beladen.
pāltlatiy:: {I} ~ [pai]: (vrnl lett) overlįden [met] (bv); te zwaar beladen [met] (bv); eft ~ weruntenolac: een te zwaar beladen kruiwagen.
pāltla'ycā:: {C} overwaarde.
pāltla'ycā-tāx:: {C} (afk= PLT) (ong) btw, omzetbelasting; .
pāltlorgisse:: {K} te vol gieten/schenken (zodat het over de rand loopt); eup ef taā ~: ze heeft het kopje te vol geschonken.
pāltmuliy:: {I} (lett) overbelast.
pāltoiyst:: {I} overtollig (meer dan nodig is); (= »pālt + »woiyste).
pāltoto:: {C} te veel auto's; autoplaag.
pāltpainelira:: {I} overdadig.
pāltpainos:: {C} overdaad.
pāltpres:: {C} overdruk (v gas).
pāltproduko:: {C} overproductie.
pāltquāfos:: {C} hypercorrectie.
pāltsador:: {I} oververzadigd.
pāltsalbe:: {U} zich overwérken.
pālttūrg:: {C} overmaat.
pāltubara:: {S} voedseloverschot.
pālt’rg:: {I} overvol.
pālt’rtān:: {I} (fig) overbelast, veel te druk.
pāltzerfe:: {K} te vaak zien; overlopen ([te] vaak bezoeken).
palūm:: {C} palm[boom].
Paly:: {F}.
Palynne:: {F}.
pāmé:: {vdw} »āmée.
pamel:: {C} cadeautje, presentje.
Pamel::
pāmflett:: {C} vlugschrift, pamflet.
Pamilo-slaja:: {S} grote varkenskers (L. Coronopus squamatus); ef ameriy ~: kleine varkenskers (L. C- didymus).
Pamiyraty-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Akām); .
Pāmp:: {F}.
Pāmp-Kumorel:: {N} (uitgeverij in Jatty (BF)); ; (DOM 212).
pan:: {C} (fig) rol; do lelperre folarra ~ fes ef tiyn?: welke rol heeft hij in de zaak?.
pān:: {C} pan (om in te koken).
Pān:: {J}.
pana:: {ZV; enk; gnp= paner; gnz= pan’r; rs= ~e} (contextueel) deze, dit, die, dat; kirro eft kleter oto lorerde; ~ melde kolai ur pan’r huf melde mesā: we hebben een nieuwe auto gekocht; deze is geel en het dak ervan is groen; fes ef tult eft tnefer merater qu’elira; paner lomkā nert insule gress: in de gang staat een vreemde man te wachten; het gezicht van deze (diens gezicht) staat me niet aan; (kan ook verwijzen naar wat er in gehele zin wordt vermeld): kirro eft kleter oto lorerde, ur ~ meldo eft diffiyk faledos: we hebben een nieuw auto gekocht, en dit/dat was een moeilijke beslissing.
Pānā:: {G} (stad in Tjemp).
Panacōhagge:: {W} (buurtschap); .
panae:: {rs} »pana.
panama:: {IIef} Panamees (bv).
Panama:: {G} Panama.
Panama-kanol:: {G} Panamakanaal.
Panamana:: {Cef} Panamese vrouw.
Panamany:: {Cef} Panamees (bewoner).
Panįńg:: {F}.
panas:: {ZV; mv; gnp= ~er; gnz= ~’r; rs= ~es of panses} (contextueel) deze[n], die, voornoemde[n]; kirro kleter ferdusz lorerde; ~ melde blakker ur ~’r felts melde kolai: we hebben nieuwe stoelen gekocht; deze zijn wit en de zittingen ervan zijn geel; fes ef tult ten tnefer meraters qu’elira; ~er lomkās nert insule gress: in de gang staan twee vreemde mannen te wachten; de gezichten van deze (diens gezichten) staan me niet aan; ef šaks melde pordel tijā; tu treskāt ~es/panses: de kaarsen zijn bijna op; je moet deze/ze doven.
panaser:: {gnp} »panas.
panases:: {rs} »panas.
panas’r:: {gnz} »panas.
Pāndra-fonis:: {G} (inham in oostkust v Neze bij Gasky); .
Pāndra-ark:: {G} (landtong; gemeente Gasky); .
pāndu:: {S} (dl= Peg/Lomky/Tigof) uitgebakken spek.
paneffe:: {Upr} (fig) geschonden worden.
pānelliy:: {C} (klein gitaartje voor dansmuziek en sagenbegeleiding); .
paner:: {gnp} »pana.
pān-fest:: {I} aangebrand, aangebakken; ef pónze ~: aanbranden (zodat het vastzit aan de bodem vd pan).
Pāniyh:: {F}.
pānk:: {C} (pop) kroeg, café; kirro lelperre eft quergos fes ef Ef Liftkar c-pānk (let op het dubbele lw!): wij hebben een afspraak in café De Oude Eik.
pann:: {SX.vz} (gereduceerde vorm v pana; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) (bijv) kafpann = kaf pana: op deze, op die, daarop; »pana.
Pano:: {F/J}.
panōce:: {U} rukken; rukkende bewegingen maken.
Pano-helmy:: {G} (grot; gemeenten Bref en Mitā); .
Panosa:: {N} (camping; gemeente Āpō); .
Panosarejec::
Panosarejeck:: {F}.
Panosarejee:: {G} (stad in Ziyp); (DOM 179).
Panosarejek:: {F}.
panōzjec::
panōzjece:: {Kpr} zich verheugen in; do sen ~ neprés ef kōlgt: hij verkneukelt zich over het voorval.
panōzjecos:: {A} het zich verheugen in, het verheugd zijn.
Panōzjecos:: {G} (dorp; gemeente Pipio).
panses:: {rs} »panas.
pānt:: {C} tocht (windvlagen).
Pāntaso-pōnt:: {N} (brug over diep dal; gemeente Zelzakiy); .
pānte:: {U} tochten; (tdw) ~lira: tochtig.
pānte-mip:: {K} uittochten (door de tocht uitgaan: v vlam ed).
Pāntiyf::
Pāntiyf-covent:: {N} (RK klooster; gemeente Kussik); .
pāntos:: {C} het tochten; tocht[vlaag].
Pantosiy-covent:: {N} (14e-eeuws Erg klooster in Liyrotyka; op de plek vh klooster ligt tegenwoordig een park: Pantosiy-arābe); .
pantriy:: {C} panter (mnl/ntr).
pan’r:: {gnz} »pana.
pāp:: {C} papa.
Papadčnikos:: {F}.
Papaja:: {N} (gezellig restaurant met hoofdzakelijk gay publiek in Hirdo); .
Papakaloupos:: {F}.
Papatapoulios:: {F}.
papgy:: {C} bandiet.
Papije:: {G} (stad in Plefō).
Papije-Knurfel:: {N} (station).
Papije-MG:: {N} (station).
Papije-Opper:: {N} (station).
papiygoe:: {C; rs= papiygott} papegaai.
papiygoe-mimpit:: {C} onleesbaar/vervelend boek.
papiygott:: {rs} »papiygoe.
pāpla:: {I} vlot (licht, vlug, gemakkelijk).
pāplare:: {K} verkwikken.
pāplaros:: {C} verkwikking.
pāple:: {K; gst= pāpp} opbeuren, bemoedigen; oppeppen; ~-tūe sener rūl: ga je geestelijk wat oppeppen (vaste frase als iemand depressief of somber is).
pāple-āp:: {I} bemoedigend.
pāplos:: {C} opbeuring, bemoediging.
pāpp:: {gst} »pāple.
pāpre:: {S} papier (als materiaal).
pāpriy:: {I} papieren, van papier gemaakt.
paprylle:: {U} tsjilpen.
papryllos:: {C} getsjilp.
pāps:: {C} kras, haal, krab (bijv v kat).
Pāpeerr-plākom’:: {N} (verkeerstunnel; gemeente atoliy); .
pāpérr:: {C} distel; ~s melde riyfain fes ef kles: het kan altijd tegenzitten; hou altijd rekening met factoren die de zaak tegenwerken; hoed je voor tegenslag!.
pāpérr-fr’cc:: {C} wegdistel (L. Onopordum acanthium).
pāpérr-gvārcer:: {C} distelvlinder (L. Cynthia cardui).
pāpsót:: {I} vol krassen, bekrast.
Papua-Nie-Gynee:: {G} Papoea-Nieuw-Guinea.
paqur:: {I} uitgestrekt, wijd, weids (v land/uitzicht); lang (v tijd); (lett/fig) wijd, ruim; lóf eft pijā ~ luppor: een hele avond lang; lóf ~ seldarrs: gedurende vele/lange seconden.
paqurās:: {C} kwekerij.
paquratjen:: {C} kweker, teler.
paqure::
paqure-tāx:: {C} (afk= PaT) "kweekbelasting" (geheven op de [geschatte] opbrengst v agrarische producten); .
paquriy:: {C} teelt, kweek (met zorg; bacteriologisch).
paquriy-bet:: {C} kweekbed.
paqur-olijor:: {I} langgerekt (v toon, klank).
Paqur terrats:: {N} (boektitel); .
parabel:: {C} parabel.
parachutos:: {C} parachutespringen (als sport); ef merre ~ (de sport beoefenen); do merre ~ jadāk sāmtof: hij gaat elke zaterdag parachutespringen.
parāde:: {C} parade.
paradigma:: {C} paradigma.
paradiso:: {C} paradijs.
Paradiso:: {N} (herberg; gemeente Trondom); .
pārašoh:: {I} uitgeput, afgemat.
paradōks:: {C} paradox.
paradōksala:: {I} paradoxaal.
parafynn:: {S} paraffine.
parako:: {C} spelonk.
paralell:: {I} evenwijdig (meetkunde); ~ lango (evtl als vz-uitdr): evenwijdig aan.
paralelliy:: {C} parallel (lijn die evenwijdig loopt aan andere lijn).
pārame:: {U} tactvol zijn; goed met mensen weten om te gaan.
paranōrmala:: {I} paranormaal.
parapsygolōiy:: {C} parapsychologie.
Paraqua:: {Cef} Paraguese vrouw.
paraquiy:: {IIef; mv=enk} Paraguees (bv).
Paraquiy:: {G} Paraguay.
Paraquo:: {Cef} Paraguees (bewoner).
Paraquro:: {F}.
pārare::
pāraros:: {C} terugroeping, terughaling; tijdstip van afhalen (v trein ed).
parās:: {C} middernacht (precies om 24 uur); lelmo ~: om middernacht; om 12 uur 's nachts (tijdstip dat nog komen moet, of net aangebroken is); lāst ~: afgelopen middernacht; gisternacht om 12 uur.
parasetamōl:: {S} paracetamol.
parāstas:: {III} om middernacht; zo goed als elke nacht precies om 24 uur; riyfain ~: elke nacht precies om 24 uur.
parasytja:: {C} parasiet.
parc:: {C} park (eig de dialectische variant v »pārc; komt vrnl voor in straatnamen in Amahagge, »Parc-lirrotiy).
pārc:: {C} park; (op Tigof en Lomky ook wel:) avenue, brede laan; (in straatnamen als Pārc-na-Noniy (Asjetto), vgl de elders gebruikelijke namen als Avenū-na-Aflif of Mennweg-na-Fonistā); »na.
pārceren:: (C) plantsoenendienst (instantie die belast is met het onderhoud v plantsoenen en parken); »Pārceren.
Pārceren:: {N} plantsoenendienst (bij de gemeente, maar kan in vele gemeenten ook een andere naam hebben).
Pārc-harbos ur pādra-ōc:: {N} (afk= PPH) "Dienst Parken en Plantsoenen" (officiėle naam v instantie te Amahagge); ; »Pārceren.
Pārc-oftian:: {W} (stadswijk in Zest); .
Pārc-pōnt:: {N} (draaibrug over de Trendon in Zuid-Hirdo); .
pārc-arkofiy:: {C} parklandschap.
parše:: {I} vol (v smaak).
Pardoen:: {F}.
Paršōmu:: {N} (vuurtoren; gemeente Vlament); .
Pārdova:: {F}.
pārdova-weg:: {C} (weg met 1 rijbaan, verdeeld in 3 rijstroken, waarvan de middenstrook afwisselend door de ene of de andere rijrichting gebruikt mag worden om in te halen); .
pāre:: {K}
pāre-fes:: {K} inhuldigen.
pāre-kaf:: {K} ophalen, omhooghalen (v zeilen ed).
pāre-mink’r:: {K} achterhalen, te voorschijn halen.
Pārenkiy:: {N} (rangeerterrein bij Ef Pārenkiy); .
Pāret:: {J/M}.
pāre-velp:: {K} uithalen, leeghalen.
Pārf:: {F/J}.
parfās:: {C} verkering (vrijage).
Pārfas:: {J}.
Pārfās:: {F}.
Pārfās-Ālmanek:: {N} (taal- en letterkundig jaarboek, verschijnt sinds 1923); .
parfāsare:: {K} afdoen (v zaken).
Pārfas Blocriy-Muėn-plep:: {W} .
Pārfās-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Lostō); .
parfāse:: {K} omgaan met.
parfāsos:: {A} omgang, verkeer (het met elkaar omgaan); ef plāge ef ~z: het decorum bewaren.
Pārfās ršos:: {N} (uitgeverij in Lostō); .
Pārf Quggernees-koles:: {N} ("middelbare school" in Amahagge); .
Pārf Quggernees-siyclo:: {W} .
Pārfylle:: {J}.
Pārges:: {F/J}.
Pārges-museem:: {N} (museum in Tanburo); ; (DOM 83).
pārgrup:: {C} fractie (groep volksvertegenwoordigers die tot dezelfde politieke partij behoren, of tot verschillende partijen, maar met identieke opvattingen); (= »pārlement + »grup).
pariat:: {rs} »paria.
parinn:: {I} dorstlessend.
parinne:: {U} ~ luft: dorst lessen; ef jatty ~ luft gress: het bronwater lest mijn dorst; (sprkw) nert dirte-tūe ef bajuftō, parinnolira luft tu: spreek geen kwaad van degene die jou eerst geholpen heeft.
Parinnos-Opper:: {N} (tankstation langs de M33b; gemeente Knolbol); .
Parinnos-Wefot:: {N} (tankstation langs de M33b; gemeente Knolbol); .
Paris:: (= Pariys) {G} Parijs.
Pariyna:: {F}.
Pariys:: {G} »Paris.
pārka:: {C} anorak, parka (jas met capuchon).
pārlementerr:: {I} parlementair.
pārm:: {C} afzetterij.
pārmatjen:: {C} afzetter (bedrieger).
pārme::
Pārmerre:: {G} (riviertje in het Blizerū-moeras); .
pārme-s’n:: {C} opdruksein (spoorwegen).
pārmos:: {C} afzetterij.
pārnaa-kolinixog:: {C} parnassia (L. Parnassia palustris).
Paro:: {F}.
Parō:: {F}.
parochiy:: {C} parochie.
parod’:: {C} parodie.
parola:: {C} (arch) wachtwoord.
Parō Mesā:: {F}.
pāros:: {C} (alg) het [op]halen; (ihb) val (hijslijn); »pāros-kaf.
pāros-fes:: {C} inhuldiging.
pāros-kaf:: {C} val (hijslijn voor zeilen).
pāros-velp:: {C} het leeghalen.
parote:: {K} teisteren.
paroter:: {C} (bep boomsoort) (L. Parrotia persica).
parotos:: {C} teistering.
pārp:: {C} (pop) sukkel, kluns.
pārpiy:: {I} klungelig (slecht in elkaar zittend, amateuristisch gemaakt).
Pārrnewee:: {F}.
pārs:: {C} krans.
Parselmiy::
part::
pārtā:: {S} (bep zachte, cheddar-achtige kaassoort uit de »Pārtā-streek in Tjemp, vooral uit Bercori en Pajiy); ; (DOM 74).
Pārtā:: {G} (agrarische streek tussen Bōrā en Lammafin); ; (DOM 74).
Pārtā-blarās:: {S} »pārtā.
pārtā-kramō:: {C} (stuk pārtā-kaas in kubusvorm: oudere variant met sterkere smaak; vgl »pārtā-krūpt); ; (DOM 74).
pārtā-krūpt:: {C} (stuk pārtā-kaas in tegelvorm: jongere variant met zachter aroma; vgl »pārtā-kramō); ; (DOM 74).
partan:: {I} lila, violet.
partatt:: {I} even; [door 2] deelbaar (getal).
Pārtell:: {F}.
parte-nūmp:: {C} (afk= PN) deler (v breuk).
parter:: {C} deelteken ("gedeeld door": :).
partes:: {C} (hoge Erg geestelijke, in rang onder de »ryltiy); kusama ef ~ póbare [enelant]: het is daar alles [Engels] wat de klok slaat; (< patres < (Lat) pater).
Partes-kōl:: {G} (bergpas in bergrug tussen de Ygge en de Veltiyf; 631 m hoog); .
parte-ōmtos:: {C} deling (rekenkundig).
Participles in Spocanian:: {N} (boektitel); .
Pārtiyc::
partkettos:: {C} quotiėnt; (= »parte + »kettos).
partos:: {C} [onder]deel.
party:: {C} partij (vooral politiek/jur).
pārule:: {K} zich uitdossen; óps ~ tnefer furt ef cārnval: zij dossen zich vreemd uit voor het carnaval.
pārulos:: {C} uitdossing.
parvót:: {C} schoot (deel v lichaam).
pārx:: {C} mijt (geleedpotig diertje).
Paryna Insūrānsosz:: {N} (verzekeringsmaatschappij in Ies); .
pāsaes:: {mv} »pāsa.
pāsager:: {C} passagier.
paake:: {U} stuiten, stuiteren (v bal).
pasāla:: {C} moestuin, groentetuin.
pae:: {K} passeren, gaan door/langs; ef ~ ef fini: de grens over gaan; ef treno ~ ef plākom’: de trein gaat door de tunnel; »pāsere.
pāseff:: {I} passief; eft ~ pōnt: een vaste brug.
pāseffare:: {K} passiviseren (taalk: passief maken).
pāele:: {K} uitschiften; uitzoeken en afkeuren; sorteren (goede en slechte delen v elkaar scheiden).
pāsere:: {K} (lett) voorbijgaan; (fig) niet noemen; overslaan; ef treno ~ ef garrent: de trein rijdt het station voorbij (stopt er niet); óps ~ Petriy: ze slaan Petriy over; Petriy wordt niet genoemd; »pae.
pāseros:: {A} het overslaan, het voorbijgaan.
pāsiy:: {C} passievrucht.
Pāsja:: {J} Pasja.
Pasjarowish:: {F}.
Pask:: {N} Pasen, paasfeest; lelmo ~: met de komende Pasen.
Paskal:: {J} (Fra).
paskas:: {III} zo goed als elk jaar met Pasen; riyfain ~: elk jaar met Pasen.
Pāskel:: {J} Pascal.
Pask-huflif:: {N} (kantoortoren in Amahagge); .
Pask-kōbotof:: {N} eerste paasdag (officiėle feestdag; winkels gesloten).
Pask-lók:: {C} paasavond (de zaterdagavond vóór eerste paasdag als de katholieke Spokaniėrs de voorbereidingen voor het vieren vh paasfeest treffen, zoals vreugdevuren ontsteken en broden in de vorm v lammeren bakken).
Pask-lunatof:: {N} tweede paasdag (officiėle feestdag; winkels beperkt geopend).
Pask-terrats:: {mv} »Pask-tof.
Pask-tof:: {C; mv= ..-terrats} paasdag.
pasošami:: {I} in geen geval, geenszins, absoluut niet.
paos:: {C} (lett) doorgang; (lett) passage, het passeren.
Pasostiy:: {F}.
pasot:: {III} allesbehalve; beslist niet.
pass:: {SX.vz} (gereduceerde vorm v panas; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) (bijv) kafpass = kaf panas: op deze, op die, daarop; »panas.
Pāssermān:: {F}.
pāst:: {C} berouw.
pāsta:: {S} pasta, smeersel.
Pāsta:: {N} (restaurant in Bōrā); .
pāstare:: {K} berouwen.
pāstāte:: {rs} »pāstāy.
pāstāy:: {C; rs= pāstāte} pasfoto.
pāstell:: {C/S} pastel (kleurstof).
pāstellos:: {C} pastel[tekening].
pāstenc:: {C} pastinaak (L. Pastinaca sativa).
Pasteur-laboratorym:: {N} (medisch laboratorium in Amahagge); .
pāstiy:: {I} berouwvol.
pāstiye:: {U; gst= pāstiy[t]} berouw hebben.
pāstiyt:: {gst} »pāstiye.
pāstor:: {C} (RK) pastoor.
pāstoriy:: {C} (RK) pastorie; ef ~ offerte spiryt!: het lijkt hier wel een gekkenhuis!; wat een losgeslagen bende! (bij wild feest ed).
pāsturizere:: |..’je| {K} pasteuriseren.
PaT:: {afk} »paqure-tāx.
pāt:: {C} pad, smal weggetje; (sprkw) stus mādriye ef ~ mintof ef ’tassos/mintof ef mynall biyršo: als het kalf verdronken is dempt men de put; ef ~ melde jola: gaat uw gang (iemand voor laten gaan).
Pata:: {F}.
pātae:: {K} verlevendigen.
pātaos:: {C} verlevendiging.
pāte:: {U} kloppen (op deur).
patela:: {C} knieschijf.
Patenkzjoeńg:: {F}.
Paterhynne:: {F}.
paternōster:: {C} (RK) onzevader.
patie:: {rs} »patio.
patio:: {C; rs= patie} snoer, kabel, draad (elektrisch).
patio-lijerc:: {C} kabelgoot.
patjo:: {C} patio, binnenplaats.
pāt-minkeder:: {C} (afk= PM) padvinder, scout.
pātō:: {C} gestalte, gedaante.
patolōiy:: {C} pathologie.
pātos:: {C} geklop (op deur); n’f pātōsta!: binnen zonder kloppen!.
pātre:: {K; gst= pātt} breien.
pātre-riygt:: {C} breinaald.
Patriyk:: {J} Patrick.
patroniy:: {C} patroon (v metaal).
pātros:: {C} breiwerk; gebreid kledingstuk.
pātt:: {gst} »pātre.
pature:: {U} paren, geslachtsgemeenschap hebben.
paturos:: {C} paring, geslachtsgemeenschap.
patury:: {C} paar (2 stuks); ef ~ [rifo] musts: een paar schoenen.
Pāū:: {G} (dorp; gemeente Lor).
pāūgte::
pāūgtos:: {C} verslinding, het verslinden.
pavelonn:: {C} paviljoen.
Pavelonn:: {N} (restaurant bij Abertō); .
Pavelonn Larmin-rivo:: {N} (restaurant in Amahagge); .
Pavelonn-nūrcus:: {N} (gemeentelijke pont in Hoggebim); .
Pavly:: {M}.
Pawa:: {G} (dorp; gemeente Šark).
pāx:: {SC} vrede; ~ armt eft ark: vrede in een land; ef melde ef ~ mip ef w’s’r: dat staat buiten kijf.
pāxbariy:: {I} vredelievend.
pāxiy:: {I} vredig.
Pāx-mōbāriy:: {N} (monument; gemeente Eratiyft); .
pāx’:: {I} vreedzaam.
Pāzerster:: {J/M} (Gar).
pazzo:: {PX} grond, bodem, aard; »pazzo-.
pazzoartiec:: {Crs} aardpeer (L. Helianthus tuberosus).
pazzodelper:: {Crs} dragline, graafmachine.
pazzofāsto:: {Crs; mv= ..fāstōe; rsmv= ~tt} grondzeil (v tent).
pazzofāstōe:: {mv} »pazzofāsto.
pazzofāstott:: {rsmv} »pazzofāsto.
pazzofrenvu:: {Crs} bodemgesteldheid.
pazzogaza:: {Srs} aardgas; plistepiy ~ (afk= PP): vloeibaar aardgas (lng).
pazzokafchoos:: {Crs} landaanwinning.
pazzokanas:: {Crs} perceel (afgegrensd stukje bouwgrond).
pazzokerpa:: {Crs} maaiveld.
pazzolāftos:: {Crs} aardleiding, leiding in de grond.
pazzool:: (pazzoool) {Srs} aardolie.
pazzoool:: |pazzool| {Srs} »pazzool.
pazzoqundré-chylfos:: {C} boomkorvisserij.
pazzorāt:: {Crs} aardmuis (L. Microtus agrestis).
pazzostafiy:: {I; [mv=enk]} (fig) grondig.
pazzostala:: {Crs} (fig) grondslag, basis.
pazzostalate:: {K} ten grondslag liggen aan.
pazzoste-kaf:: {K} aanaarden.
pazzosti:: {Crs} grond, bodem, aarde (bovenste laag vd aardkorst; vloeroppervlak); fes ef ~: onder de grond; ef efanty merre kaf ef ~: het kind speelt op de grond; ef mūles delperrere sener tults fes ef ~, ur ef mule-tn’rs melde ylepe kaf ef yiqur: de mollen graven hun gangen in de grond/bodem, en de molshopen liggen op grond verspreid; (in oudere teksten worden pazzosti en »yiqur wel door elkaar gebruikt).
pazzost’ršer:: {Crs} grondbezitter.
pazzost’ršos:: {Crs} grondbezit.
pazzotat:: {Crs} staande [schemer]lamp.
pazzotel:: {Cef/rs} (afk= PZ) "grondmaand" (3e maand v Erg tijdrekening).
pazzotuf:: {Crs} gat in de grond; [kleine] krater.
pazzotujen:: {Crs} aardverschuiving.
pazzotundart:: {Crs} breuk[lijn] in de bodem.
Pazzotundart:: {Nrs} (natuurwonder: breuklijn als een lange diepe kloof; gemeente Ziffon-belt); ; (DOM 121-122).
pazzouos:: {Ars} bodemgebruik, grondgebruik (de wijze v gebruiken).
pazzo’rūa:: {Crs} grondsoort.
pazzozefaiy:: {Crs} bodemdiepte.
pazzozirdos:: {C/Srs} [pres’r] ~: klein kruiskruid (L. Senecio vulgaris).
PCK:: {afk} »Propagandā-buro rifo Chalfe-kūra.
pé:: {S} »pék.
Peäl:: {J} (Peg).
pear-upa:: {S} erwtensoep.
pebe:: {vdw} »ebe.
peca:: {C} eend (vrw).
pecce:: {U} (geluid) knippen (met ringvinger tegen muis vd hand slaan); knakken, kraken (geluid v stijf gewricht).
Pechiyl:: {G} (riviertje van Cerobiy-heuvels naar de Polea); .
Pechiyla-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Kles); .
Peck:: {F}.
pedagogise:: {I} pedagogisch.
Pedagogise Institua:: {N} "Pedagogische Academie" (opleiding voor onderwijzer of leraar); .
pedaliy:: {C} pedaal.
pedenn:: {C} (Erg: soort nimf, godin v lagere rang).
Pedenn-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Crea); .
pedestriān:: {C} voetganger; .
pedofyliy:: {C} pedofiel (zn).
pedofylo:: {I} pedofiel (bv).
Peelūs:: {F}.
Peenei:: {N}
Peeniiy:: {F}.
Peeniy:: {F}.
Peerfā-helmy:: {G} (grot; gemeente Jajes); .
Peeter:: {J}.
Peeters:: {F}.
Peetriy-Hānes:: {G} (dorp; gemeente Hirdo).
Peetriy-nūrcus:: {N} (autoveer op de Oes); .
Peevjabo:: {G} (beschermd natuurgebied bij Marafaniy); .
Pefme:: {N} (uitgeverij in Zezem); .
péga:: {I} kruidig, sterk gekruid.
PegAr:: {afk} »Pegrefyte Arānkas.
pégen:: {S} kruiden.
pégen-nōy:: {C} kruidendrank(je) (medisch).
pegreff:: {IIef} Pegrevisch (wat betreft Pegreff).
Pegreff:: {G} Pegreviė (het koninkrijk zoals dat tot 1894 heeft bestaan); .
Pegreffa:: {Cef} Pegrevische vrouw (inwoonster v Pegreff).
Pegreffiy:: {N} (biermerk uit Oneus’rt); .
Pegreff-mōbāriy:: {N} (monument; gemeente Kwāgseert); .
Pegreffo:: {Cef} Pegreviėr (inwoner v Pegreff).
pegrefiy:: {C} (het schrift waarmee de Pegr taal wordt geschreven; en tot ca. 1950 ook het Spokaans).
pegrefiy-roji:: {C} (afk= pegro) blokletter.
Pegrefyka:: {N}
pegrefyte:: {IIef} Pegrevisch (wat betreft »Pegrefyte).
Pegrefyte:: {G} Pegreviė (deel vh huidige Spok, bestaande uit Oost-Liftka, Br’r en Teujan); .
Pegrefyte Arānkas:: {N} (afk= PegAr of PA) (voormalige spoorwegmaatschappij); .
Pegrefyter:: {Cef} Pegreviėr (inwoner v huidige gewest).
Pegrefytera:: {Cef} Pegrevische vrouw (inwoonster v huidige gewest).
pegrevise:: {C} (de Spokaanse dialecten zoals gesproken in Pegrefyte).
pegreviy:: {C} Pegrevisch (taal, verwant aan het Spokaans); fes ~: in het Pegrevisch.
pegro:: {afk} »pegrefiy-roji.
Pegrycloem:: {N} (regionaal ochtenddagblad in Ben en Renō, en op Teujan en Br’r; voornamelijk in het Druk-Pegrevisch); .
peiy:: {III} genaamd, hetende.
pejanuf::
Pejaönje:: {F} (Peg).
péje:: {U} (vulg) kakken, schijten.
Pejo:: {J}.
Pejo-helmy:: {G} (grot; gemeenten Bref en Mitā); .
Pejo-ur-Pano-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Ozaneto a/e Prek); .
pek::
pék:: {S} (vulg) kak, stront, schijt.
péke:: {U} (vulg) kakken, schijten.
pektynn:: {S} pectine.
Pelagiy:: {M}.
pelat:: {I} kwaad, euvel; »proba.
pelatiy:: {A; mv=enk} kwaad (zn), het kwade.
Pelatiy:: {F}.
pelbōt:: {C} voortgang, schot; (= zemper-~) jaargang; fes ~: onderweg.
pelbōt-garrent:: {C} tussenstation (spoorwegen).
pelbōt-arkos:: {C} tussenlanding (vliegtuig).
pelcan:: {C} pelikaan (vogel) (L. Pelecanus onocrotalus); puts (emmer).
pelcan-rovretos:: {A} zelfopofferende liefde; liefde/verliefdheid waardoor men geheel in beslag genomen wordt.
Pelcer:: {F/J}.
Pelder:: {F}.
Pelf:: {J}.
Pelfa:: {M}.
Pelger:: {F}.
Pelger & Māršant TC:: {N} (uitgeverij in Gralkrich); .
Pelger-Hāls:: {N} (onderhoudsbedrijf voor spoorwegmaterieel, te Floran); .
Peljo:: {F}.
Pellās::
pelle:: {K} [op]volgen.
Pelle-Hynše-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Girdesef); .
pellos:: {C} opvolging.
Pelmer:: {F/J}.
Pelmertās-lofipana:: {N} (paleis in Hirdo); .
Pelmertās-plākom’:: {N} (autosnelwegtunnel bij Hirdo onder de Trendon); .
pélnyxiy:: {C} (Erg geestelijke, belast met stervensbegeleiding, begrafenisrituelen ed).
Pelres::
Pelresa:: {N} (Erg kloosterorde); .
pelresater:: {C} (mnl lid vd »Pelresa-orde).
pelresatera:: {C} (vrw lid vd »Pelresa-orde).
Pelres-korda:: {N} (Erg kerk te Blort met speciale urnenkelder uit 16e eeuw); .
pémah::
pémahare:: {K} versmaden; met smaad behandelen.
pémaharos:: {A} versmading; smadelijke behandeling.
péme:: {K} schimpen op.
pémos:: {A} beschimping.
pen:: {C; mv= ~tja} pen (vrnl schrijfgerei); ef ykelbare sener ~: in de pen klimmen (vooral een boze brief schrijven of klacht indienen).
pén:: {I} kolkend (v water); ef pónze ~ fes Lerduex ef cubu: Lerdu raakt geheel over zijn toeren.
Peńafort:: »de Peńafort.
penša:: {I} keurig, netjes, behoorlijk, gepast.
penduliy:: {C} pendule.
pene:: {U} zitten (rondhangen, aanwezig zijn; tot de mogelijkheden behoren); miyrūsz ~ fes ef sucro-p’t: er zitten mieren in de suikerpot; teāk zirrot nert ~: zo'n vakantie zit er niet in (behoort niet tot de mogelijkheden).
Penenen:: {G} (stad in Tjemp).
penetrere:: |..’je| {K} penetreren.
pénf:: {I} minzaam.
penfe:: {I} onheus.
pengun:: {C} pinguļn.
Pengun-fonis:: {N} (recreatieoever; gemeente Tsjech); .
penitenke:: {U} boeten.
penitenky:: {C} boete.
peniy:: {C} penny (Eng munt).
Penja:: {G} (dorp; gemeente Haleu).
pénk:: {C} [brede en ondiepe] baai; kreek.
pen-lelder:: {C} penhouder.
pennen:: {C} inleg[geld]; fiche; ef riffe eft ~: geld inleggen.
pennóf:: {C} bovenloop (v rivier: meestal het onbevaarbare gedeelte).
Penny-teatriy:: {N} (voormalig variété-theater in Hirdo); .
penonars:: {C} pensionaris.
pentaler:: {A; mv=enk} noodlottig/fataal ongeluk (met dodelijke afloop); do sterdo fes eft ~: hij is bij een ongeluk om het leven gekomen.
pentaliy:: {I; [mv=enk]} noodlottig, fataal.
pente::
Pentecōt:: {N} Pinksteren.
pentecōtas:: {III} zo goed als elk jaar met Pinksteren; riyfain ~: elk jaar met Pinksteren.
Pentecōt-huflif:: {N} (kantoortoren in Amahagge); .
Pentecōt-kōbotof:: {N} Eerste Pinksterdag (officiėle feestdag; winkels gesloten).
Pentecōt-lunatof:: {N} Tweede Pinksterdag (geen officiėle feestdag, maar in RK gebieden zijn veel instanties gesloten).
pentero:: {I} zorgeloos.
pentes:: {C} (dl= Centraal-Berref) stalknecht.
pentja:: {mv} »pen.
pénverts:: {C} troost; ef kette ~ ón rst: iemand troosten.
Peoll::
Peoll Calafiy-Hestiy-mirra:: {W} .
peplān:: {mv} »peple.
peple:: {C; mv= peplān} (alg) smalle, hoge populier (L. Populus); [mintepot] ~: Italiaanse populier (L. P- nigra var. Italica); [lāstyfor] ~: gegroefde populier (L. P- striata); doffiy ~: zwarte populier (L. P- nigra); blakker ~: witte abeel (L. P- alba).
pepliys:: {S} postelein (vrnl in de samenstelling knurfel-~ = waterpostelein).
pepsmint:: {C} [peper]munt (L. Mentha piperita).
péquh:: {I} ondankbaar.
péquhiy:: {A; mv=enk} ondankbaarheid.
per:: {S} mest.
per-:: {PX.zn > zn} rot-; (bijv) eft per-mimpit: een rotboek; (minder sterk of vulg dan »ch’t- of »missis-.
pera:: {C} (dl= Cheetuc) teefje, hond (vrw).
peran:: {III} ~ pai (vz-uitdr): rijk aan, vol van, rijkelijk voorzien van.
perane:: {K} bemesten.
peraniy:: {I} »pijāperaniy.
perann:: {Iid} mals||taai; gritsa-~: mals [en sappig]; eft ~ bjefflāp furt ef kniteg: een malse biefstuk; vāstyff-~: taai; eft ~ bjefflāp furt ef kabōrm: een taaie biefstuk.
peranos:: {C} bemesting.
percette:: {C} parkiet (L. Melopsittacus).
perdare:: {K} kwijtraken.
perdos::
Perdu::
perd’r::
perd’rami:: {I} in beide gevallen.
Perd’rhāmiy:: {G} (dorp; gemeente Kolesz).
perd’rovap::
perd’rovapiy:: {I} wederzijds; wederkerig.
perd’rs:: {ZV; mv; gnz= ~er; gnp= ~’r; rs= ~es} beide[n], alle twee, hun tweeėn; gress ten mimpits lorerde ur ~ frylōpe: ik heb twee boeken gekocht en beide/allebei vallen ze tegen; Mariy co'ifche ~es: Mariy negeert [hen] beiden/alle twee; óps drue fara ~ "mit": ze klinken beide als "mit" (let op positie v perd’rs!).
perd’rser:: {gnz} »perd’rs.
perd’rses:: {rs} »perd’rs.
perd’rs’r:: {gnp} »perd’rs.
perd’r-zemper-terder:: {C} »zemper-terder.
Pčre Baril:: {N} (merk v witte mousserende wijn); .
peret:: {mv} »pear.
perfecc:: {C} (taalk) voltooide tijd (v werkwoorden).
performance:: |Eng.| {C} performance.
pergāmt::
pergāmtiy:: {I} perkamenten, van perkament gemaakt.
pergola:: {C} pergola.
Pergola:: {F}.
Perhāx-Nutter:: {N} (tankstation langs de M2; gemeente Trendon); .
Perhāx-Zutter:: {N} (tankstation langs de M2; gemeente Trendon); .
Periy-fonis:: {G} (dorp; gemeente Hildi).
perjodafiy:: {C} periodiek (regelmatig verschijnende publicatie).
perjodise:: {I} periodiek (regelmatig terugkerend).
perjodiy:: {SC} periode (kringloop; in wiskunde).
perkaliy:: {C} noodgeval; fes ~: provisorisch; noi ~: geen nood (er is niets aan de hand).
perkaliy-c’rtiyr:: {C} noodhulp (hulp bij nood).
perkastiy:: {C} dienstijver.
perkef:: {vdw} »perkefe.
perkefare:: {K} verplicht zijn om.
perkefe:: {K; vdw= perkef} verplichten, noodzaken (sterker dan »perkoe); nopen tot (noodzaken); ef crisiy ~ tnessteriyn xatjesmés: de crisis noopt tot drastische maatregelen.
perkefos:: {A} voorschrift; verplichting.
perkepainn:: {C} (taalk) gebiedende wijs.
perkos:: {A} noodzaak; riffe ~ ón: nodig maken; ef nāsmurfe riffe ~ ón huarosz: het geldgebrek maakt bezuinigingen nodig; pana melde eft ~: dat is een must.
perkoe:: {K} verplichten, noodzaken (minder sterk dan »perkefe).
per-larder:: {C} gevlekte scheerling (L. Conium maculatum).
perle:: {C} parel.
perlebāl:: {C} parelstuifzwam (L. Lycoperdon perlatum).
perle-flyddere:: {C} (vlinder: L. Clossiana); horit ~: zilveren vlek (L. C- euphrosyne); kiygt ~: zilveren maan (L. C- selene).
Perle-hove:: {N} (landhuis; gemeente Oofo); .
perle-sientur:: {C/S} (alg) paarlemoer; (iro) vrouw met veel sieraden behangen.
perle-sientur-flyddere:: {C} grote parelmoervlinder (L. Mesoacidalia aglaja).
perlot:: {C} strop, tegenvaller.
permacryros:: {C} permafrost.
permān:: {C} slotgracht; »ān.
Permfa-helmy:: {G} (grot; gemeente Staef; verbinding met de rlaāgch’); .
Pernen:: {F/J}.
perocallas:: {I} onderling.
Perocallas:: {N} (boektitel); .
perogiffiy:: {I} intiem (contact tussen 2 mensen).
perogiffiy-kiyne:: {K} aanranden (jur: onzedelijk betasten).
perogiffiy-kiyner:: {C} (jur) aanrander.
perogiffiy-kiynos:: {C} (jur) aanranding.
perōksitt:: {S} peroxide.
perrs:: {C} gok[je].
perrse:: {K} gokken.
perrsos:: {C} het gokken; ef jelpjeve eft ~: een gokje wagen.
persa:: {I} mollig.
Persa:: {Cef} Perzische vrouw; »Persiy.
pérsa:: {TW} honderd; ~-ér: honderdéén; ~-ten: honderdtwee (enz).
pérsaer’:: {I} honderdtal.
pérsas:: {ZV; mv; gnp= ~er; gnz= ~’r; rs= pérsat} met hun honderden, alle honderd; kirro ~: wij [met zijn] honderden; lef kirro ~: met ons honderden.
pérsaser:: {gnp} »pérsas.
pérsas’r:: {gnz} »pérsas.
pérsat:: {rs} »pérsas.
pere:: {C} perzik.
perselle:: {S} peterselie (L. Petroselinum crispum).
Pere-mirra:: {W} ; (DOM 208-210).
pérsfót:: {I} onheilspellend, sinister.
persiy:: {IIef; mv=enk} Perzisch (bv); »Persiy.
Persiy:: {G} Perziė (tegenwoordig liever »Irān en afleidingen).
périyt:: {I} misdadig, crimineel.
périytōc:: {C} misdadigheid, criminaliteit.
per-snerf:: {C} [gewone] mestkever (L. Geotrupes stercorarius).
Perso:: {Cef} Pers (bewoner); »Persiy.
personifieros:: {C} personifiėring (het proces dat leidt tot een personificatie); »personifikao.
personifikao:: {C} personificatie (alg: het resultaat v personifiėring); (bijv) do lōve toftas zjoba c: hij bidt dagelijks onder Eik (de eikenboom waaronder hij bidt, is nu een personificatie met de "eigennaam" c); »personifieros.
persos:: {C} Perzisch (taal).
perspekteff:: {SC} (fig) perspectief.
perst:: {I} (fig) honderden.
Perswįńg:: {F}.
Perswyt:: |persvyt/persyt| {F}.
pert-:: {PX} »pert; »pert-...
perte:: {U} veel zijn; ef kūfōs ~ kusami: er is hier veel verkeer.
pertes:: {rs} »perts.
pertfrenvutiy:: (= pert-frenvutiy) {I} veelsoortig; »frenvuiy.
pert-frenvutiy:: {I} »pertfrenvutiy.
pertmarāsiy:: (= pert-marāsiy) {I} veelkleurig, bont, met veel kleuren.
pert-marāsiy:: {I} »pertmarāsiy.
pertót::
pertovaper:: {A; mv=enk} veelzijdigheid.
pertovapiy:: {I} veelzijdig.
pertpry’l:: {I} (fig) rekbaar, op veel manieren uit te leggen; eft ~ xāros: een rekbaar begrip.
pertres:: {C} patrijs (L. Perdis perdix).
Pertres::
perts:: {ZV; mv; gnp= ~er; gnz= ~’r; rs= ~es of pertes} vele[n]; gress tiffe ~: ik ken veel mensen; ~ lāzāre goe ’rpō'asz, tur litels idem goe lofipanas: velen wonen in een krot, maar weinigen in een paleis; cradef vilduls fes kost arābe ’tine geffys, tur perts’r belks melde tval: alle bomen in mijn tuin dragen appels, maar de vruchten van vele [bomen] zijn rot; geffaliyn ~: velen die gelukkig zijn; vele gelukkigen; lo ~: velerlei, velerhande.
pertser:: {gnp} »perts.
pertses:: {rs} »perts.
pertsiy:: {Aef; mv=enk} veelheid, overvloed.
perts’r:: {gnz} »perts.
perts’rtiy:: {I} op veel plaatsen.
pert’fiy:: {I} goeddeels.
pert-zemperiy:: {I} overjarig (v planten: langer dan 1 jaar levend).
peru:: {IIef} Peruaans (bv).
Peru:: {G} Peru.
Peruna:: {Cef} Peruaanse vrouw.
Peruny:: {Cef} Peruaan.
pes:: {OV; enk-concr} »minker.
pesa:: {ZV; enk; gnp= peser; rs= ~e} menigeen; ~ lāzāre ki eft ’rpō'as, rāste lelperravy té: menigeen woont in een krot, dat niemand wil hebben; huldufit ~: menigeen die beroemd is; menige beroemdheid.
pesae:: {rs} »pesa.
peser:: {gnp} »pesa.
pesimesmiy:: {SC} pessimisme.
pesimistise:: {I} pessimistisch.
pesk:: {S} houtrot; vermolmd hout; »byte.
peskiy:: {I} vervelend, beroerd.
pesmlā:: |M| {C; rs= ~t} (alg) valk (L. Falco); (ihb) torenvalk (L. Falco tinnunculus).
pesmlāt:: |M| {rs} »pesmlā.
pestisitt:: {S} bestrijdingsmiddel, pesticide.
pet::
Pet:: {afk} »Petrus 2.
pétempe:: {K} overtrékken (met stof).
pétempos:: {C} overtrek, hoes.
Petersen & Lōra:: {N} (uitgeverij in Fonistā); ).
Pet-house:: |Eng.| {N} (hondenkennel en dierenpension in Amahagge); .
pétmpu:: |M| {C; rs= ~t} lijk (v zeil).
pétmput:: |M| {rs} »pétmpu.
Petriy::
Petriyaler:: {F}.
Petriy Merge:: {N} (herberg in Fonistā); .
Petriy Nānkiy:: {N} (Bergparel-B&B in Xarebafiy); .
Petriy Pajec-Muriy-plep:: {W} .
Petriy Quelle-Rōt-mirra:: {W} .
Petriy Sugge-En’mt-mirra:: {W} .
Petriy Sugge-En’mt-museem:: {N} (klein museum in Feutām); .
Petriy Umoet-pōnt:: {N} (spoorwegviaduct; gemeenten Šebantiy en Quandepā); .
Petroa:: {M} Petra.
petrolém:: {S} petroleum.
Petry:: {J} Peter.
pets:: {C} stok waarmee veehoed[st]er het vee opjaagt.
pétse:: {U} dribbelen (lopen met kleine vlugge pasjes).
petsquts:: {C} orde, regelmaat; ef toftiy ~: de orde van de dag.
pétu’g:: {C} domkop, uilskuiken.
Peül:: {J} (Peg) Paul.
pevutrās:: {C} kapsalon.
pevutre:: {K; gst= pevutt} opmaken, schminken (gelaat); kappen (haar).
pevutrelmit:: {C} kleedkamer (bij toneel).
pevutro:: {C} ef lelperre ef ~ rifo: de beschikking hebben over.
pevutros:: {C} het schminken, opmaak; (soms) kapsel.
pevutt:: {gst} »pevutre.
Peyx:: {G} (dorp; gemeente Šaā).
Pf.:: {afk} »prifjiof.
P&F:: {afk} »Plaja & Fermenn TC.
Pf-Ri.:: {afk} (= »prifjiof fes rigt).
PG:: {afk} »plata-gros.
PGB:: {afk} (= paaftor geografise »blātiy).
Pguńg Psgro:: {F} (Gar).
PH:: {afk} »publisere-hor.
Philip:: {J} (Eng).
PI:: {afk} »picatel.
piā:: {C; rs= ~t} kalf, jonge koe (vrw); (sprkw) eft ~ nert melde eft boert: aal is geen paling.
piaquan::
piaquāne:: {K} vriendelijk zijn tegen; āme g’rs piaquānavy: als u zo vriendelijk wilt zijn (beleefdheidsfrase bij vragen; equivalent aan fara quiste); »quiste.
piaque:: {rs} »piaqui.
Piaqui:: {N} "Vriendschap" (Bergparel-pension in Crobela); .
piaqut:: {I} bevriend; ~ lef: bevriend met.
piāt:: {rs} »piā.
pica:: {S} ijs; (sprkw) ef ~ jénše vrust: geen rook zonder vuur; (sprkw) ~ melde martel ur flecs melde kjupt: dat is nu eenmaal zo; daar helpt geen moedertje lief aan; (sprkw) lo kā ef ~ melde martel [ur ef flecs melde kjupt]: zó ligt de zaak; zo zit de vork in de steel.
pica-bar:: {C} ijssalon (zelfbedieningszaak waar je ijs kan eten).
pica-bergo:: {C} ijsberg.
pica-hōky:: {C} ijshockey.
picaiy:: {I} ijskoud.
picalot:: {C} ijskast (ook als "koelkast" bedoeld wordt).
pica-martel:: {I} ijskoud.
pica-mittus:: {C; mv= ..-omittus} ijskelder.
picamuty:: {C} gletsjer.
pica-omittus:: {mv} »pica-mittus.
pica-sért:: {C} koelhuis.
pica-sfég:: |-svég| {C} ijspegel.
picautū:: {C} ijsbeer; (= »pica + »pytutū).
pica-tāt:: {C} ijsschots.
picatel:: {Cef} (afk= PI) "ijsmaand" (8e maand v Erg tijdrekening).
Pica-zee:: {G} IJszee.
picciy:: {C} (pop) ijsje, ijsco.
pici:: {I} zat, stomdronken.
piciyn:: {C} ijsblokje, stuk[je] ijs.
Picón:: {F} (Spa).
pics:: {I} ijzig.
piemze:: {vdw} »iemze.
Pierre:: {J} (Fra).
Pieter:: {J} (Ned).
Pieterman:: {F} (Ned).
Pietersz:: |pyters| {F}.
Piga:: {F/M}.
PIGE:: {N} (haveninvoer en transportonderneming in Amahagge); .
pih:: {I} rafelig.
pijā:: {I} volkomen, compleet, [ge]heel; helemaal (geheel en al); ~ šō: recht toe recht aan; recht op de man af; gewoon (zonder meer); do revuse ~ šō: hij weigert [het] gewoon; ~ nert = ~ noi: in het geheel niet; überhaupt niet; ~ strā: nog lang niet; ~ hupster: heel [erg] groot; lóf ef ~ tof: [gedurende] de hele dag.
pijabi:: {vdw} »ijabie.
pijākafte:: {K} gepast betalen, passen.
pijāperaniy:: {I} welgevuld, goed gevuld (v glas, pastij, soep ed); eft ~ upa: (fig) een goed belegde boterham (verdienen).
pijā-qummerte:: {K} vervolmaken.
pijā-qurstoxer:: {C} voltreffer.
pijā-riffor:: {I} perfect, uitmuntend.
pijā-siy:: {I} vast en zeker.
pijāsmurf:: {S} gepast geld.
pijat:: {C} (lett) samenloop (v wegen, rivieren).
pijate:: {U} (lett/fig) samenlopen, samenstromen.
pijatos:: {A} (fig) samenloop (v omstandigheden).
pijātrempe:: {K} doorlezen (geheel lezen).
pijā-tustūr:: {C/S} volkorenbrood.
pijāvobar:: {I} welgeschapen.
pije:: {U; gst= pit} bijeenkomen, bij elkaar komen.
pijōfty:: {SC} doel[stelling].
pijōfty-painer:: {C} "doelwerkwoord" (Spok [hulp]ww dat gevolgd kan worden door »beri 2 en een infinitief).
pijos:: {C} bijeenkomst; het bijeen komen.
Pikāst:: {J}.
pike::
pikos:: {C} gepik (met snavel); gekibbel, gebekvecht.
Pila:: {F}.
pildare:: {K} neerslaan (v ogen).
pilde-armt:: {K} aanleggen (v weg, kabel).
pilde-fes:: {K} inleggen (v zoom, extra trein).
pilde-fest:: {K} (lett) vastleggen (v waakhond, schip).
pilde-kaf:: {K} (lett) opleggen (ook v schepen; »ryare), erop leggen; do ~ ef ére hent: hij legt zijn hand erop.
pildos:: {C} het [neer]leggen.
pildos-armt:: {C} (lett) aanleg, het aanleggen.
pildos-fes:: {C} het inleggen (v zoom); extra (ingelegde) trein.
pildos-kaf:: {C} (lett) het opleggen; oplegging (maar NIET v schepen); »ryaros.
pildos-mip:: {C} lay-out.
pilfse:: {K} (alg) dresseren, drillen; (ihb) inrijden (v nieuwe auto).
pilfsos:: {C} (alg) dressuur; (ihb) het inrijden (v nieuwe auto).
Pille:: {J/M}.
pilo:: {C} peil; luft ef ~ rifo (vz-uitdr): ter hoogte van (geografisch).
pilot:: {C; mv= pilōte} piloot, vliegenier.
pilōte:: {mv} »pilot.
pimenta:: {C} pimentboom (L. Pimenta dioica).
pimento:: {C} paprika.
pimpernela:: {C} grote pimpernel (L. Sanguisorba officinalis).
PIN:: {C} pincode.
Pinā:: {F}.
PIN-fesubere:: {K} pinnen (uit een automaat geld opnemen met een pasje met pincode).
PIN-kafte:: {K} pinnen (betalen met een pasje met pincode).
pinke:: {U} (alg) roffelen (met de vingers); (ihb) pingelen (v motor).
pinkos:: {S} geroffel (met de vingers); na gress mittof melde [pijā] ~: ik vind dat [helemaal] niks (afkeuring).
pinne::
pinne-āskān:: {C} (lett/fig) dwaalspoor; »ān.
pinne-flém:: {C} dwaallicht.
pinne-tijā:: {E} (lett) afdwalen, langzaam de juiste route uit het oog verliezen.
pinnos::
pinnosiy:: {C} weg die men al [af]dwalende heeft afgelegd.
pinnos-tijā:: {C} (lett) afdwaling.
pinochiyt:: {SC} overmoed.
PINU:: {afk} »Pliyfone iftam, noi ufire.
pinzole:: {E} (Erg) mediteren.
pinzolmit:: {C} meditatieruimte (in Erg kerk).
pinzolos:: {C} (Erg) meditatie.
pip:: {PX.impr} alles, al; (verkorte vorm v »pipar); »pip-.
pip:: {SX.c > III} (tijdsbepaling) [gedurende] de gehele; (bijv) hertel/hertelpip: maand/[gedurende] de gehele maand; de hele maand door.
pipac’r:: {gnz} »pipar.
pipar:: {ZV; gnp= ~er; gnz= pipac’r; rs= ~r} alles, alle[n]; alles en iedereen (refererend aan gehele wereld/kosmos); goe atomm-bōmbas tjestrove ~r: een atoombom verwoest alles en iedereen (er blijft niets meer over); gress ~ trije: ik heb werkelijk alles geprobeerd (emfatischer dan: gress cratiyn trije); do melde ~er frint: hij is een allemansvriend; do melde pipac’r māecc: hij is werkelijk overal het slachtoffer van; stus zerfecū ef armt ~: je kan het aan alles zien; je kan het overal aan zien; ’rkam’r ~: allen die jong zijn; alle jongeren; ~ pip (spr: met emfase): (echt) įlles.
piparer:: {gnp} »pipar.
piparr:: {rs} »pipar.
pipavyros:: {C} uitspansel, hemelgewelf.
pipet:: {I} »pipwet.
pipett:: {C} pipet.
Pipia:: {G} (stad in Munt); (DOM 123).
Pipia-Grot:: {N} (station).
Pipio:: {G} (stad in Plefō).
Pipio-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Pipio); .
pipknōf:: {I} alwetend.
pipper:: {I} heldhaftig.
pipperes:: {C} held.
Pipperes-pavelonn:: {N} "Heldenpaviljoen" (cultureel centrum in Zest); .
pipper-krutt:: {C/S} rozenkransje (plant) (L. Antennaria dioica).
Pipper Spooksoliy:: {N} (boektitel); ; (DOM 163/212).
pippōriy:: {I} almachtig.
pipral:: {III} alvast (in afwachting v wat volgt).
piptif:: |pitif| {I} nieuwsgierig; (= »pipar + »tiffe).
piptim:: |pitim| {III} (arch/emf) immer, altijd.
pipwet:: (pipet) {I} alweer, opnieuw.
pir:: {C}
pir:: {PX.c > c} volgende (bij tijdsbepalingen); (bijv) ef pirhertel: de volgende/komende maand.
pira:: {C} (het "dakje" op ā, ō en ū; analoog zou i-pira geschreven moeten worden als ī, maar hiervoor in de plaats schrijven we iy); »a-pira; »i-pira; »o-pira; »u-pira.
pirāmer:: {C} geschiedenis.
Pirāmer & Arfinvelkiy:: {N} (maandblad over geschiedenis en toekomst); .
pirāmer-fālsos:: {C} geschiedvervalsing.
pirāmer-gvārcer:: {C} geschiedkundige (met de nadruk op het "zoeken" naar feiten, om op basis daarvan geschiedenis[theorie] te kunnen schrijven).
Pirāmer-museem:: {N} "Geschiedkundig museum" (museum in Amahagge); .
piramitt:: {C} piramide.
pirandoka:: {III} natuurlijk, vanzelfsprekend.
pirata:: {C} piraat, zeerover.
Pirelša-Moosa-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Zimp); .
pirg:: {I} chic.
pirhertel:: {C} ef ~: volgende/komende maand.
Pirinin-goftius:: {N} "Meisjesflat" (studentenflat in Amahagge); .
pirinin-quanka:: {C} meisjesnaam (voornaam ve meisje).
pirk:: {C} lemmet.
pirmink:: {C} ef ~: volgende/komende week; do arfine ef ~-lunatof: hij komt volgende week maandag.
piro:: {C} "Spokanische zilverspar" (beter bekend als »blotter šōle: L. Abies spocanica).
Piroes:: {G} (stad in Ziyp); (DOM 155-156).
Piroes-Knigta-mirra:: {N} (station).
Piroes-MG:: {N} (station).
Piroes-Sentrym:: {N} (station).
Piroes-Viken:: {N} (station).
Piro-pavelonn:: {N} (paviljoen in dennenbos, behorend bij het Museum voor Moderne Kunst in Amahagge); .
pirp’r:: {C} ef ~: volgende/komende eeuw.
pirr:: {SX.vz} (gereduceerde vorm v pipar; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) (bijv) furtpirr = furt pipar: voor alle[n]; voor alles; overal voor; »pipar.
pirrs:: {SX.vz} (gereduceerde vorm v lelpirus; dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) (bijv) furtpirrs = furt lelpirus: voor andere[n]; »lelpirus.
pirt:: {C} aardewerk pot.
pirtof:: {C} (arch/poe); ef ~: morgen.
pirzemper:: {C} ef ~: volgend/komend jaar.
pirzof:: {I} [erop]volgend[e] (v reeds aanwezige reeks): do zāre fes ef ~ sért: hij woont in het volgende huis; fes ef értef dur pracās pert fotels melde, tur fes ef ~ tiyns ef melde gulder: op de eerste drie bladzijden staan veel fouten, maar op de volgende gaat het beter; tu puttāt ef ~ gerlas: je moet de volgende bus nemen (de volgende bus ve rij bussen bij het busstation); (vgl) tu puttāt ef sompat gerlas: je moet de volgende bus nemen (= wachten tot er een volgende bus aan komt rijden).
pirzovatjen:: {C} nakomeling, erfgenaam.
pirzove::
pirzove-furt:: {K} voorafgaan aan.
pirz’r:: {C} rijlaars.
Pisa:: {N} (voormalige pizzeria in Empecho); .
Pisces:: {N} Vissen (sterrenbeeld).
piemt:: {I} verloederd.
piemte:: {U} verloederen.
piemtos:: {A} verloedering.
pistaa:: {C} pistache[noot].
pitā:: {I} straf, krachtig (wind); strak, gespannen (elastiek, touw, zeil).
piten:: {ZV} (spr) allebei; (= »pip + »ten).
piti:: {PX.ww > ww} (nieuwe ww'n); »piti; »piti-.
pitigūfque:: {E} ~ ón: zijn beklag doen bij.
pitiloine:: {K} benaderen.
pitiloinos::
pitiquāme:: {K} bekrachtigen, bezegelen, staven.
pitiquāmos:: {A} bekrachtiging, bezegeling, staving.
pitireppatt:: {I} toerekenbaar.
pitireppe:: {K} ~ ón: toerekenen aan; toeschrijven aan; ef ~ flj ón rst: iemand iets ten laste leggen.
pititt:: {rsmv} »piti.
pitiye:: {mv} »piti.
Pitla::
Pitla-arābe:: {N} (begraafplaats; gemeente Manes-Pōmān); .
Pitla-fonis::
Pitla-pārc:: {G} (natuurreservaat in Ziyp, op de Qumk-vlakte); ; (DOM 179-181).
Pitla-pōlder:: {G} (polder ten noordwesten v Minde); ; (DOM 154).
Pitla-pōlder-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Ozaneto a/e Leije); .
Pitla-pōnt:: {G} (dorp; gemeente Pitla).
Pitla-siyclo:: {G} (kanaal (ringvaart) rondom Pitla-polder); .
pitlo:: {Iid} rijp||onrijp; (rs geeft betekenis "rijp"); eft ~ geffye (rs!): een rijpe appel; ef geffy melde quista ~ = ef geffy melde larde-~: de appel is rijp; eft ~ togeffy = eft arfinelira ~ geffy: een onrijpe appel; ef geffys melde tildā ~: de appels zijn onrijp.
Pitrani:: {G} (stad in Ziyp).
pits:: {gst} »pitste.
pits:: {wst} »pitste.
pitsi:: {C} kikkervisje.
pitsos:: {C} torn, losse naad.
pitste:: {K; gst= pits; wst= pits[t]} (lett) [los]tornen.
pitstice:: {U} peuteren, prutsen, friemelen.
pitsticer:: {C} peuteraar, iemand die met zijn vingers overal aan zit.
pitt:: {rsmv} »py.
pittatjen:: {C} fietser, wielrijder.
pitte-mirra:: {C} fietspad.
pitter:: {C} (alg) fiets; (ihb) iemand die [beroepshalve] in tredmolen loopt of op blaasbalg (v orgel) trapt ("het orgel treedt"); (toen in 1971 wegenbelasting voor bromfietsen werd ingevoerd, zijn ook alle fietsen in Spok geteld: het waren er ca. 400.000); .
pitter-kronām:: {C} fietsenrek.
pitter-kul:: {C} fietsenstalling.
pitter-zyler:: {C} wielrenner.
pittōl:: {C} tredmolen; (= »pitte + »mōjōl).
pittōler:: {C} dier (paard) dat in een tredmolen loopt; (soms) dwangarbeider die in tredmolen moet lopen; »pitter.
Pitu:: {G} (stad in Neze).
Pitu-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Pitu); .
Pitu TC:: {N} (bierbrouwerij te Pitu); .
Pius XII-domiy:: {N} (domkerk in Tanb’r); .
pivā:: {C} (een vd periodes waarin de dag en nacht onderverdeeld zijn: ochtend, middag, avond ed).
pivecc:: {III; =mt v tevi} [het] minst graag; gress pliyfone ~ cafer: ik drink koffie het minst graag (maar ik drink alle dingen toch graag); »tevi.
piy:: {C} damspel; dam (dubbele damschijf).
piyše:: {I} gering, armzalig; min (v daad ed).
piye:: {mv} »py.
Piyfter:: {F}.
piykniyk:: {C} picknick.
Piykniyk:: {N} (webwinkel, gevestigd in G’rō); .
piykniykatjen:: {C} picknicker.
piykniyke:: {U} picknicken.
Piykpōk:: {N} (café-restaurant op Mikkon in Hirdo); .
piyl:: {C} pil, tablet.
piylās:: |piylas| {S} druiven[tros].
piylase-tātsa:: {K; vdw= tātsa-piylasō} doormiddenscheuren.
piylasō::
piylasos:: {C} gescheur, het scheuren.
piylāsos:: {C} druiventeelt, wijnbouw.
piylās-rāsdo:: |piylas-| {S} druivenoogst (druiven op het land).
Piylšā-taris:: {N} (groot kantoorgebouw in Hirdo); .
piylgrem:: {C} pelgrim.
Piylgrem:: {N} (bouwbedrijf in Hoggebim); .
piylgrem-poh:: {C} bedevaart.
piylgta:: {I} overtuigd.
piymerre:: {U} dammen (damspel beoefenen).
piymert:: {C} damspel.
piymp:: {C} pooier (souteneur).
piympel:: {C} grote bevernel (met rode bloemen) (L. Pimpinella major).
piyn:: {C} spaak (v wiel); vleespen; klein braadspit.
piynregtā:: {C} dambord.
Piyrfeerā:: {F}.
piyrotiy:: {C} lijkkleed.
piyrotiy-flā:: {C} vlag die lijkkist bedekt (en meebegraven/meeverbrand wordt).
Piyrp:: {G} (zijriviertje vd Tāfft); .
Piyrre:: {G} (dorp; gemeente Girdesef).
piyrstare:: {K} slaags raken met.
piyrstatjen:: {C} (persoon) vechtersbaas; (vogel) kemphaan (L. Philomachus pugnax).
piyrste:: {K} vechten tegen/met; ef ~ lef eft nes-bjelt: bekvechten.
piyrste-lu'ettos:: {A} capitulatie (overeenkomst).
piyrste-unkettos:: {A} capitulatie (overgave).
piyrstos:: {C} gevecht, vechtpartij.
piy-olg:: {C} dambord.
piyt:: {C} (vulg) tiet, borst.
piytiyn:: {C} damschijf.
Piytriy:: {J} Pieter.
Piytry:: {J} Pieter.
Piyx:: {F}.
piyya:: {Crs} pastei (gebak, gevuld met vlees/vis).
Piyya-fonis:: {G} (inham tussen Ergānt-moeras en de rechter "schouder" v Berref); .
Piyyaka:: {N}
Piyya-korda:: {N} (Erg kerk in Hāc’r); .
Piyyate:: {G} (dorp; gemeente Manes-Tolā).
pizza:: {C} pizza.
pizza-lurfel:: {C} pizzeria.
PJ:: {afk} »poire-jakām.
pj.:: {afk} »pjaqurrink.
pjakār:: {C; mv= ~a} geheim (zn).
Pjakār:: {W} (stadswijk in Hirdo); .
pjakāra:: {mv} »pjakār.
Pjakār-institua:: {N} (psychiatrische inrichting in Hoggebim); .
pjakāriy::
pjakāro:: {I} geheim (bv).
pjakart:: {I} tersluiks.
pjakarte:: {K} geheim houden.
pjakartos:: {A} geheimhouding.
pjakatjena:: {C; mv= pjakatjen’} waarzegster.
pjake:: {E} waarzeggen.
pjakos:: {C} het waarzeggen.
pjālp:: {I} mals en sappig (bijv biefstuk).
pjano:: {C; mv= pjanōe; rsmv= ~tt} piano.
pjano-belasto:: {C} pianoles; do lelperravy ~s (mv!): hij wil pianoles hebben.
pjanōe:: {mv} »pjano.
pjanomerr:: {C} pianist.
pjano-stū:: {C} pianostuk.
pjanott:: {rsmv} »pjano.
Pjānts:: {N} (mnl personificatie vd Honger en Armoede); »missna; .
pjāp:: {C} kiem, spruit; ef ~ nert ertavy luft óps: het botert niet tussen hen.
pjāpe:: {U} spruiten.
pjaqurre:: {U} stijgen; ef ~ kaf: bestijgen (v paard of hoger gelegen plek); ef ~ l’ ef bōtmo: (fig) van de grond komen.
pjaqurrink:: {C} (afk= p. of pj.) "stijgweek" (1e week v 10 dagen in Erg tijdrekening).
pjaqurror:: {I} in extase.
pjaqurros:: {C} stijging, het stijgen.
Pjaqurros:: {G} (dorp; gemeente atoliy).
Pjaqurros-Peyx:: {N} (station).
pjaqurt:: {C} lift.
pjaqurt-baniylos:: {C} liftangst.
pje:: {K; gst= ~t; vdw= ~tiy} verijdelen.
Pjeens:: {F}.
pjelpa:: {S} (schapenkaas v Liftka en Br’r); .
pjén:: {C} (alg) wortel, peen (groente); (ihb) rare kerel; ef zirde lef ~s ur bjōlns: op water en brood zitten.
pjerf:: {I} licht, luchtig; ~ tobacc: lichte tabak.
pjerg:: {Iid} los||vast; eft ~ floōr-caribos š’m nacrys/lef nacrys: een losse/vaste vloerbedekking; ef hurt melde ~ š’m jūlt/lef ef jūlt: de hond is (zit) los/vast; eft ~ tjonde-dreut š’m fixos: een los kooktoestel; iy'ass ~: los; šōnosiy ~: vast.
pjet:: {gst} »pje.
pjetiy:: {vdw} »pje.
pji:: {!} piep! (geluid v muizen ed); (meestal geredupliceerd) pjipji!.
PJ-neflifados:: {I} milieuonvriendelijk; »poire-jakām-neflifados.
pjoh:: {I} bot (niet scherp).
pjohelle:: {K} beschimpen.
pjohellelira:: {I} onbeschoft.
pjohellos:: {A} beschimping.
pjohiy:: {C} (lett) botheid (niet scherp zijn).
pjōl:: {C} jargon; fes ef ~!: vertel op!, kom op met je verhaal!.
pjōlcvyste:: {K} verpraten (de tijd verdoen met veel praten).
pjōle::
pjōle-blef:: {U} napraten (nog een tijdje blijven [om te] praten).
pjōle-lénsos:: {A} spreekvaardigheid.
pjōler:: {C} prater (iemand die [veel] praat); do melde eft aoliy ~: hij is een gezellige prater.
pjōlera:: {C} praatster (vrouw die [veel] praat); eup melde eft aoliy ~: ze is een gezellige praatster.
pjōlos:: {A} aanspraak (tegen elkaar praten).
pjōlt:: {I} onderhavig, waar sprake van is; bewust (die ter sprake komt/is); mittof ~ tof gress nert meldo fesért: die bewuste dag was ik niet thuis.
pjona:: {C} pioen (L. Paeonia).
pjos:: {A} verijdeling.
PJT:: {afk} »poire-jakām-tāx.
pjump:: {C} lummel (zowel mnl als vrw).
pjūnte:: {K} werpen (bevallen v jong dier).
pj’g:: {vdw} »pj’ge.
pj’ge:: {U; vdw= pj’g} ~ beri/den: nut hebben om, lonen om; mittof nert ~ beri paine: dat heeft geen nut; dat loont niet; het heeft geen nut om dat te doen; ef pj’g salbos: de inspanning die geloond heeft.
PL:: {afk} »Pola.
pl.:: {afk} »pluzari.
Pla:: {G} (stad in Bloi); (DOM 134-135).
Plā:: {G}
Plā-ager:: {N} (vuurtoren; gemeente Plā (TJP)); .
plāc:: {C; mv= plec} plaat (v metaal/kunststof).
plācferi::
plāciy:: {C} [wand]tegel.
plāc-ostāf:: {C} »plāc-ostrāf.
plaf:: {C} (aan de goudlariks verwante naaldboom met hoge rechte stam en zeer korte takjes; verliest 's winters zijn naalden; vrnl op West-Berref) (L. Larix picta).
Plāfiy:: {F}.
Plāfiy-museem:: »Plāfiy-seert.
Plāfiy-seert:: {N} (museum in Amahagge); .
Plafo'es:: {F}.
Plafōt:: {F}.
Plafotō:: {G}
Plafotō-delta:: {G} (kustwater en moerasgebied voor zuidpunt v Plefō bij Korif; natuurreservaat); ; (DOM 96).
Plafotō-delta-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Korif); .
Plafotō-seert:: {N} (kasteelruļne; gemeente Plafotō); ; (DOM 101).
Plafotō-ses::
Plafotō Usienc Cōmpanšo:: {N} (afk= PUC) "Plafotō Zink Maatschappij" (voormalige zinkfabriek aan Plafotō-meer); .
plāfte:: {K} zich wanen; zich verbeelden.
plāfte-mux:: {C} grootspraak.
plāftos:: {A} waan, verbeelding.
plafūf:: {I} lelijk (kwetsend); eft ~ remarcos: een lelijke/kwetsende opmerking.
plāge:: {K} koesteren, met zorg bewaren; ef ~ flj fes ef skrenn: iets aan iets hebben; iets goed kunnen gebruiken; gress ~ ef naxyfolos jazy fes ef skrenn: ik heb wel iets aan die goede raad.
plāgos:: {A} koestering.
plag’:: {C} schol (vis) (L. Pleuronectes platessa).
Plag’-ager:: {N} (badstrand; gemeente Zar); .
plāg’e:: {U} in leven blijven; (krantentaal) ~ noi: omkomen, om het leven komen; do plāg’o noi luft ef moplariy: hij is bij het ongeluk om het leven gekomen.
plāg’os:: {A} [do frajjae] furt ef ~: [hij rent] voor zijn leven.
Plā-ileset:: {G} (eilandje aan de noordkust v Tjemp); ; (DOM 79).
Plaja:: {F}.
Plaja & Fermenn TC:: {N} (afk= P&F) (rederij, hoofdkantoor in Hildi (Periy-fonis)); .
plaje:: {U; gst= plat} hellen.
plajos:: {C} helling, het hellen; āfry eft ~ rifo 2%: met een helling van 2%.
plaju:: {C}
Plaju:: {G} (dorp; gemeente Marafaniy).
plaju-missis:: {C; mv= ~a} o'icrā ~: giftige gordijnzwam (L. Cortinarius orellanus).
plaju-missisa:: {mv} »plaju-missis.
Plaju-seert:: {N} "Hellinghuis" (Bergparel-B&B in Xarebafiy); .
plaju-vycc:: {S} boslathyrus (L. Lathyrus sylvestris).
Plaju-W’s’r:: {G} (dorp; gemeente Komy).
plaju-zōler:: {C} (vlinder: L. Erebia epiphron).
Plāk:: {G} (stad in Plefō); (DOM 101).
plaka:: {I} drukkend, benauwd (v weer).
Plāk-museem:: {N} (onbewoond museumkasteel bij Plāk); .
plāko:: {C} uitgraving; afgegraven [deel ve] helling (veelal met steunmuur; bijv om ruimte voor een huis/weg/spoorlijn te maken).
plākomer:: {mv} »plākom’.
plākom’:: {C; mv= plākomer} tunnel; (= »plāko + »am’).
plakos:: {I} ruim (uitzicht; veld).
plāks:: {I; vt= lilepiy; ot= laniy; vk= c’ry; mt= rofa} ver [weg], afgelegen; ~ fiseronam: veel later; op een veel later tijdstip; tu ~, den: in zoverre; voor zoverre; tu ~, den ef eits léfe = fit ~ fara ef eits léfe: zo ver [als] het oog reikt; kirro sena vonara tu ~: we zijn het in zoverre eens geworden; lóf eft ~ loin: ver vanaf hier; mittof arke [ber] ~: (fig) dit gaat (te) ver.
plāksiy:: {C} verte (zn); armt ~: in de verte; ~ ur tariy: van heinde en verre.
plāks-jumpetece:: {U} vérspringen.
plāksmiyp:: {I} diepzinnig.
Plāks-mōliys:: {W} (buurtschap); .
Plāks-Opper:: {G} Verre Oosten.
plāksót:: {VG} in hoeverre; gress nert tiffe, ~ do melde preazy: ik weet niet in hoeverre hij gelijk heeft; ef menestera nert eftarse beri klate ef Zāmporementec, ~ eup trace ef ijāk: het lukt de minister niet om de Volksvertegenwoordiging te overtuigen, hoeveel/hoezeer zij het ook probeert.
plākstarer:: {I} breedsprakig, breedvoerig, omstandig.
plākstariy:: {C} breedvoerige/omstandige uitleg/verklaring.
plākszerfa:: {I} vérziend.
plākszerfi:: {C} vérziend persoon.
plāks-zerfos:: {C} vergezicht.
plan:: {C} opzet, plan.
Planā:: {G} (stad in Tjemp).
Planā-Port:: {G} (de haven v Planā).
Plāndo:: {F}.
Plāndo Fynn:: {F}.
Plāndo Fynn-eksposiseert:: {N} (tentoonstellingsgebouw in Ies); .
plāne:: {K} plannen maken, plannen, uitdenken.
Plįńges:: {J} (Gar).
plānkiy:: {C} [markt]kraam, marktstalletje; schraag.
plānkton:: {S} plankton.
plano:: {C} vliegtuig.
planolōche:: {C} planoloog.
planolōiy:: {C} planologie, vlakke meetkunde; ruimtelijke ordening.
plano-pōst:: {C} (afk= p/p) luchtpost.
plānos:: {C/S} plan, het plannen maken, planning; plannen; ef huare-~ {S}: de bezuinigingsplannen (het gehele pakket maatregelen dat de overheid voorstelt).
plano-vāliy:: {C} startbaan, landingsbaan.
plano-x’jaros:: {C} luchtaanval.
plānt:: {C} bebouwing (landbouw).
Plānt:: {F}.
plānta:: |plĀnta/plāntA| {C; mv= ~es} plantage, aanplant.
plāntaes:: {mv} »plānta.
Plā-Pors:: {N} (station).
plār:: {TW} tienduizend.
plārerst:: {I} (fig) tienduizenden.
plariy:: {I; [mv=enk]} niet-ernstig; zonder [de te verwachten] ernst; niet-erg; meevallend.
plār-tiffug:: {C} [gewone] duizendpoot (L. Lithobius forficatus).
plas:: {C} nederzetting (alg: bewoonde plek; ihb: buurtschap of gehucht zonder specifieke administratieve status zoals een dorp of stad).
Plās:: {G} (eilandje aan de noordkust v Tjemp); ; (DOM 79).
plae::
plaelot:: {C} zetkast.
Plas Mert:: {F}.
plaos:: {C} het opzetten (tent, pet); het zetten (letters); zetsel.
plāst:: {C} pleister (op wond).
Plās TC:: {N} (machinefabriek in Tanburo); .
plast:: {SC} vage herinnering.
plastgy:: |plasgy| {C} verleden (zn); fes ef ~: in het verleden (vroeger); mittof melde fes ef ~: dat is verleden tijd (niet meer aan de orde; ouderwets).
plastic::
plastiy:: {I} eertijds, héél lang geleden.
plastros:: {S} middenstand, middenklasse, gewone burgerij.
Plastunbas TC:: {N} (fabriek voor kunststofproducten te Tunbas); .
plat:: {gst} »plaje.
plāt::
plata:: {C} grammofoonplaat.
plata-disc:: {C} draaischijf (v grammofoon).
plata-gros:: {C} (afk= PG) grammofoon, platenspeler.
plata-nefār:: {C} dancing, discotheek.
plataniy:: {C} plataan (ihb: L. Platanus X hybrida).
Platas-Seert:: {N} (keten v muziekwinkels); .
platform:: {C} perron; stoep, trottoir (verhoogd; de meeste trottoirs in Spok zijn niet verhoogd); »kiyk.
platimip:: {C} album, plakboek.
platirane:: {rsmv} »platiranu.
platiraner:: {C} [kunst]schilder (artiest).
platiranu:: {C; mv= platiranūe; rsmv= platirane} schilderij.
platiranūe:: {mv} »platiranu.
platiranu-tjefos:: {C} reproductie (v schilderij).
platnā::
plato:: {C} plateau (alg).
platono:: {C} plaat, tekening, prent.
plāts:: {C} [bom]aanslag; lóf eft ~: in een oogwenk.
plātse:: {U} ontploffen, [uit elkaar] springen.
plātse-tāmlek:: {S} springstof.
plātsos:: {C} (alg) ontploffing; (taalk) occlusief (plofklank: p, t).
platt:: {C} snijplank, broodplank.
Platt:: {F}.
Plāx:: {N} (voormalige popgroep); .
Plaza:: {N} (enorme parkeergarage onder Harboembo-plein; winkelgalerijen strekken zich onder de gehele Lutta-straat uit, en voetgangers kunnen ook op het Tirrafener-plein met roltrappen omlaag); ; (DOM 26).
plec:: {mv} »plāc.
Plechorā-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Akām); .
Pleeba:: {N} (RK kloosterorde, alleen in Spok); ; (DOM 75-76).
pleebaner:: {C} pleebaniet (mnl lid v RK »Pleeba kloosterorde).
pleebanera:: {C} pleebanites (vrw lid v RK »Pleeba kloosterorde).
pleffy:: {I} knap (uiterlijk).
Plefka:: {N} (mijnbouwbedrijf; gemeente Plercō); .
Plefō:: {G}
pleftiy:: {C} ef gre ~: (pop) studeren, student zijn.
pleftiye:: {U} (pop) blokken (hard studeren).
pleftiyer:: {C} (pop) [zeer] ijverige student.
Plefy:: {F/J}.
pleke:: {K} schuren (verf, hout ed).
plekkornin:: {C/S} [vel] schuurpapier; (= »pleko + »kornin).
pleko:: {S} zand; ef kolai ~: het gele zand (idiomatisch, ook als het zand wit is).
pleko-aa:: {C} zandhaas (L. Lepus arvensis).
pleko-chertān:: {C} gewone strandkrab (L. Carcinus maenas).
pleko-cvōffug:: {C/S} grote wolfsklauw (varen) (L. Lycopodium clavatum).
pleko-delperrerer:: {C} rupsendoder (wesp) (L. Ammophila sabulosa).
pleko-flér:: {C} zandhagedis (L. Lacerta agilis).
Pleko-fonis:: {G} (inham in Kjūpur-kust v Plefō bij Genta); .
pleko-haje:: {C} ruwe haai, steenhaai (L. Galeorhinus galeus).
plekoiy:: {I} mul, rul.
pleko-kārfol:: {C/S} fijne kervel (L. Anthriscus caucalis).
Pleko-lōbā:: {G} (grote rotspunt bij Husta; 47 m hoog); .
pleko-lotus:: {C} gewone rolklaver (L. Lotus corniculatus).
pleko-pazzosti:: {Crs} zandgrond.
pleko-plier:: {C} kleine plevier (L. Charadrius dubius).
pleko-pōpfe:: {C} gele hoornpapaver (L. Glaucium flavum).
Plekos:: {G} (dorp; gemeente Sinto-Hirdo).
pleko-smelt:: {C} zandspiering (L. Ammodytes tobianus).
plekót:: {I} zanderig, vol zand.
plekote:: {U} (lett) verzanden.
Plekotex:: {G} (stad in Ales).
plekotos:: {C} (lett) verzanding.
pleko-vjoly:: {C} akkerviooltje (L. Viola arvensis).
pleko-vycc:: {S} ringelwikke (L. Vicia hirsuta).
pleko-wešatjen:: {C} heidevlinder (L. Hipparchia semele).
plem:: {I} lichtblauw.
plema:: {PX.c > c} lichtblauw.
plemaflyddere:: {C} bleek blauwtje (L. Lysandra coridon).
plemer:: {A; mv=enk} (fig) bereikbaarheid; ef ~ helkara ef misans: de bereikbaarheid van de winkels (of je er makkelijk kunt komen).
plemiy:: {I; mv=enk} (fig) bereikbaar.
Plenk:: {G} (stad in Ziyp).
plentiy:: (plenty) {II; mv=enk} ruim voldoende, genoeg; gress reppa ef ~ lilt: ik heb dat vaak genoeg gezegd.
plenty:: {II} »plentiy.
Pleoetiy-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Akom); .
plep:: {C} laan, straat met bomen; rit (te paard).
Plep furt ef Nefūmpers:: {W} .
plépiylmiy:: {I; [mv=enk]} schoorvoetend.
Plep rifo Sinto-Amhagg:: {W} .
Plercō::
plésbōk:: {I} onverdraaglijk.
plestozjō:: {S} »plestrozjō.
plette:: {K} platdrukken (alg); strijken (v kleding).
plette-kelbra:: {C} strijkplank.
plettemit:: {C} strijkkamer.
plettos:: {C} het platdrukken (alg); het strijken (v kleren); strijkgoed.
plezue:: {K} wellen (bijv gedroogde pruimen in water).
plezuvyty:: {C} bron, wel.
plezuvyty-kolinixog:: {C} stersteenbreek (L. Saxifraga stellaris).
pliare:: {K} (lett) met moeite te voorschijn halen; (fig) opdiepen.
pliaros:: {A} (lett) het met moeite te voorschijn halen; (fig) opdieping.
plie:: {U} (fig) ontplooien.
plier:: {C} plevier (vogel) (alg: L. Charadrius of Pluvialis).
pliffon::
plilder:: {C} temperatuur; »vrust.
plilder-messer:: {C} thermometer.
plilder-wencater:: {C} thermostaat.
plincre:: {U; gst= plink} blinken, flonkeren (ook v sterren).
plink:: {gst} »plincre.
plinker:: (pliynker) {C} ster.
Plinker:: {N} (vuurwerkfabriek in Laloje); .
Plinkert:: {F}.
plinker-vildul:: {C} kolai ~: (alg) Chinees klokje (struik) (L. Forsythia); (ihb) hangend Chinees klokje (L. F- suspensa).
plior:: {I} gegoed, welgesteld.
plios:: {A} (fig) ontplooiing.
plirre:: {Upr} spijten; gress sen ~: het spijt me.
plirtof:: {I} plotseling, opeens, eensklaps.
plistep:: {S} (arch) gesmolten boter/metaal.
plistepir:: {S} vloeistof.
plistepiy:: {I} vloeibaar.
plita:: {I} blank, onder water staand.
plite::
plite-nocmes:: {C} watersnood, overstromingsramp.
plite-weg:: {C} overstroomde weg (waarschuwing op verkeersborden ed).
plitiy:: {I} overstróómd.
plitiye:: {U} overstróómd zijn.
plito:: {C} overstróming; overstroomd gebied.
plivve:: {C} zeelt (L. Tinca tinca).
Pliy:: {F/J}.
Pliyc:: {G} (beek; gemeenten Kolesz en Tanburo); .
pliyf:: {II} dorstig.
pliyfāgerre:: {E} smachten (v dorst).
Pliyff:: {N} (keten v slijterijen); .
Pliyfon:: {F}.
pliyfonamiy:: {I} drinkbaar.
pliyfonare:: {K} opdrinken; leegdrinken; gress ~ sener cafer: ik drink mijn koffie op; gress ~ sener taā: ik drink mijn kopje leeg.
pliyfonatjen:: {C} drinker (die [veel] alcohol drinkt).
pliyfone:: {K} drinken; (tdw) ef perke ~lira: dorst hebben.
Pliyfone iftam, noi ufire:: {N} (afk= PINU) "Wel drinken, niet rijden" (een door de Bond van Horeca-exploitanten opgezet project om café- en restaurantgasten die te veel gedronken hebben in hun eigen auto naar huis of een hotel te laten brengen).
pliyfone-knurfel:: {S} drinkwater.
Pliyfone? Noft!:: {N} (boektitel); .
pliyfoniōs:: {C; mv= ~a} drank.
pliyfoniōsa:: {mv} »pliyfoniōs.
pliyfonos:: {C} het drinken.
pliyfonoseren:: {C} caféwezen, "herbergwezen" (alles mbt cafés en herbergen; als branche ed).
pliyfpōft:: {C} (pop) dronkelap.
pliyjo:: {C} vogel (mnl).
pliymp:: (= pliynp) {S} schuim.
pliympe:: (= pliynpe) {U} schuimen.
pliymp-ketter:: (= pliynp-ketter) {C} grasschuimcicade (L. Philaenus spumarius).
pliymp-romya:: (= pliynp-romya) {S; rs= ..-romyte} slagroom (schuimige room).
pliymp-romyte:: (= pliynp-romyte) {rs} »pliymp-romya.
Pliymutt:: {G} Plymouth.
pliynker:: {C} »plinker.
pliynp:: {S} »pliymp.
pliynpe:: {U} »pliympe.
pliynp-ketter:: {C} »pliymp-ketter.
pliynp-romya:: {S} »pliymp-romya.
pliynp-romyte:: {S} »pliymp-romyte.
Pliywāk:: {F}.
Plō:: {F}.
Plocā:: {F}.
Plōck:: {F}.
Ploem:: {F}.
Ploema:: {F}.
plōf:: {I} bleek, vaal.
plōf-chācer:: {C} kleine vaalhoed (paddenstoel) (L. Hebeloma mesophaeum).
plōf-silendor:: {I} uitgebleekt.
plō'inā:: {C} aanwensel.
Ploji:: {M}.
plōji:: {III} steeds weer, telkens; »fara.
plok:: {C} cantharel (L. Cantharellus cibarius).
Plok:: {G} (zijriviertje vd Ygge); .
Plōme:: {G} (dorp; gemeente C’r’rtina).
Plomiy:: {F}.
plomoscrōg:: {C} koolraap; steenpuist.
Plōmp:: {J}.
Plomy-seert:: {N} (boerderij; gemeente Mūninū); .
Plomyta:: {F}.
Plona:: {F/M}.
plōnsare::
plōnsatjen:: {C} duiker (persoon); hupster ~: parelduiker (vogel) (L. Gavia arctica).
plōnse:: {U} duiken.
plōnse-fes:: {U} (lett) onderduiken.
plōnse-fols:: {C} papegaaiduiker (vogel).
plōnse-kaf:: {K} (lett) opduiken.
plōnse-nregtā:: {C} duikplank.
plōnser:: {C} duiker (pijpleiding onder water); losbol (persoon).
plōnse-tijā:: {U} ~ furt: (lett) ontduiken; wegduiken voor.
plōnska:: {C} duikboot, onderzeeėr.
plōnsos:: {C} duik; ef paine eft ~ [fesdu ef ses]: een duik nemen [in het meer] (lett).
plōnziy:: {C} roerdomp (L. Botaurus stellaris).
Ploquše:: {J}.
plora:: {C; mv= ~s} vis (vrw).
plōse:: {mv} »plos 2.
Plōee-korda:: {N} (Erg kerk in Lassos); .
plos-nurp:: {C} »plos 2.
plos-trekke:: {K} kaarden.
plōt:: {DT} telkens als, iedere keer als; ef telefonos ~ rupke, gress feltilóme fes ef wik: telkens als ik in bad zit, gaat de telefoon.
plót:: {C} zeug, varken (vrw).
plotepp:: {C} ongeregeldheden, troebelen.
ploteppa:: {I} wanordelijk, ongeregeld; losbandig.
Ploteppa Roa:: {N} "Losbandige Roa" (cabaretliedje uit ca. 1950 dat vanwege de schunnige tekst verboden werd); .
Plōx:: {F}.
PLT:: {afk} »pāltla'ycā-tāx.
plucavy:: {I} ongezond.
plucha::
pludde:: {U; gst= plut} (dl= Munt/Ziyp) babbelen.
Pluf:: {G} »Amahagge-kanol.
plūf:: {C} peul (dop, schil); ef s’rte ef perd’r tiyns fes ér ~: twee zaken met elkaar vereenzelvigen.
plūfer:: {C} peul (plant) (L. Astragalus) (vrnl in samenstellingen als boert-~ = hokjespeul).
plūfpear:: {C} peul (groente).
plūfū:: {C} slampamper, leegloper, grote luiaard.
plūg:: {C} stop, stek[k]er, plug.
pluker:: {C} dwaas (zn: persoon).
plukiy:: {I; [mv=enk]} dwaas, onzinnig.
plūm:: (= plūmp) {C} (pop) kluit (loden gewicht om coulissen vast te zetten).
plumbōr:: {C} pudding.
plūmbōr::
plūmbōra:: {C} (alg) loden voorwerp; stuk lood; (ihb) loden pijp; kluit (loden gewicht om coulissen vast te zetten).
plūmbōr-glaza::
plūmbōr-ihyt:: {I} loodzwaar.
plūmbūmtiy:: {C} loodgieter.
plūmp:: {C} »plūm.
plūnde:: {K} plunderen.
plūnder:: {C} plunderaar; kind dat alles stuk maakt.
plūndos:: {C} plundering, plundertocht.
plunge::
plungos:: {C} slinger[beweging].
plūnt:: {C} vandalisme.
plūnter:: {C} vandaal, plunderaar.
plūp:: {I} voos (sponsachtig); vermolmd (v hout).
plūpare:: {U} vermolmen.
plūpe:: {U} vermolmd zijn.
pluquah:: {I} bont (veelkleurig, gemengd).
pluquah-zōler:: {C} porseleinvlinder (L. Abraxas sylvata).
plurmóns:: {C} sneeuwjacht.
plurre:: {E} sneeuwen; (dl= Liftka/Br’r) sneeuwen/hagelen.
plurre-ilba:: {U} dichtsneeuwen; fes sn’sót areūs ef bātjers kirture des sener manestec’r fesfiys ~: in sneeuwrijke gebieden laten de dassen de ingangen van hun burchten dichtsneeuwen.
plurrs:: {C} schooljuffrouw; winkeljuffrouw.
plurstitar:: {C} juffrouw (aanspreektitel: in winkel/restaurant); (dl= Peg) schooljuffrouw; jonge vrouw.
plurt:: {I} zacht[jes], stilletjes.
plurte:: {K} weken, zachtmaken; soppen (v brood).
plurtiy:: {I} zacht, week; gesopt.
plurtor:: {I} beschonken, dronken.
plurtos:: {C} ef paine fes ~: in de week leggen (v wasgoed).
plurull:: {C} (taalk) meervoud, pluralis.
plurulliy:: {I} (taalk) meervoudig, in het meervoud.
plus:: {C} pluis[je].
plūs:: {C/A; mv= ~es} plus[teken] (+).
plūses:: {mv} »plūs.
plut:: {gst} »pludde.
plūtā:: {C} kluns, klungel, uilskuiken.
Pluto:: {N} Pluto.
Plūx-arābe:: {N} »Ef Plūx-arābe.
pluzari:: {III} (afk= pl.) ongeveer, circa; do prate kest ~ 3 zurt: hij is omstreeks 3 uur vertrokken; hij is om ongeveer 3 uur vertrokken.
pluzarje:: {K; gst= pluzarr} afronden (v getal).
pluzarjos:: {C} afronding.
pluzarr:: {gst} »pluzarje.
Plychō-pōnt:: {N} (brug over de Trendon; gemeente Jent); .
pl’še:: {C} plaid, reisdeken.
Plyntū:: {G} (beek van C’rbast’-s’rt naar de zuidkust v Lomky); .
plype::
plype-g’rt:: {C} ophaalbrug.
plypor:: {I} luchtig, onbezorgd, lichtvaardig.
plys:: {C} (pej) smeris (politie).
pl’stabe:: {K} »pl’strabe.
pl’staber:: {C} »pl’straber.
plyt:: {C} (alg) lus, ring; (ihb) mop, grap; cartoon (humoristisch).
plytare:: {K} ~ ón: tuieren, dier vastbinden; gress ~ ef rāf ón ef blof: ik bind het paard aan het hek.
plyte:: {K} omringen, omgeven.
pl’ts:: {C} lap.
PM:: {afk} »pāt-minkeder.
PN:: {afk}
Po:: {G} Po (rivier).
poaro:: {vdw} »oaroe.
pō'as:: {C} skelet, geraamte; contour[en].
póbāra:: {C} verkoper.
póbare:: {K} ~ ón: verkopen aan.
póbare-mip:: {K} uitverkopen.
póbaros::
póc:: {C} stift.
Pocomānja:: {F}.
póde:: {I} (arch/poe) blootsvoets.
póše:: {U} stoeien, dartelen.
Pošil:: {M}.
Pōšil:: {J}.
podym:: {C} podium, toneel; platform.
podym-kūra:: {C/S} podiumkunst[en].
Podym-Ratt:: {N} "Toneelraad" (behartigt belangen v alle aangesloten Spok toneel- en dansgezelschappen; hoofdkantoor in Blort); .
Poege-fōresta:: {G} (bos; gemeente Frāk); .
po'er:: {SC} macht.
pōere:: {I} machteloos.
Pōermiy:: {F}.
poert:: {C} hoge [vrijstaande] muur.
poertere:: {K} restaureren (v gebouwen/oude kunst); bijspijkeren (weer zorgen dat het in de oude situatie verkeert); ~-tūe sener froāp xnārf: je moet je fysiek bijspijkeren (weer in je oude fysieke staat terugbrengen).
poerteros:: {A} restauratie (gebouwen/oude kunst); sanering (weer financieel gezond maken).
poésy:: {S} dichtkunst, poėzie.
poésyne:: {I} wat betreft de poėzie, dicht.
Pofā:: {F/M}.
Pofā Coress:: {N} (Bergparel-B&B in Afacha); .
Pofeeni::
Poferōs’rt:: {G} (stad in Plefō).
pōft:: {C} drol.
Pōfter-lemnās:: {N} (grafheuvel; gemeente Sinto-Leraquen); .
pōftlot:: {C} poepdoos, stilletje.
Pogalo-fonis:: {G} (baai voor zuidoostelijke punt v Flenazjekk bij Girdesef); .
Pogalo-museem:: {N} (museum voor kunst uit de 16e-19e eeuw te Tuūn; veel werk vd bloemenschilder Lester Croemys); .
Pogalo-ses:: {G} (meer in district Flenazjekk); .
Pogalo-s’rt:: {G} (stad in Flenazjekk).
póge:: {U} verdwalen, bijna verdwaald zijn.
poh:: {C} tocht, rit; eft hupster ~ lef kōbo!: vaarwel!, goede reis! (klassieke afscheidswens).
pōhate:: {U} te paard reizen, met een paard rondtrekken.
pōhater:: {C} reiziger te paard.
pōhatos:: {C} reis/tocht te paard.
poh-col:: {C; mv= ..-cōle} bestemming, reisdoel.
poh-cōle:: {mv} »poh-col.
poh-farter:: {C} vagebond.
poi:: {I} levend; ~ ón Kindis!: leve de Koning!.
poikoffon:: {I} halfdood (lett: zo goed als dood, stervend; fig: alsof hij/het dood is).
poimittors:: {C} roltrap.
Point:: {N} (internetprovider); .
poira:: {C} leven (zn); ufirare ef ~ lef: door het leven gaan met; het leven delen met; óps qugle eft noirt ~ ón wālkān: ze maken elkaar het leven zuur.
poirare:: {K} (lett) opwinden (klok); aanzwengelen (motor); hijsen (vlag); opstoken (kachel); het leven schenken aan; (fig) ophelderen, ontwarren.
poiraros::
poirarupke:: {K} entameren; tot leven wekken; aanzwengelen.
poircōnsit:: {C} levensbeschouwing, filosofie.
poird’f:: {I} overleden, gestorven.
poird’fe:: {U} overlijden, sterven.
poird’fer:: {C} overledene (persoon).
poird’fos:: {C} sterfgeval.
poire:: {U} (alg) leven, in leven zijn; (motor, klok) lopen, draaien; (kaars, olielamp) branden; (huis) verzakken; scheuren gaan vertonen; ef ~ lilepiy: voortleven; do ~ kaf eft piyše mipzālbinasos: hij leeft van een geringe uitkering; dena lāftos ~: er staat spanning/druk op die leiding; Kindis poirāt!: leve de Koning!; »fotesté.
poire-blef:: {U} nadraaien (machine: nog een tijdje blijven draaien).
poire-crāf:: {C} levenskracht, vitaliteit.
poire-šak:: {C} "levenskaars" (gezegende, altijd brandende waskaars in Erg kerk; het is de taak vd »ké-zoller om deze kaars brandend te houden, en dikwijls is de ké-zoller tevens imker om v voldoende bijenwas verzekerd te zijn).
poire-šōnos:: {U} samen/met elkaar leven.
poire-fort:: {C} lóf ~: levenslang; blul s’rtelije dōe furt ef ~: hij krijgt levenslang (gevangenisstraf).
poire-jakām:: {C} (afk= PJ) milieu (omgeving die voor vervuiling ed behoed moet worden).
poire-jakām-neflifados:: {I} milieuonvriendelijk.
poire-jakām-tāx:: {C} (afk= PJT) (ong) milieuheffing (belasting die geheven wordt op goederen, diensten en bezigheden die op de een of andere manier een bedreiging voor het milieu vormen); .
poire-lacs:: {A} leefregel.
poire-posibla:: {I} levensvatbaar.
poirere:: {K} leven om/voor.
poire-spāklān:: {C} ef kirture rst lo ~: iemand het leven sparen.
poirestā:: {C} levensmiddel; ~s: kruidenierswaren.
poire-stānt:: {C} levensomstandigheid.
poirestās:: {Cmv} kruidenierswaren.
poirestater:: {C} kruidenier (winkel v levensmiddelen).
poire-still:: {C} lifestyle.
poire-surront:: {C} leefomgeving.
poire-zemper:: {C} levensjaar.
poirmip:: {C} "levensboek" (register in parochie of »kents waarin de geboortes, huwelijken, sterfgevallen ed vd leden wordt bijgehouden; in 1860-65 door een burgerlijke stand vervangen).
poiror-luft-slaveren:: {II} afgeleefd, afgetobd.
poiros:: {A} (alg) leven (zn); (ihb) aas (op speelkaart); lóf sener ~: zijn leven lang; lóf ef pijā ~: mijn/jouw/zijn hele leven; ef kette [kleter] ~ ón flj: [nieuw] leven brengen in iets; do wāze eft yamoh ~: hij leidt een ellendig leven; do ollae eft guriatjof ~: hij leidt een heerlijk leven; »quzée.
poiros-tiff:: ... vesta ef ~: wereldvreemd (onbekend met het leven en de wereld); eft 'jan vesta ef ~: een wereldvreemde jongen.
poirr:: {!} leve!; ~ ef Kindis!: leve de Koning!.
Poirr ef herco:: {N} (titel ve rapport); .
poirtjel:: {C} doodstraf; (bestaat formeel nog in Spok; in 1953 voor het laatst uitgevoerd door een vuurpeloton).
poit:: {C} dichter (man die dicht).
poita:: {C} dichteres.
poite:: {U} dichten, gedichten schrijven.
poitise:: {I} dichterlijk, poėtisch.
Poitiyns furt ef sompyrā veldurs:: {N} (titel dichtbundel); .
pojā:: {III; =mt v dlynā} [het] minst ongaarne, met de minste tegenzin; gress pliyfone ~ cafer: ik drink koffie met de minste tegenzin (maar evenals andere dingen drink ik het toch niet graag); »dlynā.
pojare:: {U} (fig) aan het verkeerde adres komen; de verkeerde voor je hebben; in verkeerde handen gevallen zijn; tu ~ dus!: dan moet je niet bij mij zijn!.
Poji:: {M}.
pōk:: {C} kinderhoofdje, kassei (basalten straatsteen, vrnl West-Berref).
Pōk-agru:: {G} (bergtop in Krappa-gebergte; 677 m hoog); .
poke:: {U} schakelen (versnelling in auto).
pokiy:: {C} hendel, hefboom; versnellingshendel (in auto).
Pokomanjā:: {F}.
pol:: {C} plas.
pōl:: ef melde armt ef ~: in de weg staan (lett).
pola:: {C} boulevard (brede verkeersweg met allure door stad); brede wandelweg met bomen.
Pola:: {N} (afk= PL) (politieke partij, lokaal in Amahagge en enkele andere grote steden); .
Pola-ager:: {N} (badstrand; gemeente Berezze); .
Polagystā:: {F/M} (Gar).
Pola-pavelonn:: {N} (museum met lokale/regionale kunst in Minde); .
polarisao:: {C} polarisatie.
Polater:: {F}.
Pōlcerrde:: {F/M} (Peg).
pōlder:: {C} polder.
Pōldermān:: {F}.
Pōldermannen:: {F}.
pōlder-modell:: {C} poldermodel.
Pōlder-museem:: {N} (museum in de Pitla-pōlder over het ontstaan v deze polder); ; (DOM 154).
Pōlder-poentel:: {N} (café tussen Sinto-Torafebabō en Sinto-Ana-Plaju in het Pālsten-gebergte).
Pōlder-taris:: {N} (toren; gemeente Manes-Pōmān); .
pole:: {vdw} »ole.
Polea:: {G} (rivier van Cerobiy-heuvels naar Gubina-zee); .
Polea-g’rt:: {G} (dorp; gemeente Kles).
Polea-Nutter:: {W} (industriegebied); .
Polea-Zutter:: {W} (industriegebied); .
Polefi::
Polefi-Jariālo:: {G} (stad in Ales).
Polefi-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Fraja); .
Polefi-Zee:: {N} (station).
Polei’o:: |polej’o/pole’o| {G} (stad in Tjemp).
Polej:: {G} (riviertje van Kārty-mōliy naar Kjūpur-zee); .
polepp:: {C} poliep.
Pōlfe:: {J}.
Pōlfer:: {J} (Peg).
Pōlfiy:: {F/J/M}.
polio:: {S; rs= ~t} polio, kinderverlamming.
poliot:: {rs} »polio.
polio:: {C} politie[korps].
polio-arr:: {C} politiedistrict, politieregio; .
polio-putiy:: {C} politiepost (klein kantoortje in een stadswijk); .
polio-wethuder’:: {C} politieleiding (groep v hogere politiemensen die de leiding hebben over een gemeentelijk politiekorps).
politikolōiy:: {C} politicologie.
politiyc:: {C} politiek (zn).
politiyca:: {I} politiek (bv).
politiyc-cijaziy:: {I} politiek geėngageerd.
politiycer:: {C} politicus.
politiyc-party:: {C} politieke partij; .
polityā::
poliy:: {C} pool (v magneet).
poll:: {C} windvlaag.
pōll:: {I} vadsig (dik en lui).
Polle:: {J} Paul.
Pollefor:: {F}.
pollere:: {U} waaien (door de wind in beweging gebracht); ef geffys ~ rempe ef vildull (rs!): de appels waaien van de boom.
pollere-cor:: {K} [doen] om[ver]waaien; ef móns ~ ef vildul: door de storm waait de boom om.
poller’ne:: {U} afwaaien, wegwaaien; ef geffys ~: de appels waaien (van de boom) af.
polliy:: {C} fok (zeil).
polmuh:: {C} cachet, distinctie; ef qugle eft ~ luft: cachet geven aan.
pōlp:: {C} sokkel, voetstuk; A giffe kaf sener ~ kol?: hoe zit het met A?; vilt oto-belastos giffe c’rl’o kaf sener ~ kol?: hoe zit het eigenlijk met je rijlessen?.
pols:: {C} [verzekerings]polis.
pōls:: {C} pols (handgewricht).
pōlsa:: {IIef} Pools (bv).
Pōlsa:: {Gef} Polen.
Pōlsana:: {Cef} Poolse vrouw.
Pōlsany:: {Cef} Pool (man uit Polen).
pōlsos:: {C} Pools (taal).
Pōlsta:: {F}.
pōlto:: {C} uitwerking; vormgeving; uitvoering (zoals iets uitgewerkt/vormgegeven is).
pōlto-teatriy:: {C} lijnenspel (mbt vormgeving).
Pōluff:: {F}.
pōluh:: {SC} smart.
pōlute:: {I} smartelijk.
Polyfiyx:: {N} (voormalige chemische industrie in Amahagge); .
Polynesiy:: {G} Polynesiė.
Poly-Noi:: {N} (voormalig actiecomité dat verdere uitbreiding v »Polyfiyx wilde voorkómen; in Amahagge); .
Pōmac’r:: {F}.
Pōmān::
Pōmān-covent:: {N} (voormalig Erg klooster op eiland Pōmānhynne); .
Pōmānhynne:: {G} (eilandje voor de Zverosta-kust bij Uofiten); ; (DOM 183/186).
Pōmānka:: {N}
Pōmān-korda:: {N} (voormalig Erg kerkje op eiland Pōmānhynne); .
Pōmān-nurp:: {G} (duintop op het eilandje Pōmānhynne; 212 m hoog); .
pomelade:: {C} aardappel.
Pōmella:: {F}.
Pōmenja:: {F}.
pomiy:: {C} oudste broer of vader van een vrouw (dus de man die een ongehuwde moeder bijstaat bij de opvoeding ve dochter).
Pomiy:: {F}.
Pōmjāne:: {F}.
Pommōjāne:: {G} (dorp; gemeente Bleujā).
Pōmprāf:: {N} (Bergparel-B&B in Quobenta); .
pōmps:: {C} steek (hoed).
pōmsell:: {I; =ot v trag} [het] traagst (v begrip); »trag.
pómt:: {C} spriet[je]; (sprkw) ef értef ~ strā mefre eft wuma: één zwaluw maakt nog geen zomer.
Pōna:: {F}.
pōndiy:: {C} (afk= P) (Spok gewicht: 1 pōndiy = 1P = 14 kolini = 108,223 kg).
pōndo:: {C} geheime opdracht; geheim (verstopt) voorwerp, schat.
pōndomit:: {C} [geheime] schatkamer.
Pōndriyna-kaniyl:: {N} (hondenkennel, waar ook de "wolpoet" gefokt wordt; gemeente Lajy); .
Poniy:: {G} (watervallen in de Trendon; gemeente Zekon); ; (DOM 58).
pónt:: {I} ingenaaid (boek).
ponta:: {C} overkant, overzijde, andere kant (v straat, rivier ed).
póntā:: {C; mv= póntiylo} schrift, notitieboek.
pontarr:: {C; mv=enk} (afk= prr) (tijdsduur, vrnl wetenschappelijke notatie: 1prr = 1/60 seconde); 60prr melde 1 seldarr: 60 pontarr is 1 seconde.
ponta-’ksanuter:: {C} overbuur[man].
pónte::
pónte-feslosos:: {C} drinkgelegenheid (lett: horeca waar je (alcoholische) drank kan nuttigen; ambtelijke term).
póntel:: {C} herberg, klein restaurant (buiten de stad, vaak met pensionaccommodatie); café, kroeg (in stad, vrnl op Berref en in Amahagge en omgeving); kirro lelperre eft quergos fes ef Ef Liftkar c-póntel (let op het dubbele lw!): wij hebben een afspraak in herberg De Oude Eik.
póntelat:: {C} waard, herbergier.
póntele:: {K} slijten, verkopen (v sterke drank).
póntele-jabincos:: {A} slijtvergunning (verkoop v sterke drank); .
pónteler:: {C} kastelein.
póntelnolac:: {C} "caféwagen" (als café ingerichte wagen die evenementen en feesten moet opvrolijken; ze doen denken aan rijdende oliebollenkramen of snackbars, en hebben de functie v mobiele kroeg); ; (DOM 67).
póntelos:: {C} (pop) borrel(uur), borrelen (tijd om een glas te drinken).
póntiylo:: {mv} »póntā.
ponto:: {C} punt; issue (kwestie) (vrnl in samenstellingen:) eft hatre-~: een haat-issue; armt ef értef ~: in/op de eerste plaats; ef šobiyre kaf ef ~: in de waagschaal stellen; ef stinde ef quanka š’m ~s: zijn naam voluit schrijven; armt ef brōepbent ~: in/op de allereerste plaats.
ponto-:: {PX} begin (tijdsbepaling) ~-1975: begin 1975; lelmo ~-mink: in het begin van deze week.
pontoafiy:: {C} brailleschrift.
pontoe:: {K} aanpunten, een punt maken aan.
ponto-kanas:: {C} puntstuk (v wissel bij spoorwegen).
ponto-kārfol:: {C/S} echte kervel (L. Anthriscus cerefolium).
Ponto-kormondō:: {N} Begin van de Zomer (officiėle feestdag; winkels beperkt geopend).
ponto-munt-vildul:: {C} kegelmorielje (paddenstoel) (L. Morchella conica).
ponto-óf:: {S} oo ~: zomprus (L. Juncus articulatus).
Ponto rifo Lynšy:: {G} (landtong; gemeente Mikentall); .
ponto-roji:: {C} initiaal.
Pōnt-telen::
Pōnt-zerfos:: {N} "Brugzicht" (café op Mikkon in Hirdo); .
Ponune:: {G} (stad in Tjemp).
Ponya:: {M}.
pónzare:: {K} ~ mip/l’: verkrijgen uit.
pónzatt:: {I} verkrijgbaar.
pónzattiy:: {A; mv=enk} verkrijgbaarheid.
pónze-hent:: {C} linkerhand.
pónze-tijā:: {K} ~ flj ón rst: iets kwijtraken aan iemand.
pónze-t’rt:: {K} terugkrijgen, herkrijgen.
pōp::
popa:: {I} rooms (pej).
pōp-artiys:: {C; mv= ~t} popartiest.
pōp-artiyst:: {mv} »pōp-artiys.
Popeye:: {N} (populair grand café in Tanb’r); .
pōpfe:: {C} papaver (vrnl in samenstellingen als pleko-~ = gele hoornpapaver).
popp:: {C} paus.
poppiy:: {I} pauselijk.
pōps:: {I} (lett/fig) slap (niet gespannen; ontspannen); relaxed, ontspannen.
pōpsiy::
populerr:: {I} populair; ~ furt (evtl als vz-uitdr): populair bij; ef melde ~ furt: populair zijn bij.
populesmiy:: {C} populisme.
populistise:: {I} populistisch.
pōr::
Pōra::
pōraf’:: {C} armoede.
porān:: {S} prei (groente).
porān-šiynk:: {C} (alg) preiplant, preistengel; (ihb) lang en mager persoon.
pōrane:: {U} verarmen.
pōranos:: {A} verarming.
Porās-ebō:: {G} (stad in Ziyp).
Porāstiy:: {N} (Bergparel-B&B in Quandepā); .
pōratjen:: {C} machthebber.
por'bec:: {III} kortom, om kort te gaan, kort en goed; (= »portā + »bekace).
por'beciy:: {I} bondig; »por'bec.
Porc:: {G} (beek naar de Krappa); .
pordel:: {I} bijna, welhaast; ~ nert: bijna niet.
pōrer:: {I} arm, zielig; dena ~ 'fanty!: dat arme kind!.
pōret:: {gst} »pōrtje.
porfor:: {I} koppig, eigenzinnig.
porforiy:: {A; mv=enk} koppigheid, eigenzinnigheid.
poriy:: {I; [mv=enk]} matig, sober, eenvoudig; ef qugle flj lo ~: iets matigen.
Poriy:: {G} (stad in Kina).
poriyte:: {SC} soberheid, matigheid.
pōrket:: {C} aalmoes.
Porōgeny:: {F}.
pōrpe:: {U} druipen.
pōrpos:: {C} gedruip.
pōr-putter:: {C} curator.
Porrte:: {J}.
Pors:: {G} (dl= Noord-Munt) (»mōliy, vroeger zeer arm en eenzaam) do melde l’ ef ~: hij is niet goed snik; zie »Pors-mōliy.
Pors-mōliy:: {G} (»mōliy-gebied in Noord-Munt); ; »Pors; (DOM 104-105).
pors’r:: {C} havenstad.
port:: {C} haven.
port:: {PX} (bij apparaten/communicatiemiddelen die een afstand overbruggen) tele; »port-.
port.:: {afk} »portariy.
pōrt::
pōrt:: {wst} »pōrtje.
porta:: {I} (arch) kort; »portā.
Portā Chat-fōresta-plep:: {W} .
Portāe:: {F}.
Portaga:: {Cef} Portugese vrouw.
portagel:: {IIef} Portugees (bv).
Portagel:: {G} Portugal.
portagos:: {C} Portugees (taal).
Portagy:: {Cef} Portugees (bewoner).
Portā Lugga:: {G} (rivierarm in de Klinn’r-delta); .
Portā-mirra:: {W}
Port-arābe:: {W} (stadswijk in Amahagge); .
portāre:: {K} (alg) verkorten, bekorten; (ihb) intrekken (benen; nagels v kat).
portarera:: {C} telefoniste.
portariy:: {C} (afk= port.) telefoon; (tegenwoordig wordt ~ in de spreektaal voornamelijk in de betekenis van "mobiele telefoon" (mobieltje) gebruikt; »mirre-telefonos); (= »port + »tariy).
portāros:: {C} verkorting.
portast:: {C} havenarbeider.
Portast-reks:: {N} "Havenarbeidersserie" (serie elektrische locomotieven); .
pōrtatjen:: {C} »pōrtjatjen.
portdreutos:: |pordr..| {C} afstandsbediening.
porte::
pōrte:: {C} (dl= Tigof/Lomky) [voor]deur.
Portessi:: {F}.
Pōrtessi:: {N}
Pōrtesi-hall:: {N} (tentoonstellingsgebouw en sporthal in Zest); .
Pōrtessi Hiylft:: {F}.
Pōrtessi-pārc:: {N} (begraafplaats; gemeente Mūninū); .
portetra:: {C} briefkaart; (= »portā + »letra).
portfjy:: {C} telefoto.
pōrtfulla:: {C} portefeuille.
Port-huflif:: {N} "Havengebouw" (gemeentelijke havendienst v Amahagge); .
pōrtina:: {I} slecht gestemd, slecht gehumeurd, humeurig.
pōrtiyc:: {C} portiek.
pōrtjatjen:: (pōrtatjen) {C} stroper.
pōrtje:: {K; gst= pōret; wst= pōrt; vdw= pōrt} stropen (jagen).
pōrtje-lebet:: {C} belazerij (oneerlijke handel).
portjénszerfi:: {C} telescoop.
pōrtjos:: {C} gestroopt dier; ef lelperre pert pōrtjōsta fes sener crót: veel op zijn kerfstok hebben.
portlense:: {C} telelens.
pōrtmōné:: {C} portemonnee.
Port-museem:: {N} "Havenmuseum" (museum in Amahagge); .
Port-ofiss:: {N} "Havenkantoor" (mooi gebouw uit 1814 in Tanburo, dat als zodanig nog steeds dienst doet); ; (DOM 82).
Port-oftian:: {W} (stadswijk in Hoggebim); .
portōm:: {C} industriehaven.
pōrtorico:: {IIef} Portoricaans (bv).
Pōrtorico:: {G} Portorico.
Pōrtoricona:: {Cef} Portoricaanse vrouw.
Pōrtoricony:: {Cef} Portoricaan.
portos:: {C} afkorting.
portre:: {C} blok, katrol.
pōrtreta:: {C} portret.
Port rifo Vres:: {W} (buurtschap); .
portstindafiy:: {C} telegram.
portstinde:: {K} telegraferen, seinen, telexen.
portstindiy:: {C} telegraaf.
portstindos:: {C} telegrafie.
Port-teatriy:: {N} (theater in Lift, veel muziekuitvoeringen); ; (DOM 136).
Port-wuma:: {N} "Havenwoud" (voormalig actiecentrum in de verpauperde Amahaagse havenwijk Port-arābe, dat zich inzette voor de renovatie een leefbaarheid van deze wijk); .
port-’ksanutos:: {C} havenbuurt.
portzerfi:: |..ts../..dz..| {C} televisie.
portzerfita:: |..ts../..dz..| {C; mv= ~s} presentatrice, omroepster (bij de TV).
portzerfiter:: |..ts../..dz..| {C} presentator, omroeper (bij de TV).
poruss:: {I} poreus.
pos:: {C; mv= ~z} zwiep, slag (snelle heen en weer gaande beweging: v tak, zweep ed); vlaag (woede/waanzin).
poah:: {C} aangelegenheid, zaak; motief (grondgedachte).
poahos:: {C} ophef; ef riffe poahōsta frópj’: ophef maken over.
poahos-kettelira:: {I} spraakmakend.
posare:: {K} uitslaan (v vleugels ed).
poate:: {K} (fig) gebonden zijn aan; er niet buiten kunnen.
PōsCōm:: {N} (geprivatiseerde organisatie die sinds 1 april 1998 voor het postverkeer zorgt; een afsplitsing vd vroegere »PTT).
pose:: {C} pose (stand vh lichaam).
posibla:: {I} mogelijk; lo ~: indien mogelijk.
posiblaare:: {K} mogelijk maken; toelaten; ef finanela situao ~ quoss ef investao: de financiėle situatie laat de investering nauwelijks toe.
posiblae:: {U} mogelijk zijn.
posiblatiy:: {C} mogelijkheid.
pōidde:: {I} bedrukt, neerslachtig.
posio:: {C} positie.
positeff:: {I} positief.
pōsk:: {C} [hoofd]kussen.
póso:: {vdw} »ósoe.
Post:: {G} (stad in Jelafo).
Post armt ef Girdestona:: {G} (dorp; gemeente Merunu-s’rt).
pōst:: {C} post[erijen]; »trofiy (enz).
pōstbōx:: {C} postbus (in postkantoor).
pōstcōnsonentise:: {I} postconsonantisch.
pōste:: {K} posten (v brief ed: in stad); »trofiye.
poster:: {C} poster, affiche.
pōster:: {C} postbode (in stad); »trofiyatjen.
pōsteren:: {C} postwezen, posterijen.
pōst-hor:: {C} postcode (in Spok 4 cijfers).
Post-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Kjutiy); .
Pōst-mindistiy:: {N} "Posthotel" (Bergparel-hotel in Staef); .
Pōstmisan:: {N} "Postwinkel" (als instantie: kleiner postkantoor ondergebracht in een winkel of herberg, meestal in een dorp); .
pōstnolac:: {C} postrijtuig (trein).
pōstos:: {C} het posten (ve brief ed); ~ helkara: per post naar (een brief versturen); tjāg réchiys ~: per aangetekende post.
Pōstseert:: {N} "Postkantoor" (als instantie); .
pōstsért:: {C} postkantoor (als gebouw; in stad); »trofsért.
pōstsmurf:: {C} porto (alle op één brief geplakte postzegels).
pōst-tareff:: {C} posttarief.
pōstvokelise:: {I} postvocaal.
POT:: {afk} (= paaftor »origiy-toquanka’).
Pōt:: {F}.
potafy:: {C} [kleine] aardappel, krieltje.
pótān:: {C} gesneuvelde (zn); (sprkw) ef luberos rifo ef ~er rist levere-dōe: als je van de duvel spreekt trap je op zijn staart; »ān.
Potas’rt:: {G} (stad in Ziyp).
pote:: {K} ~ flj ón rst: iemand iets aansmeren.
póter:: {C} puitaal (vis) (L. Zoarces viviparus).
potilast:: {C; mv= potilāste} potlood.
potilāste:: {mv} »potilast.
potilast-riff:: {C} puntenslijper.
potiy:: {C} verstopping.
potō:: {C} amusant voorval, grappige gebeurtenis.
potóše:: {E} zich amuseren.
potoe:: {I} opgeruimd, blijmoedig.
potōiy:: {I} amusant.
Pott:: {F}.
potter:: {vdw} »putte.
potter-armt:: {vdw} »putte-armt.
potter-fes:: {vdw} »putte-fes.
potter-kaf:: {vdw} »putte-kaf.
potter-kura:: {vdw} »putte-kura.
potter-mip:: {vdw} »putte-mip.
potter-ral:: {vdw} »putte-ral.
povā:: {III; =ot v tevi} [het] liefst (meest graag); gress pliyfone ~ cafer: het liefst drink ik koffie (maar ook andere dingen drink ik graag); »tevi.
pōx:: {I} stroomafwaarts; ~ mip ef zeces: benedenstrooms van het dorp.
Pōxos:: {G} (rivierarm in de Plafotō-delta); .
pōx-rivo:: {C} rechteroever (de oever aan je rechterhand als je stroomafwaarts kijkt); »hyber-rivo.
Pōxy:: {F/M}.
PP:: {afk} »pazzogaza.
:: [PP|] {afk} »blofblofa.
p/p:: {afk} »plano-pōst.
PPH:: {afk} »Pārc-harbos ur pādra-ōc.
PPB:: {afk} »Publiyc Prosecutere-buro.
pr.:: {afk} »pracā.
Pr.:: {afk}
pra:: {C} wijzer (v klok); ef kette eft ~ ón rst frópj’ flj: iemand wegwijs maken in iets.
Pra.:: {afk} »prensa.
prabare:: {K} (lett) aanwijzen; wijzen naar/op.
prabarer:: {C} (alg) wijsvinger; (ihb) bemoeial, betweter.
prabarer-tiffer:: {C} wijsneus, eigenwijs persoon.
prabaroroni:: {C} aanwijzend voornaamwoord.
prāc:: {C} slag, harde klap (met hand, stok, hamer ed).
pracā:: {C} (afk= pr.) bladzijde, pagina; (v brief) kantje; fes ef értef ~ = fes ~ ér: op de eerste bladzijde.
pracāe:: {U; gst= pracāt} bladeren.
pracāe-progrām:: {C} browser (software om bijv websites te bekijken).
pracāe-fes:: {K; gst= pracāt-fes} doorbladeren.
pracā-jérstos:: {C} impressum (opgave v naam ed v drukker/uitgever).
pracāt:: {gst} »pracae.
pracāt-fes:: {gst} »pracāe-fes.
pracā-’rgos:: {C} bladvulling.
Pracō:: {G} (waterval in de Girdestona; gemeente Quafaiy); .
Pracō-helmy:: {G} (grot; gemeente Quafaiy); .
Pracō-klarb’r:: {N} (»wegs’rt langs weg 7; gemeente Quafaiy); .
Pracō-kōl:: {G} (bergpas in Girdes-gebergte; 482 m hoog); .
prācte:: {K} slaan, harde klap geven (met hand, stok, hamer ed).
prāšā:: {C} narigheid, ellende; ef cho'atōe fes ef ~: ten einde raad zijn.
prae::
prāft:: {C} frame, skelet, geraamte (NIET v mens); omlijsting; raamwerk; lijst (v schilderij); visgraat.
Prāg::
Praga::
prāggah:: {C} (twee- of driesnarig strijk/tokkelinstrument met lange hals); .
pra'icc:: {C} vlegel, onbeschofte vent.
pra'iccer’:: {I} vlegelachtig, onbeschoft.
praji:: {C} massa; klomp materie.
prajilaicō:: {C} aardbeving.
prajilot:: {C} trog (bak).
prame:: {K} afsteken (v boot).
Pramiyr:: {F}.
prams:: {C} rem; ef kette ~ ón: (fig) afremmen.
pramsare:: {K} (lett) afremmen.
pramsaros:: {C} (lett) afremming, het afremmen.
pramse:: {K} remmen.
prams-kettos:: {C} (fig) afremming, het afremmen.
pramsos:: {C} (lett) remming.
pramstat:: {C} remlicht, stoplicht (achter op auto).
pramt:: {C} (alg) inbraak; (pop) fuif, feest; ef kette ~ ón rst (ón is vz): inbreken bij iemand; ef kette ~ fes flj: inbreken in iets (woning).
pramte:: {U} (pop) feesten, fuiven.
pramter:: {C} inbreker.
pramt-etet:: {I} inbraakgevoelig.
pramt-larder:: {C} (pop) fuifnummer.
prāmu:: {I} smakeloos (zonder goede smaak).
prāmuiy:: {A; mv=enk; rs= prāmute} smakeloosheid.
prāmute:: {rs} »prāmuiy.
prānare:: {K} ~ ón (ón is dt/vz): maken tot; vormen tot.
Prānda-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Quobenta); .
Prāndec:: {F}.
prāne::
prānos::
Pranpiy:: {M}.
praos:: {A} zinspeling.
prap:: {WN} (wederkerend in alle personen en getallen)
prart:: {C} stoep; hoge drempel; klein podiumpje; verhoginkje; biels (onder rails).
Praseenn:: {M}.
Prāss:: {F}.
prāsst:: {C} snoet, snuit.
Prāst’-zeces:: {W} (buurtschap); .
pratare:: {U} afgaan (het toneel verlaten).
prataros:: {C} afgang (verlaten v toneel).
prate:: {U} ~ [helkara]: vertrekken [naar].
pratos:: {C} vertrek, afvaart, afreis; uittocht.
prats:: {C} heggenmus (L. Prunella modularis).
prāvōs:: {C} luchtwortel; bovengrondse wortel (v boom); (alg: naam v bep plant); »ool-prāvōs.
Pre:: {afk} »Prediker.
preazy:: {III} ef melde ~: gelijk hebben; het bij het rechte eind hebben.
precōnsonentise:: {I} preconsonantisch.
predestinao:: {SC} voorbeschikking.
Predict:: {N} (verzekeringsbureau in Mollefin en Seertzeekoles); .
predikatiy:: {C} predicaat (alg).
predike:: {U} prediken.
predike-h’kot:: {C} preekstoel.
predikent:: {C} predikant, dominee.
Prediker:: {N} (afk= Pre) (bijbel) Prediker.
prediyk:: {C} preek.
prefdef:: {C} buit; ef nert kette ~: het loont de moeite niet; n’f ~s: (pop) geen moer (absoluut niet[s]).
prefdeve:: {K} buitmaken.
prefdevos:: {C} buitmaking.
preferao:: {C} voorkeur.
preferere:: |..’je| {K} de voorkeur geven aan, prefereren.
preferere-vott:: |..’je-| {K} (afk= PV) voorkeurstem.
Preftās-kōl:: {G} (bergpas in Girdes-gebergte; 565 m hoog); .
preipālbe:: {K} optrekken (v muur, huis).
preipanas:: {C} bovenhelft; (= »preip + »kanas).
preipe:: {K} verheffen (stem); verheffen (ihb in de adelstand); hoger plaatsen (in rang); ~ helkara: verheffen tot.
preipebirr:: {C} stalagmiet.
preipendos:: {C} opgang (trap).
preiplade:: {K} uploaden.
preipos:: {A} stemverheffing; verheffing (ihb in de adelstand).
preipovap:: {C} bovenkant, bovenzijde; stus zerfecū ef ~ ur stus zerfecū ef tūgtovap, tur...: hoe je het ook wendt of keert ... (van welke kant je het ook bekijkt ...).
preip-overcho:: {C} stijgingsregen.
preippres:: {C} opwaartse druk.
Preip-prosed’r:: {C} "Opwaartse procedure" (Volksvertegenwoordiging stelt een nieuwe wet voor en legt deze aan de minister voor); .
preipquch:: {C} boveneinde.
preips’rte:: {K} opzetten (plan, concept, schema ed); sluiten (lening); afsluiten (verzekering); aanspannen (rechtszaak).
preips’rtos:: {C} opzet (v plan, schema, idee, concept).
preiptjek:: {C} vloed, hoogwater (tegengesteld v eb).
Preipylt:: {G} "Boven-Ylt"; »Ylt; (DOM 100).
preipzerfe:: {U} opkijken (de ogen opslaan); do preipzerfa rempe ef mimpit: hij keek op van het boek.
Prek:: {G} (rivier van Šuvelme-gebergte naar de Firani); .
Preka TC:: {N} (rederij in Ozaneto armt ef Prek); zie »Ryvynnka; .
Prek-helmy:: {G} (grot; gemeente Jajes; verbinding met de Prek); .
Prek-quntiyst:: {G} (ondergrondse waterloop; verbinding met de Prek); .
prelde:: {K} (spr, waarbij het juridische onderscheid tussen "verkrachten" en "aanranden" niet wordt gemaakt) verkrachten, aanranden.
prelder:: {C} (spr) verkrachter, aanrander.
preldos:: {C} (spr) verkrachting, aanranding.
preltiy:: {C} zwakkeling, iemand met zwakke gezondheid.
preludym:: {C} voorspel (in muziek, bij seks).
premiss:: {C; mv/rsmv= ~es} premisse.
premisses:: {mv/rsmv} »premiss.
Premkorā-fōresta:: {G} (bos; gemeente Vlel); .
premme:: {U} (dl= Noord-Liftka) babbelen.
premy:: {C} premie.
prenc:: {I} murw (geen tegenstand meer biedend).
prencare:: {K} vermurwen.
prence:: {Krs} (alg) afdanken, afschrijven, opgeven; (doden) afmaken.
prencos::
Preno Tacarifity:: {F}.
prens:: {C} (afk= Pr.) prins; deff lo ef ~ rifo ef knurfel: doof als een kwartel; stokdoof.
Prens:: {N} (bekend sigarettenmerk); .
prensa:: {C} (afk= Pra.) prinses.
Prensa Coronaka:: {N} (autoveer); .
Prensa-plākom’:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente eftaliy); .
Prensa-slue:: {N} (schutsluis in de Dreegt; gemeente Cleft); .
prenses:: {C} (arch) prinses (alleen nog in enkele eigennamen zoals de dorpsnaam »Prenses-bajūfto).
Prenses-ager:: {N} (badstrand; gemeente Kurriy); .
Prenses-akademiy:: {N} (Algemene Hogeschool, in Jatty (BF)); .
Prenses-bajūfto:: {G} (dorp; gemeente Kurriy).
Prens Hady:: {N} (badstrand; gemeente Nust); .
Prens-Hady-s’rt:: {G} (dorp; gemeente Nust).
Prensjej-korsįm:: {N} (Gar) "Prinselijk Paleis" (voormalig paleis in Garos; tegenwoordig een conferentieoord en museum); .
Prens-stašon:: {N} (voetbalstadion in Gralkrich); .
Prens-Sylvestka:: {N} (veerboot); .
prenstat:: {C} prinsdom.
preparao:: {C} voorbereiding, preparering.
preparere:: |..’je| {K} voorbereiden, prepareren.
Prepositional verbs in Spocanian:: {N} (tijdschriftartikel); .
prére:: {K} rammelen.
prérer:: {C} rammelaar (voor baby's).
preriffes:: {C} prefabricatie.
prérp:: {I} afgeleefd.
prérpe:: {U} afgeleefd raken, verzwakken door ouderdom.
pres:: {C} [lucht]druk; dena gaza-lāftos kette ~: er staat druk op die gasleiding; (fig) ef ufne ~ armt: druk uitoefenen op; (fig) lef ~ pai (vz-uitdr): onder druk van.
prés:: {SC} š’m ~ = ām ~: onbelemmerd, ongehinderd; ef lelperre ~: iets te zeggen hebben; ef tiffe ~: iets te zeggen weten; ef/kā melde ~: dat is te zeggen; dat wil zeggen.
preare:: {U} ~ [sumā]: (lett) zich afzetten [tegen].
pree::
Pree fes Spooksoliy:: {N} (afk= PRESPO) "Pers in Spokaniė" (officiėle nationale persbureau; hoofdkantoor in Amahagge; bijkantoor in Hirdo); ; (DOM 209).
prée:: {Uid} weifelen||doortastend zijn; ef ~ lef festrekkor pāsz: weifelen; blul ~lije kiyroe: wij weifelen; ef ~ lef tmopor pāsz: doortastend zijn; eup ~ fatōšiy: zij is doortastend.
presedenela:: {I} presidentieel.
presedent:: {C} president.
présizare:: {K} natekenen.
présizatjen:: {C} hout-/metaal-/steenbewerker.
présize:: {K} bewerken (v hout/metaal/steen).
présizos:: {C} bewerking (v hout/metaal/steen); bewerkt voorwerp.
presma:: {C} prisma.
presor:: {I} onder druk; ~ gaza: gas onder druk.
pres-pān:: {C} snelkookpan.
Prespo:: {N} (niet-officiėle naam vh persbureau »Pree fes Spooksoliy).
PRESPO:: {afk} »Pree fes Spooksoliy.
press:: {C; mv= ~res} kneep, het knijpen.
pressres:: {mv} (=red); »press.
prest:: {C} directeur, hoofd.
Prest:: {G}
presta:: {C} directrice (alg: vrw directeur).
Prestaniy:: {N} (voormalig landhuis; gemeente Uofiten); .
Prest-fonis:: {G} (inham bij de Girdestona-delta); .
prest-még:: {C} directie.
pres’r:: {I} gewoon, alledaags.
pres’r-molaiy:: {III; [mv=enk]} normaliter, normaal gesproken.
préte:: {K} (een kind) aan de hand meevoeren.
pret’r:: |pre’r| {C} (alg) stem; (ihb) brigade (reddings-, brandweer-).
prétt:: {C} bliksem; ef ~ byta fes ef zillepip: de bliksem sloeg in het dak.
prevokelise:: {I} prevocaal.
prex::
prexā:: {C} streep.
prexāiy:: {I} aangrenzend.
prexā-kote:: {C} streepjescode, barcode.
prexā-lofa:: {C} weegbree (L. Plantago); [pres’r] ~: smalle weegbree (L. P- lanceolata); fyg ~: hertshoornweegbree (L. P- coronopus); hupster ~: grote weegbree (L. P- major); utfin ~: ruige weegbree (L. P- media).
prexāsót:: {I} gestreept.
prexā-’troer:: {C} gestreepte lipvis (L. Labrus mixtus).
prexludi:: {I} schandaal veroorzakend, schandalig.
priare:: {U} bidden (christelijk).
priare-flomatjen:: {C} (Chr) gebedsgenezer; »lōve-flomatjen.
priaros:: {C} bede, gebed (christelijk); ef reppe eft ~: een gebed uitspreken; bidden.
priartāte:: {rs} »priartāy.
priartāy:: {C; rs= ..tāte} bidprentje.
priff:: {C} (pop) proefschrift, dissertatie; »prifjiofer.
prifjiof:: {C} (afk= Pf.) (hoogste universitaire titel, vgl professor, doctor, meester); ~ fes rigt (afk= Pf-Ri.): meester in de rechten.
Prifjiof Beltāex ef Tiffug-balsem:: {N} "Doctor Beltā's Voetzalf" (middel tegen blaren en gezwollen voeten); .
prifjiofer:: {C} proefschrift, dissertatie.
prijollus:: {C} [broeder]overste (in klooster); (= »prifjiof + »follus).
prijóntur:: {C} [moeder]overste (in klooster); (= »prifjiof + »sientur).
PrimePlast:: {N} (plasticfabriek in Tsjech); .
primi:: {PX} primitief, on[der]ontwikkeld; »primi-.
primiark:: {C} onderontwikkeld land, derdewereldland.
primitā:: {I} bekwaam.
primitāe:: {rs} »primitāiy.
primitāiy:: {A; mv=enk; rs= primitāe} (alg) bekwaamheid, kunne; competentie; (ihb) doctoraal examen.
primiteff:: {I} primitief.
primiter:: {C} (afk= Pr.) (persoon die het 1e universitaire examen heeft afgelegd, vgl doctorandus).
primitremper:: {C} analfabeet.
primitrempiy:: {I} analfabetisch.
primitrempos:: {C} analfabetisme.
primula:: {C} primula (L. Primula obconica).
Princess of the Seas:: {N} (zeilschip); .
prinnket:: {I} sprankelend (fris, helder, glinsterend).
prinnketmoris:: {Crs} innovatie, verfrissend nieuw idee.
prinnketmorisiy:: {I} innovatief, ideeėnrijk.
prinsipiela:: {I} principieel.
prinsypp:: {C} principe; fara ~ (afk= f/p): in/uit principe.
Prinsypp:: {G} Principe.
printiy:: {S} banket, cake.
Prio::
prioritiy:: {C} prioriteit, voorrang (NIET in het verkeer).
Prio-seert:: {N} "Prio-huis" (Bergparel-hotel in Prio); .
prisa:: {mv} »priss.
prismtiyt:: |M| {rs} »prismtiy.
priss:: {C; mv= prisa} prijs (winnen); inzet (wedstrijd).
priss-kettos:: {C} prijsvraag.
priss-’tiner:: {C} kampioen (sport).
priss-zaft:: (= priss-zāft) {C} iemand die vals/oneerlijk speelt; sportman die illegaal dope gebruikt.
priss-zāft:: {C} »priss-zaft.
Prita:: {F}.
priva:: {C} teken, symbool; ef crana melde ef Ergynne-~ = ef crana melde ef ~ furt ef Ergynne: het crana-teken is het symbool voor de Ergynne ().
Priva:: {F}.
priy:: {I; mv=enk} vaardig; (arch/dl= West-Liftka) serieus, nauwgezet.
Priyfiy-vjadūk:: {N} (viaduct in de M9; gemeente Mena); .
Priyft:: {F}.
priyk:: {C} speld.
priyke-drat:: {C} prikkeldraad.
priykeftel:: {C} "vorklepel" (combinatie v vork en lepel); (= »priyke + »leftel); .
priyk-nurp:: {C} speldenknop.
priyllte:: {I} ongedeerd.
Priymp:: {F}.
Priyrg-agru:: {G} (top in Lafter-gebergte; 987 m hoog); .
priysām:: {C} (mythologisch dier in de vorm ve slang met een grote bek vol snijtanden en op 5 kippenpoten. Ze worden beschreven in de Sage van de Boswereld); .
Priysām:: {N} »priysām.
priyxe:: {U} [elkaar] afwisselen (v 2 dingen).
priyxos:: {C} afwisseling (v 2 dingen).
prōāt:: {III} achteruit.
prōāte::
prōātzerfi:: {C} achteruitkijkspiegel (in auto).
proba:: {SC} opzet, moedwil; fes ~: opzettelijk, met opzet; stelselmatig; fes pelat ~ (afk= f/pp): moedwillig.
probapónze:: {K} zijn zin krijgen in.
probare:: {U} ~ [beri/den]: willen, wensen te; gress nert ~ beri arfine: ik wil niet komen; ik wens niet te komen; do ~[n] gress beri trempe ef mimpit: hij wil dat ik het boek lees; (spr: zonder infinitief) gress nert ~!: ik wil niet!; ber ef ~ rifo (vz-uitdr) (afk= b.p.r.): ter wille van; ber ef ~ rifo gress/tsil (b.p.r. gress/tsil): om mijnentwil.
probare-šéos:: {A} wilskracht.
probarelira:: {I} geredelijk; bereid[willig]; welwillend; bereid.
probaros:: {A} wil; wens; mip ef ~: instinctief.
prōchōk:: {I} waarschijnlijk; ~ nert = ~ noi: waarschijnlijk niet.
Prock’ve:: {G}
Proc’vat:: {N} (kasteelruļne; gemeente Tacemenu); .
prodūk:: {C} product.
produko:: {C} productie.
produko-kura:: {C} overproductie.
produko-tāx:: {C} (afk= P.T.) "productiebelasting" (indirecte belasting op buitenlandse en luxe goederen; in feite een extra hoog btw-tarief); .
produsennt:: {C} producent.
produsere:: |..’je| {K} produceren.
produsere-c’rtiros:: {C} productie-assistentie (TV/film).
proe::
Proeca-Kents:: {G} (voormalige Erg commune; gemeente Mūninū); .
Proeft:: {G} (waterval in de Qulboech; gemeenten Lankos en Trofy); .
prófa:: {C} kramp.
profaniy:: {I} (RK) wereldlijk, werelds (niet geestelijk/kerkelijk).
Prōfet:: {F}.
profetise:: {I} profetisch.
profett:: {C} profeet.
prōfie:: {Krs} vermorzelen.
profilā:: {C} profiel.
prōfios:: {C} vermorzeling.
prognoses:: {mv/rsmv} »prognoss.
prognoss:: {C; mv/rsmv= prognoses} prognose.
progrām:: {C} (alg) programma; lelperrelira ef ~: aanmerkelijk; ef lelperre ef ~: het belangrijkste zijn; het voornaamste zijn; (spr) het gaat om, er is sprake van; mip tem quista storāsa ef gertiy lelperre ef ~: van deze [goede] verhalen is het uwe het beste; bō mindefit oto lelperre ef ~ furt gress: die rode auto vind ik het mooist, trekt mij het meest aan; ef plitos lelperre kerru kusami ef ~: ook hier komen overstromingen voor; quardere gress Bōrā ur Kussik, tur Bōrā lelperre ef ~: ik zal in ieder geval naar Bōrā gaan, en [misschien] ook nog naar Kussik; mittof mefrā lelperre kost ~: ik ben deze mening toegedaan; do lelperre ef ~ frópj’ liftkar gorbasz: hij is gespecialiseerd in oude postzegels; (spr) eft taobléskros lelperrāt ef ~: er moet sprake van een misverstand zijn (een misverstand in het spel zijn).
progrām-linnos:: {C} strijdvraag.
progreseff:: {I} progressief, vooruitstrevend.
projecc:: {C} project.
Proj’tee:: {N} (betonfabriek bij Holare); .
proklamao:: {C} proclamatie.
Prokojev:: {F}.
prokreao:: {C} voortplanting.
prokreere:: |..’je| {U} [zich] voortplanten.
prola:: {I} (alg) stekend, brandend, schraal; (peper) heet.
prolakuše:: {C} [grote] brandnetel (L. Urtica dioica); belt ~: kleine brandnetel (L. U- urens).
prolakuše-larder:: {C} kleine vos (vlinder) (L. Aglais urticae).
prōlaqut:: {I} naļef, kinderlijk.
prola-sel:: {C} netelcel.
proletarāt:: {C} proletariaat.
prologiy:: {C} voorspel, proloog (toneel).
prōlt:: {C} gecastreerde reu of kater.
prōltōt:: {I} (alg) louter, onvervalst, rein, onbedorven, onbevlekt; (paard) volbloed.
prōltōte:: {K} louteren.
prōltōter:: {C} volbloed paard.
prōltōtiy:: {C} origineel (geen kopie).
promil:: {C} (afk= /rmp of ) promille; 3/rmp = 3.
promirret:: {C} wandeling.
promise::
promisos:: {A} belofte; kost ~!: ik beloof het!.
Promiy:: {F/J/M}.
Promiy Mimpits:: {N} (uitgeverij in Milbo); .
promoo:: {C} promotie.
Promoo ur demoo:: {N} (tijdschriftartikel); .
Prōnaka:: {F}.
Pronominalization in Spocanian:: {N} (tijdschriftartikel); .
pronomiy-e:: {C} pronominale e (sx e waarop een Spok infinitief eindigt; tevens de woordenboekvorm ve ww; in oude/gekalligrafeerde teksten soms wel als een "lange e" () geschreven: finne = begin, en finn = beginnen).
pronunsere:: |..’je| {K} uitspreken (taal).
pronunset:: {C} uitspraak (taal).
proos:: {C} schep (hoeveelheid zand ed op de spade).
prōp:: {S} pleister (op muur).
propagandā:: {C} propaganda.
Propagandā-buro rifo Chalfe-kūra:: {N} (afk= PCK) "Propagandabureau voor Kunstnijverheid" (in Amahagge); .
propagere:: |..’je| {K} propageren.
prōpe:: {K} pleisteren (v muur).
prōpen:: {Iid} bevoegd||onbevoegd; ~ āfry ef lacs: bevoegd; ef lacs-~ stat: het bevoegde gezag; ~ š’m/ām ef lacs = ~ fes š’r hents: onbevoegd.
prōpene:: {Uid} bevoegd zijn||onbevoegd zijn; ef ~ quāf: bevoegd zijn; ef ~ ’rts: onbevoegd zijn.
prōpnere:: {K} ~ flj ón rst: iets voorleggen aan iemand; beri ~ (afk= b/pr): ondermeer; (vaak als bijstelling na een komma) do ef kles moje, beri ~: hij heeft ondermeer het gras gemaaid.
prōpos:: {C} pleisterwerk.
prōrgy:: {S} rijst; (tussen 1750 en 1850 wettelijk verboden in Spok vanwege de "religieuze besmetting" v dit voedsel; prōrgy is een verbastering v Eng porridge); ; (DOM 36).
Prōrgy-elkianos:: {A} "Rijstverbod" (periode dat het wettelijk verboden was om rijst te eten: 1750-1850); ; (DOM 36).
prōrgy-molarriy:: {S} rijstebrij.
prósa:: {Iid} handelbaar||onhandelbaar; eft ~ 'jan fes ef c’rlōfs: een handelbare jongen; eft ~ dreutos lef gōrōgent: een handelbare machine; ef 'jan/dreutos c’rupjōce ef ~ blaffosz: de jongen/machine is handelbaar; eft ~ 'jan š’m/ām c’rlōfs: een onhandelbare jongen; eft ~ dreutos lef eft koffon kelde-vro'egios: een onhandelbare machine; ef 'jan/dreutos zefāne ef ~ blaffosz: de jongen/machine is onhandelbaar; dena cōmputer zefāne ~ luft gress: met deze computer kan ik niet omgaan.
Proscience:: {N} (uitgeverij in Sinto-Colostiy); .
prosecutere:: |..’je| {K} vervolgen (gerechtelijk).
prosecuteros:: {A} gerechtelijke vervolging.
prosed’r:: {C} procedure.
prosent:: {C} (afk= /rp of %) procent; 3/rp = 3%; 3 prosent: 3 procent (3%); 3 prosents: 3 procenttekens (%%%).
prosent-ifrō:: {C} percentage.
proseo:: {C} processie.
prósiy:: {Iid} lankmoedig||ongeduldig; ~ lo Pelres: lankmoedig; do qu’e lef ~n lirdes: hij wacht lankmoedig; tildā ~: ongeduldig; do qu’e lef ~n fences: hij wacht ongeduldig.
prosōc:: {I} aarde/grond bevattende; van aarde gemaakt; ef kvālo nert melde ~: er zit geen aarde in de bloempot.
proōc:: {C} inkeping, insnijding.
prosōciy:: {C} aardkluit.
Prōsper:: {J} Prosper.
prōsunte:: {U} kuren, therapie volgen; do ~ den nert uokke: hij volgt een antirook-therapie, een therapie om van het roken af te komen.
prōsuntik:: {C} kuurbad; Spok "sauna" (met hete stoom, modderbaden, massage ed; vooral in Lammafin en omgeving).
prōsuntos:: {C} kuur, therapie.
prosy:: {S} proza.
prosyne:: {I} wat betreft proza, proza.
prōt:: {C} (klein zoetwatervisje dat krom trekt en lila kleurt bij het bakken; verwant aan de elrits; wordt gevangen in diepe stilstaande wateren, zoals de grote bergmeren) (L. Protervus protervus); mesā ~: elrits (L. Phoxinus phoxinus).
prōta:: {C} kater, kat (mnl; niet gecastreerd).
protekonesmiy:: protectionisme {C}.
protekte:: {K} (arch/poe) beschermen (vrnl v personen tegen het kwaad); ~ āst flj: beschermen tegen iets.
protese:: {C} prothese.
protestao:: {C} protest; gāā ~: uit protest.
protestere:: |..’je| {U} protesteren; ~ ūqu: protesteren tegen.
protestere-xlāt:: {C} protestmars.
proteynn:: {S} proteļne, eiwit[ten].
prototyp:: {C} prototype.
Protsjefsky:: {F}.
prō'uta:: {C} drama, droevig gebeuren; (= »prōu + »uta 1).
prove:: {K} uitwijzen, aantonen (vrnl wetenschappelijk).
Provence:: (= Provense) |..ense| {G} de Provence (in Zuid-Frankrijk).
Provense:: {G} »Provence.
provokao:: {C} provocatie.
provosere:: |..’je| {U} provoceren.
provvene:: {C} provincie, gewest, landstreek (vrnl in Romeinse rijk en Nederland; nooit in Spok).
prōx:: {I} nietig, klein, onbeduidend; »moris.
prōxer:: {C} schijntje, klein beetje.
prr:: {afk} »pontarr.
Prtōccį:: {F} (Gar).
pru:: {S} erts.
pruc:: {wst} »prucre.
prucc:: {gst} »prucre.
prucce:: {K} plukken (fruit).
pruccos:: {C} pluk, het plukken.
prucra:: {C} aanhef (v brief).
prucrarolija:: {C} voorwoord, voorrede.
prucre:: {K; gst= prucc; wst= pruc} inleiden, introduceren.
prucros:: {A} inleiding, introductie.
prūše:: {U} (dl= Noord-Ales) op je hoofd krabben.
prūdūre:: {U} praten met bibberende stem.
prufa:: {C} proef; blūmtiy ~: voorproef.
prufatiy:: {I} op proef; proefondervindelijk; ef poire ~: proefdraaien (intrans).
prūgt:: {C} (stenen zuil met bol of schijf en dwarsarmen, een driedimensionale »crana (); geplaatst naast of op een »lemnās; .
prūla:: {C} bezem.
prūlazorā:: {C} bezemsteel.
prule:: {K} aangapen.
pruliy:: {I} lijdelijk.
Prummiy-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Tona a/e Grāt); .
Prummiy-mōjōl:: {N} »Mōjōl rifo Prummiy.
Prummiy-tof:: {C} (wiekklimwedstrijden bij de »molen v Prummiy, 1e week v juli); ; (DOM 171).
prunolac:: {C} ertswagon.
Prūnt:: {F}.
prūpe:: {U} hobbelen (v wagen, kar).
prūpp:: {I} hobbelig.
Prus::
Prusana:: {Cef} Pruisische vrouw.
Prusann:: {Cef} Pruis.
prusatare:: {Krs} uitbannen.
prusataros:: {A} uitbanning.
prusate:: {Krs} verbannen.
prusatos:: {A} verbanning.
Prushelfer:: {J}.
Prushelfer Nent:: {F}.
prusot:: {C} rivier.
prusot-blof:: {C} nijlpaard (L. Hippopotamus amphibius); eft ~ fes mariane-tull: een rare vertoning.
prusot-grūmiyl:: {C} watervleermuis (L. Myotis daubentonii).
Prusot-klarb’r:: {N} (camping; gemeente Meaue); .
Prusotkolini:: {G} (dorp; gemeente Tuūn).
prusot-leé-gart:: {C} kleine leeuwenbek (L. Linaria minor).
prusot-lōbāsl’g:: {C} rivierprik (vis) (L. Lampetra fluviatilis).
Prusot-oftian:: {W} (stadswijk in Hirdo); .
prusotót:: {I} vol rivieren, rivierenrijk.
Prusot-pafos:: {N} "Riviergeruis" (Bergparel-hotel in Sinto-Jānpyt (Xā ja ef Prusots)); .
prusot-perlemit:: {C} rivierparelmossel (L. Margaritifera margaritifera).
Prusotpōnt::
Prusot-quankas fes Spooksoliy:: {N} (tijdschriftartikel); .
Prusot-rivo:: {N} "Rivieroever" (Bergparel-hotel in Granō); .
prusot-veronica:: {C/S} blauwe water-ereprijs (L. Veronica anagallis aquatica).
Prusot-wuma-plākom’:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente eftaliy); .
Prusot-zerfos:: {N} "Rivierzicht" (idyllisch gelegen restaurantje in het dorp Klea-Doecha; gemeente Tejho-Klea); .
prussa:: {IIef} Pruisisch (bv).
Prussa:: {G} Pruisen.
Prussa-asitt:: {S} blauwzuurgas.
prūste:: {E} schallen.
prūstos:: {C} geschal.
Prūts:: {M}.
Prwańg:: {F} (Gar).
Prwįńg:: {F} (Gar).
Prwańgar:: {F} (Gar).
Prwenfyńgatsj:: |Spok: prenfyngatts| {G} (dorp; gemeente Garos).
Prybilynn:: {N} (antibioticum, gemaakt door Kārtuom); .
prye:: {K} ~ flj ón rst: iemand verzoeken om iets.
pr’fše:: {K} drijven; drang uitoefenen; gress nert pr’ftecū: ik kan er niets aan doen.
pr’fšos:: {A} drang.
pryfé:: {I} privé, particulier (bv).
pryk:: {C} ambt.
prykann:: {I} ambtshalve.
pryke:: {K} invallen voor, vervangen (iemand).
pryker:: {C} vervanger, invaller.
pryk-merater:: {C} ambtenaar.
prykos:: {C} vervanging, het invallen (v persoon).
pryk-sviba:: {C} diplomatenkoffer (plat koffertje voor documenten ed).
pryk-s’rt:: {C} standplaats (v ambt, baan).
pryl:: {C} rilling.
pryle:: {U} rillen.
prylos:: {C} geril, het rillen.
prylt:: {I} (persoon) gewond; akelig, naar; (schroef/veer) lam.
pryltaniā:: {Aef; rs= ..aniāt} leedvermaak.
pryltaniāt:: {rs} »pryltaniā.
prylter:: {C} gewonde.
pryltiy:: {A; mv=enk} narigheid.
pr’m:: {SC} verleiding.
pr’mafiy:: {C} verzoekschrift, schriftelijk verzoek.
pr’matjen:: {C} aanvrager (v paspoort ed).
pr’miy:: {I} verleidelijk.
pr’mos:: {C} aanvraag (v paspoort ed).
Pr’nc:: {N} (station).
Pr’nc-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Girdes); .
prynt:: {C} stomp, duw.
prynte:: {K} stompen.
pryos:: {A} verzoek, aanvraag.
Pr’r:: {F}.
Pr’r, Godez & Dōlty:: {N} (architectenbureau in Amahagge); .
Pryske:: {M}.
pryst:: {C} (RK) priester.
Pryst-plākom’:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Plafotō); .
Pryst ur Nuna:: {N} (naam v steenkolenmijn; gemeente Plafotō); .
pr’tt:: {vdw} »pr’me.
prytusto:: {C} karwei, klus.
pry’lle:: {K} verklaren, toelichten, uitleggen.
pry’llen:: {I} verklaarbaar.
pry’ll'kurre:: {I} nert ~: ongegrond.
pry’llos:: {C} toelichting, verklaring, uitleg; ef paine eft ~: een verklaring afleggen.
pr’za:: {PXimpr.add > add} met koninklijke allure; »pr’za-.
pr’zafillus:: {I} majestueus; (= »pr’za + »purfillus).
pr’zamiriy:: {I} statig (eig: "met een koninklijk kapsel").
pr’zavlānša:: {I} onschendbaar (v vorst ed).
Psā:: {afk} »Psālms.
psālm:: {C} psalm.
Psālms:: {N} (afk= Psā) (bijbel) Psalmen.
psanur:: {I} ongrijpbaar.
psermt:: {I} schril, schel (geluid); schril (v kleur of kleurencombinatie).
psétlacare::
psétlacaros::
psétlace:: {E} zich aftekenen.
psétlacišāf:: {C} slagschaduw.
psétlacos:: {C} aftekening.
Pstifjįtj:: {F} (Gar).
psygiatriy:: {C} psychiater.
psygiatros:: {C} psychiatrie.
psygise:: {I} psychisch.
psygolōche:: {C} psycholoog.
psygologise:: {I} psychologisch.
psygolōiy:: {C} psychologie.
PT:: {afk} »pōnt.
P.T.:: {afk} »produko-tāx.
PTT:: {afk} (= »pōst, »telegrafos, »telefonos); .
pu:: {I} onberekenbaar.
pūiy:: {PX/SX.gst > add} niet in staat tot; die niet ... kan (terwijl men dat wel zou verwachten); (bijv) ef pūwoclaxiy oto: de auto die niet toeteren kan (omdat de toeter kapot is); ef pūzōliyn vogilys: de vogels die niet vliegen kunnen (bijv omdat ze verlamde vleugels hebben); ef pūufiriy pitter: de fiets die niet rijden kan (omdat de band lek is); do melde pūstintiy = do pūstintiyte: hij kan niet schrijven (bijv omdat hij zijn arm gebroken heeft); (vgl) do nert stintecū: hij kan niet schrijven (omdat hij het nooit geleerd heeft); (pūiy geeft een GEBREK aan: de volgende voorbeelden zijn dus niet correct:) ef pūzōliy efanty: het kind dat niet vliegen kan; ef pūwoclaxiy pitter: de fiets die niet toeteren kan; »pū-.
pūiyte:: {U} (geverbaliseerde vorm v pūiy) (bijv) Elsa pūnutiyte: Elsa is doof; »pūiy; »pūnutiy.
pūa:: {vdw} »ūae.
puare:: {U} onwel worden, niet goed [gaan] voelen.
Publications of the Department of General Linguistics:: {N} (onregelmatig verschijnende publicatie vd Staatsuniversiteit van Amahagge); .
publikao:: {C} publicatie.
publisere:: |..’je|
publisere-hor:: {C} (afk= PH) publicatienummer (tot 1989 moesten alle boeken en periodieken in Spok voorzien zijn ve publicatienummer; vanaf 1989 wordt het internationale ISBN gebruikt); .
publiseros:: {C} publicatie, het publiceren; (ihb) aangifte (bij de politie).
publisitiy:: {C} publiciteit.
publiyc::
Publiyc Prosecutere-buro:: {N} (afk= PPB) (vgl Openbaar Ministerie; in Xea); .
PUC:: {afk} »Plafotō Usienc Cōmpanšo.
pucc:: {C} puist, pukkel.
pucc-mindamissis:: {C} vliegenzwam (L. Amanita muscaria).
pucc-mitramissis:: {C} panteramaniet (L. Amanita pantherina).
pūchaquintiy:: {I} stom (niet kunnende spreken).
pue:: {U} invallen (kou, vorst); ef ~ rifonn: opdoemen uit (het donker ed).
puenge:: {vdw} »uenge.
Pūfegjiy:: {F}.
pugnatiy:: {I} strijdvaardig (fig).
pūl:: {I} stom, dom, bot.
pūla:: {C} opstootje, relletje, straatruzie; ef tesemre ~s: rel schoppen.
pūla-baer:: {C} relschopper.
Pūldiy-agens:: {Gmv} (landbouwgebied; gemeente Toleo); .
pūle:: {U} stom zijn, bot zijn (persoon).
Pūlf:: {F}.
pūliy:: {A; mv=enk} botheid, stomheid.
Pull:: {F}.
pūlleve:: {U} ~ [beri/den]: te dom/stom zijn; do ~ beri terde tukst ten: hij is te dom om voor de duvel te dansen.
Pūlo:: {F}.
Pūlpoem-ses:: {G} (meer, verbreed gedeelte vd Trendon als deze door Zuid-Hirdo stroomt); .
pulter:: {gst} »pultre.
pultre:: {U; gst= pulter} bulderen.
pultros:: {C} gebulder.
pumās:: {S} puimsteen.
pumāsiy:: {C} stuk puimsteen.
pūn:: {C} blakker ~: sneeuwbes (struik) (L. Symphoricarpos albus).
punch:: |pune| {S} punch.
pune:: {K} inkrimpen (lett); inklinken (v grond).
Punn:: {G} (riviertje van Az’-gebergte naar de Plafotō); .
punos:: {C} inkrimping (lett); inklinking (v grond).
pūnutiy:: {I} doof (gezien als gebrek).
pūnyre:: {K} [be]straffen.
pūnyros:: {C} straf, sanctie.
puos:: {C} (alg) het opdoemen; (v kou, vorst) het invallen; (lett) botsing.
pūp:: {C} jonge kat; jonge haas; jong konijn.
pupilā:: {C} pupil (oog).
pūpp:: (= pūppe) {C} (dl= Zverosta) papa.
pūppe:: {C} »pūpp.
Pura:: {F}.
Purāsh:: {F}.
puresmiy:: {C} purisme.
Pūrf:: {F}.
purfa:: {C} nadruk, accent.
Purfāliy:: {F}.
purfatiy:: {I} nadrukkelijk, pregnant.
purfil:: {I} geprononceerd.
purfille:: {K} betonen, nadruk leggen op; (fig) onderstrepen.
purfillos:: {A} het betonen, het nadruk leggen.
purfillus:: {I} ontzettend, verschrikkelijk, afgrijselijk; eft ~ sért: een verschrikkelijk huis (onaangenaam om in te wonen en/of slecht onderhouden); eft ~ hordā sért: een verschrikkelijk mooi huis (heel erg mooi).
purgatorym:: {C} vagevuur.
Puriy:: {F/M}.
Puriy-Gāp:: {G} (noordelijke tak vd Gāp bij de bron); .
Puriy-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Manes-Puriy); .
Puriy-ses:: {G} (meer in district Flāp); .
Puriyta:: {F/J/M}.
purper:: {I} purper.
purriyntān:: {Crs} fakkel; »ān.
Purriyntān:: {N} (lucifermerk); .
purt:: {I} laks.
pūrta:: {C} kramp.
purte:: {K} temperen, matigen.
pūrte:: {K} samenpersen.
purtos:: {A} tempering, matiging.
pūrtos:: {C} (alg) samenpersing; (ihb) verkeersopstopping.
pute:: {U} posten; op de uitkijk staan.
pute-agru:: {C} uitkijk[toren].
pute-putiy:: {C} uitkijkpost (met nadruk op uitkijken); »putiy.
Pūter:: {F}.
putos:: {C} het op de uitkijk staan.
putse:: {C} emmer.
putt:: {C}
puttare:: {K} hernemen, hervatten.
puttaros:: {A} herneming, hervatting.
putte:: {K; vdw= potter} nemen, pakken; afnemen (v speelkaart); eup ~ lilt ef treno: ze neemt vaak de trein; ef ~ flj na quista: iets voor lief nemen; ef ~ flj na X: iets houden voor X; do ~ ef na d’fo: hij houdt het voor gezien; »entre; »kostoh; »xārfanos.
putte-armt:: {K; vdw= potter-armt} aanvaarden (v aanbod); aanleren (v gewoonte).
putte-fes:: {K; vdw= potter-fes} innemen (v medicijn); opnemen (water in een spons ed); kirro perke beri ~ fit, den ...: het is voor ons even slikken, dat ....
putte-kaf:: {K; vdw= potter-kaf} inhaleren.
putte-kura:: {K; vdw= potter-kura} (lett) overnemen.
puttelira-mip:: {I} selectief.
putte-mip:: {K; vdw= potter-mip} selecteren, uitkiezen.
putte-ral:: {K; vdw= potter-ral} (fig) meetronen, meeslepen.
puttos:: {C} het nemen, het pakken.
puttos-armt:: {A} aanvaarding; het aanleren; tolerantie.
puttos-fes:: {C} het innemen (medicijn); opname (water in een spons ed).
puttos-kaf:: {C} inhalering.
puttos-kura:: {C} overname.
puttos-mip:: {C} selectie.
puttos-ral::
Putu:: {G} (stad in Munt).
Puty:: {G} (stad in Ziyp).
Pu’ff:: {J}.
puzjōce:: {vdw} »uzjōce.
pūzerfiy:: {I} blind (gezien als gebrek).
PV:: {afk} »preferere-vott.
pvāla:: {C} bobbeltje, knobbeltje; kleine verdikking.
pvāla-és:: {C; mv= ..-essa} onderkin.
pvāla-essa:: {mv} »pvāla-és.
pvālaliy:: {I} bobbelig.
pvāssa:: {C} (pop) onderkin; »pvāla-és.
pvente:: {K} snikkend/huilend zeggen of vertellen.
pvōmpe:: {U} stulpen, uitstulpen.
py:: {C; mv= piye; rsmv= pitt} ekster (L. Pica pica).
p’:: {!} hu! (uitroep v schrik).
pya:: {vdw} »yae.
p’je:: {vdw} »’je.
pyjel:: {C} (doorgaande horizontale balk die boven- of onderlangs een vensterpartij een onderdeel vh kozijn is; bep soort latei); »mennpyjel; »supyjel.
pyk:: {C} ra (mastdeel).
P’keseenās:: {G} (dorp; gemeente G’rō).
P’ksa-mōjōl:: {N} (houtzaagmolen aan de rivier Lajecō bij Aquell; gemeente G’rō); .
pyl:: {C} pijl; ef ~ses melde refāx: dat is het toppunt; dat doet de deur dicht.
Pyla:: {J}.
pyl-kles:: {S} »kroff-kles.
Pylmā-wuma:: {G} (bos; gemeente Keranōs-s’rt; arkdomenn Hogorit Keranōs); .
pylo:: {S} grind.
pylo-mirra:: {C} grindweg.
pylót:: {I} grindachtig, vol grind.
pylx:: {C} tol (speelgoed).
pylxe:: {U} [rond]tollen.
pylxmerre:: {U} tollen (met een tol spelen).
P’nih:: {F}.
p’nvertse:: {I} troosteloos.
pypa:: {C} pijp (om te roken).
Pypjāna-fōresta:: {G} (bos; gemeente Aāstiy); .
pyppe:: {I} uitgelaten, zeer vrolijk.
pyqule:: {U} verweren, langzaam wegteren.
pyquliy:: {I} verweerd.
pyqulos:: {C} verwering, wegtering.
pyr:: {C} pier (in zee).
Pyra:: {J}.
Pyraeus:: |pyreus| {F}.
pyrāfiy:: {C} (ontmoetings/bezinningsruimte in Erg kerk; voor persoonlijke gesprekken, meditatie ed).
pyrao:: {C} (alg) rivierkreeft (L. Astacus astacus); (ihb) Spok rivierkreeft (L. Astacus occidentalis).
p’re:: {U} ~ [beri/den]: gek/raar zijn; gress ~ beri paine ef: ik ben daar gek om dat te doen; ik denk er niet aan om dat te doen.
p’r-holfe:: {C} [fes] ~ ten: in de tweede helft van deze eeuw.
pyritiy:: {S} pyriet.
p’riy:: {I} eeuwig.
p’rkar:: {I} eeuwenoud (= »p’r + »liftkar).
Pyrnees:: {Gmv} de Pyreneeėn.
pyrotiye:: {K} wagen; risico nemen.
pyrotiyer:: {C} waaghals.
pyrotiyos:: {A} risico.
p’rpip:: {III} [gedurende] de gehele eeuw.
Pyrrah:: {F}.
p’rsért:: {C} gesticht, gekkenhuis.
p’rsot:: {I} eeuwenlang.
p’r-tiyn:: {C} eeuwigheid.
P’sell:: {F/M}.
p’t:: {C} pot (meestal met deksel).
Pyt:: {J} Piet.
P’t:: {G} (dorp; gemeente Clatō).
Pytaler:: {F}.
Pyter:: {J} Pieter.
p’tmust:: {C} klomp (houten schoen).
pytoy:: {I} hels (kabaal).
pytutū:: {C} beer (mnl/ntr); miterus ~: bruine beer (L. Ursus arctos).
Pytt:: {J} Piet.
Pyttyt:: {N} »Sinto-Pyter-cātedralo.
p’zjale:: {vdw} »’zjale.
pyzō:: {C} kleinkind.
pyzōiy:: {I} losbandig; buitensporig; ongeregeld.
PZ:: {afk} »pazzotel.
© (2000) De Twee Hanen v.o.f. Kimswerd The Netherlands
DICTIO